Handhaving door de Veiligheidsregio’s Onderzoeksrapportage
Naam: Ilona Aars Datum en plaats: 16 juni 2014, Hoogvliet Namen begeleiders: Dhr. W.L. Reurink en Mevr. I. Vaane Opleiding en school: Integrale Veiligheidskunde, Hogeschool Utrecht
Inhoudsopgave 0. Samenvatting....................................................................................................................................... 3 0.1 Leeswijzer .......................................................................................................................................... 5 1.1 Probleemschets ................................................................................................................................. 6 1.1.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 6 1.1.2 Aanleiding tot onderzoek ............................................................................................................... 9 1.2 Doelstelling van het onderzoek ....................................................................................................... 12 1.3 Onderzoeksvraag ............................................................................................................................. 12 1.4 Operationalisering ........................................................................................................................... 13 1.4.1. Conceptueel model ..................................................................................................................... 13 1.4.2. Definiëring van onderzoeksbegrippen ........................................................................................ 14 1.4.3. Meetbaar maken van onderzoeksbegrippen .............................................................................. 15 1.4.4. Theoretische verkenning ............................................................................................................. 19 1.5 Onderzoeksopzet............................................................................................................................. 21 1.5.1 Soort onderzoek ........................................................................................................................... 21 1.5.2 Onderzoeksmethoden .................................................................................................................. 21 2.0 Onderzoeksresultaten ..................................................................................................................... 22 2.1 Inleiding ........................................................................................................................................... 22 2.2 Resultaten deelvraag 1 .................................................................................................................... 24 2.3 Resultaten deelvraag 2 .................................................................................................................... 26 2.4 Resultaten deelvraag 3 .................................................................................................................... 27 2.5 Resultaten deelvraag 4 .................................................................................................................... 29 2.6 Resultaten deelvraag 5 .................................................................................................................... 31 2.7 Resultaten deelvraag 6 .................................................................................................................... 33 3. Conclusies .......................................................................................................................................... 34 4. Aanbevelingen ................................................................................................................................... 35 5. Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 36 Bijlage 1: Lijst met geïnterviewden ....................................................................................................... 37 Bijlage 2: Interviews .............................................................................................................................. 38
2/79
0. Samenvatting De toezichthouder van de veiligheidsregio, voorheen de brandweer, was tot voor kort meer een adviseur, die meedacht met de Brzo-bedrijven, dan dat deze een handhaver was. In de afgelopen jaren heeft daarin wel een verschuiving plaatsgevonden naar een meer handhavende organisatie. Dit komt mede door druk vanuit het Rijk. De komende jaren moet hierin nog verder een verschuiving plaatsvinden. Hier moet voor worden opgepast, omdat handhaven geen doel is, maar een middel om een bepaald doel te bereiken. Over het algemeen gaat het om bedrijven die hun eigen verantwoordelijkheid nemen en vaak beter in beweging te krijgen zijn met zachtere vormen van handhaving; namelijk het gesprek aangaan en duidelijk aangeven wat de kaders zijn. Er wordt gestreefd naar hetzelfde doel als de gesprekspartners bij bedrijven. Er moet alleen meer gehandhaafd worden als het doel niet wordt bereikt, aldus Dhr. N. Gret, Brzo-coördinator samenwerkingsverband - Regio Noord-West. De hoofdvraag voor het onderzoek luidt als volgt: Op welke manier wordt er door de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s invulling gegeven aan de handhavende bevoegdheden die in het Wvr en het Brzo zijn opgenomen? Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is geweest om een landelijk beeld te vormen hoe er door de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s invulling wordt gegeven aan handhaving bij de Brzo-bedrijven, ook zal er duidelijkheid verschaft worden ten aanzien van eventuele knelpunten en de verschillen en overeenkomsten tussen de samenwerkingsverbanden. Handhavende bevoegdheden Bij alle zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er nog niet zoveel gebruik gemaakt wordt van de handhavende bevoegdheden die zij hebben. De reden hiervoor is dat er niet gehandhaafd kon worden op geconstateerde overtredingen en zijn daarom ook vaak opgepakt door het BgWabo en Iszw. Ook blijkt dat het vaak voldoende is om een waarschuwingsbrief en een voornemen tot last onder dwangsom te sturen om de overtredingen op te heffen. Bij een ieder van de ondervraagden is bekend wat de handhavende bevoegdheden van de Veiligheidsregio’s zijn, namelijk Wvr. Art. 31 en Art. 48 en er worden een aantal artikelen uit het Brzo genoemd. Handhaving in het verleden Bij alle zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er wel een verschil is in handhaving ten opzichte van 2010. Zo hebben alle samenwerkingsverbanden een handhavingsbeleid geïmplementeerd, wat in de toekomst een landelijk handhavingsbeleid wordt. Onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden Bij een aantal van de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving op Wvr. Art. 48 en de Algemene Bepalingen van Wvr. Art. 31 zijn onduidelijk. Dit komt, omdat deze globaal zijn. Ook zijn er een aantal geïnterviewden die aangeven dat er geen onduidelijkheden zijn, opmerkelijk is dat hierin verschillen zijn. Deze onduidelijkheden komen voort uit onbekendheid en onervarenheid en kunnen worden weggenomen door waar nodig, handhaving in te zetten en kennis te delen met andere Veiligheidsregio’s. Verder blijken er onduidelijkheden te zijn tussen de koppeling van het Brzo en de Wvr.
3/79
Kennis- en informatie uitwisseling Bij de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er intern en extern veel overleggen plaatsvinden over planning en uitvoeren van inspecties. Bij een aantal samenwerkingsverbanden worden er inspecties bij andere Veiligheidsregio’s binnen het samenwerkingsverband uitgevoerd en wordt er collegiale toetsing toegepast bij de inspectierapporten. Hierdoor komt er een bredere kennis en meer overzicht binnen het samenwerkingsverband. Kennisopbouw vindt ook plaats door deze kennis met elkaar te delen. Dit kan op collegiaal niveau, maar ook op landelijk niveau. Meer bevoegdheden om te handhaven Bij de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er behoefte is aan meer bevoegdheden om te handhaven. Zo wordt met regelmaat Brzo Art. 5 en brandweer gerelateerde onderwerpen genoemd. Ook wordt aangegeven dat de bevoegdheden om te handhaven beperkt zijn voor de Veiligheidsregio’s. Verder zien de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s geen meerwaarde om boa’s aan te stellen. Gezegd wordt dat bestuursrechtelijke handhaving voldoende is om te handhaven. Strafrechtelijke handhaving op Wvr. Art. 48 is een te zware stap op informatievoorziening, het is beter toe te passen als er meer bevoegdheden komen om te handhaven. Ook is het zo dat er een aantal inspectiepartners opgeleid zijn tot boa, zij zouden dan eventueel de strafrechtelijke handhaving op kunnen pakken. En als er besloten wordt om boa’s aan te stellen dan heeft het de voorkeur om maar een aantal mensen binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s aan te stellen of zelfs een landelijk opsporingsteam. Verder wordt nog gezegd dat de Wvr en het Brzo vol staat met zaken die strafrechtelijk aangepakt kunnen worden, als dit van toepassing is het ook moet gebeuren door middel van aangifte doen. Het landelijke handhavingsbeleid Bij de zes samenwerkingsverbanden van Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat iedereen van de ondervraagden op de hoogte is van het landelijke handhavingsbeleid. Het beleid wordt ook binnen elk samenwerkingsverband geïmplementeerd zodra het landelijk is vastgesteld. Voordat het werkelijk wordt gebruikt kan nog even duren, omdat het door alle besturen van de Veiligheidsregio’s moet worden vastgesteld.
4/79
0.1 Leeswijzer Deze onderzoeksrapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1.1 is de probleemschets omschreven, met daarin informatie over de Veiligheidsregio’s en het Brzo en wordt er toegespitst op de Veiligheidsregio als handhavende organisatie en wordt de opdracht en de kaders daarvan omschreven. In hoofdstuk 1.2 wordt de doelstelling van het onderzoek omschreven. In hoofdstuk 1.3 worden de hoofd- en deelvragen van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk 1.4 wordt de operationalisering omschreven met daarbij het conceptueel model en worden de belangrijke onderzoeksbegrippen gedefinieerd en meetbaar gemaakt, de begrippen handhaving en toezicht worden omschreven en wordt informatie gegeven over de Wvr, de VBS-elementen en er wordt informatie gegeven over bestuursrechtelijke handhaving. Verderop in dit hoofdstuk wordt de theoretische verkenning uitgelegd met de begrippen toezicht, handhaving en sancties. In hoofdstuk 1.5 wordt de onderzoeksopzet omschreven en wordt het soort onderzoek en de onderzoeksmethoden verder uitgewerkt. In hoofdstuk 2 worden de onderzoeksresultaten omschreven, in eerste instantie wordt er een inleiding gegeven waarop volgend de deelvragen met de bijbehorende antwoorden. In hoofdstuk 3 worden de conclusies omschreven van het onderzoek en in hoofdstuk 4 de aanbevelingen. In hoofdstuk 5 is de literatuurlijst gemaakt met de gebruikte bronnen. Tot slot volgen de bijlagen, in bijlage 1 is een lijst van mensen die geïnterviewd zijn omschreven en in bijlage 2 zijn de interviews uitgewerkt.
5/79
1.1 Probleemschets In dit hoofdstuk wordt inleidende achtergrondinformatie gegeven en wordt de aanleiding tot het onderzoek duidelijk. Er wordt beschreven over welk onderwerp het gaat, wat er precies aan de hand is, wat het probleem is en voor wie, en tot slot waarom het een probleem is en hoe het probleem gebaat is bij het uitvoeren van het onderzoek.
1.1.1 Inleiding Ter inleiding op het onderzoek wordt er eerst achtergrond informatie gegeven over de Veiligheidsregio’s. De Veiligheidsregio’s in Nederland is een samenwerkingsverband van verschillende besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampbestrijding, risico- en crisisbeheersing, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Nederland kent 25 Veiligheidsregio’s. De verdeling van de regio’s komt verderop in deze onderzoeksrapportage aan bod. Binnen de verschillende Veiligheidsregio’s wordt samengewerkt aan de volgende elementen: Bestuurlijke integratie: Hieronder wordt verstaan een verplichte bestuurlijke samenwerking tussen het hulpverleningsbestuur van de brandweer en de GHOR en het regionaal college van de politie om een gecoördineerde voorbereiding op gezamenlijk optreden in ramp- en crisissituaties te bevorderen; Gemeenschappelijke meldkamer: Hierbij gaat het om een steeds verder gaande samenwerking tussen de meldkamers voor brandweer, politie en ambulancediensten; Vorming regionaal veiligheidsbureau: Dit zal een bureau zijn dat is bedoeld om de ambtelijke ondersteuning van het bestuur en management van de Veiligheidsregio te organiseren. Bij de inrichting van de Veiligheidsregio's zijn de besturen van brandweer en GHOR samengevoegd tot een zogenaamd hulpverleningsbestuur. Het voornemen om de besturen van de brandweer en de GHOR te integreren, heeft het kabinet genomen in 2002. De integratie is inmiddels in alle regio's voltooid. De burgemeester behoudt het gezag en de bestuurlijke verantwoordelijkheid over de inzet van de brandweer en de GHOR. Het kabinet heeft wettelijk vastgesteld welke taken op regionaal niveau moeten worden uitgevoerd. Het gaat hier onder meer om multidisciplinaire taken die gericht zijn op de rampenbeheersing. Naast de huidige taken zullen de volgende taken in ieder geval bij het regionale hulpverleningsbestuur worden ondergebracht: Het verplicht adviseren van de gemeentebesturen voor welke objecten een rampbestrijdingsplan vastgesteld moet worden en over de inhoud van de rampbestrijdingsplannen; Het verzorgen van de ambtelijke ondersteuning voor het gezag van de burgemeester in geval van een calamiteit; Het met de politie inrichten en in stand houden van de gemeenschappelijke meldkamer.1
1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Veiligheidsregio
6/79
Nadat er informatie gegeven is over de Veiligheidsregio’s, wordt er nu overgegaan naar een afdeling binnen de Veiligheidsregio’s in Nederland. Onder de directie Risico- en Crisisbeheersing valt ook de afdeling Industriële Veiligheid, overigens kan deze afdeling bij de verschillende Veiligheidsregio’s anders heten of ingedeeld zijn. Bij bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden inspecties uitgevoerd en wordt er gekeken of zij voldoen aan de strenge veiligheidseisen. Deze gevaarlijke stoffen kunnen bij bedrijven zijn opgeslagen of zijn opgenomen in het proces. Dat kunnen giftige, ontvlambare of explosieve stoffen zijn. Het gevaar ontstaat als met die grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen iets misgaat. Verder worden de volgende taken verwacht van de overheid op basis van de door bedrijven aangeleverde informatie: Nagaan of zware ongevallen kunnen overslaan naar buurbedrijven (‘domino-effecten’); De aanvaardbaarheid van de risico's van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen beoordelen; De ruimtelijke ordening zo vormgeven dat de risico's voor de omgeving aanvaardbaar blijven; Voor Veiligheidsrapport (VR)-plichtige bedrijven en Wet Veiligheidsregio’s Art. 31 een rampbestrijdingsplan opstellen en deze oefenen met de hulpverleners. 2 Deze inspectie bij de zogenoemde Brzo-bedrijven worden uitgevoerd aan de hand van een inspectieteam. Het inspectieteam bestaat uit de volgende inspectiediensten: De Veiligheidsregio’s controleren de voorzieningen voor rampenbestrijding en zien toe op de naleving van de Wet Veiligheidsregio’s (Wvr), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Iszw) ziet toe op de naleving van de Wet Arbeidsomstandigheden (Arbo) en het Bevoegd gezag Wabo (BgWabo) ziet toe op de naleving van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) en beoordeelt het risico voor de directe omgeving van het bedrijf. Bij geconstateerde overtredingen kan er gehandhaafd worden door het betreffende inspectieteam. De betreffende bedrijven vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo’99). In Nederland vallen ongeveer 400 bedrijven onder deze regelgeving. Het zijn dan voornamelijk bedrijven met complexe chemische procesindustrie, raffinaderijen of opslagbedrijven. Dit zijn in Nederland de meest risicovolle bedrijven. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan voor andere bedrijven, zo worden zij verplicht om een uitgebreid veiligheidsmanagementsysteem te hebben. Het Brzo is de Nederlandse invulling van een Europese richtlijn, Seveso II. In het Brzo is de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding samengevoegd. Het doel van het Brzo is de kans op en de schade van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen bij risicovolle bedrijven zo klein mogelijk te maken. 34
2
http://www.infomil.nl/onderwerpen/hinder-gezondheid/veiligheid/brzo/ http://risicokaart.nl/informatie_over_risicos/ongeval_met_gevaarlijke_stoffen/brzo/ 4 http://www.latrb.nl/actueel-0/nieuwsberichten/nieuwsberichten/brandweer-adviseur/ 3
7/79
Binnen het Brzo wordt onderscheid gemaakt tussen twee categorieën: de ‘lichte’ en ‘zware’ categorieën bedrijven. Onder de ‘lichte’ categorieën worden de Preventie Beleid Zware Ongevallen (Pbzo)-plichtige bedrijven verstaan en onder de ‘zware’ categorieën worden de Veiligheidsrapport (VR)-plichtige bedrijven verstaan. Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van de in de vergunning verleende hoeveelheden gevaarlijke stoffen, welke zijn opgenomen in de tabellen met drempelwaarden uit bijlage I van het Brzo. De Pbzo-bedrijven moeten alle maatregelen treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. Zij moeten een Pbzo-document opstellen en voor de uitvoering en bepaling daarvan een Veiligheidsbeheerssyteem (VBS) opstellen, deze staat nader uitgewerkt in de onderzoeksrapportage. De VR- plichtige bedrijven moeten naast eerdergenoemde onderdelen ook een VR-rapport indienen. Hiermee wordt aangetoond dat de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen op orde zijn.5
6
5 6
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/brzo-0/besluit-risico-zware/ http://www.rli.nl/publicaties/2013/advies/veiligheid-bij-brzo-bedrijven-verantwoordelijkheid-en-daadkracht
8/79
1.1.2 Aanleiding tot onderzoek Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven hebben de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden om te handhaven bij geconstateerde overtredingen. Hierover zal deze onderzoeksrapportage gaan. De mogelijkheden van handhaving wordt verder uitgewerkt in de komende hoofdstukken. Binnen de organisatie van de Veiligheidsregio vindt een verschuiving plaats als het gaat om het houden van toezicht bij de Brzo-bedrijven. De brandweer is van oorsprong geen handhavende organisatie. Vroeger werden er nogal eens vrijblijvende adviezen verstrekt, nu is het professioneel toezicht en waar nodig wordt er handhaving ingezet. “Toezicht op een vriendelijke manier is echt voorbij. Bij een professioneel Brzo-toezicht, hoort een professioneel handhavingsbeleid”. Door deze verschuiving is het begrijpelijk dat er een nieuwe situatie aanbreekt voor de brandweer, waarmee eigenlijk weinig ervaring is. Uit het onderzoek van het LATrb (Landelijke Aanpak Toezicht risicovolle bedrijven) (sinds 1-1-2014 BRZO+) blijkt dan ook dat de brandweer nog een flinke stap moet zetten als het gaat om deskundigheid en professionaliteit. Er is een achterstand op de andere inspectiediensten BgWabo en Iszw, waarmee zij gezamenlijk een inspectieteam vormen. Na het geven van algemene informatie wordt er nu toegespitst op de opdracht zelf. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het Landelijk Expertise Centrum (LEC). Het LEC is een netwerkorganisatie tussen de verschillende regio’s en is opgericht in 2007. Het is een initiatief van het Centrum Industriële Veiligheid (CIV) en het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV). Het doel van het LEC is om te zorgen dat de uitvoering van de Brzo-taken van de brandweer op een hoger niveau worden gebracht.7 Dit gebeurt door bijvoorbeeld de invoering van het landelijke handhavingsbeleid. Hiermee wordt er door de Veiligheidsregio’s een uniforme manier van handhaving neergezet bij de Brzo-bedrijven. Het landelijke handhavingsbeleid moet nog vastgesteld worden door het bestuur van de Veiligheidsregio’s. Op dit moment wordt er door iedere Veiligheidsregio gehandhaafd vanuit een eigen handhavingsbeleid. Hierdoor is er landelijk gezien geen uniformiteit. Door de uitvoering van dit onderzoek wordt inzichtelijk hoe er landelijk gezien wordt omgegaan met handhaving door de Veiligheidsregio’s bij de Brzo-bedrijven en waar er eventuele knelpunten of onduidelijkheden zijn.8
9
7
http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/30/BrandweerBRZO.html http://www.latrb.nl/actueel-0/nieuwsberichten/nieuwsberichten/brandweer-adviseur/ 9 http://www.brandweermwb.nl/Bedrijven/Omgeving/Milieu/Besluit-risicos-zware-ongevallen-1999.aspx 8
9/79
Het onderzoek wordt uitgevoerd per samenwerkingsverband van de Brzo-Veiligheidsregio’s. De 25 Veiligheidsregio’s zijn onderling verdeeld in zes samenwerkingsverbanden, dit is een besluit van de raad van brandweercommandanten. De verdeling van de samenwerkingsverbanden ligt gelijk met de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD). Het doel van het samenwerkingsverband is dat er een betere samenwerking komt tussen de onderlinge Veiligheidsregio’s en een verhoging van de kwaliteit en uniformiteit. Per samenwerkingsverband is er een coördinator aangesteld op het gebied van de Brzo-taken. De coördinatoren worden betrokken bij dit onderzoek. Hiervoor gekozen is, omdat zij weten wat er in hun regio speelt en er op deze manier een goed landelijk beeld gevormd kan worden wat betreft handhaving door de Veiligheidsregio’s. Ook worden er een aantal inspecteurs betrokken bij het onderzoek, hiervoor is gekozen om inzichtelijk te maken wat precies de onduidelijkheden zijn en waar zij tegenaanlopen in hun dagelijkse werkzaamheden. Onderstaand een afbeelding waarop de verdeling van de samenwerkingsverbanden inzichtelijk is gemaakt. Op de volgende pagina staan de Veiligheidsregio’s en het betreffende samenwerkingsverband omschreven.
10
10
http://www.omgevingsweb.nl/rud/rud.aspx
10/79
Onderstaand een overzicht van de Veiligheidsregio’s en de verdeling in de zes samenwerkingsverbanden: Regio Noord: • Veiligheidsregio Groningen • Veiligheidsregio Friesland • Veiligheidsregio Drenthe Regio Noord-West: • Veiligheidsregio Utrecht • Veiligheidsregio Noord-Holland-Noord • Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland • Veiligheidsregio Kennemerland • Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland • Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek • Veiligheidsregio Flevoland Regio Oost: • Veiligheidsregio IJsselland • Veiligheidsregio Twente • Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland • Veiligheidsregio Gelderland-Midden • Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Regio Zuid-West: • Veiligheidsregio Haaglanden • Veiligheidsregio Hollands-Midden • Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond • Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid • Veiligheidsregio Zeeland Regio Brabant: • Veiligheidsregio Midden- en West Brabant • Veiligheidsregio Brabant-Noord • Veiligheidsregio Zuid-Oost Brabant Regio Limburg: • Veiligheidsregio Limburg-Noord • Veiligheidsregio Zuid-Limburg 11
11
http://www.omgevingsweb.nl/rud/rud.aspx
11/79
1.2 Doelstelling van het onderzoek In dit hoofdstuk wordt omschreven wat er met het onderzoek bereikt moet worden. Dit wordt gedaan aan de hand van een zin waarin wordt aangegeven welk inzicht of welke bijdrage nodig is om de kennis te vergroten, waarmee het probleem kan worden opgelost. Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om een landelijk beeld te vormen hoe er door de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s invulling wordt gegeven aan handhaving bij de Brzo-bedrijven, ook zal er duidelijkheid verschaft worden ten aanzien van eventuele knelpunten en de verschillen en overeenkomsten tussen de zes samenwerkingsverbanden.
1.3 Onderzoeksvraag In dit hoofdstuk wordt omschreven welke vragen er gesteld moeten worden om het onderzoeksdoel te bereiken. De hoofdvraag is algemeen en abstract. De deelvragen zijn concreter en bestrijken samen het bereik van de hoofdvraag.
De hoofdvraag voor het onderzoek is de volgende: Op welke manier wordt er door de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s invulling gegeven aan de handhavende bevoegdheden die in het Wvr en het Brzo zijn opgenomen? De deelvragen voor het onderzoek zijn de volgende: 1. Is er binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s bekend waarop zij mogen handhaven en wat hun bevoegdheden zijn en hoe wordt hier in de praktijk invulling aangegeven? 2. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s? 3. Zijn er binnen de zes samenwerkingsbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs en wat is de oorzaak hiervan? 4. Hoe wordt er binnen de afdeling met toezichthoudende bevoegden van de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? 5. Vinden de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s dat de Veiligheidsregio meer bevoegdheden moet krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? 6. Zijn de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s geïmplementeerd?
12/79
1.4 Operationalisering In dit hoofdstuk wordt een conceptueel model geschetst waarin de onderlinge relaties tussen de centrale onderzoeksbegrippen worden weergegeven. Het conceptueel model wordt toegelicht. De centrale begrippen uit het onderzoek worden gedefinieerd. Er wordt aangegeven wat je moet weten van de begrippen. De operationalisering wordt ondersteund met een theoretische verkenning. De relevante algemene onderzoeksliteratuur die hoort bij het onderwerp, de onderzoeksvraag en de centrale begrippen van het onderzoek. Ook wordt omschreven hoe het toegepast wordt in het onderzoek.
