Reglement van de Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en bijlagen
op basis van het modelreglement 2005 van de Besturenraad, de organisatie van het christelijk onderwijs
Opgesteld in de GMR-vergadering van 11 januari 2006
INHOUDSOPGAVE PARAGRAAF 1: BEGRIPSBEPALINGEN ..........................................................................................3 PARAGRAAF 2: GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD ...................................3 PARAGRAAF 3: REGLEMENT GMR..................................................................................................3 PARAGRAAF 4: SAMENSTELLING EN VERKIEZING GMR .............................................................4 PARAGRAAF 5: LIDMAATSCHAP GMR ............................................................................................5 PARAGRAAF 6: FUNCTIEVERDELING GMR....................................................................................6 PARAGRAAF 7: POSITIE SCHOOLLEIDING / ALGEMEEN DIRECTEUR ......................................7 PARAGRAAF 8: ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN GMR EN RAADSLEDEN..................7 PARAGRAAF 9: BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN (DELEN) GMR ..................................................9 PARAGRAAF 10: NADERE REGELS INZAKE BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN GMR................12 PARAGRAAF 11: GESCHILLENREGELING ....................................................................................14 PARAGRAAF 12: VOORZIENINGEN EN SCHOLING .....................................................................17 PARAGRAAF 13: OVERIGE BEPALINGEN .....................................................................................17 BIJLAGEN..........................................................................................................................................18 BIJLAGE 1: BIJLAGE VAN DE GMR.............................................................................................18 BIJLAGE 2: BIJLAGE VAN HET BEVOEGD GEZAG ...................................................................21 TREFWOORDENREGISTER............................................................................................................23
* N.B. Waar in dit reglement teksten cursief zijn gedrukt, worden wettelijke bepalingen aangeduid, die onveranderlijk zijn zolang de betreffende wet van kracht is.
GMR Stichting Fluenta
2
PARAGRAAF 1: BEGRIPSBEPALINGEN __________________________________________________________________________ ARTIKEL 1 scholen Houten:
Bevoegd gezag wet raad
De Fontein, De Rank, De Vlaswiek, De Wijngaard, De Wegwijzer, De Zonnewijzer IJsselstein: De Brug, De Pijler Nieuwegein: Mauritsschool, Willem Alexanderschool, Trompetvogel Vianen: De Voorhof, De Ark, De Rank, De Brug (SBO) Stichting Fluenta, vertegenwoordigd door de algemeen directeur de Wet medezeggenschap onderwijs 1992; de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, als bedoeld in artikel 28 van de wet; de medezeggenschapsraad, als bedoeld in artikel 3 van de wet;
Medezeggenschapsraad personeel personen die in dienstverband werkzaam zijn aan één van de scholen; geleding het aan de scholen verbonden personeel, resp. de ouders; leerlingen leerlingen in de zin van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra, ingeschreven bij één van de scholen; ouders de ouders, voogden en verzorgers van de leerlingen; deel van de raad het personeelsdeel, dan wel het ouderdeel van de raad; Schoolleiding de directeur in de zin van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra, alsmede de adjunct-directeuren, die in dienstverband dan wel anderszins door het bevoegd gezag gemandateerd werkzaam zijn aan één van de scholen; Commissie voor de commissie voor geschillen als bedoeld in artikel 18 van de wet en in geschillen artikel 1 van bijlage 2 van dit reglement;
PARAGRAAF 2: GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD ___________________________________________________________________________ ARTIKEL 2 Aan de scholen is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad verbonden krachtens het bepaalde in artikel 28, eerste lid van de wet. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt ingesteld door het bevoegd gezag van de scholen.
PARAGRAAF 3: REGLEMENT GMR __________________________________________________________________ ARTIKEL 3 1
GMR Stichting Fluenta
Het bevoegd gezag legt elke wijziging in de van de medezeggenschapsraden van de scholen naar de raad overgedragen bijzondere bevoegdheden, als bedoeld in de artikelen 19 tot en met 22, aan de medezeggenschapsraden van de scholen voor en stelt het niet vast dan nadat het voorstel de instemming van tenminste twee derden van het aantal leden van de medezeggenschapsraad van elk 3
van de scholen heeft verworven. 2
Het bevoegd gezag legt elke overige wijziging van dit reglement als voorstel aan de raad voor en stelt het niet vast dan voor zover het voorstel de instemming van tenminste twee derden van het aantal leden van de raad heeft verworven.
PARAGRAAF 4: SAMENSTELLING EN VERKIEZING GMR _________________________________________________________________________ ARTIKEL 4 aantal leden 1 2
De raad bestaat uit 8 leden, die op grond van de volgende verdeling door en uit (delen van) de medezeggenschapsraden van de scholen worden gekozen: 2 leden uit Houten, te weten 1 lid uit het personeelsdeel en 1 lid uit het ouderdeel van de scholen; 2 leden uit IJsselstein, te weten 1 lid uit het personeelsdeel en 1 lid uit het ouderdeel van de scholen; 2 leden uit Nieuwegein, te weten 1 lid uit het personeelsdeel en 1 lid uit het ouderdeel van de scholen; 2 leden uit Vianen, te weten 1 lid uit het personeelsdeel en 1 lid uit het ouderdeel van de scholen. De aantallen leden, gekozen uit het personeel onderscheidenlijk uit de ouders, bedragen elk de helft van het aantal leden van de raad.
ARTIKEL 5 uitsluitingen Een lid van de schoolleiding kan niet tevens lid zijn van de raad, indien hem/haar is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de raad als bedoeld in artikel 18, tweede lid. ARTIKEL 6 leiding en De leiding van de verkiezing van de leden van de raad berust bij de raad. De organisatie organisatie daarvan kan door de raad worden opgedragen aan een verkieverkiezingen zingscommissie. ARTIKEL 7 datum verkiezingen De raad bepaalt na overleg met het bevoegd gezag voor welke datum de leden van de raad moeten zijn gekozen. De secretaris doet hiervan schriftelijk mededeling aan het bevoegd gezag en aan de medezeggenschapsraden van de scholen. ARTIKEL 8 verkiezingen 1
GMR Stichting Fluenta
De wijze waarop de leden van de raad door en uit (delen van) de medezeggenschapsraden van de scholen worden gekozen, wordt door de medezeggenschapsraad van elk van de scholen afzonderlijk bepaald, dan wel bepaald in overleg tussen (delen van) medezeggenschapsraden ingeval van een gemeenschappelijke vertegenwoordiger, als bedoeld in artikel 28, derde lid van de wet. 4
stemprocedure 2 volmacht 3
De verkiezing van de leden van de raad geschiedt bij geheime schriftelijke stemming. Een kiesgerechtigde persoon kan voor ten hoogste één andere kiesgerechtigde persoon bij volmacht stemmen. Een volmacht wordt schriftelijk verstrekt.
ARTIKEL 9 uitslag verkiezingen Na schriftelijke mededeling van de medezeggenschapsraden van de scholen van de door hen gekozen leden van de raad wordt de uitslag van de verkiezingen door de raad vastgesteld en volledig bekendgemaakt aan het bevoegd gezag en aan de medezeggenschapsraden van de scholen. ARTIKEL 10 bewaartermijn De uitslag van de verkiezingen wordt door de secretaris van de raad verkiezingsuitslag bewaard en wel tot het moment waarop de uitslag van de eerstvolgende algemene verkiezingen definitief is geworden. ARTIKEL 11 tussentijdse vacature 1
2
Ingeval van een tussentijdse vacature doet de secretaris daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het bevoegd gezag en aan de medezeggenschapsraad van de betrokken school. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk door de betrokken medezeggenschapsra(a)d(en) voorzien.
