Handhaving van de Leerplichtwet Tijd voor een nieuwe koers? Ilona Bierkens, ANR 605526
Masterscriptie Research Master in Law & Rechtsgeleerdheid
2
DANKWOORD Nu het inleveren van deze scriptie tevens de afronding van mijn universitaire opleiding betekent, lijkt dit mij een goed moment om te reflecteren op een mooie tijd aan Tilburg University en om daarnaast een aantal mensen in het bijzonder te bedanken. Allereerst wil een woord van dank richten aan Paul Zoontjens, die mij niet alleen begeleid heeft bij het schrijven van deze scriptie, maar mij vooral ook door zijn aanstekelijk enthousiasme gestimuleerd heeft om me verder te ontwikkelen in het Onderwijsrecht. Voor de kansen en uitdagingen die hij mij geboden heeft, ben ik hem zeer dankbaar. Daarnaast bedank ik graag Lex Michiels. Niet alleen heeft hij me geholpen met het schrijven van deze scriptie, hij heeft me ook een goed beeld van de juridische wereld kunnen geven door me in allerlei projecten te betrekken. Voor zijn vasthoudendheid en interesse bedank ik hem graag. Voor hun bijdragen aan deze scriptie bedank ik graag Daniëlle Bogaert, Janne Kerkhofs, René Rijpert, Marcel Stoel, Peter Straub, Pauline van Swaal en Jack de Wilde. Dankzij hen is de leerplichtpraktijk gaan leven en is mijn kijk op de Leerplichtwet genuanceerd. Zonder jullie bijdragen had deze scriptie er anders uitgezien. Verschillende mensen hebben eraan bijgedragen dat deze periode op de universiteit niet alleen leerzaam was, maar bovendien een periode was waarin veel gelachen en gehuild is en vriendschappen zijn ontstaan of uitgediept. In het bijzonder wil ik mijn vrienden en vriendinnen bedanken, op wie ik niet alleen trots ben, maar die mij ook hebben gesteund op uiteenlopende momenten en die voor mij de deur altijd hebben openstaan. Lieve Roos, Sajitha, Inge, Sandra, Milou, Ilse, Melissa, Sabrina, Paulien, Eline, Ian, Lennaert en Ralf bedankt voor jullie geweldige steun en vriendschap. Met veel liefde bedank ik mijn ouders, opa en oma voor hun onvermoeibare vertrouwen en tomeloze energie. Dankzij jullie heb ik geleerd hoe het voelt om omringd te zijn door mensen die trots op je zijn ongeacht je prestaties, maar simpelweg om wie je bent. Door deze les heb ik me altijd vrij gevoeld om mijn eigen keuzes te maken (al dan niet zonder twijfelen). Jullie zijn degenen die mij het best kennen in stressmomenten en momenten van geluk – en degene die mij hier het best doorheen (hebben) kunnen slaan – maar nooit geïrriteerd zijn weggelopen, zelfs niet als dat heel begrijpelijk was. Tot slot bedank ik graag de laatste nieuwe toevoeging aan de familie; Roderick, Toos en Leo. Hoewel jullie rol zeer verschillend is geweest, kan ik niet anders dan jullie bedanken voor jullie stimulans. Roderick wil ik het in bijzonder bedanken voor het oppeppen. Je weet als geen ander wanneer ik een knuffel nodig heb.
3
4
INHOUDSOPGAVE Lijst van gebruikte afkortingen 1 Inleiding 2 Het recht op onderwijs 2.1. Het belang van schoolonderwijs 2.1.1 Absoluut verzuim 2.1.2 Thuiszitters 2.1.3 Relatief verzuim 2.1.4 Voortijdige schoolverlaters 2.1.5 Overzicht 2.2 Internationaal recht en de leerplicht 2.3 Tussenconclusie 3 De Leerplichtwet 3.1 Oorsprong 3.2 Verplichtingen en vrijstellingen 3.3 Inschrijvingsvrijstellingen 3.3.1 Ongeschiktheid van het kind 3.3.2 Richtingsbezwaren 3.3.2.1 Eisen gesteld aan de vrijstelling 3.3.3 Bezoek van een school in het buitenland 3.3.4 Trekkend bestaan 3.3.5 Gevolg van een geslaagd beroep op inschrijvingsvrijstelling 3.4 Vrijstelling van geregeld schoolbezoek 3.4.1 Gewichtige omstandigheden 3.4.2 Specifieke aard van het beroep 3.4.3 Religieuze of levensbeschouwelijke verplichtingen en ziekte 3.4.4 Gevolgen van een vrijstellingsverzoek ex. art. 11 Lpw 3.5 Tussenconclusie 4 Handhaving van de Leerplichtwet 4.1 Toezicht 4.2 Sancties 4.2.1 Strafrechtelijke sancties 4.2.2 Bestuursrechtelijke sancties 4.2.2.1 Aard bestuursrechtelijke herstelsancties 4.2.3 Vergelijking strafrechtelijke en bestuursrechtelijk sancties 4.2.4 Sancties door de kinderrechter 4.3 Tussenconclusie
p. 7
p. 9
p. 15
p. 15 p. 16 p. 16 p. 17 p. 17 p. 17 p. 19 p. 20
p. 21
p. 21 p. 22 p. 23 p. 24 p. 24 p. 25 p. 26 p. 27 p. 27 p. 28 p. 28 p. 29 p. 30 p. 30 p. 31
p. 33
p. 33 p. 34 p. 34 p. 35 p. 36 p. 37 p. 38 p. 40
5
5 De handhavingspraktijk 5.1 Interviews 5.2 Jurisprudentie 5.2.1 Strafrecht en bestuursrecht 5.2.2 Privaatrecht 5.3 Praktijk 5.3.1 Voortraject 5.3.2 Sanctionering 5.3.3 Rechtspraak 5.4 Vergelijking met andere gemeenten 5.5 Tussenconclusie 6 Beleid op hoofdlijnen 6.1 Samenspel van sanctiemogelijkheden 6.2 Beleid 6.3 Tussenconclusie 7. Conclusie Literatuurlijst Jurisprudentieoverzicht Bijlage A
p. 41
p. 41 p. 44 p. 44 p. 45 p. 46 p. 46 p. 48 p. 48 p. 49 p. 51
p. 53
p. 53 p. 53 p. 59
p. 61
p. 63
p. 69
p. 73
6
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN ABRvS Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State AMK Advies & Meldpunt Kinderbescherming Awb Algemene wet bestuursrecht BBL Beroepsbegeleidende Leerweg BOA Buitengewoon opsporingsambtenaar BOL Beroep opleidende Leerweg BSA Bindend Studie Advies B&W College van burgemeester & wethouders BW Burgerlijk Wetboek CDA Christen Democratisch Appèl CJG Centrum voor Jeugd en Gezin DUO Dienst Uitvoering Onderwijs EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden GGZ Geestelijke Gezondheidszorg HALT Het Alternatief HR Hoge Raad IVBP Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten IVESC Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten K.B.S. Katholieke Basisschool KOV Kennisgeving ongeoorloofd verzuim LCO Leerplichtcasusoverleg Lpw Leerplichtwet 1969 MBO Middelbaar Beroepsonderwijs MST Multi System Therapy NIFP Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie NJI Nederlands Jeugdinstituut OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OM Openbaar Ministerie ON Ongeoorloofd verzuim OTS Ondertoezichtstelling OVAR Ontslag van alle rechtsvervolging OvJ Officier van Justitie PO Primair Onderwijs PV Proces-‐verbaal PvdA Partij van de Arbeid Rb Rechtbank RBL Regionaal Bureau Leerplicht RMC Regionaal Meldpunt Coördinatiepunt RvK Raad voor de Kinderbescherming TOM Taakstraf Openbaar Ministerie TUL Ten Uitvoerlegging UVRM Universele Verklaring van de Rechten van de Mens VN Verenigde Naties VMBO Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs VO Voortgezet Onderwijs VRK Verdrag inzake de Rechten van het Kind VSV Voortijdige schoolverlater ZAT Zorgadvies Team
7
8
1 INLEIDING Dat de Leerplichtwet leeft in Nederland, mag duidelijk zijn aan de hand van een aantal spraakmakende zaken die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. Wie herinnert zich niet de zaken van de zeilende broers, het 1 zeilmeisje Laura en de documentaire Rauw? Deze zaken hebben met elkaar gemeen dat in geen van deze gevallen schoolonderwijs – naar de mening van ouders en de kinderen – geschikt was voor het kind. Dat ieder van deze zaken een eigen dynamiek heeft, is inherent aan het persoonlijke en unieke karakter van leerplichtzaken. Wat duidelijk is geworden naar aanleiding van de reactie van de overheid op deze drie zaken is dat in Nederland onderwijs in de vorm van verplicht schoolbezoek de voorkeur heeft. Daar waar zeilmeisje Laura meer heil zag in het volgen van onderwijs aan de hand van stof van de Wereldschool, terwijl zij al varend meer van de wereld zag, de zeilbroers geen passend onderwijs aangeboden kregen en als reactie hierop gingen kustzeilen, zichzelf onderwijzend aan de hand van wederom de Wereldschool en tot slot Tom in Rauw thuis bleef omdat school niet voorzag in zijn rauw voedsel dieet, was de reactie van de overheid initieel resoluut; er zou schoolonderwijs moeten worden gevolgd. Dat de uitkomst verschilt in deze drie zaken is het gevolg van de unieke eigenschappen van iedere zaak. Uit deze voorbeelden blijkt eens te meer dat het belang dat in Nederland gehecht wordt aan schoolonderwijs de laatste jaren steeds uitdrukkelijker naar voren is gekomen. Naast deze spraakmakende zaken zijn er ook een aantal veranderingen te bespeuren geweest in onderwijsrechtelijk Nederland. Niet alleen is een kwalificatieplicht in het leven geroepen voor jongeren van 18 tot 23 jaar, er zijn recentelijk geluiden 2 geweest om de leerplichtige leeftijd te verhogen naar 21 jaar. Daarnaast spelen er andere wetten al dan niet direct een belangrijke rol in de verwezenlijking van het tegengaan van schoolverzuim. Zo is recentelijk de wet 3 Passend Onderwijs in werking getreden, welke tot gevolg heeft om zoveel mogelijk leerlingen toegang te verlenen tot het regulier onderwijs en met het nieuwe art. 27 Lpw die tot doel heeft het verbeteren van de toezichtmethoden op scholen en die de Onderwijsinspectie de ruimte geeft om met een bestuurlijke boete op 4 te treden tegen scholen die verzuim niet melden. 5 Voor dit thema is een interessante brief afkomstig van de staatssecretaris van OCW. Uit deze discussie blijkt eens te meer dat de overheid een voorstander is van verplicht schoolbezoek, terwijl ook argumenten aan te dragen zijn die een minder stringente toepassing bepleiten. 6 In reactie op het rapport van de Kinderombudsman ‘Van leerplicht naar leerrecht’ , waarin gepleit wordt voor maatwerk, een minder stringente toepassing van wet-‐ en regelgeving en de nadruk op het leerrecht in plaats van de leerplicht, geeft de staatssecretaris te kennen dat juist toepassing van de Leerplichtwet en daarmee de leerplicht van belang is. De staatssecretaris bepleit dat maatwerk geboden kan worden in het huidig systeem en dat thuisonderwijs aan het belang van het kind zeker niet zal bijdragen. 7 Wat vooral opmerkelijk is, is dat de staatssecretaris de nadruk legt op de leerplicht. Daar waar de Kinderombudsman ruimte ziet om kinderen thuisonderwijs te laten genieten indien dit beter aansluit bij de specifieke behoeften van een kind, ziet de staatssecretaris dit niet. De staatssecretaris legt de nadruk expliciet op het naar school gaan van kinderen en gaat dus niet mee in de visie van de Kinderombudsman dat de
1
http://vorige.nrc.nl/article2537858.ece; http://vorige.nrc.nl/article2565960.ece; http://www.bol.com/nl/p/zeilmeisje-‐laura-‐dekker-‐mijn-‐ verhaal/1001004010468043/; http://www.hartvannederland.nl/nederland/utrecht/2012/zeilbroers-‐onder-‐toezicht-‐gesteld/; http://www.nu.nl/binnenland/2989442/zeilbroers-‐toezicht-‐gesteld.html; http://nos.nl/artikel/517067-‐zeilbroers-‐niet-‐meer-‐onder-‐ toezicht.html; http://www.proud2bme.nl/TV_uitzendingen/Documentaire:_Rauwer; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3365220/2012/12/18/Jeugdzorg-‐jongen-‐die-‐rauw-‐eet-‐moet-‐met-‐spoed-‐ uit-‐huis.dhtml; http://www.nrc.nl/nieuws/2012/12/19/15-‐jarige-‐jongen-‐die-‐alleen-‐rauwe-‐groenten-‐eet-‐is-‐ondergedoken/; Hof Amsterdam 11 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA2759; Rb. Haarlem 23 augustus 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BX8524; Rb. Middelburg 27 juli 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BN2481 2 http://nos.nl/artikel/639522-‐pvda-‐cda-‐leerplicht-‐tot-‐21-‐jaar.html; http://www.elsevier.nl/Politiek/nieuws/2014/4/PvdA-‐en-‐CDA-‐willen-‐ leerplicht-‐opschroeven-‐tot-‐21-‐jaar-‐1508655W/; http://www.telegraaf.nl/binnenland/22545092/___Leerplicht_naar_21_jaar___.html; 3 Wetsvoorstel Passend Onderwijs, Kamerstukken II 2011-‐2012, nr. 33.106 4 Memorie van Toelichting wetsvoorstel 32 356, nr. 3; http://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuwsberichten/Bestuurlijke+boete.html 5 Kamerbrief 05 juni 2013, referentienummer 516437 6 Kinderombudsman, 2013. 7 Kamerbrief 05 juni 2013, referentienummer 516437; Kamervragen 05 juni 2013, referentienummer 516880.
9
leerplicht te eng geformuleerd is en dat de nadruk moet komen te liggen op het leerrecht. Het is dus zeer de vraag of het leerrecht met dit beleid in Nederland niet slechts een plicht gaat behelzen. Dit eens te meer, omdat het beleid zoals dat de staatssecretaris voor ogen staat, inhoudt dat iedere leerling naar school moet en dat thuiszitten – om welke reden dan ook – ongewenst is. Deze verschuiving van accenten in het onderwijsbeleid is de laatste jaren al zichtbaar geweest met beleid dat zich steeds meer richt op de aanval op schoolverzuim. De ontwikkelingen ter zake zijn dan ook gevolgd tijdens het schrijven van deze scriptie. Tijdens het schrijven van deze scriptie heeft er geen wijziging plaatsgevonden die heeft geleid tot veranderingen ten aanzien van de handhaving van de Leerplichtwet. Uit het bovenstaande blijkt dat schoolonderwijs in Nederland van belang is. De vraagt rest dan op welke wijze dit schoolbezoek in Nederland is vormgegeven. In Nederland geeft onder meer de Leerplichtwet 1969 (Lpw) invulling aan het internationale recht op onderwijs. Onder dit recht wordt niet alleen begrepen het verzorgen van onderwijs aan kinderen, en aldus een zorgtaak voor de overheid, het behelst ook de verplichting voor ouders en kinderen om een kind in te schrijven bij een school en ervoor zorg te dragen dat een kind deze school geregeld bezoekt (art. 2 Lpw). Uitzonderingen op deze verplichting tot het inschrijven en geregeld bezoeken van een school zijn limitatief verwoord in art. 5, 5a en 11 Lpw. De uitzonderingen van art. 5 en 5a Lpw zien op een vrijstelling van de ouderlijke zorgplicht tot inschrijving van een kind op een school, terwijl art. 11 Lpw juist ziet op de vrijstelling van de plicht van het kind om de school van inschrijving regelmatig te bezoeken. De nadruk ligt in het Nederlands onderwijsbestel dus op het regelmatig schoolbezoek van de school van inschrijving. Uitzonderingen zijn, gelet op de vrijstellingsopties, mogelijk maar worden slechts zelden toegepast. Vooral een verzoek tot vrijstelling op basis van art. 5 en 5a Lpw wordt zelden toegekend. In het huidige systeem geldt dat wanneer een ouder of kind niet is vrijgesteld van de verplichting om ofwel ingeschreven te zijn op een school, dan wel de school van inschrijving geregeld te bezoeken en het kind geen onderwijs ontvangt, handhavend zal worden opgetreden. Handhaving van de Lpw kent sinds het begin twee belangrijke paden; het bestuursrechtelijke pad door middel van handhaving door B&W en het strafrechtelijke pad waarbij de strafrechter zorg draagt voor de handhaving. Opmerkelijk is dat ook het privaatrecht en met name de OTS een belangrijke rol is gaan spelen in bepaalde gevallen van overtreding. Deze maatregel wordt opgelegd door de rechter met het oog op het belang van het kind. De kinderrechter heeft op deze wijze een prominentere plaats gekregen in de handhaving. Uit de geraadpleegde jurisprudentie van de afgelopen acht jaar valt op dat de nadruk bij de handhaving van de Leerplichtwet ligt op strafrechtelijke handhaving. Dit is mede het gevolg van het feit dat sommige leerplichtambtenaren vrezen voor het ontbreken van onderwijs wanneer een vrijstellingsverzoek ex art. 5 Lpw 8 wordt gehonoreerd en dus als het ware preventief strafrechtelijk vervolgen. Leerplichtambtenaren controleren dus als het ware vooraf, omdat ze na toekenning van een vrijstellingsverzoek, net als de Onderwijsinspectie, die bevoegdheid niet meer hebben. Dit is alleen het geval bij absoluut verzuim. Ook in andere gevallen, echter, is er een sterke voorkeur voor het gebruik van het strafrecht. Ook in geval van relatief verzuim blijkt de nadruk op het strafrechtelijk traject te liggen. De strafrechtelijke vervolging mondt in de meeste zaken uit in OVAR, vrijspraak en slechts in enkele gevallen in een veroordeling tot een boete (waarbij de hoogte van de boete soms zo laag is dat er feitelijk niet gesproken kan worden van een boete). Hierdoor kan men zich afvragen of deze strafrechtelijke aanpak wel aansluit bij de praktijk van het onderwijsrecht. Het doel van de Leerplichtwet is om ieder kind op school te 9 krijgen. De Leerplichtwet houdt zich niet bezig met wat er gebeurt nadat een kind in de schoolbanken zit. De oplegging van een boete, of de uitspraken vrijspraak of OVAR dragen hier niet bij aan het op school krijgen van een kind.
8 9
J. Sperling 2008, p. 11. Storimans & Sperling 2010, p. 102; Al worden er wel eisen gesteld aan scholen op basis van art. 1a1 Lpw.
10
Wat vooral opmerkelijk is, is dat deze verschillende handhavingsinstrumenten in sommige gevallen aan de kant gezet worden vanwege het belang van het kind of het belang van de ouder. Er spelen dan andere belangen die in het specifieke geval prevaleren. Voor een strikte handhaving van de Leerplichtwet is dan geen plaats. Naast de verplichtingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet rust op ouders ook een verplichting jegens 10 hun kind op basis van het Burgerlijk Wetboek. Soms zijn er rechters die deze omstandigheden laten 11 meewegen in het voordeel van de ouders. Enkele voorbeelden: Hof Leeuwarden 6 september 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BT 2044: OVAR omdat wegens complexe lichamelijke en geestelijke beperkingen van het kind schoolbezoek niet in het belang van het kind was; Hof Den Bosch 27 maart 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9847: wanneer ouders en het kind er alles aan gedaan hebben om het kind op school te krijgen, maar de school tegenwerkt en er geen andere scholen zijn dan is het in het belang van het kind dat de strike toepassing van de Lpw achterwege blijft. Er kan hen immers geen verwijt worden gemaakt; Rb. Alkmaar 11 oktober 2011, ECLI:NL:RBALK:2011:BT8894:een moeder die het doel heeft om haar kind met het syndroom van Down passend onderwijs aan te bieden is niet strafbaar gesteld, toen zij haar kind thuis hield. Zij heeft haar kind thuisgehouden nu haar kind niet op het regulier middelbaar onderwijs werd toegelaten en het speciaal middelbaar onderwijs de voortzetting van het speciale programma, wat heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het kind, niet kon waarborgen. Rb. Haarlem, sector kanton, 26 november 2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BP2682: verdachte was geconfronteerd met een belangenafweging. Enerzijds het belang van naleving van de verplichting uit de Lpw, anderzijds het belang van haar zoon tot het verkrijgen van passend onderwijs. Haar keuze om het belang van haar zoon te laten prevaleren is gehonoreerd, nu aannemelijk is gemaakt dat passend onderwijs niet geboden kon worden door de school van inschrijving en dat de situatie van de jongen verslechterde. Rb. Zutphen 7 december 2009, parketnummer: 06-‐865094-‐09: het thuishouden van een hoogbegaafd kind omdat er geen passend onderwijs was, is gehonoreerd als schulduitsluitingsgrond. Zo ook in: Rb. Zwolle 20 november 2009, parketnummer: 07/530634-‐09. Rb. Den Bosch, sector kanton, 30 november 2009, parketnummer: 01/741461-‐09: het ten onrechte thuishouden van een kind wegens richtingsbezwaren is niet bestraft nu ouders voor voldoende onderwijs hebben gezorgd en het kind voldoende sociale contacten had na schooltijd. Zo ook: Rb. Utrecht 9 april 2009, parketnummer: 16/402182-‐08.
12 Zelfs in sommige extreme zaken, zoals de zaak Rauw , wordt uiteindelijk de handhaving niet doorgezet. In deze casus heeft men ervoor gekozen om de nadruk te leggen op het belang van het kind en heeft men meer specifiek gekozen voor de oplegging van een OTS, wel met de voorwaarde dat onderwijs gevolgd moet worden. Gelet op het brede scala aan handhavingsinstrumenten is het zeer de vraag of met de huidige handhavingsinstrumenten inderdaad bewerkstelligd wordt dat kinderen naar school gaan, terwijl veel belang gehecht wordt aan het schoolbezoek van kinderen. In dit kader is van belang om na te gaan of dit samenspel van verschillende strafrechtelijke handhavingsinstrumenten, bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden en kinderbeschermingsmaatregelen problemen met zich mee brengt. Hoe wordt het huidige systeem ervaren in de praktijk? Lopen bijvoorbeeld leerplichtambtenaren tegen problemen aan in het huidig systeem? Of merkt het OM dat ze bij de strafrechtelijke handhaving geen bijdrage kunnen leveren aan het doel van de Leerplichtwet? Of zijn er in de praktijk andere vormen van handhaving of beleid ontstaan die er toch zorg voor dragen dat kinderen op school zitten? Het is dus kortom van belang om duidelijk in kaart te brengen of adequate handhaving in de praktijk geboden kan worden. Hoewel deze praktische kant zeker nog belicht zal moeten worden en ook belicht gaat worden heb ik op basis van het bovenstaande een hypothese geformuleerd.
10
Storimans & Sperling 2010, p. 102; deze verplichting vloeit voort uit art. 1:247 BW en houdt in de verplichting van ouders om hun kind op te voeden en te verzorgen, waaronder mede het bevorderen van de ontwikkeling en persoonlijkheid wordt verstaan. 11 Storimans & Sperling 2010, p. 102. 12 Kantonrechter Rb. Amsterdam 13 december 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8406; Hof Amsterdam 15 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4435; Kinderrechter Rb. Amsterdam 8 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011: BQ8082
11
Gelet op de hierboven geschetste situatie luidt mijn hypothese als volgt: De handhavingsinstrumenten van de Leerplichtwet dragen niet bij aan het doel van deze wet. In mijn scriptie zal ik deze hypothese verder uitbouwen en toetsen. Van belang is hierbij om allereerst in te gaan op het maatschappelijke debat, de Leerplichtwet en de nadruk op de leerplicht en de grote rol van de overheid. Vervolgens is van belang om in kaart te brengen welke rechten en plichten onderworpen worden aan handhaving en door wie, wanneer we spreken over de handhaving van de Leerplichtwet. Tot slot is van belang in kaart te brengen hoe de huidige handhavingsinstrumenten bijdragen aan het doel van de Leerplichtwet en of en welke problemen er spelen. Hierbij is het belangrijk dat er gekeken wordt hoe de huidige betrokkenen in het handhavingsstelsel aankijken tegen de handhavingsmethode en of zij vinden dat deze doeltreffend is. In mijn scriptie zal ik de wenselijkheid van het doel van de Leerplichtwet – het verplicht schoolbezoek – niet toetsen. Ik ga uit van de veronderstelling dat het na te streven doel en de Leerplichtwet zelf wenselijk zijn. Vanuit deze veronderstelling zal ik de handhavingsmogelijkheden toetsen. Om mijn hypothese te toetsen heb ik de volgende subvragen geformuleerd: 1. Welke maatschappelijke ontwikkelingen doen zich voor op het gebied van de leerplicht? 2. Welke verplichtingen kent de Leerplichtwet? 3. Wat is de huidige vorm van handhaving van de Leerplichtwet? a. Door wie? b. Onder welke omstandigheden? c. Waarom? 4. Wie heeft de bevoegdheid tot het handhavend optreden bij overtreding van een de verplichtingen van de Leerplichtwet? a. Strafrecht b. Bestuursrecht c. Privaatrecht 5. Zijn er in de praktijk problemen met de handhaving van de Leerplichtwet? 6. Dragen de handhavingsinstrumenten bij aan het bereiken van het doel van de Leerplichtwet? Om deze vragen te beantwoorden is het onderzoek in mijn scriptie tweeledig geweest. Allereerst heeft er een literatuuronderzoek plaatsgevonden waarbij de focus ligt op het maatschappelijke belang dat gehecht wordt aan de leerplicht, zowel internationaal als nationaal. Vervolgens is ingegaan op de Leerplichtwet in Nederland. Hierbij is ingegaan op de interpretatie van deze wet en het doel dat nagestreefd wordt met deze wet. Vervolgens is de handhavingspraktijk geschetst aan de hand van de literatuur en zijn problemen met de handhaving hier benoemd. Naast dit literatuuronderzoek is ook empirisch onderzoek verricht naar de handhavingspraktijk van de Leerplichtwet. Juist het empirisch onderdeel van deze scriptie levert een bijdrage aan de toetsing van de hypothese. In het empirisch onderdeel van deze scriptie zijn in totaal zes interviews gehouden met leerplichtambtenaren, het OM, schoolbesturen en rechters. Deze betrokkenen spelen allemaal een rol bij de handhaving van de Leerplichtwet en zien in deze rol dus ook de effecten van de huidige handhavingsinstrumenten. De nadruk heeft in de interviews gelegen op de vraag of de huidige handhavingsinstrumenten bijdragen aan het bereiken van het doel van de Leerplichtwet. Naar aanleiding van de opmerkingen uit deze interviews is er tot slot nog mailverkeer geweest met de rechtbank Oost-‐Brabant en zijn mijn suggesties voorgelegd aan de teammanager handhaving van de gemeente Tilburg.
12
Gelet op de omvang van de masterscriptie is de groep geïnterviewden beperkt tot de regio Breda. Binnen deze regio zijn de daar actief zijnde personen van de instellingen geïnterviewd. De keuze voor de regio Breda wordt uitvoerig besproken in hoofdstuk 5. Belangrijk om vooraf te melden is dat door deze beperking van de onderzochte regio geen voor het land algemene conclusies en aanbevelingen gedaan kunnen worden, maar wel indicaties kunnen worden verkregen die nader onderzoek rechtvaardigen. Er is zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs onderzoek verricht. De reden om beide leerplichtige onderwijsvormen te onderzoeken is dat, naar verwachting, in het primair onderwijs ouders vooral initiator zullen zijn wanneer hun kind niet naar school gaat, terwijl in het voortgezet onderwijs het kind veelal deze keuze gemaakt zal hebben. Wat interessant is, is om te bekijken wat de motieven van deze verschillende groepen zijn om de Leerplichtwet niet na te leven, en welke handhavingsinstrumenten bij zouden kunnen dragen aan naleving van deze wet.
13
14
2 HET RECHT OP ONDERWIJS Het recht op onderwijs wordt in deze scriptie bezien vanuit de Leerplichtwet 1969. Oftewel er wordt gekeken naar de wet zelf en de verplichtingen die hieruit voortvloeien. Daarnaast wordt, alvorens bij deze specifieke wet zelf stil te staan, gekeken naar de maatschappelijke ontwikkelingen die zich afspelen op het gebied van schoolgaande kinderen. Wat is het streven van de overheid bij het handhaven van de Leerplichtwet? En op welke manier krijgt dit vorm? Dit hoofdstuk zal dus vooral zien op het beschrijven van maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland. Daarnaast zal kort worden stilgestaan bij internationale verplichtingen in relatie tot de leerplicht. 2.1 Het belang van schoolonderwijs In Nederland wordt veel gewicht toegekend aan het volgen van onderwijs en het bezoeken van een school. Dat het volgen van onderwijs in Nederland belangrijk wordt gevonden, blijkt onder meer uit ‘de aanval op 13 schooluitval’ die de rijksoverheid in samenwerking met andere betrokkenen heeft ingezet. Voor dit doel wordt jaarlijks €110 miljoen beschikbaar gesteld. Om dit doel te bereiken werken betrokkenen als gemeenten, scholen, werkgevers, hulpverleners en justitie binnen een regio samen. De rijksoverheid heeft daarnaast met gemeenten en scholen afspraken gemaakt om het voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. 14 Om deze trend extra kracht bij te zetten geldt er na de leerplichtige periode een kwalificatieplicht. Dit houdt in dat leerlingen tussen de 16 en 18 onderwijs moeten volgen totdat zij een startkwalificatie hebben. Onder een startkwalificatie wordt havo, vwo, MBO2 of hoger begrepen. De leerplichtambtenaar begeleidt jongeren tot 18 jaar die spijbelen, dreigen uit te vallen of al uitgevallen zijn. Niet alleen voeren leerplichtambtenaren gesprekken met de ouders en leerling. Zij zullen ook wanneer er geen verbetering optreedt en het kind blijft verzuimen een proces-‐verbaal opstellen. Vanaf 18 jaar gelden de RMC (Regionaal Meld en Coördinatiepunt) coördinatoren als aanspreekpunt. Zij begeleiden jongeren tot 23 jaar die verzuimen, dreigen uit te vallen of al uitgevallen zijn. Deze coördinatoren voeren gesprekken met jongeren om ze te stimuleren een startkwalificatie te behalen. Hiervoor worden verschillende gesprekken ingepland met de jongere. Tijdens deze gesprekken wordt gekeken naar de verschillende opties die de jongere heeft en welke opties het best aansluiten bij de jongere. Zo wordt er gekeken naar voltijdopleidingen (BOL), maar ook naar 15 trajecten waarbij jongeren werk met onderwijs kunnen combineren (BBL). 16 Verbetering is ook op dit gebied mogelijk, aldus de Onderwijsraad. Nu er steeds hogere eisen gesteld worden aan opleidingen en opleidingsniveau van jongeren, is er ook een groeiend aantal MBO-‐opleidingen met een bindend studie advies (BSA). Hierdoor vallen sommigen uit, terwijl hiervoor niet altijd een vangnet is. In dit soort gevallen zou een meer directe doorstroom naar de arbeidsmarkt wellicht een uitkomst kunnen bieden. Ten tweede zijn er jongeren die het BSA weliswaar halen, maar meer tijd nodig hebben voor hun opleiding. In deze gevallen zou meer flexibiliteit op zijn plaats zijn. Het tegengaan van schoolverzuim is dus een belangrijk doel. Om inzicht te krijgen in het aantal jongeren dat geen onderwijs geniet, zijn verschillende bronnen geraadpleegd. Er zijn veel verschillende cijfers in omloop waar het gaat om kinderen die geen schoolonderwijs genieten. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen absoluut verzuim, relatief verzuim, thuiszitters en voortijdige schoolverlaters.
13
Andere betrokkenen zijn de gemeente, scholen, werkgevers en zorg. www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-‐op-‐schooluitval. De Onderwijsraad heeft al in 2005 geadviseerd tot invoering van een partiële leerplicht voor jongeren zonder startkwalificatie in de leeftijd tot 23 jaar; Onderwijsraad 2005, samenvatting. De Onderwijsraad richtte zich in zijn advies echter op specifieke groepen jongeren voor wie de kwalificatieplicht zou komen te gelden, waarbij B&W steeds een individuele afweging zouden moeten maken. Deze partiële leerplicht is nu vervangen door de startkwalificatie, zie: Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p. 50. 15 Gebaseerd op gesprekken tussen RMC-‐coördinator en jongeren die hebben plaatsgevonden in de regio Breda. 16 Onderwijsraad 2013, samenvatting. 14
15
2.1.1 Absoluut verzuim Van absoluut verzuim is sprake als een leerplichtig kind niet staat ingeschreven op een school en geen vrijstelling heeft op basis van de Lpw. Toezicht hierop wordt uitgeoefend door het gemeentebestuur. Feitelijk is dit de leerplichtambtenaar art. 19 jo art. 22 Lpw. Uit deze artikelen vloeit voort dat op B&W de verplichting rust een administratie bij te houden van jongeren die ingeschreven staan in de gemeentelijke basisregistratie en of zij nog leerplichtig dan wel kwalificatieplichtig zijn. In de praktijk wordt deze controle uitgevoerd door de leerplichtambtenaren. Uit de gegevens van Ingrado blijkt dat er in het schooljaar 2010/2011 8.098 meldingen van absoluut verzuim zijn geweest. Uit cijfers van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) blijkt dat dit in het schooljaar 17 2011/2012 gedaald is tot 6.430. Van deze 6.430 gevallen van absoluut verzuim zijn er 3.516 kinderen weer 18 terug naar school geleid. In het schooljaar 2012/2013 is er een flinke stijging geweest in het aantal gevallen 19 van absoluut verzuim. In dit schooljaar waren er namelijk 8.974 gevallen van absoluut verzuim. Het NJI wijt deze stijging aan de grote kwaliteitsverschillen in GBA registraties tussen gemeenten. De stijging is namelijk 20 vooral veroorzaakt door cijfers van zes gemeenten. Deze gemeenten zouden hun registratie niet altijd goed op orde hebben gehad, waardoor kinderen lange tijd niet in beeld waren. Met het verbeteren van de controle en registratie zijn deze kinderen in beeld gekomen, waardoor het aantal kinderen dat niet staat ingeschreven op een school in deze gemeenten fors is toegenomen. 2.1.2 Thuiszitters Thuiszitters zijn leerplichtige jongeren tussen de 5 en 16 jaar of jongeren van 16 of 17 jaar die onder de kwalificatieplicht vallen en die ingeschreven staan op een school of onderwijsinstelling en die zonder geldige reden meer dan vier weken verzuimen of hebben verzuimd (het zogeheten ongeoorloofd verzuim), zonder dat hij/zij ontheffing heeft van de leerplicht respectievelijk van de vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens 21 het volgen van ander onderwijs. Thuiszitten kan het gevolg zijn van een schorsing of een ontzegging van de 22 toegang tot de school, maar veelal betreft het kinderen met een zorgbehoefte. Deze behoeften lopen zeer uiteen en zijn vaak heel persoonlijk. Volgens staatssecretaris Dekker waren er in het schooljaar 2011/2012 23 4.143 thuiszitters, waarvan er 2.443 zijn teruggeleid naar school. Van deze kinderen zitten 661 kinderen al 24 langer dan zes maanden thuis, zonder oplossing. In het schooljaar 2012/2013 waren er 3.789 thuiszitters, 25 waarvan er 2.695 zijn teruggeleid naar school. Bij de cijfers voor thuiszitters zijn de gevallen van relatief 26 verzuim nog niet mee gerekend. 27 Het Kohnstamminstituut heeft in 2011 advies uitgebracht over schoolverzuim en thuiszitters. Het onderzoek heeft zich vooral gericht op het voorkomen van thuiszitters en heeft als belangrijkste doelgroep het primair onderwijs aangemerkt. Daarnaast is ook gekeken naar leerlingen die de overgang maken van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs. Uit de bevindingen van het Kohnstamminstituut blijkt dat veel thuiszitters in het primair en voortgezet onderwijs te kampen hebben met problematiek in de privésfeer. Dit kan betrekking hebben op het gezin, maar ook op het kind zelf. Verder gaat aan langdurig thuiszitten niet altijd ongeoorloofd schoolverzuim vooraf. Belangrijke punten om thuiszitten te voorkomen zijn een goede registratie en hulp die is afgestemd op het individu. Een vroege melding bij leerplichtambtenaren kan hierbij
17
http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim Kamerbrief staatssecretaris Dekker 21 maart 2013, referentie 497029, voortgang aanpak schoolverzuim. 19 http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim 20 http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim 21 www.ingrado.nl/actueel/news/wat_is_een_thuiszitter_en_hoeveel_zijn_er. 22 Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p. 85; De term zorgleerling wordt vaak gebezigd. Echter de betekenis van het begrip zorgleerling is nog niet eenduidig, zie Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p. 145. 23 Kamerbrief staatssecretaris Dekkers 21 maart 2013, referentie 497029, voortgang aanpak schoolverzuim 24 Kinderombudsman 2013, p. 11. 25 http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim 26 Kinderombudsman 2013, p. 11. 27 Kohnstamminstituut 2011, p. 3. 18
16
een grote rol spelen. Ook de bespreking van een leerling in een multidisciplinair ZAT kan hieraan bijdragen. Samenwerking tussen verschillende betrokkenen is essentieel. 2.1.3 Relatief verzuim Onder relatief verzuim wordt verstaan het missen van lestijd of praktijktijd terwijl een kind wel staat ingeschreven op een school. Er is sprake van ongeoorloofd verzuim wanneer er 16 uur of meer verzuimd wordt in een periode van vier weken. Deze vier weken kunnen op ieder moment beginnen te lopen en lopen dus niet gelijk met de maanden. Relatief verzuim valt uiteen in twee categorieën; luxeverzuim en signaalverzuim. Luxeverzuim is verzuim dat het gevolg is van vakanties buiten de schoolvakantie. Signaalverzuim is verzuim dat geen betrekking heeft op vakanties, maar vaak spijbelen inhoudt. In het schooljaar 2011/2012 waren er 84.750 28 meldingen van relatief verzuim, waarvan 7.180 gevallen van luxeverzuim. In het schooljaar 2012/2013 waren 29 er 88.655 meldingen van relatief verzuim, waarvan 8.200 gevallen van luxeverzuim. Het is onduidelijk hoe 30 deze cijfers zich verhouden tot de cijfers voor thuiszitters. 2.1.4 Voortijdige schoolverlaters Door de eerder genoemde inspanningen van de rijksoverheid zijn er in het afgelopen schooljaar 2012/2013 31 27.950 voortijdige schoolverlaters geweest, 8.300 minder dan het jaar ervoor. Met voortijdige schoolverlaters worden jongeren van 18 tot 23 jaar bedoeld die zonder startkwalificatie een school verlaten. Het aantal voortijdige schoolverlaters in het schooljaar 2012/2013 komt in de buurt van het gestelde doel voor het schooljaar 2014/2015, waarin de overheid er naar streeft om het aantal voortijdige schoolverlaters tot maximaal 25.000 te beperken door het opstellen van een convenant tussen de minister van OCW en de 32 verschillende RMC regio’s. 2.1.5 Overzicht Er zijn veel verschillende cijfers beschikbaar over de aantallen leerlingen die geen onderwijs genieten. Het is belangrijk om voor ogen te houden dat er gedurende het schooljaar kinderen wel weer teruggeleid zijn naar school. Hierdoor wordt het aantal kinderen dat het gehele schooljaar geen school heeft bezocht lager. Cijfers hiervan zijn niet altijd bekend gemaakt. Ter verduidelijking zijn de beschikbare gegevens van het schooljaar 2012/2013, zoals hierboven vermeld, in een tabel geplaatst (Tabel 1). Type verzuim
Aantal leerlingen
Absoluut verzuim Relatief verzuim
8.974 88.655 waarvan luxeverzuim 8.200 Thuiszitters 3.789 waarvan teruggeleid 2.695 Voortijdige schoolverlaters 27.950 Tabel 1: verzuim 2012/2013 De afspraken die de overheid heeft gemaakt, hebben tot doel het terugbrengen van schooluitval. Aangezien verzuim een voorbode is voor uitval komt de nadruk ook te liggen op schoolverzuim. Hiervoor zijn extra
28
Kinderombudsman 2013, p. 11; http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim 30 Kinderombudsman 2013, p. 11 31 Kamerbrief minister OCW Bussemaker 15 januari 2014, referentie 586602, nieuwe cijfers over terugdringen voortijdig schoolverlaten. 32 www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-‐op-‐schooluitval/feiten-‐en-‐cijfers-‐schooluitval. Convenant VSV 2012-‐2015. 29
17
financiële middelen vrij gemaakt en afspraken gemaakt met andere betrokkenen. Het effect hiervan zal pas na 33 afloop van deze ‘impulsperiode’ kunnen worden gezien. Op 24 april 2014 hebben verschillende media bericht dat er een wetsvoorstel in de maak is met als doel het verhogen van de leerplichtige leeftijd naar 21 jaar. Ondanks de positieve resultaten die geboekt zijn met de invoering van de kwalificatieplicht, menen het CDA en de PvdA dat een verhoging van de leerplichtige 34 leeftijd noodzakelijk is om meer jongeren met een diploma school te laten verlaten. Naast het belang van onderwijs en het verkrijgen van een diploma wordt voor de verhoging van de leerplicht als reden aangevoerd 35 dat jongeren tussen de 18 en 21 jaar zonder diploma een groter risico lopen om in criminaliteit te vervallen. Daarnaast zijn er andere geluiden. Zo pleit de Kinderombudsman in zijn rapport voor een minder stringente 36 toepassing van de leerplicht en zou hij graag een verschuiving zien naar een leerrecht. De Kinderombudsman deelt de zorgen van de regering om kinderen die thuiszitten. Het betreft veelal kinderen die graag naar school zouden willen, maar die door persoonlijke omstandigheden niet passen op de aangeboden scholen. Vanuit het onderwijsveld klinkt er de roep om maatwerk. Maatwerk dat het huidige systeem niet kan bieden. Dit is onder meer het gevolg van de nadruk die gelegd wordt op de leerplicht en het verplichte schoolbezoek. Ook andere factoren spelen hierbij een rol, zoals het ontbreken van voldoende flexibiliteit bij schoolbesturen om maatwerk te leveren, de focus van leerplichtambtenaren op de handhaving, het ontbreken van kennis bij ouders, scholen en leerplichtambtenaren en het ontbreken van middelen om maatwerk daadwerkelijk aan te bieden. Om tot een oplossing te komen pleit de Kinderombudsman voor een thuiszittersakkoord waarin in alle partijen uit het onderwijsveld betrokken worden. Uit het rapport van de Kinderombudsman blijkt niet op welke wijze partijen dit thuiszittersakkoord onderling kunnen inroepen. Het lijkt een akkoord te zijn dat partijen sluiten, uitgaande van de veronderstelling dat een ieder zich hieraan houdt. Als suggestie draagt de Kinderombudsman aan een leerrechtregisseur per regio aan te stellen die doorzettingsmacht heeft en aan wie casussen kunnen worden opgeschaald. Op die manier zou voorkomen moeten worden dat kinderen tussen de wal en het schip raken. Hoe de rol van de leerrechtregisseur er precies uit zou moeten zien, welke bevoegdheden hij heeft en wie een beroep hierop zou kunnen doen, is (nog) niet duidelijk. Staatssecretaris Dekker geeft in reactie op het rapport van de Kinderombudsman te kennen dat er naar zijn mening in de wet voldoende flexibiliteit is om op ieder individueel geval in te spelen. Hij pleit voor een strikte toepassing van wet-‐ en regelgeving. Hiermee gaat hij tegen het advies van de Kinderombudsman in, die 37 juist pleit voor een minder strikte toepassing van wet-‐ en regelgeving. De overheid ziet de wet Passend Onderwijs als middel om kinderen die door specifieke onderwijsbehoeften buiten de boot vallen terug op school te krijgen. De Kinderombudsman is op dit punt onder meer kritisch op de nadruk die gelegd wordt op het verplichte schoolbezoek, waardoor maatwerk niet 38 geboden kan worden. De wet voorziet namelijk niet in alternatieve vormen van onderwijs (eventueel buiten de school gelegen) die maatwerk bieden voor leerlingen, omdat de nadruk nog steeds ligt op het verplicht schoolbezoek Afhankelijk van de eventuele effecten van deze ontwikkelingen, heeft dit ook gevolgen voor de Leerplichtwet. Immers, wanneer de nadruk niet langer ligt op een schoolplicht, maar op een leerrecht dan wijzigt dit de aard van de Leerplichtwet, hetgeen ook gevolgen heeft voor de handhaving van deze wet.
