VEILIG VERNAGELEN Een studie naar het driedimensionale gedrag van taludvernageling
BIJLAGEN r
M
δ
FD
Glijvlak
v FD, δ
R Nagel
θ
r
δ P θ
Fnagel
Veiligheidsdomein
v FN, δ
MASTER THESIS MAART 2005
BASTIAAN DE BOER STUDIENR. 9081156
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ________________________________________________________III Bijlage I
Nagelkrachten _______________________________________________1
Bijlage II
Grafieken voor maximale schachtwrijving _________________________9
Bijlage III
Handberekening methode Bishop _______________________________11
Bijlage IV
Berekeningen stabiliteit geometrieën ____________________________15
Bijlage V
Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties __________________25
Bijlage VI
Invloedsfactoren stabiliteit ____________________________________35
Bijlage VII
Plaxis _____________________________________________________53 VII.I VII.II VII.III
Plaxis 2D versus Plaxis 3D Grondmodellen φ/c-reductie
53 54 57
Bijlage VIII Modelinvoer in Plaxis _________________________________________59
III
Inhoudsopgave
IV
Bijlage I Nagelkrachten
BIJLAGE I NAGELKRACHTEN Om de krachten die optreden in de nagel te kunnen berekenen zal er een modellering gemaakt moeten worden van de constructie. Daar de nagel veel overeenkomsten vertoont met een elastisch ondersteunde ligger, zal de methode voor het berekenen van een elastisch ondersteunde ligger worden toegepast om de krachtswerking in de nagel te beschouwen. De evenwichtsvergelijking voor de nagel kan dan worden geschreven als:
EI
d 4y + Esy = 0 dx 4
(I.1)
Voor het uitwerken van de oplossing wordt de parameter β gebruikt, waarvoor geldt: 4β 4 =
Es ⇔ β = EI
4
Es
4EI
met
[β ] = m −1
(I.2)
Ook wordt wel de overdrachtslengte L0 gebruikt:
L0 =
4
4EI
Es
→ L0 =
1
(I.3)
β
Voor het oplossen van de evenwichtsvergelijking kan men theoretisch drie verschillende situaties beschouwen, afhankelijk van de werkende lengte van de nagel aan de actieve of passieve zijde van het glijvlak, La. In figuur I.1 is verduidelijkt welke waarde voor lengte La aangenomen dient te worden. In het geval er geen facing toegepast wordt, is het de kortste lengte van de lengtes aan weerszijden van het glijvlak. Wordt er wel een facing toegepast, dan is de lengte gelijk aan de lengte aan de passieve zijde van het glijvlak. Figuur I.1 (l) La voor talud met facing (r) La voor talud zonder facing
De drie situaties die men theoretisch kan onderscheiden zijn: 1. La ≥ 3L0
De nagel kan als oneindig lang worden beschouwd en de oplossing van de evenwichtsvergelijking is relatief eenvoudig; De nagel kan als oneindig stijf worden beschouwd en ook dan 2. La ≤ L0 is de oplossing van de evenwichtsvergelijking relatief eenvoudig; 3. L0 < La < 3L0 Dit is een tussenvorm waarvoor de oplossing moeilijk te vinden is. Gezien de aard van de toepassing wordt meestal een vereenvoudiging van deze drie situaties toegepast, waarbij men twee situaties onderscheid: De nagel is oneindig lang; 1. La ≥ 2L0
1
Bijlage I Nagelkrachten
2.
La < 2L0
De nagel is oneindig stijf.
Aangezien er bij taludvernageling vrijwel altijd sprake is van het eerste geval, zal hierop verder worden ingegaan. Met gebruik van de parameter β gaat de evenwichtsvergelijking over in:
d 4y + 4 β 4y = 0 dx 4
(I.4)
Vervolgens wordt in deze vergelijking de algemene oplossing ingevoerd,
y = e rx , wat resulteert in een algebraïsche vergelijking: r 4 + 4β 4 = 0
(I.5)
met de vier wortels r = β 2 4 − 1 = β (±1 ± i ) . Voegt men deze in de algemene oplossing dan levert dat:
y = Ae β (1+i ) x + Be β (1−i ) x + Ce − β (1−i ) x + De − β (1+i ) x =e
βx
( Ae
βix
+ Be
− βix
)+e
− βx
(Ce
β ix
+ De
− βix
(I.6)
)
Met behulp van de vergelijkingen van Euler
e βix = cos βx + i sin βx
en
e − βix = cos βx − i sin βx
(I.7)
kan de algemene oplossing geschreven worden als: (I.8)
y = e βx [( A + B ) cos βx + i ( A − B ) sin βx ] + e − βx [(C + D ) cos βx + i (C − D ) sin βx ] Het invoegen van nieuwe (reële) constanten
C 1 = ( A + B ); C 2 = i ( A − B ); C 3 = (C + D ); C 4 = i (C − D )
(I.9)
levert uiteindelijk voor de oplossing:
y = e βx (C 1 cos βx + C 2 sin βx ) + e − βx (C 3 cos βx + C 4 sin βx )
(I.10)
Deze oplossing heeft het karakter van twee gedempte golven. Het eerste deel van de oplossing wordt vermenigvuldigd met een e-macht die voor positieve waarden van x een positieve exponent geeft, zodat dit deel van de oplossing groeit in positieve richting. Het tweede deel van de oplossing wordt vermenigvuldigd met een e-macht die voor positieve waarden van x een negatieve exponent heeft, zodat dit deel van de oplossing uitdempt met toenemende waarden van x. In de negatieve x-richting is dit precies andersom. Dan heeft het eerste deel een uitdempend karakter en het tweede deel een groeiend karakter. De oplossing voor een specifieke situatie verkrijgt men, door de waarden van de verschillende constanten te bepalen aan de hand van randvoorwaarden in deze specifieke situatie. Om de oplossing voor de vernageling te vinden is in figuur I.2 een schematisatie gegeven van een vervormde nagel. Ten opzichte van het glijvlak is de nagel als symmetrisch te beschouwen, zodat slechts voor één helft
2
Bijlage I Nagelkrachten
een oplossing gezocht hoeft te worden. In dit geval wordt het deel in positieve xrichting bekeken. Voor de volledigheid zal daarna echter ook de oplossing voor het deel in negatieve x-richting worden gegeven. Figuur I.2 Schematisatie nagel
Glijvlak
M=Mmax F=0
2y0 O
A
M=0 F=F0
A’
(π/4)L0
3L0
In de schematisatie van een vervormde nagel in figuur I.2 zijn de punten aangegeven waar het moment maximaal en de dwarskracht gelijk aan nul is (A, A’) en het punt waar de dwarskracht maximaal en het moment gelijk aan nul is (O). De vervorming van de nagel is symmetrisch ten opzichte van het punt O. Te zien is dat een lichte uitbuiging van de nagel ter plaatse van A en A’ is weergegeven. Dit lijkt onwaarschijnlijk, echter de resultaten van de modellering van de nagel zullen ditzelfde resultaat laten zien. Bij de resultaten van de modellering zal hier nog op worden teruggekomen. Wanneer we het gedeelte in positieve x-richting gaan modelleren dan is dit te doen door een nagel vanaf het glijvlak in positieve x-richting te nemen waarbij ter plaatse van het glijvlak een kracht FD+ , gelijk aan de dwarskracht in de nagel, wordt uitgeoefend op de nagel (zie figuur I.3). In figuur I.2 valt op te merken dat de invloed van de vervormingen ten gevolge van het afschuiven ter plaatse van het glijvlak, afnemen in de positieve x-richting. Hieruit kan direct geconcludeerd worden dat de waarden van de eerste twee constanten in vergelijking I.10 gelijk aan nul moeten zijn, omdat dit deel van de vergelijking een groeiend karakter heeft voor toenemende waarden van x. Met C 1 = C 2 = 0 wordt de oplossing dan:
y = e − βx (C 3 cos β x + C 4 sin β x ) Figuur I.3 Modellering van een nagel in positieve x-richting
y
(I.11)
Glijvlak
x O FD+
Nagel A’
y0 (π/4)L0
3
Bijlage I Nagelkrachten
Vervolgens beshouwen we de voorwaarden in het punt O (x=0) om de waarden van de andere constanten te berekenen. In het punt O is het moment gelijk aan nul en de waarde van de dwarskracht gelijk aan FD+ :