1.4.1. Conceptueel model Zoals al eerder vermeld in deze onderzoeksrapportage worden met het Brzo de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding samengevoegd. De samenwerking tussen de Veiligheidsregio, Iszw en BgWabo is daarom vereist. In het onderstaande figuur is de samenhang tussen de samenwerkende inspectiediensten en de Europese en de Nationale wet- en regelgeving weergegeven.
Bor: Besluit Omgevingsrecht Mor: Ministeriële regeling Omgevingsrecht Birzo: Besluit informatie inzake rampen en crisis RBP: Rampbestrijdingsplan 12
12
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/brzo-0/besluit-risicozware/
13/79
1.4.2. Definiëring van onderzoeksbegrippen Om verwarring over bepaalde begrippen te voorkomen worden de begrippen toezicht en handhaving afgebakend. In dit onderzoek luidt de definitie van de begrippen als volgt: Handhaving Dit begrip wordt door een ieder persoonlijk opgevat. Ook in de literatuur kan het op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Vaak wordt deze term gekoppeld aan juridische aspecten, maar in sommige gevallen kan het begrip ook ruimer worden opgevat en komen ook niet-juridische aspecten aan de orde. Om het begrip helder te omschrijven wordt er onderscheid gemaakt in de enge zin van handhaving en de ruime zin van handhaving. Onder enge handhaving wordt de harde juridische kern bedoeld: ‘Het door controle en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke sancties bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd’ Het gaat dan vooral om de naleving op toezicht, opsporing, sancties en juridische maatregelen. Onder ruime handhaving wordt bedoeld: ‘Het bewerkstelligen van de naleving van het bepaalde bij of krachtens wettelijk voorschrift’ Het gaat dan om de organisatie van handhaving, de samenwerking tussen de handhavingspartners, het gebruik van voorlichting en de mogelijkheden van zelfregulering (zorgsystemen, auditing, certificering). Als er gekeken wordt vanuit de enge handhaving zijn de laatstgenoemde begrippen, randvoorwaarden voor een succesvolle handhaving. In de onderzoeksrapportage wordt daarom de enge zin en de ruime zin van handhaving meegenomen. 13 Toezicht Onder toezicht wordt in dit onderzoek verstaan: ‘Controle op de naleving van de Wet Veiligheidsregio’s en het Brzo’. Dat wil zeggen het directe toezicht van de overheid op onder toezicht gestelde bedrijven en organisaties. Toezicht is het verzamelen van de informatie om te controleren of deze voldoet aan de gestelde wet- en regelgeving. Hierna moet een oordeel gevormd worden en zo nodig naar aanleiding daarvan kan er ingegrepen worden. Van Rossum (2005): “Toezicht omvat een breed scala aan activiteiten, vaak ook in voorlichtende en adviserende zin. Zo kan al in een vroeg stadium worden voorkomen dat een met de wet strijdige situatie ontstaat, of kan door middel van aansporingen of waarschuwingen worden bewerkstelligd dat regels alsnog worden nageleefd.” Als waarschuwingen onvoldoende effect teweeg brengen, wordt meestal gebruik gemaakt van handhavingsmiddelen.14 Toezichthouders worden aangesteld op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht Art. 5. Om bevoegd te zijn voor toezicht en eventueel bestuursrechtelijke handhaving moet de inspecteur zijn aangewezen als toezichthouder. Wanneer een inspecteur een overtreding constateert waarop deze niet kan handhaven vanwege beperkingen in de bevoegdheden, moet dit worden door gegeven aan de inspectiepartners. Wel moeten zij de overtreding zelf constateren, zodat zij alsnog daarop kunnen handhaven.15
13
Handhaving van bestuursrecht, Dr. Mr. E.J. de Valk Scriptie: De efficiëntie en effectiviteit van risicogestuurd toezicht, R. Berden & J.A. Meinster 15 http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/handhaving/bevoegdheden/ 14
14/79
1.4.3. Meetbaar maken van onderzoeksbegrippen Dit onderzoeksrapport moet duidelijkheid bieden ten aanzien van de manier waarop er door de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s invulling wordt gegeven aan handhaving. Onderstaand worden belangrijke begrippen uitgelegd die relevant zijn voor het onderzoek. Wet Veiligheidsregio’s De Wvr is op 1 oktober 2010 in werking getreden. Het doel van deze wet is het verbeteren van de basisbrandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Dit gebeurt door de brandweerzorg, de geneeskundige zorg, de bevolkingszorg, de politiezorg en de rampenbestrijding en crisisbeheersing op regionaal niveau samen te voegen. Hierdoor wordt het probleem dat veel gemeenten te klein zijn om een ramp of crisis te bestrijden weggenomen, ondanks dat veiligheid wel valt onder de lokale verantwoordelijkheid. Verder is er meer kans van slagen, doordat de eenheid, eenduidigheid en eenvoud in de aanpak wordt bereikt . De taken van de brandweer, de geneeskundige zorg, de bevolkingszorg en de politiezorg ten aanzien van rampenbestrijding en crisisbeheersing liggen bij een regionale organisatie, hiervoor heeft de Wvr een gemeenschappelijke regeling ingesteld. Tevens is in de Wvr opgenomen dat het regionale bestuur een coördinerende rol heeft bij de bestrijding van rampen en de beheersing van crisissen. De taak voor het bestuur is de afstemming tussen partners binnen en buiten de Veiligheidsregio’s te organiseren en te faciliteren. Met ingaan van de Wvr is de Brandweerwet uit 1985, De Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (Wet GHOR) en de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo) komen te vervallen. Deze wetten zijn namelijk opgenomen in de Wvr en regelden voor de Wvr de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de rampenbestrijding. 16 De Veiligheidsregio’s hebben handhavende bevoegdheden bij de Brzo bedrijven op grond van: Wvr. Art. 31: ‘Het bestuur van de Veiligheidsregio kan een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig.’ Daarmee samenhangend het Besluit Veiligheidsregio’s (Bvr) Hoofdstuk 7. Wvr. Art. 48: ‘Eenieder die beschikt over relevante veiligheidstechnische gegevens, verschaft het bestuur van de Veiligheidsregio de informatie die nodig is voor een adequate voorbereiding van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Dit geldt niet voor zover deze informatie reeds op grond van andere voorschriften is verschaft of kan worden verkregen’. Gekoppeld aan een aantal artikelen uit het Brzo. Dit geldt alleen voor de bedrijven die VRplichtig zijn. 17
16 17
http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/89/wet-veiligheidsregios-wvr.html Wet Veiligheidsregio’s Art. 31 en 48
15/79
VBS-elementen Binnen het Brzo wordt ook gesproken over de zogenaamde VBS-elementen. Deze staan genoemd in het Brzo Art. 5, lid 3, bijlage 2, a t/m h. Bij een inspectie worden ook deze elementen geïnspecteerd en getoetst. Het VBS staat voor veiligheidsbeheerssysteem. Het VBS bestaat uit zeven elementen en een onderdeel waarin de koppeling wordt beschreven tussen het algemene beheerssysteem, het veiligheidsbeheerssysteem en het preventiebeleid. Voor de aanduiding van de VBS-elementen wordt gebruik gemaakt van de wettelijke nummering en de wettelijke tekst. Zie onderstaande tabel. Wet en NIM
NIM
VBS a. Onderdelen van het algemene beheerssysteem VBS b. De organisatie en de werknemers VBS c. De identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico’s van zware ongevallen
P&O Personeel en Organisatie IG en BR Identificatie van de Gevaren en Beoordeling van de Risico’s
VBS d. Beheersing van de uitvoering
BU Beheersing van de Uitvoering
VBS e. De wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen VBS f. De planning voor noodsituaties
MOC Management of Change
VBS g. Toezicht op de prestaties VBS h. Audits en beoordeling A Uitvoeren van audits
TP Toezicht op de prestaties DB Directiebeoordeling
VN Voorbereiding op Noodsituaties
18
18
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/inspectie/nim-detail/theorie/item-120738/vbselementen/
16/79
Bestuursrechtelijke handhaving Zoals al eerder vermeld in deze onderzoeksrapportage zijn het BgWabo, de Iszw en de Veiligheidsregio de betrokken inspectiediensten bij een Brzo-inspectie. De inspecties worden meestal gezamenlijk uitgevoerd en uitgewerkt in een rapportage. De eventuele handhaving die uit de inspecties kan voortkomen, is voor de eigen verantwoordelijkheid van de betreffende inspectiedienst. De inspectiepartners maken, afhankelijk van de aard van de geconstateerde overtredingen en de handhavende bevoegdheden onderling een afspraak welke handhavingsmiddelen door wie worden ingezet. De verschillende inspectiepartners passen tijdens een inspectie in een Brzo-bedrijf elk een eigen handhavingsstrategie toe. Tijdens een inspectie worden bevindingen gedaan die leiden tot vier mogelijke conclusies: Er wordt vastgesteld dat de situatie voldoet. Er vinden geen vervolgactiviteiten plaats; De bevinding is niet zwaar genoeg om tot een overtreding te leiden. Het is in die situatie de verantwoordelijkheid van het bedrijf om verbeteracties uit te voeren; Er wordt vastgesteld dat de situatie niet voldoet en dit is te koppelen aan een wettelijke bepaling. De inspectiepartners maken onderling afspraken welke handhaving door wie wordt ingezet. De voornemens tot handhaving worden aan het bedrijf kenbaar gemaakt, met een termijn waarbinnen de overtreding moet zijn opgeheven. Na deze termijn vindt een her controle plaats uitgevoerd door de betreffende inspectiedienst welke een handhavingsactie heeft ingezet; Het is ook mogelijk dat enkele bevindingen die afzonderlijk niet zwaar genoeg zijn om tot een overtreding te leiden, gezamenlijk wijzen op een structureel tekort ten aanzien van een onderwerp of thema en zodoende een overtreding opleveren.19 Strafrechtelijke handhaving gebeurt alleen door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). Bij de Veiligheidsregio’s zijn de inspecteurs niet opgeleid tot boa. In dit geval is het verplicht om bij een misdrijf aangifte te doen bij een boa of bij de politie.20 Zij kunnen het strafrechtelijke traject dan verder oppakken. Inspecteurs van de Iszw zijn allen opgeleid tot boa en bij het BgWabo zijn ook boa’s in dienst.21 In geval van de Veiligheidsregio’s zou er een strafrechtelijk traject gestart kunnen worden op Wvr. Art. 48.22 In de Wet Veiligheidsregio’s staat geschreven dat overtredingen op Wvr. Art. 31 nooit als een misdrijf gekenmerkt kan worden, alleen als een overtreding.23
19
http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/handhaving/inspectie-brzo/ Handhavingsbeleid Rotterdam-Rijnmond 21 http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/handhaving/strafbaarstelling/ 22 Besluit Risico’s en Zware Ongevallen Art. 25 23 Wet Veiligheidsregio’s Art. 64 20
17/79
De Veiligheidsregio kan last onder bestuursdwang alleen toepassen indien die bevoegdheid bij of krachtens de wet is toegekend.24 Die bevoegdheid is aan de burgemeester toegekend in de Gemeentewet Art. 125 en aan het bestuur van de Veiligheidsregio’s in de Wvr. Art. 63 als het gaat om de Wvr. Art. 31, aanwijzing bedrijfsbrandweren en de Wvr. Art. 48, het verstrekken van informatie ter voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing. Op grond van deze wetten zijn deze bestuursorganen bevoegd de regels die zij moeten uitvoeren, zo nodig ook te handhaven. In plaats van het toepassen van last onder bestuursdwang zouden deze bestuursorganen ook kunnen kiezen voor het opleggen van een last onder dwangsom.25 Het college van burgemeester en wethouders moet verplichtingen handhaven op het gebied van Industriële Veiligheid. Wat betreft het Brzo komen de volgende verplichtingen aan de orde: de artikelen 5, 6, 7, derde lid, 10, eerste lid, 13, eerste lid, 14, 16, vierde en vijfde lid, 17, 21, 26, 27, derde lid, en 28 van het Brzo. Alleen ten aanzien van deze verplichtingen heeft het bevoegd gezag voor de Wet veiligheidsregio’s namelijk handhavende bevoegdheden. Artikel 5 wordt hier met name genoemd omdat het in lijn is met de Seveso-richtlijn. Het ministerie van BZK gaat ervan uit dat het toezicht houden en de handhaving van het Brzo Art. 5 ook een taak is in het kader van de rampenbestrijding.26
27
24
Algemene Wet Bestuursrecht Art. 5:22 Algemene Wet Bestuursrecht Art. 5:32 26 http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/handhaving/strafbaarstelling/ 27 http://www.safetyanalyse.nl/besluit-risicos-zware-ongevallen-brzo-hoe-zit-dat/ 25
18/79
1.4.4. Theoretische verkenning Toezicht en handhaving Van burgers wordt verwacht dat zij de wet kennen en zich daaraan houden. Dit geldt ook voor de Brzo-bedrijven. Er vanuit gegaan wordt dat deze bedrijven zich houden aan de Arbo-wetgeving, Wabo en de Wvr. Zodra zij zich daar niet aan houden, begaan zij een overtreding en kan de overheid handhavend optreden. Echter is dit zeer kostbaar, waardoor de overheid niet kan handhaven op de volledige wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor het houden van toezicht. De overheid heeft geen capaciteiten om te controleren op de volledige wet- en regelgeving. Dit is niet mogelijk en tegelijkertijd ook niet gewenst. Het brengt namelijk hoge kosten met zich mee voor de samenleving. De toezichthouders van de overheid richten zich het meest op de belangrijke aspecten van tekortkomingen en overtredingen, dit om een zo goed mogelijke naleving bij Brzo-bedrijven te bereiken met zo min mogelijk kosten. Hiermee wordt de theorie van Stiglers (1970) toegepast: Het kan als toezichthoudende overheid efficiënt en effectief zijn om tolerant om te gaan met kleine overtredingen. Het wil niet zeggen dat een optimale wijze van toezicht houden en handhaven gelijk staat aan een volledige wijze van toezicht houden en handhaven. Om de gewenste naleving van Brzobedrijven te bereiken is het noodzakelijk dat degene die daar verantwoordelijk voor is duidelijke richtlijnen stelt als het gaat om toezichthouden en handhaven. Sancties Als bij een geconstateerde overtreding overgegaan wordt op handhaving daarvan, heeft Macrory (2006) een aantal uitgangspunten voor een bijpassende sanctie. Hiervoor geeft hij de volgende zes kernmerken: De sanctie moet gericht zijn op het veranderen van het gedrag van de dader, zodat overtredingen in de toekomst voorkomen worden; De sanctie moet het financiële gewin van niet-naleving wegnemen; De sanctie moet reageren op- en geschikt zijn voor de specifieke dader en de overtreding. De straf kan bestaan uit bestuursrechtelijke maatregelen en/of strafrechtelijke veroordeling; De sanctie moet in redelijke verhouding staan tot de aard van het delict en de schade; De sanctie moet gericht zijn op het herstellen van de schade, die is veroorzaakt door het niet naleven van de wet- en regelgeving; De sanctie moet toekomstige niet-naleving afschrikken.28
28
Scriptie: De efficiëntie en effectiviteit van risicogestuurd toezicht, R. Berden & J.A. Meinster
19/79
Veldkamp e.a. (2007) bieden een schema om per bedrijf een passende vorm te vinden voor toezicht, naleving en handhaving. Deze werkwijze is in lijn met de zes kenmerken van Macrory (2006). Onderstaand is het schema met daarin de vier kwadranten te zien.
Het schema geeft aan op basis van de naleving van het bedrijf, welke vormen van toezicht en handhaving daarbij gekozen kunnen worden. In het binnenste gedeelte van het schema is de naleving van het bedrijf te zien. De naleving van het bedrijf is omschreven aan de hand van verschillende fasen en niveaus, hier kunnen de bedrijven worden ingedeeld op naleving. Het nalevingsniveau waarop een bedrijf wordt ingedeeld, is afhankelijk van de competenties en de stijl van toezicht van het bedrijf. In het middelste gedeelte zijn de kernmerken omschreven die horen bij de verschillende vormen van naleving. Tot slot is in het buitenste gedeelte de vorm van toezicht en handhaving te zien. In het schema is duidelijk te zien dat naleving en handhaving direct invloed op elkaar hebben. Als het bedrijf de wet- en regelgeving naleeft dan is in het schema te zien dat volgend toezicht en minimale voorschriften voldoende zijn. Ook blijkt uit het schema als het bedrijf onvoldoende verantwoordelijkheid neemt in het naleven van de wet- en regelgeving, er eisen gesteld moeten worden en er opgetreden moet worden. Als blijkt tijdens een inspectie dat het nalevingsgedrag veranderd is van het bedrijf, dan komt het bedrijf in een andere kwadrant te staan in het schema. Dit betekent dat een andere aanpak van de toezichthouders is gewenst.29
29
Scriptie: De efficiëntie en effectiviteit van risicogestuurd toezicht, R. Berden & J.A. Meinster
20/79
1.5 Onderzoeksopzet In het hoofdstuk wordt het type onderzoek verantwoord en de keuze voor de onderzoeksmethoden. Beschreven wordt welke onderzoeksmethoden toegepast moeten worden om de gegevens te verkrijgen die antwoord geven op de onderzoeksvraag. Ook wordt uitlegt waarom is gekozen voor die methoden.
1.5.1 Soort onderzoek Het gaat om een kwalitatief onderzoek. Dit wil zeggen dat het onderzoek wordt uitgevoerd in het ‘veld’. Er is hiervoor gekozen, omdat het gaat om de handhavende bevoegdheden van de Veiligheidsregio’s en de uitwerking daarvan op landelijk niveau. De handhavende bevoegdheden die de Veiligheidsregio’s hebben zijn op grond van de Wvr en het Brzo. Om deze handhavende bevoegdheden in kaart te brengen moet er praktijkonderzoek verricht worden.
1.5.2 Onderzoeksmethoden Het onderzoek dat is uitgevoerd, is een praktijkonderzoek en een literatuuronderzoek. Deze onderzoeksmethoden zijn nodig om de juiste en relevante informatie te verkrijgen. Doordat er interviews gehouden zijn met een aantal Brzo-coördinatoren en inspecteurs van de verschillende Veiligheidsregio’s, wordt er in deze onderzoeksrapportage een algemeen beeld geschetst met betrekking tot handhaving bij de Brzo-bedrijven. Intern zijn er gesprekken gevoerd met collega’s om het complexe werkveld van een Brzo-inspecteur inzichtelijk te krijgen. Het literatuuronderzoek heeft voornamelijk plaatsgevonden door verdieping in de verschillende wetgevingen: Wvr, Bvr en het Brzo. Ook zijn de handhavingsbeleidstukken van de verschillende Veiligheidsregio’s gelezen met daarbij het nieuwe landelijke beleid en zijn er een aantal handhavingsbrieven bestudeerd van de verschillende Veiligheidsregio’s. Door het uitvoeren van literatuuronderzoek vond er een verdieping plaats ten aanzien van handhaving en de manier waarop daar invulling aan wordt gegeven door de verschillende Veiligheidsregio’s.
21/79
2.0 Onderzoeksresultaten In dit hoofdstuk worden de uitkomsten en analyses beschreven. De systematische toepassing van de gekozen en verantwoorde onderzoeksmethoden leidt tot verwerking en ordening van de verzamelde onderzoeksgegevens.
2.1 Inleiding Onderstaande grafieken geven een overzicht weer van de zes samenwerkingsverbanden van de BrzoVeiligheidsregio’s, met name de manier waarop handhaving en de organisatie daarvan is ingericht. Hierin zijn een aantal onderwerpen verwerkt namelijk: De medewerkers die werkzaam zijn op de afdeling met de Brzo-taken. Hieronder vallen de medewerkers van advies en vergunning en de medewerkers die daadwerkelijk het toezicht houden bij de Brzo-bedrijven. Daarbij is gekeken naar het samenwerkingsverband van de Brzo-Veiligheidregio’s. Het aantal Brzo-bedrijven per samenwerkingsverband. Hieronder vallen alle Brzo-bedrijven, degene die VR-plichtig zijn en de Pbzo-bedrijven. Het aantal bedrijven (VR + Pbzo) die een bedrijfsbrandweeraanwijzing hebben per samenwerkingsverband. Het aantal waarschuwingsbrieven die zijn verstuurd sinds 2010 per samenwerkingsverband. Hieronder vallen de waarschuwingen en de voornemens tot last onder dwangsom en bestuursdwang. Het aantal sancties die opgelegd zijn sinds 2010 per samenwerkingsverband. Hieronder valt de last onder dwangsom en de bestuursdwang. Samenwerkingsverband Brzo regio's Aantal medewerkers afdeling Aantal Brzo bedrijven (VR+Pbzo) Aantal bedrijfsbrandweeraanwijzingen Aantal waarschuwingsbrieven sinds 2010 Aantal sancties
Regio Noord 5 60 5 10 0
Regio Oost 9 52 6 3 1
Regio Noord-West 10 56 10 25 0
Regio Zuid-West 35 152 62 90 4
Regio Brabant 8 76 10 3 0
Regio Limburg 7 39 24 7 0
160 140 120
Aantal medewerkers afdeling
100 80 60 40 20 0
Aantal Brzo bedrijven (VR+Pbzo) Aantal bedrijfsbrandweeraanwijzingen Aantal waarschuwingsbrieven sinds 2010 Aantal sancties
22/79
Aantal medewerkers afdeling in percentage Regio Noord
Regio Oost
Regio Noord-West
Regio Zuid-West
9% 7%
11%
Regio Brabant
Regio Limburg
12% 14%
47%
Aantal Brzo bedrijven (VR+Pbzo) in percentage Regio Noord
Regio Oost
Regio Noord-West 17%
Regio Zuid-West
9%
14%
Regio Brabant
Regio Limburg
12%
13% 35%
Aantal bedrijfsbrandweeraanwijzingen in percentage Regio Oost
Regio Noord
Regio Oost
Regio Noord-West 4%
20%
5%
Regio Zuid-West
Regio Brabant
9%
9% 53%
Aantal waarschuwingsbrieven sinds 2010 in percentage Regio Noord
Regio Oost
Regio Noord-West
Regio Zuid-West
5% 8% 2%
2%
Regio Brabant
Regio Limburg
18%
65%
Aantal sancties in percentage Regio Noord
Regio Oost
Regio Noord-West 0%
0%
Regio Zuid-West
Regio Brabant
Regio Limburg
0% 20% 0%
80%
23/79
Onderstaande deelvragen zijn gericht om de hoofdvraag te beantwoorden.