33
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-‐op-‐schooluitval/aanpak-‐voortijdig-‐schoolverlaten http://nos.nl/artikel/639522-‐pvda-‐cda-‐leerplicht-‐tot-‐21-‐jaar.html; http://www.elsevier.nl/Politiek/nieuws/2014/4/PvdA-‐en-‐CDA-‐willen-‐ leerplicht-‐opschroeven-‐tot-‐21-‐jaar-‐1508655W/; http://www.telegraaf.nl/binnenland/22545092/___Leerplicht_naar_21_jaar___.html; 35 http://nos.nl/artikel/639522-‐pvda-‐cda-‐leerplicht-‐tot-‐21-‐jaar.html; http://www.elsevier.nl/Politiek/nieuws/2014/4/PvdA-‐en-‐CDA-‐willen-‐ leerplicht-‐opschroeven-‐tot-‐21-‐jaar-‐1508655W/; 36 Kinderombudsman 2013, aanbeveling. 37 Kinderombudsman 2013. 38 Kinderombudsman 2013, aanbeveling. 34
18
2.2 Internationaal recht en de leerplicht Naast het nationale recht dat in het volgende hoofdstuk uitgebreid besproken zal worden, spelen internationale verdragen ook een rol. Hieronder zal kort ingegaan worden op de leerplicht zoals dit verwoord is in internationale verdragen. Dat er niet alleen op nationaal niveau belang gehecht wordt aan goed onderwijs mag duidelijk zijn wanneer men kijkt naar de verschillende internationale verdragen die zien op het recht op onderwijs. Zo wordt het recht op onderwijs beschermd door het Eerste Protocol EVRM, de Universele Verklaring van de rechten van de mens (UVRM), het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten (IVESC), het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (IVBP), Internationaal verdrag tegen discriminatie in onderwijs en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (VRK). Afgeleid uit deze verdragen houdt het recht op onderwijs kort gezegd in ‘het recht van elk individu om zo onbelemmerd mogelijk het 39 onderwijs te genieten dat bij hem of haar past’. Oftewel iedereen komt dus het recht toe om nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes eigen te maken met behulp van onderwijs. Veel van de zojuist genoemde internationale verdragen zijn VN verdragen. Dat ook de VN veel waarde hecht aan goed onderwijs blijkt wel uit de Eight Millennium Development Goals die de VN heeft opgesteld. Onderwijs is als tweede doel als volgt geformuleerd ‘Achieve Universal Primary Education’. Het doel is dus om 40 alle kinderen van primair en dus funderend onderwijs te voorzien. Uit het Fact Sheet van 2013 blijkt onder meer dat het aantal leerlingen dat vroegtijdig school verlaat is gedaald. Verder zien de cijfers vooral op de ontwikkelingen die ontwikkelingslanden op het gebied van onderwijs doormaken. Uit het meest recente 41 jaarverslag blijk het belang dat gehecht wordt aan goed onderwijs. De leerplicht in het internationaal recht is als volgt vorm gegeven. Er wordt bepaald dat het primair onderwijs voor allen verplicht en kosteloos beschikbaar moet zijn, aldus art. 26 UVRM, art. 13 IVESC en art. 28 VRK. Onder primair onderwijs wordt verstaan de periode die nodig is om kinderen de ‘essential learning tools’ en de ‘basic 42 learning content’ te verschaffen, waarmee zij op eigen kracht binnen of buiten het onderwijs verder kunnen. In Nederland is deze periode aangeduid als de periode van funderend/leerplichtig onderwijs en behelst de 43 basisschoolperiode en de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs. De leerplicht verplicht de ouders om hun kind voor onderwijs op een school in te schrijven en te 44 zorgen dat het regelmatig de school bezoekt. De reden dat uit het recht op onderwijs een individuele leerplicht wordt afgeleid is dat noch de overheid noch ouders het recht hebben om kinderen de toegang tot 45 onderwijs te ontzeggen. Dit houdt niet alleen in dat de overheid zich moet onthouden van beslissingen over de toegang tot onderwijs in het individuele geval, de overheid heeft daarnaast ook de plicht om voorwaarden te scheppen voor ouders die hen in staat stellen om aan de verplichtingen van de leerplicht te voldoen. Dit betekent in ieder geval het aanbieden van kosteloos onderwijs gedurende de leerplichtige periode. Op mondiaal niveau speelt de leerplicht een rol om kinderarbeid en kinderprostitutie tegen te gaan. De hierboven genoemde verdragen die de leerplicht in het leven roepen, geven geen voorschriften omtrent de 46 wijze waarop de leerplicht moet worden ingevuld door staten. Staten zijn dus vrij om de leerplichtige periode te bepalen, weliswaar met inachtneming van de verkrijging van de ‘essential learning tools’ en de ‘basic learning content’. Daarnaast mogen de staten bij hun invulling van de leerplicht geen discriminerende maatregelen in het leven roepen. In Nederland geeft de Leerplichtwet hier invulling aan, waarbij de nadruk ligt op het geregeld schoolbezoek.
39
Zoontjens, 2003 http://www.un.org/millenniumgoals/pdf/Goal_2_fs.pdf 41 www.un.org./milleniumgoals/index/shtml 42 Zoontjens 2013, hfst. 1.2. 43 Zoontjens 2013, hfst. 1.2. 44 Zoontjens 2003. 45 Zoontjens 2013, hfst. 1.2. 46 Storimans 2006, p. 3-‐56. 40
19
2.3 Tussenconclusie Zowel op mondiaal als op nationaal niveau komt onderwijs een prominente plaats toe. De verschillende internationale verdragen geven een streven weer om tot universeel hoogwaardig onderwijs te komen waarbij ieder kind in staat wordt gesteld om onderwijs te volgen en zich zo te ontwikkelen. Hoewel de verschillen tussen de verschillende verdragspartijen groot zijn, streeft de VN – veruit de meeste verdragen zijn VN-‐ verdragen – in zijn Millennium Development Goals naar wereldwijde verbetering van het onderwijs en het aantal kinderen dat onderwijs geniet. Ook in Nederland, waar de basis voor het onderwijs een langdurige historie heeft en goed is ingeburgerd, is nog altijd ruimte voor verbetering. Het streven van de Nederlandse regering is om het schoolverzuim en het voortijdig schoolverlaten tot een minimum te beperken. De overheid heeft hiervoor diverse maatregelen in het leven geroepen, die zijn vruchten lijken af te werpen wanneer men naar de cijfers voor school verzuim en voortijdig schoolverlaten kijkt. Dit is naar de mening van sommige politieke partijen echter nog niet genoeg en daarom pleiten sommigen voor een verlenging van de leerplichtige periode. Anders is het pleidooi van (onder meer) de Kinderombudsman die in zijn rapport pleit voor meer maatwerk en een minder stringente toepassing van de leerplicht. Hij pleit om de nadruk te leggen op het leerrecht en minder op de leerplicht. Dat in Nederland de nadruk sterk ligt op het geregeld schoolbezoek moge duidelijk zijn. De basis hiervoor – de Leerplichtwet en haar verplichtingen – zal in het volgende hoofdstuk besproken worden.
20
3 DE LEERPLICHTWET In hoofdstuk 2 is het maatschappelijke debat rondom de leerplicht en het leerrecht weergegeven. Cijfers omtrent verzuim zijn in hoofdstuk 2 op een rijtje gezet om in kaart te brengen over welke aantallen het daadwerkelijk gaat. Dit hoofdstuk gaat in op de Leerplichtwet in Nederland. De Leerplichtwet regelt in beginsel een plicht voor kinderen om de school van inschrijving regelmatig te bezoeken. Dit vloeit voort uit de gedachte dat ieder kind recht heeft op onderwijs. Aan de andere kant speelt de vrijheid van ouders om hun kind in overeenstemming met hun godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen op te voeden en te onderwijzen een rol bij de Leerplichtwet. De Leerplichtwet regelt daarom een aantal vrijstellingsmogelijkheden op de plicht tot het geregeld bezoeken van de school van inschrijving. Wanneer ouders echter zonder een gehonoreerd vrijstellingsverzoek hun kind niet inschrijven op een school of hun kind de school van inschrijving niet geregeld laat bezoeken, dan zal handhavend moeten worden opgetreden. Het recht op onderwijs van het kind staat immers hoog in het vaandel. In dit hoofdstuk zal worden ingaan op de oorsprong van de Leerplichtwet, de verplichtingen zoals deze verwoord zijn in de Leerplichtwet en de uitzonderingen die hierop mogelijk zijn. Dit overzicht draagt bij aan een beter begrip van het systeem van de Leerplichtwet. De handhavingsinstrumenten zullen in het volgende hoofdstuk besproken worden. In hoofdstuk 5 komt de handhavingspraktijk aan de orde komen. 3.1 Oorsprong e De huidige leerplicht vloeit voort uit maatregelen die in het begin van de tweede helft van de 19 eeuw zijn 47 genomen om kinderarbeid te bestrijden. Het recht op onderwijs (ook wel leerrecht genoemd) is opgekomen kort na de Tweede Wereldoorlog toen fundamentele rechten en vrijheden van de mens een prominentere plaats toebedeeld kregen. Na de Tweede Wereldoorlog is de overheid een prominentere rol gaan spelen; juist 48 bij de wederopbouw werd veel vertrouwen gesteld in de overheid. In Nederland heeft men gekozen voor een uitbreiding van de leerplicht, waardoor de nadruk minder expliciet ligt op het vrijere begrip leerrecht. De leerplicht bestond dus eerder dan het recht op onderwijs. Het recht op onderwijs is echter breder dan de leerplicht. Deze begrippen complementeren elkaar. Wanneer ouders niet voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit de Leerplichtwet kan men zich afvragen of het recht op onderwijs van hun kinderen in het geding is. Anders gezegd: als ouders niet voldoen aan de verplichtingen van de Lpw, is daarmee het recht op onderwijs van hun kinderen in het geding of kunnen ouders een gerechtvaardigd beroep doen op vrijstellingsgronden? 49 Met de wijziging van de Leerplichtwet 1900 tot de Leerplichtwet 1969 veranderde het karakter van de wet. In de Leerplichtwet 1900 lag de nadruk op het garanderen dat kinderen deugdelijk onderwijs kregen. Hierbij was de wijze waarop het onderwijs verkregen wordt van ondergeschikt belang. In de Leerplichtwet 1969 is juist de nadruk komen te liggen op de wijze van onderwijsverschaffing. Schoolbezoek is een verplichting geworden, waarop slechts summierlijk uitzonderingen mogelijk zijn. De veronderstelling heerst dus dat het verplicht schoolbezoek in deugdelijk onderwijs resulteert. Met de Leerplichtwet 1969 moest schoolverzuim tegen worden gegaan, onder andere door strafrechtelijke handhaving. Verder is de leerplichtige periode verruimd, waardoor het voortgezet onderwijs hier ook onder valt. 50 Deze maatregelen passen bij de veranderende rol van de overheid. Als gevolg van de ontzuiling begon de overheid steeds meer taken naar zich toe te trekken. Onderwijs werd steeds meer gezien als een middel om
47
Storimans, 2006, p. 3-‐56; Zoontjens 2013, hfst. 1.1. De Graaf 2000, hoofdstuk 3. Sperling 2010, hoofdstuk 5.5. 50 Sperling 2010, hoofdstuk 5.5. 48 49
21
maatschappelijke doelstellingen te bereiken. Zo is onderwijs onder meer een middel om kinderen het gezin te laten ontstijgen en in aanraking te laten komen met andere denkbeelden en omstandigheden. Een belangrijke wijziging van de Leerplichtwet 1969 vond plaats in 1994. De voornaamste reden voor de wijziging van de Leerplichtwet 1969 in 1994 was het tegengaan van het voortijdig schoolverlaten en het 51 ongeoorloofd schoolverzuim, wat een groot probleem was. De nadruk van de Leerplichtwet 1969 is nog sterker komen te liggen op de verplichting de school van inschrijving geregeld te bezoeken. Nu de nadruk daarop is komen te liggen is ook de handhaving belangrijker geworden. Er zal immers toezicht gehouden moeten worden op de naleving van deze verplichting en, waar nodig, zullen maatregelen genomen moeten worden. Door dit versterkt toezicht is meer verantwoordelijkheid voor naleving van de Leerplichtwet bij de 52 schoolbesturen, gemeenten en leerplichtigen zelf komen te liggen. Daarnaast zijn er regels gekomen met betrekking tot veel voorkomende vormen van schoolverzuim, zoals gezinsvakantie en verzuimbehoeften van allochtonen. Tot slot is er een nieuwe wettelijke basis voor de vervangende leerplicht ontstaan en is de informatievoorziening ten aanzien van de leerplicht verbeterd. 3.2 Verplichtingen en vrijstellingen Het belangrijkste doel van de Leerplichtwet is kinderen tot schoolbezoek te verplichten en tot het tegengaan 53 van ongeoorloofd schoolverzuim. De gedachte is dat schoolbezoek bijdraagt aan de intellectuele en sociale ontwikkeling van kinderen. Daarom bevat de Leerplichtwet de bepaling van art. 2 lid 1 Lpw die ouders verplicht 54 hun kind in te schrijven op een school en deze school regelmatig te laten bezoeken. Er vloeien dus twee verplichtingen voort uit art. 2 Lpw, namelijk de verplichting tot inschrijving op een school en de verplichting tot geregeld bezoek van deze school van inschrijving. De verplichting tot inschrijving 55 rust bij de ouders (en slechts bij meerderjarigheid van de jongere, bij de jongere zelf ). Wanneer ouders of meerderjarige jongere niet voldoen aan de inschrijvingsverplichting, maken zij zich schuldig aan absoluut verzuim. De verplichting tot geregeld schoolbezoek berust tot het twaalfde levensjaar van het kind bij de ouder en vanaf zijn twaalfde bij het kind. De verplichting tot geregeld schoolbezoek vangt aan met de eerste inschrijving op een school. Een kind is leerplichtig vanaf de eerste schooldag van de maand volgend op die waarin het kind de leeftijd van vijf jaar heeft bereikt (art. 3 Lpw). Er kan slechts aan de leerplicht worden voldaan wanneer een kind onderwijs volgt aan een erkende school (art. 1b Lpw). Dit is de ‘gewone’ leerplicht. Schending van art. 2 56 Lpw is een voortdurend delict. De ‘gewone’ leerplicht eindigt aan het einde van het schooljaar na afloop waarvan de jongere tenminste twaalf volledige schooljaren een of meer scholen heeft bezocht dan wel aan het 57 einde van het schooljaar waarin de jongere zestien jaar is geworden. Naast deze gewone leerplicht bestaat er de vervangende leerplicht die ziet op leerlingen van 58 tenminste 14 jaar waarvan is vastgesteld dat ze niet geschikt zijn voor het volgen van dagonderwijs. Wanneer ouders hiertoe een verzoek doen kan het college van B&W in overeenstemming met het bevoegd gezag van de school besluiten dat de jongere onderwijs volgt in combinatie met een werkplek (art. 3a Lpw). Deze inschrijving kan op verzoek van de ouders ook omgezet worden in een inschrijving voor beroepsonderwijs (art. 3b Lpw). Daarnaast kent de Leerplichtwet de kwalificatieplicht in art. 4a tot 4c Lpw. Dit houdt in dat verplichting tot inschrijving bij een school en deze school geregeld te bezoeken wordt verlengd als een leerling op het moment dat de leerplicht eindigt nog geen startkwalificatie heeft. Met een startkwalificatie wordt bedoeld een 59 diploma van een opleiding middelbaar beroepsonderwijs niveau 2 of hoger of een diploma havo of vwo. Als
51
De Graaf 2000, hoofdstuk 6. Zoontjens 2013, hfst. 1.1. 53 Sperling 2006, p. 57-‐64. 54 Deze verplichting is voor de startkwalificatie verwoord in art. 4a lid 1 Lpw. 55 Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p.53; dit ziet niet op de leerplichtige periode, maar op de startkwalificatie. 56 HR 4 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX8639. 57 Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p.53. 58 Zoontjens 2013, hfst. 2.3. 59 Zoontjens 2013, hfst. 2.4. 52
22
gevolg van de invoering van de startkwalificatie is de partiële leerplicht komen te vervallen. De startkwalificatie volgt op de leerplicht en stopt op het moment dat de kwalificatie is behaald. De verplichtingen van de Leerplichtwet strekken niet verder dan het schoolbezoek van de leerling. De 60 Leerplichtwet regelt niets over het feitelijke leren van het kind. Het ziet slechts op de inschrijving op een school en de aanwezigheid op de school van inschrijving. Verder dan het toezien op de inschrijving en het 61 schoolbezoek kunnen toezichthouders van de Leerplichtwet dus ook niet gaan. De enkele aanwezigheid van een leerling op een school draagt nog niet bij aan zijn ontwikkeling en 62 vergaring van kennis. Dit is wel wat onder het recht op onderwijs verstaan wordt; de persoonlijke ontwikkeling en zelfontplooiing van het kind waarbij onderwijs een belangrijke rol speelt. De leerplicht zou dus 63 ook moeten zien op het leren en niet op aanwezigheid. Er is dus discussie of de enkele aanwezigheidsplicht de ontwikkeling van het kind voldoende waarborgt. Deze zeer relevante en interessante discussie zal niet verder uitgediept worden. Er is gekozen om het huidige systeem onder de loep te nemen en aan te nemen dat het doel van de huidige Leerplichtwet, namelijk kinderen op school krijgen, een respectabel doel is. De verplichting van art. 2 en 3a/3b Lpw kent een aantal vrijstellingsmogelijkheden. Het is hierbij van belang onderscheid te maken tussen een vrijstelling die ziet op het inschrijven van een kind en een vrijstelling die gericht is op het geregeld schoolbezoek. Een vrijstellingsverzoek dat zich richt op de inschrijvingsverplichting is meeromvattend. Een kind is dan vrijgesteld van de plicht om ingeschreven te staan op een school en tegelijkertijd ook van de plicht tot regelmatig schoolbezoek. Een kind zou dan thuisonderwijs kunnen volgen. De vrijstelling die zich richt op het geregeld schoolbezoek is veel minder omvattend. Een kind hoeft dan op enig moment voor een bepaalde periode de school van inschrijving niet te bezoeken. Een kind moet dus wel ingeschreven staan op een school. 3.3 Inschrijvingsvrijstellingen Vrijstellingen gericht tegen de inschrijving op een school zijn omschreven in art. 5 en 5a Lpw. Artikel 5. Gronden voor vrijstelling van inschrijving De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven, zolang
a. de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten; b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning -‐ of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland -‐ gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben; c. de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.
60
Al worden er wel eisen gesteld aan scholen op basis van art. 1a1 Lpw. Storimans 2006, p. 99-‐115. Storimans 2006, p. 99-‐115 63 Storimans 2006, p. 99-‐115. 61 62
23
Artikel 5a. Trekkend bestaan De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, zolang zij een bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven trekkend bestaan leiden waarbij de jongere hen vergezelt. De algemene maatregel van bestuur kan bijzondere regelen bevatten betreffende de vrijstelling in verband met:
a. de leeftijd van de jongere waarop de verplichting ingaat om te zorgen dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven; b. de omstandigheden waarin de personen bedoeld in de eerste volzin, verkeren die van invloed zijn op de bereikbaarheid van een passende school voor de jongere. Iedere vrijstelling vereist een voorafgaande kennisgeving aan B&W (art. 6 Lpw). Deze kennisgeving moet tenminste een maand voordat het kind leerplichtig wordt, worden ingediend. Een vrijstelling heeft slechts een beperkte geldigheidsduur; ieder jaar zal de ouder voor 1 juli moeten aangeven waarom de vrijstelling nog steeds van toepassing is. Wanneer de kennisgeving te laat wordt ingediend, dan kan niet aan de wettelijke 64 vereisten voor vrijstelling worden voldaan. 3.3.1 Ongeschiktheid van het kind Ouders komt een beroep op vrijstelling van de inschrijvingsplicht toe wanneer hun kind niet geschikt is tot het volgen van onderwijs op een school of instelling, art. 5 jo 7 Lpw. Dit is opmerkelijk in het licht van het 65 internationaal gewaarborgde recht op onderwijs. De verdragen hebben immers tot doel te waarborgen dat het kind de kans krijgt zich volledig te ontplooien. Dit recht op ontwikkeling zou een kind onder geen enkele omstandigheid mogen worden ontnomen. Als buffer geldt hier art. 1:247 BW, dat het recht op opvoeding en onderwijs van kinderen omschrijft. Art. 1:247 BW is echter ruim omschreven en het ontbreekt aan criteria om de werkelijke ontwikkeling van het kind te kunnen waarborgen. Ouders kunnen wel aanspraak maken op 66 onderwijs voor hun kind zolang ze geen beroep hebben gedaan op deze vrijstelling. Wanneer ouders wel een beroep doen op deze vrijstellingsgrond dan zullen zij bij de kennisgeving van het verzoek een verklaring van een door B&W aangewezen, niet behandelende, arts, pedagoog of psycholoog moeten overleggen waaruit blijkt dat het kind niet geschikt is voor het volgen van onderwijs op een school of instelling. 3.3.2 Richtingsbezwaren Uit art. 5 sub b Lpw blijkt dat de richting van het onderwijs reden kan zijn voor een vrijstelling. Onder het begrip richting wordt het volgende begrepen ‘een fundamentele oriëntatie ontleend aan een welbepaalde 67 godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing.’ Deze vrijstelling is een uitwerking van het ouderrecht; ouders kunnen niet gedwongen worden hun kind naar een school te sturen waar onderwijs wordt gegeven dat 68 niet overeenstemt met hun godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen. Ouders zullen voordat ze hun kind op een school inschrijven eerst moeten bekijken wat de godsdienstige en levensbeschouwelijke richtingen van alle scholen in hun omgeving zijn. Mochten er slechts scholen in de leefomgeving zijn die niet aansluiten bij de godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen van de ouders dan kunnen ze zich beroepen op vrijstelling. Het moet gaan om overwegende bedenkingen.
64
Hof Den Bosch 2 april 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BI0901. Storimans 2006, p. 3-‐56. 66 Zoontjens, 2014, hfst. 3.2.1. 67 HR 6 juli 2010, NJ 2010, 422. 68 Storimans 2006, p. 3-‐56. 65
24
Volgens de Hoge Raad kan onder bezwaar tegen het onderwijs op de aanwezige scholen niet begrepen worden het bezwaar tegen de soort van het onderwijs, de onderwijsmethode, tegen de leerplicht als zodanig, 69 of tegen de wettelijke inrichting van het onderwijs. Daarnaast kunnen het gedrag van medeleerlingen en leraren, de wijze van besluitvorming op een school of de massaliteit van het onderwijs geen rol spelen bij het 70 richtingsbezwaar. Bij het begrip richting dat hier geldt, hoeft het niet te gaan om een erkende richting, zoals vereist bij bekostigingsvraagstukken. Het gaat om godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen van ouders, welke zij in het onderwijs terug wensen te zien. Bezwaren moeten wel strikt zien op godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen. Een beroep op pedagogische-‐methodische opvattingen valt buiten het 71 Nederlands richtingsbegrip. Bezwaren kunnen desalniettemin ook zien op het ontbreken van enige 72 levensbeschouwelijke of godsdienstige richting van het openbaar onderwijs. Richtingsbezwaren zijn dus niet 73 beperkt tot bijzondere scholen. Het Nederlands richtingsbegrip gaat niet zo ver dat ouders een verzoek kunnen doen aan de overheid om te voorzien in een school die wel aan de richtingseisen van de ouders voldoet. Ouders zullen zelf, wanneer zij een school willen stichten, aan de stichtingsvereisten moeten voldoen. Het richtingsbegrip sluit echter niet langer aan bij de moderne samenleving. Ouders hebben zelden bezwaren die zich richten tot religie of levensbeschouwelijke overwegingen. Veelal geven ouders te kennen het niet eens te zijn met de pedagogische opvattingen van een school of de onderwijsmethoden. Deze bezwaren vallen niet onder het richtingsbegrip, zoals hierboven vermeld. Voor ouders is er dan geen gerechtvaardigde grond om hun kind niet in te schrijven op een school en zij zullen de keuze moeten maken ofwel hun kind inschrijven op een bestaande school waarvan zij de pedagogische opvattingen niet onderschrijven, danwel zelf een school stichten – waarvan zij de pedagogische opvattingen uiteraard wel zullen onderschrijven – met inachtneming van alle stichtingsvereisten. Het richtingsbegrip is mede door deze veranderende opvattingen in 74 beweging. 3.3.2.1 Eisen gesteld aan de vrijstelling 75 Art. 5 sub b Lpw gebruikt de woorden ‘zijn vrijgesteld’. Dit duidt erop dat de vrijstelling van rechtswege geldt. 76 Een vrijstelling ontstaat dus niet na een besluit van het gemeentebestuur. Een beroep op art. 5 sub b Lpw is 77 ook geen verzoek, omdat de leerplichtambtenaar geen toestemming geeft. De leerplichtambtenaar toetst slechts of aan alle eisen van art. 5 sub b, 6 en 8 Lpw is voldaan. De conclusie van de leerplichtambtenaar dat er geen sprake is van een vrijstelling is dus een feitelijke vaststelling en geen voor bezwaar en beroep vatbaar besluit in de zin van de Awb. Wanneer B&W aangeven dat het beroep op vrijstelling niet voldoet aan art. 8 Lpw 78 is dit een mededeling van informatieve aard en dus ook geen besluit in de zin van de Awb. Op grond van art. 6 Lpw kunnen ouders slechts een beroep doen op een vrijstellingsgrond wanneer zij kennis hebben gegeven voor welk kind en op welke grond zij menen een aanspraak te mogen maken op de vrijstelling. Voor een vrijstellingsverzoek op grond van art. 5 sub b Lpw wordt ook de eis gesteld dat de
69
Sperling, ‘2008, p. 11-‐15; HR 6 juli 2010, NJ 2010, 422; Rb. Rotterdam 17 november 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BU5000; Rb. Zutphen 20 juni 2011, ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ9135; Rb. Arnhem 24 september 2010, ECLI:NL:RBARN:2010:BQ1936; Rb. Utrecht sector kanton 24 juni 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9225. Voorbeelden van een geslaagd beroep zijn Hof Amsterdam 5 april 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW8252/BW8249, Hof Den Haag 15 oktober 2007, parketnummer 09-‐626023-‐05; Rb. Utrecht 26 april 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BW5849; Rb. Utrecht sector kanton 17 mei 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ5146/BQ5091, Rb. Groningen 21 november 2007, parketnummer 18/503269-‐07; Rb. Rotterdam 17 november 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BU5000; Rb. Arnhem 24 september 2010, ECLI:NL:RBARN:2010:BQ1936 70 Hof Den Bosch 17 juli 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BD8733; Hof Arnhem 3 juni 2008, ECLI:NL:GHARN:2008:BD3002. 71 Keijser 2013, p. 5-‐11. 72 HR 17 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9201. 73 Bijzondere scholen zijn scholen die onderwijs geven vanuit een godsdienstige, levensbeschouwelijke of onderwijskundige opvatting. Openbare scholen kennen een dergelijke grondslag niet. Zie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vrijheid-‐van-‐onderwijs/openbaar-‐ en-‐bijzonder-‐onderwijs 74 Voor meer informatie over het richtingsbegrip, zie: Sperling 2011, p. 95-‐113; Groen 2012, p. 219-‐231; Storimans 2006, p. 3-‐56; Huisman e.a. 2011. 75 Sperling 2008, p. 11-‐15; ABRvS 26 juli 2006, ECLI:NL: AY5094. 76 Storimans 2006, p. 3-‐56. 77 Sperling 2008, p. 11-‐15. 78 ABRvS 18 maart 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH6321, ABRvS 15 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV1825.
25
kennisgeving op basis van art. 6 Lpw de verklaring bevat dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning of, bij het ontbreken van een vaste verblijfsplaats, op alle binnen Nederland gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan. Dit houdt in dat het moet gaan om bedenkingen die zwaarder wegen dan het nadeel dat 79 het kind geen schoolonderwijs krijgt. Ouders zullen aannemelijk moeten maken dat zij zoveel mogelijk instellingen onderzocht hebben en al het mogelijke gedaan hebben om een school te vinden die aansluit bij 80 hun overtuigingen. De leerplichtambtenaar of de rechter mogen geen oordeel geven over de 81 overwegendheid van de bedenkingen. Bezwaren moeten verder zien op alle op redelijke afstand bevindende 82 scholen. De afstand is afhankelijk van de leeftijd van het kind; hoe jonger het kind, hoe korter de afstand. Daarnaast moeten de bezwaren concreet zijn zodat duidelijk is wat de overwegende redenen voor de ouders 83 84 zijn. Voor een geldig beroep op vrijstelling zal de kennisgeving op tijd moeten worden ingediend. Een tijdige kennisgeving van de richtingsbezwaren van de ouders is dus verplicht. Ouders komt alleen een beroep op vrijstelling toe als het kind nog niet op een school stond ingeschreven. Mocht een kind al in het voorafgaande jaar ingeschreven hebben gestaan op een school, dan komen ouders niet meer in aanmerking voor een 85 vrijstelling. De leerplichtambtenaar zal dus zelf moeten nagaan of er voldaan is aan alle voorwaarden voor vrijstelling. Wanneer dit niet het geval is, dan zal hij op basis van art. 22 Lpw ouders oproepen voor een 86 gesprek om een proces-‐verbaal op te stellen. Op ouders rust de verplichting om aan te geven wat hun bezwaar is, zodat kan worden beoordeeld of het beroep inderdaad op de richting van de school betrekking heeft. Het uitgangspunt in de beoordeling door de leerplichtambtenaar is dus ook het bezwaar van de ouders. Het gaat erom hoe de ouders aan kijken tegen 87 de richting van het onderwijs op de aanwezige scholen. De overwegendheid van deze bezwaren mag, zoals eerder vermeld, niet gewogen worden. Als het beroep van ouders inderdaad betrekking heeft op een richtingsbezwaar en het verzoek is tijdig ingediend, dan zijn ouders van rechtswege vrijgesteld van de verplichting hun kind in te schrijven op een school. 3.3.3 Bezoek van een school in het buitenland De Leerplichtwet heeft alleen betrekking op scholen en instellingen in Nederland. Buiten Nederland heeft Nederland geen regelingsbevoegdheid. Vandaar dat deze vrijstellingsgrond is opgenomen in de Leerplichtwet. Wanneer ouders een beroep doen op deze vrijstellingsgrond moeten ze een verklaring overleggen van de directeur van de buitenlandse school waaruit blijkt dat het kind ingeschreven staat op een school en deze school geregeld bezoekt. Het volgen van (vanuit het buitenland aangeboden) internetonderwijs valt hier niet 88 onder, omdat er dan geen sprake is van het geregeld bezoeken van de school van inschrijving. Het gaat dus om fysieke aanwezigheid. Daarnaast is feitelijk verblijf op Nederlands grondgebied bepalend voor de toepassing van de Leerplichtwet. De Leerplichtwet heeft territoriale werking en heeft dus geen betrekking op jongere die permanent buiten het Nederlands grondgebied verblijven.
79
Sperling 2008, p. 11-‐15. Hof Arnhem 18 april 2006, NJFS 2006, 223 81 Sperling 2008, p. 11-‐15. 82 Sperling 2008, p. 11-‐15. 83 Rb. Amsterdam 13 december 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8412; Rb. Amsterdam 29 november 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8404. 84 Hof Den Bosch 2 april 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BI0901. 85 HR 17 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9201; Hof Arnhem 27 januari 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP2472; Hof Amsterdam 21 juni 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1441/BN1448; Hof Arnhem 10 september 2007, parketnummer 21-‐005029-‐06. Anders: Rb. Haarlem sector kanton 22 januari 2010, ECLI:NL: BL5479 en Rb. Zwolle sector kanton 15 december 2006, ECLI:NL:RBZWO:2006:AZ4581: wanneer men na inschrijving op een school zijn levensovertuiging wijzigt kan zich beroepen op een vrijstellingsgrond. Wanneer dit niet zo zou zijn, zou er strijd zijn met art. 9 lid 2 EVRM; Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p. 74. 86 Sperling 2008, p. 11-‐15. 87 Sperling 2008, p. 11-‐15. 88 Hof Den Bosch 26 april 2012, ECLI:NL: BW4064. 80
26
89
3.3.4 Trekkend bestaan Deze vrijstellingsgrond, art. 5a Lpw, geldt materieel gezien slechts voor kermisexploitanten en circusmedewerkers, waarbij de kinderen niet ouder mogen zijn dan 14 jaar. Daarnaast bestaat deze ontheffing slechts tijdens het kermis-‐ en circusseizoen en als er in die periode een standplaats is gekozen waar geen rijdende school voor kermisexploitanten en circusmedewerkers aanwezig is, waar het kind zou kunnen worden 90 toegelaten. 3.3.5 Gevolg van een geslaagd beroep op inschrijvingsvrijstelling Het gevolg van een geslaagd vrijstellingsberoep is dat het kind niet ingeschreven hoeft te staan op een school en dus feitelijk niet naar school gaat. Dit betekent niet dat het kind geen onderwijs krijgt. Op grond van art. 2 Eerste Protocol EVRM en art. 1:247 BW moeten ouders ervoor zorgen dat het kind onderwijs krijgt. De leerplichtambtenaar noch de inspectie hebben echter bevoegdheden om te controleren of ouders deze 91 wettelijke verplichting ook daadwerkelijk nakomen. Bovendien stellen deze artikelen geen criteria aan de 92 hand waarvan kan worden vastgesteld of het onderwijs kwalitatief voldoende is. Wat de Leerplichtwet niet regelt, is de mogelijkheid tot thuisonderwijs. Op grond van de Leerplichtwet is er in beginsel maar één mogelijkheid om te voldoen aan de leerplicht, namelijk het volgen van 93 schoolonderwijs. Dit is een belangrijke beperking van het ouderlijk keuzerecht zoals onder meer omschreven is in art. 2 Eerste Protocol EVRM. Slechts wanneer een beroep op vrijstelling van de inschrijvingsverplichting wordt geaccepteerd kan men in Nederland legaal thuisonderwijs geven. Het thuisonderwijs geeft dan uitvoering aan de verplichting van ouders om hun kind van onderwijs te voorzien, ex art. 1:247 BW en art. 2 Eerste Protocol EVRM. Immers in de uitoefening van de verplichting van de ouders om hun kind van onderwijs te voorzien, bij een inschrijvingsvrijstelling, zijn de ouders in de vormgeving vrij.
89
Zie: Besluit van 2 augustus 1985, houdende vrijstelling van leerplicht ten aanzien van kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden; http://wetten.overheid.nl/BWBR0003830/geldigheidsdatum_26-‐02-‐2014 90 Storimans 2006, p. 3-‐56. 91 Sperling 2008, p. 11-‐15. 92 Sperling 2008, p. 11-‐15. 93 Storimans 2006, p. 3-‐56.
27
3.4 Vrijstelling van geregeld schoolbezoek Vrijstellingen van geregeld schoolbezoek zijn omschreven in art. 11 Lpw. Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien
a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst; b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden; c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd; d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken; e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken; f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan; g. de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken. Op grond van art. 11 Lpw kan een ouder of leerling vrijgesteld worden van de verplichting de school van inschrijving geregeld te (doen) bezoeken. Het is een tijdelijke vrijstelling en een vrijstelling kan niet tot gevolg 94 hebben dat het kind de school van inschrijving helemaal niet meer hoeft te bezoeken. Anders zou het een verkapte art. 5 Lpw vrijstelling zijn. Per jaar kan het schoolhoofd slechts een keer een vrijstellingsverzoek van 95 tien dagen buiten de schoolvakanties toekennen, art 13 lid 2 Lpw. Aan de hand van recente jurisprudentie zullen enkele vrijstellingsgronden besproken worden. 3.4.1 Gewichtige omstandigheden Het beroep op gewichtige omstandigheden komt in recente jurisprudentie vaak voor. Deze beroepsgrond wordt echter zelden gehonoreerd. De beleidsregel die door de minister van OCW is geformuleerd, bevat een opsomming van gevallen waarin er geen sprake is van gewichtige omstandigheden, maar ook een opsomming 96 van voorbeelden waarbij wel vrijstelling verleend zou kunnen worden. Het verlenen van vrijstelling blijft een bevoegdheid van het schoolhoofd en dus is in deze gevallen zijn oordeel leidend. Een aantal voorbeelden waarbij een beroep werd gedaan op gewichtige omstandigheden, maar dit niet werd gehonoreerd. Dit beroep werd niet gehonoreerd toen beide ouders verklaarden -‐ nu zij werkzaam 97 zijn bij hetzelfde bedrijf – tegelijkertijd afwezig te zijn in verband met een jaarlijks evenement. De ouders zijn immers van de jaarlijks terugkerende evenementen op de hoogte en zij hadden dus maatregelen kunnen nemen. Ook wordt een beroep op gewichtige omstandigheden niet gehonoreerd in het kader van een oriënterende reis om migratiemogelijkheden te bekijken, omdat er dan geen sprake is van omstandigheden die
94
ABRvS 23 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK7471 ABRvS 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3505; ABRvS 23 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5503. 96 Voor een overzicht van omstandigheden waaronder geen vrijstelling wordt verleend zie: Beleidsregel van de minister van OCW 21 juni 2012, nr. IvhO/418788, betreffende de uitleg van de termen ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden. 97 ABRvS 17 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY0360 95
28
98
buiten de wil van de ouders bestaan. Verder is het vrijstellingsverzoek in het kader van een educatieve wereldreis afgewezen, omdat er geen sprake is van gewichtige omstandigheden die buiten de wil van de 99 ouders bestaan. Daarnaast vallen carrièrekansen in het buitenland niet onder het begrip gewichtige 100 redenen. Het schoolhoofd of -‐ bij afwezigheid van meer dan tien dagen -‐ de leerplichtambtenaar beoordeelt het 101 beroep op gewichtige omstandigheden. Wanneer het verzoek tot vrijstelling wordt afgewezen, staat het bestuursrechtelijke traject open voor de ouder. Er is geen ruimte om in een eventuele strafrechtelijk traject opnieuw in de beoordeling van het vrijstellingsverzoek te treden. De Hoge Raad formuleert het als volgt: ‘De in art. 11.1.g voorziene vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden van de verplichting om te zorgen dat een jongere de school waarop hij is ingeschreven geregeld bezoekt, is afhankelijk van de beslissing van het hoofd van de betrokken school, dan wel van de leerplichtambtenaar op een verzoek tot verlof, tegen welke beslissing een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open staat. Of sprake is van ‘andere gewichtige omstandigheden’ staat mitsdien niet ter zelfstandige beoordeling van de strafrechter. Hij behoeft in een geval als i.c. 102 slechts te onderzoeken of door de leerplichtambtenaar verlof is verleend.’
3.4.2 Specifieke aard van het beroep Naast het beroep op gewichtige omstandigheden wordt ook regelmatig een beroep gedaan op een vrijstelling vanwege de specifieke aard van het beroep van een van de ouders. Dit beroep slaagt slechts bij een beperkt 103 aantal typen beroepsuitoefening. Hieronder vallen voornamelijk seizoensgebonden werkzaamheden of 104 bedrijfstakken met piekperioden, zoals horeca en de agrarische sector. De beleidsregel van OCW formuleert het als volgt; ‘Bij het begrip ‘specifieke aard van het beroep’ bedoeld in artikel 11, onderdeel f, van de Leerplichtwet dient voornamelijk te worden gedacht aan seizoensgebonden werkzaamheden, resp. werkzaamheden in bedrijfstakken die een piekdrukte kennen, waardoor het voor het gezin feitelijk onmogelijk is om in die periode een vakantie op te nemen. Het moet redelijkerwijs te voorzien zijn (en/of worden aangetoond) dat een vakantie in de schoolvakanties tot onoverkomelijke bedrijfseconomische problemen zal leiden. Slechts het gegeven dat gedurende de schoolvakanties 105 een belangrijk deel van de omzet wordt behaald is onvoldoende.
Deze vrijstellingsgrond wordt ook streng beoordeeld. Zo werd het beroep van een zelfstandig gevestigd 106 accountant die de boekhouding, jaarstukken en belastingadministratie doet niet gehonoreerd. Ondanks het feit dat zijn cliënten aan bepaalde fiscale termijnen zijn gehouden, maakt dit nog niet duidelijk waarom hij geen gebruik zou kunnen maken van de reguliere vakantieperioden. Een mede-‐eigenaar van een zonweringsbedrijf die specifieke taken uitoefent, kon zich niet op deze vrijstelling beroepen, omdat de specifieke aard van het beroep niet met zich brengt dat hij niet veertien dagen onafgebroken op vakantie zou kunnen gaan nu niet aannemelijk is dat een dergelijke vakantie tot 107 onoverkomelijke bedrijfseconomische problemen zal leiden. Het exploiteren van een hotel is ook geen reden 108 voor vrijstelling ex art. 11 sub f Lpw.
98
ABRvS 29 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5962: hier wilde de ouders een reis naar Nieuw-‐Zeeland maken. Rb. Den Bosch 29 november 2006, ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ4471. 99 ABRvS november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1746. 100 Rb. Maastricht 30 november 2006, ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ5901. 101 HR 22 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5254; Hof Den Bosch 29 mei 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW7254 102 HR 22 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5254;Hof Den Bosch 29 mei 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW7254 103 ABRvS 30 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8909; Vz Rb. Leeuwarden 18 december 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BG7895. 104 ABRvS 22 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO8268. 105 Beleidsregel van de minister van OCW 21 juni 2012, nr. IvhO/418788, betreffende de uitleg van de termen ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden/ 106 ABRvS 22 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO8268. 107 ABRvS 30 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8909. 108 Rb. Maastricht 26 februari 2010, ECLI:NL:RBMAA:2010:BL6751.
29
Het beroep van piloot brengt niet met zich dat het onmogelijk is om in de schoolvakanties verlof op te 109 nemen. In deze zaak is het niet het beroep zelf dat verlof in de schoolvakanties verhindert, maar zijn het de arbeidsvoorwaarden. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat men slechts buiten de schoolvakanties met het gezin op vakantie kan. 3.4.3 Religieuze of levensbeschouwelijke verplichtingen en ziekte Op grond van art. 11 sub e Lpw kan een beroep op vrijstelling worden gedaan wegens religieuze of levensbeschouwelijke verplichtingen. Een geslaagd beroep hierop kan echter niet tot gevolg hebben dat een 110 kind de school van inschrijving helemaal niet meer bezoekt; het moet gaan om enkele dagen of schooltijden. Daarnaast is niet elke gewenste deelname aan bijeenkomsten of activiteiten op godsdienstige of 111 levensbeschouwelijke grondslag vanzelfsprekend aan te merken als een plicht. Zo valt de bedevaartsreis niet onder art. 11 Lpw ongeacht hoe betrokkenen het zelf ervaren. 112 Voor een geslaagd beroep op vrijstelling wegens ziekte is een medische verklaring nodig. De verklaring van de verdachte zelf is niet voldoende voor een vrijstellingsberoep. 113 Voor beide vrijstellingsgronden geldt dat een kennisgeving aan de directeur voldoende is. De vrijstellingen ontstaan van rechtswege en de directeur heeft geen beslissingsbevoegdheid hieromtrent. 3.4.4 Gevolgen van vrijstellingsverzoek ex. art. 11 Lpw. Wanneer, zonder een ingewilligd vrijstellingsverzoek, een kind de school van inschrijving niet geregeld bezoekt, zullen de ouders worden vervolgd wanneer een deel van de oorzaak van het verzuim aan hen is toe te 114 rekenen. Er moet de ouders dus een verwijt kunnen worden gemaakt. Een voorbeeld waarbij ouders geen verwijt kon worden gemaakt is het geval waarin de geestelijke en lichamelijke klachten zo complex waren dat 115 niemand wist wat ze hiermee aan moesten en dus geen passend onderwijs geboden kon worden. In het geval dat ouders er alles aan gedaan hebben om een kind op de school van inschrijving te laten bezoeken, de school hieraan niet meewerkt en er geen andere scholen beschikbaar zijn, dan is er geen sprake van een 116 117 overtreding. Wel verwijtbaar is het kind thuishouden, omdat dit gepest werd. De school zou immers kunnen optreden tegen het pesten. Ook het thuishouden van een kind door langdurige ziekte die niet in 118 verhouding staat tot de duur van de afwezigheid is verwijtbaar. Verwijtbaar is ook het onvoldoende 119 optreden tegen het spijbelgedrag van het kind. Wanneer ouders een verwijt kan worden gemaakt, is de schending van de verplichting tot geregeld 120 schoolbezoek van de school van inschrijving een voortdurend delict. De tweede verplichting die omschreven wordt in art. 2 Lpw en daarmee art. 2 Lpw zelf wordt immers geschonden.