d 2y =0 dx 2 d 3y D = −EI = −FD+ dx 3
(I.12)
M = −EI
X=0
De afgeleiden van y(x) zijn:
dy = β e − βx [( −C 3 + C 4 ) cos βx + (−C 3 − C 4 ) sin β x ] dx d 2y dx 2 d 3y dx 3 d 4y dx 4
(I.13)
= β 2e − βx ( −2C 4 cos β x + 2C 3 sin β x ) = β 3e − βx [(2C 3 + 2C 4 ) cos βx + (−2C 3 + 2C 4 ) sin βx ] = β 4e − βx (−4C 3 cos β x − 4C 4 sin βx ) = −4 β 4 y
Met deze afgeleiden en de voorwaarden ter plaatse van het glijvlak kunnen de constanten bepaald worden. De eerste voorwaarde M ( x =0) = −EI
[− EIβ e
2 − βx
d 2y dx 2
= 0 levert:
]
(−2C 4 cos βx + 2C 3 sin βx ) ( x =o ) = 0 ⇔ C 4 = 0
De tweede voorwaarde D ( x =0) = −EI
d 3y dx 3
(I.14)
= −FD+ levert (met C 4 = 0 ): (I.15)
[− EIβ e
3 − βx
]
[(2C 3 + 2C 4 ) cos βx + (−2C 3 + 2C 4 ) sin βx ] ( x =0) = −FD+ ⇔
⇔ C3 =
FD+ 2EIβ 3
⇔ C3 =
FD+ β 2EIβ 4
FD+ β E 2EI s 4EI 2FD+ ⇔ C3 = E s L0 ⇔ C3 =
Met de twee constanten C 3 =
2FD+
E s L0
en C 4 = 0 wordt de oplossing voor de
verplaatsing:
y =
4
2FD+
E s L0
e − βx cos β x
(I.16)
Bijlage I Nagelkrachten
De afgeleiden van y(x) zijn dan te schrijven als:
2F + dy = − D β e − βx (cos β x − sin βx ) dx E s L0
(I.17)
4FD+ 2 − βx d 2y = β e sin β x E s L0 dx 2 4FD+ 3 − βx d 3y = β e (cos βx − sin β x ) 3 E s L0 dx + d 4y 4 4 2FD = − 4 β y = − 4 β ( e − βx cos βx ) 4 E L dx s 0
Hieruit volgen voor het moment en de dwarskracht:
M = −EI
d 2y dx
+
= −FD L0e
D = −EI
2
=−
− βx
4EIFD+
E s L0
(I.18)
β 2e − βx sin β x =
sin β x
d 3y 4EIFD+ 3 − βx = − β e (cos βx − sin β x ) = E s L0 dx 3
(I.19)
= −FD+e − βx (cos βx − sin βx ) In verband met de symmetrie van het probleem ten opzichte van het glijvlak, weet men nu ook hoe de verplaatsingen, momenten en dwarskrachten zijn in de negatieve x-richting. Voor de volledigheid is de oplossing voor de negatieve xrichting onderstaand ook uitgewerkt. Voor de modellering van de nagel in negatieve x-richting is hetzelfde gedaan als in positieve x-richting (zie figuur I.4). Er is een nagel genomen vanaf het glijvlak in negatieve x-richting waarbij ter plaatse van het glijvlak een kracht FD− op de nagel wordt uitgeoefend, waarbij FD− = −FD+ . Merk op dat de x-as in dit geval is verplaatst over een afstand gelijk aan y=2y0 zodat deze na de vervorming van de nagel gelijk is aan de ligging van het onvervormde deel van de nagel. Figuur I.4 Modellering van een nagel in negatieve x-richting
y x
(π/4)L0 y0 A
FD−
Nagel O Glijvlak
In deze situatie neemt de invloed van de vervormingen ten gevolge van het afglijden ter plaatse van het glijvlak af in de negatieve x-richting. Hieruit volgt dat het tweede deel van vergelijking I.10 gelijk moet zijn aan nul omdat deze voor toenemende negatieve waarden van x een groeiend karakter heeft. Met C 3 = C 4 = 0 wordt de oplossing dan:
5
Bijlage I Nagelkrachten
y = e βx (C 1 cos β x + C 2 sin β x )
(I.20)
De voorwaarden in het punt O (x=0) zijn gelijk aan de situatie voor de nagel in positieve x-richting:
d 2y =0 dx 2 d 3y D = −EI = −FD− dx 3
(I.21)
M = −EI X=0
De afgeleiden van y(x) voor de negatieve x-richting zijn:
dy = βe βx [(C 1 + C 2 ) cos β x + (−C 1 + C 2 ) sin βx ] dx
(I.22)
d 2y = β 2e βx (2C 2 cos βx − 2C 1 sin β x ) dx 2 d 3y = β 3e βx [( −2C 1 + 2C 2 ) cos βx + ( −2C 1 − 2C 2 ) sin β x ] dx 3 d 4y = β 4e βx (−4C 1 cos βx − 4C 2 sin β x ) = −4 β 4 y dx 4 Samen met de randvoorwaarden kunnen hiermee weer de constanten worden bepaald. De eerste voorwaarde M ( x =0) = −EI
[− EIβ e
2 βx
d 2y = 0 levert: dx 2
]
(2C 2 cos β x − 2C 1 sin βx ) ( x =o ) = 0 ⇔ C 2 = 0
De tweede voorwaarde D ( x =0) = −EI
d 3y dx 3
(I.23)
= −FD− levert (met C 2 = 0 ): (I.24)
[− EIβ e
3 βx
]
[( −2C 1 + 2C 2 ) cos βx + ( −2C 1 − 2C 2 ) sin β x ] ( x =0) = −FD− ⇔
⇔ C1 =
FD− 2EIβ 3
⇔ C1 =
FD− β 2EIβ 4
FD− β E 2EI s 4EI 2FD− ⇔ C1 = E s L0 ⇔ C1 =
Met de twee constanten C 1 =
2FD−
E s L0
en C 2 = 0 wordt de oplossing voor de
verplaatsing:
y =
6
2FD−
E s L0
e βx cos β x
(I.25)
Bijlage I Nagelkrachten
De afgeleiden van y(x) zijn dan te schrijven als: 2FD− dy = βe βx (cos βx − sin βx ) dx E s L0
(I.26)
4FD− 2 βx d 2y = − β e sin βx E s L0 dx 2 4F − d 3y = − D β 3e βx (cos β x + sin βx ) 3 E s L0 dx − d 4y 4 4 2FD = − 4 β y = − 4 β ( e βx cos β x ) 4 E L dx s 0
Hieruit volgt voor het moment en de dwarskracht in negatieve x-richting:
d 2y
M = −EI
dx
−
= FD L0e
D = −EI
2
βx
=
4EIFD−
E s L0
β 2e βx sin βx =
(I.27)
sin βx
d 3y 4EIFD− 3 βx = β e (cos βx + sin βx ) = E s L0 dx 3
(I.28)
= FD−e βx (cos β x + sin βx ) Samengevat zijn de oplossingen voor de verplaatsing, het moment en de dwarskracht: X≥0
y =
2FD+
E s L0
e − βx cos β x
(I.29)
M = −FD+L0e − βx sin βx D = −FD+e − βx (cos β x − sin βx ) X<0
y =
2FD−
E s L0
e βx cos βx
(I.30)
M = FD−L0e βx sin β x D = FD−e βx (cos β x + sin β x ) In figuur I.5 zijn de verplaatsing, het momentenverloop en het dwarskrachtenverloop van de nagel grafisch weergegeven. Om bij de verplaatsing het punt O van de negatieve en positieve x-richting op elkaar aan te laten sluiten is de verplaatsing in negatieve richting vermeerderd met y0 en de verplaatsing voor de positieve richting verminderd met y0.
7
Bijlage I Nagelkrachten
Verplaatsing van de nagel
Moment in de nagel
Dwarskracht in de nagel
8
Figuur I.5 Verplaatsing, momentenverloop en dwarskrachtenverloop in de nagel
Bijlage II Grafieken voor maximale schachtwrijving
BIJLAGE II GRAFIEKEN VOOR MAXIMALE SCHACHTWRIJVING In deze bijlage zijn de grafieken opgenomen met de waarden van qs voor verschillende grondsoorten. Bij sommige grondsoorten zijn er ook voor verschillende constructiemethoden grafieken. In tabel II.1 is een overzicht gegeven van de verschillende grafieken die te vinden zijn in onderstaande figuren. Tabel II.1 Overzicht grafieken
Grondsoort
Zand Klei Gravel Mergel/Kalk Gesteente
Figuur
III.1 III.2 III.3 III.4 III.5
Constructiemethode Low pressure Gravity grouting grouting S1 A1 G1 G2 M1 R1
Driving S3 G3
Figuur II.1 Qs voor zand
Figuur II.2 Qs voor klei
9
Bijlage II Grafieken voor maximale schachtwrijving
Figuur II.3 Qs voor gravel
Figuur II.4 Qs voor mergel/kalk
Figuur III.5 Qs voor gesteente
10
Bijlage III Handberekening Methode Bishop
BIJLAGE III HANDBEREKENING METHODE BISHOP In deze bijlage is een voorbeeld gegeven van een ´handberekening´ volgens de methode Bishop voor een simpele geometrie. Deze geometrie is ook doorgerekend in het programma MStab, volgens dezelfde methode. Men kan hiermee inzicht krijgen in de methode en de berekening met MStab zorgt voor een controlemogelijkheid van de berekening.
Tabel III.1 γdroog/nat (kN/m3)
1 Dichte klei 2 Zachte klei
17,00 14,00
ϕ
c
Geometrie De geometrie van het doorgerekende talud is opgebouwd uit twee kleilagen, een dichte en een slappe laag. De grondeigenschappen die in de berekening worden gebruikt, zijn opgenomen in tabel III.1.
(rad) (kN/m2)
0,17 0,07
10,00 6,00
In figuur III.1 is de opbouw van het talud weergegeven, zoals deze in MStab is ingevoerd. De bovenste laag is 5 m. dik en de bovenkant van de dijk ligt 6 meter boven het maaiveld. De helling van het linker talud is 1:1,5 en de helling van het rechter talud 1:1,7. De grondwaterstand ligt 1 m. beneden maaiveld.