ARTIKEL 12 bezwaren bij 1 verkiezingen A B
2
Tegen een besluit van de raad met betrekking tot: de bepaling van de uiterste datum van de verkiezingen, de vaststelling van de uitslag van de verkiezingen, kan de medezeggenschapsraad van elk van de scholen, alsmede het bevoegd gezag, binnen een week na de bekendmaking van het betreffende besluit schriftelijk bezwaar maken bij de raad. De raad beslist onverwijld en onder opgave van redenen over dit bezwaar en treft daarbij zo nodig de noodzakelijke voorzieningen.
PARAGRAAF 5: LIDMAATSCHAP GMR __________________________________________________________________________ ARTIKEL 13 WAARBORGEN NAKOMEN VERPLICHTINGEN verplichtingen 1
De leden van de raad komen de uit het lidmaatschap van de raad voortvloeiende verplichtingen na.
niet nakomen 2 verplichtingen
De raad kan tot het oordeel komen, dat een lid van de raad de in lid 1 bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid van de raad hetzij ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet
A GMR Stichting Fluenta
5
B C besluit 3 A
B
overleg achterban 4
berichtgeving 5 verweer 6
en van het reglement; hetzij de plicht tot geheimhouding schendt over gegevens waarvan hij/zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden; hetzij een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de raad in de scholen. Ingeval van een oordeel als bedoeld in lid 2, kan de raad met een meerderheid van tenminste twee derden besluiten: 1. het betreffende lid van de raad te wijzen op zijn verplichtingen; 2. het betreffende lid te verzoeken op eigen verzoek af te zien van het lidmaatschap van de raad; (het deel van) de medezeggenschapsraad, waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, met een meerderheid van tenminste twee derden besluiten: het betreffende lid van de raad uit te sluiten van de werkzaamheden van de raad voor de duur van ten hoogste drie maanden; De raad, dan wel het deel van de raad waarvan het betrokken lid deel uitmaakt, pleegt, ingeval van het in lid 2 bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen voor een in lid 3, onder a. bedoeld besluit, zoveel als mogelijk overleg met de (het deel van) de medezeggenschapsraad waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, rekening houdend met vertrouwelijkheid van gegevens. Een in lid 2 bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. Een in lid 3 bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem/haar ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij/zij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman.
ARTIKEL 14 AFTREDEN van rechtswege 1
zittingsduur 2 3
Het lidmaatschap van de raad eindigt van rechtswege, zodra men geen deel meer uitmaakt van (het deel van) de medezeggenschapsraad, waaruit en waardoor men gekozen is. De zittingsduur van de leden van de raad bedraagt vier jaar. De raad stelt een rooster van aftreden op. Aftredende leden zijn terstond herkiesbaar.
PARAGRAAF 6: FUNCTIEVERDELING GMR __________________________________________________________________________ ARTIKEL 15 De raad kiest uit zijn midden een voorzitter, één of meer plaatsvervangende voorzitters en een secretaris, wier taakomschrijving door de raad wordt vastgesteld. De voorzitter, of bij diens verhindering een plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de raad in rechte.
GMR Stichting Fluenta
6
PARAGRAAF 7: POSITIE SCHOOLLEIDING / ALG. DIRECTEUR _________________________________________________________________________ ARTIKEL 16 1
Op verzoek van (een deel van) de raad kunnen één of meer leden van de schoolleiding of de algemeen directeur optreden als adviseur van (het betreffende deel van) de raad.
2
Bedoeld adviseurschap door een lid van de schoolleiding vindt in elk geval niet plaats, indien hij/zij tot lid van de raad is gekozen, dan wel hij/zij gedelegeerde of gemandateerde bevoegdheden bezit, die vastgelegd zijn in het directiestatuut of het bestuursreglement.
3
In het geval dat één of meer leden van de schoolleiding optreden als adviseur van de raad, wordt in een vierde lid bepaald op welke wijze dat plaatsvindt.
ARTIKEL 17 In het geval dat aan één of meer leden van de schoolleiding of de algemeen directeur is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de raad, worden op verzoek van de raad deze besprekingen door het bevoegd gezag zelf gevoerd in de navolgende gevallen: A
B
C
indien inzake de te bespreken aangelegenheid/heden het (de) betreffende lid (leden) van de schoolleiding, al dan niet op grond van het directiestatuut of het bestuursreglement, geen gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheid bezit(ten); indien inzake de te bespreken aangelegenheid/heden een persoonlijk belang van één of meer leden van de schoolleiding of de algemeen directeur, aan wie het overleg met de raad is opgedragen, in het geding is; indien de raad met instemming van het (de) betreffende lid (leden) van de schoolleiding of de algemeen directeur bedoeld verzoek doet.
PARAGRAAF 8: ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN GMR EN RAADSLEDEN __________________________________________________________________________ ARTIKEL 18 1
De algemene bevoegdheden en taken van de medezeggenschapsraad en zijn leden, als bedoeld in artikel 5 van de wet, zijn op de raad van overeenkomstige toepassing, als bepaald in de volgende leden.
overleg bevoegd 2 gezag - GMR
Het bevoegd gezag stelt de raad tenminste twee maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de scholen met hem te bespreken. Het bevoegd gezag en de raad komen met elkaar bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de raad of het deel van de raad, dat uit het personeel
GMR Stichting Fluenta
7
onderscheidenlijk uit en door de ouders is gekozen. De besprekingen kunnen namens het bevoegd gezag worden gevoerd. Het bevoegd gezag kan, na overleg met de schoolleiding, één of meer leden van de schoolleiding of de algemeen directeur opdragen de besprekingen dan wel bepaalde besprekingen namens het bevoegd gezag te voeren. Op verzoek van dit lid (deze leden) van de schoolleiding of de algemeen directeur of op verzoek van de raad kan het bevoegd gezag dit lid (deze leden) ontheffen van de taak om een bespreking namens het bevoegd gezag te voeren. initiatiefrecht GMR 3
openbaarheid 4 onderling overleg
De raad is voorts bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden, die van gemeenschappelijk belang zijn voor de scholen. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, bedoeld in de tweede volzin, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede, reactie uit aan de raad. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van de in de vorige volzin bedoelde reactie, stelt het bevoegd gezag de raad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te plegen over de voorstellen, bedoeld in de tweede volzin. De raad bevordert naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de scholen.
discriminatie/gelijke 5 behandeling
De raad waakt voorts in de scholen in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers.
informatie- 6 verschaffing
Het bevoegd gezag verstrekt de raad aan het begin van het schooljaar, doch voor 1 oktober, schriftelijk de basisgegevens, voor zover van gemeenschappelijk belang voor de scholen, met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de scholen, de taakverdeling tussen bevoegd gezag en schoolleiding en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Het bevoegd gezag stelt de raad ten minste eenmaal per jaar, te weten in elk geval in de periode tussen 1 mei en de zomervakantie, schriftelijk in kennis van, voor zover van gemeenschappelijk belang voor de scholen, het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende jaar ten aanzien van de scholen op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied. Het bevoegd gezag stelt de raad onverwijld in kennis van voornemens met betrekking tot de aangelegenheid bedoeld in artikel 20 onder A. Voorts verschaft het bevoegd gezag de raad, al dan niet gevraagd, tijdig en desgewenst schriftelijk alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft.
vertrouwelijke 7 gegevens beslotenheid 8 vergadering
GMR Stichting Fluenta
Voorafgaande aan het verstrekken van gegevens kan het bevoegd gezag aangeven dat het naar zijn oordeel gegevens van vertrouwelijke aard betreft. Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden in het geding is, kan de raad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering, of dat onderdeel daarvan, niet deelneemt. De raad besluit dan tevens dat de behandeling van de betreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. 8
jaarverslag 9 agenda/verslag
benadeling t.g.v. 10 GMR-lidmaatschap
11
De raad doet jaarlijks schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en draagt er zorg voor dat alle bij de scholen betrokkenen van het verslag kennis kunnen nemen. De raad draagt er zorg voor dat de agenda's en verslagen van de vergaderingen van de raad worden toegezonden aan het bevoegd gezag, aan de eventuele gemeenschappelijke geledingenraden als bedoeld in artikel 29 van de wet, en aan de medezeggenschapsraden van de scholen en ter inzage worden gelegd op een algemeen toegankelijke plaats op de scholen ten behoeve van belangstellenden. De raad stelt de eventuele gemeenschappelijke geledingenraden ten minste eenmaal per jaar in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan, met hem overleg te voeren. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor, dat de leden van de raad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de raad worden benadeeld in hun positie met betrekking tot één van de scholen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van kandidaat-leden en voormalige leden. De beëindiging anders dan op eigen verzoek van de betrekking van een aan één van de scholen werkzame persoon mag geen verband houden met de kandidaatstelling voor het lidmaatschap, het lidmaatschap of het voormalig lidmaatschap van de betrokkene van de raad. Een beëindiging van de betrekking in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig.