2.2 Resultaten deelvraag 1 Is er binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s bekend waarop zij mogen handhaven en wat hun bevoegdheden zijn en hoe wordt hier in de praktijk invulling aangegeven? Onderstaand is een overzicht per samenwerkingsverband te lezen. Regio Noord: Binnen deze regio is handhaving op Wvr. Art. 48 nog niet voorgekomen, en handhaving op Wvr. Art. 31 begint nu pas vorm te krijgen. Er zijn wel enkele waarschuwingsbrieven en voornemens verstuurd op Brzo Art. 5 , Art. 10 en Art. 22. Deze overtredingen waren met name op het noodplan, onvoldoende technische voorzieningen, de stoffenlijst of de VBS-elementen. Regio Noord-West: Binnen de regio zijn er waarschuwingsbrieven verstuurd met name op de stoffenlijst en de bedrijfsbrandweer. De reden dat er veel gehandhaafd wordt op de stoffenlijst, is omdat deze heel duidelijk is en hier kom je vaak door overleg met het bedrijf wel uit. Geconstateerde overtredingen worden vaak opgelost door in gesprek te gaan met het bedrijf, hier kom je verder mee dan handhavend op te treden. Er wordt nooit gehandhaafd op het Brzo, omdat dat niet onze eigen wetgeving is. Regio Oost: Binnen deze regio heeft er een handhaving plaatsgevonden door middel van een dwangsom op Wvr. Art. 31, het realiseren van een brandbeveiligingsinstallatie. Verder zijn er enkele waarschuwingsbrieven en voornemens verstuurd op Wvr. Art. 48, dit ging over de bevindingen in het veiligheidsrapport, rampscenario’s en informatie in het noodplan. Regio Zuid-West: Binnen de regio zijn er verschillende waarschuwingsbrieven gestuurd en zijn er drie sancties opgelegd. Deze sancties bestaan uit bestuursdwang en twee dwangsommen. De overtredingen waren op Brzo Art. 5 lid 3, bijlage II onder C, D, E en F. Zoals bijv. het niet aantoonbaar zijn of incidentbestrijdingsmiddelen afgestemd zijn op de risico’s, het onderhoud van de blusinstallaties is niet aantoonbaar, voor (tijdelijke) wijzigingen is de procedure niet gevolgd, of zaken met betrekking tot opleiding en oefenen van de noodorganisatie zijn niet op orde. Verder op Wvr. Art. 31, Algemene Bepalingen. Zoals bijv. het niet jaarlijks testen van de koel- en (schuim)blusinstallaties, het onderhoud niet in orde en opleidingen niet in orde (2012 en 2013). Overtredingen op Wvr. Art. 48 is pas in 2013 bij twee bedrijven vastgesteld. Dit had betrekking op het ontbreken van informatie over de blussende werking van blussystemen op tanks.
24/79
Onderstaand een kort overzicht van de handhaving van de jaren 2012 en 2013. Overtredingen In 2010 en 2011 zijn moeilijk te achterhalen, omdat deze nog niet apart werden geregistreerd en er werd toen nog niet zoveel gehandhaafd. Overtredingen In 2013: Bij 19 bedrijven zijn in totaal 48 overtredingen geconstateerd: Bij 8 bedrijven in totaal 9 overtredingen van het Brzo’99; Bij 14 bedrijven in totaal 33 overtredingen van artikel 31 Wvr (Algemene Bepalingen); Bij 2 bedrijven in totaal 2 overtredingen van artikel 48 Wvr; Bij 4 bedrijven zijn overtredingen van de Wm-vergunning geconstateerd. Hiervan is in totaal 4x een adviesbrief gericht aan DCMR; Bij 1 bedrijf is in totaal 1 overtreding van het Rrzo. Overtredingen In 2012: Bij 17 bedrijven zijn in totaal 28 overtredingen geconstateerd: 23 overtredingen van artikel 31 Wvr (Algemene Bepalingen); 1 overtreding van artikel 48 Wvr; 4 overtredingen van het Brzo’99. Regio Brabant: Binnen de regio is een waarschuwingsbrief verstuurd en een voornemen. Deze was gebaseerd op Brzo Art. 5, het indienen van uitgangspuntendocumenten( UPD’s). Regio Limburg: Binnen de regio is er nog geen aanleiding geweest om op Wvr. Art. 31 te handhaven. Het zwaartepunt van de handhavingszaken ligt op Wvr. Art. 48 en dan met name op de stoffenlijst. Hierop zijn enkele waarschuwingsbrieven verstuurd. Handhaving op Brzo Art. 5 ligt vaak bij het BgWabo of de Iszw. Conclusie deelvraag 1: Bij alle zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er nog niet zoveel gebruik gemaakt wordt van de handhavende bevoegdheden die zij hebben. De reden hiervoor is dat er niet gehandhaafd kon worden op geconstateerde overtredingen en zijn daarom ook vaak opgepakt door het BgWabo en Iszw. Ook blijkt dat het vaak voldoende is om een waarschuwingsbrief en voornemen tot last onder dwangsom te sturen om de overtredingen op te heffen. Bij een ieder van de ondervraagden is bekend wat de handhavende bevoegdheden van de Veiligheidsregio’s zijn, namelijk Wvr. Art. 31 en Art. 48 en er worden een aantal artikelen uit het Brzo genoemd.
25/79
2.3 Resultaten deelvraag 2 Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s? Onderstaand is een overzicht per samenwerkingsverband te lezen. Regio Noord: Binnen de regio is gewacht met het invoeren van het handhavingsbeleid tot de Wvr van kracht is geworden. Regio Noord-West: Binnen de regio wordt er meer gehandhaafd en er is meer duidelijkheid gekomen over de aanpak daarvan. Er hebben geen grote veranderingen plaatsgevonden, maar de laatste jaren is er meer bewustwording gekomen. Vanuit de inspectiepartners vindt ook meer de oproep plaats om te gaan handhaven op brandweer gerelateerde zaken. Verder neemt de druk vanuit de overheid ook toe. Zij vinden het belangrijk om eerder een overtreding aan te merken en daarop actie te ondernemen. Regio Oost: Binnen de regio heeft er voor 2010 alleen een handhaving plaatsgevonden op de bedrijfsbrandweer via de gemeente. De Veiligheidsregio’s hebben nu zelf de bevoegdheden om te handhaven als er iets geconstateerd is. Het handhavingstraject is makkelijker geworden. In de praktijk blijkt dat er niet actiever wordt gehandhaafd. Regio Zuid-West: Binnen de regio kan gesteld worden dat er meer aandacht voor handhaving is gekomen en dat er anders naar wordt gekeken naar aanleiding van bijvoorbeeld de gebeurtenissen rondom Odfjell. Voor 2010 werd er gebruik gemaakt van de zachte handhaving, de gesprekken met bedrijven. Nu wordt er meer gebruik gemaakt van de harde handhaving, de juridische stappen. Binnen de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is een juriste op de afdeling Industriële Veiligheid gekomen. Regio Limburg: Binnen de regio wordt gesteld dat er voor 2010 geen handhavende bevoegdheden waren, deze lagen bij de gemeente. Nu heeft de Veiligheidsregio zelf handhavende bevoegdheden naar aanleiding van de invoering van de Wvr. Regio Brabant: Binnen de regio is er een verandering als het gaat om het Brzo. Er heeft een behoorlijke verzwaring plaatsgevonden, dit wordt ook door de bedrijven zelf ervaren. Conclusie deelvraag 2: Bij alle zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er wel een verschil is in handhaving ten opzichte van 2010. Zo hebben alle samenwerkingsverbanden een handhavingsbeleid geïmplementeerd, wat in de toekomst het landelijke handhavingsbeleid wordt.
26/79
2.4 Resultaten deelvraag 3 Zijn er binnen de zes samenwerkingsbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs en wat is de oorzaak hiervan? Onderstaand een overzicht per samenwerkingsverband met de mogelijke oorzaken. Regio Noord: Binnen de regio zijn er nog onduidelijkheden als het gaat om Brzo Art. 5 bij de Pbzo-bedrijven. In Zwolle heeft de rechter de bevoegdheid wel aan de brandweer toegekend om te handhaven bij element F, noodplan bij Pbzo-bedrijven. Regio Noord-West: Binnen de regio zijn er veel onduidelijkheden. Wvr. Art. 48 is bijvoorbeeld al op verschillende manieren te interpreteren, wat wordt er precies met alle informatie bedoeld. Er zijn wel manieren die daar hulp bij bieden, PGS 6 bijvoorbeeld. Maar er blijven altijd gevallen waar je geen duidelijk antwoord op weet. Verder is onduidelijk wanneer iets een overtreding of misdrijf is. Een oorzaak zou kunnen zijn dat binnen de regio het handhavingsbeleid nog onvoldoende geregeld is. Regio Oost: Binnen de regio is er onduidelijkheid over Wvr. Art. 48, wat er nu precies onder valt en of je dan de juiste bevoegdheid hebt om te handhaven. Ook de koppeling met het Brzo geeft onduidelijkheid. Op Wvr. Art. 48 zijn er ook niet veel handhavingsmogelijkheden, het is heel beperkt. Deze onduidelijkheid komt met name door de onbekendheid. Dit komt voort uit de onervarenheid met betrekking tot handhaving. Het helpt om duidelijke kaders te stellen met duidelijke formats. De situatie is onwennig, er moeten concrete voorbeelden komen die een situatie bepalen. Deze moeten met name gericht zijn op de informatievoorziening. Ook kan er onduidelijkheid ontstaan, omdat er onderling bij de Veiligheidsregio’s verschillen zitten in het handhavingsbeleid en de manier van inspecteren. Regio Zuid-West: Binnen de regio kan gesteld worden dat mensen niet helemaal weten hoe zij met handhaving om moeten gaan. Dit heeft te maken met angst voor het onbekende en er is in het verleden nooit gehandhaafd. Het zou kunnen zijn dat op het moment er gehandhaafd gaat worden je te maken krijgt met juridische procedures. Deze onduidelijkheid kan worden weggenomen door, waar nodig handhaving in te zetten en kennis te delen met andere Veiligheidsregio’s. Regio Brabant: Binnen de regio zijn er geen onduidelijkheden. Regio Limburg: Binnen de regio zijn er geen onduidelijkheden. Dit komt, omdat er veel kennis en ervaring zit bij de inspecteurs. Overtredingen worden met elkaar besproken en dan wordt er gekeken of er gehandhaafd kan worden. Hierbij is de strategie en het beleid leidend. De onduidelijkheid zou kunnen komen, omdat elke Veiligheidsregio een eigen handhavingscultuur heeft.
27/79
Conclusie deelvraag 3: Bij een aantal van de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving op Wvr. Art. 48 en de Algemene Bepalingen van Wvr. Art. 31 zijn onduidelijk. Dit komt, omdat deze globaal zijn. Ook zijn er een aantal geïnterviewden die aangeven dat er geen onduidelijkheden zijn, opmerkelijk is dat hierin verschillen zijn. Deze onduidelijkheden komen voort uit onbekendheid en onervarenheid en kunnen worden weggenomen door waar nodig, handhaving in te zetten en kennis te delen met andere Veiligheidsregio’s. Verder blijken er onduidelijkheden te zijn tussen de koppeling van het Brzo en de Wvr.
28/79
2.5 Resultaten deelvraag 4 Hoe wordt er binnen de afdeling met toezichthoudende bevoegden van de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Onderstaand is een overzicht per samenwerkingsverband te lezen. Regio Noord: Binnen de regio zijn er intern reguliere bijeenkomsten om elkaar op de hoogte te houden. Extern is er om de vier maanden contact met de vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s Friesland en Drenthe. Dit is op coördinatoren niveau. Regio Noord-West: Binnen de regio wordt er vier keer per jaar een overleg georganiseerd waarbij alle inspecteurs van de regio aanwezig zijn. De actuele ontwikkelingen van de afgelopen drie maanden worden besproken en iedereen kan een onderwerp inbrengen, welke inhoudelijk besproken kan worden. Verder maken zij gebruik van collegiale toetsing, dat wil zeggen dat een inspectierapport of een brief door een collega gelezen wordt voordat deze verstuurd word, zo kan er binnen het team van elkaar geleerd worden. Regio Oost: Binnen de regio is er zes keer per jaar Brzo-overleg met alle inspecteurs van de regio. Daar worden de lopende zaken, incidenten en belangrijke handhavingszaken besproken. Dit is om de kennis met elkaar te delen. Als er echt moeilijke zaken zijn, wordt de hulp van andere Veiligheidsregio’s ingeschakeld. De inspecteurs gaan ook bij andere Veiligheidsregio’s inspecteren binnen de regio. Hierdoor komt er een bredere kennis en meer overzicht bij de andere Veiligheidsregio’s binnen de regio. Regio Zuid-West: Binnen de regio wordt er sinds kort gebruikt gemaakt van het Infopunt Veiligheid. Dit is een medium, wat gebruikt gaat worden om informatie uit te wisselen en te delen met elkaar. Verder wordt er vier keer per jaar een overleg georganiseerd waarbij alle inspecteurs binnen de regio aanwezig zijn. Dit overleg wordt ook georganiseerd op management- en directieniveau en met de inspectiepartners. Aangezien het samenwerkingsverband net van start gegaan is, moet de informatie- en kennis uitwisseling nog georganiseerd worden binnen de regio. Ook inspecties bij de Veiligheidsregio’s onderling binnen de regio moeten nog verder ontwikkeld worden. Regio Brabant: Binnen de regio is met alle inspecteurs een keer in de twee maanden overleg. Daarin wordt bijvoorbeeld de jaarplanning opgesteld en worden er casussen besproken. Vanaf dit jaar gaan de inspecteurs bij de andere Veiligheidsregio’s binnen de regio inspecteren.
29/79
Regio Limburg: Binnen de regio vindt regelmatig overleg plaats als er vragen zijn of belangrijke wijzigingen in de wetgeving. Er lopen afspraken met alle inspecteurs binnen het samenwerkingsverband waarin we bespreken waar in de uitwisseling behoefte aan is en waar en hoe je van elkaar kunt leren. Er zijn ook dwarsverbanden met Brabant, het landelijk overleg en er zijn coördinatoren overleggen met BgWabo en Iszw. Er is binnen de regio nog heel veel in opbouw om kennis uit te wisselen. Conclusie deelvraag 4: Bij de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er intern en extern veel overleggen plaatsvinden over planning en uitvoeren van inspecties. Bij een aantal samenwerkingsverbanden worden er inspecties bij andere Veiligheidsregio’s binnen het samenwerkingsverband uitgevoerd en wordt er collegiale toetsing toegepast bij de inspectierapporten. Hierdoor komt er een bredere kennis en meer overzicht binnen het samenwerkingsverband. Kennisopbouw vindt ook plaats door deze kennis met elkaar te delen. Dit kan op collegiaal niveau, maar ook op landelijk niveau.
30/79
2.6 Resultaten deelvraag 5 Vinden de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s dat de Veiligheidsregio meer bevoegdheden moet krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Regio Noord: Binnen de regio wordt gesteld dat de Veiligheidsregio’s vanuit het Brzo onvoldoende bevoegdheden hebben om handhavend op te treden. Ook bij Pbzo-bedrijven en RIE 4 (IPPC-4) inrichtingen zijn er te weinig handhavende bevoegdheden voor de Veiligheidsregio’s. Regio Noord-West: Binnen de regio wordt gesteld dat er voldoende bevoegdheden zijn voor de Veiligheidsregio’s om te handhaven. Regio Oost: Binnen de regio wordt gesteld dat er meer bevoegdheden moeten komen op basis van Brzo Art. 5, de reden die hiervoor werd gegeven is dat je dan rechtstreeks vanuit het Brzo kunt handhaven en je daarna veel meer mogelijkheden hebt om te handhaven. Wvr. Art 48 is namelijk beperkt. Ook wordt aangegeven dat je vanuit Brzo Art. 5 bijlage ІІ VBS-element F alleen kunt handhaven op basis van informatie en niet de uitvoering in de praktijk. Je kunt niet handhaven op onveilige situaties, je bent beperkt tot papier. Regio Zuid-West: Binnen de regio wordt gesteld dat er meer bevoegdheden moeten komen op het gebied van brandveiligheid vanuit de Wabo en de Arbo-wetgeving en dat ook het bestuur van de Veiligheidsregio’s gemandateerd wordt om te handhaven op die betreffende onderdelen vanuit de Wabo en de Arbo-wetgeving. Dan kunnen de Veiligheidsregio’s op alle brand gerelateerde overtredingen handhaven. Verder wordt ook hier aangegeven Brzo Art. 5 en de VBS-elementen. Ook wordt hier gezegd dat de Veiligheidsregio’s bewust moeten worden van hun bevoegdheden en deze beter in moeten zetten. Regio Brabant: Binnen de regio wordt gesteld dat er bestuurlijk meer bevoegdheden zouden moeten komen. Het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang kent een beperkte bevoegdheid voor de Veiligheidsregio’s. Op het gebied van brandveiligheid moeten de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden krijgen, zodat er zelf gehandhaafd kan worden. Hierbij wordt Brzo Art. 5 genoemd. Regio Limburg: Binnen de regio wordt gesteld dat er meer bevoegdheden zouden moeten komen op basis van het Brzo, aangezien dit nu beperkt is. Het gaat dan met name om Brzo Art. 5, de eisen voor het voldoen van de blusinstallaties en de implementatie van maatregelen die brandweer gerelateerd zijn. Verder wordt er gezegd dat de bevoegdheden die de Veiligheidsregio nu heeft met name gaat over papieren zaken en niet zozeer over de praktische zaken.
31/79
Conclusie deelvraag 5: Bij de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat er behoefte is aan meer bevoegdheden om te handhaven. Zo wordt met regelmaat Brzo Art. 5 en brandweer gerelateerde onderwerpen genoemd. Ook wordt aangegeven dat de bevoegdheden om te handhaven beperkt zijn voor de Veiligheidsregio’s. Verder zien de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s geen meerwaarde om boa’s aan te stellen. Gezegd wordt dat bestuursrechtelijke handhaving voldoende is om te handhaven. Strafrechtelijke handhaving op Wvr. Art. 48 is een te zware stap op informatievoorziening, het is beter toe te passen als er meer bevoegdheden komen om te handhaven. Ook is het zo dat er een aantal inspectiepartners opgeleid zijn tot boa, zij zouden dan eventueel de strafrechtelijke handhaving op kunnen pakken. En als er besloten wordt om boa’s aan te stellen dan heeft het de voorkeur om maar een aantal mensen binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s aan te stellen of zelfs een landelijk opsporingsteam. Verder wordt nog gezegd dat de Wvr en het Brzo vol staat met zaken die strafrechtelijk aangepakt kunnen worden, als dit van toepassing is het ook moet gebeuren door middel van aangifte doen.
32/79
2.7 Resultaten deelvraag 6 Zijn de 6 samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s geïmplementeerd? Bij de zes samenwerkingsverbanden van Brzo-Veiligheidsregio’s blijkt dat iedereen van de ondervraagden op de hoogte is van het landelijke handhavingsbeleid. Het beleid wordt ook binnen elk samenwerkingsverband geïmplementeerd zodra het landelijk is vastgesteld. Voordat het werkelijk wordt gebruikt kan nog even duren, omdat het door alle besturen van de Veiligheidsregio’s moet worden vastgesteld.
33/79
3. Conclusies In dit hoofdstuk vindt de bespreking en interpretatie van de resultaten van de analyses in het licht van de vraagstelling en doelstelling van het onderzoek plaats. Patronen, relaties, opvallende scores of uitspraken, andere algemeenheden; consequenties voor betrokkenen, voor beleid etc. Er zijn een aantal conclusies te trekken naar aanleiding van de afgenomen interviews. Een deel van de conclusies zijn vermeld bij de deelvragen, de overige staan hieronder beschreven. De samenwerkingsverbanden van de zes Brzo-Veiligheidsregio’s geven aan dat er te weinig juridische ondersteuning is met betrekking tot handhaving van de Brzo-bedrijven. Aangegeven wordt dat er wel juristen werkzaam zij binnen de Veiligheidsregio’s alleen niet specifiek op het gebied van Brzo en handhaving. De regio’s Noord-West, Zuid-West en Brabant geven aan voldoende juridische ondersteuning te hebben. Deze regio’s hebben een juriste op het gebied van Brzo en handhavingszaken. De overige regio’s geven aan zo nodig gebruik te maken van de jurist ingehuurd via het LEC. In de praktijk blijkt echter dat niet alle toezichthouders zijn aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s, dit blijkt te zijn in regio Noord-West en in de regio Zuid-West. Regio Noord-West geeft aan er niet voldoende tijd ingestoken te hebben en het heeft tot dusver nog nooit problemen opgeleverd, de stukken om de toezichthouders aan te stellen liggen klaar. Regio Zuid-West geeft aan dat met ingaan van het nieuwe handhavingsbeleid er ook een format wordt gemaakt om de toezichthouders aan te wijzen. Het blijkt dat binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s dat de handhavende bevoegdheden niet zijn gemandateerd door alle besturen aan de directie van de Veiligheidsregio’s of de commandant van de brandweer. In dit geval betekent dat het bestuur alle handhavingsbrieven moet ondertekenen. Dit vergt veel tijd en daardoor zijn er ook brieven die ondertekend worden door de inspecteurs zelf of door hun afdelingshoofden. Formeel gezien hebben deze brieven dan geen status. Het blijkt dat binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s dat signaaltoezicht veelal telefonisch of mondeling tijdens of na inspecties plaatsvindt. Waar nodig gebeurt dit per mail ter ondersteuning of vastlegging. Brieven komen maar zelden voor, omdat het inspectierapport gezamenlijk wordt gemaakt door de inspectiediensten en op dat moment is het al schriftelijk vastgelegd. Verder is het ook afhankelijk van de zwaarte van de situatie. Veiligheidsregio RotterdamRijnmond heeft besloten standaard een brief te sturen en moet de inspecteur die het signaaltoezicht heeft geconstateerd, er zelf op toezien dat deze door de desbetreffende inspectiepartners worden opgepakt. In de praktijk blijkt dat de inspectiepartners niet altijd terugkoppeling geven over het geconstateerde signaaltoezicht, dit kan gecontroleerd worden door de inspecteurs in de handhavingsmodule van de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR).
34/79
Ook blijkt dat binnen de zes samenwerkingsverbanden van de Brzo-Veiligheidsregio’s onduidelijkheden zijn met betrekking tot de hoeveelheid waarschuwingsbrieven die verstuurd zijn. Deze worden niet geregistreerd en kunnen alleen via het GIR opgevraagd worden, maar dit systeem is pas sinds de laatste jaren in gebruik.
4. Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de aanwijzingen en suggesties naar aanleiding van de conclusies, eventueel aangevuld met inzichten uit de literatuur en eigen inzichten omschreven. Onderscheid kan worden gemaakt in aanbevelingen voor: verschillende typen actoren, beleid, communicatie, (vervolg)onderzoek. Er zijn enkele aanbevelingen te geven naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek en de afgenomen interviews. Hieronder volgt een opsomming: De toezichthouders van de Veiligheidsregio’s aan wijzen als toezichthouder op de Wabo en dan het onderdeel brandveiligheid. Dit moet gebeuren door de Provincie. Het bestuur of de directie van de Veiligheidsregio’s mandateren om te kunnen handhaven op de artikelen en onderwerpen van brandveiligheid die zijn opgenomen in de Wabo en de Arbo-wetgeving. Dit kan gebeuren door het BgWabo en de Iszw. De toezichthouders van de Veiligheidsregio’s allen aanstellen als toezichthouder en de handhavende bevoegdheden mandateren aan de directie van de Veiligheidsregio’s, zodat de brandweer landelijk gezien op gelijk niveau zit. Bijvoorbeeld tijdens een landelijke LEC Brzo-bijeenkomst, een jurist informatie laten geven aan alle inspecteurs over wetgeving, handhaving en sancties. Dit ter verduidelijking van een ieder en om de uniformiteit landelijk te bewerkstelligen. De Algemene Bepalingen concreter maken. Dat geeft meer duidelijkheid met toezichthouden en handhaven. Om landelijk uniformiteit te krijgen is het gewenst dat alle handhavingsbrieven langs de coördinator gaan en gecontroleerd te worden. Daarna kan het naar degene gaan die gemandateerd is om te tekenen. Om een overzicht van de Veiligheidsregio’s te krijgen over de handhavingszaken is het nodig dat er per Veiligheidsregio een monitor plaatsvindt van uitgaande handhavingsbrieven. Het landelijke handhavingsbeleid over een jaar monitoren over de toepassing daarvan. Verder werd aangegeven tijdens een interview dat er nog een belangrijke rol voor het LEC weggelegd is om de uniformiteit in de handhaving te bewaken. Omdat handhaving voor veel Veiligheidsregio’s betrekkelijk nieuw is, zou het LEC hier misschien een ondersteunende taak kunnen hebben. 35/79
5. Literatuurlijst Geraadpleegde internetsites: http://nl.wikipedia.org/wiki/Veiligheidsregio http://www.infomil.nl/onderwerpen/hinder-gezondheid/veiligheid/brzo/ http://risicokaart.nl/informatie_over_risicos/ongeval_met_gevaarlijke_stoffen/brzo/ http://www.latrb.nl/actueel-0/nieuwsberichten/nieuwsberichten/brandweer-adviseur/ http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/wetgeving/brzo0/besluit-risico-zware/ http://www.rli.nl/publicaties/2013/advies/veiligheid-bij-brzo-bedrijvenverantwoordelijkheid-en-daadkracht http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/30/BrandweerBRZO.html http://www.brandweermwb.nl/Bedrijven/Omgeving/Milieu/Besluit-risicos-zwareongevallen-1999.aspx http://www.omgevingsweb.nl/rud/rud.aspx http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii0/regelgeving/handhaving/bevoegdheden/ http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/Dossier/89/wet-veiligheidsregios-wvr.html http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/inspectie/nim-detail/theorie/item120738/vbs-elementen/ http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii-0/regelgeving/handhaving/inspectiebrzo/ http://www.latrb.nl/instrumenten-0/werkwijzer-brzo-ii0/regelgeving/handhaving/strafbaarstelling/ http://www.safetyanalyse.nl/besluit-risicos-zware-ongevallen-brzo-hoe-zit-dat/ Geraadpleegde boeken: Handhaving van bestuursrecht, Dr. Mr. E.J. de Valk (2005) Wet Veiligheidsregio’s Art. 64, mr. R.A.C. Luinge (2011) Algemene Wet Bestuursrecht Art. 5:22, Mr. A. Th. Meijer (2006) Algemene Wet Bestuursrecht Art. 5:32, Mr. A. Th. Meijer (2006) Handhavingsbeleid Rotterdam-Rijnmond, Frank Lelieveld (2013) Wet Veiligheidsregio’s Art. 31 en 48, mr. R.A.C. Luinge (2011) Besluit Risico’s en Zware Ongevallen Art. 25, mr. R.A.C. Luinge (2011) Geraadpleegde scriptie: De efficiëntie en effectiviteit van risicogestuurd toezicht, R. Berden & J.A. Meinster (2010)
36/79
Bijlage 1: Lijst met geïnterviewden Deze bijlage bevat een lijst van, voor dit onderzoek, geïnterviewde personen: Naam
Functie
Dhr. E. Vorstman Dhr. N. Gret Dhr. M. Bruijnooge Dhr. J. Mutsaerts Dhr. S. Offermans Dhr. T. Heer Dhr. M. van Dijk Mevr. L. Gaebler Dhr. H. Klerkx
Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Noord Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Noord-West Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Oost Inspecteur - Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Zuid-West Hoofd Thi - Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Inspecteur - Veiligheidsregio Midden- en West Brabant Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Limburg Inspecteur - Veiligheidsregio Limburg-Noord
37/79
Bijlage 2: Interviews Dhr. E. Vorstman, Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Noord 1. Is er bij de Veiligheidsregio’s een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, het beleid is vastgesteld door de besturen van de Veiligheidsregio Groningen, Friesland en Drenthe. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, het beleid is besproken met de inspecteurs en de handhaving vindt plaats aan de hand van het beleid. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, de toezichthouders zijn door alle besturen binnen het samenwerkingsverband aangewezen. Dit is ook in de Staatscourant bekend gemaakt. 4. Heeft u binnen uw samenwerkingsverband voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Nee, wij hebben onvoldoende juridische ondersteuning. Wij krijgen ondersteuning vanuit het LEC, Robert Luinge. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband? We zijn met vier inspecteurs en een coördinator in totaal. Deze worden geleverd door de Veiligheidsregio Groningen en voeren alle inspecties uit binnen de regio en werken volledig voor het Brzo. Dit gebeurt op basis van een Service Level Agreement (SLA) daarin leg je de afspraken vast die je onderling maakt, bijvoorbeeld wat doe je met handhaving, wat doe je met toezicht, wat doe je met financiën en de verdeling daarvan. Toezicht en handhaving vinden plaats door een inspecteur. Wvr. Art. 31 wordt ook uitgevoerd door een inspecteur. 6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) Wij hebben met de politie besproken in welke zin wij mee kunnen doen daarin. Zoals het er nu voor staat zien wij ervan af om boa’s aan te stellen voor het Brzo-toezicht. Wat de enige optie zou kunnen zijn is om een landelijk opsporingsteam op te tuigen. Als er dan een onderzoek uitgevoerd moet worden, kan er vanuit de zes samenwerkingsverbanden een boa geleverd worden om de inspectie uit te voeren. Dit is een voorstel wat ik een keer besproken heb met Walter. Hoe kan je dit het beste doen, omdat je enerzijds niet veel onderzoeken mee maakt, dus als je dit landelijk optuigt heb je veel meer ervaringen voor het uitvoeren onderzoek.
38/79
7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw samenwerkingsverband ingezet? Handhaving van de bevoegdheden geschiedt op de AWB. Ja, als het kan worden deze ingezet, maar wij hebben daar nog niet zoveel gebruik van gemaakt. Wvr. Art. 48 wordt pas gebruikt als bedrijven geen informatie willen verschaffen, dus geen documenten of interviews wil geven. Maar dit is tot nu toe nog nooit voorgekomen. Wvr. Art. 31 begint nu pas te lopen, zijn een aantal bedrijven die er tegenaan hangen om een waarschuwingsbrief te krijgen. Meestal wordt er dus gehandhaafd op Brzo Art. 5 of Art. 22. Noodplan of stoffenlijst voldoet niet (Rrzo). 8. Hebben de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Nee, de mandatatie is niet gelukt. Wij moeten een advies geven aan de Veiligheidsregio’s Friesland en Drenthe, dat wil zeggen ga dit handhavingstraject doorlopen en dan vindt de handhaving plaats door die Veiligheidsregio. Binnen de Veiligheidsregio Groningen is de handhaving gemandateerd aan de directeur van de Veiligheidsregio. 9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? Handhaving geschiedt als het toezicht eindigt. Toezicht is het kijken of het bedrijf volgens de voorschriften werkt en als er ernstige afwijkingen zijn dan vindt handhaving plaats. De eerste stap is een waarschuwingsbrief, daarna komt er een voornemen tot dwangsom. 10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? Overtreding betreft alle overtredingen die te maken hebben met de aanwijzing bedrijfsbrandweren. In de Wvr staat dit als een overtreding. Alle overtredingen die gevonden worden op het Brzo of Wvr zijn misdrijven op basis van Wet Economische Delicten en op basis van de Wvr. Dat betekent dat je bij een misdrijf zwaardere bevoegdheden kan toepassen. Een misdrijf hoeft niet strafrechtelijk te worden afgerond, overtredingen kun je ook strafrechtelijk afronden. Om het strafrechtelijk af te ronden doen wij aangifte bij de politie, die dan het strafrechtelijke traject afhandelt. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw samenwerkingsverband? Ja, dat is een duidelijk verschil, want wij hebben gewacht met ons handhavingsbeleid tot de Wvr van kracht is geworden. 12. Is er bekend binnen uw samenwerkingsverband waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, dit stemmen wij af met onze inspectiepartners wie welke overtredingen oppakt. En meestal doen wij onze taakstelling ten aanzien van de informatievoorziening op bedrijfsnoodplan en stoffenlijst. Daar maken wij een waarschuwingsbrief voor of zetten we een handhavingstraject in. Wvr. Art. 31 is een apart toezicht, dat controleren wij niet met het Brzo-toezicht. Het is zelfstandig en vindt ook plaats aan de hand van het handhavingsbeleid. Het toezicht op Wvr. Art. 31 vindt plaats voor of na het Brzo-toezicht. De reden dat wij hiervoor gekozen hebben is, omdat de inhoud van het Brzo en Wvr. Art. 31 verschillend zijn en de producten die worden geleverd binnen het Brzo en Wvr. Art. 31 zijn ook verschillend. Handhaving op Wvr. Art. 31 vindt plaats op basis van de aanwijzing van het bestuur. Daar staan alle voorschriften in waaraan voldaan moet worden.
39/79
13. Hoe wordt er binnen de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw samenwerkingsverband vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Wij zitten op een werkplek met elkaar en wij hebben intern reguliere bijeenkomsten op de maandagochtend of op de vrijdagmiddag om elkaar op de hoogte te houden. Extern houden wij om de vier maanden contact en wij komen ook bij elkaar met de vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s Friesland en Drenthe. De vertegenwoordigers bij de Veiligheidsregio Friesland bestaan uit twee contactpersonen en in Drenthe hebben we een contactpersoon. Dit is op coördinatoren niveau, dus ik neem contact op met mijn coördinator die een deel van het Brzo behartigd in Friesland en in Drenthe. 14. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Wij doen dit op basis van een veiligheidsrapport, Brzo Art. 10 en verder en Art. 5. Wij zijn tot nu toe niet verder gekomen dan een waarschuwingsbrief en een zienswijze. Dat is tot dusver voldoende om de overtreding op te heffen. In totaal zullen er ongeveer tien waarschuwingsbrieven verstuurd zijn op Art. 5 Brzo99. Handhaven op Wvr. Art. 48 gaat over bedrijven die informatie kunnen verstreken voor de rampenbestrijding. Dat kan alleen als er bij het bedrijf een rampenbestrijdingsplan noodzakelijk is. 15. Zijn er binnen uw samenwerkingsverband onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Ja, het Brzo Art. 5 bij de lichte categorieën is bij ons nog onduidelijk, wij proberen het wel te doen. In Zwolle heeft de rechter de bevoegdheid wel aan de brandweer toegekend om te handhaven bij element F, noodplan bij lichte categorieën bedrijven (Pbzo). Verder zijn er geen onduidelijkheden. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen de Veiligheidsregio’s van uw samenwerkingsverband onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Niet van toepassing. De regio Noord heeft als eerste in Nederland het handhavingsbeleid opgesteld deze komt uit 2006. In 2010 hebben wij het vastgelegd door het bestuur als enige Veiligheidsregio in Nederland. 17. Wordt er binnen uw samenwerkingsverband ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? De discussie begint nu te ontstaan over IPPC-bedrijven. Dat zijn bedrijven die eigenlijk niet onder het Brzo hangen, maar daar net onder vallen. Er wordt wel gevraagd vanuit het BgWabo om mee te gaan, maar dat doen wij dan onder de vlag van adviseur. 18. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Dan proberen wij aansluiting te zoeken bij Iszw of het BgWabo die de handhaving dan overneemt. 19. Hoe vindt het signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Dit gebeurt meestal via de email of het gebeurt mondeling.
40/79
20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Wij hebben voldoende bevoegdheden, alleen die van het Brzo schiet ernstig te kort voor de brandweer om daarop te handhaven. Verder bij de Pbzo-bedrijven en RIE 4 (IPPC-4) inrichtingen. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw samenwerkingsverband? 60 bedrijven. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Brzo Art. 5 lid 3 en Art. 22 ging met name om het noodplan, onvoldoende technische voorzieningen, stoffenlijst of de VBS-elementen. Dit wordt niet gekoppeld aan Wvr. Art. 48. 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw samenwerkingsverband? Zo ja, welke sancties? Nee, is niet gebeurd. 25. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Niet van toepassing. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw samenwerkingsverband geïmplementeerd? Ja, ik ben op de hoogte van het landelijke handhavingsbeleid. Ik heb gelezen dat het handhavingsbeleid van Noord wordt gebruikt als onderligger. We gaan het ook implementeren in de regio. Het maakt deel uit van het kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) van het Brzo. 27. Wijkt dit beleid af van de huidige handhavingsbeleidstukken zoals deze nu binnen uw samenwerkingsverband is vastgesteld? Nee, het beleid wijkt niet af. 28. In het handhavingsbeleid Brzo, Art.31 of allebei? Ja, het is gecombineerd zijn beide opgenomen. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Nee, ik heb een handhavingsbeleid opgesteld en dat is in samenwerking met de Veiligheidsregio’s Friesland en Drenthe gegaan. Na akkoord is het aangeboden aan het bestuur van de Veiligheidsregio’s en het is ondertekend. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn ongeveer vier bedrijven aangewezen voor een bedrijfsbrandweer binnen de Coördineerde Brzo-regio.
41/79
Dhr. N. Gret, Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Noord-West 1. Is er bij de Veiligheidsregio’s een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Nee, het handhavingsbeleid van Amsterdam-Amstelland en Noord-Holland-Noord is vastgelegd door het bestuur. De rest is niet bekend, maar dat maakt ook niet uit, omdat er nu een nieuw beleid is wat vastgesteld moet worden door de besturen. Ik heb er wel op gewezen dat het vastgesteld moet worden, dat is naar mijn mening verplicht. We kunnen wel handhaven zonder beleid, maar als er straks iets fout gaat en het bedrijf gaat in bezwaar, dan hebben wij het wel moeilijker voor de rechter. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, dit is bekend. Het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid wat is opgesteld heb ik rondgestuurd en gezegd dat we vanaf dat moment op die wijze zullen werken. Dus eigenlijk handel ik in strijd met wat is vastgesteld, want ik werk conform het nieuwe beleid, wat nog niet is vastgesteld. Dus in principe weet iedereen het en wordt er ook naar gehandeld. Het zou best nog weleens voorkomen dat iemand iets doet wat niet in het beleid staat, omdat het niet iets is waar we dagelijks doorheen bladeren. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Nee, alleen de toezichthouders van de Veiligheidsregio’s Amsterdam-Amstelland en NoordHolland-Noord zijn aangewezen. Er was daar juridische ondersteuning die het belangrijk vond en zich daarvoor heeft ingezet. Verder is er geen enkele toezichthouder in de regio Noord-West formeel aangewezen. De reden hiervoor is dat er niet genoeg energie in is gestoken om het geregeld te krijgen. Een andere reden waarom het niet gebeurt is zou kunnen zijn, dat er al 12 jaar inspecties uitgevoerd worden en er nog nooit problemen zijn geweest of een weigering heeft plaatsgevonden bij een bedrijf. Hierdoor heeft het heeft weinig prioriteit bij het bestuur. De stukken om de overige toezichthouders binnen de regio Noord-West aan te stellen liggen klaar en ik verwacht dat we het voor de zomer hebben geregeld. 4. Heeft u binnen uw samenwerkingsverband voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Ja, we hebben een jurist hier in dienst. Deze gaat ook over de handhavingszaken. Deze weet inmiddels ook van het Brzo af en weet wat er speelt. Als dat niet voldoende is hebben we bij andere Veiligheidsregio’s binnen onze regio, ook nog andere juristen zitten die ook betrokken zijn bij het Brzo, handhaving en juridische zaken. Als dat niet lukt hebben we Robert Luinge, dus kunnen we een beroep op het LEC doen. Dat vind ik net zo goed juridische ondersteuning waar wij gebruik van kunnen maken. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband? In Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland zijn er zes Brzo-inspecteurs waarvan een coördinator. De inspecteurs houden zich ook bezig met andere werkzaamheden, zoals brandweeraanwijzingen, milieuadvisering en repressieve taken. Verder zijn er in de regio nog drie Brzo-inspecteurs die worden gedetacheerd bij ons. Vanuit Flevoland is dat een inspecteur en vanuit Utrecht zijn dat twee inspecteurs, dit is een functionele detachering. Zij zijn niet echt in dienst bij Brandweer Amsterdam-Amstelland. In totaal zijn er negen Brzoinspecteurs die alle inspecties uitvoeren binnen Regio Noord-West. 42/79
6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) Nee, vind ik niet. Denk dat we het niet gaan gebruiken. Als er iets speelt dan doen we aangifte bij een boa. Ik weet dat er enkele zijn die het wel willen, maar ik vind de brandweer geen handhavende organisatie. Ik denk dat wij met bestuursrecht bijna alles op kunnen lossen. 7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw samenwerkingsverband ingezet? Wij zijn niet gemandateerd om te handhaven. Wij hebben helemaal geen bevoegdheid, behalve een bevoegdheid om te adviseren aan het bestuur van de Veiligheidsregio. De communicatie tussen het bestuur van de Veiligheidsregio en ons is voor verbetering vatbaar. De handhavende bevoegdheden van het bestuur is alles wat in de Wvr staat. Die mag handhaven op bedrijfsbrandweeraanwijzingen en op het verstrekken van informatie voor de rampenbestrijdingsplannen. Handhaven op Brzo mag niet, je moet het altijd kunnen relateren aan de Wvr Art. 31 en 48. De bevoegdheden worden ingezet als het nodig is. 8. Hebben de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Nee, over het algemeen is binnen Regio Noord-West alleen het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio bevoegd om Brzo-besluiten te nemen. In Noord-Holland-Noord en Kennemerland is dit gemandateerd aan de commandant van de brandweer, dit is denk ik ook de directeur van de Veiligheidsregio. Tevens heeft Brandweer Amsterdam-Amstelland mandaat gekregen om de waarschuwingsbrieven te versturen. Waarschuwingsbrieven zijn geen besluit, het is alleen maar zeggen let daar op, anders ga ik een besluit nemen. Het bedrijf mag daar volgens mij wel een zienswijze op indienen, maar dat heeft volgens mij geen echte grond. Een waarschuwingsbrief is in zekere zin informeel. Als zij dan bijvoorbeeld na een kans van herstel nog niks hebben verbeterd, wordt het bestuur door ons geadviseerd om bestuursdwang in te gaan zetten. Dan wordt het pas echt formeel. Tegen dat besluit kan een bedrijf bezwaar maken en een zienswijze indienen. Het kan zo zijn dat we een waarschuwingsbrief versturen en direct daarachter een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Dit om te voorkomen dat het niet nog eens een aantal maanden duurt, voordat het geregeld is. Wij zijn niet gemachtigd of gemandateerd door het bestuur om die waarschuwingsbrieven te tekenen, dus het mag niet. In de praktijk doen we het wel en meestal werkt het ook. In 95% van de gevallen levert het, het gewenste resultaat op. Volgens mij hoef je voor een waarschuwingsbrief niet gemandateerd te worden, maar gemachtigd te worden, maar dit weet ik niet zeker. We doen veel om te zorgen dat wij gemachtigd kunnen worden, maar het is in de afgelopen 11 jaar niet gelukt. Binnen de verschillende Veiligheidsregio’s is het bestuurlijk ook anders geregeld. Wij hebben bijvoorbeeld een bestuur op afstand, er zit een relatief grote afstand tussen het bestuur en de brandweer. Wij moeten alles laten tekenen door het bestuur, dat willen zij zelf in de hand houden. In andere regio's is de afstand soms kleiner en verloopt de communicatie met het bestuur effectiever.
43/79
9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? In mijn definitie begint handhaving al met toezicht houden, dus naar een bedrijf toe gaan. Het feit dat wij al naar een bedrijf toegaan, zorgt ervoor dat het bedrijf zich voorbereid op de inspectie en al nadenkt over of ze alles wel op orde hebben. Als wij er komen wijzen we ook al vaak punten aan die niet goed geregeld zijn. Dan is het nog geen overtreding, maar we zien wel verbeterpunten tijdens de inspectie en dat vind ik ook al handhaving. De eerste stap is bij mij een aanbeveling in een inspectierapport, het is nog geen overtreding maar het zijn wel zaken waar bedrijven actie op moeten nemen bijvoorbeeld als iets niet goed op papier is gezet en wij daar duidelijkheid over willen hebben. Als in de inspectie daarna blijkt dat ze er niks mee hebben gedaan, dan zou het alsnog een overtreding kunnen worden. Dan zit er in het systeem iets niet goed, waardoor ze zichzelf niet verbeteren. De tweede stap en soms de eerste stap is een waarschuwingsbrief, dat doe je alleen als je echt een overtreding heb gezien. Als het heel ernstig is kunnen we gelijk bestuursdwang inzetten. Het ligt dus aan het type overtreding om te bepalen welke stap je als eerste zet. 10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? Een overtreding is in mijn ogen als een bedrijf dingen niet heeft gedaan, die ze wel zouden moeten doen en er geen kwade opzet in zit. Op het moment dat een bedrijf bewust een overtreding begaat, om daar zelf voordeel van te hebben, zelfs nadat wij ze daarop hebben gewezen of proberen informatie achter te houden, om ons dwars te liggen dan gaat het wat mij betreft langzaam tot een misdrijf. De grens om over te gaan tot handhaving is lastig, het is heel erg afhankelijk van wie de inspectie uitvoert, zeg niet dat het goed is, maar is wel de praktijk. Dus ik kan niet namens de hele regio zeggen, op dit moment vinden we het een overtreding, maar er zijn wel een aantal dingen die helpen om die keuze te maken. Het handhavingsbeleid geeft wel een beetje aan wat je als een overtreding moet zien en als ik iets constateer moet het te relateren zijn aan een voorschrift of een norm. Bijvoorbeeld ze moeten periodiek de brandveiligheidsvoorzieningen controleren, en ze doen dat eens per jaar en in hun eigen documenten staat dat het 2 keer per jaar moet zijn, dan is dat een overtreding van hun eigen norm, maar niet op onze norm. Dus dan vind ik dat geen overtreding, omdat het niet aan onze norm gerelateerd kan worden, maar ik kan wel zeggen tegen het bedrijf je houdt je niet aan je eigen regels doe er wat aan. Op een overtreding moet ik handhaven, dat is minstens een waarschuwingsbrief sturen. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw samenwerkingsverband? Ja, er wordt meer gehandhaafd en misschien dat we ook iets beter weten hoe we dat moeten aanpakken. Het is niet dat het ineens helemaal anders ging, maar de laatste jaren zijn we ons daar wel meer bewust van geworden. Onze inspectiepartners zeggen ook weleens, brandweer ga daar maar eens op handhaven, dat is jullie ding. De overheid vindt het belangrijk om veel te handhaven, dus ook de druk vanuit het rijk neemt toe om eerder overtredingen aan te merken en er ook wat mee te doen. 12. Is er bekend binnen uw samenwerkingsverband waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, het is bekend. Er wordt invulling aan gegeven conform het nieuwe handhavingsbeleid.