Figuur III.1 Opbouw talud
Kritieke glijcirkel Om de kritieke glijcirkel te bepalen is eerst de berekening in MStab uitgevoerd. De glijcirkel die uit de berekening naar als meest kritieke cirkel naar voren kwam is gebruikt voor de handberekening. Deze cirkel is opgedeeld in negen lamellen. Een weergave van de kritieke glijcirkel is gegeven in figuur III.2. Figuur III.2 Kritieke glijcirkel opgedeeld in lamellen
11
Bijlage III Handberekening Methode Bishop
Berekening Voor de berekening van de stabiliteit wordt de volgende formule gebruikt:
SF j =
n (c + (γ h − p ) tan ϕ )b R i i i i i i ∑ i =1 1 + tan αi tan ϕi cos α i SF j −1
(III.1)
n
∑ [γ i hi bi R sin αi ]
i =1
Om de berekening uit te voeren zijn eerst alle gegevens per lamel bepaald. Deze zijn opgenomen in tabel III.2. Lamel
X
Yo
Yb
H1
H2
Hw
B
α
α
ϕ
c
G
σn
p
σ'n
nr
(m)
(m)
(m)
(m)
(m)
(m)
(m)
(°)
(rad)
(rad)
(kN/m2)
(kN)
(kN/m2)
(kN/m2)
(kN/m2)
1 2 3 4 5 6 7 8 9
20,52 22,06 24,91 28,35 32,58 37,73 43,47 48,44 50,54
4,05 0,80 -2,74 -5,41 -6,99 -7,47 -5,90 -2,74 -0,57
5,75 6,00 6,00 6,00 4,47 1,40 -0,14 -0,14 -0,14
1,70 5,20 8,74 10,48 8,95 5,88 4,34 2,60 0,43
0,00 0,00 0,00 0,93 2,51 2,99 1,42 0,00 0,00
0,00 0,00 1,74 4,41 5,99 6,47 4,90 1,74 0,00
0,95 2,11 3,59 3,30 5,15 5,15 6,34 3,59 0,62
-71,78 -59,63 -44,17 -29,38 -14,06 3,58 24,01 44,17 54,38
-1,25 -1,04 -0,77 -0,51 -0,25 0,06 0,42 0,77 0,95
0,17 0,17 0,17 0,07 0,07 0,07 0,07 0,17 0,17
10,00 10,00 10,00 6,00 6,00 6,00 6,00 10,00 10,00
27,46 186,52 533,40 630,89 964,54 730,37 593,80 158,68 4,53
28,90 88,40 148,58 191,18 187,29 141,82 93,66 44,20 7,31
0,00 0,00 17,40 44,10 59,90 64,70 49,00 17,40 0,00
28,90 88,40 131,18 147,08 127,39 77,12 44,66 26,80 7,31
Verklaring van een aantal weergegeven gegevens: Y-coördinaat van de onderkant van de lamel (genomen in het midden Y0 van de lamel); Yb Y-coördinaat van de bovenkant van de lamel (genomen in het midden van de lamel); H1,2 Sommige lamellen zijn opgebouwd uit twee lagen klei. De dikte van de bovenste laag is H1, de dikte van de onderste laag is H2; Hw In de meeste lamellen bevindt een deel zich onder de waterstand. De dikte van de lamel onder de waterstand is Hw; G Gewicht van de lamel. De straal van de cirkel is 17,07 m. Met deze gegevens is de berekening uitgevoerd. Omdat de waarde van de veiligheidsfactor zowel in het linker als in het rechter gedeelte van de formule voorkomt, zal er iteratief gezocht moeten worden naar de oplossing. In dit geval zijn er drie berekeningsstappen uitgevoerd. Per lamel wordt het weerstandbiedend- en het aandrijvend moment berekend, waarna de momenten van alle lamellen gesommeerd worden. Hiermee wordt de veiligheidsfactor berekend. In tabel III.3 zijn de resultaten van de berekening weergegeven.
12
Tabel III.2 Lamelgegevens per lamel
Bijlage III Handberekening Methode Bishop
Tabel III.3 Resultaten berekening
Lamel nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Weerstandbiedend Aandrijvend
Weerstandbiedend Aandrijvend
Weerstandbiedend Aandrijvend
(kNm)
(kNm)
(kNm)
(kNm)
(kNm)
(kNm)
1598,39 2555,05 3382,32 1093,75 1373,96 999,34 1049,70 1081,64 166,19 13300,34
-445,16 -2747,06 -6344,39 -5283,44 -3999,91 778,50 4124,40 1887,35 62,89 -11966,84
1513,20 2500,76 3347,06 1091,45 1372,70 999,56 1051,34 1089,91 167,91 13133,87
-445,16 -2747,06 -6344,39 -5283,44 -3999,91 778,50 4124,40 1887,35 62,89 -11966,84
1526,14 2500,76 3347,06 1091,45 1372,70 999,56 1051,34 1089,91 167,91 13146,81
-445,16 -2747,06 -6344,39 -5283,44 -3999,91 778,50 4124,40 1887,35 62,89 -11966,84
SF(j-1) SF
1,05 1,11
SF(j-1) SF
1,11 1,10
SF(j-1) SF
1,10 1,10
De waarde voor de veiligheidsfactor uit de handberekening is 1,10. Uit de berekening met MStab kwam een veiligheid van 1,05. Het verschil kan komen door afronding van tussenresultaten. In figuur III.3 is een resultaat uit MStab gegeven dat de veiligheid aangeeft in het talud. In dit geval ligt de veiligheid in het berekende gebied overal tussen 1 en 1,5.
Figuur III.3 Veiligheid talud
13
Bijlage III Handberekening Methode Bishop
14
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
BIJLAGE IV BEREKENINGEN STABILITEIT GEOMETRIEËN Geometrie 1 Onderlaag: Slappe klei Bovenlaag: Matige klei
Figuur IV.1 Kritieke glijcirkel geometrie 1
Coördinaten middelpunt kritieke glijcirkel: Straal kritieke glijcirkel: Stabiliteitsfactor talud:
(44,5;11,5) 17,50 m. 0,998
Uitvoer MStab ==========================
BEGINNING OF DATA
==========================
ECHO OF THE INPUT ================= Problem identification : Calculation model : Bishop Default shear strength : C phi LAYER BOUNDARIES ================ Boundary no.| Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 2 - X - | 0.00 10.00 25.00 35.00 50.00 80.00 2 - Y - | 0.00 0.00 7.50 7.50 0.00 0.00 | 1 - X - | 0.00 80.00 1 - Y - | -3.00 -3.00 | 0 - X - | 0.00 80.00 0 - Y - | -10.00 -10.00 PL LINES ======== PL line no. | Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 1 - X - | 0.00 30.00 50.00 80.00 1 - Y - | 6.00 6.00 -0.50 -0.50 Unit weight of water used for calculation: 9.81 [kN/m3] The groundwater level is determined by PL-line number 1
15
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
FORBIDDEN LINES =============== No forbidden lines were input. SOIL PROPERTIES =============== Layer no.| Material name ---------|----------------------------2 | Matige klei 1 | Slappe klei Layer | Gam usat| Gam sat | PL-line | PL-line | number | [kN/m3] | [kN/m3] | top | bottom | ---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 17.00 | 17.00 | 1 | 1 | 1 | 14.00 | 14.00 | 1 | | Layer | Cohesion| Phi | Cu/Pc | POP | Cu top | Cu bot. | Cu gradient| number | [kN/m2] |[degrees]| [-] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2/m] | ---------|---------|---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 8.00 | 20.00 | | | | | 1 | 2.00 | 17.00 | | | | |
No degree of consolidation <> 100% input. CENTER POINT GRID AND TANGENT LINES =================================== X co-ordinate grid left : 42.00 [m] X co-ordinate grid right : 52.00 [m] Number of grid points in X - direction : 5 Y co-ordinate grid bottom Y co-ordinate grid top Number of grid points in Y - direction
: : :
9.00 [m] 14.00 [m] 5
Y co-ordinate tangent smallest circle Y co-ordinate tangent biggest circle Number of circles per grid point
: : :
-3.00 [m] -9.00 [m] 5
No fixed points input. Total number of center points in the grid: Total number of slip circles in the grid :
25 125
LINE LOADS ========== No line loads input. UNIFORM LOAD ============ No uniform loads were input. TREE ON SLOPE ============= No tree on slope was input. GEOTEXTILES =========== No geotextiles were input. EARTHQUAKE ========== No earth quake factors were input. ****************************************************************************** **************** The input has been tested, and is correct. **************** ******************************************************************************
16
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
RESULTS OF THE SLOPE STABILITY ANALYSIS ======================================= Information on the critical circle : Fmin = 0.998 Calculation method used : Bishop - C phi ============================================================================= X co-ordinate center point Y co-ordinate center point Radius of critical circle
: : :
44.50 [m] 11.50 [m] 17.50 [m]
The center point of the critical circle is enclosed Driving moment soil Driving moment free water Driving moment external loads Iterated resisting moment Non-iterated resisting moment
: : : : :
13911.94 0.00 0.00 13911.94 13887.91
[kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m]
END OF MSTAB OUTPUT ===================
Geometrie 2 Onderlaag: Slappe klei Bovenlaag: Los zand Figuur IV.2 Kritieke glijcirkel geometrie 2
Coördinaten middelpunt kritieke glijcirkel: Straal kritieke glijcirkel: Stabiliteitsfactor talud:
(44,5;11,5) 19,0 m. 1,015
Uitvoer ==========================
BEGINNING OF DATA
==========================
ECHO OF THE INPUT ================= Problem identification : Calculation model : Bishop Default shear strength : C phi
17
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
LAYER BOUNDARIES ================ Boundary no.| Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 2 - X - | 0.00 10.00 25.00 35.00 50.00 80.00 2 - Y - | 0.00 0.00 7.50 7.50 0.00 0.00 | 1 - X - | 0.00 80.00 1 - Y - | -3.00 -3.00 | 0 - X - | 0.00 80.00 0 - Y - | -10.00 -10.00
PL LINES ======== PL line no. | Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 1 - X - | 0.00 30.00 50.00 80.00 1 - Y - | 6.00 6.00 -0.50 -0.50 Unit weight of water used for calculation: 9.81 [kN/m3] The groundwater level is determined by PL-line number 1 FORBIDDEN LINES =============== No forbidden lines were input. SOIL PROPERTIES =============== Layer no.| Material name ---------|----------------------------2 | Los zand 1 | Slappe klei Layer | Gam usat| Gam sat | PL-line | PL-line | number | [kN/m3] | [kN/m3] | top | bottom | ---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 17.00 | 19.00 | 1 | 1 | 1 | 14.00 | 14.00 | 1 | | Layer | Cohesion| Phi | Cu/Pc | POP | Cu top | Cu bot. | Cu gradient| number | [kN/m2] |[degrees]| [-] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2/m] | ---------|---------|---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 0.00 | 30.00 | | | | | 1 | 2.00 | 17.00 | | | | | No degree of consolidation <> 100% input. CENTER POINT GRID AND TANGENT LINES =================================== X co-ordinate grid left : 42.00 [m] X co-ordinate grid right : 52.00 [m] Number of grid points in X - direction : 5 Y co-ordinate grid bottom Y co-ordinate grid top Number of grid points in Y - direction
: : :
9.00 [m] 14.00 [m] 5
Y co-ordinate tangent smallest circle Y co-ordinate tangent biggest circle Number of circles per grid point
: : :
-3.00 [m] -9.00 [m] 5
No fixed points input. Total number of center points in the grid: Total number of slip circles in the grid :
18
25 125
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
LINE LOADS ========== No line loads input. UNIFORM LOAD ============ No uniform loads were input. TREE ON SLOPE ============= No tree on slope was input.