109
Rb. Oost Brabant 8 maart 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3713. ABRvS 23 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK7471 111 Rb. Alkmaar 9 april 2009, ECLI:NL:RBALK:2009:BI3644. 112 Rb. Amsterdam 4 juli 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6546. 113 Zoontjens 2013, hfst. 3.2.2 114 HR 25 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3033. 115 Hof Leeuwarden 6 september 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BT2044. 116 Hof Den Bosch 27 maart 2009, ECLI:NL:GHSHE:BH9847. 117 Hof Leeuwarden 14 oktober 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BT8764. 118 Hof Arnhem 3 november 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU3709 119 Hof Leeuwarden 26 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3225 120 HR 4 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX8639. 110
30
3.5 Tussenconclusie De twee belangrijkste verplichtingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet zijn beide geformuleerd in art. 2 Lpw. Allereerst is dit de verplichting een kind in te schrijven op een school en ten tweede de verplichting het kind de school van inschrijving geregeld te laten bezoeken. Op deze twee verplichtingen zijn uitzonderingen mogelijk, maar deze uitzonderingen worden restrictief toegepast. Art. 5 Lpw voorziet in een uitzondering op de verplichting om een kind in te schrijven op een school. Dit is de meest vergaande uitzondering, omdat een vrijstelling van deze verplichting betekent dat een kind niet naar school hoeft. Het kind moet dan nog wel onderwijs genieten, maar dit behoort dan tot de ouderlijke zorgtaak. Art. 11 Lpw geeft een overzicht van uitzonderingsgronden op de verplichting om de school van inschrijving geregeld te bezoeken. Dit betekent dus niet dat een kind de school van inschrijving helemaal niet meer bezoekt. Het moet een tijdelijke vrijstelling zijn. Deze uitzonderingsgronden zijn limitatief verwoord in art. 11 Lpw en zijn divers van aard. Beide vrijstellingsgronden worden streng beoordeeld, wat past in de aanval die de overheid heeft ingezet tegen schoolverzuim. Nu duidelijk is geworden welke verplichtingen er zijn op basis van de Leerplichtwet – en welke uitzonderingen hier eventueel op mogelijk zijn – zal in het volgende hoofdstuk worden ingegaan op de handhavingsmogelijkheden die er zijn op basis van de Leerplichtwet.
31
32
4 HANDHAVING VAN DE LEERPLICHTWET In het vorige hoofdstuk is uitgebreid ingegaan op verplichtingen en uitzonderingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de handhavingswijzen die de Leerplichtwet kent om de zojuist beschreven verplichtingen en uitzonderingen te handhaven en in goede banen te leiden. Dit zal aan de hand van twee thema’s behandeld worden, namelijk toezicht en sancties. 4.1 Toezicht Uit art. 16 lid 1 Lpw blijkt dat B&W belast zijn met het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet. B&W wijzen hiertoe een of meer leerplichtambtenaren aan. De leerplichtambtenaar werkt dus op instructie van B&W. B&W geven aan op welke wijze de leerplichtambtenaren invulling moeten geven aan hun taken. Het 121 beleid kan dus per gemeente verschillen meebrengen afhankelijk van de politieke kleur van de gemeente. De gemeente is echter gebonden aan hogere regelgeving. Deze leerplichtambtenaren hebben verschillende 122 taken. Allereerst beslist de leerplichtambtenaar op vrijstellingsverzoeken die zien op gewichtige redenen, art. 11 sub g Lpw. Leerplichtambtenaren houden ten tweede op grond van art. 22 Lpw toezicht op de naleving van de inschrijvingsverplichting. Dit houdt in dat wanneer de leerplichtambtenaar constateert dat het leerplichtige kind niet staat ingeschreven op een school of de school van inschrijving niet geregeld bezoekt, hij de ouders 123 124 uitnodigt voor een gesprek. Een goede verzuimregistratie is hiervoor van groot belang. Dit gebeurt uiteraard niet wanneer de ouders zijn vrijgesteld op basis van art. 5 of 5a Lpw. Het doel van het gesprek is ouders te bewegen hun kind in te schrijven op een school. Als de ouders dit weigeren, dan zal de leerplichtambtenaar een proces-‐verbaal opstellen en naar de officier van justitie sturen. De officier van justitie kan de ouders vervolgen wegens schending van art. 2 lid 1 Lpw. Naast deze strafrechtelijke mogelijkheid hebben B&W ook de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang c.q. last onder 125 126 dwangsom bij schending van art. 22 Lpw. Deze bestuursrechtelijke weg wordt echter zelden gevolgd. Tot slot houdt de leerplichtambtenaar, evenals de schooldirecteur, toezicht op de eventuele arbeid van de jongere. Wanneer de jongere in strijd met de geldende voorschriften arbeid verricht, dan brengt de leerplichtambtenaar de Arbeidsinspectie hiervan op de hoogte, art. 23 Lpw. De leerplichtambtenaar vervult een dubbelrol: aan de ene kant heeft hij een maatschappelijke zorgtaak, terwijl hij tevens optreedt als handhaver. Wat de eerste taak betreft, adviseert de leerplichtambtenaar en begeleidt hij leerlingen en ouders naar naleving van de Leerplichtwet, terwijl hij aan de andere kant zal moeten optreden tegen overtredingen van de Leerplichtwet. Uit interviews met leerplichtambtenaren is echter gebleken dat zij deze samenkomst van taken helemaal niet ervaren als een dubbelrol. De taken vloeien natuurlijk in elkaar over en staan dus niet tegenover elkaar. Om zijn taken goed te kunnen uitoefenen, heeft de leerplichtambtenaar een aantal bevoegdheden die aan een 127 goede taakuitvoering moeten bijdragen. Zo heeft de leerplichtambtenaar steeds toegang tot een school of instelling, is hij bevoegd personen te horen, en heeft hij het recht alle inlichtingen die hij verlangt te vragen aan
121
Zo betekent een tweede gesprek tussen ouders/leerling en de leerplichtambtenaar in Rotterdam dat er altijd een proces-‐verbaal wordt opgemaakt, terwijl in de regio Breda een tweede gesprek verschillende resultaten kan hebben. 122 Zoontjens 2013, hfst. 5.2. 123 Sperling 2006, p. 57-‐64. 124 Hof Arnhem 3 november 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU3772; Hof Leeuwarden 23 maart 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9940. In de eerste zaak is een ouder vrijgesproken van schending van art. 2 Lpw omdat het verzuimregistratie onvoldoende duidelijk was. In de tweede zaak was de verzuimregistratie wel voldoende duidelijk. 125 Op grond van art. 16 lid 1 Lpw jo art. 125 Gemeentewet jo art. 5:21 Awb jo 5:23 Awb komt B&W de bevoegdheid tot oplegging van een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang toe. 126 Huisman, Zoontjens e.a. 2009, p. 78. 127 Zoontjens 2013, hfst. 5.3.
33
128
de directeur (art. 16 Lpw). Opvallend is dat leerplichtambtenaren ook vaak onderdeel uitmaken van zorg advies teams (ZATs) op scholen, waardoor zij consequent aanwezig zijn op vergaderingen van deze zorg advies teams en dus nauw betrokken zijn bij een school. Het betreft dan de zogeheten externe zorg advies teams. De interne zorg advies teams zijn voorbehouden aan het bestuur van een school. 4.2 Sancties Wat duidelijk naar voren komt uit de voorgaande stukken is het belang dat gehecht wordt aan de leerplicht. Niet alleen is de leerplichtige periode verlengd van 6 jaar naar 12 jaar met een kwalificatieplicht, maar de 129 overheid is zich uitdrukkelijker gaan bemoeien met onderwijs. Deze ontwikkelingen onderstrepen het belang dat gehecht wordt aan de leerplicht alleen maar. Daarnaast geeft dit ook het belang aan van de handhaving van de leerplicht. Handhaving van de Leerplichtwet is al vaker onderwerp van zorg geweest. Zo heeft de commissie Michiels al in 1998 een rapport uitgebracht waaruit bleek dat er een omvangrijk handhavingstekort was op het terrein van 130 de Leerplichtwet. Oplossingen zijn toen niet gevonden in het uitbreiden van het handhavingsinstrumentarium, maar juist in het versterken van registratie, de positie van de 131 leerplichtambtenaar en het versneld toepassen van strafrechtelijke sancties (lik-‐op-‐stuk beleid). In reactie op het rapport van de commissie Michiels is in de periode 2000-‐2002 in Breda een Handhaven op Niveau leerplichttraject getest, dat later is uitgebreid naar andere gemeenten (Rotterdam, 132 Almelo, Tilburg, Gooi-‐Vechtstreek). Dit stuurprogramma is in 2006 door de Universiteit Twente geëvalueerd. Uit deze evaluatie blijkt dat naar aanleiding van het stuurprogramma van de overheid inderdaad verbeteringen zijn opgetreden in de handhaving van de Leerplichtwet. Niet alleen is er meer oog voor handhaving, 133 134 betrokkenen werken steeds beter samen. Dat laat onverlet dat er nog steeds ruimte is voor verbetering. Er wordt in deze evaluatie niet verder ingegaan op de toegepaste sancties en de verzuimregistratie. Volstaan wordt met de opmerking dat er meer aandacht is voor verzuimproblematiek en dat de verschillende betrokkenen beter op elkaar zijn afgestemd. Er is geen juridische toetsing geweest bij deze evaluatie. Op basis van de Leerplichtwet zijn er verschillende handhandhavingsmogelijkheden. Allereerst is er de strafrechtelijk weg, waarbij de leerplichtambtenaar in samenspel met het OM zorg draagt voor de handhaving van leerplichtovertredingen. Ten tweede is er de bestuursrechtelijke weg, waarbij het gemeentebestuur bestuursrechtelijke herstelsancties kan opleggen aan ouders dan wel jongeren. Tot slot biedt het privaatrecht in ernstigere gevallen een uitkomst. 4.2.1 Strafrechtelijke sancties Het strafrechtelijke traject vangt aan met het gesprek tussen ouders en de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar vraagt een dergelijk gesprek aan wanneer ouders niet voldoen aan de verplichting van art. 2 lid 1 Lpw, en zij niet van deze verplichting zijn vrijgesteld. Gedurende het gesprek zal de leerplichtambtenaar proberen ouders te bewegen tot het inschrijven of geregeld bezoeken van de school van inschrijving van hun kind. Als ouders aangeven hier geen gevolg aan te zullen geven, dan zal de leerplichtambtenaar een proces-‐ verbaal opmaken en naar de officier van justitie sturen. In dat geval kan de officier van justitie de ouders vervolgen wegens een schending van art. 2 lid 1 Lpw. Bij veroordeling kunnen de ouders worden gestraft met
128
Zoontjens 2013, hfst. 5.3 Zoontjens 2013, hfst. 1.4. 130 Zoontjens 2013, hfst. 1.5. 131 Commissie Michiels 1998, p 457-‐461. 132 Bureau Boekhoorn Sociaal-‐wetenschappelijk Onderzoek 2003, samenvatting; naast dit stuurprogramma is Handhaven op Niveau een verzamelnaam geworden voor een groot aantal projecten die hetzelfde doel nastreven, namelijk de handhaving bevorderen. 133 Bressers e.a. 2006, hfst. 4.5. 134 De Moor-‐Van Vugt 2004, p69-‐81. 129
34
135
hechtenis of een geldboete, art. 26 Lpw. Aan leerlingen vanaf 12 jaar kan een werkstraf of een geldboete worden opgelegd. Doordat de nadruk is komen te liggen op het bewegen van ouders en leerlingen tot het voldoen aan 136 de Leerplichtwet is de positie van het strafrecht teruggedrongen. Het aanbieden van een hulptraject aan gezinnen die dat behoeven hoort ook bij het voortraject. De nadruk ligt dus echt op het motiveren van ouders en/of leerlingen al dan niet met hulp. Strafrechtelijk zal immers pas worden opgetreden als ouders geen gehoor geven aan het gesprek dat de leerplichtambtenaar met hen is aangegaan om hen tot naleving te bewegen. De straffen die kunnen worden opgelegd aan de ouders zijn een hechtenis van ten hoogste een maand dan wel een geldboete van de tweede categorie. De leerplichtige leerling kan ook rekenen op een straf; dit kan een taakstraf dan wel een geldboete van de tweede categorie zijn. In gevallen waarin zorg geboden is naast strafrechtelijke handhaving wordt dit ook vaak gevorderd bij de rechter. Dit is meestal in de vorm van begeleiding door Bureau Jeugdzorg. 4.2.2 Bestuursrechtelijke sancties Naast of in plaats van de strafrechtelijke sanctiemogelijkheden heeft B&W de keuze uit bestuursrechtelijke herstelsancties. Cumulatie van bestraffende en herstelsancties is mogelijk, waardoor zelfs een strafrechtelijke 137 boete en een bestuurlijke herstelsanctie tegelijk kunnen worden opgelegd. Dit neemt niet weg dat zij ook afzonderlijk kunnen worden opgelegd. De bevoegdheid tot het gebruik van bestuursrechtelijke middelen is 138 gebaseerd op het samenspel van art. 16 lid 1 Lpw, art. 125 Gemeentewet en de Awb. Art. 16 lid 1 Lpw stelt dat het college van B&W belast is met toezicht op de naleving van de Leerplichtwet. Art. 125 Gemeentewet kent aan B&W de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang toe. In titel. 5.3. Awb worden de bestuursrechtelijke herstelsancties nader uitgewerkt. Uit het stelsel van de Awb volgt dat B&W in plaats van een last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom kunnen opleggen (art. 5:32 Awb). Deze bevoegdheid geldt zowel voor absoluut verzuim als voor relatief verzuim. De bevoegdheid van B&W tot toepassing van de last onder dwangsom is uitdrukkelijk bevestigd in een vonnis 139 van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2000. In deze zaak had het college van B&W op een overtreding van art. 2 lid 1 Lpw gereageerd met een last onder dwangsom. B&W deelde de ouders mee dat de ouders een dwangsom van 250 gulden per dag zouden verbeuren wanneer zij hun dochter niet zouden inschrijven op een school. Het opleggen van een dwangsom werd door de rechtbank geaccepteerd op grond van art. 16 lid 1 Lpw jo art. 125 Gemeentewet jo art. 5:21 Awb jo art. 5:32 Awb. Oftewel B&W hebben de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen en op grond van art. 5:32 Awb hebben ze ook de alternatieve bevoegdheid om hiervoor in de plaats een last onder dwangsom op te leggen. Deze bevoegdheid bestaat naast de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging, aldus de rechtbank. In deze zaak strandde het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom echter omdat B&W zich uitgelaten hadden over de inhoud van het richtingsbezwaar. Het beoordelen en het zich uitlaten over de inhoud van richtingsbezwaren is geen bevoegdheid van B&W. Dit is bevestigd door de Afdeling. ABRvS stelt zich op het standpunt dat de wettelijke toezichtstaak van het gemeentebestuur zich niet uitstrekt tot richtingsbedenkingen 140 en dat bestuursrechtelijke handhaving dus niet aan de orde kan zijn bij richtingsbezwaren. Het bestuursorgaan kan slechts objectief vaststellen of er sprake is van richtingsbezwaren en niet treden in de overwegendheid van deze bezwaren.
135
Sperling 2006, p. 57-‐64. Zoontjens 2013, hfst. 6. Van Buuren e.a. 2011, hfst. 2.3.4. 138 Sperling 2006, p. 57-‐64. 139 Sperling 2006, p. 57-‐64. President Rb. Amsterdam 3 januari 2000, nr. AWB 99/12507 BESLU, JB 2000, 34. 140 Zoontjens 2013, hfst. 5.6. 136 137
35
4.2.2.1. Aard bestuursrechtelijke herstelsancties De last onder bestuursdwang is een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd (art 5:21 Awb). Het gaat dus om door eventueel feitelijk handelen van het bestuursorgaan herstellen van de situatie. De last kan worden opgelegd aan een ieder die het in zijn macht 141 142 heeft de overtreding te beëindigen. Dit is dus niet beperkt tot de overtreder. De kosten van bestuursdwang kunnen slechts op de overtreder verhaald worden. Deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door B&W. De nadruk ligt echter bij de last onder bestuursdwang sterk op de situatie en de mogelijkheid van B&W om zelf de benodigde maatregelen te treffen. Op grond van art. 5:32 Awb mag ook een last onder dwangsom worden opgelegd in plaats van het gebruikmaken van de verleende bevoegdheid tot het opleggen van de last onder bestuursdwang. De last onder dwangsom is een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd (art. 5:31d Awb). Dit houdt in dat bij een overtreding de overtreder een dwangsom verbeurt. Het verbeuren van de dwangsom kan per overtreding, per tijdseenheid of ineens geschieden. Na het verbeuren van de dwangsom kan het bestuursorgaan overgaan tot het invorderen van de verbeurde dwangsommen. De last onder dwangsom moet opgelegd worden aan de overtreder zelf. Anders dan bij de last onder bestuursdwang kan deze niet aan anderen worden opgelegd die 143 het in hun macht hebben de overtreding te beëindigen. De overtreder is in geval van het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties de ouder dan wel de jongere zelf wanneer de jongere zelf aan de verplichtingen van art. 2 Lpw moet voldoen. Bij de jongere is dit vanaf 12 jaar in geval van relatief verzuim, en 18 jaar in geval van absoluut verzuim wanneer de jongere nog steeds een kwalificatieplicht heeft. Dit laat onverlet dat de gemeente in het geval van een last onder dwangsom nog gehouden is na de overtreding over te gaan tot invordering en dat verbeuren dus niet automatisch invordering tot gevolg heeft. In geval gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan naast de overtreder ook de last worden opgelegd aan degene die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen. Wanneer de jongere de wettelijke overtreder is, dan zou in die gevallen ook de ouder aangesproken kunnen worden. Nu de last onder bestuursdwang feitelijk handelen tot gevolg heeft, zal hier gedacht moeten worden aan het naar school brengen van jongeren. Zowel bij de last onder bestuursdwang als bij de last onder dwangsom zal aan de betrokkene een begunstigingstermijn moeten worden gegund waarbinnen deze de overtreding ‘kosteloos’ dus zonder last kan herstellen. Dit is slechts anders in geval van spoedeisende situaties en wanneer de last geheel preventief wordt opgelegd. Daarnaast moet de termijn redelijk zijn voor het herstel van een specifieke situatie. Bestuursdwang is het meest gericht op herstel; wanneer een verplichting niet wordt nagekomen, dan 144 kan het bestuursorgaan zorgen dat dit alsnog gebeurt. De last onder dwangsom is juist een belangrijk middel om herhaling te voorkomen en een einde te maken aan een voortdurende overtreding. Een last onder dwangsom kan zo preventieve werking hebben; door de dreiging van het verbeuren van een geldboete kan 145 toekomstig gedrag gestuurd worden. Daarnaast wordt het bestuursorgaan bij de last onder dwangsom niet verplicht tot direct feitelijk handelen (namelijk het opstellen van een invorderingsbeschikking), terwijl dat wel het geval is bij de last onder bestuursdwang (namelijk het kind naar school brengen). Bij leerplichtzaken sluit het karakter van de last onder dwangsom beter aan bij de aard van de overtredingen dan dat van de last onder bestuursdwang. De last onder bestuursdwang houdt, zoals al eerder
141
‘in zijn macht hebben’ is geen voorwaarde voor oplegging van een last onder bestuursdwang Jurgens 2005, p. 138-‐139. 143 Jurgens 2005, p. 138-‐139. 144 Van Buuren e.a. 2011, hfst. 2.2. 145 Verweij 1997, p. 113 142
36
vermeld, in dat – na het verstrijken van de begunstigingstermijn – de gemeente ervoor zorgt dat het kind feitelijk op school komt. Dit is niet alleen een tijdrovende en praktisch omslachtigere oplossing, maar het ontbeert ook preventieve werking. De overtreding heeft al plaatsgevonden en als reactie daarop gaat de gemeente over tot het feitelijk handelen. Daarnaast heeft de gemeente al via de politie de mogelijkheid om een kind naar school te brengen wanneer deze zich tijdens lestijden op openbare plaatsen bevindt, art. 24 146 Lpw. Hoewel deze actie wezenlijk verschilt met de last onder bestuursdwang , leiden beide sancties tot hetzelfde resultaat, namelijk het kind naar school brengen. Een belangrijk verschil is wel dat de last onder bestuursdwang zich ook uitstrekt tot niet-‐openbare plaatsen, terwijl de bevoegdheid van art. 24 Lpw niet verder reikt dan openbare plaatsen. Met toepassing van de last onder bestuursdwang kunnen dus ook jongeren bereikt worden die ongeoorloofd thuis zitten. De last onder dwangsom daarentegen kan wel preventief worden opgelegd en sluit op deze manier beter aan bij de Leerplichtwet. Doordat ouders of jongeren geconfronteerd worden met een last voor een toekomstige overtreding is dit een directe prikkel om een overtreding na te laten. Niet alleen kunnen dan overtredingen voorkomen worden, er wordt tevens adequaat gereageerd op overtredingen omdat de last slechts effect krijgt wanneer de overtreding plaatsvindt. Verder wordt de dwangsom van rechtswege verbeurd en vereist dit geen nadere direct feitelijke acties van het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur dient slechts na verbeuren over te gaan tot het nemen van een invorderingsbeschikking. Dit is anders dan het overgaan tot het direct feitelijk handelen (een kind naar school brengen), hetgeen bij effectuering van de last onder bestuursdwang zou gebeuren. 4.2.3 Vergelijking strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties Het gebruik van bestuursrechtelijke herstelsancties zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom hebben een aantal voordelen ten opzichte van strafrechtelijke handhaving bij overtreding van art. 147 22 Lpw. Zo zijn bestuursrechtelijke middelen meer in overeenstemming met het karakter van de 148 Leerplichtwet. Het doel van de Leerplichtwet is immers kinderen op school te krijgen. Dit kan met bestuursrechtelijke middelen goed bereikt worden. Enerzijds bereikt de last onder dwangsom (zeker bij een dwangsom per tijdseenheid) dat de hoogte van de verbeurde dwangsom rigoureus kan oplopen wanneer ouders kinderen meerdere dagen ongeoorloofd van school houden. Anderzijds zou met de last onder bestuursdwang feitelijk bewerkstelligd kunnen worden dat kinderen op school zitten. Zoals zojuist is verwoord is er een voorkeur voor de last onder dwangsom. In beide gevallen licht de nadruk op de maatschappelijke zorg (het zijn immers herstelsancties) en minder op het justitieel optreden. Daarnaast is de last onder dwangsom effectiever bij absoluut verzuim dan strafrechtelijke handhaving, 149 omdat absoluut verzuim vaak langdurig verzuim is. Anders dan een strafrechtelijke sanctie blijft de dwangsom oplopen zolang de overtreding voortduurt. Zoals al opgemerkt kan men een last onder dwangsom per dag of andere tijdseenheid verbeuren. Met het verbeuren per tijdseenheid zullen ouders eerder geneigd zijn hun kind in te schrijven en de school van inschrijving te laten bezoeken. De last onder dwangsom vervalt namelijk niet eerder dan wanneer aan de last is voldaan. Het doel is het herstellen van de situatie en dat is niet eerder het geval dan wanneer aan de last voldaan is. Dit is anders bij de boete. De boete is een bedrag ineens, dat later niet hoger kan worden als de overtreding toch wordt voortgezet. De boete wordt opgelegd na overtreding in een bepaalde periode. De boete is immers bestraffend van aard. Wanneer de overtreding toch wordt voortgezet dan zal opnieuw het traject van art. 22 Lpw moeten worden ingezet. In dat opzicht is de strafrechtelijke route dus minder effectief. Het gebruik van de last onder bestuursdwang stuit in het geval van
146
Er is geen begunstigingstermijn wanneer de politie een jongere naar school brengt en de last onder bestuursdwang kan zich ook uitstrekken tot niet openbare plaatsen. 147 Sperling 2006, p. 57-‐64. 148 Sperling 2006, p. 57-‐64. 149 Sperling 2006, p. 57-‐64.
37
absoluut verzuim op meer principiële bezwaren, namelijk dat B&W dan over zouden gaan tot inschrijving van een kind en hiermee invulling geven aan het ouderlijk keuzerecht. 150 Een ander voordeel van bestuursrechtelijke handhaving is dat hiermee minder tijd gemoeid zal zijn. Voordat een boete kan worden opgelegd, zal eerst een heel traject moeten worden doorlopen, waarbij zowel de officier van justitie als de strafrechter een rol spelen. Er zullen soms meerdere overtredingen zijn die apart vervolgd moeten worden. Een bestuurlijke herstelsanctie kan meteen na constatering van het verzuim worden opgelegd door B&W. Bij deze herstelsancties blijft het geschil dus tussen de B&W en de ouders, terwijl bij het strafrechtelijke traject het OM en de strafrechter erbij betrokken worden. Ouders hebben ook bij bestuursrechtelijke handhaving rechtsbescherming, omdat de beslissing dat 151 aan hen een last onder dwangsom zal worden opgelegd een besluit in de zin van de Awb is. Tegen besluiten staat bezwaar en beroep open (art. 7:1 jo 8:1 Awb). Hierdoor wordt indirect een oordeel gegeven over het al dan niet bestaan van een vrijstelling voor ouders. Daarnaast zullen ouders gehoord moeten worden voordat een herstelsanctie wordt opgelegd (art. 4:8 Awb). Bij het strafrechtelijke traject is geen ruimte voor bezwaar en beroep tegen de beslissing van de leerplichtambtenaar. In het strafrechtelijke traject vindt dus geen herevaluatie plaats van het oordeel van de leerplichtambtenaar of er sprake is van een vrijstelling voor ouders, totdat de zaak de rechter bereikt. De rechter kan evenwel niet treden in de beoordeling van het richtingsbegrip, hetgeen vaak bij absoluut verzuim een rol speelt. De strafrechter toetst normaliter echter wel in volle omvang, terwijl de bestuursrechter slechts 152 gehouden is tot een marginale toetsing wanneer het bestuursorgaan beslissingsbevoegdheid heeft. Ondanks deze ogenschijnlijke voordelen van het gebruik van bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten 153 wordt in de praktijk vrijwel nooit gekozen voor bestuursrechtelijke afdoening. In de praktijk hebben verschillende gemeenten beleid gemaakt ten aanzien van de handhaving van de Lpw. In de regio Breda, die onderzocht is voor deze scriptie, is bewust niet gekozen voor de optie van bestuursrechtelijke handhaving. Leerplichtambtenaren, rechter en het OM verklaren dit doordat het veelal gezinnen zijn met financiële problemen die relatief verzuimen. Daarnaast zijn het vaak ouders die hun kind wel naar school willen brengen, maar dit niet voor elkaar krijgen. Het opleggen van bijvoorbeeld een last onder dwangsom aan ouders die hun kind wel naar school willen brengen, maar het niet voor elkaar krijgen, legt alleen maar extra financiële druk op aan gezinnen die vaak al met financiële moeilijkheden te kampen hebben. Dit vergroot slechts de al bestaande problemen en draagt dus niet bij aan naleving van de Lpw. Ten aanzien van het luxeverzuim staan deze betrokkenen wel positief tegen toepassing van een last onder dwangsom. In deze gevallen gaat het vaak om ouders die hun kinderen vanwege vakanties thuishouden. Een financiële prikkel kan in deze gevallen wel bijdragen aan naleving. In het geval van absoluut verzuim is de wenselijkheid afhankelijk van de motieven van ouders om hun kind niet in te schrijven op een school. Een last onder dwangsom kan in deze gevallen wel een prikkel zijn om hun kind in te schrijven op een school. 4.2.4 Sancties door de kinderrechter Naast de zojuist genoemde strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden speelt ook de kinderrechter een rol bij de naleving van de Leerplichtwet. Bij de rechtbank Zeeland – West-‐Brabant wordt gebruik gemaakt van jeugdteams en combizittingen waardoor strafrechtvervolging gecombineerd wordt met jeugdmaatregelen. Dit verschilt echter per rechtbank. Bij de rechtbank Den Bosch bijvoorbeeld is er geen team jeugd waardoor ouders en kinderen geconfronteerd worden met twee verschillende procedures. 154 Leerplichtzaken worden in principe behandeld door het team familie en jeugd , maar wanneer er naast een
150
Sperling 2006, p. 57-‐64. Sperling 2006, p. 57-‐64. Storimans 2006, p. 99-‐115. 153 Sperling 2006, p. 57-‐64. 154 Slechts ad hoc in het geval van meervoudige kamer sluit een enkele keer een rechter van het team straf aan. Dit gebeurt wanneer dit het voor een goede feitenbehandeling en beoordeling meerwaarde heeft. 151 152
38
overtreding van de Leerplichtwet ook een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel is gedaan dan zullen er twee aparte zaken aanhangig gemaakt moeten worden. Als reden voor de splitsing tussen leerplichtzaken en kinderbeschermingszaken is genoemd dat hieraan organisatorische motieven ten grondslag hebben gelegen. Een inhoudelijke reden is niet gegeven. Op grond van art. 1:247 BW hebben ouders de plicht en het recht hun kind op te voeden en te verzorgen. Hieronder wordt verstaan de zorg voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Zoals eerder vermeld, valt het recht op onderwijs dat past bij de levensbeschouwelijke of filosofische overtuiging hier ook onder. In de fase na de leerplicht speelt deze bepaling een rol voor het waarborgen van de ontwikkeling van het kind. Dat neemt niet weg dat deze bepaling ook van belang kan zijn in de leerplichtige 155 periode wanneer ouders zich onverantwoord gedragen. De burgerlijke rechter kan bij de aanvraag van een ondertoezichtstelling (OTS) het al dan niet naar school gaan van het kind meenemen in zijn beoordeling. Op grond van art. 1:254 BW kan de rechter immers een kind onder toezicht stellen als een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn geestelijke of zedelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. Het zonder 156 reden van school houden van een kind is al voldoende voor een OTS. Het geven van thuisonderwijs zonder vrijstelling kan ook reden zijn voor een OTS. Een OTS kan worden voorkomen doordat afspraken gemaakt zijn 157 tussen ouders en de gemeente en de kwaliteit van het thuisonderwijs voldoende wordt gecontroleerd. Een OTS kan ook niet worden opgelegd wanneer de wijze van onderwijs niet in overeenstemming is met de 158 Leerplichtwet, maar wel goed en effectief is. De onmiddellijke dreiging van de onvoldoende cognitieve ontwikkeling moet voldoende afgewend zijn. 159 Het gevolg van een OTS is dat de ouders in hun gezag over het kind worden beperkt. Bureau 160 Jeugdzorg kan ouders schriftelijke aanwijzingen geven over de opvoeding en verzorging van het kind. De ouders moeten deze aanwijzingen opvolgen, art. 1:256 BW. Een aanwijzing kan er ook toe leiden dat ouders verplicht worden een kind in te schrijven op een school en er zorg voor te dragen dat het kind de school van inschrijving geregeld bezoekt. Een voorbeeld hiervan is de casus Rauw waarbij een jongen gedurende drie jaar niet naar school is geweest. De jongen werd thuis gehouden en thuis onderwezen door zijn moeder omdat het onderwijs en de levensstijl op school niet past bij haar overtuiging. Zij is aanhanger van een raw food dieet wat inhoudt dat zij en haar zoon slechts rauw voedsel eten. Daarnaast hangt ze een holistische levensstijl aan. Op scholen zou hier onvoldoende rekening mee worden gehouden. Om deze redenen heeft ze een vrijstellingsverzoek gedaan ex art 5 sub b Lpw. Dit beroep wordt niet gehonoreerd, omdat deze levensstijl naar de mening van de rechter te 161 combineren is met neutrale schoolgang. Desalniettemin wordt de jongen thuis gehouden. Uiteindelijk is de jongen onder toezicht gesteld en speelde het langdurig niet naar school gaan hierbij een belangrijke rol, naast 162 gezondheidsoverwegingen. De jongen wordt naar het oordeel van de rechter zowel fysiek als cognitief benadeeld door de levensopvatting van zijn moeder. Van expliciete handhaving van de Leerplichtwet is in deze casus verder afgezien. De nadruk is juist komen te liggen op het belang van het kind met als gevolg het opleggen van een OTS, en minder op de naleving van de Leerplichtwet. Wel is als voorwaarde van de OTS opgenomen dat het kind naar school gaat.
155
Zoontjens 2013, hfst. 7. Rb. Amsterdam 8 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ8082; Hof Amsterdam 15 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4435. 157 Zoontjens 2013, hfst. 7. 158 Het ging hierbij om zeilmeisje Laura Dekker die onderwijs wilde volgen aan de Wereldschool. De Wereldschool is geen school in de zin van de Leerplichtwet en als dusdanig niet erkend. Desalniettemin was er geen sprake van een onmiddellijke dreiging van de cognitieve ontwikkeling. Rb. Middelburg 27 juli 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BN2481. 159 Zoontjens 2013, hfst. 7. 160 Er is een wetsvoorstel aanhangig om de bevoegdheden van Bureau Jeugdzorg onder te brengen bij een gemeentelijke centrum. 161 Kantonrechter Rb. Amsterdam 13 december 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8406 162 Hof Amsterdam 15 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4435; Kinderrechter Rb. Amsterdam 8 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ8082 156
39
163
Een ander voorbeeld is de casus van de zeilende broers. Hierbij onttrekken twee hoogbegaafde en dyslectische broers zich aan het volgen van onderwijs, omdat het onderwijs niet in hun behoeften kan voorzien. Anders gezegd er is geen passend onderwijs voor hen beschikbaar. Hierop besluiten zij al zeilend onderwijs te volgen van de Wereldschool onder begeleiding van hun vader. Daarnaast hopen zij met dit zogenaamde kustzeilen aandacht te vragen voor het probleem van passend onderwijs. Ook in deze zaak resulteert het conflict in verzoeken tot OTS. Echter de OTS wordt niet opgelegd, omdat de ouders constant op zoek zijn geweest en zijn naar passend onderwijs voor hun kinderen, de kinderen het goed maken en een OTS extra spanning zou leggen op het gezin. In dit geval is dus ook van handhaving van de Leerplichtwet afgezien en is de nadruk komen te liggen op het belang van het kind. 4.3 Tussenconclusie Handhaving van de Leerplichtwet valt uiteen in toezicht en sanctionering. Toezicht wordt uitgeoefend door scholen en leerplichtambtenaren. Door een vroege opsporing en registratie van verzuim kan snel en adequaat worden opgetreden. Sanctionering van de Leerplichtwet is onder te verdelen in drie categorieën, namelijk strafrechtelijke sancties, bestuursrechtelijke herstelsancties en kinderbeschermingsmaatregelen. Allereerst kennen we in Nederland het strafrechtelijk systeem waarbij de leerplichtambtenaar in combinatie met het OM de initiator is tot vervolging. Binnen dit systeem zal allereerst bekeken moeten worden of er het ten laste gelegde bewezen kan worden. Om tot een goede bewijsvoering te komen is vooral de verzuimregistratie van de school van wezenlijk belang. Wanneer het ten laste gelegde bewezen kan worden, zal de zaak aan de rechter worden voorgelegd. Die kan vervolgens een straf opleggen. Ten tweede biedt de Leerplichtwet de mogelijkheid tot bestuursrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke herstelsancties kunnen bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van de Leerplichtwet, namelijk het kind naar school brengen. De last vervalt niet totdat aan het schoolbezoek dan wel de inschrijving is voldaan. Hierdoor kunnen bestuursrechtelijke sancties efficiënter zijn. Daarnaast kan met het bestuursrecht sneller resultaat worden bereikt dan met het strafrecht, omdat sancties door het gemeentebestuur opgelegd kunnen worden zonder tussenkomst van het OM of rechter. Tegen bestuursrechtelijke sancties staat rechtsbescherming open. Ten derde – als indirecte vorm van handhaving van de Leerplichtwet – geldt het opleggen van kinderbeschermingsmaatregelen met als voorwaarde het volgen van onderwijs door de jeugdrechter. In sommige gevallen speelt er meer dan een enkele overtreding van de Lpw en spelen er ook allerlei problemen in de privesfeer die het opleggen van kinderbeschermingsmaatregelen rechtvaardigen. Dit zijn wel uitzonderingssituaties. Wanneer dit het geval is en er sprake is van overtreding van de Lpw, dan kan de rechter een kinderbeschermingsmaatregel opleggen met als voorwaarde het volgen van onderwijs. Ondanks de ogenschijnlijke voordelen van bestuursrechtelijke handhaving wordt er slechts zelden gebruik gemaakt van bestuursrechtelijke sancties. In de regio Breda is zelfs bewust gekozen om hier geen gebruik van te maken, hoewel betrokkenen wel positief staan tegenover bestuursrechtelijke sancties in geval van absoluut verzuim en luxeverzuim. Betrokkenen stellen dat vooral bij relatief verzuim gelet op de gezinnen en de situaties waaronder verzuim plaatsvindt, bestuursrechtelijke sancties slechts een extra last zijn voor hen die toch al onder moeilijke omstandigheden leven. In hoeverre de last onder dwangsom een rol zou kunnen spelen bij de handhaving van de Leerplichtwet komt in de volgende hoofdstukken aan bod.
163
Hof Amsterdam 11 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA2759; Rb. Haarlem 23 augustus 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BX8524
40
5 DE HANDHAVINGSPRAKTIJK Het doel van deze scriptie is te toetsen of het doel van de Leerplichtwet gediend wordt met de handhavingsinstrumenten die nu voorhanden zijn en die gebruikt worden. Zoals eerder beschreven is het doel van de Leerplichtwet kinderen schoolonderwijs te bieden. Dit wordt nagestreefd met een inschrijvings-‐ en bezoekplicht van de school van inschrijving. Om te testen of de handhavingsinstrumenten bijdragen aan de naleving van de inschrijvings-‐ en bezoekplicht van de school van inschrijving zal bekeken moeten worden wat het effect is van de verschillende handhavingsinstrumenten. Daartoe is er naast een jurisprudentieonderzoek, een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Verschillende betrokkenen in het handhavingstraject van de Leerplichtwet zijn in dit kader geïnterviewd. De betrokkenen die een significante rol spelen in het handhavingstraject zijn het openbaar ministerie, leerplichtambtenaren, schoolbesturen, rechters, ouders en leerlingen. 5.1 Interviews Het doel van de interviews is het in kaart brengen van de huidige situatie in relatie tot het doel van de Leerplichtwet. In hoeverre dragen de handhavingsinstrumenten bij aan het schoolonderwijs van kinderen? Welke handhavingsinstrumenten worden het meest gebruikt en waarom? Is het handhavingsinstrumentarium toereikend? Zijn er alternatieve handhavingsinstrumenten in de praktijk ontwikkeld? Er zal niet ingegaan worden op de wenselijkheid van de schoolplicht voor leerlingen. Zoals al vermeld is dat niet het doel van deze scriptie. In deze scriptie wordt ervan uitgegaan dat het overheidsstreven naar verplicht schoolbezoek passend is. Wel is er gekeken naar de huidige problemen die spelen rondom de vrijstellingsgronden en is nagegaan in hoeverre de handhavingsinstrumenten hierbij aansluiten. Voor het bereik van deze scriptie is een afbakening gemaakt van de groep te interviewen betrokkenen. Er is gekozen om de regio te beperken tot de gemeente Breda. De keuze voor Breda is niet gebaseerd op verontrustende gegevens over de naleving van de Leerplichtwet in dit gebied, maar is gebaseerd op verschillende overwegingen. Allereerst kenmerkt de gemeente Breda zich als een relatief dunbevolkt gebied, waarbij Breda de grootste stad is. De regio Breda strekt zich ten aanzien van het OM, de rechtbank en de RBL-‐ regio uit van Zeeland tot West-‐Brabant. Dit is vooral relevant bij de rechtbank, het OM en de leerplichtambtenaren. Deze betrokkenen hebben dus inzicht in de werking van de Leerplichtwet in een wijds gebied. Bovendien is de gemeente Breda goed vergelijkingsmateriaal voor de rest van Nederland, nu de gemeente Breda geen a-‐typische regio is en niet wezenlijk verschilt met de rest van Nederland. Zo blijkt uit de gegevens van de gemeente Breda en het Centraal Bureau voor Statistiek dat de gemeente Breda een divers 164 gebied is met grote verschillen tussen stad en platteland. Breda is met 178.140 inwoners – op 1 januari 2013 – een van de tien grootste steden van Nederland. Van dit totaal aantal inwoners is 78,1% autochtoon en 21,9% allochtoon. Dit komt heel dicht bij het landelijk gemiddelde van 78,9% autochtoon en 21,1% allochtoon. De bevolkingsdichtheid ligt in de gemeente Breda onder het landelijk gemiddelde, maar dit is voornamelijk het 165 gevolg van de vele dorpen en landelijke gebieden die Breda rijk is. De bevolkingsdichtheid in de stad zelf past namelijk bij het karakter van grotere steden in Nederland. Daarnaast kenmerkt Breda zich door een relatief grote categorie inwoners van 15 tot 24 jaar en is de bevolkingsgroei de afgelopen jaren iets hoger geweest dan het landelijk gemiddelde. De werkloosheid in de gemeente Breda is lager dan gemiddeld in de rest van
164
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=70748NED&D1=0,2,4,16,18,20,22,24&D2=a&D3=0&D4=a&D5=l&HD= 090707-‐1905&HDR=T&STB=G4,G2,G1,G3; http://breda.incijfers.nl http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=03753&D1=a&D2=0,5,8-‐10&D3=0&D4=a&D5=0,10,20-‐22&VW=T 165 Gemiddeld wonen er 14 personen per hectare; in het stadscentrum wonen 70 mensen per hectare, terwijl dit op het platteland en in de dorpen gemiddeld 6 personen per hectare is
41
166
Nederland. De gezinssamenstelling in Breda kenmerkt zich door minder alleenstaanden dan het landelijk 167 gemiddelde en meer samenwonende met en zonder kinderen. Ten aanzien van het aantal leerlingen per school geeft Breda het volgende beeld. In de gemeente Breda zijn 45 basisscholen en 18 middelbare scholen beschikbaar voor in totaal 28.364 leerlingen. Dit leidt tot 168 gemiddeld 347 leerlingen per basisschool en 810 leerlingen per middelbare school. Dit zijn iets meer 169 leerlingen per school dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast is de regio Breda één van de regio’s geweest waar het project Handhaven op Niveau is gestart. Affiniteit met handhaving van de Leerplichtwet moge hieruit spreken. Tot slot is de regio Breda gekozen wegens praktische redenen. In dit gebied waren de contacten het gemakkelijkst gelegd en de afstanden goed te bereizen. Binnen de gemeente Breda worden zowel het primair als het voortgezet onderwijs behandeld. De motieven voor schoolverzuim verschillen in het primair en voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs zijn het veelal de ouders die de keuze maken om hun kind niet in te schrijven dan wel de school van inschrijving niet geregeld te laten bezoeken, terwijl in het voortgezet onderwijs deze keuze veelal niet meer door ouders gemaakt wordt, maar juist door spijbelende leerlingen. Uitzonderingen uiteraard daargelaten. Desalniettemin zouden de handhavingsinstrumenten van de Leerplichtwet zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs effect moeten hebben. De achterliggende motieven zouden hierop niet van invloed moeten zijn. Om tot een eerlijk oordeel te komen over de effecten van de handhavingsinstrumenten zullen dus beide groepen betrokken moeten worden. De keuze voor de verschillende betrokkenen kan als volgt verdedigd worden. In het strafrechtelijk handhavingstraject is handhaving het gevolg van een samenwerking tussen de leerplichtambtenaar en het OM. De leerplichtambtenaar zal in geval van schoolverzuim hiervan melding doen bij het OM. Het OM zal op zijn beurt overgaan tot handhaving. Beide spelen dus een belangrijke rol bij de strafrechtelijke handhaving. In het bestuursrechtelijke handhavingstraject komt juist het gemeentebestuur en meer specifiek de leerplichtambtenaar de rol van handhaver toe. In gevallen van schoolverzuim kunnen B&W uiteindelijk overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom. Voor het bestuursrechtelijk handhavingstraject is het dus van belang om deze actor te interviewen. In het kader van privaatrechtelijke handhaving speelt de rechter een belangrijke rol; de rechter zal op ondertoezichtstellingverzoeken (OTS) moeten beslissen. De rechter speelt ook bij het strafrecht en het bestuursrecht een belangrijke rol als eindbeoordelaar van het handelen van het bestuur in Leerplichtwetkwesties. Dit rechtvaardigt dus de keuzen aan de zijde van de handhavende instanties en de rechterlijke macht. Aan de andere zijde zijn er degenen tegen wie de handhaving gericht is, namelijk de ouders en de leerlingen. Als overtreders hebben zij bepaalde belangen die voor hen zwaarder wegen dan de naleving van de Leerplichtwet. Het is dus interessant om te achterhalen wat deze overwegende belangen zijn en waarom het huidig handhavingsinstrumentarium hen niet anders heeft doen besluiten. De schoolbesturen balanceren tussen deze twee. Enerzijds houden zij als eerste toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en dienen zij als zodanig een verzuimregistratiesysteem bij te houden. Anderzijds worden zij geconfronteerd met de belangen en overwegingen van ouders en leerlingen om schoolverzuim te rechtvaardigen. Tevens is het schoolbestuur het bevoegd gezag om te beslissen op vrijstellingsgronden van art. 11 Lpw. Als scharnier tussen handhavende instanties en overtreders zijn schoolbesturen dus een interessante actor en relevant voor deze scriptie. Het is mijns inziens interessant om te vragen hoe zij aankijken tegen de huidige handhavingsinstrumenten en of die aansluiten bij de praktijk. Ondanks dat deze keuzen zorgvuldig zijn gemaakt, moet men niet uit het oog verliezen dat dit onderzoek verre van compleet is. Niet alleen is kwalitatief onderzoek als zodanig vatbaar voor kritiek, ook is het
166
http://breda.incijfers.nl http://breda.incijfers.nl http://breda.incijfers.nl 169 http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=03753&D1=a&D2=0,5,8-‐10&D3=0&D4=a&D5=0,10,20-‐22&VW=T 167 168
42
gebied dat bekeken wordt niet alleen klein, maar ook niet volledig onderzocht. Binnen het bereik van deze scriptie past het niet om iedere leerplichtambtenaar, iedere OM medewerker met ervaring met leerplichthandhaving, iedere overtreder, iedere rechter die een leerplichtzaak heeft gehad en ieder schoolbestuur in Breda te benaderen en te ondervragen. Wat dit onderzoek wel kan brengen zijn signalen en handvatten voor verder onderzoek. Zo kunnen gedachtegangen en ervaringen van de verschillende betrokkenen aanleiding geven om op grotere schaal onderzoek te doen naar de handhaving van de Leerplichtwet. Generalisering naar regionaal, provinciaal of zelfs nationaal niveau is verre van realistisch en zou tekort doen aan de unieke eigenschappen van een gebied. Kwalitatief onderzoek heeft een sterk subjectief karakter, dat vaak als voornaamste punt van kritiek wordt aangevoerd. Het onderzoek kenmerkt zich vaak door interpretaties van de onderzoeker en is dus niet zo objectief als kwantitatief onderzoek. Voor het doen van betrouwbaar en valide kwalitatief onderzoek zijn een 170 aantal eigenschappen van het onderzoek van belang. Allereerst is een kenmerk van betrouwbaar en valide kwalitatief onderzoek externa betrouwbaarheid. Dit houdt in de mate waarin het onderzoek overgedaan kan worden op een ander moment. Ideaaltypisch houdt dit in dat de omstandigheden niet veranderd zijn en dat de situatie als het ware bevroren is. Dat dit nooit zal voorkomen, mag duidelijk zijn. Wat dan van belang is, is dat een ander hetzelfde onderzoek op dezelfde wijze zou kunnen overdoen. In het kader van dit onderzoek zou in een later project een ander op dezelfde wijze interviews kunnen afnemen, een gebied kunnen afbakenen en kunnen proberen op dezelfde vraag een antwoord te vinden. Een andere belangrijke eigenschap van betrouwbaar en valide kwalitatief onderzoek is interne 171 betrouwbaarheid. Wanneer er meerdere onderzoekers zijn, is het van belang dat zij als team een visie hebben en dezelfde criteria hanteren. Nu er in dit onderzoek slechts een onderzoeker is, is aan deze eis voldaan. Verder is de interne validiteit van belang. Dit ziet op de match tussen de observaties van de onderzoeker en de theorieën die hij ontwikkelt. Er moet een goede match zijn tussen observaties en opgedane kennis. De onderzoeker moet zich kunnen verplaatsen in degene die geïnterviewd wordt. In het kader van dit onderzoek is het empirisch kwalitatief onderzoek vooraf gegaan door een uitgebreid literatuuronderzoek waardoor er een goede match is. Tot slot is externe validiteit van belang. Dit ziet op generalisatie van de bevindingen. Gelet op de omvang van het onderzoek en het beperkte gebied waarin getoetst wordt, zal van generalisatie geen sprake kunnen zijn. Wel kunnen terugkerende bevindingen in andere gebieden getoetst worden en aanleiding geven voor nader onderzoek. Het één op één gelijkstellen van gebieden is echter niet realistisch en naar mijn mening onnauwkeurig. Voor dit kwalitatief onderzoek is gekozen voor doelmatige selectie van geïnterviewden (purposive 172 sampling ), in plaats van willekeurige respondenten of bij toeval. Het doel van deze selectie is om antwoord te geven op de onderzoeksvragen. Door deze selectie zijn de vragen gerichter en dragen ze beter bij aan het beantwoorden van de onderzoeksvragen. 173 De interviews zijn semigestructureerd. Dit houdt in dat er vragenlijsten gebruikt zijn als leidraad voor de interviews, maar dat er tijdens de interviews ruimte is gelaten om de geïnterviewden hun ideeën en gedachten te laten uiten. De vragenlijsten bevatten allemaal dezelfde thema’s en overlappen elkaar in dat aspect. Dit document kan gezien worden als een interviewgids, aan de hand waarvan het interview is afgenomen. De behandeling van dezelfde thema’s en dus in sommige gevallen op elkaar lijkende vragen is van wezenlijk belang om een eerlijk beeld te krijgen van de handhavingspraktijk in al zijn onderdelen. Naast deze vragenlijsten met thema’s zijn de betrokkenen vrij gelaten om hun ideeën te ventileren. Dit aspect is juist interessant omdat dit een insiderbeeld geeft van de handhavingspraktijk. Daarnaast heeft deze methode ervoor gezorgd dat op betrokkenen ingespeeld kon worden en dat bij bepaalde thema’s uitvoeriger kon worden stilgestaan. Deze flexibiliteit heeft bijgedragen aan gedetailleerdere antwoorden. De interviews zijn opgenomen, uitgewerkt en geaccordeerd en te vinden in Bijlage A van deze scriptie.