PARAGRAAF 9: BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN (DELEN) GMR ___________________________________________________________________________ ARTIKEL 19 INSTEMMINGSBEVOEGDHEID GMR instemmings- Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de raad voor bevoegdheid besluit elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: ouderbetrokkenheid A vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de scholen en het onderwijs; veiligheid/ B vaststelling of wijziging van regels op het gebied van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn; gezondheid/welzijn middelen t.b.v. GMR C jaarlijkse vaststelling van de financiële middelen van de raad; benoemingsbeleid D vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de aanstelling/benoeming en het ontslag van de schoolleiding en het overige personeel; stage/ E vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating schoolpracticum van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs. F vervallen. G vervallen. H vervallen klachtenregeling I vaststelling of wijziging van een klachtenregeling, criteria benoeming leden klachtencommissie, procedure voor de aanwijzing van een contactpersoon en een vertrouwenspersoon en de procedure voor GMR Stichting Fluenta
9
ongewenst gedrag J
aansluiting bij dan wel instelling van een klachtencommissie. vaststelling of wijziging van het beleid tegen ongewenst gedrag in de school.
ARTIKEL 20 ADVIESBEVOEGDHEID GMR adviesbevoegdheid 1 besluit grondslag benoeming/ontslag bovenschoolse leiding/directie vakantie geschillencommissie
A A1 B C
hoofdlijnen D financiële middelen
2 overdracht/omzetting A
samenwerking B
centrale dienst C
De raad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: verandering van de grondslag van de scholen; aanstelling/benoeming of ontslag van de bovenschoolse leiding of directie; regeling van de vakantie; aansluiting bij een geschillencommissie. vaststelling of wijziging van de bestemming in hoofdlijnen van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van een school of instelling uit de openbare kas of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat. De raad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het bevoegd gezag te nemen intentiebesluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: overdracht of omzetting van de scholen, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake, met dien verstande dat het bevoegd gezag het uiteindelijke besluit hiertoe niet kan nemen, indien en zolang het voorgenomen besluit met betrekking tot de regeling van de gevolgen voor de betrokken geleding(en) niet de vereiste instemming conform artikel 21, sub A en artikel 22, sub A van dit reglement heeft verkregen. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een ander bevoegd gezag, met dien verstande dat het bevoegd gezag het uiteindelijke besluit hiertoe niet kan nemen, indien en zolang het voorgenomen besluit met betrekking tot de regeling van de gevolgen voor de betrokken geleding(en) niet de vereiste instemming conform artikel 21, sub A en artikel 22, sub A van dit reglement heeft verkregen. het oprichten van een centrale dienst, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake, met dien verstande dat het bevoegd gezag het uiteindelijke besluit hiertoe niet kan nemen, indien en zolang het voorgenomen besluit met betrekking tot de regeling van de gevolgen voor de betrokken geleding(en) niet de vereiste instemming conform artikel 21, sub A en artikel 22, sub A van dit reglement heeft verkregen.
ARTIKEL 21 INSTEMMINGSBEVOEGDHEID PERSONEELSDEEL GMR Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de raad dat uit het personeel is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: A regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 20, lid 1 onder A [grondslag], artikel 20, 2e lid onder A [overdracht/omzetting], B [samenwerking], C [centrale dienst]en artikel 21 onder I/22 onder D [sponsoring]; personeels- B vaststelling of wijziging van het personeelsbeleidsplan van de schobeleidsplan len;
instemmingsbevoegdheid personeelsdeel gevolgen voor personeel
GMR Stichting Fluenta
10
bestuurs- B1 formatieplan nascholing C verlofregeling salarissen/toelagen/ gratificaties beoordeling/ functiebeloning gemandateerde bevoegdheden
D E F G
schoolbudget G1 verzilveren/sparen/ H poolen/overhevelen sponsoring I
vaststelling of wijziging van het bestuursformatieplan; vaststelling of wijziging van regels met betrekking tot de nascholing van het personeel; vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel; vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel; vaststelling en wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie; aangelegenheden, die door het overleg als bedoeld in artikel 26, lid 2 aan het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn gemandateerd waaronder het bestuursformatieplan, indien en voor zover deze aangelegenheden van gemeenschappelijk belang zijn voor de scholen; vaststelling of wijziging van de hoogte van het bovenschoolse gedeelte van het schoolbudget; vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot verzilveren, sparen, poolen en overhevelen van formatierekeneenheden; de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan de ouderbijdragen als bedoeld in artikel 9, sub b, WMO 1992 en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd.
ARTIKEL 22 INSTEMMINGSBEVOEGDHEID OUDERDEEL GMR instemmingsbevoegdheid ouderdeel gevolgen voor ouders/leerlingen voorzieningen t.b.v. leerlingen Hoogte ouderbijdragen sponsoring
Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de raad dat uit de ouders is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: A regeling van de gevolgen voor de ouders of leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 20, 1e lid onder A [grondslag], artikel 20, 2e lid onder A [overdracht/ omzetting], B [samenwerking] en C [centrale dienst]; B vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van de leerlingen; C vaststelling of wijziging van de hoogte van de middelen die van de ouders worden gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan; D de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan de ouderbijdragen als bedoeld in artikel 9, sub b, WMO 1992 en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd.
ARTIKEL 23 ADVIESBEVOEGDHEID PERSONEELS- OF OUDERDEEL GMR Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 21 of artikel 22 voor een te nemen besluit de voorafgaande instemming van een deel van de raad behoeft, wordt het andere deel van de raad in de gelegenheid gesteld over het besluit advies uit te brengen.
GMR Stichting Fluenta
11
PARAGRAAF 10: NADERE REGELS INZAKE BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN GMR ___________________________________________________________________________ ARTIKEL 24 REGELS WIJZE BESLUITVORMING 1
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 20 lid 1 onder D [hoofdlijnen financiële middelen] wordt niet genomen dan na afweging van in elk geval de onderwijskundige, de personele en de materiële belangen van de scholen, welke afweging schriftelijk in de motivering van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht.
2
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 21 onder E [salarissen, toelagen en gratificaties] F [beoordelings- en beloningsbeleid], G [bestuursformatieplan] en H [verzilveren/sparen/poolen/overhevelen] worden genomen met inachtneming van in elk geval de besluiten tot vaststelling van het schoolplan, de hoofdlijnen van de bestemming van de financiële middelen en het organisatiebeleid van de scholen.
3
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 21 onder C [nascholing], wordt genomen met inachtneming van in elk geval de onderwijskundige doelstellingen van de scholen en de vormgeving van het onderwijs zoals neergelegd in het schoolplan van de scholen.
4
Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 21 onder A [gevolgen voor personeel] dan wel in artikel 22 onder A [gevolgen voor ouders/leerlingen], wordt niet ten uitvoer gelegd voordat een definitief besluit is genomen over de regeling van de gevolgen van dat besluit voor het personeel, dan wel voor de ouders of leerlingen als bedoeld in artikel 21 onder A,respectievelijk artikel 22 onder A, tenzij dringende redenen in het belang van de scholen een eerdere tenuitvoerlegging noodzakelijk maken.