GEOTEXTILES =========== No geotextiles were input. EARTHQUAKE ========== No earth quake factors were input. ****************************************************************************** **************** The input has been tested, and is correct. **************** ****************************************************************************** RESULTS OF THE SLOPE STABILITY ANALYSIS ======================================= Information on the critical circle : Fmin = 1.015 Calculation method used : Bishop - C phi ============================================================================= X co-ordinate center point Y co-ordinate center point Radius of critical circle
: : :
44.50 [m] 11.50 [m] 19.00 [m]
The center point of the critical circle is enclosed Driving moment soil Driving moment free water Driving moment external loads Iterated resisting moment Non-iterated resisting moment
: : : : :
18855.28 0.00 0.00 18855.28 19112.89
[kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m]
END OF MSTAB OUTPUT ===================
19
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
Geometrie 3 Onderlaag: Slappe klei Bovenlaag: Matig zand Figuur IV.3 Kritieke glijcirkel geometrie 3
Coördinaten middelpunt kritieke glijcirkel: Straal kritieke glijcirkel: Stabiliteitsfactor talud:
(44,5;11,5) 19,0 m. 1,065
Uitvoer ==========================
BEGINNING OF DATA
==========================
ECHO OF THE INPUT ================= Problem identification : Calculation model : Bishop Default shear strength : C phi LAYER BOUNDARIES ================ Boundary no.| Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 2 - X - | 0.00 10.00 25.00 35.00 50.00 80.00 2 - Y - | 0.00 0.00 7.50 7.50 0.00 0.00 | 1 - X - | 0.00 80.00 1 - Y - | -3.00 -3.00 | 0 - X - | 0.00 80.00 0 - Y - | -10.00 -10.00 PL LINES ======== PL line no. | Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 1 - X - | 0.00 30.00 50.00 80.00 1 - Y - | 6.00 6.00 -0.50 -0.50 Unit weight of water used for calculation: 9.81 [kN/m3] The groundwater level is determined by PL-line number 1 FORBIDDEN LINES =============== No forbidden lines were input.
20
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
SOIL PROPERTIES =============== Layer no.| Material name ---------|----------------------------2 | Matig zand 1 | Slappe klei Layer | Gam usat| Gam sat | PL-line | PL-line | number | [kN/m3] | [kN/m3] | top | bottom | ---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 18.00 | 20.00 | 1 | 1 | 1 | 14.00 | 14.00 | 1 | | Layer | Cohesion| Phi | Cu/Pc | POP | Cu top | Cu bot. | Cu gradient| number | [kN/m2] |[degrees]| [-] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2/m] | ---------|---------|---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 0.00 | 32.50 | | | | | 1 | 2.00 | 17.00 | | | | | No degree of consolidation <> 100% input. CENTER POINT GRID AND TANGENT LINES =================================== X co-ordinate grid left : 42.00 [m] X co-ordinate grid right : 52.00 [m] Number of grid points in X - direction : 5 Y co-ordinate grid bottom Y co-ordinate grid top Number of grid points in Y - direction
: : :
9.00 [m] 14.00 [m] 5
Y co-ordinate tangent smallest circle Y co-ordinate tangent biggest circle Number of circles per grid point
: : :
-3.00 [m] -9.00 [m] 5
No fixed points input. Total number of center points in the grid: Total number of slip circles in the grid :
25 125
LINE LOADS ========== No line loads input.
UNIFORM LOAD ============ No uniform loads were input. TREE ON SLOPE ============= No tree on slope was input. GEOTEXTILES =========== No geotextiles were input. EARTHQUAKE ========== No earth quake factors were input. ****************************************************************************** **************** The input has been tested, and is correct. **************** ******************************************************************************
21
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
RESULTS OF THE SLOPE STABILITY ANALYSIS ======================================= Information on the critical circle : Fmin = 1.065 Calculation method used : Bishop - C phi ============================================================================= X co-ordinate center point Y co-ordinate center point Radius of critical circle
: : :
44.50 [m] 11.50 [m] 19.00 [m]
The center point of the critical circle is enclosed Driving moment soil Driving moment free water Driving moment external loads Iterated resisting moment Non-iterated resisting moment
: : : : :
19877.81 0.00 0.00 19877.81 21021.98
[kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m]
END OF MSTAB OUTPUT ===================
Geometrie 4 Onderlaag: Matige klei Bovenlaag: Matige klei Figuur IV.4 Kritieke glijcirkel geometrie 4
Coördinaten middelpunt kritieke glijcirkel: Straal kritieke glijcirkel: Stabiliteitsfactor talud:
(44,5;12,75) 14,25 m. 1,206
Uitvoer ==========================
BEGINNING OF DATA
ECHO OF THE INPUT ================= Problem identification : Calculation model : Bishop Default shear strength : C phi
22
==========================
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
LAYER BOUNDARIES ================ Boundary no.| Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 2 - X - | 0.00 10.00 25.00 35.00 50.00 80.00 2 - Y - | 0.00 0.00 7.50 7.50 0.00 0.00 | 1 - X - | 0.00 80.00 1 - Y - | -3.00 -3.00 | 0 - X - | 0.00 80.00 0 - Y - | -10.00 -10.00 PL LINES ======== PL line no. | Co-ordinates [m] ------------|---------------------------------------------------| 1 - X - | 0.00 30.00 50.00 80.00 1 - Y - | 6.00 6.00 -0.50 -0.50 Unit weight of water used for calculation: 9.81 [kN/m3] The groundwater level is determined by PL-line number 1 FORBIDDEN LINES =============== No forbidden lines were input. SOIL PROPERTIES =============== Layer no.| Material name ---------|----------------------------2 | Matige klei 1 | Matige klei Layer | Gam usat| Gam sat | PL-line | PL-line | number | [kN/m3] | [kN/m3] | top | bottom | ---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 17.00 | 17.00 | 1 | 1 | 1 | 17.00 | 17.00 | 1 | | Layer | Cohesion| Phi | Cu/Pc | POP | Cu top | Cu bot. | Cu gradient| number | [kN/m2] |[degrees]| [-] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2] | [kN/m2/m] | ---------|---------|---------|---------|---------|---------|---------| 2 | 8.00 | 20.00 | | | | | 1 | 8.00 | 20.00 | | | | | No degree of consolidation <> 100% input. CENTER POINT GRID AND TANGENT LINES =================================== X co-ordinate grid left : 42.00 [m] X co-ordinate grid right : 52.00 [m] Number of grid points in X - direction : 5 Y co-ordinate grid bottom Y co-ordinate grid top Number of grid points in Y - direction
: : :
9.00 [m] 14.00 [m] 5
Y co-ordinate tangent smallest circle Y co-ordinate tangent biggest circle Number of circles per grid point
: : :
1.00 [m] -4.00 [m] 5
No fixed points input. Total number of center points in the grid: Total number of slip circles in the grid :
25 125
LINE LOADS
23
Bijlage IV Berekeningen stabiliteit geometrieën
========== No line loads input. UNIFORM LOAD ============ No uniform loads were input. TREE ON SLOPE ============= No tree on slope was input. GEOTEXTILES =========== No geotextiles were input. EARTHQUAKE ========== No earth quake factors were input. ****************************************************************************** **************** The input has been tested, and is correct. **************** ****************************************************************************** RESULTS OF THE SLOPE STABILITY ANALYSIS ======================================= Information on the critical circle : Fmin = 1.206 Calculation method used : Bishop - C phi ============================================================================= X co-ordinate center point Y co-ordinate center point Radius of critical circle
: : :
44.50 [m] 12.75 [m] 14.25 [m]
The center point of the critical circle is enclosed Driving moment soil Driving moment free water Driving moment external loads Iterated resisting moment Non-iterated resisting moment
: : : : :
6020.11 0.00 0.00 6020.11 7112.81
END OF MSTAB OUTPUT ===================
24
[kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m] [kNm/m]
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
BIJLAGE V STABILITEIT BIJ VERSCHILLENDE PARAMETERCOMBINATIES In deze bijlage zijn de berekeningen van de stabiliteit van de verschillende geometrieën met één horizontaal aangebrachte nagel opgenomen. Per geometrie is er één pagina met tabellen en één met Fn-Fd-vlakken weergegeven (linker respectievelijk rechter pagina). In de tabellen Nagel, Grondslag, Geometrie en Overdrachtslengte zijn alle gegevens opgenomen waarmee de verschillende bezwijkcriteria kunnen worden berekend. Omdat er voor het berekenen van de criteria vier verschillende combinaties van parameters zijn (zie hoofdstuk 5), is voor iedere combinatie een Fn-Fd-vlak weergegeven (linker pagina). Hierbij is het derde criterium niet weergegeven omdat deze in geen geval beperkend is en de waarden zo groot zijn dat de schaal onduidelijk zou worden bij het weergeven van het criterium. Aan de hand van de hoek tussen de nagel en de glijcirkel kunnen uit de Fn-Fdvlakken de optredende waarden van de krachten in de nagel bepaald worden. Hiermee kan tenslotte de stabiliteit van het vernagelde talud bepaald. Dit is weergegeven in de onderste tabel, Taludstabiliteit. In alle gevallen is de nagel 2,5 m. boven het maaiveld aangebracht, zoals weergegeven in figuur V.1. In de figuur is een glijcirkel getekend met het middelpunt van de cirkel en de straal ervan. Van iedere geometrie zal voor deze cirkel de maatgevende cirkel worden genomen die voortkwam uit de stabiliteitsberekeningen van de onvernagelde taluds (paragraaf 7.2 en bijlage IV). Daardoor zullen de ligging van het snijpunt tussen de nagel en de glijcirkel, O, en de hoek tussen de raaklijn aan de cirkel ter plaatse van O en de nagel verschillend zijn. De lengtes van de nagel aan weerszijden van het glijvlak, L1 en L2, zullen ook verschillend zijn bij de vier geometrieën. In alle gevallen is deze lengte echter groter dan 10 m. Bij de berekeningen wordt in alle gevallen daarom La gelijk gesteld aan 10 m. Figuur V.1 Geometrie met één nagel
Mp
R Nagel
O
(45;2,5) θinit
L1
L2
L1 ≥ 10 m L2 ≥ 10 m
Raaklijn glijvlak tpv O
De vier geometrieën die berekend zijn en de opbouw ervan zijn weergegeven in tabel V.1. Tabel V.1 Geometrieën
Geometrie 1 2 3 4
Onderlaag Slappe klei Slappe klei Slappe klei Matige klei
Bovenlaag Matige klei Los zand Matig zand Matige klei
25
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Geometrie 1 Stabiliteitsfactoren bij verschillende parametercombinaties Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
M0 (kNm) 2
Bezwijkmoment Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm ) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Geometrie Hoek straal-nagel
°
31,0
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
59,0
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
59,0
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
5,0
53,06 295050
Straal glijcirkel
R
(m)
17,5
L0
(m)
0,57
Overdrachtslengte 2000 20 2
L0 = 4
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu (kN/m2)
50
(kN/m2) -
333,33 3
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu1
τmax (kN/m2)
50,0
( τ max1 )
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu2
τmax (kN/m2)
34,5
( τ max2 )
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
( τ max3 )
Conusweerstand
4EI
Es
P u naar horizontaal belaste palen, (P u1 ) (P u1 )
pu=9*Cu
(P u2 )
pu = pl =
P u naar q c , (P u2 ) Limietdruk grond
pu b
qc β
Maximale schachtwrijving
αt
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit
Combi 1 Combi 2 Combi 3 Combi 4 (Pu1&τmax1) (Pu2&τmax2) (Pu1&τmax3) (Pu2&τmax3)
Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
13912
13912
13912
13912
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
13884
13884
13884
13884 118
Fn,nagel
(kN)
236
163
118
Fd,nagel
(kN)
19
14
19
14
Fn,δ
(kN)
192
132
91
94
Fd,δ
(kN)
138
96
77
73
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
1225
843
581
597
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