170
Bryman 2012, hfst. 17. Bryman 2012, hfst. 17. Bryman 2012, hfst. 18. 173 Bryman 2012, hfst. 20. 171 172
43
5.2 Jurisprudentie Voor het jurisprudentieonderzoek is een scheiding aangebracht tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving enerzijds en privaatrechtelijke handhaving (kinderrechter) anderzijds. De reden voor dit onderscheid is dat de Leerplichtwet zelf strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden creëert en geen privaatrechtelijke. Privaatrechtelijke handhaving geschiedt op een andere grondslag, namelijk art. 1:254 BW, en is dus onderworpen aan andere criteria en belangenafwegingen. 5.2.1 Strafrecht en bestuursrecht Om een beeld te krijgen van de huidige handhavingspraktijk is een jurisprudentie onderzoek verricht over de periode 2006 tot en met maart 2014. In deze periode zijn er 83 handhavingszaken met betrekking tot de Leerplichtwet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en www.legalintellingence.com. Belangrijk om hierbij in aanmerking te nemen is dat hoewel geprobeerd is zoveel mogelijk zaken uit deze periode in het onderzoek te betrekken, dit geen garantie is dat alle relevante zaken in dit overzicht zijn opgenomen. Wel geeft dit aantal zaken naar mijn mening een goed beeld van de rechtspraak. Al deze zaken zijn bestudeerd en hebben tot het volgende overzicht van strafrecht en bestuursrecht geleid (tabel 2). Maatregelen
Aantal 174
Beroep ongegrond (alleen bij art. 11 Lpw)
19
Boete
33
Vrijspraak
10
Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)
6
Werkstraf
7
Hechtenis
1
Geen straf
7
Tabel 2: opgelegde sancties 2006-‐maart 2014
In dit overzicht is gezocht naar bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. In het jurisprudentieoverzicht aan het einde van deze scriptie zijn deze zaken vermeld. Toepassing van de OTS in zaken waarin ook de Leerplichtwet niet is nageleefd, zijn niet in dit overzicht van genomen maatregelen betrokken. Deze zaken zullen later besproken worden. Opvallend is dat in deze periode van ruim 8 jaar slechts 83 zaken op deze sites gepubliceerd zijn die specifiek zien op de handhaving van de Lpw. Dit sluit aan bij het beeld dat gegeven is door de leerplichtambtenaar en de rechter die te kennen geven dat veel zaken de rechtbank niet bereiken. Veel zaken worden in het voortraject behandeld en afgesloten. Daarnaast worden veel uitspraken mondeling gedaan en worden deze niet allemaal op schrift gesteld. Behalve mondelinge uitspraken worden ook lang niet alle
174
‘Beroep ongegrond’ is strikt genomen geen maatregel, maar een toepassing.
44
schriftelijke uitspraken online beschikbaar gesteld. Hierdoor worden bij lange niet alle zaken bereikt via publicatiesites als www.rechtspraak.nl en www.legalintellingence.com. De handhaving van de Leerplichtwet richt zich op de naleving van de verplichtingen van art. 2 Lpw. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven, vloeien er twee verplichtingen voort uit art. 2 Lpw. Allereerst is dit het inschrijven van een kind op een school en ten tweede het zorg dragen voor het regelmatig schoolbezoek van de school van inschrijving door het kind. Beide verplichtingen kennen een vrijstellingsmogelijkheid. Voor de verplichting tot inschrijving van een kind op een school gelden art. 5/5a Lpw. Voor de verplichting tot geregeld schoolbezoek van de school van inschrijving geldt art. 11 Lpw. In het overzicht van gebruikte handhavingsinstrumenten is geen onderscheid gemaakt tussen deze twee vrijstellingsgronden. Het dictum ‘beroep ongegrond’ is slechts gebezigd bij vrijstellingsverzoeken op basis van art. 11 Lpw. Uit het onderzoek waarbij 83 zaken zijn betrokken, blijken de maatregelen zoals te vinden in tabel 2 te zijn opgelegd. Opvallend is dat er in geen enkel geval is gekozen voor bestuursrechtelijke sancties. Hierbij is in de interviews uitgebreid stilgestaan. In 19 gevallen is bij een verzoek tot vrijstelling van geregeld bezoek het beroep tegen de afwijzing ongegrond verklaard. Hieruit blijkt des te meer hoe restrictief deze vrijstellingsgrond wordt uitgelegd, aangezien in geen enkel geval in beroep de vrijstelling op grond van art. 11 Lpw is verleend. De boete is veruit de meest geliefde maatregel. Van de 83 zaken zijn er in maar liefst 33 gevallen boetes opgelegd. Bij iedere opgelegde boete werd subsidiair een vervangende hechtenis opgelegd. De hoogte van de boete varieerde tussen de €125 en €1500,-‐ onvoorwaardelijk. Veel boetes werden al dan niet geheel voorwaardelijk opgelegd, waarbij de proeftijd veelal 2 jaar was. De meest voorkomende geldboete is de boete van €250. Vrijspraak volgde in 10 van de 83 zaken. Ontslag van alle rechtsvervolging was het eindoordeel in 6 zaken, terwijl in 7 zaken geen straf werd opgelegd. Motieven voor het niet opleggen van een straf zijn onder meer dat een kind op andere wijze onderwijs heeft gekregen en het kind dus geen ontwikkelingsachterstand heeft opgelopen. 175 Er is 1 keer een onvoorwaardelijke hechtenis opgelegd van 2 weken. Werkstraffen zijn in 7 gevallen opgelegd. De duur van de werkstraffen varieerde tussen de 20 en de 60 uur. Werkstraffen zijn ook voorwaardelijk opgelegd. In sommige gevallen is subsidiair aan de werkstraf jeugddetentie opgelegd. Werkstraffen richtten zich in deze gevallen tot minderjarige overtreders van de Leerplichtwet. 5.2.2 Privaatrecht Ook voor dit jurisprudentieonderzoek is de periode 2006 tot en met maart 2014 aangehouden. De toepassing van de OTS in gevallen waarbij ook aan de verplichtingen van de Leerplichtwet niet is voldaan, levert het volgende overzicht op. Deze zaken zijn ook opgenomen in het jurisprudentieoverzicht. Er zijn drie in het oog 176 springende zaken, die ook in de media veel aandacht hebben gekregen. Dit zijn ‘Zeilmeisje Laura’ , ‘de 177 178 zeilende broers’ en ‘Rauw’. In twee van de drie zaken is op enige moment een OTS opgelegd. In het geval 179 van de zeilende broers echter is geen OTS opgelegd en bij het Zeilmeisje Laura is de OTS op een gegeven
175
Hof Arnhem 21 maart 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP8817 http://vorige.nrc.nl/article2537858.ece; http://vorige.nrc.nl/article2565960.ece; http://www.bol.com/nl/p/zeilmeisje-‐laura-‐dekker-‐ mijn-‐verhaal/1001004010468043/ 177 http://www.hartvannederland.nl/nederland/utrecht/2012/zeilbroers-‐onder-‐toezicht-‐gesteld/; http://www.nu.nl/binnenland/2989442/zeilbroers-‐toezicht-‐gesteld.html; http://nos.nl/artikel/517067-‐zeilbroers-‐niet-‐meer-‐onder-‐ toezicht.html 178 http://www.proud2bme.nl/TV_uitzendingen/Documentaire:_Rauwer; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3365220/2012/12/18/Jeugdzorg-‐jongen-‐die-‐rauw-‐eet-‐moet-‐met-‐spoed-‐ uit-‐huis.dhtml; http://www.nrc.nl/nieuws/2012/12/19/15-‐jarige-‐jongen-‐die-‐alleen-‐rauwe-‐groenten-‐eet-‐is-‐ondergedoken/ 179 Hof Amsterdam 11 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA2759; Rb. Haarlem 23 augustus 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BX8524 176
45
180
moment niet meer verlengd en opgeheven. Daarnaast zijn er drie andere zaken in deze periode 181 182 gepubliceerd. Van deze drie zaken was er in twee zaken geen grond voor oplegging van een OTS. Voor het opleggen van een OTS toetst de rechter niet aan de Leerplichtwet, maar aan art. 1:254 BW. Er wordt gekeken of er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. Het niet naleven van de Leerplichtwet kan een factor zijn die bijdraagt aan deze bedreiging. Het opleggen van een OTS is echter geen handhaving van de Leerplichtwet als zodanig. Het doel van art. 1:254 BW is een heel andere dan dat het doel van de Leerplichtwet. Daar waar het Burgerlijk Wetboek expliciet de nadruk legt op de ontwikkeling van het kind, legt de Leerplichtwet juist de nadruk op het verplicht schoolbezoek. Hoewel er als gevolg van de OTS invloed uitgeoefend kan worden op het al dan niet naar school gaan, is de oplegging van een OTS naar mijn mening geen handhaving van de Leerplichtwet. Het is wel een factor die aan naleving bij kan dragen en onder omstandigheden dus wel handhaving van de leerplicht in kan houden. 5.3 Praktijk Zoals al vermeld is, is dit onderdeel ‘Praktijk’ beperkt tot de regio Breda. Met de interviews die zijn afgenomen in het kader van dit onderdeel is geprobeerd een beeld te geven van de staande handhavingspraktijk in de regio Breda. Hierbij ligt de focus niet alleen op ervaringen van de verschillende betrokkenen, maar ook op de onderlinge verhouding tussen deze betrokkenen en wat zij als belangrijkste onderdelen van handhaving van de Leerplichtwet beschouwen. Dit onderdeel beoogt dus vooral een kijkje in de keuken te bieden en inzicht te geven in de staande praktijk en wat voor implicaties dit kan hebben voor mijn onderzoek. Deze inzichten worden aan de hand van drie thema’s besproken, namelijk voortraject, sanctionering en rechtspraak. Voor deze scriptie zijn interviews afgenomen met diverse betrokkenen. Het volledig transcript van deze interviews kan gevonden worden in Bijlage A. Hieronder zal volstaan worden met een korte weergave van de belangrijkste of opmerkelijkste punten van de interviews. 5.3.1 Voortraject Onder voortraject wordt hier begrepen de fase voorafgaand aan sanctionering. Hieronder wordt onder meer begrepen het toezicht houden op naleving van de Leerplichtwet en de motiverende gesprekken die gevoerd worden door scholen dan wel leerplichtambtenaren. Wanneer er sprake is van een zorgbehoefte, dan valt het zorgtraject hier ook onder. Uit alle gesprekken die gevoerd zijn, komt heel sterk het verlangen naar voren dat de nadruk zou moeten liggen op het voortraject. Hiermee wordt bedoeld dat betrokkenen vooral belang zien in het voorkomen van handhaving en het begeleiden en eventueel terugleiden van jongeren naar school. Wanneer door signalering van problemen verzuim voorkomen kan worden dan heeft dit de voorkeur. Om dit te bewerkstelligen is een goede verzuimregistratie van groot belang. Immers, om eventuele problemen in kaart te kunnen brengen is het van belang dat allereerst de frequentie van verzuim in kaart wordt gebracht. Uit gesprekken op scholen is gebleken dat er gebruik gemaakt wordt van digitale verzuimregistratiesystemen die goed toegankelijk zijn voor docenten. De registratiesystemen worden dagelijks, dan wel per lesuur ingevuld door docenten. Deze gegevens worden verwerkt door de administratie, waarop eventueel actie wordt ondernomen. Van ouders wordt gevergd dat zij actief bijdragen aan het systeem door tijdig meldingen te doen. Hieruit blijkt dat het systeem zo sterk is als zijn zwakste schakel; wanneer één element ontbreekt dan is het systeem niet meer volledig betrouwbaar.
180
Rb. Middelburg 27 juli 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BN2481 Hof Leeuwarden 18 augustus 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5684; Rb. Utrecht 17 december 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BD7428; Hof Den Bosch 23 februari 2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:AV9127. 182 Hof Leeuwarden 18 augustus 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5684; Rb. Utrecht 17 december 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BD7428 181
46
Redenen voor verzuim variëren tussen het basis-‐ en het voortgezet onderwijs. In het basisonderwijs zijn het de ouders die hun kind laten verzuim vaak vanwege een familiebezoek in het buitenland, een goedkope reisperiode of een lang weekend weg, terwijl in het voortgezet onderwijs de leerlingen zelf meestal verzuimen omdat ze ‘geen zin’ hebben, al dan niet het gevolg van omstandigheden in de privésfeer. Vooral in het geval van relatief verzuim, waarbij er vaak sprake is van problemen in de privésfeer, is het van belang om jongeren en ouders te begeleiden en te toetsen of er sprake is van een hulpbehoefte alvorens over te gaan tot sanctionering. Het is in eerste instantie de taak van school om (eventuele) problemen tijdig te signaleren. Scholen zullen vaak ook zelf kunnen voorzien in zorgbehoeften van hun leerlingen door middel van gesprekken waarbij de leerling centraal staat en gekeken wordt naar mogelijkheden die de school kan bieden om een leerling hulp te bieden. Hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat de middelen die de school ten dienste staan vaak beperkt zijn tot het bieden van deze gesprekken op school. Het benaderen van andere zorgverleners valt niet onder de taak van de school. Wanneer er behoefte bestaat aan intensievere zorg en het verzuim daarnaast voortduurt is het van belang dat er op tijd melding gedaan wordt aan de leerplichtambtenaar. Deze kan dan, mits de melding tijdig is geweest en daar behoefte aan is, contact leggen met andere zorgverleners, zoals bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Voordat contact gelegd wordt met een zorgverlener voert de leerplichtambtenaar een gesprek (of meerdere gesprekken) met de jongere en zijn ouders om te achterhalen wat er nu precies speelt en wat de reden is voor het verzuim. In het geval de leerplichtambtenaar de indruk heeft, al dan niet door een indicatie van school, dat onderliggende problematiek in de privésfeer aanleiding is voor het verzuim en hulp geboden zou moeten worden, dan zal de leerplichtambtenaar hierin bemiddelen. De leerplichtambtenaar is zelf geen zorgverlener en eigent zich deze rol ook niet toe. In veel gevallen van relatief verzuim is inderdaad behoefte aan hulp. Hoewel er gevallen zijn waarbij een jongere te kennen geeft ‘geen zin te hebben’, speelt er in veel gevallen meer. De problemen variëren sterk; veel gehoorde problemen zijn financiële problemen thuis, een moeilijke gezinssituatie, een verkeerde schoolkeuze en pesten. Door de diversiteit aan problematiek verschilt ook de hulp die eventueel geboden kan worden sterk. Ouders zien zich in de meerderheid van de gevallen geconfronteerd met opvoedingsonmacht; ouders weten zich geen raad meer met hun kind en krijgen het kind om die reden niet naar school. Dit was ook het argument dat aangedragen werd door ouders tijdens huisbezoeken. Slechts in enkele gevallen zien ouders het belang van schoolonderwijs niet in en werken zij niet met school en leerplichtambtenaren mee. Anders is het wanneer er sprake is van luxeverzuim. In dat geval dragen ouders vaak redenen aan als onverenigbaarheid van de reguliere vakantie met de eigen zaak of dat vakanties anders te duur zijn. Dit zijn uiteraard een hele andere type argumenten die betrekking hebben op totaal verschillende gevallen. Anders zijn ook de argumenten die aangedragen worden om absoluut verzuim te rechtvaardigen. Dit kunnen richtingsbezwaren zijn, maar ook pedagogische argumenten worden in dit kader aangedragen. Het voornaamste verschil met relatief verzuim is dat in deze gevallen de zorgbehoefte niet of nauwelijks aanwezig is. Het verzuim is door andere motieven ingegeven. Het gros van de verzuimzaken wordt in het voortraject ondervangen. Dit is mede het gevolg van het feit dat schoolbesturen en leerplichtambtenaren goed op elkaar zijn ingespeeld. Deze betrokkenen weten wanneer ze in actie moeten komen en er zijn korte lijnen tussen de verschillende instanties. Ook scholen die in beginsel terughoudend zijn geweest met het inschakelen van de leerplichtambtenaar erkennen nu de voordelen van tijdige communicatie. Alleen in de verhouding tussen MBO-‐scholen en leerplichtambtenaren is er nog ruimte voor verbetering. Ook in het verdere traject, waarop hieronder wordt ingegaan, is de rolverdeling duidelijk en zijn schoolbesturen, leerplichtambtenaren en OM goed op elkaar ingespeeld.
47
5.3.2 Sanctionering Sanctionering ziet op het opleggen van een bestuurlijke dan wel strafrechtelijke sanctie of het opleggen van een maatregel van kinderbescherming. In de regio Breda is door de gemeente bewust de keuze gemaakt om zich toe te spitsen op het strafrechtelijk traject en niet op het bestuursrechtelijk traject. De mogelijkheid van toepassing van de last onder bestuursdwang en last onder dwangsom wordt in deze regio niet toegepast. In de interviews is de nadruk komen te liggen op de last onder dwangsom. Als argument tegen de last onder dwangsom wordt aangedragen dat jongeren veelal al te kampen hebben met financiële problemen en dat deze last een verzwaring van de al gespannen situatie tot gevolg zal hebben. Dit is ook het antwoord dat leerplichtambtenaren geven wanneer ze gevraagd worden waarom zij menen dat de last onder dwangsom in de regio Breda niet wordt toegepast. De leerplichtambtenaren geven wel te kennen dat de gemeente Breda zich op dit punt oriënteert. In het geval van luxeverzuim of absoluut verzuim kan de last onder dwangsom wel een aanvulling zijn op het strafrechtelijk 183 traject met inachtneming van de zorgbehoefte van de jongere zo menen bijna alle betrokkenen , hoewel dit door het gemeentebestuur (nog) niet wordt gebruikt. Leerplichtambtenaren onderhouden nauwe contacten met het OM. Wanneer beslist wordt door de leerplichtambtenaar dat strafrechtelijke handhaving op zijn plaats is, zal de casus besproken worden in het leerplichtcasusoverleg (LCO) en wordt de haalbaarheid en wenselijkheid van het proces-‐verbaal besproken met het OM. Door deze interactie tussen de leerplichtambtenaren en het OM worden zaken zelden geseponeerd. Dat neemt niet weg dat het in het gros van de gevallen niet tot een proces-‐verbaal komt. Om tot een strafeis te komen is het OM in beginsel ‘gebonden’ aan haar richtlijn. Op basis van deze richtlijn stelt het OM strafeisen. Er wordt echter wel in ieder individueel geval gekeken welke strafeis het best past bij de situatie, waardoor afgeweken kan worden van de richtlijn. Hierdoor kan het ook zijn dat het OM naast een straf ook verzoekt om een maatregel tot samenwerking of begeleiding van Bureau Jeugdzorg. Ook in zijn strafmaat houdt het OM dus rekening met een eventuele zorgbehoefte. Dit betekent echter niet dat de strafeis gematigd wordt, het betekent slechts dat het OM in die specifieke gevallen een verzoek tot de rechter doet om de jongere een straf onder de voorwaarden van samenwerking met Bureau Jeugdzorg op te leggen. 5.3.3 Rechtspraak Een belangrijke opmerking vooraf is dat de rechtbank Zeeland–West-‐Brabant nog relatief jong is. De rechtbanken Middelburg en Breda zijn recentelijk gefuseerd. Voor de Leerplichtwetzaken is dit in zoverre van belang dat in Middelburg nog niet gewerkt wordt met de zogeheten jeugdteams waarin de verschillende trajecten waarin minderjarigen in verzeild kunnen raken binnen één team behandeld worden. Deze jeugdteams behandelen zoveel mogelijk zaken waar jeugdigen bij betrokken zijn gezamenlijk. Bij leerplichtzaken wordt in sommige gevallen ook een verzoek gedaan tot een kinderbeschermingsmaatregel. Bij de rechtbank Zeeland–West-‐Brabant wordt deze leerplichtovertreding en het verzoek tot de kinderbeschermingsmaatregel in één zaak behandeld. Het grootste voordeel van deze behandeling is dat jeugdigen slechts ėėn keer voor de rechter hoeven te verschijnen. Betrokken zijn bij een gerechtelijk traject heeft al de nodige impact op een jongere en hem hier minder aan blootstellen is dus te prefereren. In Middelburg bestaat dit team nog niet, maar een dergelijk team zal ook hier gecreëerd worden. Verder is een belangrijke kanttekening dat het aantal Leerplichtwetzaken dat aanhangig gemaakt wordt in Middelburg beperkt is. De rechtbank Oost-‐Brabant maakt geen gebruik van jeugdteams en uit de mailconversatie met Hans de Steur, strafjurist niveau A bij deze rechtbank, blijkt dat zaken inderdaad niet gezamenlijk behandeld worden. Bij de rechtbank Oost-‐Brabant is, in overleg met het team strafrecht, gekozen
183
Betrokkenen zijn leerplichtambtenaren, scholen, OM en rechter. De leerplichtambtenaren zijn hier terughoudend, omdat zij nog niet gewerkt hebben met de last onder dwangsom en hierdoor geen zicht hebben op de effecten ervan.
48
om leerplichtzaken te behandelen door het team van familie en jeugd. Hierdoor is een integrale aanpak van leerplichtzaken mogelijk; niet alleen is er oog voor het strafrechtelijk aspect, maar er is ook oog voor eventuele beschermingsmaatregelen. Slechts een enkele keer bij meervoudige kamers schuift een rechter uit het team strafrecht aan bij leerplichtzaken. Wanneer er echter een verzoek gedaan wordt tot een kinderbeschermingsmaatregel, dan zal dit verzoek in een aparte zaak behandeld moeten worden. De jongere moet dan dus twee keer voor de rechter verschijnen. Een inhoudelijke reden voor deze scheiding is niet gegeven, slechts dat hier organisatorisch motieven aan ten grondslag liggen. Opvallend is dat ook in het gerechtelijk traject de nadruk ligt op eventuele hulpverlening. Men staat open voor hulpverlening en onderzoekt ook actief welke factoren van invloed zijn geweest op het schoolverzuim. Uitzonderingen daargelaten waar kinderen spijbelen om het spijbelen omdat dit stoer is, kampt het gros van de leerlingen die verzuimen met problemen thuis. De rechter wordt middels het proces-‐verbaal en aangehechte stukken en het eventuele rapport van de Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte gebracht van deze thuissituatie en van de maatregelen die al genomen zijn om hierin verbetering aan te brengen. Daarnaast kan de rechter zelf op zitting partijen ondervragen naar de motieven voor het spijbelen. Dat hulpverlening een belangrijk onderdeel uitmaakt van het proces leidt niet tot lagere straffen of een mildere aanpak. Bij de zaken waarbij ik zelf aanwezig ben geweest zijn naast hulpverleningsmaatregelen ook straffen opgelegd en hebben de rechter en de OvJ krachtig de onwenselijkheid van het spijbelen verwoord. Zowel het OM als de rechterlijke macht hebben een een richtlijn c.q. oriëntatiepunten waarin schematisch is weergegeven hoe omgegaan zou kunnen worden met leerplichtzaken. De richtlijn van de procureurs-‐generaals in Den Haag geeft schematisch weer hoeveel uur verzuim leidt tot welke strafeis. Bijzondere omstandigheden of omstandigheden van het geval kunnen hierbij een corrigerende factor zijn. Hetzelfde geldt voor de oriëntatiepunten van de rechtbank. Ook deze oriëntatiepunten geven schematisch weer hoeveel uur verzuim tot welke straf leidt. Met ook hier de kanttekening dat er per individuele zaak gekeken wordt en dus omstandigheden van het geval voor een afwijking van een letterlijke toepassing van het 184 schema kunnen leiden. Of zoals, mw. mr. Bogaert het verwoord; ‘oriëntatiepunten zijn net als richtlijnen om van af te wijken’. De rechter is beperkt in zijn strafmogelijkheden. Op grond van de Leerplichtwet kan er slechts een werkstraf of geldboete opgelegd worden. Het echte doorpakken van jongeren die notoir spijbelen door het opleggen van bijvoorbeeld jeugddetentie is geen optie. Wel kan de rechter jeugdreclassering bevelen en hieraan bijzondere voorwaarden verbinden zoals het gelasten van een MST (multi system therapy) waarbij intensief de thuissituatie van de jongeren in kaart wordt gebracht door wekelijkse bezoeken, maar ook adviezen aan ouders gegeven kunnen worden. Een OTS kan de rechter ambtshalve opleggen, maar dit gebeurt zelden. Veelal is het de Raad voor de Kinderbescherming die een verzoek tot oplegging van een OTS aan de rechter richt. 5.4 Vergelijking met andere gemeenten Om te toetsen of de ervaringen en indrukken die in de regio Breda zijn opgedaan herkenbaar zijn in andere delen van het land zijn de jaarverslagen leerplicht van de gemeenten Den Haag en Utrecht betrokken bij dit onderzoek. De belangrijkste elementen van de gesprekken in de regio Breda zijn dat de nadruk ligt op het tijdig signaleren van verzuim en het eventueel bieden van zorg. Wanneer dit geen soelaas mag bieden, dan wordt er over gegaan tot strafrechtelijke handhaving. Het is dus de vraag of deze elementen ook een rol van betekenis spelen in de gemeenten Den Haag en Utrecht. De vergelijking van de jaarverslagen is slechts een korte vergelijking ten aanzien van algemene bevindingen. Het is geen gelijkwaardige studie, maar het geeft wel weer of de indrukken van de regio Breda ook in Den Haag en Utrecht zijn terug te vinden. Daarnaast wordt voor de volledigheid het jaarverslag van het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) West-‐Brabant, waaronder de gemeente Breda valt, bekeken.
184
Zij is rechter bij de rechtbank Zeeland–West-‐Brabant
49
In Den Haag wordt net als in Breda veel waarde gehecht aan het tijdig melden van schoolverzuim, waardoor eerder actie kan worden ondernomen. Niet alleen kan zo eerder gesanctioneerd worden, maar worden ook eventuele zorgbehoeften eerder in kaart gebracht. De nadruk is sterk komen te liggen op het bieden van hulp en zorg daar waar nodig en de nadruk ligt dus niet enkel op sanctionering. Opvallend is dat in Den Haag in het primair onderwijs zowel luxeverzuim als signaalverzuim de belangrijkste redenen voor verzuim zijn. Dit is wezenlijk anders dan in de regio Breda waar signaalverzuim veelal een uitzondering is op basisscholen. Er is wel in beide regio’s een toename van signaalverzuim op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van signaalverzuim is de gemeente Den Haag actief in het onderzoeken van de oorzaken van dit verzuim. De gemeente komt tot de conclusie dat dit vaak het gevolg is van problemen in de privésfeer. In deze gevallen wordt hulp en zorg geboden aan gezinnen. Ten aanzien van luxe en absoluut verzuim is de gemeente Den Haag meer actie gaan ondernemen om dit verzuim tegen te gaan. Zo hebben er verschillende huisbezoeken plaatsgevonden in het kader van controle op luxeverzuim. Dit lijkt in de regio Den Haag een punt van grotere zorg te zijn, dan in de regio Breda. In de regio Breda zijn het vooral de scholen zelf die ouders motiveren. Hoewel er ook in Breda een stijging is van het aantal verzoeken tot verlof – en als gevolg daarvan een stijging van het aantal afwijzingen – is de gemeente hier minder actief. Meldingen van absoluut verzuim blijken na controle lang niet altijd te zien op absoluut verzuim, omdat een kind bijvoorbeeld wel is ingeschreven, maar dit nog niet verwerkt is in het systeem. Wanneer er sprake is van verzuim, dan stuurt de leerplichtambtenaar allereerst een waarschuwingsbrief om de ouders op de hoogte te stellen van het verzuim en hen de gelegenheid te geven om de overtreding te stoppen. Als deze brief geen effect sorteert dan kiest de leerplichtambtenaar voor een zwaarder interventiemiddel. In alle gevallen van verzuim zal de nadruk eerst liggen op het achterhalen van de oorzaak van het verzuim. Indien er sprake is van een zorgbehoefte dan zal eerst hier naar gekeken worden. Wanneer het bieden van hulp geen soelaas biedt en het verzuim doorgaat, dan gaat de leerplichtambtenaar in Den Haag over tot het initiëren van het strafrechtelijk handhavingstraject. Dit is dus vergelijkbaar met de regio Breda, waar ook de nadruk ligt op eerst het onderzoeken van de zorgbehoeften alvorens over te gaan op strafrechtelijke sanctionering. In Utrecht is er een controleteam in het leven geroepen dat zich richt op verzuim in het voortgezet onderwijs en MBO-‐instellingen. Dit team controleert de verzuimregistratie en de verzuimmeldingen van deze schoolinstellingen. Wanneer er een mankement in de registratie zit, dan vindt er een tweede en eventueel derde controle plaats hetgeen uiteindelijk tot een melding aan de Onderwijsinspectie kan leiden. De nadruk ligt dus sterk op het voortraject; het tijdig signaleren van verzuim en zorgdragen voor een goede registratie. Hierdoor wordt verzuim beter in kaart gebracht. Dit heeft er in de gemeente Utrecht toe bijgedragen dat onder meer het aantal thuiszitters beter in beeld is gebracht. Verder blijkt uit het jaarverslag niet dat er extra of bijzondere aandacht is voor een van de typen verzuim. In zijn algemeenheid draagt de gemeente zorg voor de naleving van de Leerplichtwet, echter de wijze waarop blijft onduidelijk na het lezen van het jaarverslag. Het jaarverslag van het RBL West-‐Brabant legt, in navolging op de bevindingen van de interviews, de nadruk op het tijdig signaleren van verzuim. Dit gebeurt doordat er nauwe contacten zijn tussen scholen en leerplichtambtenaren, en gegevens goed geregistreerd worden. Er vinden ook geregeld huisbezoeken plaats wanneer leerlingen ongeoorloofd langere tijd afwezig zijn. Dit is een bevestiging van het beeld dat geschetst is tijdens de gesprekken met de leerplichtambtenaren. De leerplichtambtenaar fungeert als regisseur tussen verschillende betrokkenen en probeert dus alvorens over te gaan op handhaving de juiste zorg aan te bieden. Dit kan bijvoorbeeld een schoolarts zijn, maar ook Bureau Jeugdzorg. De Leerplichtwet fungeert als rode draad en basis voor handhavend optreden, maar – zoals ook al uit de gesprekken is gebleken – streven leerplichtambtenaren er naar om kinderen terug naar school te leiden en zullen er eerst motiverende gesprekken plaats moeten vinden, al dan niet gevolgd door een zorgtraject.
50
De belangrijkste elementen uit de gesprekken die gevoerd zijn met de betrokkenen in de regio Breda en vermeld zijn in het jaarverslag van het RBL West-‐Brabant worden bevestigd in de jaarverslagen van de gemeente Den Haag en Utrecht. In alle drie de gemeenten ligt de nadruk op het tijdig signaleren van verzuim eventueel gevolgd door het bieden van hulp en zorg. Uit het jaarverslag van de gemeente Den Haag blijkt dat net als in de gemeente Breda overtredingen uiteindelijk aangepakt worden door middel van het strafrecht. Het is niet duidelijk hoe verschillende betrokkenen deze aanpak ervaren noch of er in de gemeente Den Haag ook ruimte is voor bestuursrechtelijke handhaving. Daarnaast ligt de nadruk in de gemeente Den Haag op absoluut en luxeverzuim. Dit is anders dan in de gemeente Breda, waar de nadruk niet ligt op deze twee typen van verzuim. Het jaarverslag van de gemeente Utrecht is zeer summier en geeft slechts te kennen dat de nadruk op het tijdig signaleren van verzuim ligt. Uit deze vergelijking mag dus worden opgemaakt dat het tijdig signaleren van verzuim een belangrijk kenmerk is van de aanpak tegen schoolverzuim. Op deze wijze wordt verzuim en een eventuele zorgbehoefte tijdig in kaart gebracht, waardoor hier snel actie tegen ondernomen kan worden. Deze vergelijking biedt helaas weinig inzicht in de wijze waarop gemeenten omgaan met de handhaving van de Leerplichtwet. 5.5 Tussenconclusie In dit hoofdstuk komen de verschillende onderdelen van de scriptie samen, namelijk de opgelegde sancties zoals uit de jurisprudentie blijkt en de houding van de verschillende betrokkenen. Ten eerste blijkt uit het jurisprudentieonderzoek dat er voornamelijk strafrechtelijke sancties worden opgelegd. Er zijn slechts een aantal zaken bekend waarbij een OTS is opgelegd in zaken waar ook leerplichtproblematiek speelde. Toepassing van bestuursrechtelijke sanctionering is uit geen enkele zaak gebleken. Ten tweede valt te concluderen uit de gesprekken met betrokkenen in de regio Breda dat het voor de toepasbaarheid van bestuursrechtelijk sancties van belang is om de aard en reden van de overtreding voor ogen te houden. In gevallen waarbij hulpverlening en zorg een centrale rol zou moeten spelen, dient terughoudender te moeten worden omgesprongen met bestuursrechtelijke sancties. Dit is veelal het geval bij signaalverzuim. In andere gevallen, zoals bij absoluut verzuim en luxe verzuim, waar andere redenen aan het verzuim ten grondslag liggen, speelt de zorgbehoefte minder of niet en kan ‘direct’ gebruik gemaakt worden van bestuursrechtelijke sancties. In het volgende hoofdstuk zal voorgesteld beleid op hoofdlijnen worden beschreven om duidelijk in kaart te brengen hoe – naar mijn mening – handhaving eruit zou kunnen zien. Daarnaast is het van belang dat verzuim tijdig in kaart wordt gebracht, zodat hier adequaat – al dan niet met hulp – op gereageerd kan worden. Als gevolg hiervan ligt de nadruk sterk op het tijdig signaleren van verzuim. Uit de jaarverslagen van de gemeenten Den Haag en Utrecht komt naar voren dat net als in de regio Breda de nadruk sterk ligt op het voorkomen van overtredingen en het tijdig in kaart brengen van overtreders. De nadruk op preventie hebben deze regio’s dus gemeenschappelijk. Dit is een belangrijk element dat meegenomen wordt in het voorgesteld beleid dat in het volgende hoofdstuk besproken wordt. Uit de jaarverslagen van Den Haag en Utrecht kan helaas verder niet veel opgemaakt worden.
51
52
6 BELEID OP HOOFDLIJNEN Na het literatuur-‐ en jurisprudentieonderzoek en de beschrijving van de verschillende gesprekken die gevoerd zijn, gaat dit hoofdstuk een stapje verder dan het enkel beschrijven van mogelijke veranderingen. Dit hoofdstuk is de toepassing van mogelijke veranderingen in de vorm van een beleid op hoofdlijnen. Het is te zien als een handreiking naar de praktijk en een concrete uitwerking van mijn gedachten na het verrichten van zowel het literatuur-‐ als het empirisch onderzoek. Allereerst wordt nogmaals ingegaan op de verschillende vormen van verzuim. De nadruk ligt hierbij op het categoriseren van het verzuim, het in kaart brengen van de belangrijkste redenen voor verzuim en op welke wijze het verzuim het best kan worden tegengegaan. Vervolgens wordt er een beleid geschetst waaruit het samenspel van de verschillende sanctiemogelijkheden blijkt. Het is in dit onderdeel dat de verschillende sancties met elkaar worden vergeleken en per categorie verzuim worden toegepast. Per onderdeel wordt beargumenteerd waarom, naar mijn mening, deze sanctie of dit samenspel van sancties het best past bij het type verzuim. Aan de hand van dit beleid op hoofdlijnen worden ideeën verworven naar aanleiding van het onderzoek praktisch in kaart gebracht. Het is hierbij van belang op te merken dat er ook op dit onderdeel niet gegeneraliseerd kan worden, omdat het onderzoek zich beperkt heeft tot de regio Breda. Dit beleid is niet alleen gebaseerd op de eerder genoemde bronnen, maar tevens op bestaand beleid van de deelgemeente Amsterdam Nieuw-‐West en evaluatie door Peter Straub, Teammanager Toezicht en Handhaving van de gemeente Tilburg. Uit het jaarverslag van RBL West-‐Brabant blijkt dat de problematiek rondom de leerplicht in Breda en Tilburg vergelijkbaar is. Gelet hierop heeft dit gesprek met Peter Straub inhoudelijk sterke meerwaarde, omdat zijn opmerkingen ook relevant zijn voor de regio Breda. 6.1 Samenspel van sanctiemogelijkheden Gemeenten kunnen op verschillende manieren handhavend optreden tegen overtredingen van de Leerplichtwet. Zoals al vermeld is in hoofdstuk 4 hebben gemeente de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving. Dat deze twee handhavingsmogelijkheden elkaar niet uitsluiten moge duidelijk zijn. Het punitieve karakter van het strafrecht sluit het reparatoire karakter van de bestuurlijke herstelsancties niet uit. Een combinatie van deze twee sanctiemogelijkheden is dus mogelijk. Daarnaast hebben scholen en gemeenten de mogelijkheid om de nadruk te leggen op het voortraject. Juist het voorkomen van verzuim door middel van toezicht staat hierbij centraal. Hieronder is een beleid op hoofdlijnen geschreven dat aangeeft welke elementen naar mijn mening van belang zijn bij de handhaving van de Leerplichtwet en de manier waarop gemeenten hiermee zouden kunnen omgaan. 6.2 Beleid Toezicht Alvorens over te gaan tot het opleggen van een bestuurlijke herstelsanctie, dan wel te treden in het strafrechtelijk handhavingstraject, zou de nadruk gelegd moeten worden op toezicht en het voorkomen van verzuim. Dit is een taak die primair bij de scholen ligt. Het zijn de scholen die verzuimsignalen als eerst op kunnen pikken en hiernaar kunnen handelen. Als eerste link in het handhavingstraject hebben dan ook de scholen te gelden, die eventueel met disciplinaire maatregelen de lichtere vormen van verzuim in de kiem kunnen smoren. Dit is slechts anders in geval van absoluut verzuim waarbij het gemeentebestuur zorg draagt voor een goede registratie absoluut verzuim te signaleren. In gevallen van luxe-‐ en signaalverzuim is de school degene die zorg draagt voor de controle op het geregeld schoolbezoek van kinderen. Zij zullen dan ook in geval van verzuim als eerste contact opnemen met ouders en leerlingen als er sprake is van verzuim. Aan de hand van gesprekken en disciplinaire maatregelen zullen de scholen allereerst zelf pogen ouders en leerlingen het belang van schoolonderwijs te laten inzien. Wanneer dit niet leidt tot schoolbezoek, zal de leerplichtambtenaar erbij betrokken worden. De
53
leerplichtambtenaar zal niet later dan na 16 uur verzuim in 4 weken betrokken worden bij het verzuim. Er is een sterke voorkeur om de leerplichtambtenaar hier eerder bij te betrekken. Niet alleen om zo tijdig melding te doen bij de leerplichtambtenaar, maar vooral om problemen al vroeg in beeld te hebben zodat hierop tijdig ingesprongen kan worden. De leerplichtambtenaren zullen voortbouwen op de toezichttaak van de scholen door in gesprek te gaan met ouders en leerlingen om te overtuigen van het schoolbezoek. Hierbij ligt de nadruk op het achterhalen van de redenen voor verzuim en het eventueel aanbieden van hulp. Mocht dit geen effect hebben, dan zal overgegaan worden op handhaving. Hierbij wordt allereest gekeken naar de mogelijkheden van de last onder dwangsom. Slechts in tweede instantie zal het strafrechtelijk traject ingezet worden. Bestuursrechtelijke sancties Per verzuimcategorie wordt hieronder uiteengezet op welke wijze de gemeente, middels leerplichtambtenaren, bestuursrechtelijk zou kunnen handelen. Gelet op de beginselplicht tot handhaving zal de gemeente in beginsel moeten handhaven. Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven is er een sterke voorkeur voor het gebruik van de last onder dwangsom in plaats van de last onder bestuursdwang. Niet alleen past de last onder bestuursdwang niet goed bij het karakter van absoluut en luxeverzuim, ook in geval van signaalverzuim zijn er kanttekeningen te plaatsen. Om de eerder genoemde redenen is ervoor gekozen de last onder bestuursdwang niet toe te passen in geval van overtredingen van de Leerplichtwet. Per categorie zal volledigheidshalve kort worden stilgestaan bij de voorkeur voor de last onder dwangsom boven de last onder bestuursdwang. Bij het opstellen van de hoogte van de dwangsom is rekening gehouden met de eisen van proportionaliteit van art. 5:32b lid 3 Awb. Op basis van dit artikel moet de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom. De cijfers zijn gebaseerd op bestaand beleid van de deelgemeente Amsterdam Nieuw-‐West en op de evaluatie door Peter Straub. Zoals hierboven vermeld ligt de nadruk op het voorkomen van schoolverzuim. Dit wordt niet alleen bewerkstelligd door scholen, ook het opleggen van een preventieve last onder dwangsom kan hier ook aan bijdragen. Hieronder worden suggesties gedaan omtrent de inhoud van de last onder dwangsom aangepast op het type verzuim.