5
In voorkomende gevallen stelt het bevoegd gezag de raad zo spoedig mogelijk in kennis van de mogelijkheid van aanmelding van een geschil, als bedoeld in de artikelen 30, 31, 32 en 33.
ARTIKEL 25 ADVIESAANVRAGEN procedure Indien een te nemen besluit ingevolge het bepaalde in artikel 20 [adviesbeadviesaanvragen voegdheid raad], vooraf voor advies dient te worden voorgelegd aan de raad, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat: A advies wordt gevraagd op een zodanig tijdstip, dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming; B de raad in de gelegenheid wordt gesteld met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht; C de raad zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis wordt gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven; en D de raad, indien het bevoegd gezag het advies niet of niet geheel wil volgen, in de gelegenheid wordt gesteld nader overleg met hem te voeren, alvorens het besluit definitief wordt genomen. ARTIKEL 26 NADERE REGELS BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN
GMR Stichting Fluenta
12
bijzondere 1 bevoegdheden en wet/CAO
De bevoegdheden op grond van de artikelen 19 tot en met 22 zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de scholen reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift. De bevoegdheden van het deel van de raad dat uit het personeel is gekozen, zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de scholen reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst.
bijzondere 2 bevoegdheden en DGO
De bevoegdheden op grond van de artikelen 19 tot en met 22 zijn niet van toepassing voor zover het betreft een aangelegenheid als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 37, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 4a, tweede lid, van de Experimentenwet onderwijs, voor zover het in deze leden bedoelde overleg niet besluit de aangelegenheid ter behandeling aan het personeelsdeel van de raad over te laten.
3.
De bevoegdheden op grond van de artikelen 19 tot en met 22 zijn niet van toepassing, indien tenminste tweederde van het aantal leden van de raad van oordeel is dat de betreffende aangelegenheid niet van gemeenschappelijk belang is voor de betrokken scholen.
geldigheidsduur 1 bijzondere bevoegdheden
De bijzondere advies- en instemmingsbevoegdheden, als bedoeld in de artikelen 19 tot en met 22, zijn geldig voor zolang zij niet afwijken van de advies- en instemmingsbevoegdheden bij de overeenkomstige aangelegenheden van tenminste twee derden van de medezeggenschapsraden van de scholen.
vaststelling nieuwe 2 bevoegdheden
Indien aan de in het eerste lid genoemde voorwaarde niet meer wordt voldaan, wordt de overdracht van de bijzondere bevoegdheden van de medezeggenschapsraden van de scholen naar de raad opnieuw vastgesteld, zoals bepaald in artikel 3, eerste lid.
ARTIKEL 27
ARTIKEL 28 termijn advies en 1 instemming
2
termijn bevoegd 3 gezag
4
GMR Stichting Fluenta
Inzake schriftelijke verzoeken om advies over en tot instemming met voorgenomen besluiten wordt het oordeel van de raad binnen twee maanden, nadat het desbetreffende verzoek van het bevoegd gezag is ontvangen, ter kennis gebracht van het bevoegd gezag. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een verzoek tot instemming, als bedoeld in artikel 21 en 22 en op een verzoek om advies als bedoeld in artikel 23, van dat deel van de raad dat door het personeel of door de ouders is gekozen. Indien de raad een advies als bedoeld in het eerste lid heeft uitgebracht, wordt het desbetreffende besluit van het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 25, sub D, alsmede, indien van toepassing, de redenen van het niet of niet geheel volgen van het advies, binnen twee maanden nadat het desbetreffende advies van de raad is ontvangen, ter kennis gebracht van de raad. Het in lid 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een advies als bedoeld in artikel 23, van dat deel van de raad, dat door het personeel of door de ouders is gekozen. 13
afwijking/opschorting 5 termijnen
Het bevoegd gezag en (het desbetreffende deel van) de raad kunnen overeenkomen af te wijken van bedoelde termijnen.
6
Opschorting van bedoelde termijnen vindt op schriftelijk verzoek van hetzij het bevoegd gezag hetzij (het desbetreffende deel van) de raad plaats, indien en voor zolang de termijn bekort wordt in afwachting van het overleg, als bedoeld in artikel 25, sub B en D, en indien en voor zolang er sprake is van een schoolvakantie.
7
De in lid 6 bedoelde opschorting vindt niet plaats, indien zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. De redenen daartoe worden onverwijld en schriftelijk aangegeven.
PARAGRAAF 11: GESCHILLENREGELING ________________________________________________________________________ ARTIKEL 29 GESCHIL BIJZONDERE INSTEMMINGSBEVOEGDHEID onthouding 1 instemming bijzondere bevoegdheden
Indien aan een te nemen besluit van het bevoegd gezag de instemming, vereist ingevolge de artikelen 19, 21 of 22 is onthouden, deelt het bevoegd gezag binnen drie maanden aan de raad mede, of het voorstel wordt ingetrokken dan wel wordt voorgelegd aan de commissie voor geschillen. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
aanmelding geschil 2
Het bevoegd gezag doet een verzoek aan de commissie tot kennisneming van een geschil onder overlegging van de door het bevoegd gezag gemaakte afweging van de belangen die daarbij voor het bevoegd gezag onderscheidenlijk de raad of het betrokken deel daarvan aan de orde zijn. De commissie stelt de raad of het betrokken deel daarvan in de gelegenheid om zijn argumenten voor het onthouden van zijn instemming bij de commissie naar voren te brengen.
bemiddeling/ 3 bindende uitspraak
De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad of het betrokken deel daarvan te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad of het betrokken deel daarvan, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen. De uitspraak van de commissie is bindend voor het bevoegd gezag en de raad.
ARTIKEL 30 GESCHIL INHOUD REGLEMENT onthouding 1 instemming reglement
GMR Stichting Fluenta
Voor zover aan een voorstel van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van het reglement, de instemming, vereist ingevolge artikel 28, achtste lid van de wet, dan wel artikel 3, tweede lid van dit reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag aan de raad dan wel de raad aan het bevoegd gezag binnen drie maanden mede, of het voorstel wordt voorgelegd aan de commissie voor geschillen. Indien een dergelijke mededeling niet binnen drie maanden wordt 14
gedaan, vervalt het voorstel. aanmelding geschil 2
Indien het bevoegd gezag een verzoek doet aan de commissie tot kennisneming van het geschil, is artikel 29, tweede lid [aanmelding geschil], van overeenkomstige toepassing. Indien de raad dit verzoek doet, wordt het verzoek met redenen omkleed en stelt de commissie het bevoegd gezag in de gelegenheid om zijn argumenten voor handhaving van het voorstel bij de commissie naar voren te brengen.
bemiddeling/ 3 bindende uitspraak
De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen. De commissie geeft, voor zover zij van oordeel is dat het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen, in haar uitspraak aan hoe het voorstel dient te worden gewijzigd. Na de uitspraak van de commissie stelt het bevoegd gezag het reglement vast overeenkomstig de uitspraak van de commissie.