44/79
13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? vier keer per jaar organiseer ik een overleg waarbij alle inspecteurs van de regio aanwezig zijn. Ik bespreek de actuele ontwikkelingen van de drie maanden daarvoor en iedereen kan een onderwerp inbrengen, zodat deze inhoudelijk met elkaar besproken kan worden. Wij zitten hier met zes Brzo-inspecteurs op de afdeling en wij weten bijna allemaal van elkaar wat er speelt en aan de hand is. Het is een team dat elk probleem met elkaar deelt. Wij hebben collegiale toetsing, dat wil zeggen als een inspectierapport of een brief de deur uitgaat deze altijd door een collega wordt gelezen. Dit hoeft niet alleen door de coördinator te gebeuren. De drie Brzo-inspecteurs die worden ingehuurd moeten ook een dag in de week op het kantoor in Amsterdam zitten, zodat zij ook mee kunnen doen in de collegiale toetsing. Je kunt van elkaar leren binnen het team. De inspecteurs van Amsterdam voeren binnen de hele regio inspecties uit. De inspecteur van Flevoland doet het in Flevoland en een aantal in Noord-Holland-Noord en de inspecteurs van Utrecht doen het alleen in eigen regio. Op termijn zou het mooi zijn dat het niet uitmaakt wie van de negen inspecteurs waar inspecteert. Denk dat het in praktijk niet gebeurt, omdat het logischer is om in je eigen regio te inspecteren, want je weet wat daarbinnen speelt. Tussen de informatie overdracht zit ook weer een stap, omdat ik moet vertellen tegen de inspecteurs in de andere Veiligheidsregio’s wat ik heb geconstateerd tijdens die inspectie. In de praktijk blijkt het alsnog te werken dat wij als niet aangewezen toezichthouder, zonder mandaat bij een bedrijf in een andere Veiligheidsregio komen, zeggen dat iets niet goed is en dat adviseren naar het bestuur van de andere Veiligheidsregio, zonder dat er mensen vanuit die Veiligheidsregio de overtredingen zelf hebben geconstateerd. Zij sturen dan een waarschuwingsbrief en de andere Veiligheidsregio komt het dan weer controleren, zonder mandaat en zonder aanwijzing als toezichthouder. Het grootste risico is dat het bedrijf bezwaar maakt, en iemand wil vanuit de eigen Veiligheidsregio die is aangewezen als toezichthouder. In het ergste geval ga ik dan samen met iemand van het desbetreffende bestuur, dan constateren wij het samen wel. 14. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? In principe handhaven wij op de Wvr. Art. 31 en 48 en het Brzo wordt daaraan gekoppeld. Wij volgen het jaarprogramma voor de Brzo-inspecties. Wij leggen de data vast en maken afspraken over het beoordelen van de VR-rapporten. Sinds 2010 zijn er ongeveer 25 waarschuwingsbrieven verstuurd met name op de stoffenlijst en de bedrijfsbrandweer, het precieze aantal is lastig te achterhalen, omdat het niet wordt geregistreerd in een systeem. Sinds een jaar wordt handhaving in GIR gezet. Binnen onze regio wordt er vrij strikt op gecontroleerd of alle overtredingen die wij hebben geconstateerd, ook in de GIR worden ingevoerd. We hebben ook wel gevraagd aan het BgWabo om te adviseren. Dit is voor een deel om ons doel te bereiken. Wij leggen de keuze aan het bedrijf voor, of een bedrijfsbrandweer of stationaire voorzieningen. Wij zien liever stationaire voorzieningen, alleen dat stukje kunnen wij niet regelen. Dan gaan wij adviseren richting het BgWabo dat wij graag zien dat hun stappen gaan zetten. Wij zouden eigenlijk moeten gaan handhaven, maar denk dat we in gesprek met een bedrijf verder komen, dan als wij zeggen van je moet dit en dit doen. Dan adviseren wij aan een ander bevoegd gezag om ergens op te handhaven. Het BgWabo pakt het advies altijd wel op.
45/79
15. Zijn er binnen uw samenwerkingsverband onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Ja, heel veel. Niet alles is duidelijk, omdat je heel veel dingen op verschillende manieren kunt interpreteren. Zoals wij nu deze vragen behandelen kun je al discussiëren over bijvoorbeeld wanneer iets een overtreding is en wanneer iets een misdrijf is. Wij hebben nu ook al dingen die onduidelijk zijn, en hoe meer mensen je bij elkaar zet hoe meer onduidelijkheid er is. Voorbeelden wat ik onduidelijk vind is wanneer is iets een overtreding en wanneer niet, dat kan je op verschillende manieren zien. Je kunt de wet vaak ook al op verschillende manieren interpreteren. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de Wvr. Art. 48 dat het bedrijf alle informatie moet leveren, is heel algemeen wat is alle informatie? Het moet wel relevant zijn natuurlijk. Er zijn wel manieren die daar hulp bij bieden, PGS 6 bijvoorbeeld. Er blijft altijd nog wel iets over waar je geen duidelijk antwoord op weet. Aan de ene kant vind ik het ook niet erg dat er soms onduidelijkheid is, omdat je meestal in gesprek met een bedrijf de dingen oplost, zonder dat er boze brieven geschreven hoeven te worden. Ik denk dat we met bedrijven praten die over het algemeen een grote verantwoordelijkheid hebben en heust wel snappen als er dingen niet goed zijn. Wij hoeven daarom echt niet altijd met brieven te komen, om dingen te regelen. We sturen bijvoorbeeld veel brieven op de stoffenlijst, die in de praktijk nauwelijks gebruikt wordt als er iets aan de hand is. Dat is een belangrijk punt waar wij op handhaven, waar we veel tijd en energie in steken. De reden hiervoor is dat de wet voorschrijft voor dat we de stoffenlijst moeten controleren en daarop moeten handhaven als deze onvoldoende is. Je kunt je afvragen of dat alle moeite waard is. Wij hebben nooit een overtreding op de VBS-elementen, omdat dat Brzo is. En wij proberen het toch vaak te koppelen aan de Wvr, dus de stoffenlijst of de bedrijfsbrandweer. Het Brzo is meer een hulpmiddel voor het bedrijf om alles goed geregeld te krijgen en voor ons de kapstok om te controleren of alles werkt, maar uiteindelijk relateren wij het aan onze eigen wetgeving. De reden dat er veel gehandhaafd wordt op de stoffenlijst, is omdat deze heel duidelijk is en hier kom je vaak door overleg met het bedrijf wel uit. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen de Veiligheidsregio’s van uw samenwerkingsverband onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Het is niet zo erg dat die onduidelijkheid er is. Door in gesprek te gaan met bedrijven kom je er meestal wel uit, als ik geen brief hoef te sturen doe ik het liever niet, dat heeft namelijk niet altijd de juiste uitwerking. Als je overlegt met elkaar en het bedrijf helpt dan heeft dat veel meer resultaat. Nu is het handhavingsbeleid nog matig geregeld binnen onze regio. Mijn streven is om in de hele regio door alle besturen van de Veiligheidsregio’s hetzelfde handhavingsbeleid te laten vaststellen. 17. Wordt er binnen uw samenwerkingsverband ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Nee, dit gebeurt niet. We relateren de overtredingen altijd aan een wetsartikel, als dat niet lukt heeft het geen zin om een brief te sturen. Dan gaan we kijken of het BgWabo of de Iszw er iets mee kunnen. Bij het bedrijfsnoodplan hebben wij wel belang, omdat wij goed moeten worden opgevangen bij een calamiteit. Alleen als wij niet kunnen handhaven adviseren wij de inspectiepartners om te handhaven, zij zien vaak de noodzaak daar ook van in. Handhaven is voor de inspectiepartners vaak duidelijker en er is meer ervaring mee. 18. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Dit wordt opgepakt door de inspectiepartners, Iszw en BgWabo. 46/79
19. Hoe vindt het signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Na afloop van de inspectie wordt er nabesproken met de inspectiepartners, wie de overtredingen gaat oppakken. Het hangt er vanaf wie het beste erop kan handhaven. Dit gebeurt dan mondeling. Ik vind dit ook niet echt onder signaaltoezicht vallen, ja in de zin van dat ik de vragen heb gesteld, iets heb gezien en de ander daarop attendeer. Nee, in de zin van we zaten met de drie inspectieteams bij elkaar tijdens dat onderwerp. Er wordt geen brief gestuurd, omdat wij met het inspectieteam dat inspectierapport schrijven, en op deze manier is het al schriftelijk vastgelegd. Je komt met het inspectieteam erachter dat het een overtreding is en bespreekt onderling wie de handhaving daarvan gaat oppakken. Als je iets buiten een Brzo-inspectie constateert, bij een reguliere inspectie bijvoorbeeld als het BgWabo de milieuvergunning gaat controleren en aan de brandweer vragen om mee te gaan om advies te geven op brandweer gerelateerde zaken. Dit komt overigens heel weinig voor, omdat wij bijna alleen maar Brzo-inspecties uitvoeren. Wat ik als signaaltoezicht zie is dat wij bijvoorbeeld op inspectie gaan bij een bedrijf, maar Iszw niet meegaat en dat wij dan zaken constateren vanuit de Arbo-wetgeving die bij dat bedrijf niet kloppen. Wij weten wel waar Iszw over gaat, omdat we al jaren een team vormen. In dat geval zouden wij tegen Iszw kunnen zeggen dat we overtredingen hebben geconstateerd op de Arbo-wetgeving, en adviseren dat zij daar zelf nog eens gaan kijken. Dit gebeurt vaak via de mail, niet met een brief. Het kan ook zo zijn dat het BgWabo een advies aan ons vraagt, omdat er iets geconstateerd is wat brandweer gerelateerd is en in de milieuvergunning is opgenomen, zodat hun sterker staan. Dit gaat per mail of per brief, hangt ervan af hoe zwaar het is. 20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Nee, bij meer bevoegdheden denk ik aan boa zijn. Daar zie ik helemaal geen meerwaarde van in, alleen maar hinder. Ze moeten worden opgeleid en ik heb de afgelopen 13 jaar nog nooit behoefte gehad aan een boa. Mocht het zo zijn dat ik behoefte heb aan een boa, dan zijn deze aanwezig binnen het inspectieteam bij het BgWabo en de Iszw. Wij hebben dus genoeg boa kennis om ons heen, want ik snap wel dat het fijn is om die kennis te hebben. Dit hoeft alleen niet bij de brandweer, dat kost weer veel geld en tijd. Bij een boa denk ik aan strafrecht, maar ik ben geen voorstander van strafrecht bij Brzo-inspecties, dat is niet effectief. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn 56 Brzo-bedrijven in totaal binnen de regio. 29 Pbzo-bedrijven en 27 VR-plichtige bedrijven. We weten welke bedrijven we in ons pakket hebben, maar sommige bedrijven zijn nu aan het switchen van Pbzo naar VR-plichtig of andersom, anderen zijn in oprichting en hebben misschien net nog niet helemaal de vergunning. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Ik heb een brief toegezonden gekregen. 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Wij hebben overtredingen geconstateerd op de stoffenlijst en de bedrijfsbrandweer. Het versturen van een waarschuwingsbrief was voldoende om de overtreding of te heffen. 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw samenwerkingsverband? Zo ja, welke sancties? Nee, niet van toepassing.
47/79
25. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Niet van toepassing. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw samenwerkingsverband geïmplementeerd? Ja, dit gaan wij bij de Veiligheidsregio’s binnen onze regio vast laten stellen. 27. Wijkt dit beleid af van de huidige handhavingsbeleidstukken zoals deze nu binnen uw samenwerkingsverband is vastgesteld? Ja, er zitten niet zoveel verschillen in, maar het beleid is beter. Het is afgestemd op de landelijke handhavingsstrategie. Het helpt je beter om het goede te doen. Ons beleid is opgesteld op basis van het landelijke stuk wat er toen de tijd lag. Er zitten kleine verschillen in met betrekking tot een waarschuwingsbrief, die wordt vanuit het nieuwe beleid wel verstuurd, dat staat in ons beleid niet opgenomen. Volgens mij is dat het belangrijkste verschil. 28. In het handhavingsbeleid Brzo, Art.31 of allebei? Het beleid is gecombineerd. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, het beleid is door de vijf Veiligheidsregio’s binnen de regio van destijds opgesteld. Utrecht en Flevoland zaten daar niet bij Daar is het beleid dus ook niet vastgesteld. We gaan nu aan de slag met het nieuwe handhavingsbeleid binnen de regio. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn zeven bedrijfsbrandweren binnen de regio.
48/79
Dhr. M. Bruijnooge, Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Oost 1. Is er bij de Veiligheidsregio’s een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, dit is bij alle vijf Veiligheidsregio’s binnen de regio het geval. Het is overgenomen uit het landelijke model destijds. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, dit is bij de inspecteurs bekend binnen de regio. Wij hebben in tegenstelling tot Rotterdam geen afdeling Industriële Veiligheid. Advies, vergunningen en toezichthouden gebeurt binnen de regio door dezelfde mensen. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ieder bestuur van de vijf veiligheidsregio’s heeft alle Brzo-inspecteurs binnen de regio-Oost aangewezen als toezichthouder. De aanwijsbesluiten zijn conform de Algemene Wet Bestuursrecht ook gepubliceerd in de Staatscourant. 4. Heeft u binnen uw samenwerkingsverband voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Nee, er is geen speciale jurist op het gebied van handhaving binnen de regio. Er zijn wel juristen in dienst, maar die zitten meer op de kant van personeel en organisatie. Overigens kan er wel advies gevraagd worden aan Robert Luinge. Hij doet landelijk ook veel voor het Brzo. Hij is specialist op het gebied van Brzo-wetgeving met name voor de brandweer. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw samenwerkingsverband? Er zijn totaal negen inspecteurs binnen de regio. Waarvan IJsselland er een heeft en Twente, Noord- en Oost Gelderland, Gelderland Midden, Gelderland-Zuid allemaal twee inspecteurs hebben. 6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moet hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) Op dit moment nog geen toegevoegd waarde, de Iszw en BgWabo kunnen deze zaken waarnemen. We zijn maar heel beperkt op wat we kunnen handhaven, mogelijkheid tot strafrechtelijk handhaven heeft geen meerwaarde voor de brandweer. Mogelijkheid tot het aanstellen van de boa’s open gelaten. We zijn er landelijk nog over aan het nadenken. Het idee is, dat als we het zouden willen, we niet iedereen tot boa opleiden, maar een aantal mensen. En dan bijvoorbeeld een of twee per samenwerkingsverband aanstellen, net wat er nodig is. Deze mensen kunnen we dan vragen als er onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving. Een landelijk team bijvoorbeeld. 7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw samenwerkingsverband ingezet? De Handhavende bevoegdheden die we hebben is op Wvr. Art. 31, 48 en een aantal artikelen uit het Brzo. Wij hebben binnen onze regio, maar zelden handhaving toegepast. Meestal wordt het opgepakt door Iszw of het BgWabo.
49/79
8. Hebben de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Het bestuur van de Veiligheidsregio heeft de handhavende bevoegdheden gemandateerd aan de directeur van de Veiligheidsregio. De toezichthouders zijn aangewezen. Bij de overige Veiligheidsregio’s binnen de regio zijn de handhavende bevoegdheden door de besturen gemandateerd aan de directeuren brandweer. 9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? Handhaving is het opleggen van een sanctie om een overtreding ongedaan te maken. Handhaving is het constateren van een overtreding en daaruit voort komt het sturen van een waarschuwingsbrief, last onder dwangsom en last onder bestuursdwang. Dit hangt natuurlijk af van de ernst van de overtreding. 10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? Overtreding is het niet navolgen van de wet en een misdrijf is een overtreding op het Wvr, dat is echt strafrechtelijk. De grens is niet duidelijk, er moet een inschatting gemaakt worden van de ernst van de overtreding door het inspectieteam. Zijn geen hele harde richtlijnen in. Er moet ingeschat worden of het direct gevaar oplevert. Geen zwart/witte regels voor. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw samenwerkingsverband? We hebben sinds de invoering van de Wvr meer bevoegdheden gekregen. Kunnen nu ook zelf handhaven. In de praktijk is er nagenoeg niks veranderd. Wij zijn niet ineens veel actiever gaan handhaven, wordt toch vaak overgelaten aan BgWabo en Iszw. De Iszw is strenger geworden met betrekking tot handhaving naar aanleiding van Moerdijk en Odfjell, is daar politieke druk op komen te liggen. Ze moeten sneller boetes opleggen en er is eerder sprake van recidive en dan krijg je nog hogere boetes. Bij BgWabo is dit niet zozeer strenger geworden. 12. Is er bekend binnen uw samenwerkingsverband waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, dit is bij iedereen helder, binnen de brandweer. 13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Een keer in de twee maanden zitten alle inspecteurs bij elkaar van de regio. Dit jaar lopen de inspecteurs met elkaar mee binnen de regio en vanaf 2015 worden de bedrijven verdeeld onder de inspecteurs binnen de -regio, zij gaan dus buiten hun eigen Veiligheidsregio Brzo-inspecties uitvoeren.
50/79
14. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Er is een handhaving geweest op Wvr. Art. 31 in IJsselland en er zijn twee waarschuwingsbrieven verstuurd in Gelderland-Zuid. In Gelderland-Midden is er nog niet gehandhaafd door de Veiligheidsregio. Reden hiervoor is, dat wij niet konden handhaven op overtredingen die wij hebben geconstateerd. Deze zijn opgepakt door Iszw en BgWabo, deze hebben meer bevoegdheden met betrekking tot handhaving en is daardoor makkelijker. Op het Brzo heeft ook geen handhaving plaatsgevonden, dit is ook opgepakt door Iszw of BgWabo en het is ook heel beperkt, omdat je het dan terug moet kunnen voeren op Wvr. Art. 48. Wvr. Art. 31 heeft alleen de brandweer bevoegdheid tot handhaven, maar op de Brzo-artikelen kan ook het BgWabo en Iszw handhaven. 15. Zijn er binnen uw samenwerkingsverband onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Het Brzo moet terug gevoerd kunnen worden op Wvr. Art. 48 dat is vaak onduidelijk. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen de Veiligheidsregio’s van uw samenwerkingsverband onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Met betrekking tot het beleid, hebben wij het landelijke model overgenomen. Verschillen kunnen ontstaan, doordat Rotterdam bijvoorbeeld eerder het beleid heeft samengesteld. Landelijk is er ook veel verschil op de manier hoe inspecties uit worden gevoerd. Iedereen heeft wel dezelfde methodiek, NIM-methode, maar binnen de regio is daar zelfs ook nog verschil in. Bijvoorbeeld wat je belangrijk vindt om naar te kijken en er wordt met een verschillende blik gekeken. Verschil heeft ook te maken met het type bedrijf, in Rotterdam is er bijvoorbeeld veel chemische industrie, bij ons verder op- en overslag bedrijven en tankopslag. 17. Wordt er binnen uw samenwerkingsverband ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Nee, is nog niet gebeurt, omdat er dan vaak op de Wabo-vergunning wordt gehandhaafd door het BgWabo. 18. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Dat wordt dan overgelaten aan de partners, BgWabo en Iszw. Zij hebben meer mogelijkheden. 19. Hoe vindt het signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Omdat de Brzo-inspecties altijd door de drie partners (Iszw, BgWabo, Vr) gezamenlijk uitgevoerd worden, vindt het signaaltoezicht altijd mondeling plaats tijdens de inspectie. 20. Vindt u dat de inspecteurs binnen uw samenwerkingsverband meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Ja, bijvoorbeeld op Brzo Art. 5. Daar kan je heel veel dingen onder hangen, is een algemeen artikel. Wvr. Art. 48 is maar heel beperkt waarop je dan kan handhaven. Dat is een kapstok artikel, maar juridisch niet altijd even sterk. Nu is het heel beperkt allemaal.
51/79
21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn 52 Brzo-bedrijven binnen de regio. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Ja, Gelderland-Zuid, twee waarschuwingsbrieven op Wvr. Art. 48. 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Er was een bevinding op het veiligheidsrapport. Door het sturen van een waarschuwingsbrief is de overtreding opgelost. 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw samenwerkingsverband? Zo ja, welke sancties? Ja, in IJsselland een last onder dwangsom, ging over het realiseren van de brandbeveiligingsinstallaties. 25. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Er wordt gecontroleerd of het binnen de gestelde termijn is opgelost. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw samenwerkingsverband geïmplementeerd? Ja, ben op de hoogte van het nieuwe beleid en zodra het landelijk is vastgesteld, wordt het geïmplementeerd binnen de regio. Er wordt geprobeerd of het door het veiligheidsberaad vastgesteld kan worden, maar of dat ook gaat met de mandatering. Waarschijnlijk moet het door alle besturen van de Veiligheidsregio heen, dus dat vertraagd het proces. Hierdoor verwacht ik dat het beleid aan het einde van dit jaar geïmplementeerd is. 27. Wijkt dit beleid af van de huidige handhavingsbeleidstukken zoals deze nu binnen uw samenwerkingsverband is vastgesteld? Nee, in hoofdlijnen niet. Het beleid is weer geactualiseerd naar aanleiding van de Wvr en het stukje kernbepalingen wel en niet zijn eruit gehaald, dit wordt niet meer toegepast. Kernbepalingen zijn de artikelen die de kern vormen met wat er bedoeld wordt met die wet. Juridisch is het niet meer gangbaar om dat te gebruiken. En het beleid is nu ook in lijn met de landelijke handhavingsstrategie van het BgWabo en de Iszw. 28. In het handhavingsbeleid Brzo, Art.31 of allebei? Het beleid is gecombineerd. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Nee, er zijn onderling binnen de regio geen verschillen met betrekking tot het handhavingsbeleid. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Maximaal twee per Veiligheidsregio, het meeste is met stationaire voorzieningen afgedekt. Hooguit zes brandweeraanwijzingen binnen de regio. Dit jaar komen er nog een aantal brandweeraanwijzingen bij, maar dat loopt nog. Onder stationaire voorzieningen worden sprinklers verstaan, want we hebben een redelijk aantal opslag- en overslagbedrijven, PGS15 loodsen en die zijn compleet met een sprinkler installatie afgedekt.
52/79
Dhr. J. Mutsaerts, Inspecteur Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 1. Heeft u een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door het bestuur van uw Veiligheidsregio? Ja, is vastgelegd door het bestuur. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, het is bekend en er wordt conform dat beleid gehandhaafd. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door het bestuur van uw Veiligheidsregio? Ja, we zijn allebei aangewezen door het bestuur en we hebben ook een legitimatiepas. 4. Heeft u binnen uw Veiligheidsregio voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Nee, we hebben een jurist, maar die is voor ondersteuning van de hele Veiligheidsregio. Die moet zich met betrekking tot Industriële Veiligheid elke keer weer opnieuw inlezen, niet bekend met specifieke onderwerpen. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw Veiligheidsregio? Twee mensen, zij doen het hele Industriële Veiligheid pakket, dus advies en vergunning en toezicht en handhaving. 6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) Nee, denk dat wij meer gaan over het bestuursrechtelijk en minder over het strafrechtelijk. Strafrechtelijk wordt wel een heel moeilijk verhaal. Als je ziet welke bevoegdheden er zijn en welke mogelijkheden wij hebben om te handhaven, dat is zo beperkt op basis van de Wvr. Om iets strafbaars mee te doen, moet er een bredere grondslag komen dan zal het misschien interessant worden. Strafrechtelijk is een hele zware stap op Wvr. Art. 48, informatievoorziening. 7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw Veiligheidsregio ingezet? De handhavende bevoegdheden liggen voornamelijk op het verkrijgen van informatie (Wvr. Art. 48) Alle informatie die je nodig hebt om je voor te bereiden om een incident, dus noodplannen, scenario’s en informatie uit een VR-rapport. Er zitten ook mogelijkheden op basis van de bedrijfsbrandweer (Wvr. Art. 31). Bedrijven krijgen alleen een handhaving als er daadwerkelijk een overtreding is geconstateerd. Dit wordt wel zorgvuldig beoordeeld. 8. Heeft het bestuur binnen uw Veiligheidsregio de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Nee, is formeel nog niet geregeld. Ze zijn bezig om de directeur van de Veiligheidsregio te mandateren. Een vooraankondiging wordt ondertekend door iemand anders namens het bestuur van de Veiligheidsregio. Het formele besluit dat moet wel echt ondertekend worden door het bestuur. Als het bestuur voor deze brieven moet tekenen, dan duurt het ongeveer zes weken voordat ik een handtekening heb. Daarom hebben wij gekeken, wat we kunnen doen op korte termijn en wat is het risico als de brief niet formeel wordt ondertekend door het bestuur en wat de grondslag van de brief is.