54
Absoluut verzuim
Overtreding Overtreder Doel van de last onder dwangsom Hoogte van de last onder dwangsom Begunstigingstermijn Karakter Combinatie met strafrecht
Jongere staat niet ingeschreven op een school De ouders, dan wel de jongere zelf indien hij kwalificatieplichtig is. Het beëindigen van de overtreding; inschrijving van de jongere op een school. €100,-‐ per dag dat een jongere niet staat ingeschreven op een school, met een maximum van €2000,-‐. Indien er een school beschikbaar is; 3 dagen. Wanneer er nog naar een school gezocht moet worden; 10 dagen. De last onder dwangsom kan opnieuw opgelegd worden wanneer het maximumbedrag is verbeurd en de overtreding voortduurt. In deze gevallen wordt het te verbeuren bedrag van de nieuwe last onder dwangsom verdubbeld. Ja, afhankelijk van de omstandigheden. Tabel 3 last onder dwangsom bij absoluut verzuim
In het geval van absoluut verzuim zal de leerplichtambtenaar direct actie moeten ondernemen. Gelet op de aard van de overtreding, en het belang om het kind zo snel mogelijk ingeschreven te hebben op een erkende school, is een bestuurlijke herstelsanctie de meest geschikte sanctie. Het doel is immers om een overtreding te herstellen. Wanneer een kind immers niet is ingeschreven op een school, dan is er geen garantie dat een kind onderwijs ontvangt. Nu er in Nederland veel waarde wordt gehecht aan schoolonderwijs is het belangrijk dat een kind zo snel mogelijk op een school zit. Het opleggen van een last onder dwangsom voor de periode dat de overtreding voortduurt, zal ouders hopelijk stimuleren om hun kind in te schrijven op een school. Het bestuursrechtelijk instrumentarium kent twee herstelsancties, namelijk de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. De last onder bestuursdwang zou het feitelijk inschrijven van een kind zijn op een school. Naar mijn mening gaat dit een stap te ver door deze keuze als overheid te maken in plaats van deze keuze aan ouders te laten. De last onder dwangsom zal in beginsel alleen worden opgelegd, slechts in uitzonderlijke gevallen – waar duidelijk is dat ouders zullen weigeren om medewerking te verlenen – zal gelijktijdig het strafrechtelijk traject worden ingeslagen. De last onder dwangsom is een financiële stimulans voor ouders om de overtreding op te heffen door hun kind in te schrijven op een school. Nu de keuze voor de school en de inschrijving zelf alsnog door ouders zelf geschied, past deze bestuursrechtelijke maatregel beter dan de last onder bestuursdwang. Anders dan de strafrechtelijke boete is de last onder dwangsom een herstelsanctie en hebben overtreders zelf de mogelijkheid om het verbeuren van de last te voorkomen. Wanneer zij immers binnen de begunstigingstermijn hun kind inschrijven op een school, dan zal er geen dwangsom verbeuren. De begunstigingstermijn is 3 dagen, tenzij er nog geen zicht is op een potentiële school de termijn is dan 10 dagen. De hoogte van de dwangsom – met de mogelijkheid van verdubbeling in geval van herhaling na het verbeuren van het maximumbedrag – zal een sterkere prikkel zijn om een kind in te schrijven dan het opleggen van een enkele boete. Niet alleen kan het bedrag hoger worden, ouders hebben zelf invloed op de hoogte van het bedrag. Afhankelijk van de periode dat de overtreding voortduurt, loopt de dwangsom op of wordt er niets verbeurd.
55
Luxeverzuim
Overtreding Overtreder Doel van de last onder dwangsom Hoogte van de last onder dwangsom Begunstigingstermijn Karakter Combinatie met strafrecht
Jongeren na afwijzing verlofverzoek meenemen op extra verlof. Ouders, dan wel kwalificatieplichtige jongeren Voorkomen van een overtreding; voorkomen dat jongere zonder toestemming extra verlof neemt. €200,-‐ per dag verzuim, met een maximum van €3.000. De dwangsom ziet op toekomstig verzuim, ex art 5:7 Awb. Een begunstigingstermijn hoeft niet gegeven te worden. De last is preventief. De last onder dwangsom is preventief en ziet op het nalaten van een overtreding. Ja, in geval van daadwerkelijke overtreding. Tabel 4: last onder dwangsom bij luxeverzuim
In geval van luxeverzuim ligt de nadruk op het voorkomen van verzuim. Scholen zien signalen van mogelijk verzuim als eerste en zullen dus oplettend moeten zijn. Zodra het vermoeden van de overtreding klaarblijkelijk blijkt, zullen zij een melding hiervan moeten maken aan de leerplichtambtenaar, als vertegenwoordiger van B&W. Er is sprake van een redelijk vermoeden als ouders te kennen hebben gegeven eerder weg te willen, maar het verzoek niet gehonoreerd is. Of wanneer ouders ieder jaar proberen vrij te vragen voor een periode en ze ook dit jaar te kennen hebben gegeven eerder of later weg te willen. B&W kunnen dan overgaan tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom (art 5:7 Awb). De dwangsom ziet op een toekomstige overtreding met als doel het voorkomen van deze overtreding. Dit in tegenstelling tot de last onder bestuursdwang. Dit is wenselijk bij luxeverzuim, omdat luxeverzuim ziet op extra verlof buiten de reguliere vakanties. Wanneer een kind al is weggeweest, dan valt de overtreding niet meer te herstellen. De hoogte van de dwangsom moet hoog genoeg zijn om eventueel voordeel dat behaald kan worden met het eerder vertrekken of later terugkomen van een vakantie illusoir te maken. De hoogte is daarom gesteld op €200,-‐ per dag dat er verzuimd wordt. Het maximum te verbeuren bedrag ligt hoog, namelijk op €3.000,-‐. De dwangsom ziet dan op 3 weken schoolverzuim. Deze hoge last moet als prikkel gelden voor ouders om niet eerder of later op vakantie te gaan. Met zulke bedragen op het spel zullen maar enkelen hierdoor niet afgeschrikt worden. Anders dan de gemeente Amsterdam meen ik dat in geval van ongeoorloofd extra verlof de dwangsom per dag zou moeten worden verbeurd. Op deze wijze wordt gedifferentieerd tussen de duur en ernst van de overtreding. De deelgemeente Amsterdam Nieuw-‐West hanteert als beleid dat wanneer een jongere eerder vertrekt of later terugkeert van vakantie er eenmalig een bedrag van €1000,-‐ wordt verbeurd. In geval de overtreding langer dan 10 schooldagen duurt, zal er per dag een bedrag van €100,-‐ verbeurd worden met een maximum van €10.000,-‐. Hier is geen onderscheid gemaakt in de duur van het verzuim. Dit is slechts anders wanneer het verzuim de limiet van 10 dagen overschrijdt. Wanneer de overtreding al is begaan, dan is er geen ruimte meer voor preventie. In deze gevallen zal het strafrechtelijk traject ingezet moeten worden.
56
Signaalverzuim
Overtreding Overtreder Doel van de last onder dwangsom Hoogte last onder dwangsom Karakter Combinatie met strafrecht
16 uur of meer verzuim in 4 weken. Ouders en jongeren zelf vanaf 12 jaar Het voorkomen van een toekomstige overtreding. €10,-‐ per uur verzuim, met een maximum van €160,-‐ De last onder dwangsom wordt preventief opgelegd met het doel toekomstig verzuim te voorkomen. Ja, de last onder dwangsom zal pas opgelegd kunnen worden in geval van ongeoorloofd verzuim (meer dan 16 uur in 4 weken). Wanneer het verzuim de 32 uur overstijgt, dan zal strafrechtelijk opgetreden worden. Tabel 5: last onder dwangsom bij signaalverzuim
Vooral bij signaalverzuim is het voortraject van groot belang. Hoe eerder verzuim opgemerkt wordt op scholen, des te eerder is te achterhalen waarom er sprake is van verzuim en wat er voor nodig is om een kind weer op school te krijgen. In sommige gevallen kan er sprake zijn van ‘geen zin’, terwijl in andere gevallen juist hulp geboden is. Het is van belang om onderscheid te maken tussen deze twee type gevallen. Wanneer gesprekken op school en met leerplichtambtenaren geen resultaat boeken, blijkt dat er geen hulpbehoefte is en het verzuim oploopt tot 16 uur in 4 weken, dan zal een last onder dwangsom worden opgelegd door B&W. De last is preventief en heeft slechts betrekking op een toekomstige overtreding. Hierdoor kunnen jongeren en/of ouders zich bewust worden van het belang van schoolbezoek. De last onder dwangsom past bij signaalverzuim wanneer ouders weigeren hun kind naar school te sturen of wanneer kinderen echt alleen ‘geen zin’ hebben. Het betreft dan voornamelijk duurovertredingen. Deze lenen zich naar hun aard voor bestuursrechtelijke sanctionering nu de last onder dwangsom per tijdseenheid kan worden opgelegd. In andere gevallen waarbij de hulpbehoefte centraal staat, past de last onder dwangsom minder nu dit een extra belasting kan zijn op een gezin dat al in moeilijkheden verkeerd wanneer de dwangsom verbeurd wordt en ouders hiervoor op moeten draaien. In gevallen waarbij hulp geboden is, zal de leerplichtambtenaar een hulpverleningstraject inschakelen. Uit de verschillende gesprekken blijkt dat juist de nadruk bij signaalverzuim ligt op het hulpverleningstraject. In deze gevallen zal (wanneer de overtreding voortduurt) gekozen worden voor strafrechtelijke handhaving. Op deze wijze wordt de jongere zelf bereikt, omdat in het strafrechtelijk traject niet alleen werkstraffen opgelegd kunnen worden, maar hier ook voorwaarden aan kunnen worden verbonden zoals begeleiding door Bureau Jeugdzorg. Op die manier wordt ook voorzien in de hulpbehoefte. De hoogte van de last onder dwangsom is lager dan bij absoluut verzuim en luxe verzuim. Dit heeft niet alleen te maken met de overtreder, die in veel gevallen de jongere zelf zal zijn, maar ook met de ernst van de overtreding. Absoluut verzuim is ernstiger dan enkele uren spijbelen, hoe onwenselijk beide vormen van verzuim ook zijn. Daarnaast, nu vooral jongeren bereikt zullen moeten worden met deze sancties moet de hoogte van de dwangsom aansluiten bij het eventuele inkomen van een jongere. In het geval de last onder dwangsom geen effect sorteert, zal overgegaan worden tot strafrechtelijke handhaving. Ook wanneer het verzuim 32 uur in 4 weken overschrijdt, zal het strafrechtelijk traject worden ingeschakeld.
57
Anders dan in de deelgemeente Amsterdam Nieuw-‐West wordt geen onderscheid gemaakt tussen relatief verzuim in de vorm van signaalverzuim (als gevolg van spijbelen/te laat komen) en relatief verzuim wegens een onterechte ziekmelding. In beide gevallen is er immers sprake van spijbelgedrag, al dan niet met een onterechte ziekmelding. De last onder bestuursdwang zou als doorbraakmechanisme gezien kunnen worden; door een kind naar school te brengen zou een patroon doorbroken kunnen worden. Naast de vraag of dit qua effect meer bewerkstelligt dan art. 24 Lpw, is het zeer de vraag of dit een motivatie is voor een kind om op school te blijven. Als voornaamste voordeel ten opzichte van art. 24 Lpw geldt het kind niet alleen in openbare ruimte naar school kan worden gebracht, maar ook vanuit huis. Behalve deze praktische argumenten zijn er ook meer principiële argumenten tegen het gebruik van de last onder bestuursdwang in geval van relatief verzuim. Zo kan de vraag gesteld worden of het niet te ver voert en een inbreuk is op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de jongere wanneer hij – na aanschrijving van de last onder bestuursdwang – fysiek naar school gebracht wordt. Naar mijn mening gaat het ophalen en meenemen van jongeren om hen op school te 185 plaatsen te ver en is de inbreuk te groot mede gelet op het feit dat de inbreuk niet noodzakelijk. Er zijn immers andere sancties die een minder grote inbreuk maken op deze rechten van de jongere – zoals de last onder dwangsom – waardoor de keuze voor de last onder bestuursdwang niet evenredig is. In combinatie met de argumenten van praktische aard, heeft de last onder bestuursdwang niet de voorkeur. Strafrechtelijke sancties Strafrechtelijke sancties dienen in de meeste gevallen als stok achter de deur. Bij absoluut verzuim en luxeverzuim kan het strafrecht soelaas bieden wanneer de last onder dwangsom geen effect sorteert. In het geval van absoluut verzuim bijvoorbeeld kan de herstelsanctie geen effect hebben, terwijl het strafrechtelijk traject wel voldoende afschrikwekkend kan werken. Een combinatie van herstelsancties en punitieve sancties zal slechts in uitzonderlijke situaties toegepast worden. In dat geval verbeurt de overtreder niet alleen dwangsom, maar kan er ook strafrechtelijk opgetreden worden. Het strafrecht komt voornamelijk een prominente rol toe in het geval van signaalverzuim. Zoals vermeld biedt het bestuursrechtelijk traject onvoldoende mogelijkheden om adequaat op te treden tegen signaalverzuim. Uit de verschillende gesprekken is sterk naar voren gekomen dat een dergelijke sanctie slechts een extra last met zich meebrengt voor de veelal hulpbehoevende gezinnen. Het strafrecht met de mogelijkheid tot het opleggen van taak-‐ en werkstraffen biedt voldoende mogelijkheden. Door deze sancties wordt de jongere zelf bereikt en gestimuleerd om naar school te gaan. Anders dan bij de bestuursrechtelijke sancties – waarbij bij de last onder dwangsom veelal de ouders uiteindelijk voor de verbeurde dwangsom op zullen draaien en de last onder bestuursdwang waar de jongere naar school gebracht wordt – kan het strafrechtelijk traject de jongere wel stimuleren om naar school te gaan. Van belang is hierbij het bieden van hulp en ondersteuning daar waar dit nodig is. Dit is, zoals eerder aangegeven, van groot belang in geval van signaalverzuim. De last onder dwangsom speelt dan slechts een rol wanneer ouders niet bereidwillig zijn of jongere geen hulpbehoefte hebben. Het strafrechtelijk traject vormt dus het sluitstuk van de handhaving en wordt slechts beperkt toegepast. Dit beleid legt dus de nadruk op toezicht en preventie van overtreding, in plaats van op bestraffing van reeds begane overtredingen.
185
Het EVRM stelt onder meer als eis voor inbreuken op de persoonlijke levenssfeer dat deze inbreuk noodzakelijk moet zijn in een democratische rechtsstaat (art. 8 EVRM). Inbreuken op de lichamelijke integriteit zijn niet toelaatbaar volgens het EVRM (art. 3 EVRM). Ook de Nederlandse grondwet beschermt het recht op de persoonlijke levenssfeer (art. 10 Gw) en lichamelijke integriteit (art. 11 Gw). Hier geldt dat een inbreuk op art. 10 en 11 Gw slechts gehonoreerd kan worden wanneer beperkingen bij of krachtens de wet zijn gesteld. Dit is een andere toetsing dan de materiele toetsing van het EVRM. Voor meer informatie: http://www.nederlandrechtsstaat.nl/grondwet/artikel.html?artikel=10&categorie=5&auteur=&trefwoord=&1=1##artikel10
58
6.3 Tussenconclusie Het zojuist beschreven beleid op hoofdlijnen is ook niet meer dan een beleid op hoofdlijnen. Aan de hand van bestaand beleid van de gemeente Amsterdam Nieuw-‐West, geraadpleegde literatuur-‐ en jurisprudentie en evaluatie door Peter Straub is geprobeerd om gedachten en ideeën ontstaan uit het onderzoek vorm te geven. De nadruk van dit beleid ligt op het voorkomen van verzuim door middel van toezicht alsmede de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom, al dan niet preventief. Daarnaast is het van groot belang dat er voldoende aandacht is voor privéomstandigheden en eventuele hulpbehoeften. Differentiatie tussen verschillende typen verzuim is hierbij essentieel gebleken. Het strafrecht fungeert als laatste instrument binnen het handhavingsbeleid. Het samenspel van deze verschillende reeds bestaande handhavingsinstrumenten zet het bestuursrechtelijk traject niet buitenspel, maar integreert het juist waardoor het een waardevolle bijdrage kan leveren aan de combinatie van toezicht en strafrecht. De huidige sanctie instrumenten zoals deze voorhanden zijn in de Leerplichtwet zijn, zoals blijkt uit dit beleid, voldoende, maar zij dienen anders (of wel) te worden toegepast.
59
60
7 CONCLUSIE Aan het begin van mijn scriptie zag ik mezelf geconfronteerd met allerlei handhavingsinstrumenten van de Leerplichtwet, die – naar mijn mening – niet zouden bijdragen aan het doel van de Leerplichtwet, namelijk het kind (terug) op school krijgen. Gebaseerd op jurisprudentie en literatuur heb ik aldus een hypothese opgesteld, die ik hier zal herhalen. De huidige handhavingsinstrumenten van de Leerplichtwet dragen niet bij aan het doel van deze wet. Nu, aan het einde van mijn scriptie, ben ik me ervan bewust dat deze hypothese enigszins genuanceerd moet worden. Inderdaad hechten wij in Nederland veel belang aan het schoolbezoek van kinderen. Dit blijkt eens te meer uit recente geluiden over het verhogen van de leerplichtige leeftijd tot 21 jaar. Dat een leerplicht of een verhoging van de leerplicht niet door iedereen met luid applaus ontvangen is, mag duidelijk zijn. Hoewel de wenselijkheid van het hebben van een leerplicht die begrepen wordt als schoolplicht buiten het bereik van mijn scriptie valt, moge het duidelijk zijn dat – gelet op de cijfers van verzuim (in alle vormen) – adequate handhaving noodzakelijk is. De aanval tegen verzuim is als gevolg hiervan door de overheid ingezet. Schoolverzuim ziet op niet nakoming van twee centrale verplichtingen, beide geformuleerd in art. 2 Lpw. Allereerst de verplichting tot inschrijving van een kind op een school en ten tweede het geregeld bezoeken van de school van inschrijving. In art. 5/5a en 11 Lpw zijn uitzonderingen op deze verplichtingen geformuleerd, die veelal restrictief worden uitgelegd. Voor naleving van deze verplichtingen heeft de Lpw verschillende handhavingsinstrumenten in het leven geroepen. Hierbij is onderscheid te maken tussen toezicht en sanctionering. Toezicht ziet vooral op het traject voorafgaand aan sanctionering en ziet op tijdig signaleren van verzuim en daar waar mogelijk het voorkomen van (verder) verzuim. Ten aanzien van sanctionering zijn er drie categorieën sancties, namelijk strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties en kinderbeschermingsmaatregelen. Dit is een ruimer scala aan handhavingsinstrumenten dan die in de praktijk gebruikt worden. Uit de jurisprudentie en de interviews blijkt dat strafrechtelijke handhavingsmechanismen de voorkeur hebben boven bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Naar mijn idee komt deze voorkeur vooral voort uit onbekendheid met het bestuursrechtelijk sanctiearsenaal en meer in het bijzonder, de bestuurlijke herstelsancties. Uit verschillende gesprekken bleek dat men de last onder dwangsom al snel verwart met een boete. Nu deze wezenlijk verschillen, namelijk dat de boete onvoorwaardelijk wordt opgelegd en de last onder dwangsom slechts verbeurd wordt wanneer de illegale situatie niet wordt opgeheven, is naar mijn mening ruimte voor beide handhavingsinstrumenten. Wat ook sterk naar voren is gekomen uit de interviews is dat verschillende typen verzuim het gevolg zijn van verschillende redenen. Zo kan er sprake zijn van een zorgbehoefte, maar kunnen er ook echt kinderen zijn die ‘geen zin’ hebben. Voor een adequate handhaving is differentiatie naar gelang het type verzuim en de aard van de motieven van groot belang. Naar mijn mening bieden bestuursrechtelijke herstelsancties een mooi alternatief naast en voorafgaand aan strafrechtelijke sancties, in gevallen van absoluut verzuim (waarbij de gemeente geen oordeel mag geven over de inhoud van een eventueel richtingsbezwaar), luxeverzuim, in gevallen waarbij ouders geen medewerking verlenen maar eerder tegenwerken en jongeren echt ‘geen zin’ hebben. In andere gevallen, waar veelal de zorgtaak centraal staat en ziet op relatief verzuim dienen bestuursrechtelijke herstelsancties niet te worden toegepast. In deze gevallen is het huidig systeem al sterk in het voorzien in hulp en daar zal dan de nadruk op moeten liggen. Het strafrechtelijk traject dient dan als stok achter de deur en als uiterste middel.
61
Terugkomend op mijn hypothese moet ik dus concluderen dat het huidige scala van handhavingsinstrumenten, zoals deze in de wet zijn erkend, voldoende is. De crux is daarin gelegen dat niet optimaal gebruikt wordt gemaakt van mogelijkheden die er op basis van de wet zijn. Naar mijn mening kan de last onder dwangsom in sommige gevallen een waardevolle toevoeging zijn aan het handhavingsinstrumentarium, echter hiervan wordt – zeker in de regio Breda – onvoldoende gebruik van gemaakt. Wanneer er beleid wordt gemaakt dat rekening houdt met de voor-‐ en nadelen van bestuursrechtelijke herstelsancties en oog heeft voor andere vormen van handhaving (zoals toezicht, hulp en het strafrechtelijk traject), dan biedt dit naar mijn mening een sterke basis voor een adequate handhaving van de Leerplichtwet. Het is dus weliswaar tijd voor een nieuwe koers, maar geen radicale koers. De nadruk ligt ook met het voorgestelde beleid op het bieden van zorg daar waar dit nodig is. Het nieuwe element is vooral het optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de Leerplichtwet biedt om zo kinderen (en ouders) te stimuleren om naar school te gaan. Door een goede combinatie en afstemming van de verschillende handhavingsinstrumenten kan het doel van de Leerplichtwet bewerkstelligd worden.
62
LITERATUURLIJST Boeken Backx 1994 H.A.M. Backx, ‘Het particulier onderwijs. Een onderzoek naar de rol en de taak van de wetgever inzake het niet door de overheid bekostigde onderwijs, in het bijzonder het erkend onderwijs’, Tilburg: Schoordijk Instituut 1994. Bressers e.a. 2006 H. Bressers, T. de Bruijn, D.J. Fikkers & P. Stapersma, ‘Evaluatie Handhaven op niveau’, Enschede: CSTM Universiteit Twente maart 2006. Bryman 2012 A. Bryman, ‘Social research methods’, New York: Oxford University Press 2012. Bureau Boekhoorn Sociaal-‐wetenschappelijk Onderzoek 2003 Bureau Boekhoorn Sociaal-‐wetenschappelijk Onderzoek, ‘Handhaving Leerplichtwet. HON pilot project Breda. Evaluatierapport’, Nijmegen februari 2003 Van Buuren e.a. 2011 P.J.J. van Buuren, G.T.J.M. Jurgens & F.C.M.A. Michiels, ‘Bestuursdwang en dwangsom’, Deventer: Kluwer 2011. Commissie Michiels 1998 Commissie Michiels, ‘Handhaven op niveau’, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1998. Gemeente Den Haag 2012 Gemeente Den Haag, ‘Eerder signaleren, eerder aanpakken. Jaarverslag leerplicht 2011/2012’, Den Haag 2012 Gemeente Utrecht 2013 Gemeente Utrecht, ‘Jaarverslag leerlingzaken 2012-‐2013’, Utrecht 2013 De Graaf 2000 J.H. de Graaf, ‘Leerplicht en recht op onderwijs. Een onderzoek naar de legitimatie van de leerplicht-‐ en aanverwante onderwijswetgeving’, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2000. Huisman e.a. 2011 P.W.A.Huisman, M. Laemers, D. Mentink & P.J.J. Zoontjens, ‘Eindrapport. Vrijheid van stichting’, Rotterdam/Amsterdam/Schoonhoven/Tilburg 2011. www.rijksoverheid.nl/documenten-‐en-‐ publicaties/rapporten/2011/06/15/rapport-‐vrijheid-‐van-‐stichting.html Huisman, Zoontjens e.a. 2009 P.W.A. Huisman, P.J.J. Zoontjens e.a. ‘Selectie bij toegang tot het onderwijs. Een juridische studie over toelating en verwijdering van onderwijsdeelnemers per thema en onderwijssector’, Deventer: Kluwer 2009. Jurgens 2005 G.T.J.M. Jurgens, ‘ Bestuursdwang en dwangsom: geen één-‐eiïge tweeling’, in: C. Backes e.a. ‘Lex dura sed lex’, Deventer: Kluwer2005. Kinderombudsman 2013 Kinderombudsman, ‘Van leerplicht naar leerrecht. Adviesrapport over de waarborging van het recht op onderwijs naar aanleiding van het onderzoek naar thuiszitters’, 16 mei 2013.
63
Kohnstamm Instituut 2011 IJsbrand Jepma, m.m.v. Babette Swart, Sardes, Margaretha Vergeer, ‘Opstaan tegen het thuiszitten’, Amsterdam: Kohnstamminstituut oktober 2011. Kohnstamm Instituut 2008 H. Blok & S. Karsten, ‘Vervangend onderwijs aan kinderen van ouders met richtingsbezwaren’, Amsterdam: Kohnstamm Instituut 2008 De Moor-‐Van Vugt 2004 A.J.C. de Moor-‐Van Vugt,’Handhaven op niveau: personalisering van de bestuursrechtelijke handhaving’, in: P.E.F. Domevscek e.a., ‘JUVAT-‐dag 2004’, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2004. Onderwijsraad 2013 Onderwijsraad, ‘Meer kansen voor kwetsbare jongeren’, Den Haag: 2013. Onderwijsraad 2012 Onderwijsraad, ‘Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief’, Den Haag: 2012 Onderwijsraad 2005 Onderwijsraad, ‘Advies. Werk-‐ ervaringsonderwijs voor jongeren tot 23 jaar’, nr. 20050341/849, Den Haag, september 2005. Regionaal Bureau Leerplicht West-‐Brabant 2013 Regionaal Bureau Leerplicht West-‐Brabant, ‘Jaarverslag 2012-‐2013, Breda 2013’ Sperling 2010 J. Sperling, ‘Moet jij niet naar school? Een onderzoek naar de juridische aspecten van thuisonderwijs vanuit Nederlands en rechtsvergelijkend perspectief’, Rotterdam:Erasmus Universiteit 2010. Verweij 1997 J.H. Verweij, ‘De bestuurlijke dwangsom’, Utrecht: W.E.J. Tjeenk Willink 1997 Zoontjens 2013 P.J.J. Zoontjens, ‘Leerplicht en de handhaving daarvan’, in F.C.M.A. Michiels e.a. ‘Handhaving: Bestuurlijke handhaving in Nederland’ Deventer: Kluwer 2013. Zoontjens 2003 P.J.J. Zoontjens, ‘Het beweeglijke recht op onderwijs. Op zoek naar ankerpunten in een permanente ontwikkeling’, rede UvT 2003. Artikelen Groen 2012 J. Groen, ‘De betekenis van de vrijheid van richting in het onderwijs’, NTOR nr. 4 december 2012, p. 219-‐231 Jansen 2002 O.J.D.M.L. Jansen, ‘De dynamiek van het publiekrechtelijke sanctierecht’, Igitur, Utrecht Publishing & Archiving Services: Kluwer 2002.
64
Keijser 2013 J.A. Keijser, ‘Schoolstichting in het primair onderwijs; een jurisprudentieoverzicht’, School & Wet nr. 1 2013, p. 5-‐11. Loosjes 2006 V.P. Loosjes, ‘Leerplichtwet 2008. Zo kan het ook’, NTOR juli 2006, p. 65-‐73. Michiels & Noorlander 2013 F.C.M.A. Michiels & C.W. Noorlander, ‘Santionering in het onderwijs’ Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid (NTOR), jaargang 25 nummer 2, p. 100-‐132 School & Wet 2012 Jurisprudentie overzicht, School en wet september 2012, nr. 4, p. 27 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2012, nr. 1, p21. School & Wet 2011 Jurisprudentie overzicht, School en wet december 2011 nr. 6, p. 24-‐25. Jurisprudentie overzicht, School en wet november 2011, nr 5 p27-‐28. Jurisprudentie overzicht School en Wet februari 2011, nr1, p. 23. School & Wet 2010 Jurisprudentie overzicht, School en wet juni 2010, nr. 3 p.18 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2010 nr. 1 p29-‐30. School & Wet 2009 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2009 nr. 1, p. 31. School & Wet 2008 Jurisprudentie overzicht, School en wet december 2008, nr. 6, p. 19. Jurisprudentie overzicht, School en wet september 2008, nr. 4 p. 17 School & Wet 2007 Jurisprudentie overzicht School en wet september 2007, nr. 4, p. 38-‐39 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2007, nr 1 p26. Sperling 2013 J. Sperling, ‘De Kinderombudsman en het recht op onderwijs’, Nederlands Juristenblad nr. 30 jaargang 88 september 2013, p. 2060-‐2066. Sperling 2011 J. Sperling, ‘Onderwijskeuzevrijheid: pluriform verkeersplein of eenrichtingsverkeer?’, NTOR nr 2 augustus 2011, p. 95-‐113. Sperling 2008 J. Sperling, ‘Vrijstelling van de schoolplicht wegens richtingsbezwaren: een rechtspraakoverzicht’, School & Wet september 2008, p. 11-‐15. Sperling 2006 J. Sperling, ‘Bestuursrechtelijk of strafrechtelijke handhaving van de Leerplichtwet?’, NTOR juli 2006, p. 57-‐64.
65
Storimans & Sperling 2010 Th. Storimans & J. Sperling, ‘Meer recht op onderwijs … of toch niet?’, NTOR jaarboek 2006-‐2010, p. 95 -‐108 Storimans 2012 Th. Storimans, ‘ Advies Onderwijsraad over artikel 23 Grondwet’, School & Wet september 2012, p.10-‐15. Storimans 2006 Th. Storimans, ‘Knelpunten Leerplichtwet 1969’, NTOR jaarboek 2005/2006, p. 99-‐115. Th. Storimans, ’Leerrecht in de schaduw van leerplicht’, NTOR juli 2006, p. 3-‐56. Vlemminx & Vlemminx 2008 F. Vlemminx & R. Vlemminx, ‘Het internationale perspectief van het recht op onderwijs voor de gehandicapte leerling’, NTOR nr. 4 december 2008, p. 241-‐256. Kamerstukken • • • • • • • •
Beleidsregel van de minister van OCW 21 juni 2012, nr. IvhO/418788, betreffende de uitleg van de termen ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden. Kamerbrief minister OCW Bussemaker 15 januari 2014, referentie 586602, betreffende nieuwe cijfers over terugdringen voortijdig schoolverlaten. Kamerbrief 13 juli 2013 staatssecretaris OCW Dekker, referentienummer: 426681, betreffende reactie op Onderwijsraadadvies artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief. Kamerbrief 05 juni 2013 staatssecretaris OCW Dekker, referentienummer 516437, betreffende reactie staatssecretaris op het rapport ‘Van leerplicht naar leerrecht’ van de Kinderombudsman. Kamervragen 05 juni 2013 staatssecretaris OCW Dekker, referentienummer 516880, betreffende kamervragen over het rapport van de Kinderombudsman ‘Van leerplicht naar leerrecht’. Kamerbrief staatssecretaris OCW Dekker 21 maart 2013, referentienummer 497029, betreffende voortgang aanpak schoolverzuim. Wetsvoorstel Passend Onderwijs, Kamerstukken II 2011-‐2012, nr. 33106. Wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten, Kamerstukken II 2010-‐2011, nr. 32356, nr. 3 (Memorie van Toelichting)
Elektronische bronnen • http://vorige.nrc.nl/article2537858.ece • http://vorige.nrc.nl/article2565960.ece • http://www.nrc.nl/nieuws/2012/12/19/15-‐jarige-‐jongen-‐die-‐alleen-‐rauwe-‐groenten-‐eet-‐is-‐ ondergedoken/ • http://www.bol.com/nl/p/zeilmeisje-‐laura-‐dekker-‐mijn-‐verhaal/1001004010468043/ • http://www.hartvannederland.nl/nederland/utrecht/2012/zeilbroers-‐onder-‐toezicht-‐gesteld/; • http://www.nu.nl/binnenland/2989442/zeilbroers-‐toezicht-‐gesteld.html; • http://nos.nl/artikel/517067-‐zeilbroers-‐niet-‐meer-‐onder-‐toezicht.html • http://nos.nl/artikel/639522-‐pvda-‐cda-‐leerplicht-‐tot-‐21-‐jaar.html; • http://www.proud2bme.nl/TV_uitzendingen/Documentaire:_Rauwer; • http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3365220/2012/12/18/Jeugdzorg-‐ jongen-‐die-‐rauw-‐eet-‐moet-‐met-‐spoed-‐uit-‐huis.dhtml; • http://www.elsevier.nl/Politiek/nieuws/2014/4/PvdA-‐en-‐CDA-‐willen-‐leerplicht-‐opschroeven-‐tot-‐21-‐ jaar-‐1508655W/; • http://www.telegraaf.nl/binnenland/22545092/___Leerplicht_naar_21_jaar___.html; • http://www.un.org/millenniumgoals/pdf/Goal_2_fs.pdf • www.un.org./milleniumgoals/index/shtml • www.un.org/en/documents/udhr/index.shtml
66
• • • • • • • • • • •
• •
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-‐op-‐schooluitval/aanpak-‐voortijdig-‐schoolverlaten www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-‐op-‐schooluitval/feiten-‐en-‐cijfers-‐schooluitval. www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/leerplicht www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-‐op-‐schooluitval http://www.nji.nl/Cijfers-‐schoolverzuim http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/Amsterdam%20-‐%20Nieuw-‐ West/303454/303454_1.html www.ingrado.nl/actueel/news/wat_is_een_thuiszitter_en_hoeveel_zijn_er. http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/pdf_documenten/thuisonderwijs%20heeft%20ook%20in%20 nederland%20recht%20van%20bestaan.pdf http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=70748NED&D1=0,2,4,16,18,20,22, 24&D2=a&D3=0&D4=a&D5=l&HD=090707-‐1905&HDR=T&STB=G4,G2,G1,G3 \ http://breda.incijfers.nl http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=03753&D1=a&D2=0,5,8-‐ 10&D3=0&D4=a&D5=0,10,20-‐22&VW=T http://www.nederlandrechtsstaat.nl/ http://wetten.overheid.nl/BWBR0003830/geldigheidsdatum_26-‐02-‐2014
67
68
JURISPRUDENTIEOVERZICHT Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State: • ABRvS 17 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY0360 • ABRvS 29 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5962 • ABRvS 22 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO8268 • ABRvS 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:BO3505 • ABRvS 23 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK7471 • ABRvS 30 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8909 • ABRvS 18 maart 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH6321 186 • ABRvS 23 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5503 • ABRvS 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1746 • ABRvS 26 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5094 • ABRvS 15 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV1825 Hoge Raad: • HR 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0339 • HR 17 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9201 • HR 25 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3033 • HR 22 februari 2011, NJB 2011, 592/ECLI:NL:HR:2011:BO5254 • HR 15 februari 2011, NJB 2011, 539/ECLI:NL:HR:2011:BM6898 • HR 6 juli 2010, NJ 2010, 422 • HR 4 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX8639: • HR 22 januari 1988, AB 1998, 96, NJ 1988, 981. Gerechtshoven: • Hof Arnhem -‐ Leeuwarden 19 februari 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1238 • Hof Den Haag 17 september 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:5108 • Hof Amsterdam 11 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA2759 • Hof Leeuwarden 6 september 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BT 2044 • Hof Den Bosch 29 mei 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW7254 • Hof Den Bosch 26 april 2012, NJFS 2012, 168/ ECLI:NL:GHSHE:2012:BW4064 • Hof Amsterdam 5 april 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW8252/BW8249 • Hof Leeuwarden 23 maart 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9940 • Hof Amsterdam 15 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4435 187 • Hof Arnhem 3 november 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU3772 • Hof Arnhem 3 november 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU3709 • Hof Leeuwarden 14 oktober 2011, ECLI:NL:GHLEE:BT8764 • Hof Leeuwarden 6 september 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BT2044 • Hof Leeuwarden 11 augustus 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4893/BR4895 • Hof Leeuwarden 3 augustus 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4247 • Hof Arnhem 28 juli 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BR3434 • Hof Arnhem 10 juni 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7901
186 187
Jurisprudentie overzicht School en wet september 2007, nr. 4, p. 38. Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2012, nr. 1, p21.