ARTIKEL 31 GESCHIL BIJZONDERE ADVIESBEVOEGDHEID RAAD negatief advies 1
Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het een advies van de raad, vereist ingevolge artikel 20 niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van het besluit opgeschort met zes weken, tenzij de raad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bedenkingen heeft.
aanmelding geschil 2
De raad doet een verzoek aan de commissie voor geschillen tot kennisneming van het geschil binnen zes weken nadat het betrokken besluit door het bevoegd gezag is genomen, onder overlegging van de argumenten voor zijn advies en de argumenten voor zijn oordeel dat door het niet of niet geheel volgen van het advies de belangen van de scholen of van de raad ernstig worden geschaad. De commissie stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid om zijn argumenten voor het niet of niet geheel volgen van het advies van de raad bij de commissie naar voren te brengen. De behandeling van het verzoek verlengt de opschorting, bedoeld in het eerste lid, niet.
bemiddeling/ 3 bindende uitspraak
De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij het niet of niet geheel volgen van het advies van de raad gehandeld heeft in strijd met het bepaalde bij of krachtens de wet of met het reglement; onvoldoende gemotiveerd heeft waarom is afgeweken van het advies van de raad; of onzorgvuldig gehandeld heeft ten opzichte van de raad. De commissie doet vervolgens de bindende uitspraak of het betrokken besluit al dan niet in stand kan blijven.
toetsingsgronden A B C
GMR Stichting Fluenta
15
ARTIKEL 32 NADER GESCHIL BIJZONDERE ADVIESBEVOEGDHEID RAAD negatief advies 1
De raad kan bij de commissie voor geschillen, indien haar reglement daarin voorziet, beroep instellen tegen een besluit, als bedoeld in artikel 20, wanneer feiten of omstandigheden bekend zijn geworden, die, ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om het advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht.
termijn indiening 2 beroep
Het beroep wordt ingediend bij verzoekschrift, binnen zes weken nadat bij de raad de in het eerste lid bedoelde feiten of omstandigheden bekend zijn geworden.
in kennis stellen 3 beroep
Het bevoegd gezag wordt zo spoedig mogelijk van het ingestelde beroep in kennis gesteld.
reden indiening 4 beroep
Het beroep kan uitsluitend worden ingesteld ter zake dat het bevoegd gezag in verband met bedoelde feiten en omstandigheden bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.
bemiddeling 5
De commissie voor geschillen is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.
bindende uitspraak 6
Indien de commissie het beroep gegrond bevindt, verklaart zij dat het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het betrokken besluit had kunnen komen, en geeft zij in haar voor het bevoegd gezag en de raad bindende uitspraak aan op welke gronden haar beoordeling berust. De commissie vernietigt voorts het bestreden besluit en stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid een voornemen voor een nieuw besluit aan de raad voor te leggen met inachtneming van haar uitspraak.
status quo t.a.v. 7 besluit
Het bevoegd gezag kan het besluit, als bedoeld in artikel 20 [besluiten waarvoor adviesrecht geldt], niet (verder) uitvoeren indien en zolang de uitspraak van de commissie niet is gedaan, ingeval de raad het in het eerste lid bedoelde beroep heeft ingesteld.
ARTIKEL 33 INTERPRETATIEGESCHIL Indien het bevoegd gezag en de raad van mening verschillen over de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens de wet dan wel het bepaalde in het reglement, neemt de commissie voor geschillen op verzoek van het bevoegd gezag of van de raad kennis van het geschil en doet de commissie de bindende uitspraak welke interpretatie aan het bepaalde bij of krachtens de wet dan wel het bepaalde in het reglement dient te worden gegeven. ARTIKEL 34 PROCESBEVOEGDHEID RAAD procesbevoegdheid 1 GMR
GMR Stichting Fluenta
De raad kan in rechte optreden indien de vordering strekt tot naleving door het bevoegd gezag van de verplichtingen jegens de raad, voortvloeiend uit deze wet. 16
2
Indien de burgerlijke rechter bevoegd is, neemt de kantonrechter kennis van de vordering.
3
In afwijking van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan de raad niet in de proceskosten worden veroordeeld.
4
De raad treedt op verzoek van een deel van de raad op, indien de rechten van dat deel specifiek aan de orde zijn.
PARAGRAAF 12: VOORZIENINGEN EN SCHOLING ___________________________________________________________________________ ARTIKEL 35 VOORZIENINGEN gebruik 1 voorzieningen
Het bevoegd gezag staat de raad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
besluit faciliteiten 2
Het bevoegd gezag neemt jaarlijks ten behoeve van het volgend schooljaar een beslissing betreffende de faciliteiten die aan de leden van de raad ter beschikking worden gesteld. De raad stelt daartoe vooraf een activiteitenplan op.
ARTIKEL 36 SCHOLING scholing 1
2
Het bevoegd gezag stelt de leden van de raad in de gelegenheid om gedurende een door dat bevoegd gezag en de raad gezamenlijk vast te stellen deel van de jaartaak de scholing te ontvangen die de leden van de raad voor de vervulling van hun taak nodig hebben. Het personeel van de scholen wordt in de gelegenheid gesteld deze scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen. Het deel van de jaartaak, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een zodanige omvang als redelijkerwijs noodzakelijk is voor de taakvervulling door de leden van de raad. De raad stelt daartoe vooraf een activiteitenplan op.
PARAGRAAF 13: OVERIGE BEPALINGEN _____________________________________________________________________ ARTIKEL 37 STATUS TOELICHTING BIJ HET REGLEMENT status toelichting De toelichting bij dit reglement maakt deel uit van het reglement. ARTIKEL 38 STATUS BIJLAGEN BIJ HET REGLEMENT status bijlagen De bijlage van de raad, bedoeld in artikel 28, vierde lid van de wet, bij dit reglement, alsmede de bijlage van het bevoegd gezag bij dit reglement maken geen deel uit van het reglement.
GMR Stichting Fluenta
17
BIJLAGEN BIJLAGE 1: BIJLAGE VAN DE GMR (ART. 28, VIERDE LID WMO 1992) WERKWIJZE VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD __________________________________________________________________________ ARTIKEL 1 1
De raad komt voor de uitoefening van zijn taak tenminste drie maal per schooljaar bijeen, alsmede wanneer de voorzitter daartoe besluit, of de vertegenwoordigers van een geleding in de raad, dan wel tenminste een vierde van het aantal leden van de raad daarom onder opgave van redenen verzoeken.
2
De voorzitter bepaalt tijd en plaats van de vergadering. Een vergadering op verzoek van leden wordt gehouden binnen tien dagen nadat het verzoek schriftelijk bij de voorzitter is binnengekomen.
3
De bijeenroeping geschiedt door de secretaris, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de leden en eventuele adviseurs. Behoudens in spoedeisende gevallen geschiedt de bijeenroeping tenminste zeven dagen voor de te houden vergadering.
ARTIKEL 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 18, achtste lid van het reglement, zijn de vergaderingen van de raad toegankelijk voor de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen, tenzij de raad anders besluit. ARTIKEL 3 1
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van de wet dan wel artikel 15 van het reglement, vertegenwoordigt de voorzitter de raad naar buiten, tenzij de raad anders beslist.
2
De voorzitter heeft het recht de besprekingen over een bepaald onderwerp te sluiten, tenzij de vergadering anders beslist.
ARTIKEL 4 1
De secretaris draagt zorg voor: de verslaglegging van de vergaderingen en de verspreiding hiervan vóór de volgende vergadering; het opstellen van het jaarverslag; de correspondentie van de raad.
2
Voorts beheert de secretaris de voor de raad bestemde en van de raad uitgaande stukken en draagt hij/zij er zorg voor, dat op elke vergadering een exemplaar van het reglement en de bijlagen aanwezig is.
GMR Stichting Fluenta
18
ARTIKEL 5 1
De secretaris maakt voor iedere vergadering een agenda. Hij/zij plaatst op de agenda de door de voorzitter en de door de leden opgegeven onderwerpen. Ieder lid van de raad kan, tenminste tien dagen voor de vergadering, agendapunten indienen.
2
Behoudens in spoedeisende gevallen geschiedt de bekendmaking van de agenda tenminste zeven dagen voor de vergadering van de raad.
ARTIKEL 6 1
Voor zover in het reglement of in deze bijlage niet anders is bepaald, worden alle besluiten in de raad genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd, tenzij in een bepaald geval anders wordt besloten. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Stemmen bij volmacht is niet mogelijk.
2
Rechtsgeldige besluiten kunnen slechts worden genomen in een vergadering waarin tenminste tweederde van het aantal leden aanwezig is. Is het vereiste aantal leden niet aanwezig, dan kan op de eerstvolgende vergadering, ongeacht het aantal aanwezigen, over de desbetreffende onderwerpen worden beslist.