2417
1684
1353
1278
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
17526
16411
15818
15759
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
0,998
0,998
0,998
0,998
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,260
1,180
1,137
1,133
26
(kNm/m)
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Combinatie 1 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 2 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 3 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 4 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
27
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Geometrie 2 Stabiliteitsfactoren bij verschillende parametercombinaties Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
Bezwijkmoment
Geometrie Hoek straal-nagel
°
28,3
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
61,7
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,025
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
61,7
M0 (kNm)
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
5,0
2
53,06 295050
Straal glijcirkel
R
(m)
19,0
L0
(m)
0,30
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm ) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Overdrachtslengte 25000 30 2
L0 = 4
qc
(kN/m )
5000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
540,00
Effective verticale spanning Schelpfactor Passieve gronddrukcoefficient
s'v (kN/m2) s Kp -
60 3 3,00
(kN/m2) -
555,56 9
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu1
τmax (kN/m2)
52,0
( τ max1 )
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu2
τmax (kN/m2)
53,0
( τ max2 )
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
60,0
( τ max3 )
Conusweerstand
4EI
Es
P u naar horizontaal belaste palen, (P u1 ) (P u1 )
pu=s*s'v*Kp
(P u2 )
pu = pl =
P u naar q c , (P u2 ) Limietdruk grond
pu b
qc β
Maximale schachtwrijving
αt
τ max = q c * α t
0,012
Taludstabiliteit
Combi 1 Combi 2 Combi 3 Combi 4 (Pu1&τmax1) (Pu2&τmax2) (Pu1&τmax3) (Pu2&τmax3)
Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
18855
18855
18855
18855
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
19138
19138
19138
19138 283
Fn,nagel
(kN)
245
250
283
Fd,nagel
(kN)
12
13
12
13
Fn,δ
(kN)
210
214
243
243
Fd,δ
(kN)
127
130
145
145
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
2302
2349
2669
2667
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
2413
2464
2755
2761
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
23853
23951
24563
24567
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,015
1,015
1,015
1,015
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,265
1,270
1,303
1,303
28
(kNm/m)
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Fd,nagel
Combinatie 1 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Criterium 1 Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Fd,nagel
Combinatie 2 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Criterium 1 Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Fd,nagel
Combinatie 3 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Criterium 1 Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Fd,nagel
Combinatie 4 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Criterium 1 Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
29
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Geometrie 3 Stabiliteitsfactoren bij verschillende parametercombinaties Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Geometrie Hoek straal-nagel
°
61,7
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,033
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
61,7
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
53,06 295050
Straal glijcirkel
R
(m)
19,0
L0
(m)
0,23
32,5 2
L0 = 4
8000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
647,88
Effective verticale spanning Schelpfactor Passieve gronddrukcoefficient
s'v (kN/m2) s Kp -
65 3 3,32
(kN/m2) -
888,89 9
τmax (kN/m2)
60,0
( τ max1 )
4EI
Es
P u naar horizontaal belaste palen, (P u1 ) (P u1 )
pu=s*s'v*Kp
(P u2 )
pu = pl =
P u naar q c , (P u2 ) pu b
qc β
Maximale schachtwrijving τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu1
2
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu2
τmax (kN/m )
100,0
( τ max2 )
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
96,0
( τ max3 )
αt
τ max = q c * α t
0,012
Taludstabiliteit
Combi 1 Combi 2 Combi 3 Combi 4 (Pu1&τmax1) (Pu2&τmax2) (Pu1&τmax3) (Pu2&τmax3)
Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
19878
19878
19878
19878
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
21170
21170
21170
21170
283
471
452
452
Fn,nagel
(kN)
Fd,nagel
(kN)
11
15
11
15
Fn,δ
(kN)
244
407
393
391
Fd,δ
(kN)
144
237
224
228
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
2951
4931
4752
4728
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
2738
4502
4261
4330
(kNm/m)
26859
30602
30183
30229
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,065
1,065
1,065
1,065
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,351
1,540
1,518
1,521
30
5,0
Overdrachtslengte 75000
(kN/m )
Limietdruk grond
28,3
θinit
qc
Conusweerstand
°
Hoek glijvlak-nagel
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Fd,nagel
Combinatie 1 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Criterium 1 Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 2 60
Fd,nagel
50 Criterium 1
40
Criterium 2
30
Criterium 4
20
Glijvlak
10 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Fd,nagel
Combinatie 3 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Criterium 1 Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 4 60
Fd,nagel
50 Criterium 1
40
Criterium 2
30
Criterium 4
20
Glijvlak
10 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
31
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Geometrie 4 Stabiliteitsfactoren bij verschillende parametercombinaties Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
Bezwijkmoment
Geometrie Hoek straal-nagel
°
46,0
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
44,0
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
44,0
M0 (kNm)
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
5,0
2
53,06 295050
Straal glijcirkel
R
(m)
19,0
L0
(m)
0,57
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm ) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Overdrachtslengte 2000 20 2
L0 = 4
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu (kN/m2)
50
(kN/m2) -
333,33 3
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu1
τmax (kN/m2)
66,7
( τ max1 )
τmax via grafiek Clouterre, mbv Pu2
τmax (kN/m2)
34,5
( τ max2 )
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
( τ max3 )
Conusweerstand
4EI
Es
P u naar horizontaal belaste palen, (P u1 ) (P u1 )
pu=9*Cu
(P u2 )
pu = pl =
P u naar q c , (P u2 ) Limietdruk grond
pu b
qc β
Maximale schachtwrijving
αt
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit
Combi 1 Combi 2 Combi 3 Combi 4 (Pu1&τmax1) (Pu2&τmax2) (Pu1&τmax3) (Pu2&τmax3)
Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
6020
6020
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
7260
7260
7260 118
Fn,nagel
(kN)
314
163
118
Fd,nagel
(kN)
18
14
19
14
Fn,δ
(kN)
205
103
68
72
Fd,δ
(kN)
239
127
98
95
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
1417
712
471
496
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
4534
2417
1867
1801
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
13211
10389
9598
9557
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
1,206
1,206
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
2,195
1,726
1,594
1,588
32
(kNm/m)
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
Combinatie 1 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 2 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 3 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
Combinatie 4 35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
33
Bijlage V Stabiliteit bij verschillende parametercombinaties
34
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
BIJLAGE VI INVLOEDSFACTOREN STABILITEIT In deze bijlage zijn berekeningen opgenomen van de stabiliteit van geometrie 4 (geheel bestaande uit matige klei) met verschillende waarden voor een aantal eigenschappen. Per pagina is het resultaat van een berekening weergegeven. Bovenstaand zijn de tabellen Nagel, Grondslag, Geometrie en Overdrachtslengte weergegeven waarin de benodigde gegevens voor de berekening zijn opgenomen. Aan de hand van deze gegevens kan het stabiliteitsdomein opgesteld worden wat onderin is weergegeven. Hierbij is het derde criterium niet weergegeven omdat deze in geen geval beperkend is en de waarden zo groot zijn dat de schaal onduidelijk zou worden bij het weergeven van het criterium. Aan de hand van het stabiliteitsdomein kunnen de optredende krachten bepaald worden waarmee vervolgens de stabiliteit van het vernagelde talud bepaald kan worden (tabel Taludstabiliteit). De • • • • • • • • • • • • • • • •
volgende berekeningen zijn opgenomen in deze bijlage: θ1 = 26,5 ° θ2 = 55,0 ° θ3 = 84,0 ° θ4 = 90,0 ° θ1 = 26,5 °, D = 0,075 m θ1 = 26,5 °, D = 0,30 m θ3 = 84,0 °, D = 0,075 m θ3 = 84,0 °, D = 0,30 m θ1 = 26,5 °, EI = 5,31 kNm2 θ1 = 26,5 °, EI = 530,6 kNm2 θ3 = 84,0 °, EI = 5,31 kNm2 θ3 = 84,0 °, EI = 530,6 kNm2 θ1 = 26,5 °, La = 5 m θ1 = 26,5 °, La = 20 m θ3 = 84,0 °, La = 5 m θ3 = 84,0 °, La = 20 m
35
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 ° Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
53,06 295050
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m )
2
2000
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
(kNm)
4,4
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
θinit
°
26,5
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
118
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
35
Fd,δ
(kN)
114
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
184
(kNm/m)
1627
Moment tgv Fd,δ Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,507
(kNm/m)
9071
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
36
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ2 = 55,0 ° Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
Geometrie Hoek straal-nagel
°
35,0
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
55,0
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
(kN)
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
55,0
(kNm)
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Bezwijkmoment
M0
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
53,06 295050
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m )
2
2000
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
5,0
Overdrachtslengte 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
2
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
118
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
86
Fd,δ
(kN)
83
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
444
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
1190
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,477
(kNm/m)
8894
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
37
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 ° Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
84,0
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
(kN)
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
(kNm)
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Bezwijkmoment
M0
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
53,06 295050
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m )
2
2000
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Overdrachtslengte 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
2
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
115
Fd,δ
(kN)
32
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
598
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
449
118
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,380
(kNm/m)
8307
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
38
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ4 = 90,0 ° Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
Geometrie Hoek straal-nagel
°
0,0
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
90,0
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
(kN)
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