69
188
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Hof Leeuwarden 26 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3254 Hof Leeuwarden 26 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3225 Hof Arnhem 21 maart 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP8817 Hof Leeuwarden 1 februari 2011, ECLI:NL:GHLEE:BP2856 Hof Arnhem 27 januari 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP2472 Hof Arnhem 23 december 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BO9117 Hof Den Haag 7 september 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Hof Amsterdam 21 juni 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1441/BN1448 Hof Amsterdam 4 mei 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM2916 Hof Leeuwarden 22 april 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010BM2673 Hof Leeuwarden 18 augustus 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5684 Hof Den Bosch 2 april 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BI0901 Hof Den Bosch 27 maart 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9847 Hof Den Bosch 6 november 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4280 189 Hof Arnhem 8 september 2008, ECLI:NL:GHARN:2008:BF0496 Hof Den Bosch 17 juli 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BD8733 190 Hof Arnhem 3 juni 2008, ECLI:NL: GHARN:2008:BD3002 Hof Den Haag 15 oktober 2007, parketnummer 09-‐626023-‐05 Hof Arnhem 10 september 2007, parketnummer: 21-‐005029-‐06 Hof Arnhem 18 april 2006, NJFS 2006, 223
•
Hof Den Bosch 23 februari 2006, ECLI:NL:GHSHE:20006:AV9127
Rechtbanken: • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Rb. Noord-‐Holland 13 februari 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:1470 Rb. Rotterdam 30 januari 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:520 Rb. Amsterdam 23 januari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:502 Rb. Midden Nederland 12 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7563 Rb. Midden Nederland 2 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7665 Rb. Noord Holland 15 november 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11949 Rb. Midden Nederland 28 maart 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5844 Rb. Oost Brabant 8 maart 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3713 Rb. Haarlem 23 augustus 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BX8524 191 Rb. Utrecht 26 april 2012, ECLI:NL:RBUTR: 2012:BW5849 192 Rb. Amsterdam 13 december 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8412 Kantonrechter Rb. Amsterdam 13 december 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8406 Rb. Amsterdam 29 november 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8404 Rb. Rotterdam 17 november 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BU5000 Rb. Alkmaar 11 oktober 2011, ECLI:NL:RBALK:2011:BT8894 193 Rb. Utrecht 21 september 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2893 Rb. s Hertogenbosch 21 juli 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BR2620 Rb. Amsterdam 4 juli 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6546 Rb. Utrecht 24 juni 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9225
188
Jurisprudentie overzicht, School en wet november 2011, nr 5 p27-‐28. Jurisprudentie overzicht, School en wet december 2008, nr. 6, p. 19. Jurisprudentie overzicht, School en wet september 2008, nr. 4 p. 17 191 Jurisprudentie overzicht, School en wet september 2012, nr. 4, p. 27 192 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2012, nr. 1, p21. 193 Jurisprudentie overzicht, School en wet december 2011 nr. 6, p. 24-‐25. 189 190
70
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Rb. Zutphen 20 juni 2011, ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ9135 Kinderrechter Rb. Amsterdam 8 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ8082 Rb. Breda 7 juni 2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BR0408 Rb. Utrecht sector kanton 17 mei 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ5146/BQ5091 Rb. ‘s Hertogenbosch 24 januari 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BP2276 194 Rb. Alkmaar, sector kanton, 27 december 2010, ECLI:NL:RBALK:2010:BP0089 Rb. Haarlem, sector kanton, 26 november 2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BP2682 Rb. Arnhem 24 september 2010, ECLI:NL:RBARN:2010:BQ1936 Rb. Middelburg 27 juli 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BN2481 Rb. Utrecht, sector kanton 24 juni 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9225 195 Rb. Breda sector kanton 12 maart 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL7280 Rb. Maastricht 26 februari 2010, ECLI:NL:RBMAA:2010:BL6751 Rb. Haarlem sector kanton 22 januari 2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BL5479 196 Rb. Leeuwarden 14 januari 2010, ECLI:NL:RBLEE:2010:BL0247 197 Rb. Zutphen 7 december 2009, parketnummer: 06-‐865094-‐09 (mondeling) 198 Rb. Den Bosch, sector kanton, 30 november 2009, parketnummer: 01/741461-‐09 199 Rb. Zwolle 20 november 2009, parketnummer: 07/530634-‐09 (mondeling) Rb. Utrecht 30 oktober 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BK1598 Rb. Utrecht 8 september 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ7911 Rb. Utrecht 28 augustus 2009, ECLI:NL:RBUTR:BJ6275 Rb. Amsterdam 20 april 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4236 200 Rb. Utrecht 09 april 2009, parketnummer: 16/402182-‐08 (mondeling) Rb. Alkmaar 9 april 2009, ECLI:NL:RBALK:2009:BI3644 201 Voorzieningenrechter Rechtbank Leeuwarden 18 december 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BG7895 Rb. Utrecht 17 december 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BD7428 Rb. Groningen 21 november 2007, parketnummer: 18/503269-‐07 202 Rb. Utrecht 29 mei 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA5889/BA5905 Rb. Zwolle sector kanton 15 december 2006, NJFS 2007,77/ECLI:NL:RBZWO:2006:AZ4581 Rb. Maastricht 30 november 2006, ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ5901 203 Rb. Den Bosch 29 november 2006, ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ4471 Rb. Den Haag 27 maart 2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:AX8404 President Rb. Amsterdam 3 januari 2000, nr. AWB 99/12507 BESLU, JB 2000, 34
194
Jurisprudentie overzicht School en Wet februari 2011, nr1, p. 23. Jurisprudentie overzicht, School en wet juni 2010, nr. 3 p.18 196 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2010 nr. 1 p29-‐30. 197 Th. Storimans & J. Sperling, ‘Meer recht op onderwijs … of toch niet?’, NTOR jaarboek 2006-‐2010, p. 95 -‐108: 198 Th. Storimans & J. Sperling, ‘Meer recht op onderwijs … of toch niet?’, NTOR jaarboek 2006-‐2010, p. 95 -‐108. Jurisprudentie overzicht, School en wet juni 2010, nr. 3. P. 17. 199 Th. Storimans & J. Sperling, ‘Meer recht op onderwijs … of toch niet?’, NTOR jaarboek 2006-‐2010, p. 95 -‐108: 200 Th. Storimans & J. Sperling, ‘Meer recht op onderwijs … of toch niet?’, NTOR jaarboek 2006-‐2010, p. 95 -‐108: 201 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2009 nr. 1, p. 31. 202 Jurisprudentie overzicht School en wet september 2007, nr. 4, p. 38-‐39 203 Jurisprudentie overzicht, School en wet februari 2007, nr 1 p26. 195
71
72
BIJLAGA A: TRANSCRIPTEN INTERVIEWS Leerplichtambtenaren Interview 11 februari 2014 Marcel Stoel Regionaal Bureau Leerplicht West-‐Brabant De Leerplichtwet bevat twee centrale verplichtingen, namelijk de verplichting tot inschrijving op een school en het geregeld bezoeken van de school van inschrijving. Als leerplichtambtenaar speelt u een centrale rol in de naleving van deze verplichtingen. Niet alleen bent u degene die uiteindelijk tot handhaving beslist, u treedt allereerst op als contactpersoon van ouders. Doordat u voorafgaand aan eventuele strafrechtelijke handhaving diverse motiverende gesprekken heeft met ouders waarbij u naleving stimuleert, zou ik dit beschrijven als een dubbelrol. -‐ Ziet u dit ook als een dubbelrol? Nee, je probeert altijd in goede harmonie een zaak op te lossen. Je wilt weten waarom een kind op dat moment niet op een school zit. Dit vraagt om een onderzoek. Je kunt niet zomaar zeggen we gaan strafrechtelijk starten. In het laatste geval moet je het al hebben over verwijtbaarheid. Al tijdens je onderzoek, ga je proberen door een soort van intermediairachtige manier van werken kijken wat er nodig is om het kind op een school aan te laten komen. Als ouders meewerken in dit traject dan gaat het gewoon goed. Alleen als ouders zich opstellen van mijn kind hoeft niet naar school of ik vind het niet nodig, die echt laten blijken dat ze niet mee willen werken, dan kun je niet anders dan zeggen dan: dit is de wet. Je gaat dan meer mededelen van je kind moet naar school en als je dit niet wilt regelen en je maakt geen gebruik van onze diensten of een eventueel hulpaanbod dan moet je daar zelf de verantwoordelijkheid voor dragen en mag je het indien nodig uitleggen bij de rechter. -‐ Dus als je echt weerstand ondervindt van ouders dan onderneem je wel echt stappen richting een OM? Of wacht je daar dan nog even mee? In principe waarschuw je altijd eerst. Je geeft aan dat ouders de wet overtreden en geeft ze de kans dit te herstellen. De volgende stap kan zijn dat een proces-‐verbaal opgemaakt gaat worden. Maar in principe proberen we alles in een gemoedelijke toestand op te lossen. Er is vaak toch een reden waarom het niet lukt een kind op school te laten aankomen. Je kunt dan beter een goed onderzoek doen in een redelijke situatie dan in een situatie waarin je alles meteen op scherp zet met strafrechtelijke handhaving, ouders met de hakken in het zand gaan waardoor je als leerplichtambtenaar ook met je hakken in het zand moet. -‐ Je merkt het dus niet als spanning in de werkzaamheden? Er wordt wel gewerkt in een spanningsveld, maar ik zie geen spanning in de werkzaamheden. De stappen die gezet moeten worden zijn duidelijk. -‐ De twee taken gaan dus geleidelijk in elkaar over? Ja, ouders en jongeren willen vaak gehoord worden met hun argumenten. Zolang wordt meegewerkt gaan zaken gemoedelijk maar als ik als leerplichtambtenaar merk dat het een gebed zonder eind wordt, of als ik vastloop en niet anders meer kan dan constateren dat er sprake is van een verwijtbare overtreding dan maak je het proces-‐verbaal op en dan nog ligt de beslissing bij de OvJ wat hij daarmee gaat doen. -‐ Krijg je wel eens een terugkoppeling van de OvJ? Wat ze uiteindelijk doen als er een pv wordt opgesteld? Dat is wisselend. In principe vragen wij in Breda om toestemming voor het opmaken van een proces-‐verbaal. Dan wordt er al gekeken en krijg je al indirect de opdracht van maak maar op. Met andere woorden dan heb je al draagvlak. Vervolgens kijkt de OvJ naar de zaak en beslist over de afdoening. Hij kan de zaak terzijde leggen, hij kan de zaak zelf houden en zelf een straf opleggen of hij zend de zaak door naar de rechtbank. In de praktijk maak ik mee dat als de OvJ zelf een straf oplegt er niet altijd wordt terug gekoppeld. Bij een rechtszaak worden wij als leerplichtambtenaar als getuige opgeroepen en zit je erbij en dan hoor je vaak ook het vonnis. Ook hier moet je weer een onderscheid
73
-‐
maken. Op de rechtbank heb je puur de leerplichtzaken, daar zit je 1 op 1 bij , maar een leerplichtzaak kan ook gevoegd zijn bij meervoudige zaken. Dan zitten de jongeren er bijvoorbeeld ook voor een geweldsdelict of diefstal. De uitspraak bij deze complexere zaken volgt dan later en ook dan merk ik dat ik als leerplichtambtenaar niet altijd op de hoogte wordt gesteld. Maar puur met enkelvoudige leerplichtzaken dan ben je erbij als leerplichtambtenaar en volgt er vrijwel altijd een afloopbericht.. Hoe ervaart u uw plaats in de handhavingscyclus naast andere betrokkenen zoals schoolbesturen, het gemeentebestuur, het OM en rechters? Ik wil hier het onderscheid maken tussen het primair onderwijs (PO) en het voortgezet onderwijs (VO) wat al jarenlang met de Leerplichtwet werkt. De betrokkenen daar zijn goed van elkaar op de hoogte en al redelijk op elkaar ingespeeld. Ik zelf ben met name actief op het MBO en daar merk ik dat diverse betrokkenen nog weinig van elkaar weten. Een leerplichtambtenaar werkt hoofdzakelijk vanuit het perspectief van Leerplicht, naar school moeten gaan, optreden tegen verzuim. Het MBO werkt hoofzakelijk vanuit het perspectief van lesgeven in plaats van verzuim registreren. Daarbij is de inhoud van opleidingen heel verschillend met heel eigen culturen. Vroeger waren MBO scholen echt bedoeld voor mensen die daar met hart en ziel kozen voor het vak. Nu zijn er veel leerlingen die daar zitten omdat ze iets moesten kiezen. Bij het po/vo is het onderwijs meer algemeen vormend. Ik bemerk zelf dat we vooral op het MBO nog teveel in onze eigen keukens kijken. Als je met inzicht naar elkaar kijkt dan weet je van elkaar hoe je werkt en dan ga je zaken zien als dat door bezuinigingen MBO scholen enorm groot zijn, grote klassen hebben, docenten vaak 3-‐4 nevenfuncties hebben naast hun primaire taak lesgeven. Daar komt de leerplicht dan bij. Leerplicht is vaak een detail voor en docent en voor ons Leerplichtambtenaren is het een hoofdzaak. In dat spanningsveld moeten we elkaar zien te vinden en elkaar gaan versterken. Ik heb wel de overtuiging dat dat lukt. Het is een langdurige langzame verandering. Bijvoorbeeld: in 2009 hadden sommige MBO scholen een papieren verzuimregistratie waar de een de A gebruikte voor Aanwezig en de ander de A gebruikte voor Afwezig. Daarbij opgeteld de soms onduidelijke handschriften en je had een onbetrouwbare verzuimregistratie. Ik merkt nu dat veel MBO scholen omgaan naar digitale meldsystemen. Ook in die digitale systemen zitten nog kinderziektes die er nog eerst uit moeten gaan komen. Maar kristalliseert wel steeds verder in elkaar uit in een positieve zin. Maar ik merk dat het in de praktijk nog vaak stoeien is in de zin van: vinden wij elkaar, hebben wij dezelfde belangen. Zoals ik van mijn collega’s hoor is dit binnen het po en vo veel en veel minder en wordt er goed met elkaar samen gewerkt. Binnen het po en vo is het vaak vandaag melden en morgen oppakken. Dat gaat heel soepel.
Toezicht Schoolbesturen dragen de zorg voor een goed functionerende verzuimregistratie. Dit is een belangrijk onderdeel van handhaving van de Leerplichtwet. -‐ Wat is uw ervaring met de kwaliteit van verzuimregistratie? Is deze compleet, juist, en up-‐to-‐date? Het is al beter geworden zoals eerder vermeld. Ook hier merk ik op dat ik met name in het MBO veld werk. Po/vo werkten altijd al met kovs (kennisgeving ongeoorloofd verzuim). Een kov heeft een bepaald format om verzuim te melden en dat werd zoals ik van collega’s begreep vrijwel altijd goed gebruikt. De scholen wisten welke gegevens nodig waren en die werden niet met dubbele verzoeken geconfronteerd. Op de MBO scholen komen de kinderziektes eruit. Eerst had je papieren verzuimregistraties waar onduidelijkheden waren. En nu veel MBO scholen zijn omgeschakeld naar digitale verzuimregistratie komen daar weer kinderziektes naar boven. Bijvoorbeeld, in een klas zitten 25 jongeren waarvan er 24 op hetzelfde moment staan in te klokken maar 1 met 2 pasjes. Een docent heeft daar niet altijd goed zicht op door bijvoorbeeld tumult van binnenkomende leerlingen,
74
-‐
-‐
leerlingen die gelijk vragen gaan stellen aan de docent, waarna hij veelal gelijk de regie moet pakken en moet starten met het lesgeven. Op die manier kan er een beetje gefraudeerd worden. Aan de andere kant kan het systeem het laten afweten. Leerlingen mogen zich met terugwerkende kracht ziekmelden, bijvoorbeeld een kind is niet in staat te bellen en moeder komt pas s’ avonds thuis. Ik bemerk dat daar digitaal nog niet altijd de oplossingen voor zijn. Daarbij moeten dergelijke systemen draagvlak hebben op de werkvloer. Je kunt een prachtig systeem bedenken, maar de docenten die ermee moeten werken zien het vaak als een extra activiteit naast de al zoveel extra activiteiten. Het is niet alleen registreren, op verzuim moet eigenlijk een reactie volgen, de jongere en of ouders moeten erop aan worden gesproken. Er moet een DUO melding volgen. Zo’n docent loopt een beetje vast als je kijkt hoeveel taken hij heeft. Hoe gaat dat dan in de praktijk? Is er niet, bv bij mij op de middelbare school hadden we een conciërge en dan moest je je daarbij ziekmelden en ik had het idee dat hij overkoepelend verzuim regelde. Is dat ook echt zo? Of ligt dat meer bij de docenten? Ik moet je ook hier weer zeggen dat po/vo een andere structuur kennen dan het MBO waarin ik voornamelijk werk. Met name de structuur is bepalend denk ik wie overkoepelend het verzuim kan regelen. In het po/ vo heb je veelal vaste klassen, vaste docenten en de indeling van de lesstof is duidelijk; je krijgt stof en je hebt toetsen. je moet dus mee in het duidelijke ritme. Op het MBO is dat anders; lessen vallen voor jou uit maar gaan voor anderen door. Je hebt bv ook competentiegericht leren. Je krijgt een map die aan het einde van je opleiding klaar moet zijn. Dat betekent dat als lessen uitvallen sommige leerlingen in het openleercentrum daaraan gaan werken en weer andere zeggen ik ga naar huis. Hier begint dan ook vaak het eerste verzuimen. Daarbij opgeteld de grote hoeveelheid wisselende docenten en het is dan niet altijd duidelijk waar een jongere zit. Hij wordt dus minder gezien. Een conciërge bij een school waar overzicht en structuur is heeft daar mogelijk goed zicht op. De MBO scholen waar ik kom zijn zo groot dat daar geen sprake kan zijn van centraal overzicht. Tenzij de digitale verzuimregistratie 100% betrouwbaar is. Dan heb je een systeem wat alles kan regelen. Wanneer wordt u door een schoolbestuur betrokken bij langdurig of veelvuldig verzuim van een leerling? Binnen welk tijdsbestek vanaf verzuim wordt door schoolbesturen contact met u opgenomen? We hebben de term wettelijk ongeoorloofd verzuim. Als je 16 uur ongeoorloofd verzuimd in een e periode van 4 op elkaar volgende weken. Die 4 weken kun je schuiven hoe je wilt dus niet de 1 t/m e 28 . Je gaat gewoon 16 uur pakken in 4 op elkaar volgende weken. Op het moment dat dat naar voren komt dan ben je als school verplicht om dit te melden. Daar zit natuurlijk wel weer een schil omheen, want om alles wat gemeld wordt op te pakken als leerplichtambtenaar dat is ondoenlijk dus het OM heeft een handleiding geschreven. Daar staat heel duidelijk in dat de school eerst zelf het gesprek moet aan gaan. Zij moeten een gesprek hebben met de leerling en ouders en waarschuwen. Dit betekent voor mij in de praktijk dat ik met mijn MBO scholen afspreek dat als er sprake is van beginnend verzuim van 16 uur in 4 weken, ze dit moeten melden maar het niet noodzakelijk is dat ik als leerplichtambtenaar direct in actie moet komen. Zij moeten namelijk als eerste in gesprek met de leerling. Ik registreer de melding wel in mijn systeem en kan indien nodig aan de bel trekken. Natuurlijk kan ik ook in actie komen bij een eerste melding. Bijvoorbeeld als er veel aan de hand is of als de leerling bij ons vanuit Leerplicht al bekend is met veel verzuim op andere scholen. De term wettelijk ongeoorloofd verzuim betekent in ieder geval dat communicatie over en weer plaatsvindt van he er is iets aan de hand. Dan kun je onderling afstemmen wat er precies gaat gebeuren. Klopt, dat zou in de praktijk prettig moeten werken. Po/vo is op dit gebied al verder en dat zit al heel lang in het stramien. Het MBO is op een goede manier bezig om het onder controle te krijgen. Het is de ene ontwikkeling die de andere opvolgt. Scholen moeten op zoveel zaken anticiperen e waarvan dit er 1 is. Op het MBO heb je natuurlijk tot je 18 een kwalificatieplicht, maar dat geldt dus e niet voor alle leerlingen op het MBO omdat leerlingen langer dan tot hun 18 op het MBO zitten. Aan
75
een bepaalde groep moet dus extra aandacht besteed wordt en aan een andere groep niet. Klopt al heb je bij die andere groep wel de controle op de studiefinanciering. Zijn ze er te lang niet dan moet deze worden beëindigd en in het kader van het vsv heb je natuurlijk een convenant dat je als school en gemeente verplicht om samen te werken dat je die jongere wel behoud voor het onderwijs. Wanneer u betrokken bent bij verzuim van een leerling, dan heb ik begrepen dat u eerst met ouders en/of leerlingen in gesprek treedt om hen te bewegen tot naleving van de Leerplichtwet. -‐ Wat is uw handelwijze? Hoe benadert u ouders en/of leerlingen? Nou heel vaak krijg ik via Duo een melding, daar staat de reden in bv omstandigheden thuis of reden onbekend of financiële problemen en dat kleurt natuurlijk al een klein beetje de zaak. Bij een zwart-‐wit zaak zonder achtergrond informatie, stuur ik de leerling een brief die ik ook richt aan de ouders want zij zijn wettelijk verantwoordelijk en dan nodig ik ze uit voor een gesprek op de school. Wij proberen zoveel mogelijk op de scholen te werken. Ik nogmaals ik praat vanuit het MBO kader. In onze brieven staat heel duidelijk aangegeven dat er sprake is van ongeoorloofd verzuim. Om de reden daarvan toe te lichten worden ze uitgenodigd voor een gesprek met de leerplichtambtenaar. Tijdens dat gesprek probeer ik, en de meeste van mijn collega’s ook, heel laagdrempelig te zijn om een jongeren het gevoel te geven hier kan ik praten. Om vervolgens daarover een beeld op te bouwen wie is die leerling en wat is de achtergrond dat hij tot het verzuim komt en om achter het probleem te komen. Dan kunnen we gaan onderzoeken en kijken of het kan worden opgelost. Bij de ene leerling komt uit het gesprek een vermanend en adviserend antwoord van niet meer doen. Vaak werkt dit omdat ze toch zijn geschrokken dat er opeens iemand zit die ze ter verantwoording roept. Sommige leerlingen zeggen gewoon van ga maar de boom in, ik doe wat ik wil. Dan wordt het vaak een ander verhaal. Zo ook bij ouders die zeggen dat ze zelf groot geworden zijn zonder diploma en aangeven dat hun kind ook niet naar school hoeft. Dan heb je dus meer de zwart-‐wit situaties waarbij je bij herhaling al snel doorpakt met een proces-‐verbaal. Ja en dan heb je de categorie, en dat is de grootste categorie, jongeren en ouders met een probleem op de achtergrond, financiële schulden, huiselijk geweld, ouders die gescheiden zijn of een ouder die wegvalt, leerlingen die een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, depressief zijn of het hebben van een gedragsstoornis. Dan ga je praten en onderzoeken welk traject nodig is om de jongere toch naar school te kunnen laten gaan. Dat traject geef je eerst een kans. Je gaat daarom afspraken maken. Bijv. je gaat naar een schoolmaatschappelijk werker, of naar de huisarts, de GGZ. In principe hebben wij dus wel een doorverwijzende functie. In principe monitoren wij dat ook. Gaat de jongere daar naartoe en zoekt hij die hulpverlening? We kunnen dat gelukkig vrij snel loslaten, je koppelt met school terug hoe die afspraken zijn gemaakt en het eerste volgende verzuim komt weer bij de school terecht. Dus op het moment dat het verzuim aanhoudt komt dat weer bij ons terug. En ook daarover schrijft het OM in zijn handleiding dat als je een hulpverleningstraject inzet je de hulpverlening ook de tijd moet geven. Bv twee maanden de tijd. Op het moment dat een leerling zegt ik kap met die hulpverlening en ik ga niet meer naar de huisarts en niet meer naar de GGZ dan is hij weer volledig aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en dan pakken we strafrechtelijk door als er weer verzuimt wordt. Die hulpverlening kan niet oneindig doorgaan. Als we merken dat na twee maanden hulpverlening het verzuim niet afneemt ja dan heb je kans dat we toch alsnog proces-‐ verbaal opmaken. Een proces-‐verbaal hoeft namelijk niet altijd te resulteren in een straf. Een rechter of een OvJ laat zich altijd adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming (RvK). Dus ons pv gaat in kopie naar de RvK en die gaat zijn onderzoek doen en die gaat advies uitbrengen. Bijv. het is een zwart-‐wit zaak dus de betreffende jongeren verdient een taakstraf of in een gekleurde zaak kan het zo zijn dat de jongere bijvoorbeeld verplicht in therapie gaat. Is dat alleen de RvK in zaken waarin persoonlijke omstandigheden spelen of is dat eigenlijk bij alles? Iedere zaak die tot een pv leidt,
76
-‐
-‐
waarbij de jongere verdachte is, gaat altijd via de RvK. Op het moment dat een ouder voor de eerste keer bij ons in beeld komt dan gaan die zaken rechtstreeks naar de OvJ of de rechtbank en dan komt de RvK niet in beeld. Dat is alleen als de ouder verantwoordelijk is? Ja. Komt zo’n ouder voor een tweede keer in beeld bij een pv dan wordt de RvK wel ingeschakeld. Maar bij de eerste keer met enkel en alleen ouders dan wordt die RvK dus niet ingeschakeld. Dat is opvallend dat de RvK bij iedere pv bij de zaak betrokken wordt. Nu komen er niet veel zaken bij een rechter en zal een minnelijke schikking met bv hulpverlening de voorkeur hebben? In de praktijk kun je je werk als leerplichtambtenaar heel uitgebreid maken dat je haast hulpverlener bent. Maar dan ben je verkeerd bezig want dat is niet je werk. Je hebt ook type leerplichtambtenaren die zijn heel sterk in overtuigen en overreden en die krijgen vaak meer voor elkaar dan de leerplichtambtenaren die heel zakelijk zijn. In mijn optiek is degene die heel goed kan overreden die weet hoe de jongeren in elkaar zit en weet hoe hij de gevoelige snaar weet te raken en eventueel het netwerk erom heen goed weet te mobiliseren effectiever en efficiënter dan iemand die heel zakelijk werkt. Ik merk wel dat daar op dit moment een soort uniformeringsslag in wordt gemaakt. Bijvoorbeeld in de nieuwe opleiding voor de Buitengewoon Opsporingsambtenaar wordt leerplichtambtenaren verteld wat van ze verwacht wordt en wat niet. Je mag dus niet gaan hulpverlenen maar moet wel doorverwijzen. Ben je bijvoorbeeld tijdens je examen voor Buitengewoon Opsporingsambtenaar teveel op de hulpverlenende toer dan kan je daarvoor zakken. Er gaat dan natuurlijk ook heel veel tijd zitten in het hulpverlenen terwijl dat er ook andere partijen zijn die dat ook kunnen oplossen. Precies, je moet op tijd kijken naar wie je het beste kunt inschakelen. Als een ouder een kind niet op een andere school krijgt dan kun je terug verwijzen naar de oude school. Je kunt ze uitleggen hoe ze in bezwaar kunnen gaan tegen een afwijzing. Er zijn ook leerplichtambtenaren die zeggen ik ga voor jou bellen, jouw kind moet toch geplaatst worden. En voor je het weet ben je de hele dag aan het bellen. Hier moet je dus gaan wikken en wegen; hoort het tot jouw taak of niet? De ouder is verantwoordelijk voor de plaatsing en op het einde kan een ouder het zelfs zo draaien dat jij leerplichtambtenaar hebt gebeld en dat jij leerplichtambtenaar hun kind niet geplaatst krijgt. Ook in dat spanningsveld moet je een beetje opereren. Dat is lastig want je wilt ouders niet zomaar wegsturen. Maar vaak volstaat het in actie komen als aanjager van een proces. Wat zijn veel gehoorde argumenten van ouders en/of leerlingen die het verzuim zouden rechtvaardigen? Veel ouders geven bij luxeverzuim aan dat ze anders het geld niet hebben, of de eigen zaak is niet sluitbaar tijdens de reguliere vakanties. Bij relatief verzuim door de jongere geven ouders vaak aan dat ze handelingsverlegen zijn (opvoedingsonmachtig zijn). Vaak hoor je dan: hij moet naar school maar hij luistert niet. Hij doet zijn eigen ding, we hebben ons kind niet onder controle. Bij de jongeren zelf hoor ik vaak als argument voor relatief verzuim dat ze niet goed kunnen slapen, dat ze veel aan hun hoofd hebben. Met name dat veel aan het hoofd hebben moet je vaak verder onderzoeken. Daar kan van alles achter zitten; een scheiding, traumatische ervaringen vanuit het verleden, een ouder die recent is overleden, het hebben van financiële schulden (bijv.: een telefoontje met 3000 euro schuld, waarbij de eerste brieven van de deurwaarders binnen zijn gekomen). Zo zijn er dus heel veel zaken die aanleiding kunnen zijn voor verzuim. Het ander veelgehoord argument is dat de jongere een verkeerde studiekeuze heeft gemaakt. Verschillen deze argumenten tussen het primair en voortgezet onderwijs? Ik kan me voorstellen dat bij het po het eerder de ouders zijn die het verzuim initiëren, terwijl dit op het vo wel de jongeren zijn. Klopt dit? Ja dat klopt, maar het kind neemt nog geen volwassen rol in bij het vo en de ouder heeft nog steeds invloed op dat kind en dan mag je echt een bepaalde balans in verwachten. We maken wel excessen mee. Toen ik hier de eerste keer binnenkwam zat ik met een kind van 13 jaar te praten. Het bleek dat dat kind al een week niet thuis was geweest en hij reed zwart met de trein. Verbleef dan weer bij zijn tante in Rotterdam en dan weer in Dordrecht. Ik vroeg me toen echt af hoe is dit mogelijk dat een kind van 13 jaar al zo een eigen leven leidt. Dan kom je in probleemsituaties terecht die niet meer te vergelijken zijn met de gemiddelde situatie. In een gemiddelde situatie vind ik zeker op het po dat de ouders verantwoordelijk zijn, het kind is niet eens strafbaar. In het Vo vind ik dat je de balans
77
-‐
moet vinden. Het kind moet luisteren naar zijn ouders en zo niet dan moeten ouders hulp zoeken zodat dit hersteld wordt. Bij met name 16/17 jarigen en ouder merk ik dat ze echt los aan het komen zijn van ouders/ verzorgers waarbij ze echt hun eigen gang willen gaan. Je kunt ouders dan niet meer als een vanzelfsprekendheid verantwoordelijk houden voor het gedrag van het kind. Wat is uw ervaring met deze gesprekken? Wat is het effect hiervan? We hebben het natuurlijk al eerder gehad over de verschillende typen leerplichtambtenaren. Over het geheel genomen wat is het effect van deze gesprekken; zijn ze motiverend genoeg of wordt er ook nog na deze gesprekken verzuimd? Ik denk dat een groot gedeelte van de leerlingen wel wordt bereikt. Vandaar ook dat wij inzetten op preventief werken bv naar informatieavonden gaan op scholen waar je meteen 200 ouders toespreekt, soms ook 40 ouders maar dat je ze wel mobiliseert. Je bent duidelijk een spreekt uit wat er van ouders wordt verwacht. Het effect van de gesprekken bij kinderen; ik heb het idee dat het wel effect heeft, maar je moet ook rekening houden met de ontwikkeling van de hersenen. Kinderen denken tijdens een gesprek met de leerplichtambtenaar van ik zit in een situatie waar ik niet in wil zitten. Dus de meesten zeggen ik ga niet meer verzuimen. Ze willen het liefst zo snel mogelijk weg uit het gesprek. Aan de andere kant twee dagen later zitten ze weer met hun hoofd in hun belevingswereld; bijvoorbeeld: zaterdag stappen, vanavond naar die vrienden toe en zondag sporten. De leerplicht is dan al snel niet meer belangrijk. Het effect is kort. Ouders moeten het dan weer overnemen. Maar hier zit ook een stuk kracht van de leerplichtambtenaar denk ik. Als je heel monotoon je verhaal opdreunt dan denk ik dat de leerling het voor kennisgeving aanneemt. Ik denk dat het belangrijk is dat een goede leerplichtambtenaar goed met jonge mensen kan omgaan. Hij moet heel invoelend kunnen zijn, hij moet het probleem kunnen zien en kunnen schakelen. De ene leerling is super gevoelig en slaat op slot als je daar streng tegen praat. Een andere leerling heeft het nodig dat je hem aanpakt en een keer zegt van nee nu houdt jij je mond en ga jij luisteren, klaar. Ik heb wel eens meegemaakt dat een kind zijn moeder wegstuurde bij een gesprek. Ik zei toen met een zeer duidelijke stem dat hij zijn moeder niet kan wegsturen omdat zij wettelijk verantwoordelijk is voor hem en dat ik anders met zijn moeder weer terug haal bij het gesprek. Op zo een moment pak je de regie. Ik zag toen ook ineens dat de moeder zich gesteund voelde en dan merk je dat dit regie pakken op een nette manier bij zo’n jongen binnenkomt. Als je de zaak verder uitzoekt kom je erachter dat zijn vader is overleden en dat hij al een paar jaar voor zijn moeder zorgt. Je ziet dan dat het rollenpatroon in huis is omgedraaid en dat deze jongen een veel te grote verantwoording is gaan dragen. Maar dit soort regie momenten pak je wel met het doel dat je met elkaar in gesprek wilt blijven. En dat je de jongere zo ver krijgt, dat hij weer naar school gaat. Als je dat bereikt dan denk ik dat je in het voorwerk heel veel winst kunt halen.
Handhaving -‐ Wanneer u na gesprekken met ouders en/of leerlingen besluit het OM in te lichten wordt u op de hoogte gehouden van het vervolg? En heeft u van te voren nog zicht op het gevolg van inlichten van het OM? Dit is kort behandeld in het begin. Betrokkenheid is afhankelijk van het traject wat wordt ingezet; of een ouder alleen verantwoordelijk is of dat het via de RvK gaat en met andere zaken. Dat is dus behandeld. -‐ Hoe frequent wordt het OM ingelicht van verzuim? Ik heb hier geen managementachtige informatie van. We hebben wel een overzicht van aantallen proces-‐verbalen en HALT verwijzingen. We moeten dat namelijk ook terugkoppelen naar de domeinhouder van de Boa’s, die toezicht houdt op alle leerplichtambtenaren. Daar wordt namelijk ook onze noodzakelijkheid mede op beoordeeld. Van al die zaken is het OM dus ook geïnformeerd. Alle waarschuwingsgesprekken en -‐ brieven zijn niet bij het OM bekend.
78
-‐ Zijn er in de praktijk alternatieven op het inlichten van het OM? Er zijn ook alternatieve handhavingsinstrumenten, zoals de last onder dwangsom die door het gemeentebestuur kan worden opgelegd en het onder toezicht stellen van een kind wanneer schoolverzuim een dermate ernstige factor is die leidt tot het in gevaar brengen van de ontwikkeling van het kind. -‐ Bent u bekend met gevallen waarin een last onder dwangsom dan wel ondertoezichtstelling is opgelegd? Zo ja, kunt aangeven onder welke omstandigheden hiervan gebruik is gemaakt? Bij de gemeente Breda ken ik geen voorbeelden van de last onder dwangsom tot op heden. Ik weet wel dat daar behoorlijke ontwikkelingen op zijn op dit moment, we oriënteren ons dus wel. We weten hoe het moet. Ik heb het in de praktijk nooit uitgevoerd en ik weet ook niet van collega’s die dit hebben uitgevoerd. Ik weet wel dat Rotterdam het al wel heeft gedaan. Die zijn zo machteloos geworden dat ze een last onder dwangsom hebben opgelegd naast een strafrechtelijk traject. Ik kan je hier dus geen antwoord op geven omdat ik er geen ervaring mee heb. Ik vroeg me voornamelijk af of het hier voorkomt, want ik kan met voorstellen zeker bij luxeverzuim dat het een redelijk alternatief is. Het is bijvoorbeeld sneller en het bedrag kan hoger zijn. Er ligt al een transactiemodel bij de OvJ bij luxeverzuim en daar wordt gekeken zoveel dagen weg kost zoveel per kind of per twee kinderen. Dat zijn staffeltjes. Er wordt per verzuim bekeken hoeveel dat moet zijn. Voor het luxeverzuim ligt het er. Bij de last onder dwangsom is het toch meer het relatieve verzuim en wat je ook nog hebt is de Sociale Verzekeringsbank die je in kunt schakelen. Je kunt daar aangeven dat het kind niet naar school gaat en dus geen recht heeft op kinderbijslag. Op zo een moment zit je als uitvoerder weer vaak aan het inkomen van de ouder. Daarbij opgeteld dat er vaak al een probleemsituatie aan ten grondslag ligt (vaak ook financiële problemen) dan is het maar de vraag of dit de juiste oplossing is. De geldelijke sancties hebben dus niet de voorkeur bij welwillende ouders? Precies. De OTS heb ik 1 keer meegemaakt. Een leerling zat in een dusdanige benaderde situatie thuis dat de RvK heeft aangegeven dat het goed zou zijn voor het betreffende kind dat daar iemand komt die daar toezicht op houdt en gesprekken voert. Dus niet alleen jeugdreclassering die begeleidt maar echt een OTS en die werd uitgesproken tijdens de rechtszaak omdat ouder en kind ermee instemde. -‐ Wat vindt u van de verhouding tussen deze maatregelen en het strafrechtelijk traject? Wat ik opmaak als nu ik jullie beiden gehoord heb, ligt volgens mij de nadruk op preventie. Dat je vooral de nadruk legt op het gesprek om het kind te motiveren om weer naar school te gaan. En niet om een handhavingstraject in te gaan en zo alsnog af te dwingen dat een kind naar school gaat. Klopt dat? Pauline: In Breda wel. Marcel: Dat is een van de redenen waarom ik wel in dit rbl wil werken, maar niet in Rotterdam als ik jou, Pauline, zo hoor. Als dat daar zo zwart-‐wit is, altijd een pv bij een tweede gesprek dat zou voor mij te zwart-‐wit zijn. Dan heb je eigenlijk een machine, een koekjesfabriek van pv’s. Input is verzuim en output bij het eerste gesprek is een waarschuwing. Input is tweede verzuim en output is een pv. Ik vind het hier binnen ons RBL ook mooi als je een collega hoort roepen “yes” hij is terug naar school of “yes” een vsv’er terug naar school. Dat vind ik een mooie mix. Als wij een pv opstellen dan hebben het eigenlijk al opgegeven, dan hebben we het maximale gedaan. Dan weten we het echt niet meer. Dan zoek het maar uit, dat is een beetje extreem gezegd. Het is machteloosheid, je hebt alles geprobeerd, op school alles geprobeerd. Pak eerst die lichte maatregelen en soms heeft een leerling een tweede gesprek nodig om door te dringen dat ze hun verhaal kwijt kunnen bij de leerplichtambtenaar en dat ze hulp kunnen krijgen. Je moet ook geen 5/6/7 gesprekken hebben. Dan komt het niet meer sterk over. Met signaal ziekteverzuim waarbij er veel wordt ziek gemeld heb ik soms 4/5 gesprekken. Bijvoorbeeld omdat ziekmeldingen iedere keer worden afgedekt of omdat er zaken langs elkaar heen lopen. In dat soort gevallen ga ik ook vaak op huisbezoek om te kijken of een leerling ook echt ziek is. Op huisbezoek? Ik ben wel eens onaangekondigd langs geweest. Op het moment dat ik bij zijn woning sta, is hij niet thuis. Ongeoorloofd verzuimd. Die conclusie is te snel. Omdat ik weet dat moeder erg aan haar ouders hangt die heel dichtbij wonen ben ik daar heen gegaan. Daar aangekomen zit moeder binnen met het andere
79
kind, maar niet de jongere die ik zoek. Als ik aanbel zie ik de jongere die ik zoek net binnen stappen. Dan is het dus ongeoorloofd. Nee die conclusie is weer te snel. Ik vraag eerst aan die moeder waar is uw kind geweest. Die zegt dat haar kind net van de huisarts afkomt. Ik zeg oké. Dan vraag ik separaat van de moeder aan de jongere waar hij vandaan komt. Die geeft aan van de huisarts en laat een recept zien van de huisarts. Op een gegeven moment komt opa binnen. Separaat van de jongere heb ik gevraagd waar ze vandaan komen. Opa zegt ik ben net met haar kind naar de huisarts geweest. Dan komt er nog een moment, volgende week weer controleren. Ja maar op dat moment zit jij wel met een onaangekondigd huisbezoek om vast te stellen dat hij ongeoorloofd verzuimd maar de feiten wijzen er wel op dat een ieder zijn verantwoording pakt om met zijn ziekteverzuim aan de slag te gaan. Het kan natuurlijk geoorloofd zijn he. Precies, maar dat betekent dat je op dat moment met die jongere in een hakkeltraject zit. Je moet dan ook heel eerlijk en oprecht zijn dat je dit accepteert. Dit is ontlastend en je pakt hem niet. Daarom blijven sommige zaken touwtrekkerij en sommige leerlingen weten daar heel goed mee te spelen. En hij speelt dus dit keer niet. Het gaat hierbij ook om een kosten-‐batenanalyse: wat kost een pv, OM en eventuele rechtszaak tegenover een huisbezoek. Het echte mobiliseren van leerplichtambtenaren om in gesprek te gaan en dus door te pakken is ook in dat opzicht gunstiger. De rechter heeft de jongen ook niet de andere dag op school.
80
Interview 11 februari 2014 Pauline van Swaal Regionaal Bureau Leerplicht West-‐Brabant De Leerplichtwet bevat twee centrale verplichtingen, namelijk de verplichting tot inschrijving op een school en het geregeld bezoeken van de school van inschrijving. Als leerplichtambtenaar speelt u een centrale rol in de naleving van deze verplichtingen. Niet alleen bent u degene die uiteindelijk tot handhaving beslist, u treedt allereerst op als contactpersoon van ouders. Doordat u voorafgaand aan eventuele strafrechtelijke handhaving diverse motiverende gesprekken heeft met ouders waarbij u naleving stimuleert, zou ik dit beschrijven als een dubbelrol. -‐ Ziet u dit ook als een dubbelrol? Nou ja, ik zie het niet aan de ene kant en aan de andere kant. In eerste instantie motivering en zorgen dat de leerling weer naar school gaat. Pas als al het andere niet werkt dan pas ga je over naar de andere rol. Het is niet zozeer als twee petten, maar het is meer een proces. Hoe ik het aanpak? De eerste keer is dat je aangeeft dat je ze het voordeel van de twijfel geeft en je geeft aan van er is sprake van 14 of 15 uur verzuim en dat het in ieder geval moet ophouden en dan ga je onderzoeken wat de jongere en ouders ervoor nodig hebben om te voorkomen dat je weer terug moet komen. Een tweede en derde gesprek kun je niet ingaan zonder een pv in te zetten. Dan moet er al iets gebeuren of het nu halt is of een pv als het echt niet anders kan. Ik zie het niet als dubbel maar als opeenvolgend. Marcel: ik maak in de praktijk wel mee dat een jongere soms twee of drie gesprekken heeft voordat er pv wordt opgemaakt. Soms spreek ik een jongere preventief toe tijdens een inloopspreekuur terwijl er nog geen wettelijk verzuim is, Bij wettelijk verzuim spreek ik echt waarschuwend van aard. Ik geef dan een formele waarschuwing. Deze handelswijze is in ieder geval eerlijk omdat niet iedereen preventief wordt gemeld maar dit wel het geval hoort te zijn bij wettelijk verzuim. Als iemand bij 3 uur verzuim preventief gemeld wordt of langskomt, dan moet dit daarna niet automatisch resulteren in een proces-‐verbaal terwijl anderen pas vanaf 16 uur verzuim voor het eerst gemeld worden. Een pv is je laatste kruit dat je verschiet, daarna kun je als leerplichtambtenaar niets meer doen. Dan heb je alles ingezet wat er in te zetten valt. In Rotterdam zijn ze daar duidelijk in: een tweede gesprek is altijd, al is een jaar later of twee jaar later, een tweede gesprek is altijd een pv. Maar goed daarna kun je dus niets meer. Dan wordt het al bij het OM weggelegd. Tot de uitspraak is er nog een reden om je te gedragen, maar goed sommige jongeren denken ik heb nu toch al een pv en ik krijg nu toch al straf of het nu 22 of 25 uur werkstraf is, lekker belangrijk ik ga sowieso niet naar school want dat was toch al het fijnste wat ik deed. Marcel: dat zou ik nog willen aanvullen, ik zie nog geen rechter die dat kind de andere dag wel op school heeft. Snap je? Pauline: en er zit ook heel veel tijd tussen. Er zit in Breda minstens drie maanden tussen het pv en de rechtbank. Marcel: je moet ook kijken wat ga je bereiken met je pv? Is het alleen die straf of gaat hij straks terug naar school? Dat is natuurlijk het uiteindelijke streven, dat een kind weer naar school gaat. De straf zelf is niet het hoofddoel, het is meer een middel om het kind op school te krijgen. Straf is inderdaad nooit het hoofddoel en het is inderdaad een middel om een kind op school te krijgen. Voor ons wel. -‐ En zo ja, hoe ervaart u deze dubbelrol? -‐ Hoe ervaart u uw plaats in de handhavingscyclus naast andere betrokkenen zoals schoolbesturen, het gemeentebestuur, het OM en rechters? Ja het is goed op elkaar afgestemd. De leerplichtambtenaar zit ook vaak op de scholen. Het is een vaste contactpersoon, zo is dat in ieder geval in Breda. Die weg tussen school. Het schoolbestuur zie ik in de praktijk niet echt als een actieve contactpersoon. Het komt omdat leerplichtambtenaren vaak al in de school zitten zeker op het vo en MBO iedere twee weken en sowieso een schooladviesteam of social team of hoe je dat ook wilt noemen. Dus die lijntjes zijn heel kort. Verzuim gaat intern naar de zorg coördinator, de zorg coördinator zit in het zorgteam
81
waar de leerplichtambtenaar ook in zit en mogelijk heb je eerste een preventief gesprek en ga je kijken of daar al iets te winnen valt door het stoppen van verzuim. Als dat niet zo is dan komt er een officiële melding via DUO (verzuimloket) en ga je op een formele manier uitnodigen met de ouders erbij. Dus in die zin, en de opvolging naar het OM. Ik zit even te denken hoe ik dat concreet kan maken, maar gevoelsmatig gaat het heel soepel in elkaar over. Al moet ik wel zeggen dat van het moment van het opstellen van het pv tot het moment van voorkomen van de zaak dat vind ik wel heel lang tussen zitten. Hoe lang zit daar gemiddeld tussen? Marcel: na het opmaken van het proces-‐verbaal staat het meestal binnen 3 maanden op de rol. En dat betekent dat als je kijkt naar een psychologisch opvoedingsprincipe dat er geen sprake is van een lik op stuk beleid. Je gaat een kind een figuurlijke klap geven, drie maanden nadat het fout is geweest. Pauline: en dat is wel jammer. En ikzelf zie het ook. Nadat het pv is opgemaakt heb je als leerplichtambtenaar even geen rol meer. Het is wachten tot. Marcel: als leerplichtambtenaar kun je zeggen van luister dat proces-‐verbaal is opgemaakt maar bij de rechtszaak zit ik erbij en de rechter zal willen weten hoe je je nu gedraagt. Het is geen verloren zaak dus zorg dat je je gedraagt en dat je naar school gaat en dat ik een goed verhaal kan houden. Pauline: het is wel een nieuw ijkpunt. Zo leggen we het leerlingen wel uit. Maar het is wel een heel lange periode van drie maanden. En je niet weer iedere dag aan de deur gaat staan en gaat zeggen van je moet naar school. Pauline: het gemeentebestuur die rol die zie ik niet. Dit komt ook omdat er geen last onder dwangsom wordt opgelegd in Breda. Dit Rbl werkt voor 18 gemeenten dus 18 wethouders zitten in een bestuur. Het is politiek hier nog niet binnengekomen dat ze dat willen doen. Maar de mogelijkheid is er ten alle tijd, want dat ligt vast in de Awb en de Lpw enzo. Toezicht Schoolbesturen dragen de zorg voor een goed functionerende verzuimregistratie. Dit is een belangrijk onderdeel van handhaving van de Leerplichtwet. -‐ Wat is uw ervaring met de kwaliteit van verzuimregistratie? Is deze compleet, juist, en up-‐to-‐date? Van alle scholen in Breda, ik werk hier nu een jaar, heb ik de ervaring dat ze volledig, compleet, up-‐to-‐ date en betrouwbaar is. Van mijn scholen, maar wat ik hoor ook wel van veel collega’s. Heb je het over vo of MBO? Allebei zowel vo als MBO. Ik ken mensen in het MBO die het verzuim niet durven te melden omdat er soms 20% ruis zit in het digitale registratiesysteem. Bij het prinsentuin gaat het wel heel goed en bij het vo gaat het sowieso heel nauwkeurig. Want bij het po doen ze het nog eens handmatig. Maar het zijn over het algemeen systemen waar een docent bij het opstarten van zijn les niet omheen kan en je moet toch invullen. Je kunt een keer een vinger mistellen maar er wordt heel veel aandacht aan besteed. Op sommige scholen misschien beter dan bij anderen. Ik moet zeggen mijn MBO scholen hebben op dit moment een pilot om jongeren die verzuimen thuis te laten bezoeken door een bedrijfje. Met de achterliggende gedachte dat dan ook het verzuim naar boven komt en dan overeenkomstig moet worden gehandeld. Het zijn verbetertrajecten waarbij de knelpunten in beeld worden gebracht. Het kan zijn dat mijn scholen een vertekend beeld geven t.o.v. andere scholen. Maar mijn scholen kampen echt met veel problemen om de verzuimregistratie zuiver te krijgen. Het positieve is wel dat ik het weet en dat eraan gewerkt wordt. -‐ Wanneer wordt u door een schoolbestuur betrokken bij langdurig of veelvuldig verzuim van een leerling? Binnen welk tijdsbestek vanaf verzuim wordt door schoolbesturen contact met u opgenomen? In ieder geval die 16 uur per 4 weken omdat via het verzuimloket daar ook op wordt benadrukt dat dat de absolute grens is om te melden. En bij vermoeden van ongeoorloofd verzuim. Als ze weten dat iemand in een coma ligt op een ziekenhuis of langdurig afwezig is dan niet. Ja die 16 uur per 4 weken is wel richtlijn. En daar wordt ook goed aan gehouden? Ja dat niet altijd. Dat is wel een beetje wisselend. Mijn ervaring is wel dat op een vo school al jaren met elkaar wordt samen gewerkt. Die
82
samenwerking is een vanzelfsprekend en je kunt dus heel snel met elkaar schakelen. Op mijn MBO scholen heb ik nog heel veel credits nodig om goed samen te kunnen werken. Het is aan elkaar wennen dus ook? Ja scholen met heel veel autonomie zeggen letterlijk dat je welkom bent omdat je van hun binnen mag komen. Je kunt dan als leerplichtambtenaar natuurlijk gaan zeggen dat je als toezichthouder altijd kan binnenstappen als dat nodig is, maar daar schiet je niet veel mee op. Er moet worden samengewerkt en dat doe je door flexibel te zijn, maar ook door duidelijk te zijn en steeds weer aan te geven hoe het moet. Tot voor kort of wat is het tot 6 jaar geleden hadden we natuurlijk alleen nog maar de Lpw, dat was eigenlijk nog maar 10% van de leerling populatie viel onder ons. Maar nu valt 90-‐95% van hun populatie onder ons. Dat is iets wat een beetje moet groeien. Het is ook pas 2-‐3 jaar ook landelijk dat we op de scholen zelf structureel met spreekuren en zorgadviesteams aanwezig zijn. Het is echt nieuw. Het zit nog niet goed tussen de oren. In Tilburg heb ik gewerkt. Dat was 8 jaar geleden en dat was echt van je reinste onzin om mensen van beroepsonderwijs te stimuleren om op school te blijven. Dat was zo’n contrictus termus; daar kies je voor en als je niet wilt dan hoef je niet te komen. Die omslag daar zijn we nu 7 jaar mee bezig. Die termijn van 16 uur dat weten ze wel maar dat wordt regelmatig overschreden. Wat je in de praktijk ziet is dat een docent bij het po/vo gekozen heeft om met leerlingen te werken. Die docent wil met leerlingen werken. Terwijl sommige docenten op een MBO school alleen hun vak willen overbrengen. Een leerling die niet oplet kan dan ook echt te horen krijgen dat die beter kan vertrekken. Een leerling kan zich dan als ongewenst beschouwen en weg gaan blijven. De maatschappelijke rol wordt wat minder gezien. Die cultuuromslag op het MBO is nog gaande en het gaat de goede kant op. Is dit naar uw mening op tijd?