53/79
9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? Je hebt een waarschuwingsbrief, dan moet het bedrijf iets oplossen binnen een bepaalde termijn, dit is meer een formele brief, die het bedrijf aanzet tot het oplossen van de tekortkoming. De volgende stap is een vooraankondiging voor een last onder dwangsom. Bestuursdwang zou ook nog kunnen, maar dat passen we meestal niet toe. De eerste stap is een handhavingsbrief of het moet al in een verder stadium zijn, dan kan het gelijk een vooraankondiging worden. Handhaving is het daadwerkelijk opleggen van een dwangsom, dus van de sanctie. Dit kan de Veiligheidsregio zelf doen of spelen via een andere partner. 10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? Een overtreding vind ik alles wat te kort schiet, wat dus niet aan de norm voldoet en wat binnen een jaar moet worden opgelost. Misdrijf zijn wij niet zo erg van. Dat is volgens mij bewust een overtreding ondergaan, dus willens en wetens. De grens ligt bij een geconstateerde overtreding waar actie op moet worden genomen die binnen de bevoegdheden van de Veiligheidsregio valt. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw Veiligheidsregio? Voor 2010, alleen een handhaving op bedrijfsbrandweer. Dit was via de gemeente, maar dat is een moeilijker traject. Nu heb je alles in huis, als je iets constateert kan je het in gang zetten om het op te lossen en je kunt zelf de controle doen. Het is makkelijker geworden. We handhaven niet zoveel, we hebben wel wat gehandhaafd, maar of dat is gekomen door de invoering van de Wvr of omdat we gewoon een overtreding geconstateerd hebben. 12. Is er bekend binnen uw Veiligheidsregio waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, is bekend. Alleen wordt de grens hiermee nog opgezocht. Wvr. Art. 48 is heel onduidelijk. Wat valt er nu binnen informatievoorziening? Alles in het kader van de voorbereiding op de incidenten- en rampbestrijding. De grens is met name of de overtreding er wel of niet onder valt, dat is lastig te bepalen. Beschik je dan over de juiste bevoegdheid om bijvoorbeeld daarop te handhaven. 13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw Veiligheidsregio vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Wij hebben veel overleg met elkaar, we zijn maar samen en zitten tegenover elkaar. Zes keer per jaar hebben we het Brzo-Oost overleg. Daar bespreken we de lopende zaken, incidenten en belangrijke handhavingszaken. Dit is om de kennis met elkaar te delen. Als we echt moeilijke zaken hebben schakelen we de hulp in van andere Veiligheidsregio’s. Tot 2013 deden we alleen inspecteren binnen onze eigen Veiligheidsregio, maar in het kader van het samenwerkingsverband, net zoals de Iszw en BgWabo doen, gaan we ook inspecteren bij de andere Veiligheidsregio’s. Hiermee hopen we een bredere kennis en meer overzicht te krijgen bij de andere Veiligheidsregio’s binnen de regio. Vanaf dit jaar gaan we rouleren met de inspecties, maar zorgen er wel voor dat we in onze eigen Veiligheidsregio nog wel het aanspreekpunt zijn en voldoende eigen inspecties uitvoeren. Met betrekking tot de handhaving wil zeggen dat een geconstateerde overtreding door wordt gegeven aan de betreffende Veiligheidsregio, zodat zij die op kunnen pakken.
54/79
14. Hoe wordt er binnen uw Veiligheidsregio uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Op Wvr. Art. 48 hebben twee handhavingen plaatsgevonden en op Wvr. Art. 31 heeft een handhaving plaatsgevonden, dit is nog voor 2010. Het Brzo moet je kunnen herleiden naar de Wvr, de handhavingen die plaats hebben gevonden op het Brzo zijn al geformuleerd naar de Wvr. 15. Zijn er binnen uw Veiligheidsregio onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Waar wij nog tegen aanlopen is dat je weleens op de scheidslijn zit, bijvoorbeeld met het handhaven op tekortkomingen van een noodplan, een noodorganisatie of een sprinkler installatie. Je hebt weinig mogelijkheden. Op het gebied van informatie kun je ook niet veel. Je bent beperkt tot wat informatievoorziening is en wat levert het uiteindelijk op. Je hebt acuut een brandweer probleem, maar je kan er zelf niet op handhaven of het lost niet direct iets op, dan moet je het doorgeven aan het BgWabo. Je loopt tegen dingen aan waarbij informatievoorziening heel beperkt is, wat jammer is met name op de dingen waar je als brandweer veel verstand van hebt. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen uw Veiligheidsregio onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Onduidelijkheid komt met name door de onbekendheid. Dit komt voort uit de onervarenheid met betrekking tot handhaving. Het is een beetje spannend en eng, we doen het nooit. En als het moet is het erg juridisch en daar zijn we van de brandweer niet van. Het helpt om duidelijke kaders te stellen met duidelijke formats. Deze zijn er wel, maar bijvoorbeeld met de voorbeeldbrieven speelt het probleem dat je dan moet kiezen uit een aantal opties en degene die je nodig hebt staat er dan net niet bij. Juridisch bekeken, maar als je het dan hier aan de jurist voorlegt is dat niet de tekst waar hij achter staat. Het is een onwennige situatie, je moet eigenlijk concrete voorbeelden krijgen, die een situatie bepalen. Met name gericht op wat is dat die informatievoorziening en tot hoever kan je gaan. 17. Wordt er binnen uw Veiligheidsregio ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Ja, dat gebeurt weleens. Wij sturen dan waarschuwingsbrieven, dat is wel echt formeel. Daarvoor sturen wij informele brieven naar bedrijven of zij het een en ander willen veranderen. Na drie keer is er toen een handhaving ingezet in dat geval. Wat we nu wel beter weten is dat we op basis van controle een waarschuwingsbrief inzetten. Wij doen wel informele brieven sturen, maar daar kan je juridisch gezien niet veel mee. Je moet wel duidelijk zijn tegen bedrijven, omdat ze de brandweer niet altijd serieus nemen. 18. Hoe wordt er binnen uw Veiligheidsregio omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Met deze overtredingen proberen wij bij onze inspectiepartners afstemming te zoeken wie het beste de handhaving kan oppakken (onderdeel van de NIM gedachte). We moeten het wel echt tijdens een inspectie constateren. Na een inspectie hebben wij overleg tussen de partners en daar bespreken wij door wie de overtreding het beste opgepakt kan worden.
55/79
19. Hoe vindt signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Dit gaat vooral telefonisch, we hebben korte lijnen en dat werkt het beste. Waar nodig sturen we ter ondersteuning of vastlegging wel mails. Brieven komen eigenlijk niet vaak voor. Daarnaast zie je elkaar bij (andere) inspecties, of voor/na overleggen en daar kunnen zaken ook ter sprake komen. Dit gaat eigenlijk wederzijds (vanuit ons naar de partners en andersom). 20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Ik zou wel meer bevoegdheden willen op basis van het Brzo, specifiek dat je vanuit het Brzo gewoon kan handhaven. Nu moet je het herleiden naar je eigen wetgeving, informatievoorziening. Bij Brzo Art. 5 en Brzo bijlage ІІ VBS-element F kan je bijvoorbeeld alleen handhaven op basis van informatie. Als de uitvoering in de praktijk niet in overeenstemming met het plan is kunnen wij daar niet veel over zeggen, omdat het te herleiden moet zijn naar informatievoorziening. Dan moet je naar de inspectiepartners gaan, zodat hun kunnen handhaven. Je kunt bijvoorbeeld niet handhaven op onveilige situaties. Je bent heel erg beperkt tot papier. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er in uw Veiligheidsregio? Acht Brzo-bedrijven binnen de Veiligheidsregio. Een gas depot (opslag en proces) Twee grote PGS 15 loodsen, drie productiebedrijven, een tankopslag bedrijf en een schuimproductiebedrijf 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Twee handhavingsbrieven. 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Een waarschuwingsbrief op rampscenario’s (Wvr. Art. 48) en twee voornemens tot last onder dwangsom op informatie VR en informatie over noodplan (Wvr. Art. 48). 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw Veiligheidsregio? Zo ja, welke sancties? Nee, alleen voornemens. 25. Hoe wordt er binnen uw Veiligheidsregio omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Niet van toepassing. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw Veiligheidsregio geïmplementeerd? Ja, de consequenties ervan worden bekeken, eventueel aanpassen aan onze regio en tot slot implementeren in de Coördineerde Brzo-regio. 27. Wijkt dit beleid af van het huidige handhavingsbeleid zoals die binnen uw Veiligheidsregio is vastgesteld? Nee, op hoofdlijnen is het beleid hetzelfde, het beleid is geactualiseerd. 28. Is het handhavingsbeleid Art. 31 en Brzo of allebei? Het beleid is gecombineerd. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Nee, We hebben ervoor gezorgd om het beleid op een uniforme manier samen te stellen. 56/79
30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw Veiligheidsregio? Een brandweeraanwijzing in Gelderland-Zuid. En Een in een vergevorderd traject (concept aanwijsbeschikking).
57/79
Dhr. S. Offermans, Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Zuid-West 1. Is er bij de Veiligheidsregio’s een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, het beleid is vastgesteld in de Veiligheidsregio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-HollandZuid. In de Veiligheidsregio’s Hollands-Midden, Haaglanden en Zeeland is het beleid niet vastgesteld door het bestuur. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, het is bekend in de Veiligheidsregio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid. Bij de Veiligheidsregio’s Zeeland, Hollands-Midden en Haaglanden is het beleid niet bekend. In Hollands-Midden wordt bijna niet gehandhaafd en in Den Haag is er maar een bedrijf en daar gebeurt nooit iets. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, echter nog niet voor het samenwerkingsverband in zijn totaliteit. Hiermee bedoel ik dat de inspecteurs in iedere Veiligheidsregio kunnen inspecteren binnen de regio Zuid-West. Dit wordt geregeld met het invoeren van het nieuwe landelijke handhavingsbeleid. Dan maken we daar een format van voor de Veiligheidsregio’s met een brief om alle inspecteurs aan te wijzen en dat gaat zo naar alle besturen toe binnen de regio. Als de inspecteurs niet zijn aangewezen kunnen zij ook niet handhaven. Anders zou iedereen kunnen handhaven, dus juridisch gezien heeft het geen status. Als je niet bent aangewezen, mag je ook geen toezicht houden. 4. Heeft u binnen uw samenwerkingsverband voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Ja, in Rotterdam-Rijnmond zit een juriste op de afdeling. Bij de overige Veiligheidsregio’s is geen jurist in dienst. Hier kan zo nodig Robert Luinge ingehuurd worden en dat doen we ook wel. Er is nu een samenwerkingsverband dan kan er binnen de regio ook gebruikt gemaakt worden van de jurist van Rotterdam-Rijnmond. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband? In Zeeland bestaat de afdeling uit zes mensen. In Zuid-Holland-Zuid bestaat de afdeling uit vijf mensen. In Hollands-Midden bestaat de afdeling uit twee mensen en in Rotterdam-Rijnmond bestaat de afdeling uit 20 mensen ongeveer. Daarboven staat de Brzo-Coördinator. In Rotterdam-Rijnmond is de afdeling Industriële Veiligheid verdeeld in teams. Zo is er een team dat zich bezig houdt met advies en vergunning en is er een team die zich bezig houdt met toezicht en handhaving. Bij de overige Veiligheidsregio’s is er geen onderscheid tussen de functies adviseur en toezichthouder. Verder voert de Veiligheidsregio Haaglanden geen inspecties uit, dit wordt gedaan door de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond.
58/79
6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) Nee, ik vind niet dat we die zelf moeten hebben, het komt te weinig voor om mensen daarvoor op te leiden. Ik vind wel dat als strafrechtelijke handhaving van toepassing is, wij die wel moeten inzetten. Daar ben ik een groot voorstander van. De inspecteurs kunnen hiervoor aangifte doen bij een boa of bij de politie. Ik vind ook dat we meer strafrechtelijk moeten handhaven. Bedrijven die overtredingen begaan krijgen nu een waarschuwingsbrief, ik vind dat zij gewoon keihard gestraft moeten worden. 7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw samenwerkingsverband ingezet? Wij kunnen handhaven op alle dingen die we constateren, zolang het maar gerelateerd is aan de wetgeving waarop het van toepassing is, dus de informatievoorziening en de bedrijfsbrandweren. Ik denk dat we het nog breder kunnen trekken, alle zaken van Art. 5 van het Brzo daarop kunnen we ook handhaven en die kunnen dan gekoppeld worden aan het belang van de Veiligheidsregio’s. We kunnen verder handhaven dan alles op de informatievoorziening, we moeten het gewoon een keer doen en als de rechter vindt dat het niet kan, prima dan verliezen we maar. Iedereen is nu bang om te handhaven en zegt dat kan en mag niet, maar het is gewoon een grijs gebied en dat moeten we gaan verkennen door te handhaven. 8. Hebben de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Dit is conform het handhavingsbeleid. Het bestuur heeft de directeur gemandateerd, de directeur kan dit weer onder mandateren aan bijvoorbeeld de directeur brandweer. Bij Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is de directeur gemandateerd om de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang te tekenen. De waarschuwingsbrieven mogen getekend worden door het hoofd van de afdeling Industriële Veiligheid. In Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid is de directeur van de Veiligheidsregio gemandateerd en is de directeur van de brandweer onder gemandateerd, de inspecteurs zijn gemandateerd door het bestuur om een bedrijf stil te leggen. 9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? Je hebt zachte en harde handhaving. Zachte handhaving dat kan eigenlijk niet meer, dus dat zit ook niet meer in de handhavingsstrategie. Hieronder wordt bijvoorbeeld het matjesoverleg verstaan, de directeuren van bedrijven moesten dan op het ‘matje’ komen en dan volgden er gesprekken. Ook de eerste aanschrijving naar het bedrijf toe met een waarschuwing zou je ook onder de zachte handhaving kunnen verstaan, dit heeft juridisch gezien totaal geen status. Onder harde handhaving wordt bestuursdwang of strafrechtelijke zaken verstaan. De eerste stap is feitelijk de waarschuwingsbrief, maar dat hoeft niet de eerste stap te zijn. Dit is afhankelijk van het handhavingsbeleid en de ernst en aard van de overtreding. Het stilleggen van een bedrijf zijn vaak delen van een proces en niet een heel bedrijf, dat is vaak niet van toepassing. Bijvoorbeeld als een sprinklerinstallatie in een loods met opslag voor gevaarlijke stoffen niet werkt, dan kan er gezegd worden dat een deel van die loods niet gebruikt mag worden.
59/79
10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? Zie het handhavingsbeleid van de Veiligheidsregio’s. Daar staat omschreven wat er onder een overtreding en een misdrijf wordt verstaan. Een misdrijf is iets moedwillig doen, bijvoorbeeld moedwillig een bepaalde overtreding begaan, als er sprake is van recidive, dus keer op keer iets doen, maar ook als er sprake is van calculerend gedrag. Wij maken geen onderscheid tussen misdrijven en overtredingen. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw samenwerkingsverband? Ja, er is meer aandacht voor gekomen. Voor 2010 werd er gebruik gemaakt van de zachte handhaving, dus gesprekken met bedrijven en nu wordt er meer gebruik gemaakt van de harde handhaving, dus de zuivere juridische stappen. Dit geldt voor alle Veiligheidsregio’s binnen de regio. 12. Is er bekend binnen uw samenwerkingsverband waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, dat is bekend en er wordt invulling aan gegeven conform het handhavingsbeleid. Er is altijd wel discussie over wat er wel of niet onder valt. Ik denk dat er meer gehandhaafd kan worden als wij denken, maar dat zouden wij gewoon moeten uitproberen. Daar waar we soms denken dat kan niet, ben ik van mening om het gewoon te doen en laat de rechter het dan maar bepalen. Er kan bijvoorbeeld meer gehandhaafd worden op Brzo Art. 5, op het VBS- systeem. Dit moet wel gerelateerd worden aan een bedrijfsbrandweer of aan het belang van een onderwerp waar de Veiligheidsregio’s over gaan. De juristen zeggen dat het niet kan, maar ik ben van mening dat we moeten proberen of het wel kan. De interpretaties van de juristen onderling verschillen ook weer. 13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Sinds kort wordt er via het Infopunt Veiligheid een virtueel kantoor gebruikt. Dit is het medium wat we willen gebruiken om informatie uit te wisselen en onderling met elkaar te delen. Dit is voor iedere Veiligheidsregio toegankelijk binnen de regio. Daarnaast gaan we een periodiek overleg ontwikkelen, dit zal ongeveer vier keer per jaar plaatsvinden met de inspecteurs van de regio en het is de bedoeling dat dit overleg ook gaat plaatsvinden op managementniveau en op directeurenniveau. Het samenwerkingsverband is net gestart, dat is de reden waarom alles nog in ontwikkeling is. Verder is er nog een overleg met de partners op directieniveau twee keer per jaar, op managementniveau zes keer per jaar en op inspecteursniveau van de verschillende diensten minimaal twee keer per jaar, dit is afhankelijk van de onderwerpen die er zijn. Ook kunnen de inspecteurs van de verschillende Veiligheidsregio’s binnen de regio bij elkaar gaan inspecteren, dat gebeurt nu ook al en die mogelijkheden zijn er, dit moet ook nog verder ontwikkeld worden. In 2014 is het voornamelijk dat vanuit Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid andere inspecteurs het gaan doen. Meelopen met elkaar dat kan ook. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond inspecteert ook weer in Haaglanden. De doelstelling is om vanaf 2015 hier meer vorm aan te geven.
60/79
14. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Ik beperk me even tot de IV taken. Die bestaan uit het uitvoeren van inspecties, beoordelen van veiligheidsrapporten, het adviseren op WM-vergunning en het aanwijzen en toezicht houden op de bedrijfsbrandweer. Handhaving gebeurt eigenlijk alleen door de Veiligheidsregio’s Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond. Bij de andere Veiligheidsregio’s binnen de regio laten zij de handhaving over aan de inspectiepartners, Iszw en het BgWabo. Dit gaat veranderen in 2014. Dan gaat iedere Veiligheidsregio binnen de regio Zuid-West de handhaving organiseren. De artikelen waarop gehandhaafd wordt zijn conform het handhavingsbeleid. 15. Zijn er binnen uw samenwerkingsverband onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Ja, ik denk dat onze mandaat veel breder is dan we die nu toepassen. Bijvoorbeeld op de VBS-elementen. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen de Veiligheidsregio’s van uw samenwerkingsverband onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Ja, dit komt omdat we nog onvoldoende ervaring hebben. Dit kunnen we wegnemen door het wel gewoon te doen en kennis met elkaar te delen met andere Veiligheidsregio’s. 17. Wordt er binnen uw samenwerkingsverband ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Nee, dat gebeurt niet. Er wordt heel weinig gehandhaafd. Dit kan in principe niet. Er moet onderzocht worden wat er onder de Wvr en het Brzo valt. Er werd altijd gezegd bij twijfel niet doen, maar ik heb nu zoiets bij twijfel gewoon doen en dan beslist de rechter wel. 18. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Dit wordt overgedragen aan Iszw en BgWabo door middel van een handhavingsverzoek. Die nemen dat soms over, maar niet altijd. 19. Hoe vindt signaaltoezicht plaats richting inspectiepartners? Het doorgeven gebeurt mondeling, maar dat kan ook per brief. Tijdens de inspectie wordt dat al geregeld en wordt vastgelegd in het inspectierapport. Er wordt niet standaard een brief voor gestuurd, of dat nodig is vraag ik mijzelf ook af. Ik vind het extra papierwerk. Niet alles wordt teruggekoppeld door Iszw en BgWabo dat zouden ze wel moeten doen, als je dan niks hoort kan je altijd nog een brief sturen. Ook kunnen de inspecteurs zelf controleren in de handhavingsmodule van GIR of de overtreding erin staat. Ik vind dat de inspecteurs zelf in de gaten moeten houden of zij een terugkoppeling krijgen van het BgWabo of de Iszw.
61/79
20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Ja, op Brzo Art. 5 op de VBS-elementen, dat we daar iets van kunnen vinden. Wij moeten bedrijven kunnen dwingen om maatregelen te nemen. In Zuid-Holland-Zuid hebben wij veel meer bevoegdheden als de omgevingsdienst, die mogen niet stilleggen en wij wel. Wij moeten onze bevoegdheden meer benutten. Wij hoeven er niet meer bevoegdheden te hebben, maar moeten ervan bewust zijn dat we deze hebben en beter moeten gebruiken. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn in totaal 152 Brzo-bedrijven in de regio Zuid-West. Dit zijn zowel VR-plichtige bedrijven als Pbzo-bedrijven. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Ja, van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Na de waarschuwingsbrieven worden heel veel zaken opgelost, waardoor verdere stappen niet nodig zijn. Het is de bedoeling dat alle handhavingsbrieven binnen de regio langs de Brzo-coördinator komen. Deze moet dan voor uniformiteit zorgen binnen de regio. Daarna worden de brieven doorgestuurd naar diegene die daarvoor gemandateerd zijn om te tekenen. Er zijn een stuk of 30 brieven verstuurd bij de VRZHZ vanaf 2010 tot eind 2013. 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Het is een uitgebreide lijst met bevindingen, maar dit kost teveel tijd om uit te zoeken. Bevindingen die leiden tot een overtreding worden opgepakt volgens het handhavingsbeleid. 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw samenwerkingsverband? Zo ja, welke sancties? Ja, bij de Veiligheidsregio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid. Hier is spoedeisen met bestuursdwang of bestuursdwang toegepast. In 2014 zijn we bij de VRZHZ voor het eerst overgegaan tot inning van een dwangsom. Dat is daarvoor nooit zover gekomen. 25. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Dit gebeurt conform het handhavingsbeleid. Afhankelijk van de zwaarte van de overtreding wordt er of direct gehandhaafd of eerst een waarschuwing gegeven. Na de her-inspectie kan er een formeel traject in gang gezet worden of er kan direct overgegaan worden tot bestuursdwang. Bij Rotterdam-Rijnmond zijn er sancties geïnd, bij de overige Veiligheidsregio’s binnen de regio niet. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw samenwerkingsverband geïmplementeerd? Ja, dit wordt toegepast. Het beleid is nu nog door geen enkele Veiligheidsregio toegepast. Zodra dat is vastgesteld wordt het wel toegepast door de Veiligheidsregio’s. Er zijn nu nog wat onduidelijkheden over, Robert Luinge schrijft nu een toelichting op die onduidelijkheden die er eventueel landelijk gezien kunnen zijn. Bijvoorbeeld de verschillen in categorieën tussen de landelijke handhavingsstrategie en de categorieën die door de Veiligheidsregio’s worden toegepast. Je hebt drie categorieën: Lichte dreiging, onmiddellijke dreiging en zware dreiging. Als Veiligheidsregio’s hanteren wij een categorie van de drie. Daar wordt die toelichting op geschreven. Het handhavingsbeleid wordt bij alle besturen aangeboden binnen de Coördineerde Brzo-regio en moet daardoor vastgesteld worden, daarna gaan wij het toepassen. Voor die tijd kan dat niet, dan ben je illegaal bezig. Wij zijn een uitvoeringsorganisatie, het bestuur beslist. 62/79
Als het handhavingsbeleid niet is vastgesteld door het bestuur, is het juridisch ook niks. Je moet dat een handhavingsvoorstel doen bij het bestuur en zij moeten dan tekenen voor akkoord. Je kunt iets dan niet doen op basis van het handhavingsbeleid als dat niet is vastgesteld, dan moet het op basis van landelijke formats bijvoorbeeld. Dan moet het bestuur iedere individuele actie goedkeuren. Het is niet verplicht om een handhavingsbeleid te hebben, maar je mag als ambtenaar niet zomaar bepalen welke sanctie je oplegt. Inspecteurs kunnen zich wel aan het handhavingsbeleid houden, maar sancties moeten echt getekend worden door het bestuur. 27. Wijkt dit beleid af van de huidige handhavingsbeleidstukken zoals deze nu binnen uw samenwerkingsverband is vastgesteld? Ja, in details, maar de verschillen zijn niet zo gek groot. Er staat iets omschreven over het strafrechtelijk handhaven, maar dat is nu eigenlijk ook al zo. Het komt uit de AWB, daar staat beschreven dat elke inspecteur de plicht heeft, daar waar sprake is van een misdrijf aangifte te doen. Dat is een burgerplicht, maar die burgerplicht wordt nu op papier nog iets extra aangeduid. In de praktijk gebeurt het doen van aangifte niet. Besturen willen dat ook soms niet. In Zuid-Holland-Zuid heb ik weleens geprobeerd om een strafrechtelijke paragraaf aan het beleid toe te passen, maar dat moest eruit. Nu heeft het bestuur zelf de touwtjes in handen hoe ze een bedrijf aan kunnen pakken en als er aangifte gedaan wordt krijg je te maken met het OM en daar heeft het bestuur helemaal geen invloed op. 28. Hoe is het beleid vastgesteld? Brzo of Wvr. Art. 31 of allebei? Daar waar het beleid is vastgesteld, is het een gecombineerd beleid binnen de regio. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, ongetwijfeld. Er was een landelijk format, maar dat was niet optimaal. De reden dat het niet optimaal was, kwam door het feit dat er ruimte was binnen dat beleid voor discussie. In Zuid-Holland-Zuid is Robert Luinge ingehuurd om het aan te passen en te verbeteren en dat is uiteindelijk vastgesteld. Volgens mij is dat ook in Rotterdam-Rijnmond gebeurt. Er zullen wel verschillen inzitten, omdat het bestuur van de Veiligheidsregio’s zelf hun handhavingsstrategie mogen bepalen. Het is niet landelijk bepaald, het LATrb heeft de handhavingsstrategie bepaald, maar dat heeft juridisch gezien geen status. En dat is nu het geval, maar voorheen bestond dat nog niet. Het bestuur bepaald die zijn wettelijk verantwoordelijk. Voorheen was dat minder strak en heeft ieder individueel bestuur zijn eigen beleid opgesteld en daar invulling aan gegeven, wel op basis van een landelijk format. Nu wordt dat uniform binnen Nederland. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn in de regio 78 bedrijfsbrandweeraanwijzingen.