3
Wordt bij een stemming over personen bij de eerste stemming geen meerderheid behaald, dan vindt herstemming plaats tussen hen, die bij de eerste stemming gelijkelijk het hoogste aantal stemmen op zich verenigden, of, indien het hoogste stemmenaantal niet gelijkelijk verkregen werd door twee of meer personen, tussen hen die bij de eerste stemming de hoogste twee aantallen stemmen verwierven. Wordt ook bij de tweede stemming geen meerderheid behaald, dan wordt degene, die bij deze stemming het hoogste aantal stemmen kreeg, geacht te zijn gekozen. Wordt bij de tweede stemming het hoogste aantal stemmen gelijkelijk verkregen door twee of meer personen, dan is degene gekozen, die door het lot wordt aangewezen.
4
Bij staking van stemmen over een te nemen besluit dat geen betrekking heeft op personen, wordt deze zaak op de eerstvolgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Indien dan wederom de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
ARTIKEL 7 1
Van iedere vergadering van de raad wordt een verslag gemaakt.
2
De door de raad genomen besluiten en de redenen die tot deze besluiten hebben geleid, worden binnen een door de raad te bepalen termijn bekendgemaakt.
ARTIKEL 8 1
Jaarlijks voor 1 oktober brengt de raad verslag uit over zijn werkzaamheden en over die van eventuele commissies in het afgelopen jaar.
2
De raad regelt op welke wijze het jaarverslag aan alle bij de scholen betrokkenen bekend wordt gemaakt.
ARTIKEL 9 De raad kan één of meer deskundigen uitnodigen hem mondeling of schriftelijk van advies te dienen. De raad verstrekt hun alle hiertoe benodigde informatie. ARTIKEL 10 De raad kan voor de behandeling van door hem aan te wijzen onderwerpen commissies instellen.
GMR Stichting Fluenta
19
SLOTBEPALING ________________________________________________________________________ ARTIKEL 11 In alle gevallen waarin deze bijlage niet voorziet, beslist de raad.
GMR Stichting Fluenta
20
BIJLAGE 2: BIJLAGE VAN HET BEVOEGD GEZAG
COMMISSIE VOOR GESCHILLEN __________________________________________________________________________ ARTIKEL 1 Geschillen tussen het bevoegd gezag en (een deel van) de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de scholen worden voorgelegd aan de Commissie voor geschillen WMO van de Besturenraad. BESPREKINGEN MET DE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD _________________________________________________________________________ ARTIKEL 2 Het bevoegd gezag stelt in een bestuursreglement of directiestatuut vast voor welke aangelegenheden, als bedoeld in de artikelen 19 tot en met 22 van het reglement, het betreffende lid/de betreffende leden van de schoolleiding een gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheid bezit(ten) om namens respectievelijk als bevoegd gezag op te treden. ARTIKEL 3 1
Terzake van de aangelegenheden, waarbij de schoolleiding gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheden bezit, worden de besprekingen met (een deel van) de raad gevoerd door de algemeen directeur.
2
Terzake van die aangelegenheden, waarbij de schoolleiding geen gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheden bezit, voert het bevoegd gezag de besprekingen met (een deel van) de raad.
3
Ter zake van de aangelegenheden waarbij de schoolleiding gemandateerde bevoegdheden bezit, voert de schoolleiding de besprekingen met (een deel van) de raad, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag zwaarwegende belangen zich daar tegen verzetten. De GMR wordt hiervan terstond op de hoogte gesteld door het bevoegd gezag.
ARTIKEL 4 In het geval dat aan één of meer leden van de schoolleiding is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met (een deel van) de raad, worden op verzoek van het betreffende lid/de betreffende leden van de schoolleiding deze besprekingen door het bevoegd gezag zelf gevoerd in de navolgende gevallen: A indien inzake de te bespreken aangelegenheid/aangelegenheden een persoonlijk belang van één of meer leden van de schoolleiding aan wie het overleg met de raad is opgedragen in het geding is; B indien het betreffende lid/de betreffende leden van de schoolleiding met instemming (van het betreffende deel) van de raad bedoeld verzoek doet/doen.
GMR Stichting Fluenta
21
DECENTRAAL GEORGANISEERD OVERLEG (DGO) __________________________________________________________________________ ARTIKEL 5 Eén of meer leden van de schoolleiding treden namens het bevoegd gezag op in het overleg, als bedoeld in artikel 13, tweede lid, WMO 1992, ter zake van die aangelegenheden, waarvoor zij een gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheid bezitten, zoals bepaald in het directiestatuut of het bestuursreglement.
GMR Stichting Fluenta
22
TREFWOORDENREGISTER Trefwoord Artikel ______________________________________________________________________ A aanmelding geschil aanmelding nader geschil aantal leden (overleg) achterban (negatief) advies (termijnen) advies en instemming (procedure) adviesaanvragen adviesbevoegdheid besluit adviesbevoegdheid personeels- of ouderdeel GMR afwijking/opschorting termijnen agenda/verslag algemene bevoegdheden en taken GMR en raadsleden
29, lid 2; 30, lid 2; 31, lid 2 32, lid 1 4 13, lid 4 31, lid 1 28, lid 1, 2 25 20 23 28, lid 5,6,7 18, lid 9 18
B beëindiging lidmaatschap begripsbepalingen bemiddeling/bindende uitspraak
benadeling t.g.v. GMR-lidmaatschap benoemingsbeleid beoordeling/functiebeloning/-differentiatie berichtgeving verweer (termijn indiening) beroep (reden indiening) beroep besluit besluit faciliteiten beslotenheid vergadering bevoegdheden en taken (algemene) GMR en raadsleden (geldigheidsduur bijzondere) bevoegdheden (bijzondere) bevoegdheden en DGO (bijzondere) bevoegdheden en wet/CAO (bijzondere) bevoegdheden (delen) GMR en raadsleden (vaststelling nieuwe) bevoegdheden (termijnen) bevoegd gezag bewaartermijn verkiezingsuitslag bezwaren bij verkiezingen (status) bijlagen bindende uitspraak (geldigheidsduur) bijzondere bevoegdheden (nadere regels inzake) bijzondere bevoegdheden
13, lid 1, 2 1 29, lid 3; 30, lid 3; 31, lid 3; 32, lid 5, 6 18, lid 10 19, D 21, F 13, lid 5 32, lid 2 32, lid 4 13, lid 3 35, lid 2 18, lid 8 18 27, lid 1 26, lid 2 26, lid 1 19 t/m 23 27, lid 2 28, lid 3, 4 10 12, lid 1, 2 38 32, lid 6 27, lid 1 24 t/m 28
C
GMR Stichting Fluenta
23
centrale dienst code tegen discriminerend gedrag
20, lid 2 C 19 F; 32,lid 6
D datum verkiezingen discriminatie/gelijke behandeling (code tegen) discriminerend gedrag
7 18, lid 5 19 F; 32,lid 6
F (besluit) faciliteiten (hoofdlijnen) financiële middelen VO (beoordeling/)functiebeloning/-differentiatie functieverdeling GMR
35, lid 2 19, H 21, F 15
G gebruik voorzieningen geldigheidsduur bijzondere bevoegdheden (discriminatie/)gelijke behandeling gemandateerde bevoegdheden gemeenschappelijke medezeggenschapsraad geschillencommissie geschillenregeling gevolgen voor ouders/leerlingen gevolgen voor personeel (veiligheid/)gezondheid/welzijn (salarissen/)gratificaties grondslag
35 27, lid 1 18, lid 5 21, G 2 20, lid 1 C 29 t/m 34 22, A 21, A 19, B 21, E 20, lid 1 A