90,0
(kNm)
4,4
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Bezwijkmoment
M0
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
53,06 295050
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m )
2
2000
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
5,0
Overdrachtslengte 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
2
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
0
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
0
Fd,δ
(kN)
19
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
0
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
274
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,252
(kNm/m)
7535
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
39
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 °, D = 0,075 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,075
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
Bezwijkmoment
M0
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Conusweerstand
qc
(kN/m )
Limietdruk grond
pu
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
(kNm)
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
Hoek glijvlak-nagel
θinit
°
26,5
600
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,007
300
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
4,4 53,06 295050
Overdrachtslengte 2000 20 2
1000
(kN/m )
2
450,00
(kN/m2)
50
αt
25,0
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
59
Fd,nagel
(kN)
10
Fn,δ
(kN)
18
Fd,δ
(kN)
57
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
92
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
813
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,356
(kNm/m)
8166
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
30
Fd,nagel
25 Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
40
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 °, D = 0,30 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,3
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
M0 (kNm)
4,4
2
53,06 295050
Bezwijkmoment Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm ) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
θinit
°
26,5
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,026
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
5,0
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m2)
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2) αt
25,0
L0 = 4
4EI
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
236
Fd,nagel
(kN)
29
Fn,δ
(kN)
79
Fd,δ
(kN)
224
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
411
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
3194
(kNm/m)
10866
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,805
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
60
Fd,nagel
50 Criterium 1
40
Criterium 2
30
Criterium 4
20
Glijvlak
10 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
41
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 °, D = 0,075 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,075
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 53,06 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
θinit
°
84,0
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,007
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
59
Fd,nagel
(kN)
10
Fn,δ
(kN)
58
Fd,δ
(kN)
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
Moment tgv Fd,δ
16 299
(kNm/m)
224
(kNm/m)
7784
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,293
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
30
Fd,nagel
25 Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
42
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 °, D = 0,30 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,3
Hoek glijvlak-nagel
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 53,06 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
θinit
°
84,0
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,026
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
5,0
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
Fd,nagel
(kN)
29
Fn,δ
(kN)
232
Fd,δ
(kN)
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
Moment tgv Fd,δ
236
54 1201
(kNm/m)
765
(kNm/m)
9226
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,533
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
60
Fd,nagel
50 Criterium 1
40
Criterium 2
30
Criterium 4
20
Glijvlak
10 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
43
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 °, EI = 5,31 kNm2 Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 5,31 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
θinit
°
26,5
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,023
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,32
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
118
Fd,nagel
(kN)
11
Fn,δ
(kN)
43
Fd,δ
(kN)
110
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
223
(kNm/m)
1574
Moment tgv Fd,δ Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,504
(kNm/m)
9057
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
40 35 Fd,nagel
30
Criterium 1
25 20 15
Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
10 5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
44
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 °, EI = 530,6 kNm2 Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 530,64 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
θinit
°
26,5
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,007
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
1,01
Hoek glijvlak-nagel
5,0
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
118
Fd,nagel
(kN)
23
Fn,δ
(kN)
32
Fd,δ
(kN)
116
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
166
(kNm/m)
1652
Moment tgv Fd,δ Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,508
(kNm/m)
9078
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
50
Fd,nagel
40 Criterium 1
30
Criterium 2 Criterium 4
20
Glijvlak
10 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
45
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 °, EI = 5,31 kNm2 Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 5,31 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
θinit
°
84,0
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,023
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,32
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
Fd,nagel
(kN)
11
Fn,δ
(kN)
116
Fd,δ
(kN)
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
Moment tgv Fd,δ
118
23 603
(kNm/m)
330
(kNm/m)
8193
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,361
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
40 35 Fd,nagel
30
Criterium 1
25 20 15
Criterium 2 Criterium 4 Glijvlak
10 5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
46
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 °, EI = 530,6 kNm2 Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
10
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 530,64 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
θinit
°
84,0
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,007
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
1,01
Hoek glijvlak-nagel
5,0
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
Fd,nagel
(kN)
23
Fn,δ
(kN)
115
Fd,δ
(kN)
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
Moment tgv Fd,δ
118
35 596
(kNm/m)
505
(kNm/m)
8361
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,389
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
50
Fd,nagel
40 Criterium 1
30
Criterium 2 Criterium 4
20
Glijvlak
10 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
47
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 °, La = 5 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
5
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
53,06 295050
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m )
2
2000
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
(kNm)
4,4
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
θinit
°
26,5
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
59
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
9
Fd,δ
(kN)
61
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
47
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
875
(kNm/m)
8182
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,359
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
48
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ1 = 26,5 °, La = 20 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
20
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 53,06 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
63,5
θinit
°
26,5
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
Mobilisatiehoek
θmob
°
26,5
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
5,0
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
236
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
88
Fd,δ
(kN)
220
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
457
Moment tgv Fd,δ
(kNm/m)
3132
(kNm/m)
10849
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,802
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
49
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 °, La = 5 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
5
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 53,06 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
θinit
°
84,0
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
59
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
57
Fd,δ
(kN)
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
Moment tgv Fd,δ
25 294
(kNm/m)
361
(kNm/m)
7915
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,315
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
Fn,nagel
50
5,0
400
500
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
θ3 = 84,0 °, La = 20 m Nagel Werkende lengte nagel
La
(m)
20
Diameter nagel
D
(m)
0,15
Maximale opneembare trekkracht
Rn
(kN)
600
Maximale opneembare dwarskracht (Rn/2) Rd
(kN)
300
Bezwijkmoment
M0 (kNm)
Buigstijfheid Rekstijfheid
EI (kNm2) EA (kN)
Grondslag Elasticiteitsmodulus
Es
(kN/m2)
Hoek van inwendige wrijving
φ
°
4,4 53,06 295050
Geometrie Hoek straal-nagel
°
6,0
θinit
°
84,0
Rotatiehoek [D/(20L0)]
θrot
°
0,013
Mobilisatiehoek
θmob
°
84,0
Kritische hoek
θkrit
°
Straal glijcirkel
R
(m)
14,3
L0
(m)
0,57
Hoek glijvlak-nagel
5,0
Overdrachtslengte 2000 20 2
Conusweerstand
qc
(kN/m )
1000
Limietdruk grond
pu
(kN/m2)
450,00
2
Ongedraineerde schuifsterkte
Cu
(kN/m )
50
τmax volgens trekpalenmethode
τmax (kN/m2)
25,0
αt
4EI
L0 = 4
Es
pu=9*Cu
τ max = q c * α t
0,025
Taludstabiliteit Andrijvend moment zonder nagel
Ma
(kNm/m)
6020
Weerstandbiedend moment zonder nagel
Mw
(kNm/m)
7260
Fn,nagel
(kN)
Fd,nagel
(kN)
19
Fn,δ
(kN)
233
Fd,δ
(kN)
Moment tgv Fn,δ
(kNm/m)
Moment tgv Fd,δ
236
44 1207
(kNm/m)
625
(kNm/m)
9092
Weerstandbiedend moment met nagel
Mw,nagel
Veiligheidsfactor zonder nagel
SFonv
1,206
Veiligheidsfactor met nagel
SFvern
1,510
Fn-Fd-vlak Stabiliteitsdomein
35
Fd,nagel
30 25
Criterium 1
20
Criterium 2
15
Criterium 4
10
Glijvlak
5 0 0
100
200
300
400
500
Fn,nagel
51
Bijlage VI Invloedsfactoren stabiliteit
52
Bijlage VII Plaxis
BIJLAGE VII PLAXIS Plaxis is een eindige-elementen programma waarmee vervormings- en stabiliteitsberekeningen van geotechnische projecten gemaakt kunnen worden. Bij het berekenen van een project dient eerst een model van de geometrie ingevoerd te worden. Na het invoeren van de geometrie wordt een eindige-elementen model gegenereerd. Het zogenaamde eindige elementen mesh bestaat uit driehoekige elementen, knopen en spanningspunten. De elementen zijn voor het modelleren van de grond; in de knopen worden de verplaatsingen uitgerekend en in de spanningspunten worden de spanningen en rekken berekend. Naast de elementen voor de grond, worden er ook constructieve elementen en interface elementen gegenereerd om het gedrag van de constructie of van de interactie tussen de constructie en de grond te modelleren. In deze bijlage zal een korte toelichting worden gegeven op de relevante onderdelen van de programma’s Plaxis 2D en Plaxis 3D Tunnel voor dit onderzoek. Allereerst zullen de verschillen tussen 2D en 3D worden toegelicht. Daarna zullen twee grondmodellen beschreven worden en tenslotte zal de φ/creductie worden besproken.