63/79
Dhr. T. Heer, Hoofd THi Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 1. Heeft u een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door het bestuur van uw Veiligheidsregio? Ja, het handhavingsbeleid is aanwezig en vastgesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, het is bekend en dit gebeurt binnen de afdeling. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door het bestuur van uw Veiligheidsregio? Ja, alle toezichthouders zijn door ons bestuur aangewezen. 4. Heeft u binnen uw Veiligheidsregio voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Ja, wij hebben binnen de afdeling een juriste werkzaam, hier is geen structureel overleg mee, maar als het nodig is wordt zij er wel bij betrokken. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw Veiligheidsregio? Onze afdeling is opgedeeld in drie teams. Een team dat gaat over de toezicht en handhaving bij de Brzo-bedrijven, een team dat gaat over advies en vergunningverlening en een team dat voornamelijk aan projecten werkt en landelijk dingen opzet. In totaal werken er op de afdeling rond de 30 mensen, waarvan er 10 mensen zich bezig houden met het uitvoeren van inspecties, 10 mensen zich bezig houden met brandweeraanwijzingen en advies en 10 werkt aan projecten en landelijk dingen organiseert. 6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) De Wvr en het Brzo staat vol met zaken die strafrechtelijk aangepakt kunnen worden. Het initiatief daarvoor ligt bij de Veiligheidsregio’s. Er gaat op dit moment niemand zelfstandig mee aan de slag. Dus wij moeten zelf binnen de afdeling nadenken om bijvoorbeeld aangiftes te doen, maar dat is nog lastig. Wij hebben geen cultuur van handhaven, laat staan iets met opsporingen. Moeten er boa’s aangesteld worden, zo zwart/wit zou ik het niet willen stellen, maar dat er iets moet gebeuren op dat punt ben ik het wel mee eens. In het nieuwe landelijke beleid, wordt ook iets gezegd over opsporing. Op het moment dat het aan de orde is, krijgen we ermee te maken en moeten we er iets mee doen. Het aanstellen van boa’s is een lastig verhaal, want aan welk niveau moeten zij dan bijvoorbeeld voldoen. Naast dat zij leren om een proces verbaal te schrijven moeten zij ook leren hoe je de juiste vragen stelt, dit alles wordt dan opgestuurd naar het Openbaar Ministerie (OM)en zij bepalen of er überhaupt een boete wordt gegeven en hoe hoog die dan is. Het werk van een boa is hetzelfde als wat wij nu doen als toezichthouder, je maakt een rapport en in het kader van bestuursrecht heb je dan het bestuur die daar iets over mag zeggen en in geval van een boa is het dan het OM die er iets over mag gaan zeggen. Het verschil is dan uiteindelijk dat je bij strafrecht een strafrechter die beslist en bij bestuursrecht een bestuursrechter die beslist. Wij zoeken liever een bestuursrechtelijke weg. Ik vind dat wij heel veel werk niet doen wat betreft de Wvr, want daarin staat heel duidelijk ingesteld dat zaken strafrechtelijk moeten worden aangepakt. Dit doen we niet, want daar hebben we bestuursrechtelijke tools voor. De bestuurlijke bevoegdheden worden niet vaak genoeg ingezet.
64/79
7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw Veiligheidsregio ingezet? We hebben op dit moment bestuurlijke bevoegdheden, bestuurlijke handhaving is mogelijk, dan heb je het over het bestuur van de Veiligheidsregio. Je kunt twee dingen inzetten, bestuursdwang en dwangsom. Het inzetten van de dwangsom is geregeld in de AWB. Het toepassen van bestuursdwang is heel onhandig om te doen, omdat je dan als overheid zelf op moet gaan treden. Als je wilt dat een bedrijf sluit, dan ligt dat bedrijf helemaal plat. Er mogen dan geen activiteiten meer plaatsvinden. Ook mogen er geen gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen, want dan ben je als nog in bedrijf. Stilleggen betekent geen activiteiten meer en alles moet leeg, maar waar laat je de gevaarlijke stoffen van een bedrijf dat is stilgelegd. Mensen hebben geen idee wat het betekent en zeker niet voor je eigen organisatie. Je kunt hoogstens onderdelen van installaties stilleggen, dat is nog te doen, maar een fabriek stilleggen is onmogelijk. Stilleggen is een begrip wat makkelijk wordt gezegd en dat kunnen wij ook helemaal niet. Met een dwangsom dwing je het bedrijf om te voldoen aan de voorschriften. Boete is een straf voor het niet voldoen aan de voorschriften. Het globale verschil tussen bestuursrecht en strafrecht is dat je met strafrecht kan straffen op iets wat je gedaan hebt en met bestuursrecht probeer je dingen ongedaan te maken. 8. Heeft het bestuur van uw Veiligheidsregio de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Ja, het hoofd van de afdeling Industriële Veiligheid mag de waarschuwingsbrieven ondertekenen, ook als daar een voornemen in staat. De directeur van de Veiligheidsregio mag de brieven van de dwangsom en de bestuursdwang ondertekenen. 9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? Er zijn twee definities van handhaving, je hebt de enge handhaving en de ruime handhaving. Enge handhaving bestaat uit bestuursdwang, dwangsom en proces verbaal. Ruime handhaving bestaat uit voorlichting, vergunningverlening en toezicht. Wat betreft bestuursrecht is voor de enge handhaving de directeur bevoegd en voor de ruime handhaving zijn de inspecteurs bevoegd. Strafrechtelijk zijn er nu nog geen bevoegdheden, als je daarmee aan de slag gaat heb je opeens een andere baas, het OM. Onder handhaving versta ik geen waarschuwingsbrief, maar het opleggen van sancties, dus een proces verbaal, dwangsom of bestuursdwang. Iedereen heeft een bepaalde perceptie over wat handhaving is, daarom moet het goed gedefinieerd worden.
65/79
10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? Een misdrijf en een overtreding staan in de wet. In Wvr. Art. 31 staat dat alle overtredingen daarop, moeten worden gezien als een overtreding en nooit als een misdrijf. Als er een misdrijf gepleegd is, dan ben je te allen tijde verplicht om aangifte daarvan te doen als inspecteur, de vraag is of dat gebeurt. Ten eerste is het hele ingewikkelde materie, wat kan gezien worden als een overtreding of een misdrijf op Wvr. Art. 48 en wie gaat daartegen optreden. Als het bedrijf geen veiligheidsrapport indient, is dat een misdrijf en dan gaat vaak het BgWabo een brief sturen, maar wij moeten dat eigenlijk oppakken. Dus aangifte doen of als we eigen boa’s hebben een proces verbaal opzetten. Dat zou dan iets zijn wat je als Veiligheidsregio’s zou moeten ontwikkelen, hoe gaan we om met bedrijven die nalatig zijn in het opsturen van het veiligheidsrapport of het indienen van een aanvulling daarop. Brzo Art. 13 eerste lid, dus als er een veiligheidsrapport wordt ingediend, die niet voldoet hieraan of bedrijven hebben het rapport niet ingediend in het kader van een aanvraag Wabo, moeten wij daarop gaan handhaven. In het kader van het Brzo is het bevoegde gezag, altijd BgWabo. Dus wij moeten dan op zaken van hun gaan handhaven, omdat het gekoppeld wordt aan Wvr. Art. 48 en dat is onze wetgeving. Maar dat gebeurt niet in de praktijk. Het BgWabo heeft een coördinerende taak als het gaat om het Brzo. Maar zij coördineren ook dingen waar wij eigenlijk over gaan, want dat veiligheidsrapport is eigenlijk voor ons, daar hebben wij het meeste belang bij. Er moeten afspraken gemaakt worden met het BgWabo dat zij ons informeren en dan pakken wij dat op. Wij hebben heel veel handhavingsverantwoordelijkheden gekregen met de invoering van de Wvr, maar daar moet in de praktijk nog invulling aan gegeven worden. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw Veiligheidsregio? Ja, we hebben het handhavingsbeleid gekregen, sinds een paar maanden is er een juriste op de afdeling en we hebben Odfjell meegemaakt. Bij ons is de kijk op handhaving wel veranderd. 12. Is er bekend binnen uw Veiligheidsregio waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, er is bekend bij de inspecteurs hoe ze er mee om moeten gaan. Er wordt gehandhaafd op Wvr. Art. 31 en 48. Op de VBS-elementen wordt gehandhaafd. Op het veiligheidsrapport wordt niet gehandhaafd. 13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw Veiligheidsregio vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Iedereen kan onderling met elkaar overleggen op de afdeling, dit vindt plaats op collegiaal niveau en gaat goed. In het teamoverleg vindt dit ook plaats als daar behoefte aan is, dan wordt er een casus besproken, maar dit gebeurt niet structureel. 14. Hoe wordt er binnen uw Veiligheidsregio uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Het Brzo is al gekoppeld aan de Wvr. Op het Brzo Art. 5 lid 3 (VBS-elementen) en Wvr. Art. 31, Algemene Bepalingen wordt veel gehandhaafd. Er wordt veel gekeken naar de Algemene Bepalingen, daar staan concrete voorschriften in.
66/79
15. Zijn er binnen uw Veiligheidsregio onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Ja, mensen weten niet helemaal hoe ze er mee om moeten gaan, heeft te maken met angst voor het onbekende. Wij hebben nooit gehandhaafd in het verleden, het blijft allemaal bij praten. En hopen dat het allemaal wordt opgelost. Het is moeilijk, want je moet toch moeilijke boodschappen gaan doorgeven. Je krijgt op een gegeven moment ook te maken met juridische procedures, het kan voorkomen dat je een keer bij de rechter moet komen. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen uw Veiligheidsregio onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Dit kan worden weggenomen door het gewoon te doen. 17. Wordt er binnen uw Veiligheidsregio ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Hangt ervan af wat er wordt verstaan onder handhaving. Als het gaat om bestuursdwang en dwangsom dan niet en wij handhaven ook niet op wetten waar wij niet over gaan, maar als het gaat om toezichthouden dan wel. Wij houden toezicht bij de Provinciale bedrijven, dat zijn alle Brzo-bedrijven in het kader van de Wabo. Hiertoe zijn we niet bevoegd, daar is geen aanwijzing voor. De jurist van het BgWabo vindt het geen probleem en die nemen het advies van de Veiligheidsregio’s over, maar het is niet juist. Toezicht houden op het bouwbesluit en Wabo, geldt alleen voor de Gemeente. De Provincie zegt we hebben helemaal geen andere toezichthouders nodig, het BgWabo is onze toezichthouder en die moet het doen. Wij gaan geen andere toezichthouders aanwijzen. De voorschriften in de Wabo op het gebied van brandveiligheid heeft de Veiligheidsregio bedacht en geeft advies aan het BgWabo. Met toezicht houden kijken wij ook naar die voorschriften, maar wij zijn daar niet toe bevoegd. Als een bedrijf zou willen kunnen ze dit via de rechter spelen, en dan zeggen dat er inspecteurs ongeoorloofd toezicht hebben gehouden op die voorschriften. Wij sturen dan een advies naar het BgWabo en die moeten dat verder oppakken. Het is dan lastig voor een bedrijf om te zeggen dat er iets niet goed is gegaan in dat proces, want voor hetzelfde geldt heeft het BgWabo ook gekeken. Wij vinden als Veiligheidsregio dat wij over brandveiligheid gaan, maar heel veel dingen van brandveiligheid zijn geregeld in andere wetten, in ons geval Wabo. Maar daar gaan wij helemaal niet over, want het staat niet in de Wvr. Dus degene die daar wel over gaan, moeten ons daartoe aanwijzen als toezichthouder, zodat wij daar wel toezicht op kunnen houden en dat gebeurt niet. 18. Hoe wordt er binnen uw Veiligheidsregio omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Dit wordt opgepakt door de inspectiepartners, Iszw en BgWabo. 19. Hoe vindt signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Het werd in het inspectierapport opgenomen en de overdracht naar de DCMR vond mondeling plaats. In sommige gevallen werd er een brief verstuurd naar de DCMR met een verzoek om de handhaving op te pakken. Na 2013 is besloten in het MT dat er standaard een brief verstuurd moet worden. Ook moet de inspecteur die het signaaltoezicht heeft geconstateerd, er zelf op toezien dat de handhaving door de DCMR wordt opgepakt.
67/79
20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Ja, toezichthouden op de Wabo en de Arbowetgeving en dan op het gebied van brandveiligheid. Ik vind dat die dingen ook bij ons thuis horen. Wabo zit er nog wel aan te komen, dat zou nog wel kunnen. Maar de Arbowetgeving is nog een stap te ver. Er zijn nog wel meer wetgevingen, maar wat betreft onze inspectiepartners zouden die zaken bij ons neergelegd moeten worden. Het zou ook fijn zijn als ons bestuur of onze directeur gemandateerd wordt om te handhaven op die onderdelen van de Wabo en de artikelen van de Arbowetgeving. Dan ligt het hele brandveiligheid verhaal binnen de Veiligheidsregio en kunnen we daar ook zelf op handhaven. Nu is het zo dat je na een advies aan het BgWabo soms helemaal niks meer hoort of ze pakken het niet op. De Veiligheidsregio moet eerst zorgen dat zij hun taken met betrekking tot de Wvr op orde hebben, voordat zij meer taken oppakken. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw Veiligheidsregio? Er zijn 69 VR-plichtige bedrijven en 16 Pbzo-bedrijven. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Er zijn in totaal ongeveer 60 waarschuwingsbrieven sinds 2010 verstuurd.
-
Overtredingen In 2013: Bij 19 bedrijven zijn in totaal 48 overtredingen geconstateerd: Bij 8 bedrijven in totaal 9 overtredingen van het Brzo’99. Bij 14 bedrijven in totaal 33 overtredingen van artikel 31 Wvr (Algemene Bepalingen) Bij 2 bedrijven in totaal 2 overtredingen van artikel 48 Wvr Bij 4 bedrijven zijn overtredingen van de Wm-vergunning geconstateerd. Hiervan is in totaal 4x een adviesbrief gericht aan DCMR. Bij 1 bedrijf is in totaal 1 overtreding van het Rrzo
-
Overtredingen In 2012: Bij 17 bedrijven zijn in totaal 28 overtredingen geconstateerd, waarvan 23 overtredingen van artikel 31 Wvr (algemene bepalingen) 1 overtreding van artikel 48 Wvr 4 overtredingen van het Brzo’99
-
Overtredingen In 2010 en 2011 zijn niet eenvoudig te achterhalen, omdat deze nog niet apart werden geregistreerd. Hiervoor moeten of alle uitgaande brieven van het secretariaat van het team TCH worden bekeken, of alle inspectierapporten worden bekeken van alle Brzo-bedrijven. Bij de VRR werd toen nog niet zo veel gehandhaafd, dat is pas gekomen na de uitkomst van het rapport van de OVV na de brand bij Chemiepack, en nog meer ingezet na de overtredingen bij Odfjell in 2012. Vandaar ook dat er in 2013 al meer overtredingen zichtbaar zijn dan in 2012. Als ik een schatting moet maken, zeg ik ca. 15 in 2011 en ca. 10 in 2010, meer zullen het er niet zijn.
68/79
23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? De meeste overtredingen hebben betrekking op het niet naleven van de Algemene Bepalingen, Wvr. Art. 31. Zoals bijv. het niet jaarlijks testen van de koel- en (schuim)blusinstallaties, het onderhoud niet in orde, opleidingen niet in orde (2012 en 2013). Overtredingen op Wvr. Art. 48 is pas in 2013 bij twee bedrijven vastgesteld. Dit had betrekking op het ontbreken van informatie over de blussende werking van blussystemen op tanks. Overtredingen van het Brzo betreffen meestal Art. 5 lid 3, bijlage II onder C, D, E en F. Zoals bijv. het niet aantoonbaar zijn of incidentbestrijdingsmiddelen zijn afgestemd op risico, onderhoud blusinstallaties niet aantoonbaar, voor (tijdelijke) wijzigingen is de procedure niet gevolgd, of zaken met betrekking tot opleiding en oefenen van de noodorganisatie is niet op orde. 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw Veiligheidsregio? Zo ja, welke sancties? Ja, er zijn drie sancties opgelegd. Deze sancties bestaan uit een bestuursdwang en twee last onder dwangsommen. Er lopen nog wel enkele bedrijven die waarschijnlijk een dwangsom opgelegd krijgen. 25. Hoe wordt er binnen uw Veiligheidsregio omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Bij de VRR eerst waarschuwingsbrieven, sinds halverwege 2013 wordt ook de mogelijkheid tot het indienen van de zienswijze opgenomen in onze waarschuwingsbrieven. Als bij de hercontrole blijkt dat de overtreding is verholpen, moet er een brief worden verstuurd dat de overtreding is opgelost. Dit gebeurt in de praktijk nog veel te weinig. Het komt ook wel voor dat een bedrijf een zienswijze indient, en dan wordt de directie van het bedrijf meestal hier uitgenodigd voor een gesprek, wat vaak een plan van aanpak tot gevolg heeft om de overtreding op te heffen. Dit heeft er mee te maken, omdat het vaak om dure investeringen voor bijvoorbeeld het aanleggen van nieuwe blusvoorzieningen gaat, en dat kun je niet in een paar maanden regelen. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw Veiligheidsregio geïmplementeerd? Ja, ik ben hiervan op de hoogte. De landelijke handhavingsstrategie is door het LATrb, nu is dat Brzo+ bedacht. Het handhavingsbeleid is afgeleid vanuit de handhavingsstrategie. Het landelijke handhavingsbeleid is aangepast naar aanleiding van het Brzo+. Dat nieuwe beleid is de bedoeling dat het geïmplementeerd worden binnen de Veiligheidsregio, er hoeft niet meer veel aan te gebeuren. Het landelijke handhavingsbeleid is nog niet ingevoerd. De handhavingsstrategie ligt er wel. 27. Wijkt dit beleid af van het huidige handhavingsbeleid zoals die binnen uw Veiligheidsregio is vastgesteld? Ja, het is een strakker beleid. 28. Hoe is het beleid vastgesteld? Brzo of Wvr. Art. 31 of allebei? Het Brzo en de Wvr zijn gecombineerd in het beleid. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Zie het antwoord van de Brzo-Coördinator. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw Veiligheidsregio? Er zijn 56 brandweeraanwijzingen in de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Alle Brzo-bedrijven komen in aanmerking voor een bedrijfsbrandweeraanwijzing, zo staat het in de wet. De Veiligheidsregio mag vragen aan de bedrijven om een 69/79
Brandweerrapport in te dienen, dat staat ook zo in de wet. De bedrijven hebben een milieuvergunning en die moeten dan dingen afdekken, maar daar is ruimte in. Dan ontstaan er situaties waarin de bedrijven zelf ruimte gaan zoeken. Bijvoorbeeld een opslagtank, daar mogen bepaalde voorzieningen opgezet worden, maar die voorzieningen die een bedrijf in het kader van de milieuvoorziening plaatsen, is eigenlijk een stukje in het kader van de rampenbestrijding, zorgen dat het niet escaleert als er iets gebeurd. Op het moment dat wij aan bod komen, dan kijken wij naar zaken die nog geregeld moeten worden en toon het maar aan in het brandweerrapport. Daar staat dan in wat ze bijvoorbeeld een bedrijfsbrandweer nodig hebben bij een tankbrand om te zorgen dat het niet escaleert. Op basis van de scenario’s die zijn opgenomen in het brandweerrapport wordt er nagedacht over de voorzieningen die zij moeten hebben en of dat voldoende is, anders komt er een bedrijfsbrandweeraanwijzing. Dit wordt bepaald bij het team advies en vergunningverlening. De bedrijven moeten aan een aantal voorwaarden voldoen, op het gebied van organisatie en materiaal (Tankautospuit, slangen, blusleiding). Het moet bedrijfszeker zijn, handelingen verrichten om iets voor elkaar te krijgen. De voorschriften zijn onduidelijk, niet concreet genoeg. De inspecteurs willen concrete voorschriften, als je het globaal laat en zegt dat het bedrijf daar zelf invulling aan kan geven, dan wordt het heel lastig om daar handhaving op toe te passen. De Algemene Bepalingen van Wvr. Art. 31 moeten veel concreter, zijn nu te globaal en dat maakt het onduidelijk. Met bijvoorbeeld de invoering van het ITO beleid krijgen bedrijven een wijziging van de Algemene Bepalingen, het is een stukje gedogen, bedrijven krijgen ontheffing aan dat specifieke ding wat is opgenomen in de Algemene Bepalingen. De Algemene Bepalingen worden vastgesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio. In plaats van dat het concreet wordt opgenomen krijgen ze de mogelijkheid om te kiezen uit drie dingen: Live testen, certificeren en het ITO beleid. Dit wordt voor het houden van toezicht onduidelijk, want er zijn verschillende mogelijkheden. Bedrijven hebben een enorme vinger in de pap in de wijze waarop voorschriften tot stand komen. De bedrijven zijn op de hoogte van wat er van hun verwacht wordt, maar als wij niet handhaven op die onderdelen, dan maken bedrijven zich daar ook niet druk om.