H hoofdlijnen financiële middelen VO hoogte ouderbijdragen
19, H 22, C
I (reden) indiening beroep (termijn) indiening beroep informatieverschaffing initiatiefrecht GMR in kennis stellen bevoegd gezag (termijnen advies en) instemming instemmingsbevoegdheid besluit instemmingsbevoegdheid ouders/leerlingdeel instemmingsbevoegdheid personeelsdeel interpretatiegeschil
32, lid 4 32, lid 2 18, lid 6 18, lid 3 32, lid 3 28, lid 1, 2 19 22 21 33
J jaarverslag
18, lid 9
K klachtencommissie
19, I
L GMR Stichting Fluenta
24
leden (aantal) leiding en organisatie verkiezingen lidmaatschap GMR
4 6 13, 14
M middelen t.b.v. GMR
19, C
N nadere regels inzake bijzondere bevoegdheden nascholing negatief advies (vaststelling) nieuwe bevoegdheden
24 t/m 28 21, C 31, lid 1 27, lid 2
O onthouding instemming bijzondere bevoegdheid onthouding instemming reglement oordeel open(baar)heid/onderling overleg (afwijking/)opschortingstermijnen (leiding en) organisatie verkiezingen ouderbetrokkenheid ouderbijdragen, hoogte overdracht/omzetting (verzilveren/sparen/poolen/)overhevelen overleg achterban overleg bevoegd gezag - GMR overige bepalingen
29, lid 1 30, lid 1 13, lid 2 18, lid 4 28, lid 5,6,7 6 19, A 22, C 20, lid 2 A 21, H 13, lid 4 18, lid 2 37, 38
P personeelsbeleidsplan (instemmingsbevoegdheid) personeelsdeel pesten (verzilveren/sparen/)poolen/overhevelen positie schoolleiding procedure adviesaanvragen procesbevoegdheid GMR
21, B 21 19, J 21, H 16, 17 25 34
R (van) rechtswege reden indiening beroep regels wijze besluitvorming (nadere) regels inzake bijzondere bevoegdheden
14, lid 1 32, lid 4 24 24 t/m 28
S salarissen/toelagen/gratificaties samenstelling en verkiezing GMR samenwerking scholing (positie) schoolleiding (verzilveren/)sparen/poolen/overhevelen sponsoring GMR Stichting Fluenta
21, E 4 t/m 12 20, lid 2 B 36 16, 17 21, H 19, I; 22, D 25
stage/schoolpracticum status quo t.a.v. besluit status bijlagen status toelichting stemprocedure
19, E 32, lid 7 38 37 8, lid 2
T (algemene bevoegdheden en) taken GMR en raadsleden termijn indiening beroep termijnen advies en instemming termijnen bevoegd gezag (afwijking/opschorting) termijnen (salarissen/)toelagen/gratificaties (status) toelichting toetsingsgronden tussentijdse vacature
18 32, lid 2 28, lid 1, 2 28, lid 3, 4 28, lid 5,6,7 21, E 37 31, lid 3 11, lid 1, 2
U uitsluitingen uitslag verkiezingen (bindende) uitspraak
5 9 32, lid 6
V (tussentijdse) vacature vakantie vaststelling nieuwe bevoegdheden veiligheid/gezondheid/welzijn (samenstelling en) verkiezing GMR verlofregeling verplichtingen (agenda/)verslag vertrouwelijke gegevens verzilveren/sparen/poolen/overhevelen volmacht (gebruik) voorzieningen voorzieningen en scholing voorzieningen t.b.v. leerlingen
11, lid 1, 2 20, B 27, lid 2 19, B 4 t/m 12 21, D 13, lid 1 18, lid 9 18, lid 7 21, H 8, lid 3 35 35, 36 22, B
Z zittingsduur
GMR Stichting Fluenta
14, lid 2
26
TOELICHTING BIJ HET REGLEMENT GMR I WOORD VOORAF BIJ DE TOELICHTING In artikel 28 van de Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 zijn de bepalingen opgenomen over de instelling, de samenstelling, de verkiezing van de leden en over de bevoegdheden van de GMR. Enkele essentiële zaken wil de Besturenraad daar uitlichten: 1 Het is geen wettelijke verplichting om voor een aantal scholen een GMR in te stellen. Zo'n raad kan worden ingesteld voor een aantal scholen, dat door hetzelfde bevoegd gezag in stand wordt gehouden. Of dat gebeurt, is een keuze van het bevoegd gezag of van de meerderheid van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de betrokken scholen. 2 De GMR kan zich uitsluitend bezighouden met aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn voor de betrokken scholen. Zaken die één of meer, doch niet alle betrokken scholen betreffen, blijven voorbehouden aan de afzonderlijke medezeggenschapsraden van die scholen. De GMR kan dus nooit in de plaats komen van de afzonderlijke medezeggenschapsraden. Wel is het mogelijk dat de afzonderlijke medezeggenschapsraden een aantal bijzondere bevoegdheden overdragen aan de GMR (zie in dit model de artikelen 19 t/m 22), mits de bedoelde aangelegenheden een gemeenschappelijk karakter bezitten. In dat geval treedt de GMR in de plaats van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden die zijn overgedragen (zie in dit verband ook woord vooraf bij de toelichting op de artikelen 19 t/m 22). In het NPCS-modelreglement MR 1999 zijn de wettelijke bepalingen uitgewerkt voor wat betreft de totstandkoming van de GMR en van het eerste GMR-reglement. Immers, dat is een zaak die zich met name afspeelt in overleg tussen het bevoegd gezag en de afzonderlijke betrokken MR-en. Daarom horen die bepalingen thuis in het MR-reglement. Daartoe is een aparte paragraaf 14 opgenomen. Het verdient aanbeveling die paragraaf inclusief de toelichting zorgvuldig te bestuderen alvorens een reglement voor de GMR op te stellen.
II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Onder "scholen" in te vullen bijvoorbeeld: - Christelijke basisschool, Dwarsstraat 8, Hoogdijk - Christelijke basisschool, Verlengde Dwarsstraat 12, Hoogdijk - etc. Onder "bevoegd gezag" in te vullen bijvoorbeeld: het bestuur van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs in Hoogdijk. Het begrip schoolleiding heeft ook betrekking op personen die weliswaar niet in dienstverband werkzaam zijn bij de school, maar toch door het bevoegd gezag bevoegdheden toegekend gekregen hebben. Te denken valt aan interim managers e.d. Artikel 2 Formeel wordt de GMR te allen tijde door het bevoegd gezag ingesteld. Dat wil niet zeggen, dat het initiatief tot de oprichting van zo'n raad altijd aan het bevoegd gezag behoeft te worden overgelaten. Dat is één mogelijkheid. De wet geeft in artikel 28, 2e lid, aan dat een GMR ook wordt ingesteld, indien de meerderheid van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden (d.w.z. dus niet de optelsom van de leden van de raden!) dit wenst.
GMR Stichting Fluenta
27
Belangrijk is daarbij dat niet alle scholen, die door hetzelfde bevoegd gezag in stand worden gehouden, betrokken behoeven te zijn bij het initiatief tot de oprichting, dan wel bij de instelling van de raad. Artikel 3 Dit artikel betreft de vaststelling of wijziging van het reglement van de GMR. De inhoud van het reglement valt wat dat betreft in twee delen uiteen: A de bijzondere bevoegdheden van de GMR B het overig deel van het reglement. A
Aan de GMR kunnen bijzondere bevoegdheden worden toegekend. In dit model is daarvoor gekozen in de artikelen 19 tot en met 22. Dat houdt in de praktijk veelal in dat gebruikmaking van deze bevoegdheden aan de afzonderlijke betrokken MR-en ontvalt. In de procedure van vaststelling en wijziging van over te dragen bijzondere bevoegdheden is dan ook de GMR niet in beeld: het bevoegd gezag heeft daarbij de instemming nodig van twee derden van het aantal leden van elke afzonderlijke betrokken MR. Verder zij verwezen naar artikel 46 en artikel 36, lid 4 van het modelreglement MR 2004 Besturenraad.