-‐ Wanneer u betrokken bent bij verzuim van een leerling, dan heb ik begrepen dat u eerst met ouders en/of leerlingen in gesprek treedt om hen te bewegen tot naleving van de Leerplichtwet. -‐ Wat is uw handelwijze? Hoe benadert u ouders en/of leerlingen? Hoe ga ik dat aanpakken. In eerste instantie leg ik uit waarom ik hen uitnodig voor een gesprek en dat ik leerplichtambtenaar ben van hun gemeente. Over het algemeen vraag ik aan de leerling of ze weten wat een leerplichtambtenaar is en dan licht je dat toe. Dat je bent aangesteld om er tot de dag dat ze 18 jaar worden erop toe te zien dat ze naar school zullen moeten. Dan leg ik uit dat in het uiterste geval mochten wij er samen niet uit kunnen komen en dat het verzuim aanhoud ik een pv tot mijn mogelijkheden heb. Maar ja een eerste gesprek dan licht ik daarna toe dit is een kennismaking, een onderzoek om te kijken wat er aan de hand is. De norm is je moet naar school van dat punt ga je vragen vooral aan het kind en of de ouders op de hoogte zijn, wat er onderliggend is. Waar was je op dat tijdstip, je bent er deze week nog niet geweest, weten je ouders ervan? Dus dan ga je het onderzoek doen en aan het einde van het gesprek maak je strakke afspraken met een controlemoment vaak over 4 weken. Of er in de tussentijd verzuim heeft plaatsgevonden. Afspraak is in ieder geval dat het verzuim stopt en als de leerling iets nodig heeft ja dan wil ik daar met school nog kijken of zij er een rol in kunnen hebben bv schoolpsychologisch of maatschappelijk werker of wat dan ook. Maar de bedoeling is dat het stopt. -‐ Wat zijn veel gehoorde argumenten van ouders en/of leerlingen die het verzuim zouden rechtvaardigen? Veel gehoorde argumenten: geen zin. Mn wekker heb ik niet gehoord. Veel gehoord, we horen van alles van ik moest wachten totdat de supermarkt open was want er was geen brood in huis en anders kan ik toch niet naar school maar dat zijn de uitzonderingen. Ik zit te denken op veel gehoord. Ja het meest gehoord is geen zin. Waarom heb je dan geen zin? Weet ik niet. Je zult toch moeten. We hebben allemaal wel eens geen zin om te werken of naar school te gaan of om iets te doen maar het hoort er wel bij. Dus ja dat is wel de meest gehoorde. Soms pestgedrag van andere leerlingen. Soms thuissituatie, dan vind ik thuisblijven ook weer een tegenstelling. Daar moet je wel wat mee. Als dat een reden is om niet fijn te functioneren op school. Als zoiets wordt genoemd in een gesprek dan ga je wel een afspraak maken met een maatschappelijk werker of de zorg coördinator van school te laten proberen om de leerling te benaderen of een vertrouwenspersoon maar ja dat zijn
83
-‐ -‐
geen argumenten om thuis te blijven. En pesten vind ik soms zelf wel een lastige want dat kan, pesten ervaren dat kan heel snel zijn dat is moeilijk waar aan te pakken, maar de leerling zelf vindt het zo erg dat hij niet naar school wil. Dat vind ik wel een moeilijke. Je hebt vecht en vluchtgedrag en als je dat vluchten niet accepteert dan zal je moeten accepteren dat het kind gaat vechten bij wijze van spreken (als je het zwart-‐wit ziet). Je zou een grens kunnen stellen tussen fysiek en mentaal pesten. Ik heb nu ook een meisje inderdaad die met coaches, psychologen en de privésituatie toch niet naar school durft of wil heel sterk omdat er gepest is. Dat gaat om handtekeningen die gezet worden waardoor ze dan niet aan mee mag doen. Er mogen dan 5 mensen niet aan mee doen. Dit gaat een beetje te diep uitgegraven. Het soms in hele kleine dingen dat pesten en dat is soms moeilijk te beoordelen. Iemand heeft dan veel andere dingen al meegemaakt en zegt dit is de druppel, maar het is eigenlijk maar een druppeltje. Dan zou je wel willen zeggen je moet naar school. Wat ik ook wel terug hoor is dat iedere casus zijn eigen unieke elementen heeft. Zo heb ik een zaak met een jongen met een moeder met zwaar borderline, ze hebben een kind in huis dat zwaar doof is en naar een speciale school gaat wat veel zorg heeft. Waarbij de jongen de ex vriendjes van moeder moet afpoeieren en tot diep in de nacht zit te gamen en naar school moet. Ze weigeren alle hulp. Dan ga je een AMK melding doen en van het AMK hoor je dan weer dat ook zij er niks aan kunnen doen. In zo een geval kun je met zorg niks bereiken en dan moet je een pv maken. Dan komt er alsnog de zorg in beeld. Dat was duidelijk he? Dat ieder pv ook bij de RvK komt. En dat de raad een strafadvies doet aan het OM dus ja als het zo is, is het jammer en het vertraagt. Verschillen deze argumenten tussen het primair en voortgezet onderwijs? Wat is uw ervaring met deze gesprekken? Wat is het effect hiervan? Op korte termijn redelijk tot goed. Alleen ja er moet wel een goede overdracht zijn naar school. Dat er vanaf dat moment op school weer achteraan gegaan wordt. De eerste paar dagen of de eerste week of twee weken zit het nog wel vers in het geheugen maar als school niet merkt als er 1 uurtje verzuim is tweeënhalve week na het gesprek dan zullen ze misschien ook niet merken als ze nog een uurtje verzuimen of nog een uurtje dan voor je het weet is het weer gewoonte. Want ze kwamen al bij ons omdat er een gewoonte was van spijbelen. Want 16 uur is al best veel, je hebt geen 40 uur les in een week. Dus het er misschien 30 dan heb je al 4 uurtjes per week en dat is best veel. En dat is dan niet alleen van die maand waarschijnlijk maar daarvoor was het al 3 uurtjes per week en daarvoor 2 uurtjes per week. Dus het is ook vooral afhankelijk van de school of ze het in de gaten houden? Ja en terugkoppeling is ook heel belangrijk. Dat er vanaf dat moment weer alert vanuit school gereageerd wordt en dat ze ook blijven bellen met ouders. Ondanks het gesprek van gisteren was hij er niet, ondanks het nablijven was hij vandaag weer te laat. Maar als je dat combineert dan is het effect wel groot vind ik.
Handhaving -‐ Wanneer u na gesprekken met ouders en/of leerlingen besluit het OM in te lichten wordt u op de hoogte gehouden van het vervolg? En heeft u van te voren nog zicht op het gevolg van inlichten van het OM? We krijgen een uitnodiging voor de zitting en dan horen wat het advies is van de RvK als zij tussentijds onderzoek hebben gedaan over relatief verzuim dan voor een 12plusser. Bij een iemand jonger dan 12 dan komt er geen onderzoek van de RvK dan komt er gewoon een uitspraak naar de ouders toe. Wordt u wel als getuige gevraagd? Als getuige worden we inderdaad opgeroepen om bij de zitting aanwezig te zijn. -‐ Hoe frequent wordt het OM ingelicht van verzuim? -‐ Zijn er in de praktijk alternatieven op het inlichten van het OM? Er zijn ook alternatieve handhavingsinstrumenten, zoals de last onder dwangsom die door het gemeentebestuur kan worden opgelegd en het onder toezicht stellen van een kind wanneer schoolverzuim een dermate ernstige factor is die leidt tot het in gevaar brengen van de ontwikkeling van het kind.
84
-‐
-‐
Bent u bekend met gevallen waarin een last onder dwangsom dan wel ondertoezichtstelling is opgelegd? Zo ja, kunt aangeven onder welke omstandigheden hiervan gebruik is gemaakt? Er wordt geen last onder dwangsom opgelegd in Breda. Naar aanleiding van onderzoek door de RvK wordt er vaak wel of naar aanleiding van een melding bij bureau jeugdzorg wordt wel verzocht om een OTS maar ik denk niet puur en alleen vanwege verzuim. Het is meer een omstandigheid die eraan bijdraagt dat er voor OTS wordt gekozen. Ik weet ook niet of je bij een kantonrechter een OTS kunt opleggen. En 9/10 zaken die zullen bij het kanton voorkomen dan is er niet rechtstreeks uitspraak gedaan worden over een OTS. Wat vindt u van de verhouding tussen deze maatregelen en het strafrechtelijk traject?
Wat ik opmaak als nu ik jullie beiden gehoord heb, ligt volgens mij de nadruk op preventie. Dat je vooral de nadruk legt op het gesprek om het kind te motiveren om weer naar school te gaan. En niet om een handhavingstraject in te gaan en zo alsnog af te dwingen dat een kind naar school gaat. Klopt dat? Dit stuk is een herhaling van de uitwerking van het interview met Marcel Stoel. Pauline: In Breda wel. Marcel: Dat is een van de redenen waarom ik wel in dit rbl wil werken, maar niet in Rotterdam als ik jou, Pauline, zo hoor. Als dat daar zo zwart-‐wit is, altijd een pv bij een tweede gesprek dat zou voor mij te zwart-‐wit zijn. Dan heb je eigenlijk een machine, een koekjesfabriek van pv’s. Input is verzuim en output bij het eerste gesprek is een waarschuwing. Input is tweede verzuim en output is een pv. Ik vind het hier binnen ons RBL ook mooi als je een collega hoort roepen “yes” hij is terug naar school of “yes” een vsv’er terug naar school. Dat vind ik een mooie mix. Als wij een pv opstellen dan hebben het eigenlijk al opgegeven, dan hebben we het maximale gedaan. Dan weten we het echt niet meer. Dan zoek het maar uit, dat is een beetje extreem gezegd. Het is machteloosheid, je hebt alles geprobeerd, op school alles geprobeerd. Pak eerst die lichte maatregelen en soms heeft een leerling een tweede gesprek nodig om door te dringen dat ze hun verhaal kwijt kunnen bij de leerplichtambtenaar en dat ze hulp kunnen krijgen. Je moet ook geen 5/6/7 gesprekken hebben. Dan komt het niet meer sterk over. Met signaal ziekteverzuim waarbij er veel wordt ziek gemeld heb ik soms 4/5 gesprekken. Bijvoorbeeld omdat ziekmeldingen iedere keer worden afgedekt of omdat er zaken langs elkaar heen lopen. In dat soort gevallen ga ik ook vaak op huisbezoek om te kijken of een leerling ook echt ziek is. Op huisbezoek? Ik ben wel eens onaangekondigd langs geweest. Op het moment dat ik bij zijn woning sta, is hij niet thuis. Ongeoorloofd verzuimd. Die conclusie is te snel. Omdat ik weet dat moeder erg aan haar ouders hangt die heel dichtbij wonen ben ik daar heen gegaan. Daar aangekomen zit moeder binnen met het andere kind, maar niet de jongere die ik zoek. Als ik aanbel zie ik de jongere die ik zoek net binnen stappen. Dan is het dus ongeoorloofd. Nee die conclusie is weer te snel. Ik vraag eerst aan die moeder waar is uw kind geweest. Die zegt dat haar kind net van de huisarts afkomt. Ik zeg oké. Dan vraag ik separaat van de moeder aan de jongere waar hij vandaan komt. Die geeft aan van de huisarts en laat een recept zien van de huisarts. Op een gegeven moment komt opa binnen. Separaat van de jongere heb ik gevraagd waar ze vandaan komen. Opa zegt ik ben net met haar kind naar de huisarts geweest. Dan komt er nog een moment, volgende week weer controleren. Ja maar op dat moment zit jij wel met een onaangekondigd huisbezoek om vast te stellen dat hij ongeoorloofd verzuimd maar de feiten wijzen er wel op dat een ieder zijn verantwoording pakt om met zijn ziekteverzuim aan de slag te gaan. Het kan natuurlijk geoorloofd zijn he. Precies, maar dat betekent dat je op dat moment met die jongere in een hakkeltraject zit. Je moet dan ook heel eerlijk en oprecht zijn dat je dit accepteert. Dit is ontlastend en je pakt hem niet. Daarom blijven sommige zaken touwtrekkerij en sommige leerlingen weten daar heel goed mee te spelen. En hij speelt dus dit keer niet. Het gaat hierbij ook om een kosten-‐batenanalyse: wat kost een pv, OM en eventuele rechtszaak tegenover een huisbezoek. Het echte mobiliseren van leerplichtambtenaren om in gesprek te gaan en dus door te pakken is ook in dat opzicht gunstiger. De rechter heeft de jongen ook niet de andere dag op school.
85
86
Rechtbank Zeeland -‐ West-‐Brabant Interview 11 maart Mw. mr. Danielle Bogaert Rb. Zeeland – West-‐Brabant Als rechter wordt u geconfronteerd met zaken die bij u aanhangig zijn gemaakt. Voor u staan het OM en ouders en/of leerlingen die ieder hun zaak bepleiten. Het OM brengt de zaak aan. De OvJ is aanwezig op de zitting. De kantonrechter, dat ben ik, behandelt Leerplichtwetzaken. De leerling zo noem jij dat braaf, maar ik zou het gewoon de verdachte noemen, die is ook aanwezig. En ouders zijn sinds twee jaar verplicht om te komen. Dat is juist bij dit soort zaken heel fijn; om te horen hoe het thuis nu gaat. Heeft u thuis 5 wekkers om zijn hoofd staan? Wat doet u eraan om uw kind naar school te krijgen? Het kan ook zijn dat de ouders als verdachte worden gedagvaard om voor de kantonrechter te verschijnen. Dus dat is de plaats zoals iedereen staat. Dus die zijn er. En omdat het een jeugdige betreft, is er soms ook een advocaat. Ik had ook begrepen van de leerplichtambtenaren dat er zaken waarin een leerling verdachte is dat ook altijd de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld. Ja dat klopt. Zit die er dan ook bij om als getuige verhoord te worden? Officieel is het wel een getuige en zijn ze ter zitting aanwezig. Daarnaast schrijven ze ook altijd een raadsrapport. Dus dat rapport wordt ingediend en zij zijn dan aanwezig om vragen te beantwoorden die ontstaan zijn naar aanleiding van het rapport? Ja precies. Het kan soms zijn dat ze, naar aanleiding van wat een leerplichtambtenaar opmerkt of de ouders of de jongen of het meisje zelf naar voren brengt, dat ze hun advies aanpassen. Een officier kan ook vragen stellen aan de RvK. Bij spijbelzaken zit er inderdaad ook altijd een vertegenwoordiger van de RvK. Het is een vaste vertegenwoordiger dus die heeft ook kennis van zaken. Dus dat zijn de personen die in de zittingszaal zitten. Soms zit er ook iemand van de jeugdreclassering of de William Schrikker groep voor kinderen met een lager IQ. Er zijn vrij veel personen op de zitting. De leerplichtambtenaar komt ook getuigen en deze moet ik bij elke zaak opnieuw beëdigen. En dan gaan we aan de praat. Er is dus eigenlijk altijd een leerplichtambtenaar aanwezig? Ja hij is verplicht om te komen. Is dat ook degene die het dossier heeft opgemaakt? Meestal wel, als ze kunnen. Toezicht -‐ Denkt u dat veel zaken u niet bereiken door toezichthoudende taken van andere betrokkenen zoals de leerplichtambtenaren en schoolbesturen? Zo ja, hoe beoordeelt u dat? Daar hoop ik op, laat ik het zo zeggen. Ik denk wel dat dat zo is. Dat zij in de voorfase veel afbakenen. Maar het heeft ook te maken met het aantal uren van verzuim. Boven een aantal uren zijn ze verplicht om proces-‐verbaal op te maken en dan gaan ze eerst bij een gering aantal uren naar Halt en als het meer wordt dan komt het bij de officier. Dan kan via een TOM zitting, dat is officierszitting, een gesprek tussen de verdachte en de vertegenwoordiger van het OM parket. Dat ligt aan het aantal uren verzuim. Als er meer dan 40 uur verzuim is dan komt het richting de rechtbank en wordt er een dagvaarding uitgevaardigd. Dus dan wordt er altijd een dagvaarding uitgevaardigd, bij meer dan 40 uur verzuim? Ja. En die 40 uur, want ik weet dat ze het hadden over 16 uur verzuim in 4 weken dat er dan sprake is van ongeoorloofd verzuim dat er dan altijd een DUO melding wordt gedaan. Is het dan ook dat die 40 uur in 4 weken moet zijn gebeurd of kan dat optellen zijn? Dat kan volgens mij ook op een langere periode zien. Ik heb de aanwijzing daarvan. Die zal ik zo even zoeken. Dat is afhankelijk van het aantal uren waarvan iemand wordt verdacht want het is nog een verdachte. Er is nog niet bewezen dat hij heeft gespijbeld. Ten aanzien van de scholen en dat is ook een hele grappige vraag. Wat ons opvalt is dat niet van alle scholen in onze omgeving leerlingen worden gedagvaard . Ik zit ook bij het APJ. Dat is een overleg van onder andere OM, rechtbank, leerplichtambtenaren gemeente en raad voor de kinderbescherming. Een aantal partijen dus. Dit jaar is een speerpunt van het OM aanpak van schoolverzuim. Daar zijn ze op gefocust. Wij bespreken dan nog al eens dat het opvallend is dat altijd dezelfde scholen een
87
-‐
proces-‐verbaal insturen. Ik kan me niet voorstellen dat er daar echt meer kinderen spijbelen. Ik heb nog nooit een proces-‐verbaal van het Mencia, het OLV of het Stedelijk Gymnasium gezien. We vragen ons dan kritisch af hoe komt het nu dat daar geen pv’s van komen, doen zij het op hun eigen manier af of schuiven ze eventueel verzuim onder de mantel. Wat opvalt, is dat vMBO scholen heel ijverig zijn in het opmaken van pv’s. Daar zal meer problematiek spelen en daar komen kinderen wellicht eerder in zicht. Ik kan me niet voorstellen dat spijbelen op andere scholen niet voorkomt. Ik wil daar verder geen waarde aan hechten, maar het is wel opvallend. Hoe ziet u uw rol in verhouding tot andere betrokkenen in de handhavingscyclus? Ja, ieder heeft zijn eigen rol en dat loopt soepel in elkaar over. Als de leerplichtambtenaar op zitting komt dan heb ik natuurlijk altijd wel kritische vragen, vooral naar ouders toe is het wel verwijtbaar als ze eventueel verdachte zijn. Hoe is die relatie geweest? Nu begrijp ik uit jouw verhaal dat er al veel in het voortraject is gevolgd. Soms merk je ook op zitting een enorme spanning tussen ouders en een eerplichtambtenaar. Ja, met het OM. Die brengt de zaken aan en heeft een andere rol. Maar die verhouding verloopt op een hele prettige manier allemaal. Ook met de leerplichtambtenaar op zitting verloopt alles soepel. Leerplichtambtenaren hebben vaak net kort voor de zitting contact gehad met de school om te vragen of het spijbelen is gestopt of dat het spijbelen is doorgegaan. Als dat laatste zo is, dan leveren ze vaak een aanvullend pv in, partijen zullen er mee akkoord gaan dat we dat ook maar meteen meepakken, want anders moet een verdachte over 2/3 maanden weer op zitting komen dus dan pakken we dit meteen mee. Als nu blijkt dat het goed gaat sinds die tijd dan kan dat wel van invloed zijn op de uit te spreken straf. Dat is ook inderdaad wat ik leerplichtambtenaren heb horen zeggen. Dat ze altijd als waarschuwing meegeven naast het opstellen van een pv van als je je toch gedraagt ik zie het wel, houd daar rekening mee want we zien het en kan het in je voordeel of in je nadeel werken. Zo werkt dat ook echt. We kijken altijd in het belang van de minderjarige. Het is nooit leuk om hier te komen. Als een verdachte hier maar 1 keer i.p.v. 2 keer hoeft te komen en deze maar 1 keer een totale straf krijgt, dan is het in zijn belang en dan gaan partijen daar wel mee akkoord. Maar dan moet wel heel duidelijk het aantal uren, het aantal dagdelen in het pv staan. Als er een onduidelijkheid is dan nemen we het niet mee. Het kan dan ook weer ten nadelen van zo’n jongen of meisje werken. Want die verzuimregistratie is die wel sluitend en duidelijk? Sluitend wel, wij gaan ervan uit dat hij klopt, maar ik vind het beslist niet makkelijk en ook niet duidelijk. Ik stel daar dus ook wel vragen over. Er zit wel een geleide lijst bij waarin het aantal dagdelen is opgenomen. Ik heb er nog wel een voorbeeld van. Dit is een proces-‐verbaal. Hier staat wat de taak van de leerplichtambtenaar is. Het gaat om deze jongen. Dit zijn de ouders. Er zit een verklaring van de school in. Het voortraject wordt er duidelijk in opgenomen. Vaak is het zo bij leerlingen die niet zo goed kunnen leren dat ze de praktijk in willen. Dat wordt hier dan ook weer aangevoerd. Maar dan gaat hij ook niet naar stage zie ik. Moeder reageert niet op de leerplichtambtenaar. Soms is moeder hier ook wel als verdachte aangemerkt. Je ziet dat er in het contact tussen ouders en school vaak al spanning is. Het is vaak ook onmacht van de ouders om het voor elkaar te krijgen. En dan gaat een leerplichtambtenaar soms een zorgmelding doen bij het AMK. Dan maken ze zich zorgen om de thuissituatie en dan wordt de RvK erbij betrokken. Rechter toont een dossier: Dan heb je hier wat er in het verleden heeft gespeeld, eerdere meldingen. Dit loopt al wat langer. Het aantal dagdelen en op welke datum staat erop. Sociaal emotionele problemen, ik zeg al dan komt de RvK er gewoon bij. Dan zijn er al gesprekken geweest en de maatregelen van school. Er staat al heel netjes opgesomd wat er al in het voortraject is gebeurd. Nou dan zijn er wat jij ook zegt, de waarschuwingen over de consequenties van het schoolverzuim. Dat er een pv wordt opgemaakt, dan wordt de minderjarige gehoord, de jongen zelf. Vaak komen ze dan niet, hij laat ook niets weten. Dan weet je dat het niet goed zit. Deze jongen zit ook op het speciaal onderwijs. Communicatie verloopt lastig. Hij zegt bijna niets. Je zult zien dat als hij op zitting komt. Hij misschien genoeg te vertellen heeft. Ja misschien maar dat vind ik ook zo leuk aan kantonrechter zijn dat je die kinderen aan het praten krijgt omdat ze dan ook wel doorhebben dat dit niet zo handig is voor hem en hij voor zijn eigen toekomst niet zo handig bezig is en zijn eigen toekomst aan het vergooien is. Dat is mijn taak op de zitting vind ik; inzicht geven in hoe je hem toch
88
wel weer gemotiveerd krijgt en inzicht geven dat hij zijn eigen toekomst aan het vergooien en hem een soort hulptraject aan te bieden. Dat is bij dit soort zaken ook je belangrijkste taak. Daar ligt echt de nadruk op. Daarom zit die RvK er ook op, om ook daar naar te kijken. Dan wordt er gekeken in 2011; toen was het ook al fout dus dat is dan het proces-‐verbaal. Dan is hier de oproep om bij de gemeente langs te komen om te praten. Dat wordt ook bijgevoegd. En hier is dan de geleidelijst. Dat gaat dan over, even kijken naar de dagvaarding. Het gaat om deze periode. Je ziet dat het al eindeloos lang bezig is. Dat is wat je moet begrijpen. Deze gaat op zich wel. Ik begin meestal bovenaan. Dan zie je, er is een langere periode ten laste gelegd dan dat hier staat. Dat klopt dus niet en dat is al een reden om daarover te vragen op zitting. Deze minderjarige is al sinds 2009 aan de gang. De notoire spijbelaar. De notoire spijbelaar, dan moet je de zaak anders aanpakken. Er speelt ook een TUL. Dan is er al een straf uitgesproken. Deze jongen is al berecht op 2 november 2012. Toen is een taakstraf opgelegd van 80 uur, waarvan 30 voorwaardelijk. Nu blijkt dat hij waarschijnlijk die 30 uur niet heeft gewerkt of dat hij zich niet heeft gehouden aan de begeleiding van de jeugdreclassering want dat is hier een bijzondere voorwaarde; hier zit er een negatieve retourmelding van de jeugdreclassering bij. Dan blijkt dat hij niet bereikbaar is geweest en dan kan hij die 30 uur moeten gaan werken. Er ligt een negatieve retourmelding en de officier die maakt dan inderdaad de vordering op om hem voor de kantonrechter te laten komen om zich te verantwoorden over het niet nakomen van de bijzondere voorwaarde. Er is een TUL bijzondere voorwaarden opgemaakt en dat wil dan zeggen dat hij zich moet verantwoorden over de reden waarom hij niet naar de jeugdreclassering is gekomen. Als bijzondere voorwaarde is dat gesteld en die voorwaarde is gekoppeld aan de 30 uur voorwaardelijke werkstraf. Dat kun je op de zitting gaan bespreken. Wat is er gebeurd? Waarom ben je niet bereikbaar? Als hij geen zin heeft om met jeugdreclassering aan de gang te gaan, dan moet hij wat mij betreft gewoon 30 uur gaan werken. Maar als ik toch een mogelijkheid bij hem zie, dan kan ik de vordering afwijzen zoals we dat noemen en dan kan ik de proeftijd met nog een half of een jaar verlengen zodat de jeugdreclassering er nog een jaar op gaat zitten. Het is ook afhankelijk van hoe oud de minderjarige is. Hier is hij al 19 jaar dus dan heeft de jeugdreclassering niet zoveel zin meer. Wat je dan wel kunt doen is de bijzondere voorwaarde veranderen in de begeleiding door de jongvolwassenen reclassering. Maar dat ligt een beetje eraan hoe hij sociaal-‐ emotioneel is. Of hij beter bij de jeugd-‐, jongvolwassen-‐ of volwassenreclassering past. Als hij zich dus niet aan de voorwaarden houdt dan kan hij dus terug gestuurd worden naar de rechtbank. En dan gaan we het er weer stevig over hebben. Zo gaat het een beetje en zo ziet zo’n proces-‐verbaal eruit. Wat heel belangrijk is, is om kritisch te kijken naar de dagdelen. Want hij wordt veroordeeld op die dagdelen. Bij ons is de straf bij notoire spijbelaars, bij 1 dagdeel spijbelen is 1 uur werkstraf. Als ze hier komen, dan hebben ze al een x aantal uren gespijbeld. Dit verklaart wel waar de uren werkstraf vandaan komen in de vonnissen. We hebben hiervoor oriëntatiepunten, want dat was hier ook ergens een vraag. Het OM heeft eisen die zijn opgesteld door de procureur-‐generaals in Den Haag. En wij hebben oriëntatiepunten bij de rechtbank en die zijn anders dan de eisen van het parket. Zij leggen een eis neer en wij kijken of we er wel in mee gaan en of de eisen passend zijn. Het is dus anders. Zij hebben een andere basis dan wij. Het OM heeft dan zo’n richtlijn van de procureur-‐generaals in Den Haag en daar staat dan in bv die heeft 30 dagdelen gespijbeld dan is dit onze eis. Dat is heel schematisch? Ja klopt dat is heel schematisch. En de oriëntatiepunten van de rechtbank zijn die dan ook zo schematisch? Ja die zijn op zich schematisch. En die zijn landelijk maar wij zeggen altijd oriëntatiepunten zijn net als de richtlijnen om van af te wijken. Je kijkt heel erg naar de situatie. Dus als er bijzondere omstandigheden zijn, dan ga je meer naar een hulpverleningstraject kijken of naar jeugdreclassering. Als een jonger er niet zo veel aan kan doen maar dat het thuis slecht gaat. Dan kijk je door een andere bril dan als iemand bewust spijbelt om het spijbelen. Die kinderen zie je dus niet zoveel. Die komen eigenlijk niet bij de kantonrechter. Wel in het Halt traject. Een beetje stoer doen, naar de Macdonalds gaan, een beetje roken, een beetje hangen. De kinderen die hier komen, daar is vaak iets mee aan de hand en die spijbelen vele uren meer dan kinderen die in aanmerking komen voor een HALT-‐traject. Ik heb ook kinderen die al 3 jaar thuis zitten. Jeugdreclassering heeft dan ook van alles gedaan en die komen thuis. De jongen sluit zich op in de
89
badkamer. De jeugdreclassering staat voor de badkamerdeur om dat joch naar school te krijgen. Voor die kinderen moet je een ander traject in gaan zetten. Er is dus wel verschil. Kinderen die hier komen dan is er echt een hulpvraag en dat is echt een ander verhaal dan bij Halt. Misschien ook leuk, om nog even bij Halt met iemand te praten. Handhaving -‐ Wat zijn veel gehoorde argumenten van ouders en/of leerlingen? Van ouders hoor ik vaak het lukt me niet, onmacht daar komt het vaak op neer. Ik doe van alles, maar ik krijg het jong niet uit bed. Hij heeft een omgekeerd dag-‐ en nacht-‐ ritme. Hij zit te gamen. En je hoort ook van ja ik moet toch naar mijn werk op een gegeven moment dus dan ga ik toch op een gegeven moment naar mijn werk maar dan heb ik hem al 17 keer geroepen. Dat is echt onmacht. Ik geloof dat vaak ook wel. Je hoort ook vaak dat dat wel plausibele argumenten zijn. Dat merk je ook aan de toon op zitting. Ik denk ook wat zou ik thuis meer kunnen doen als moeder zijnde om mijn dochter uit bed te krijgen? Als dat zou spelen. Op een gegeven moment kun je niet meer doen. Bij jongeren hoor je heel vaak dat ze blowen, dat ze een omgekeerd dag-‐ en nachtritme hebben en omdat ze om 2 uur naar bed gaan, kunnen ze niet uit bed komen. Wat ook heel vaak speelt, is dat ze het gevoel hebben dat ze op een verkeerde school zitten. Dat ze geen stageplek kunnen vinden. ja dat zijn vaak argumenten die zij naar voren brengen. Dat komt vaak voor op voortgezet onderwijs of MBO waar de kwalificatieplicht een rol speelt denk ik. Wat zijn de argumenten bij het primair onderwijs? De jongeren komen natuurlijk pas vanaf 12 jaar bij ons. Als ze jonger zijn dan 12 jaar dan zien we ze helemaal niet. Wie behandelt dan de zaak? Nou tenzij het zoveel is dan kunnen ze bij ons komen, maar in principe blijft het bij het OM/HALT. -‐ Welke strafeisen van het OM komen veelvuldig voor? Over de richtlijnen hebben we het net al gehad. Wat ik wel wil opmerken, is dat wij helaas niet zoveel kunnen met Leerplichtwetzaken. We zijn gebonden aan de wet. In de wet staat dat je alleen een werkstraf of een geldboete kunt opleggen. Soms is dat echt jammer, want vooral bij deze jongen denk ik. Je kunt geen jeugddetentie opleggen. Bij sommige zaken als het zoveel voorkomt dan zou het fijn zijn als we konden gaan doorpakken. Maar dat kan dus niet. De strafeisen van het OM zijn daar dus ook op gebaseerd. Ze vragen vaak om jeugdreclassering. Wat niet zo vaak wordt geëist, maar wat wel kan, is dat het OM kan vragen om een OTS. Deze jongen bv of die met de badkamer moet op een andere manier aangepakt gaan worden. Wat wel steeds meer komt, omdat wij die combizaken hebben dus, is een combi van de OTS en een strafzaak/Leerplichtwet. het OM zou meer doordrongen kunnen raken van die mogelijkheid, deze ligt er en dat kunnen ze dus eisen. En dat doen ze steeds meer. Bij de strafoplegging kunnen we niet meer dan een werkstraf opleggen of jeugdreclassering of bijvoorbeeld dat ze mee gaan werken aan MST (multi system therapy). Dat is eigenlijk dat we de Viersprong gaan inzetten op het thuisfront en die wekelijks thuis gaan komen om te kijken: goh u pakt dit zo aan. U zet 5 wekkers langs zijn hoofd maar het werkt niet. Of ze worden boos tegen zo’n jongen maar die jongen moet anders aangepakt worden. Dat kan ook een bijzondere voorwaarde zijn. Dat zijn wel de hulpverleningstrajecten die steeds meer ingezet gaan worden bij notoire spijbelaars. En die in onze combizittingen heel mooi opgelegd gaan worden. En dat is dan iets wat u als rechter oplegt of wat de jeugdreclassering later specificeert? Nee, ik moet de opdracht geven aan de jeugdreclassering. Bv in deze zaak 80 uur werkstraf, waarvan 30 uur voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde jeugdreclassering en meewerken aan MST. Als je daar niet aan mee gaat werken dan komt het weer terug hier. Het is dus echt een maatregel die opgelegd wordt door de rechter en jeugdreclassering kan dan later specifieke eisen stellen? ja, het is een algemene opdracht die wij geven want de jeugdreclassering ziet dat joch wekelijks of maandelijks en heeft precies zicht op wat zo’n jongere nodig heeft. Daarom is het zo ruim omschreven. Dus resumerend ben je als rechter sterk gebonden aan het wettelijk kader maar hulpverlening past binnen dit wettelijk kader en zo is er dus iets meer ruimte gecreëerd? Ja en wat we daarnaast kunnen doen bij een verzoek van de RvK is het opleggen van een OTS. Dat kunnen we ook ambtshalve, maar dat doen we niet zo vaak. Er wordt in dit soort zaken een raadsrapport opgemaakt. En de RvK is in dit soort
90
-‐ -‐
zaken wel vrij moeizaam om dat te adviseren. En dan denk ik ook wel eens wat moeten we nu nog meer gaan krijgen voordat dit wel geadviseerd wordt. Bij die zaak van daarnet met die jongen uit de badkamer heb ik de RvK echt een bepaalde richting ingeduwd op een gegeven moment. Maar zij moeten echt gaan onderzoeken of dat wel een haalbare kaart is. Ik heb deze zaak uiteindelijk 5 keer op zitting gehad, omdat het steeds meer in de richting van een OTS gekneed werd en uiteindelijk is er ook een OTS uitgesproken. En nu gaat dat goed met het joch. Hij gaat weer naar school terwijl hij 3 jaar heeft thuisgezeten. Dat komt omdat er op zoveel fronten hulpverlening is ingezet. Het MST is ingezet, de OTS is uitgesproken. Ja weet je, er is heel goed in kader gebracht hoe gaat het daar nu thuis. Waarom gaat het daar nu niet? Ze zaten zo dicht op dat joch dat het eigenlijk alleen maar averechts werkte. Dan is het heel goed als je op zo’n manier die richting uit gaat duwen. En we hebben ook nog als laatste redmiddel naast de OTS dat je een onderzoek gelast door het NIFP, een persoonlijkheidsonderzoek. Dat hebben we bij dit joch ook gedaan en daaruit kwam wel naar voren dat hij gewoon bepaalde kindeigenfbetrokkenen had en dan weet je beter waar je op moet inzetten. Dit zijn wel de extreme gevallen en dit is natuurlijk niet gebruikelijk. Maar zo veel materiaal hebben we eigenlijk om een jongen die echt in nood zit aan te pakken. En dan zit je eigenlijk echt in die jeugdmaatregelen en dan ga je al een hele andere kant op dan het traditionele pad en dan ligt de nadruk niet langer op bestraffing maar juist op het belang van het kind en hoe je hem zo goed mogelijk kunt helpen. Ja precies. Dat is ook de reden waarom we hier voor een jeugdteam hebben gekozen. Als het kind echt klem zit dan heeft het echt geen zin om een kind 30 uur te laten werken dan moet je gewoon andere maatregelen inzetten. Het lost dan het probleem niet op. Dan zit je net als bij deze jongen, over een jaar zit hij dan weer hier. Onze insteek vanuit team jeugd is om die jongere te gaan helpen. Dat je hem op pad krijgt. Daarom ben ik zo enthousiast over ons team jeugd. Het werkt ook vaak, lang niet altijd, die illusie moet je ook niet hebben. Het is wel dat je vanuit een ander perspectief naar een zaak kijkt en dat verschilt misschien ook met een puur strafrechtelijke bril? Ja vroeger was dat ook zo. We bestaan pas sinds 2010 en voorheen werd de spijbelzaak bij het kantongerecht ondergebracht en werd er heel anders mee omgegaan. Dus ja ik zie dit wel. Ik zou wel nieuwsgierig zijn naar de recidivecijfers. Wij als team hebben het gevoel dat we de jongere meer helpen. Het gevolg is inderdaad wat jij ook al zegt dat de nadruk meet komt te liggen op het hulpverleningstraject dan op het straftraject. Het OM beweegt daar langzaam ook in mee. Ze eisen ook anders dan bijvoorbeeld 5 jaar geleden. En dit is ook landelijk gebeurd? Nee je hebt maar een aantal jeugdteams in Nederland, een stuk of 5 rechtbanken doen erin mee, bv Den Haag, Amsterdam. Den Bosch niet. Er zijn er een paar die daar het belang van inzien. Wij gaan daar op een andere manier mee om. Dat is misschien ook de moeite van het vergelijken waard. Het vergelijken van de jurisprudentie van deze rechtbank met die van Den Bosch in de afgelopen periode. Of hier ook verschil zit in opgelegde straffen. Ja dat zou heel leuk zijn denk ik. Om te kijken of het effect heeft. En dan moet ik ook nog zeggen. Wij zijn sinds oktober 2013 gefuseerd met Middelburg. Maar zij hebben nog geen team jeugd. Dat gaat wel komen, verwacht ik, maar het zou dus kunnen zijn dat je daar andere uitspraken vindt. Maar daar zijn niet zoveel uitspraken. Dus ik zou me vooral richten op Den Bosch. Vindt u dat deze strafeisen passend zijn of maakt u gebruik van uw vrijheid om sancties aan te passen dan wel niet op te leggen? Wat mij is opgevallen in het doornemen van jurisprudentie met betrekking tot handhaving van de Leerplichtwet is dat de sancties die opgelegd worden niet in de buurt komen van de maximale sancties die opgelegd zouden kunnen worden op basis van de Leerplichtwet. Heeft u enig idee waar deze terughoudendheid vandaan komt? En is dit een verandering ten opzichte van eerdere jurisprudentie? Gelet op alles wat ik tot nu toe gehoord heb, dan denk ik dat dit te verklaren is vanuit het hulpverleningsaspect. Klopt dat? Ja, bij deze jongen heeft hulpverlening geen zin meer en dan gaan we natuurlijk wel pittig straffen. We hebben oriëntatiepunten en Leerplichtwetzaken kunnen ook behoorlijke straffen opleveren. Soms kun je 200 uur opleggen en dan hebben ze alleen gespijbeld. Terwijl als iemand een overval pleegt dat kan dan vaak op een andere manier minder zwaar worden bestraft, daar kan dan wel een wanverhouding tussen zitten. Aan kinderen worden zelden boetes
91
opgelegd omdat de ouder het dan betaalt. Dan bereik je het kind niet. We leggen dan of een werkstraf met jeugdreclassering of denken aan een OTS. Dat is dan vanuit het civiele traject de OTS. Er zijn ook alternatieve handhavingsinstrumenten, zoals de last onder dwangsom die door het gemeentebestuur kan worden opgelegd en het onder toezicht stellen van een kind wanneer schoolverzuim een dermate ernstige factor is die leidt tot het in gevaar brengen van de ontwikkeling van het kind. -‐ Bent u bekend met gevallen waarin een last onder dwangsom dan wel ondertoezichtstelling is opgelegd? Zo ja, kunt aangeven onder welke omstandigheden hiervan gebruik is gemaakt? Ik weet nu dat de last onder dwangsom niet wordt toegepast. Het wordt zelden opgelegd ook in andere type zaken zoals met omgangsregelingen. Tenzij een zaak zo pregnant is dat je alle mogelijkheden al hebt geprobeerd. Maar, weet je, mensen zijn vaak al armlastig en dan heeft het geen enkele zin. Dat is ook wat ik me afvraag, want ik zou me heel goed kunnen voorstellen dat je het oplegt bij luxeverzuim waarbij ouders een x aantal keer op vakantie willen en dan het kind van school halen dan kan ik begrijpen dat je als gemeente zegt leg de last onder dwangsom op, maar in andere situaties lost het een probleem niet op. Zeker als ouders hun kind wel naar school zouden willen laten gaan. Nee daarom en als het al gebeurt dan gebeurt het al bij ouders en zeker niet bij kinderen. In geval van luxeverzuim en absoluut verzuim, nu dit aan de ouders wordt opgelegd, zou een dwangsom hier wel passen. OTS gebeurt wel maar dan in het kader bij team jeugd. We proberen de zaken ook op zitting zoveel mogelijk te combineren dat je echt goed over de reden waarom iemand spijbelt kunt spreken. We focussen heel erg op de achterliggende oorzaak van het spijbelen. En als dan de situatie thuis echt schrijnend is dan kan het een maatregel zijn. We zien dat spijbelen een voorbode is van later optredend veel zwaarder crimineel gedrag. Dat komt omdat ze zich vervelen en geen dagbesteding hebben. Daarom zijn we erg ook erg keen op om het in de kiem te smoren. -‐ Wat vindt u van de verhouding tussen deze maatregelen en het strafrechtelijk traject? Bij ons loopt de OTS en het strafrechtelijk traject vrij veel in elkaar over, maar dat zal anders zijn in Den Bosch. Het raadsrapport is heel belangrijk. Zij spreken ouders en het kind vaak voor de zitting en wij gaan wel vaak mee met het advies van de RvK en nemen dit over.