VII.I Plaxis 2D versus Plaxis 3D De twee voornaamste verschillen tussen Plaxis 2D en Plaxis 3D zijn de mogelijkheid om in drie dimensies te modelleren en het aantal knopen en spanningspunten in de elementen van het mesh. Figuur VII.1 Dimensies voor de invoer in Plaxis
y
x z
Bij Plaxis 2D kan een doorsnede van een constructie in xy-richting worden ingevoerd en deze doorsnede blijft gelijk in de derde dimensie, de z-richting (zie figuur VII.1). Dat betekent dat zowel het grondprofiel als de constructie elementen, lijnlasten en puntlasten continu zijn en doorlopen in de z-richting. In Plaxis 3D is het mogelijk zogenaamde planes te definiëren in z-richting, verticale doorsneden met verschillende z-coördinaten (zie figuur VII.2). De doorsneden zijn allemaal hetzelfde, alleen de ruimtes tussen de planes, de slices, hebben verschillende diktes.
Figuur VII.2 Verschillende planes in Plaxis 3D
y
slices
x
planes
z
53
Bijlage VII Plaxis
De planes maken het mogelijk constructieve elementen, lijnlasten, puntlasten ed. te activeren of deactiveren in de tussenliggende slices, waardoor de geometrie in z-richting gevarieerd kan worden. Bij het genereren van de mesh kan er bij Plaxis 2D gekozen worden tussen 6knoops elementen en 15-knoops elementen (zie figuur VII.3). Bij 15-knoops elementen is het aantal knopen en spanningspunten groter dan bij 6-knoops elementen, wat een nauwkeuriger resultaat geeft bij de berekeningen. Figuur VII.3 Verschillende soorten elementen
x
6-knoops x
x
spanningspunten
knopen
x
15-knoops
x x x
x
x
x
x
x x
x
x
Bij Plaxis 3D wordt er standaard gebruik gemaakt van 6-knoops elementen. In de z-richting worden er tussen de hoekpunten ook knopen gegenereerd, zodat er 15-knoops wiggen ontstaan (zie figuur VII.4). Figuur VII.4 15-knoops wig in Plaxis 3D
15-knoops wig x x x x
knopen
x x
spanningspunten
Bij de berekeningen voor dit onderzoek wordt in Plaxis 2D gebruik gemaakt van de 15-knoops elementen, omdat dit een nauwkeuriger resultaat levert. In Plaxis 3D worden standaard de 6-knoops elementen gebruikt.
VII.II Grondmodellen Plaxis kent verschillende modellen om het gedrag van de bestudeerde grond te modelleren, ieder met een eigen mate van nauwkeurigheid. Voor de modellering van het talud waarin de nagels geplaatst zijn, dat bestaat uit klei, lijken twee modellen geschikt om te gebruiken. Dit is enerzijds het Mohr-Coulomb model en anderzijds het Hardening-soil model. In deze paragraaf zullen beide modellen beschreven worden. Mohr-Coulomb Het Mohr-Coulomb model gaat uit van een elastisch perfect-plastisch materiaal, een materiaal waarbij plastische vervormingen alleen optreden wanneer de vloeigrens wordt overschreden. Deze vloeigrens ligt bij een perfect-plastisch materiaal vast en is alleen afhankelijk van de modelparameters en niet van de (plastische) vervormingen. Bij spanningsituaties die beneden de vloeigrens liggen, vertoont het materiaal puur elastisch gedrag en zijn alle vervormingen omkeerbaar. In het model wordt per laag één gemiddelde stijfheid gebruikt, zowel voor het gedrag bij belasten als het gedrag bij ontlasten. De spannings-rek relatie waar bij dit model van wordt uitgegaan, kan dan beschreven worden door een bi-lineaire functie (zie figuur VII.5). De linker tak van de functie beschrijft het elastische
54
Bijlage VII Plaxis
gedrag van de grond en de rechter (horizontale) tak van de functie beschrijft het plastische gedrag van de grond.
Figuur VII.5 Bi-lineaire spannings-rek relatie
σ'
ε
De grondparameters die gebruikt worden in het Mohr-Coulomb model zijn: • E Elasticiteitsmodulus [kN/m2] • ν Poisson ratio [-] φ Hoek van inwendige wrijving [°] • c Cohesie [kN/m2] • • ψ Dilatantie hoek [°] De gebruikte waarde van de elasticiteitsmodulus in de berekening vraagt enige aandacht, omdat het gedrag van grond vanaf het begin van belasten vaak niet lineair is. De stijfheid bij het begin van belasten wordt meestal aangeduid met E0 en de stijfheid bij 50% van de sterkte van de grond met E50 (zie figuur VII.6). Afhankelijk van de grond en de situatie die men beschouwt zal een elasticiteitsmodulus worden gehanteerd. Voor gronden met een elastisch gedrag binnen een groot spanningsbereik is het mogelijk E0 toe te passen, maar bij het belasten en ontlasten van grond moeten E50 respectievelijk Eur gebruikt worden. De stijfheid van de grond is afhankelijk van verschillende factoren. Bij hogere steundrukken neemt de stijfheid van de grond toe en ook bij ontlasten en herbelasten van de grond is de stijfheid groter dan bij het initieel belasten van de grond. Bij het toepassen van een constante stijfheid van de grond, wat bij het gebruik van het Mohr-Coulomb model gedaan wordt, zal men een waarde moeten gebruiken die aansluit bij de heersende omstandigheden en de spanningspaden. Figuur VII.6 Verschil tussen E0 en E50
1 σ1−σ3 E0
1 E50
ε Hardening-Soil Bij het Mohr-Coulomb model is bij de toelichting op de elasticiteitsmodulus al aangegeven dat het vervorminggedrag bij het belasten van de grond vaak niet lineair is. In het Hardening-Soil model wordt de relatie tussen de deviatorspanningen en de rek dan ook niet benaderd door een bi-lineaire functie maar door een hyperbolische functie (zie figuur VII.7). Bovendien wordt voor het ontlasten en herbelasten een aparte elasticiteitsmodulus gebruikt, Eur. De
55
Bijlage VII Plaxis
afhankelijkheid van de elasticiteitsmodulus van de spanningsituatie wordt bij het Hardening-Soil model wel meegenomen. Het model bepaalt met behulp van een gegeven elasticiteitsmodulus bij een bepaalde referentiespanning de elasticiteitsmodulus bij andere spanningen. In tegenstelling tot het Mohr-Coulomb model waar er één elasticiteitsmodulus gebruikt wordt onafhankelijk van de spanningsituatie en het spanningspad, wordt er bij het Hardening-Soil model dus een elasticiteitsmodulus gebruikt, gerelateerd aan de spanningsituatie en de spanningpaden. Figuur VII.7 Hyperbolisch verloop spannings-rek relatie
σ1−σ3 qa qf
1 E50 Eur 1
ε
Het Hardening-Soil model gaat niet uit van een elastisch perfect-plastisch materiaal waarbij de vloeigrens vastligt, maar van een materiaal waarbij de vloeigrens kan toenemen ten gevolge van plastische vervormingen die ervoor zorgen dat het materiaal steviger wordt (‘verhardt’). Bij verharding van de grond kan men twee typen onderscheiden, schuifverharding en samendrukkingsverharding. De parameters die gebruikt worden in het Hardening-Soil model zijn: • φ Hoek van inwendige wrijving [°] c Cohesie [kN/m2] • • ψ Dilatantie hoek [°] •
ref E 50
•
ref E oed
Elasticiteitsmodulus uit de oedometerproef (bij de verticale
•
m
referentiedruk pref) macht voor de spanningsafhankelijke elasticiteit
Elasticiteitsmodulus bij 50% van de sterkte (bij de horizontale referentiedruk pref)
[kN/m2] [kN/m2] [-]
Andere gebruikte parameters waarbij wordt aanbevolen de standaard relaties te gebruiken zijn: •
ref E ur
Elasticiteitsmodulus bij ontlasten/herbelasten (bij de horizontale referentiedruk pref)
[kN/m2]
ref ref =3 E 50 ) (standaard: E ur
56
•
νur
•
pref
Poisson ratio bij ontlasten/ herbelasten (standaard: νur =0,2) de referentiedruk voor de stijfheid van de grond (standaard: pref=100 kN/ m2]
[-] [kN/m2]
Bijlage VII Plaxis
VII.III
φ/c-reductie
Plaxis biedt de mogelijkheid een stabiliteitsfactor van de berekende geometrie te bepalen. Deze rekenmethode wordt de φ/c-reductie genoemd. Bij deze berekeningsmethode wordt gebruik gemaakt van de factor ΣMsf waarvan de waarde in een bepaalde berekeningsstap gelijk is aan:
ΣMsf =
tan ϕinvoer c invoer = tan φgereduceerd c gereduceerd
(VII.1)
waarbij de subscriptie invoer duidt op de waarden die zijn ingevoerd bij de grondparameters van de berekening en de subscriptie gereduceerd op de gereduceerde waarde van de parameters in de desbetreffende berekeningsstap. Gedurende de berekening wordt de ΣMsf net zo lang verhoogd totdat bezwijken optreedt. De stabiliteitsfactor voor de geometrie is gelijk aan de waarde van ΣMsf op het moment van bezwijken. Het uitgangspunt van de rekenmethode is gelijk aan de methode van Bishop, echter bij laatstgenoemde methode worden cirkelvormige glijvlakken bekeken terwijl in Plaxis het afschuifvlak niet per definitie cirkelvormig hoeft te zijn. De stabiliteitsfactoren van beide methoden kunnen daarom van waarde verschillen. Omdat er in de φ/c-reductie geen spanningsafhankelijke elasticiteitsmodulus gebruikt wordt, zal de grond zich in deze fase volgens het Mohr-Coulomb model gedragen. De elasticiteitsmodulus die in de φ/c-fase wordt gebruikt is gelijk aan de elasticiteitsmodulus die in de laatste stap in de voorgaande fase is berekend.