70/79
Dhr. M. van Dijk, Inspecteur Veiligheidsregio Midden-West Brabant 1. Is er bij de Veiligheidsregio’s een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, in Midden-West Brabant, Brabant-Noord en Zuid-Oost Brabant is het beleid vastgesteld, want daar refereren wij ook aan. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, het is bekend bij de inspecteurs, maar ik denk dat er niet veel ervaring mee is opgedaan. Als wij denken dat wij iets met handhaving hebben, dan koppelen wij dat gelijk terug naar onze jurist en op dat moment is het beleid wel een onderdeel van de handhaving. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Alle toezichthouders binnen het samenwerkingsverband zijn aangewezen door het bestuur. 4. Heeft u binnen uw samenwerkingsverband voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Ja, wij hebben een jurist vanuit de Veiligheidsregio, deze is ook specifiek op het gebied van handhaving. En wij hebben een jurist die we kunnen inhuren via het LEC, Robert Luinge. Dus we hebben wel juridische ondersteuning, alleen is het nog niet zo ingebed in de organisatie. Vanuit mijn vorige werk ben ik gewend dat er altijd een jurist op de afdeling zit, dit is allemaal op afroep basis. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw samenwerkingsverband? In totaal zijn er acht Brzo-inspecteurs in het samenwerkingsverband. Vijf inspecteurs in Midden-West Brabant, in Noord zijn er nog twee inspecteurs en in Zuid Oost nog een. De hoofdtaken zijn: Het uitvoeren van de Brzo-inspecties, het aanwijstraject bedrijfsbrandweer en advisering richting milieuvergunning. Wij hebben een aparte ABM (Advies Brandveiligheid Milieu) groep die doen met name advisering richting milieuvergunning, maar wij geven daar wel ondersteuning aan waar nodig. Er is nog geen directe samenwerking in de zin van dat je het als project oppakt, maar daar gaan we wel naar toe. Er is op dit moment wel een afdeling en binnen de afdeling is er onderscheidt gemaakt op de Brzo-werkzaamheden, het BEVI advies en het QRA advies. 6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) Nee, strafrechtelijk ben ik geen voorstander van. Daar hebben we andere mogelijkheden voor. 7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw samenwerkingsverband ingezet? Op het moment dat er een bedrijfsbrandweerbeschikking is ligt het voornamelijk vast in Wvr. Art. 31. Dan heb je heel veel handhavingsmogelijkheden. Het Brzo wordt al een stuk lastiger, we zijn wel toegekend aan het hele proces, maar we hebben nauwelijks handhavingsmogelijkheden. Het moet te herleiden zijn aan Wvr. Art. 48.
71/79
8. Hebben de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Nee, de bevoegdheden zijn niet gemandateerd. Het bestuur (of namens het bestuur) moet de handhavingsbrieven tekenen binnen het samenwerkingsverband. 9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? Het door toezicht en het toepassen met bestuursrechtelijke of strafrechtelijke middelen bereiken dat algemene regels en voorschriften worden nageleefd. Je kunt verschillende dingen bereiken door bijvoorbeeld overleg, maar als bedrijven dat niet willen dan kun je handhaving inzetten of het moet zo ernstig zijn dat je direct handhaving gaat toepassen. Een waarschuwingsbrief/voornemen is de eerste stap van handhaving en daarna volgt last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. 10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? In ons vakgebied is een misdrijf willens en wetens een wetsartikel overtreden en een overtreding is het overtreden van een vergunningvoorschrift of een Brzo-artikel. Een misdrijf gaat veel verder. De term misdrijf kennen wij niet vanuit de bestuursrechtelijke kant. Wij hebben geen strafrechtelijke bevoegdheden. In de regel is het zo, dat als je iets constateert dan bespreek je dat met het bedrijf. Afhankelijk van de ernst van de situatie ga je over tot handhaving of niet. Als het bedrijf niet zou willen meewerken, heb je altijd een handhavingsmogelijkheid. Handhaving is geen doel op zich, maar je kunt het wel gebruiken. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw samenwerkingsverband? Als je kijkt naar het Brzo dan zie je wel een duidelijke verschuiving, een behoorlijke verzwaring. Bedrijven liggen onder een loep, en dit wordt ook zo ervaren door de bedrijven. 12. Is er bekend binnen uw samenwerkingsverband waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, Wvr. Art. 31, 48 en 63 dat zijn de pijlers waar we ons op berusten. De informatievoorziening is heel mager vind ik, het Brzo ook en de relatie met Wvr. Art. 48 zou wel wat meer handen en voeten mogen krijgen. Wij willen wel handhaven, maar de handhavingsbevoegdheden zijn te beperkt. Wij willen er naar toe om de aanwijsbeschikking apart te gaan controleren, maar dit proces is nog in ontwikkeling. De reden hiervoor is dat het een grote impact heeft op je Brzo-inspectie, het gaat ten koste van andere onderwerpen. Alle elementen die we kunnen controleren worden ook wel gecontroleerd, en daar doen we ook een uitspraak over. In het team besluit je gezamenlijk op welke wetgeving je het sterkste zou kunnen handhaven en zo nodig zullen wij dat ook proberen, alleen dat proberen moeten we nog een beetje uitvinden. 13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden binnen uw samenwerkingsverband vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Het handhavingsbeleid wordt uitgedragen, vervolgens moeten we daar uitvoering aan gaan geven. Wat we ook gaan doen is de nadruk op de procedures van Wvr. Art. 31 leggen (controleren van de aanwijsbeschikkingen). Met alle inspecteurs van de Veiligheidsregio’s binnen het samenwerkingsverband is een keer in de twee maanden overleg en dan wordt de jaarplanning opgesteld en casussen besproken. Vanaf dit jaar gaan we met elkaar meelopen bij inspecties en nemen we inspecties van elkaar over binnen het samenwerkingsverband.
72/79
14. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Er is op Brzo artikel 5 een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom gedaan en verder is het nog nooit toegepast binnen het samenwerkingsverband. 15. Zijn er binnen uw samenwerkingsverband onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Nee, er zijn geen onduidelijkheden, het is volgens mij wel bij iedereen bekend wat je wel en niet kan. Zowel in Midden-West Brabant, als in Noord en Zuid Oost is het duidelijk. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen de Veiligheidsregio’s van uw samenwerkingsverband onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Niet van toepassing. 17. Wordt er binnen uw samenwerkingsverband ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Nee, niet van toepassing. 18. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Deze worden opgepakt door de inspectiepartners, Iszw en BgWabo. 19. Hoe vindt het signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Dit vindt meestal via de informele weg plaats. In de regel telefonisch en/of per email maar kan ook per brief. 20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Ja, ik vind wel dat wij meer bestuurlijk moeten kunnen. Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang kent voor de Veiligheidsregio’s een hele beperkte bevoegdheid, daar lopen we nu tegenaan. Alles wat we aan handhavingszaken gedaan hebben, is opgepakt door het BgWabo. Ik zou zelf liever zien dat wij meer bevoegdheden zouden krijgen, om handhavend op te treden. Zeker op het moment dat je iets op het gebied van brandveiligheid constateert, dat de brandweer zelf ook de mogelijkheden heeft om daar tegen op te treden en niet altijd afhankelijk hoeft te zijn van het BgWabo. Ik heb het liefst meer bevoegdheden op Brzo Art. 5. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw samenwerkingsverband? In onze regio hebben wij 42 VR-plichtige bedrijven en 34 Pbzo-bedrijven. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Er zijn twee handhavingsbrieven, een voornemen tot opleggen van Last onder dwangsom (LOD) vanuit Midden-West Brabant en een waarschuwingsbrief bij hetzelfde bedrijf. In Noord en Zuid Oost lopen alleen handhavingszaken via het BgWabo. 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Ja, Midden-West Brabant heeft een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom gedaan, die is gebaseerd op het indienen van UPD’S (Uitgangspunten Documenten) Daarin wordt beschreven hoe een sprinkler uitgevoerd moet zijn en aan welke norm die moet voldoen, Brzo bijlage 5 D. 73/79
24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw samenwerkingsverband? Zo ja, welke sancties? Nee, niet van toepassing, alleen een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. 25. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Zodra de sancties zijn vastgelegd (zelfstandig dan wel via het bevoegd gezag) worden deze, veelal in samenwerking met onze handhavingspartners, periodiek gecontroleerd. We leven het heel erg na, zowel aangekondigd als onaangekondigd. In een specifiek geval waar nu een handhavingszaak loopt komen we ongeveer 12 keer per jaar bij het bedrijf. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw samenwerkingsverband geïmplementeerd? Ja, dit wordt geïmplementeerd binnen het samenwerkingsverband. De Brzo-systematiek is daarop gericht. 27. Wijkt dit beleid af van de huidige handhavingsbeleidstukken zoals deze nu binnen uw samenwerkingsverband is vastgesteld? Nee, volgens mij wijkt het beleid niet heel erg af. Alleen het Brzo+ is het verschil tussen het beleid en volgens mij is strafrechtelijke handhaving tevens in dit beleid opgenomen. 28. In het handhavingsbeleid Brzo, Art.31 of allebei? Het is een combinatie van beide. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Op details zijn er kleine verschillen. Dit jaar zal het nieuwe landelijke handhavingsbeleid worden vastgesteld door alle drie de Brabantse Veiligheidsregio’s. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw samenwerkingsverband? Er zijn tien aanwijzingen in Midden-West Brabant. Naast de aanwijzingen in MWB zijn volgens mij nog twee aanwijzingen in Brabant-Noord. In totaal 12 aanwijzingen binnen het samenwerkingsverband.
74/79
Mevr. L. Gaebler, Coördinator Brzo-Samenwerkingsverband - Regio Limburg Dhr. H. Klerkx, Inspecteur Veiligheidsregio Noord-Limburg 1. Is er bij de Veiligheidsregio’s een handhavingsbeleid en is deze formeel vastgelegd door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, dat is gebeurd in Noord en Zuid. Beleid is opgesteld met Brabant Zuid-Oost en ZuidLimburg. Er kunnen wat veranderingen inzetten, omdat er lokaal veranderingen zijn. 2. Is het handhavingsbeleid bekend bij de inspecteurs van de afdeling toezichthoudende bevoegdheden? En wordt er conform dat beleid gehandhaafd? Ja, het is bekend. Weten dat we er iets mee moeten doen. Als het nodig is wordt het toegepast. Wij doen als Veiligheidsregio niet zo heel veel aan handhaving, heel veel overtredingen worden opgepakt door de inspectiepartners Iszw en BgWabo. De wetgeving van de inspectiepartners bied iets meer ruimte dan de Wvr. 3. Zijn de toezichthouders allen aangewezen door de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Ja, deze zijn allemaal aangewezen als toezichthouder voor Zuid-Nederland, maar hebben geen opsporingsbevoegdheden. 4. Heeft u binnen uw samenwerkingsverband voldoende juridische ondersteuning om het handhavingsbeleid in te zetten? Nee, wij hebben geen eigen jurist, hier hebben wij het aantal mensen niet voor. Er is wel een jurist, maar die zit meer op de bestuurskundige kant en minder op de handhavingszaken. Wij hebben volgens wel de mogelijkheid om een jurist in te huren via het LEC of via het LATrb voor handhavingszaken. Deze is ook betrokken bij het opstellen van het handhavingsbeleid. We zijn bezig om een landelijk handhavingsteam op te richten welke de veiligheidsregio’s kunnen ondersteunen. 5. Uit hoeveel mensen bestaat de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw samenwerkingsverband? Er zijn op dit moment twee inspecteurs en een in opleiding in Noord. In Zuid zijn drie inspecteurs en een in opleiding. Het is een gecombineerde functie, met zowel advisering van externe veiligheid, als het uitvoeren van de inspecties bij de Brzo-bedrijven en de beoordeling van de VR-rapporten. Dit zijn allemaal toezichthoudende taken. Ook zijn in Noord twee inspecteurs Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS). Wij toetsen bijvoorbeeld of het VR-rapport klopt van een bedrijf en zo niet kunnen wij daarop gaan handhaven. Wel waken wij ervoor dat wij niet adviseren met betrekking tot externe veiligheid waar wij toezichthouder Brzo zijn.
75/79
6. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s ook mogelijkheden moeten hebben om strafrechtelijk te handhaven? (Boa’s aanstellen, binnen Iszw en BgWabo wel aanwezig) We hebben een belangrijke toezichthoudende taak vanuit de Wvr en het Brzo, die met name op de informatievoorziening op de voorbereiding van de rampenbestrijding is gericht. Je kunt je afvragen of daar zulke zware overtredingen uit voort komen dat er mogelijkheden moeten zijn om een proces verbaal op te stellen. Volgens mij is bestuurlijke handhaving dan in bijna alle gevallen voldoende. Als er echt installaties niet zouden werken, dan is er altijd nog een mogelijkheid om via de Iszw of het BgWabo een strafrechtelijk traject op te pakken. Een bedrijf kan de zaak heel goed op orde hebben zonder papieren, maar dat is voor mij bijna nooit een reden om daarvoor een proces verbaal op te maken. Iszw doet dat trouwens over het algemeen ook niet, alleen als er schokkende zaken zijn waarbij de veiligheid direct in het geding komt. 7. Wat zijn volgens u handhavende bevoegdheden? En op welke manier worden deze binnen uw samenwerkingsverband ingezet? De bestuurlijke handhaving, of te wel eerst een waarschuwingsbrief, afhankelijk van de aard van de overtreding of een zienswijze of een tweede brief, vervolgens dwangsom of stillegging, maar wij zullen meestal richting een dwangsom gaan. Handhavende bevoegdheden is toezicht houden en constateren van de overtreding en vervolgens dat verwoorden in een brief conform handhavingsbeleid. En dat kan leiden tot een stillegging of een gedeeltelijke stillegging. 8. Hebben de besturen van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband de handhavende bevoegdheden gemandateerd? Zo ja, aan wie binnen de organisatie? Ja, de directeur van de Veiligheidsregio heeft de handhavende bevoegdheden. In Zuid-Limburg is dat de directeur van de Brandweer. De waarschuwingsbrieven worden ook ondertekend door de directeur. Wij stellen de brieven alleen zelf op. 9. Wat verstaat u onder handhaving? En wat is volgens u de eerste stap daarvan? De waarschuwingsbrief is de eerste stap daarvan. Afhankelijk van de aard van de overtreding kun je dat combineren met een mogelijkheid om een zienswijze in te brengen, waardoor je de eerste stap overslaat. Handhaving is een dwangsom, een gedeeltelijke stillegging of een bestuursdwang. 10. Wat verstaat u onder een overtreding en een misdrijf? En waar ligt de grens volgens u om over te gaan tot handhaving? De grens ligt bij het overtreden van een wettelijk artikel. Strafrechtelijke trajecten doen wij niet, wij lossen alles met bestuurlijke trajecten op. 11. Is er een verandering van handhaving zichtbaar ten opzichte van 2010 (Invoering Wvr) binnen uw samenwerkingsverband? Ja, daarvoor hadden wij geen enkele handhavende bevoegdheden, die lagen bij de burgemeester en wethouders. Nu kunnen wij als Veiligheidsregio zelf handhaven. 12. Is er bekend binnen uw samenwerkingsverband waarop gehandhaafd mag worden en hoe wordt hier in de praktijk invulling aan gegeven? Ja, het is bekend. In ons handhavingsbeleid staat een tabel met artikelen die overtreden kunnen worden en die zijn er in uitgewerkt. Ook is er uitgewerkt hoe we die artikelen inschalen op de ernst en hoe we vervolgens gaan handhaven afhankelijk van de ernst.
76/79
13. Hoe wordt er door de afdeling met toezichthoudende bevoegdheden van uw samenwerkingsverband vorm gegeven aan informatie- en kennis uitwisseling? Binnen Noord-Limburg zitten we regelmatig bij elkaar als we tegen dingen aanlopen of als er belangrijke wijzigingen in de wetgeving zijn. Dat wordt met elkaar overlegd en afgesproken. In Zuid-Limburg zijn we dat aan het opzetten. Er lopen afspraken met alle inspecteurs binnen het samenwerkingsverband waarin we bespreken waar in de uitwisseling behoefte aan is en waar en hoe je van elkaar kunt leren. Er zijn ook dwarsverbanden met Brabant, het landelijk overleg en er zijn coördinatoren overleggen met Provincie en Iszw. Er is nog heel veel in opbouw om kennis uit te wisselen. Noord-Limburg heeft Brabant ZuidOost ondersteund met inspecties het afgelopen jaar, vanaf dit jaar wordt er nog maar een deel gedaan. Vroeger is er uitwisseling geweest met Provincies (BgWabo), gemeenten en Iszw met betrekking tot het handhavingsbeleid. Het resultaat is dat er nu een handhavingsstrategie is voor alle inspectiepartners. Wij hebben dit landelijk vertaald naar een handhavingsbeleid waar bij we nu druk doende zijn om te komen tot een landelijk handhavingsteam en naar een meer handhavingscultuur bij de Veiligheidsregio’s. 14. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband uitvoering gegeven aan de Wvr en Brzo? En op welke artikelen wordt er dan gehandhaafd? Conform landelijke handhavingsstrategie. Als het gaat om het Brzo dan wordt dat gekoppeld aan Wvr. Art. 48, die bepaald onze handhavingsbevoegdheid en Wvr. Art. 31 kan ook, maar er is nog geen aanleiding geweest om daarop te handhaven. Wvr. Art. 48 lopen wij met name tegen de stoffenlijst aan die niet op orde is. Dat is ook het zwaartepunt van onze handhavingszaken en het sturen van een waarschuwingsbrief is daarmee eigenlijk altijd voldoende om de overtreding op te heffen. Wij hebben in Noord nog nooit een handhaving door hoeven zetten. Er zijn geen overtredingen geconstateerd in Zuid, maar wel overtredingen onderzocht. Misschien doen ze wel iets met handhaving, maar niet formeel met een brief. 15. Zijn er binnen uw samenwerkingsverband onduidelijkheden met betrekking tot handhaving en bevoegdheden van de inspecteurs? Nee, is duidelijk. Er is bekend wat we wel en niet kunnen. Wij zijn hier maatlatregio geweest, dus dan zit je er misschien wel wat dieper in. Inspecteurs die hier zitten zijn ervaren en zitten op een hoog niveau. De kennis is in huis, moeilijke gevallen zullen wij wel altijd met elkaar afstemmen. Bijvoorbeeld een overtreding, iets wat niet in orde is en onder welk wettelijke artikelen kunnen we dat dan plaatsen, want dan kunnen we handhaven. Hierbij wordt de strategie en het beleid toegepast. 16. Heeft u enig idee hoe het komt dat er binnen de Veiligheidsregio’s van uw samenwerkingsverband onduidelijkheden zijn met betrekking tot handhaving en bevoegdheden? En hoe kunnen deze onduidelijkheden verkleint of weggenomen worden? Er zouden geen verschillen moeten zijn in het beleid, omdat de bevoegdheden landelijk gezien hetzelfde zijn. Het beleid is gebaseerd op dezelfde wetgeving en dezelfde taken. Binnen ons samenwerkingsverband zit het beleid op een lijn. Ik denk meer dat er verschillen zijn in de handhavingscultuur. 17. Wordt er binnen uw samenwerkingsverband ook gehandhaafd op zaken die niet zijn opgenomen in de Wvr en het Brzo? En hoe wordt daar mee omgegaan? Nee, handhaving vindt uitsluitend plaats op onze eigen wetgeving, de Wvr gerelateerd aan het Brzo. Alleen daarvanuit hebben wij bevoegdheden gekregen, iets anders hebben we niet. Als wij bij bedrijven komen is dat vanwege inspectie op de bedrijfsbrandweren of het uitvoeren van Brzo-inspecties. 77/79
18. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met geconstateerde overtredingen uit de Wvr en het Brzo waarop zij niet mogen handhaven vanwege beperkingen in hun bevoegdheden? Als wij iets tegenkomen waarop wij niet kunnen handhaven, wordt daarover een opmerking geplaatst in de rapportage van de Brzo-inspectie. Daarna wordt gekeken of andere inspectiepartners de overtreding kunnen oppakken, als dat niet het geval is wordt het bedrijf er dringend op gewezen om daar maatregelen tegen te nemen. 19. Hoe vindt het signaaltoezicht plaats richting de inspectiepartners? Dit gebeurt veelal mondeling en per e-mail. In Limburg-Zuid is er geen formeel signaaltoezicht. Indien zaken van andere kolom worden gezien dan wordt contact opgenomen. Een en ander afhankelijk van de ernst van de situatie al dan niet direct. 20. Vindt u dat de Veiligheidsregio’s meer bevoegdheden moeten krijgen met betrekking tot handhaving? Zo ja, welke en op welke artikelen en onderwerpen moeten deze gericht zijn? Ja, de handhaving vanuit het Brzo is redelijk beperkt, in die zin zou het zeer gewenst zijn als wij bijvoorbeeld zelf op stationaire blusinstallaties kunnen handhaven. Nu komt dat vaak bij het BgWabo terecht. Brzo Art. 5, is hierop gericht. De brandweer gaat eigenlijk over de rode auto’s op het terrein, dingen die je hebt gedaan om te voorkomen dat er brand komt, stationaire installaties, het veiligheidsbewustzijn van de mensen en het BHV-onderdeel. Op deze vlakken raakt de veiligheid de brandweer, maar de meeste dingen zijn al in een andere wetgeving opgenomen. Noodplannen kijken wij ook wel na. De bevoegdheden die je hebt gaat met name over de papieren dingen. Je zou misschien meer bevoegdheden willen hebben op het handhaven van cultuur en bijvoorbeeld op het noodplan, begrijpen de mensen ook wat er in staat? Handhaving daarop is moeilijk te grijpen, het is niet meetbaar. Het voldoen aan de eisen van de blusinstallaties en de implementatie van maatregelen die brandweer gerelateerd zijn zouden toegevoegd moeten worden aan de bevoegdheden. 21. Hoeveel Brzo-bedrijven zijn er binnen uw samenwerkingsverband? 39 in totaal, 28 in Zuid (23 VR-plichtige bedrijven en 5 Pbzo-bedrijven) en 11 (7 VR-plichtige bedrijven en 4 Pbzo-bedrijven) in Noord. In Zuid krijgen niet alle Brzo-bedrijven een jaarlijkse inspectie conform beleid. Met de invoering van de Seveso-Richtlijn kan het zijn dat er een bedrijf niet meer onder de VR-plicht valt. 22. Heeft u een aantal handhavingsbrieven die ik in zou mogen zien? Er zijn ongeveer vijf waarschuwingsbrieven die Noord- Limburg en Zuid-Oost Brabant samen verstuurd heeft op Wvr. Art. 48. Er is wel een incidentenonderzoek geweest naar aanleiding van een incident, of bedrijven bijvoorbeeld niet alle maatregelen hebben genomen, dan is dat een overtreding op Brzo Art. 5 en zal de handhaving vaak liggen bij Iszw en BgWabo. Er zijn totaal 17 incidentenonderzoeken in Zuid geweest en er zijn in totaal twee waarschuwingsbrieven verstuurd. 23. Wat waren zoal de bevindingen bij overtredingen? En hoe zijn deze opgepakt? Overtredingen zijn met name op de stoffenlijst, dat is het zwaarte punt. Dat vind ik nog steeds het meest heldere voorbeeld vanuit het Brzo, als het gaat om informatievoorziening om te handhaven. 24. Zijn er sinds de invoering van de Wvr (2010) sancties opgelegd aan Brzo-bedrijven binnen uw samenwerkingsverband? Zo ja, welke sancties? Nee, niet van toepassing. 78/79
25. Hoe wordt er binnen uw samenwerkingsverband omgegaan met sancties en de naleving daarvan? Niet van toepassing. 26. Bent u op de hoogte van het nieuwe, landelijke handhavingsbeleid dat het LEC heeft geactualiseerd? En wordt dit beleid binnen uw samenwerkingsverband geïmplementeerd? Ja, wij hebben meegewerkt aan dit beleid en zullen dit ook implementeren. Het landelijke beleid wordt gesproken over de strafrechtelijke handhaving, hiervoor kunnen we aanspraak maken van het landelijk handhavingsteam en de beschikbare boa’s. 27. Wijkt dit beleid af van de huidige handhavingsbeleidstukken zoals deze nu binnen uw samenwerkingsverband is vastgesteld? Ja, we hebben wel een aantal verschillen gezien. Het voornaamste verschil is dat er een stukje is opgenomen over boa’s. 28. Is het handhavingsbeleid Art. 31 en Brzo of is dat apart samengesteld? Gecombineerd beleid tussen Art. 31 en het Brzo. 29. Wijkt het beleid onderling af van de Veiligheidsregio’s binnen uw samenwerkingsverband? Nee, Noord en Zuid hetzelfde. 30. Hoeveel brandweeraanwijzingen zijn er binnen uw samenwerkingsverband? In Noord is er op dit moment een brandweeraanwijzing en in Zuid zijn er twee brandweeraanwijzingen.
79/79