92
Openbaar Ministerie parket Zeeland – West-‐Brabant Interview 3 april 2014 Mw. mr. Janne Kerkhofs OM Zeeland – West-‐Brabant Als OM wordt u in de laatste fase van de handhaving van de Leerplichtwet benaderd. Wanneer leerplichtambtenaren immers ouders en/of leerlingen niet hebben kunnen overtuigen van het belang van naleving zullen zij bij u aankloppen. Het is natuurlijk zo dat scholen moeten melden. De scholen melden dat verzuim bij de leerplichtambtenaar. Dan zijn er volgens mij afspraken tussen leerplichtambtenaren en scholen wat zij eerst onderling doen; wat scholen met de leerling doen. Daarnaast wordt ook vaak een leerling besproken in een overleg op school. Als dat niet tot het opnieuw naar school gaan leidt van het kind, dan wordt de zaak besproken in het leerplichtcasusoverleg (LCO) en dan wordt er beslist door ons of er pv moet worden opgemaakt. Leerplichtambtenaren hebben dus eerst contact met jullie om te kijken of er überhaupt een pv moet worden opgemaakt. Dus dan toetsen ze eigenlijk hun zaak bij jullie? Ja. Eerst heb je school – leerling, dan leerling – leerplichtambtenaar en als dat dan niet helpt dan komen ze bij ons. Of als er pas heel laat wordt gemeld. Als er al heel veel verzuim is en het wordt dan gemeld bij de leerplichtambtenaar dan moet de leerplichtambtenaar dit in het overleg met het OM melden. Dan kunnen ze dus niets anders meer dan doorpakken? Dan moeten ze inderdaad doorpakken en het pv opmaken. Toezicht -‐ Wat vindt u van deze opbouw in de handhaving? Verzuimregistratie – leerplichtambtenaren – OM. Ik denk dat dat in zijn algemeenheid een prima opbouw is, omdat je natuurlijk eerst jongeren en ook de ouders daarop moet wijzen. Er kan sprake zijn van signaalverzuim, maar er kan natuurlijk achterliggende problematiek zijn. Op zich is het idee om het op die manier te doen een hele goede. In de praktijk zie je soms wel dat er pas heel laat gemeld wordt en dat is wel heel jammer. Hoe eerder je het meldt en hoe eerder je het bespreekbaar maakt, des te eerder kun je tot actie overgaan. En dan met name met richting de zorg. Dat is denk ik toch ook vaker wat er aan de orde is. Je hebt jongeren die een keer geen zin hebben. Daar heb je natuurlijk in eerste instantie de afspraken van scholen hoe zij daarmee omgaan, bv inhalen van uren. Als het wat langduriger verzuim is dan speelt er iets. Dan is het van belang dat er zo snel mogelijk actie wordt ondernomen. Dat is dan vaak in het kader van vrijwillige hulpverlening. En deze zorg wordt geïnitieerd door de leerplichtambtenaar? Dat klopt. Zij kunnen dan afspreken dat als het de komende periode goed gaat, het oké is zo en blijft het fout gaan dan gaan ze het melden aan ons. -‐ Is naar uw mening in het gros van de gevallen optimaal gebruik gemaakt van deze opbouw? Zo niet waarom dan niet? Wat kan beter? Welke schakel functioneert minder goed? Had men eerder bij het OM aan moeten kloppen, dan wel nog even af moeten wachten? Ze hebben natuurlijk de plicht bij 16 uur binnen 4 weken om het te melden. Dat is een plicht van de scholen. Is dat op tijd of zou het eerder mogen? Nee. Want ik was vanmorgen op het Stedelijk Gymnasium en zij hadden eerst het beleid om vooral dingen zelf op te lossen en dat het uitte zich ook in het indelen in geoorloofd of ongeoorloofd verzuim. Als zij menen dat het verzuim geoorloofd is omdat ze de reden van het verzuim weten en dit onderschrijven dan melden ze dit niet, ook al is het verzuim wel aanzienlijk. Het beleid was eerst; we weten wat de reden voor het verzuim is, daarom is het niet ongeoorloofd en werd er dus geen melding gedaan. Nu proberen ze vaker te melden ook bij geoorloofd verzuim. Zijn dat zaken, als er veel geoorloofd verzuim is, dat er eerder gemeld had moeten worden? Ja wat is geoorloofd verzuim? Als je echt zelf ziek bent, dan is het geoorloofd. Maar als je thuis blijft omdat je geen zin hebt dan is
93
-‐
het ongeoorloofd. En je hebt natuurlijk van die grens gebieden. Op het moment dat het slecht gaat in het gezin of er een echtscheiding speelt. Daar moet je toch wel redelijk objectief naar kijken en toch ook vooral benadrukken dat er ongeacht wat er speelt je wel naar school moet komen. Als scholen daar hun eigen regels op loslaten dan wordt het een hele lastige. Dan krijg je wel hele grote verschillen tussen scholen. Ziet u zelf ook de verschillen tussen scholen? Dat zie ik niet. Ik zie alleen als er een pv komt en ik zie alleen die lijst waarop staat of iemand geoorloofd of ongeoorloofd afwezig was. Maar wat daarachter zit, dat zie ik niet. Hoort u dat dan op de zitting? Lang niet altijd. Op de zitting komt de leerplichtambtenaar, maar niet iemand van school. Als een school van alles als geoorloofd aanmerkt dan kan op een gegeven moment bij de leerplichtambtenaar het idee ontstaan daar onderzoek naar te doen, maar anders kom je daar niet achter. Uit eerdere arresten is gebleken dat een goede verzuimregistratie van groot belang is voor de handhaving? Is de kwaliteit van het toezicht/de verzuimregistratie goed genoeg om handhavend op te treden? Zo niet, waarom dan niet? Wat kan er beter? Wij leggen ten laste op basis van het proces-‐ verbaal en met name op de bijgevoegde lijsten die het schoolverzuim onderbouwen. En of die verzuimregistratie goed is, dat is een oordeel wat een leerplichtambtenaar kan geven. Het is wel, vind ik, zo dat je weinig discussie op zitting hebt. Als je zegt dat een leerling een dag niet is geweest of dat hij te laat was dan is er weinig discussie op zitting dat een minderjarige zegt dat klopt helemaal niet. Te laat is ook verzuim of spijbelen, al zien jongeren dat vaak anders. Over het algemeen wordt het goed aangeleverd en kunnen we daar iets mee. Je hebt wel eens discussie over een bepaald kleur briefje, maar dat zijn de uitzonderingen.
Handhaving -‐ In welke gevallen wordt overgegaan tot handhaving? Hanteert het OM beleid ten aanzien van typen overtredingen? Ons beleid is de handleiding. Waar we nog wel eens wat flexibel mee omgaan is als de eerste melding wat later komt en het aantal dagdelen wat hoger is. Dat we bij een first offender een leerling naar HALT sturen ook al heeft hij iets te veel uren verzuim. Als het aantal uren verzuim het enigszins toelaat dan heb je HALT, daarna heb je de TOM zitting en dan kom je pas bij de kantonrechter. Tenzij het in 1 keer zoveel is of als iemand toch al bij de kinderrechter moest komen, dan voeg je het toe als tweede of derde feit op de dagvaarding en dan leg je het voor aan de kinderrechter. Dat is de andere uitzondering. Verder houdt men zich aan de handleiding. De handleiding is landelijk. -‐ Komt strafrechtelijke vervolging vaak voor? Ik heb geen overzicht van het aantal zaken die er spelen. De leerplichtambtenaren zijn eigenlijk de enige die dit zien. Heeft u het idee dat dit voortraject al veel zaken oplost? Je ziet in sommige leerplicht processen-‐verbaal dat leerlingen al eerder gespijbeld hebben. Maar ook in het proces-‐verbaal van een first offender zie je ook vaak een overzicht van de schoolperiode. Dat kan zijn een keer een verwijzing naar de jeugdhulpverlening of een keer HALT. Vaak zie je een overzicht van de scholen die bezocht zijn en of er bijzondere omstandigheden zijn geweest. Er wordt dus al veel gedaan in het voortraject en dat zie je op deze manier wel. Soms heb je ook in 1 keer een pv. Dat is alleen als er veel verzuim is? Ja klopt. En wat is dan veel verzuim? Dat staat in de richtlijn, p 29. Dat is meestal als het verzuim blijft voortduren. Het is dus blijvend of langdurig verzuim. -‐ Of wordt er van strafrechtelijke vervolging afgezien? Wat kunnen redenen hiervoor zijn? Dat gebeurt heel weinig door het LCO. In deze overleggen wordt er door het OM aangegeven of er een pv opgemaakt moet worden. Als je beslist een pv op te maken dan heeft het geen zin om hier niet mee door te gaan. Het zijn uitzonderlijke gevallen als er uiteindelijk besloten wordt om niets met het pv te doen, dat het een voorwaardelijk sepot wordt. Dat zijn de uitzonderingen. Wat je vaak ziet is dat er achterliggende problemen zijn bij zaken met langdurig verzuim en dat het signaal van de leerplichtambtenaar tot een onderzoek van de RvK leidt en dat uiteindelijk de zitting een combizitting
94
-‐
-‐
is waarbij de civiele en de strafrechtelijke kant gecombineerd worden in 1 zaak. Dan kijk je vooral naar de leeftijd van de minderjarige wat kan prevaleren. Een minderjarige die met heel veel problematiek te kampen heeft en nog jong is, dan is civiel aan zet. En als het gaat om een 16/17 jarige dan kun je civiel vaak wat minder en dan is het strafrecht echt aan zet. In dat soort gevallen kun je er dus voor kiezen het civiel recht te laten prevaleren. Dat kan ook door een geheel voorwaardelijke straf te eisen. Of zijn er in de praktijk alternatieven ontstaan voor strafrechtelijke vervolging? Volgens de wet kunnen we alleen leerstraffen of werkstraffen eisen al dan niet met voorwaarden. Omdat je eerst begint met preventie en dan halt en tot slot OM. Dan is er niet veel meer denk ik. Het doel is om de jongere weer terug naar school te krijgen, dan wel dat hij weer dusdanig gaat functioneren en voldoende hulp krijgt dat hij weer goed gaat functioneren op school. Het verlenen van hulp is, heb ik het idee, wel een belangrijk onderdeel binnen de naleving van de Lpw, klopt dat? Ja dat is zo. Je hebt natuurlijk een aantal jongeren die gewoon spijbelen omdat ze niet naar school willen. Dus onwil. Vaak is het combinatie tussen een klein deel onwil en een groot stuk onmacht, omdat er van allerlei problematiek speelt, soms echt kind eigen problematiek of binnen het gezin. Dan moet je daar ook vooral aan werken. Met werkstraffen los je de problemen niet op en dan heeft dat geen meerwaarde. Wanneer op zitting duidelijk wordt welke problematiek er speelt, kan dit reden zijn tot matiging van de strafeis? Op zitting kom je inderdaad vaak achter de problematiek die speelt door rapportages van de RvK of verklaringen van partijen en dit kan er wel toe leiden dat de strafmaat gematigd wordt. Als iemand echt dusdanig in de knoop zit dan kun je ook afvragen of iemand nog echt een verwijt kan worden gemaakt. In hele incidentele gevallen kun je wel zeggen met deze problematiek kun je iemand niets verwijten. Dan krijg je bv een schuldverklaring zonder oplegging van straf, maar ook dat zijn echt de uitzonderingen. Wat zijn veel gehoorde argumenten die ouders en/of leerlingen aandragen om van handhaving af te zien? Minderjarigen zeggen vaak dat ze op een verkeerde opleiding zitten en daarom niet gemotiveerd zijn en dus daarom niet naar school gaan. Dat zie je vaak. Of dat er zoveel problematiek is dat ze ’s ochtends niet uit bed kunnen komen. Er kan ook tegen ouders van kinderen ouder dan 12 jaar een pv opgemaakt worden. Dan begin je vaak met geldboetes of voorwaardelijke boetes. Bij hen kun je wel boetes vragen of een hechtenis. Op enig moment kun je jongere van 16/17 niet meer in de auto stoppen en op school afzetten en zeggen dat hij moet blijven. Dat kan niet meer. Sommige ouders doen echt helemaal niks en dan kun je zeggen van dit is niet in het belang van het kind. Ouders beroepen zich vaak op onmacht: ik moet werken en ik krijg hem niet naar school. Sommige ouders denken daar wel te makkelijk over, maar dat is echt een uitzondering. in het merendeel dagvaard je alleen de minderjarige.
Er zijn ook alternatieve handhavingsinstrumenten, zoals de last onder dwangsom die door het gemeentebestuur kan worden opgelegd en het onder toezicht stellen van een kind wanneer schoolverzuim een dermate ernstige factor is die leidt tot het in gevaar brengen van de ontwikkeling van het kind. -‐ Bent u bekend met gevallen waarin een last onder dwangsom dan wel ondertoezichtstelling is opgelegd? Zo ja, kunt aangeven onder welke omstandigheden hiervan gebruik is gemaakt? Mij is er niets van bekend. Zijn er gevallen waarin u er wel iets in zit? Ja ik heb er nog nooit mee van doen gehad, dus het is mijn eerste reactie. Het merendeel van de zaken die bij de kantonrechter komen, is veelal problematiek. In die zaken denk ik dat je het met een last onder dwangsom niet oplost. Ouders maken zich juist ook veel zorgen over het schoolbezoek van hun kind. De spijbelaar van ‘ik heb geen zin’ gaan vaak naar HALT en die zie ik niet op zitting. En bij luxeverzuim, zou het daar een oplossing zijn? Dat zijn al geldboetes. Dus of het een meerwaarde heeft, dat weet ik niet. Of misschien de ouders die überhaupt hun kind niet inschrijven op een school. Ik heb begrepen dat in Breda vooral gebruik wordt gemaakt van combizittingen in geval van OTS en de Lpw, wat is uw ervaring daarmee? De combizitting is geen doel op zich. Als het samen kan vallen dan heeft het een meerwaarde; ouders en jongeren hoeven maar 1 keer naar de rechtbank te komen en
95
-‐
de zaken worden op elkaar afgestemd. Het verzuim kan een signaal zijn waardoor onderzoek wordt ingesteld waaruit kan blijken dat er meer aan de hand is. Voor een OTS zijn vereisten Wat vindt u van de verhouding tussen deze maatregelen en het strafrechtelijk traject? Ik vind dat het elkaar goed kan aanvullen. Iemand die uiteindelijk met een machtiging gesloten geplaatst wordt om dan te zeggen ga maar 100 uur werk verrichten. Het moet dan mogelijk zijn en als iemand echt problematiek heeft dan denk ik dat voor moet gaan. Het kan zo zijn dat een voorwaardelijke straf met jeugdreclassering als nazorg geldt, als een jongeren bijna 18 jaar is.
96
Scholen Interview 3 april 2014 Jack de Wilde Stedelijk Gymnasium Breda Als schoolleiding staat u vooraan in de handhaving van de Leerplichtwet. Als school houdt u immers toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en houdt u een verzuimregistratiesysteem bij. U speelt dus een belangrijke rol bij de vervulling van het doel van de Leerplichtwet, namelijk leerlingen de school van inschrijving geregeld te laten bezoeken. Toezicht -‐ Op welke manieren houdt u toezicht op de naleving van de Leerplichtwet? Er zijn twee systemen die met betrekking tot verzuim spelen. We hebben een absentenregistratiesysteem waarin een docent iedere les een leerling present moet melden. Dat is iets anders dan absent melden. Je moet een leerling present melden, want op basis van dat systeem wordt bijgehouden hoeveel uur een leerling gemist heeft. Het systeem heet magister. Het is een administratiesysteem wat alle onderdelen die onderwijs gerelateerd zijn bijhoudt. Leerlingen hebben hier ook toegang toe. Wanneer een leerling in zijn rooster kijkt, dan zou door iedere docent aangegeven moeten zijn of een leerling aanwezig was tijdens de les. Bij de registratie ben je dus afhankelijk van docenten. Als zij niks invullen dan is het niet altijd duidelijk of een leerling aanwezig is geweest. Daarnaast werken we met codes om aan te geven wat voor type verzuim er is. Bijvoorbeeld code 12: dan is iemand naar de huisarts, dat is een geoorloofde absentie. Deze is zwart. Bij een ander type verzuim wordt de code rood. Nadat leerlingen present zijn gemeld in een klas, dan is de rest niet present. Dan krijg je als code ON. Sommige leerlingen worden ziek gemeld, bijvoorbeeld code 03. Als je op de leerling zelf zoekt dan krijg je een overzicht van verzuim van die leerling over het gehele schooljaar. Het systeem werkt alleen als ouders meewerken en wel op de manier zoals wij willen. Maar wanneer weten ouders dat er wat moet gebeuren? Ouders moeten leerlingen ziekmelden, maar dit moeten ze wel op tijd doen anders krijg je vervuiling van het systeem. We hebben een formulier gemaakt voor de ouders op de site waarin ze aan kunnen geven dat een kind naar de tandarts moet. We hebben ook een mailadres zodat mensen kunnen mailen. Zo willen we dat het gaat, maar de helft van de tijd zijn we aan het controleren of mensen met een ON ongeoorloofd verlof hebben. Als iemand ziek is gemeld dan willen we graag weten hoe lang iemand ziek is geweest. Daarvoor hebben we het beter-‐meld-‐formulier. Dan kunnen de ouders aangeven welke dagen een kind ziek was en of hij toetsen heeft gemist. Daarom hebben we de volledige samenwerking van de ouders nodig. En dat is lastig. Het is wel duidelijk wanneer het geregistreerd moet worden, voor de school. -‐ Wie meldt schoolverzuim? Is dat eerst een ouder of neemt u zelf actief contact op met ouders en/of leerlingen? Wat zijn de regels hiervoor op school? Er zijn twee insteken voor het melden van schoolverzuim. 1) verzuim in de zin als de leerling er niet kan zijn: dan zijn het de ouders. 2) wie meldt verzuim bij de leerplicht? dat doe ik, de teamleider. Dat moet via DUO. Wat heel raar is, vroeger had je een leerling die niet op school was en dan had je de mogelijkheid om naar huis te bellen -‐ dat doe ik nog steeds -‐ om te vragen wat er aan de hand is. De vraag is hoe lang laat je een ON staan? Dat is afhankelijk van het patroon in het lesrooster. Als er veel ON staat dan
97
-‐
-‐
-‐
-‐
nemen we contact op met ouders. Ieder uur dat je mist moet je dubbel inhalen. Dat had allemaal voorkomen kunnen worden als het bezoek aan bijvoorbeeld de tandarts op tijd gemeld was. Het is ook belangrijk dat een mentor zijn rol pakt en kijkt wat er met zijn leerlingen speelt. Hoe registreert u het verzuim op uw school? Is dit veel werk en is het duidelijk wanneer verzuim geregistreerd moet worden? Het is onze insteek om te achterhalen wat de reden is waarom iemand thuis zit. Diezelfde insteek heeft ook de leerplichtambtenaar waar wij hier mee te maken hebben. Tot voor kort hadden wij de insteek: leerplicht is alleen maar lastig. Op het moment dat je situaties treft waarin je constateert dat het niet werkt zoals je wilt, dan merk je dat er ook wel positieve kanten aan de leerplicht zitten. Je verschuift het probleem niet. Leerlingen met serieuze problemen hebben wel baat bij het op tijd signaleren van problemen. Leerplichtambtenaren hebben veel contacten met verschillende instanties, en soms kunnen zij meer dan wij. Dat is heel positief. Sinds dat ik beter contact heb met de leerplichtambtenaren meld ik veel sneller en dan wordt er iets in gang gezet waardoor we de vinger aan de pols houden. Het is de eerste melding waar in het verleden vaak te lang mee gewacht is. Je weet wat er aan de hand is, je weet waarom een leerling er niet is en dan denk je oké laat lopen. Maar ze lopen wel verzuim op. Dat is voor een deel geoorloofd. Dat is ook een discussie die gevoerd is met de leerplichtambtenaren; als ik nu weet dat een leerling vaak ziek is, dan weet ik dat hij veel verzuim heeft. Moet ik dat dan melden? Het is in principe geoorloofd, maar het is wel onwenselijk. De leerling wordt wel braaf ziek gemeld. Dat is iets anders dan spijbelen. We hebben nu afgestemd dat als iemand een grote hoeveelheid -‐ dan kun je je afvragen wat een grote hoeveelheid is -‐ uren gemist heeft dan is er sprake van verzuim, hoewel geoorloofd verzuim, dat we het wel melden. Het is wel zo dat een leerling veel uren mist en dan voldoe je ook niet aan de leerplicht, want die veronderstelt wel een schoolgang. In klas 1/2 speelt het nog niet echt, die spijbelen niet echt. Dan zit het in de thuissituatie. In klas 3/4 komen leerlingen erachter dat ze kunnen blijven liggen na het snoozen, ouders zijn dan bijvoorbeeld al naar het werk. Dat moet je dan al aanpakken. Als je dat niet doet dan loopt het de spuigaten uit. Als je dan eerder meldt, dan bouw je een dossier op. Als je uren verzuim hebt, maar het zijn er nog niet zoveel dan krijg je een HALT verwijzing, maar als je te laat meldt en er zijn al veel uren verzuimd dan is het ook te laat voor een HALT verwijzing. Een leerling die door ons te laat wordt doorgegeven dan is de HALT kant al dicht. Dat hebben wij nooit zo gevoeld. Wat zijn veel gehoorde redenen voor verzuim? Vooral achteraf: ik was er niet maar ik had wel een goede reden. Dat is slechte communicatie. Of heeft mijn moeder niet gebeld? Als teamleider moet je dan in actie komen omdat een leerling ziek was. Dat is niet de bedoeling. We proberen die verantwoordelijkheid wel bij de leerlingen te leggen. En smoesjes: mijn fiets was kapot etc. Het systeem staat of valt met hoe goed jouw smoes is. Afhankelijk van je smoes wordt het als geoorloofd dan wel ongeoorloofd gemeld. Hoeveel leerlingen verzuimen er hoe vaak per jaar? Dat is precies terug te vinden in het systeem. Alle leerlingen staan in het systeem en dit kan per leerjaar, gehele schooljaar, per type verzuim of aan de hand van andere criteria bekeken worden. Maar wat is het waard? Dat is afhankelijk van wie het invoert, hoe het wordt ingevoerd en hoe goed je smoes is. Er glippen ook kinderen tussendoor. Als je kijkt naar het ongeoorloofd verzuim van alle leerlingen tot nu toe dan is het in totaal 3939 uur verzuim. Dit verschilt tussen de klassen en het loopt op naarmate je de bovenbouw bereikt. Het verschil is echt enorm. Vooral in de zesde klas is er heel veel verzuim. Wanneer wordt verzuim gekwalificeerd als dermate ernstig dat er een leerplichtambtenaar betrokken wordt in het contact met ouders en/of leerlingen? Het antwoord op vraag 2 en 3 strekt zich ook tot deze vraag uit, volledigheidshalve is het antwoord op vraag 2 en 3 hier herhaald-‐
98
Het is onze insteek om te achterhalen wat de reden is waarom iemand thuis zit. Diezelfde insteek heeft ook de leerplichtambtenaar waar wij hier mee te maken hebben. Tot voor kort hadden wij de insteek; leerplicht is alleen maar lastig. Op het moment dat je situaties treft waarin je constateert dat het niet werkt zoals je wilt, dan merk je dat er ook wel positieve kanten aan de leerplicht zitten. Je verschuift het probleem niet. Leerlingen met serieuze problemen hebben wel baat bij op tijd signaleren van problemen. Leerplichtambtenaren hebben veel contacten met verschillende instanties, en soms kunnen zij meer dan wij. Dat is heel positief. Sinds dat ik beter contact heb met de leerplichtambtenaren meld ik veel sneller en dan wordt er iets in gang gezet waardoor we de vinger aan de pols houden. Het is de eerste melding waar in het verleden vaak te lang mee gewacht is. Je weet wat er aan de hand is, je weet waarom een leerling er niet is en dan denk je oké laat lopen. Maar ze lopen wel verzuim op. Dat is voor een deel geoorloofd. Dat is ook een discussie die gevoerd is met de leerplichtambtenaren; als ik nu weet dat een leerling vaak ziek is, dan weet ik dat hij veel verzuim heeft. Moet ik dat dan melden? Het is in principe geoorloofd, maar het is wel onwenselijk. De leerling wordt wel braaf ziek gemeld. Dat is iets anders dan spijbelen. We hebben nu afgestemd dat als iemand een grote hoeveelheid -‐ dan kun je je afvragen wat een grote hoeveelheid is -‐ uren gemist heeft dan is er sprake van verzuim, hoewel geoorloofd verzuim, dat we het wel melden. Het is wel zo dat een leerling veel uren mist en dan voldoe je ook niet aan de leerplicht, want die veronderstelt wel een schoolgang. Je komt dan in een cirkel die heel moeilijk te doorbreken is, omdat een leerling niet naar school gaat, zijn toetsen niet haalt, dan wellicht nog meer in de knoop raakt en dan weer niet naar school gaat. In klas 1/2 speelt het nog niet echt, die spijbelen niet echt. Dan zit het in de thuissituatie. In klas 3/4 komen leerlingen erachter dat ze kunnen blijven liggen na het snoozen, ouders zijn dan bv al naar het werk. Dat moet je dan al aanpakken. Als je dat niet doet dan loopt het de spuigaten uit.
-‐
Als je dan eerder meldt, dan bouw je een dossier op. Als je uren verzuim hebt, maar het zijn er nog niet zoveel dan krijg je een HALT verwijzing, maar als je te laat meldt en er zijn al veel uren verzuimd dan is het ook te laat voor een HALT verwijzing. Een leerling die door ons te laat wordt doorgegeven dan is de HALT kant al dicht. Dat hebben wij nooit zo gevoeld. Stel een leerling is heel veel te laat, maar er wordt steeds ingevuld dat het geoorloofd is dan komt er geen ON in het systeem te staan, maar het kan wel een zorg worden. Of het eerste en het derde uur te laat komen, allebei met reden. Dan zie je dat er wel eens dingen tussendoor glippen. Maar het systeem is ook niet altijd even sterk. Er zijn twee insteken voor het melden van schoolverzuim. 1) verzuim in de zin als de leerling er niet kan zijn: dan zijn het de ouders. 2) wie meldt verzuim bij de leerplicht? dat doe ik, de teamleider. Dat moet via DUO. Wat heel raar is, vroeger had je een leerling die niet op school was en dan had je de mogelijkheid om naar huis te bellen -‐ dat doe ik nog steeds -‐ om te vragen wat er aan de hand is. 2) De vraag is hoe lang laat je een ON staan? Dat is afhankelijk van het patroon in het lesrooster. Als er veel ON staat dan nemen we contact op met ouders. Ieder uur dat je mist moet je dubbel inhalen. Dat had allemaal voorkomen kunnen worden als het bezoek aan bijvoorbeeld de tandarts op tijd gemeld was. Welke rol heeft u als schoolleiding wanneer een leerplichtambtenaar contact opneemt met ouders en/of leerlingen? De leerplichtambtenaar neemt alleen contact op met de school naar aanleiding van een DUO melding. De leerplichtambtenaar, politie, GGD, centrum Jeugd en Gezin en de zorg coördinator zitten bij het ZAT (zorg advies team) extern overleg. Op afroep zit daar een van ons, teamleiders, bij. Het ZAT intern is met alle mensen die zich intern met de zorg bezig houden, zoals de leerlingbegeleider, zorg coördinator en orthopedagoog. Daar zit de leerplichtambtenaar niet in. Maar je hebt wel overleg met de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar heeft hier een tweemaandelijks spreekuur. Dus die zie je wel regelmatiger. Op zo’n moment kan een leerplichtambtenaar meteen een gesprek voeren met een leerling. Er is wel een probleem: er zijn ook leerlingen uit de randgemeenten die een andere leerplichtambtenaar hebben. Die kun je op deze manier niet bereiken. Het is dan aan de
99
leerplichtambtenaren van de randgemeenten om actie te ondernemen, dat kan de leerplichtambtenaar uit Breda niet doen. Handhaving -‐ Mocht er handhavend worden opgetreden door de leerplichtambtenaar dan wel het OM hoe ziet de rol van het schoolleiding eruit na handhavend optreden? Is er wellicht sprake van extra toezicht? Wij houden daarna de vinger aan de pols. Meestal spreken we dan af om bij de eerst volgende overtreding een melding te doen. De wet zegt 16 uur in 4 weken, maar soms is daarvoor een goede reden. Dan kan ik in het formulier aangeven dat actie niet gewenst is en ik kan aangeven wat er al gebeurd is op school, welke acties er al zijn ondernomen. Er is ook een kolom op het DUO formulier waar je aan kunt geven om wat voor type verzuim het gaat. Bv een leerling is vaak te laat en daarom meld ik het nu, dat is signaalverzuim. Dan kun je aangeven wat er al gebeurd is en dat actie gewenst is. Zodra het bij de leerplicht ligt, dan is het niet meer onze verantwoordelijkheid. Bij iedere melding komt het op het bordje van de mentor te liggen. Dan is er zorg. Er is dan verzuim. Het is dan hun taak om te monitoren hoe het met zijn leerlingen gaat. -‐ De Leerplichtwet biedt ook de mogelijkheid aan het gemeentebestuur om een last onder dwangsom op te leggen aan ouders, bent u bekend met deze mogelijkheid? En zo ja, in welke gevallen komt dit voor? Ik weet dat er een boete gegeven kan worden, maar dat is gemandateerd en gaat niet via het gemeentebestuur. De last onder dwangsom ken ik niet. Wat wel gebeurt, is dat er een gesprek plaatsvindt met de leerplichtambtenaar en daarna wordt er meestal een bevestiging naar de ouders gestuurd. Daar sta ik ook op. Vervolgens is er dan een HALT verwijzing mogelijk. Dat is de afspraak die we hebben als iemand blijft volharden. Als de HALT verwijzing niet helpt dan krijg je als ouder de boete van het OM. Ik ben nog niet verder gekomen dan HALT. Dat was een leerling waar zoveel zorg omheen zat, die had al genoeg op zijn bordje. Het is meestal zorg gerelateerd. Er is bij veel verzuim eigenlijk altijd iets aan de hand en dat maakt het soms lastig. We melden ook vaak te laat, we denken heel lang dat we het zelf kunnen oplossen. Bij 16 uur moet er gemeld worden anders krijg ik ellende met leerplicht, dus ik doe dit snel. We gaan er nog coulant mee om. Soms melden we niet aan de leerplichtambtenaar, omdat ik weet wat er aan de hand is en ik weet dat er zorg is. Soms weet je zo goed waarom leerlingen er niet zijn en dan zijn wij zo flexibel dat we dan denken weet je zo’n leerling heeft al genoeg zijn hoofd. Je wilt niet meer ellende toevoegen door ook een leerplichtambtenaar op zo’n leerling af te sturen. Maar we hebben wel afgesproken met leerplicht om elkaar te informeren. Dan stuur ik een mail aan de leerplichtambtenaar om te informeren, maar dan maak ik geen dossier op. -‐ Daarnaast wordt in sommige gevallen een ondertoezichtstelling opgelegd als het verzuim dermate ernstig is of in combinatie met andere fbetrokkenen leidt tot een gevaar voor de ontwikkeling van het kind. Bent u bekend met deze mogelijkheid? En zo ja, in welke gevallen komt dit voor? Het is niet verder gekomen dan een HALT verwijzing op het stedelijk gymnasium.
100
Interview 7 mei 2014 Dhr. René Rijpert Voormalig directeur K.B.S. Jacinta en K.B.S. de Burchtgaarde Als schoolleiding staat u vooraan in de handhaving van de Leerplichtwet. Als school houdt u immers toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en houdt u een verzuimregistratiesysteem bij. U speelt dus een belangrijke rol bij de vervulling van het doel van de Leerplichtwet, namelijk kinderen de school van inschrijving geregeld te laten bezoeken. Ja dat klopt. In mijn 40 jaar in het onderwijs heb ik wel een verandering gemerkt. Toen ik net begon waren er vrijwel geen problemen met de Leerplichtwet. Ouders stuurden zelden verzoeken tot verlof of de verzoeken waren zo duidelijk dat hierop gemakkelijk een antwoord geformuleerd kon worden. Dit is langzamerhand wel veranderd. Ouders sturen meer verzoeken en proberen zich ook steeds vaker buiten de wet te begeven. Ouders zijn ook steeds assertiever en stappen sneller naar school, bijvoorbeeld als je een straf oplegt dan zijn het de ouders die verhaal komen halen. Dit kan ook het gezag van de school ondermijnen. Daarnaast zijn de verzoeken ook veranderd. Nu zijn er bijvoorbeeld verzoeken van allochtone ouders om hun kinderen eerder van school te mogen halen voor een familiebezoek in Marokko, maar ook verzoeken van autochtone ouders die graag een goedkopere vakantie boeken en daarom hun kind eerder van school willen halen. Door deze veranderingen ontstond er een grotere verscheidenheid in beleid tussen de verschillende basisscholen. Daarom hebben we in Breda een overleg gehad tussen de verschillende basisscholen om een plan van aanpak op te stellen. Zelf heb ik altijd een duidelijk beleid gehad, waarvan de secretaresses ook goed op de hoogte waren. Dat hield in dat er in principe geen extra vrij werd gegeven, maar een enkele uitzondering was mogelijk. Bijvoorbeeld als grootouders een keer een lang weekend weg wilden met hun kleinkind dan mocht dit wel, maar dat mocht niet ieder jaar. Dat werd allemaal bijgehouden. De laatste jaren waren er ouders die als ze nee kregen op een verzoek naar de leerplichtambtenaar gingen in de hoop daar hun gelijk te halen. De leerplichtambtenaar stuurt het verzoek dan terug naar mij en dan kan ik opnieuw een oordeel vellen. Wat ook steeds vaker voorkomt is dat ouders smoesjes bedenken om hun kind eerder van school te halen of langer thuis te houden. Dan hoor je dezelfde smoesjes ieder jaar. Dat is een van de redenen waarom we alles archiveren. Als we dan in de indruk hebben dat ouders smoesjes bedenken dan kunnen we ons baseren op eerdere verzoeken. Daarnaast probeer ik ouders duidelijk te maken waarom het zo belangrijk is om een kind naar school te sturen. In het algemeen is het voor van belang om excessen in schoolverzuim te vermijden. Toezicht -‐ Op welke manieren houdt u toezicht op de naleving van de Leerplichtwet? We hadden een computerregistratiesysteem waarbij de leraren kinderen afwezig melden als ze niet in de les aanwezig zijn. Als het onduidelijk is waarom een kind afwezig is en we horen in de ochtend niets, dan gaan leraren zelf naar huis bellen om na te gaan wat er aan de hand is. Ik heb gemerkt dat dit heel prettig werkt. Ouders vinden het ook een prettig idee dat we actief zijn. Wat wel van belang is, is om kinderen die stelselmatig te laat komen op tijd te signaleren. Dat is een signaal wat er langzaam insluipt en wat zo snel mogelijk gestopt moet worden. -‐ Wie meldt schoolverzuim? Is dat eerst een ouder of neemt u zelf actief contact op met ouders en/of leerlingen? Wat zijn de regels hiervoor op school? Allereerst zijn dat de ouders zelf. Slechts als een kind afwezig is en ouders hebben dit niet gemeld, dan zal de leraar zelf contact opnemen met de ouders. -‐ Hoe registreert u het verzuim op uw school? Is dit veel werk en is het duidelijk wanneer verzuim geregistreerd moet worden? Dat gaat via een computerregistratiesysteem waarin de redenen voor verzuim worden aangegeven. In dit systeem worden ook de verzoeken tot verlof gearchiveerd. -‐ Wat zijn veel gehoorde redenen voor verzuim? Dat zijn vooral de verzoeken tot extra verlof; extra dagen gedurende het jaar of verlenging van de grote vakantie. Het initiatief komt van de ouders.
101
-‐ -‐
-‐
Kinderen zelf spijbelen op deze leeftijd nog niet. In sommige gevallen speelt er ook thuis meer. Er is dan een zorgbehoefte. Kinderen worden dan soms ziek gemeld, maar soms ook naar huis gestuurd door ons om tot rust te komen. Dit komt ook doordat er rugzakleerlingen op het regulier basisonderwijs zitten. Hierdoor wordt de zorgtaak van de school uitgebreid. Een belangrijke instantie is Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), die is als opvolger geldt van het maatschappelijk werk. Ouders en kinderen kunnen zelf naar het CJG stappen voor hulp en begeleiding, maar als school kunnen wij dit ook adviseren. Ons advies is natuurlijk niet bindend, maar in sommige gevallen kunnen gezinnen hierbij gebaat zijn. Hoeveel kinderen verzuimen er hoe vaak per jaar? Dat is sterk afhankelijk van het aantal goedgekeurde verzoeken tot verlof en dit kan dus per jaar verschillen. Wanneer wordt verzuim gekwalificeerd als dermate ernstig dat er een leerplichtambtenaar betrokken wordt in het contact met ouders en/of leerlingen? In mijn tijd op mijn basisscholen heb ik nog nooit contact gehad met een leerplichtambtenaar omdat een kind teveel schoolverzuim had. De leerplichtambtenaar wordt soms betrokken door ouders wanneer een verzoek tot verlof niet wordt gehonoreerd. Welke rol heeft u als schoolbestuur wanneer een leerplichtambtenaar contact opneemt met ouders en/of leerlingen? Idem.
Handhaving -‐ Mocht er handhavend worden opgetreden door de leerplichtambtenaar dan wel het OM hoe ziet de rol van het schoolbestuur eruit na handhavend optreden? Is er wellicht sprake van extra toezicht? Mocht dat zo zijn dan valt het onder de zorgplicht van de school. -‐ De Leerplichtwet biedt ook de mogelijkheid aan het gemeentebestuur om een last onder dwangsom op te leggen aan ouders, bent u bekend met deze mogelijkheid? En zo ja, in welke gevallen komt dit voor? Ik denk dat dit alleen een reële mogelijkheid zou zijn bij luxeverzuim en eventueel absoluut verzuim, maar je moet ervoor waken dat het geen olie op het vuur is. Je wilt als school ook vooral samenwerken met ouders en dit kan een negatieve reactie teweegbrengen. Daarnaast wil je niet dat kinderen een partij zijn bij discussies. Echter in nadrukkelijke gevallen kan dit waardevol zijn. -‐ Daarnaast wordt in sommige gevallen een ondertoezichtstelling opgelegd als het verzuim dermate ernstig is of in combinatie met andere fbetrokkenen leidt tot een gevaar voor de ontwikkeling van het kind. Bent u bekend met deze mogelijkheid? En zo ja, in welke gevallen komt dit voor? Ik ken een aantal gevallen waarbij dit is voorgekomen, maar dat waren hele heftige zaken waarbij vooral veel problematiek in de privésfeer speelt.
102
Mailverkeer rechtbank Oost-‐Brabant Beste Ilona, Daar kan ik geen antwoord op geven. Het is indertijd om organisatorische redenen zo afgesproken. Met vriendelijke groet, J.C. (Hans) de Steur Stafjurist niveau A Team 1 Kamer C 3.44 073 -‐ 6202608 www.rechtspraak.nl Bereikbaar: ma.,di.,do.,vr.
Van: Ilona Bierkens [mailto:
[email protected]] Verzonden: maandag 23 juni 2014 20:17 Aan: Informatie Straf (Rechtbank Oost-‐Brabant) Onderwerp: Re: FW: verzoek Beste Hans de Steur, oke dat lijkt me duidelijk. Resumerend kan ik dan dus stellen dat in principe leerplichtzaken door het team familie en jeugd behandeld worden. Slechts ad hoc, bij meervoudige kamer, is er eventueel iemand van team straf aanwezig. Wanneer er tevens een verzoek gedaan wordt tot een kinderbeschermingsmaatregel, dan zal de jeugdige naast de leerplichtzaak, een civiele zaak tegemoet gaan. Heb ik dit dan zo goed voor ogen? Dan rest mij nog een laatste vraag: wat is in uw ogen het voordeel van het apart behandelen van leerplichtzaken en kinderbeschermingszaken? Hartelijke groeten, Ilona 2014-‐06-‐23 8:54 GMT+02:00 Informatie Straf (Rechtbank Oost-‐Brabant)
: Beste Ilona, Bij onze rechtbank worden de strafzaken en de civiele zaken apart behandeld. Dus in het geval er ook kinderbeschermingsmaatregelen dienen te worden genomen en er sprake is van overtreding van de Leerplichtwet, dient de betreffende jeugdige tweemaal te verschijnen. Met vriendelijke groet,
103
J.C. (Hans) de Steur Stafjurist niveau A Team 1 Kamer C 3.44 073 -‐ 6202608 www.rechtspraak.nl Bereikbaar: ma.,di.,do.,vr.
Van: Ilona Bierkens [mailto:[email protected]] Verzonden: zaterdag 21 juni 2014 19:17 Aan: Informatie Straf (Rechtbank Oost-‐Brabant) Onderwerp: Re: FW: verzoek Beste Hans de Steur, hartelijk dank voor uw snelle reactie. Het is me duidelijk hoe er in uw rechtbank met de combinatie van leerplicht en kinderbeschermingsmaatregelen wordt omgegaan. Mag ik uit uw antwoord opmaken dat ook bij uw rechtbank gekozen wordt voor een integrale toepassing, waardoor leerlingen slechts 1 keer voor de rechter hoeven te verschijnen in geval van een combinatie van leerplicht en kinderbeschermingsmaatregelen? Met vriendelijke groet, Ilona Bierkens 2014-‐06-‐19 8:11 GMT+02:00 Informatie Straf (Rechtbank Oost-‐Brabant) : Beste Ilona, In overleg met de teams strafrecht worden leerplichtzittingen in Oost Brabant door rechters van het team familie en jeugd gehouden. Op deze wijze is de integrale blik naar de problematiek van een jeugdige als het ware “ingebakken”. Daarbij kom dat er op ad hoc basis strafrechters bij meervoudige kamers van familie en jeugd aansluiten, indien dit voor een goede feitenbehandeling en beoordeling toegevoegde waarde heeft. Met vriendelijke groet, J.C. (Hans) de Steur Stafjurist niveau A Team 1 Kamer C 3.44 073 -‐ 6202608 www.rechtspraak.nl Bereikbaar: ma.,di.,do.,vr.
Van: Publieksvragen (Rechtbank Oost-‐Brabant) Verzonden: dinsdag 17 juni 2014 14:55 Aan: Informatie Straf (Rechtbank Oost-‐Brabant) Onderwerp: FW: verzoek Beste collega, Bijgaande vraag ontvingen we zojuist via rechtspraak.nl. Zorg jij voor een spoedige doorgeleiding/afhandeling in je team? Met vriendelijke groet,
104
J.H.G. (Anita) Leenders medewerker Centrale Informatiebalie C.I.B. Kamer A-‐1 32 073-‐ 6202222 www.rechtspraak.nl Bereikbaar: Ma-‐di-‐do-‐vrij
Van: Ilona Bierkens [mailto:[email protected]] Verzonden: maandag 16 juni 2014 20:02 Aan: Publieksvragen (Rechtbank Oost-‐Brabant) Onderwerp: verzoek Geachte heer/mevrouw, de reden dat ik u mail is dat ik in de afrondende fase van mijn masterscriptie graag nog een vraag aan een van uw rechters zou willen voorleggen. Mijn masterscriptie aan de Universiteit van Tilburg ziet op de handhaving van de Leerplichtwet. Naast een uitgebreid literatuur-‐ en jurisprudentieonderzoek heb ik in de regio Breda ook diverse interviews afgenomen, waarvan een met uw collega in Breda mevr.mr. Danielle Bogaert. Tijdens dit gesprek heeft zij te kennen gegeven dat er in Breda bij leerplichtzaken -‐ daar waar het aan de orde is -‐ combizittingen gehouden worden. Deze combizittingen combineren leerplichtovertredingen met het eventueel opleggen van kinderbeschermingsmaatregelen. Van haar heb ik de voordelen kunnen vernemen van dit systeem. Echter, naar ik begreep, heeft men in Den Bosch niet gekozen voor deze combizittingen. Voor de volledigheid van mijn onderzoek zou ik graag willen vragen wat juist de voordelen zijn van deze aanpak. Hopelijk kunt u mij aan een antwoord op deze vraag helpen. Deze week ben ik helaas niet telefonisch bereikbaar, maar volgende week zou ik eventueel telefonisch contact op kunnen nemen. Wanneer u mij echter via de mail van een antwoord zou kunnen voorzien, ben ik daar uiteraard ook zeer gelukkig mee. Bij voorbaat dank. Met vriendelijke groet, Ilona Bierkens Informatie van de Raad voor de rechtspraak, de rechtbanken, de gerechtshoven en de bijzondere colleges vindt u op www.rechtspraak.nl.
105
106