57
Bijlage VII Plaxis
58
Bijlage VIII Modelinvoer in Plaxis
BIJLAGE VIII MODELINVOER IN PLAXIS In hoofdstuk acht is de opzet van het model uiteengezet dat gebruikt wordt om het bezwijkgedrag van een vernageld talud te bestuderen. In deze bijlage zullen een aantal aspecten worden beschreven die aan de orde komen bij het invoeren van het model in Plaxis. Grondmodellen Plaxis kent verschillende grondmodellen om het gedrag van grond te beschrijven. De modellen die in eerste instantie geschikt lijken te zijn voor het modelleren van het vernagelde talud, zijn het Mohr-Coulomb model en het Hardening-Soil model. Een korte beschrijving van de modellen is te vinden in bijlage VII. Het grote verschil tussen genoemde modellen is de spanningsafhankelijkheid van de elasticiteit van het materiaal en de zogenaamde hardening effecten. In dit onderzoek is het primaire doel de stabiliteitstoenames te vergelijken. Voor het berekenen van de stabiliteit wordt de φ/c-reductie methode toegepast. Zoals in bijlage VII is vermeld, zal de grond bij deze berekeningsmethode zich gedragen volgens het Mohr-Coulomb model. Het is echter ook interessant om te kijken naar de krachtswerking en vervormingen van het grondlichaam in de gebruikssituatie wanneer de hoogwaterstand aanwezig is. Wanneer de waterstand stijgt, zal de grond ontlasten en daardoor iets opzwellen. Dit proces wordt beter benaderd door het Hardening-Soil model wat in deze modellering daarom gebruikt zal worden. Modellering Nagel Noch in Plaxis 2D noch in 3D bestaat de mogelijkheid om een constructief element in te voeren met de eigenschappen en afmetingen van een nagel. Het programma biedt wel de mogelijkheid een stalen plaat in te voeren. Deze kan dezelfde stijfheidseigenschappen worden gegeven als een nagel, buigstijfheid en rekstijfheid en in het geval de plaat elastoplastisch wordt gemodelleerd ook dezelfde sterkteparameters, een maximale trekkracht en een maximaal moment.
In Plaxis 2D wordt de nagel gemodelleerd als een plaat van één meter breedte. De eigenschappen van de nagels zullen dan worden ingevoerd bij de paramaters van de plaat. In het geval de hart op hart afstand van de nagels één meter is, zal de plaat de eigenschappen van één nagel krijgen. Is de hart op hart afstand echter twee meter, dan komt dat overeen met een halve nagel per meter. De parameters van de plaat zullen in dat geval gelijk worden gesteld aan de eigenschappen van één nagel vermenigvuldigd met 0,5. De stijfheids- en sterkteeigenschappen van de nagel worden dus ‘uitgesmeerd’ over de plaat. In Plaxis 3D is het mogelijk de breedte van de plaat zelf te bepalen. In dat geval is het beter mogelijk om een nagel te modelleren, omdat er een stuk plaat gemodelleerd kan worden met de breedte van een nagel. Het programma rekent dan de sterkte- en stijfheidseigenschappen van een meter plaat om naar het betreffende stuk plaat. De eigenschappen van de plaat kunnen dan gelijk gesteld worden aan één meter breedte gedeeld door de breedte van een nagel vermenigvuldigd met de eigenschappen van die nagel. Interfaces Wanneer er een element in de grond wordt aangebracht is de wrijving tussen dit element en de grond niet gelijk aan de wrijving in de grond zelf. Het programma biedt daarvoor de mogelijkheid een zogenaamde interface op het element aan te brengen. Dit is een dunne grenslaag op het element die de sterkteeigenschappen van de grond heeft, vermenigvuldigd met een factor Rinter. Omdat de wrijving tussen de grond en het element vaak minder sterk is dan de wrijving in grond zelf is de waarde van de factor Rinter meestal kleiner dan 1. Op deze
59
Bijlage VIII Modelinvoer in Plaxis
manier wordt een goede benadering gekregen van de wrijving tussen het element en de omliggende grond. Omdat de eigenschappen van de interface zijn gerelateerd aan de sterkteeigenschappen van de grond, worden in een φ/c-reductie de eigenschappen van de interface ook gereduceerd. In Plaxis 2D heeft dit als consequentie dat er een potentieel glijvlak wordt gecreëerd langs de interface, omdat hier de nagel als plaat is gemodelleerd en er dus over de gehele breedte in z-richting een interface aanwezig is. In werkelijkheid is deze slechts ter plaatse van de nagels aanwezig, alleen is het niet mogelijk dat mee te nemen in de 2D modellering. Hier wordt daarom geen interface toegepast. In Plaxis 3D kan de interface alleen ter plaatse van de nagel worden aangebracht. In de tussenliggende grond is de interface dan niet geactiveerd. Daardoor zal er tijdens een φ/c-reductie geen potentieel glijvlak ontstaan ter plaatse van de interface. In Plaxis 3D worden daarom wel interfaces toegepast. De waarde van Rinter wordt vaak bepaald op basis van de wandwrijvingshoek δ, waarvoor meestal wordt aangenomen δ=2/3φ. Aangezien Rinter aan φ is gekoppeld, zou de waarde van Rinter 2/3 zijn. Voor het bepalen van Rinter van de nagels zijn er twee factoren die een andere waarde van Rinter aannemelijk maken. Ten eerste is het idee de grout rondom de nagels onder druk aan te brengen, wat zorgt voor een betere aanhechting tussen de nagel en de grond. Op basis hiervan zou Rinter een hogere waarde gegeven kunnen worden. Daarnaast is ‘Modellering van de Nagel’ al aangegeven dat de omtrek van de nagel in werkelijkheid niet gelijk is aan de omtrek in de modellering. De omtrek van de nagel in werkelijkheid (NagelW) en de nagel in het model (NagelM) zijn:
NagelW = 2πr = 2π ⋅ 0,15 = 0,47m Nagel M = 2b + 2d = 2 ⋅ 0,15 + 2 ⋅ 0,046 = 0,39m
(VIII.1)
waarbij r = straal van de nagel in werkelijkheid b = breedte van de nagel in de modelleringen d = dikte van de nagel in de modellering (wordt door Plaxis bepaald) De nagel in het model heeft een kleinere omtrek dan de nagel in werkelijkheid. Rinter zou op basis hiervan ook een hogere waarde gegeven kunnen worden. Rinter wordt daarom niet gelijk gesteld aan 2/3 maar vanwege het grouten en de omtrek wordt de waarde gelijk gesteld aan 1. Mesh & Planes Bij alle berekeningen is de mesh rondom de constructieve elementen (de nagels) en ter plaatse van het verwachte glijvlak verfijnd om te zorgen voor een zo nauwkeurig mogelijk resultaat. In Plaxis 3D worden er in de z-richting planes gedefinieerd, waardoor men zogenaamde ‘slices’ creëert, een ‘moot’ grond tussen twee planes (zie bijlage VII). Bij het genereren van de mesh worden er in de z-richting elementen gegenereerd tussen deze vlakken. Voor de nauwkeurigheid van de berekening is het raadzaam de grootte van de elementen in x-y-richting niet veel groter dan ongeveer zes keer de grootte van de elementen in z-richting te laten zijn. Bij de uitgevoerde berekeningen is hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden, echter bij de berekeningen met kleine hart op hart afstanden van de nagels (0,5/1,0 m.) is de afstand tussen de planes niet erg groot (zie de coördinaten van de planes verder in deze bijlage). Daardoor is de verhouding tussen de grootte van de elementen in xy- en z-richting niet altijd gelijk aan 6:1. Voor de nauwkeurigheid van het resultaat is het echter beter meer planes tussen de nagel te modelleren, waarbij de verhouding tussen de elementen minder optimaal is
60
Bijlage VIII Modelinvoer in Plaxis
dan het modelleren van minder planes met een optimalere verhouding tussen de elementen. In figuur VIII.2 zijn de coördinaten van de planes weergegeven, afhankelijk van de hart op hart afstand van de nagels die wordt gemodelleerd. De planes zijn weergegeven door lijnen, waarboven de z-coördinaten genoteerd zijn. Naast de coördinaten zijn de benamingen genoteerd van de planes zoals die in Plaxis worden gebruikt. De positie van de nagels is weergegeven door de slices waar de nagel is geactiveerd, te arceren en ‘nagel’ te vermelden. In figuur VIII.1 is definitie van de planes en van de slice waar de nagel is gesitueerd, gevisualiseerd. Figuur VIII.1 Visualisatie planes en slice met nagel
Nagel
y Rear plane
x
Front plane
z
Figuur VIII.2 Z-coördinaten van de planes en slices met de nagel bij verschillende HOH afstanden
HOH 0,5m
Nagel
Nagel
HOH 1m 0,000 0,088 0,175 0,325 0,413 0,500 0,589 0,675 0,825 0,913 1,000
Rear I H G F E D C B A Front
Nagel
Nagel
HOH 1,5m
Nagel
Nagel
0,000 0,142 0,284 0,425 0,575 0,717 0,859 1,000 1,142 1,284 1,425 1,575 1,717 1,859 2,000
Rear M L K J I H G F E D C B A Front
0,000 0,308 0,616 0,925 1,075 1,383 1,691 2,000 2,308 2,616 2,925 3,075 3,383 3,691 4,000
Rear M L K J I H G F E D C B A Front
HOH 2m 0,000 0,225 0,450 0,675 0,825 1,050 1,275 1,500 1,725 1,950 2,175 2,325 2,550 2,775 3,000
Rear M L K J I H G F E D C B A Front
Nagel
Nagel
61
Bijlage VIII Modelinvoer in Plaxis
62