B
De vaststelling of wijziging van de rest van het GMR-reglement behoeft, voorafgaande aan besluitvorming, de instemming van tenminste twee derden van het aantal leden van de GMR zelf. Waar er evenwel sprake is van een situatie dat er nog geen GMR is, dient bij de vaststelling van het eerste GMR-reglement de procedure te worden gevolgd als opgenomen in de artikelen 47 en 48 van het modelreglement MR 2004 Besturenraad.
De GMR kan zelf ook een voorstel tot wijziging van het reglement aan het bevoegd gezag voorleggen. Dit is bepaald in artikel 18, lid 3 van dit reglement. Artikel 4 De wijze van samenstelling en verkiezing van de GMR dient te voldoen aan een aantal eisen, die de wet terzake stelt: . het aantal leden van de raad bedraagt ten hoogste 24. Indien evenwel het aantal betrokken scholen groter is dan 24, is het aantal leden van de raad even groot als het aantal betrokken scholen; . de leden van de raad worden gekozen uit en door de leden van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden. Dat dient zodanig te gebeuren, dat de aantallen leden, gekozen uit de geleding personeel, onderscheidenlijk uit de geleding ouders, elk de helft van het aantal leden van de GMR bedragen. Een voorbeeld: als de raad uit 20 leden bestaat, dan zullen daarin 10 personeelsleden en 10 ouders zitting moeten hebben; . elke betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraad kiest tenminste 1 lid en ten hoogste 4 leden van de GMR. Het voorstel voor de wijze van samenstelling van de raad zal derhalve moeten bestaan uit de volgende elementen: . het aantal leden van de raad; . het aantal leden, dat per betrokken school/medezeggenschapsraad wordt gekozen in de raad; . de geleding(en), vanuit welke een betrokken school/medezeggenschapsraad een lid in de raad dient te kiezen, alsmede de eventuele aantallen daarvan. De Besturenraad is van mening dat in principe moet worden gestreefd naar een afvaardiging van elke school/medezeggenschapsraad vanuit beide geledingen. Daarbij is ook aandacht nodig voor een goede spreiding over de eventuele subgeledingen. Te denken valt aan de subgeledingen onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel. In het geval dat ervoor wordt gekozen een bepaalde vertegenwoordiging van deze subgeledingen in de GMR op te nemen, zal in artikel 4 per school tevens bepaald moeten worden hoeveel vertegenwoordigers per subgeleding naar de GMR kunnen worden afgevaardigd.
GMR Stichting Fluenta
28
Indien wordt gekozen voor een samenstelling van de GMR waarbij elke afzonderlijke MR uit elke geleding een vertegenwoordiger afvaardigt, dan kan ook voor een andere redactie van artikel 4 worden gekozen, te weten: "De raad bestaat uit ... leden, waarvan de medezeggenschapsraad van elk der scholen 2 leden kiest, te weten 1 lid uit het personeelsdeel en 1 lid uit het ouderdeel." In gevallen waarin echter het aantal betrokken scholen/medezeggenschapsraden het aantal van 12 overstijgt, is dat principe niet meer uitvoerbaar. Immers, de wet stelt de eis van maximaal 24 leden voor de raad wanneer het aantal scholen 24 of minder bedraagt. In zulke gevallen zal in het voorstel derhalve per school/medezeggenschapsraad moeten worden aangegeven hoeveel leden en vanuit welke geleding men dient te kiezen. Het is duidelijk dat daarmede de vrijheid van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden, waar het gaat om hun keuze voor de afvaardiging vanuit (een) bepaalde geleding(en) naar de GMR, kan worden aangetast. De wet noodzaakt daar echter toe, gezien de eis dat de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de helft uit de geleding personeel en voor de helft uit de geleding ouders moet bestaan. Een laatste mogelijkheid om aan de vereiste pariteit en vrijheid van keuze tegemoet te komen is, dat een GMR wordt ingesteld voor maximaal 12 scholen. Tenslotte biedt de wet nog een mogelijkheid om min of meer aan de doelstelling van vrije keuze van een vertegenwoordiger uit een bepaalde geleding tegemoet te komen. Dat is nl. de mogelijkheid dat twee (of meer) afzonderlijke MR-en een gemeenschappelijke vertegenwoordiger uit een bepaalde geleding in de GMR kiezen. Dat kan alleen, als de betrokken afzonderlijke MR-en daartegen geen bezwaar hebben. Artikel 5 Dit artikel sluit aan op het terzake in de wet bepaalde over de positie van de schoolleiding met betrekking tot de MR. Eenzelfde keuze wordt hier gemaakt met betrekking tot de GMR. Zie hierover verder bij artikel 16 en 17. Artikel 6 Indien de organisatie van de verkiezing wordt opgedragen aan een verkiezingscommissie verdient het aanbeveling te bepalen dat in de artikelen 7 t/m 12 voor "de raad" - voor zover van toepassing kan worden gelezen: "de verkiezingscommissie". Uiteraard laat dit onverlet de eindverantwoordelijkheid van de raad voor de gang van zaken bij de verkiezingen. Artikel 8 1e lid De wijze waarop binnen elke afzonderlijke MR de verkiezing van één of meer leden van de GMR plaatsvindt, is een zaak, die elke MR zelf bepaalt. In het geval dat een MR uit elke geleding, dus uit zowel het personeelsdeel als uit het ouderdeel een vertegenwoordiger in de GMR kan kiezen, ligt het voor de hand dat elk deel afzonderlijk bepaalt wie haar vertegenwoordiger in de GMR zal zijn. Waar een MR slechts één lid in de GMR kan kiezen, ongeacht uit welk deel van die MR, is het wenselijk dat de gehele MR die vertegenwoordiger kiest. Waar tenslotte twee of meer MR-en een gemeenschappelijke vertegenwoordiger (uit een bepaald deel) in de GMR moeten kiezen, treden deze (delen van de) betrokken MR-en in overleg om te bepalen, op welke wijze de verkiezing van dit lid van de GMR zal plaatsvinden. 2e lid De verkiezing van de leden van de GMR geschiedt bij geheime schriftelijke stemming. Daarbij worden de regels gehanteerd zoals die in de bijlage van de MR bij het medezeggenschapsreglement zijn opgenomen. Zie daarvoor in het modelreglement medezeggenschapsraad van de Besturenraad 2004, bijlage 1, artikel 7. Artikel 12 Indien de bezwaarde niet het bevoegd gezag is en de raad legt het bezwaar naast zich neer, dan kan de bezwaarde zich schriftelijk tot het bevoegd gezag wenden. GMR Stichting Fluenta
29
Wanneer het bevoegd gezag het bezwaar onderschrijft, neemt het daarover onverwijld contact op met de raad. Heeft het bezwaar betrekking op de uitleg van de bepalingen bij of krachtens de wet of in het reglement en leidt het overleg tussen het bevoegd gezag en de raad niet tot een aanvaardbare oplossing, dan kan dit worden aangemerkt als een geschil als bedoeld in artikel 33 van het reglement (artikel 23 WMO 1992). Artikel 13 De wet schrijft voor dat in het GMR-reglement wordt geregeld op welke wijze wordt gewaarborgd dat de leden van de raad hun uit het lidmaatschap van de raad voortvloeiende verplichtingen nakomen. 2
Het tweede lid voorziet bij een aantal situaties in mogelijkheden dat de raad tot het oordeel komt dat een lid van de raad die verplichtingen niet nakomt.
3
Het derde lid geeft mogelijke sancties aan, hetzij van de raad als geheel, hetzij vanuit (het deel van) de medezeggenschapsraad waardoor betrokkene is gekozen. Er is sprake van steeds zwaardere sancties. Dat wil niet zeggen dat persé altijd in die volgorde moet worden gewerkt; men kan er zonodig voor kiezen meteen de meest verregaande sanctie toe te passen.
6
Betrokkene kan zich verweren tegen een besluit tot sanctie. Dat dient uiteraard te gebeuren bij of namens de instantie die het besluit heeft genomen: de GMR of (het deel van) de betreffende medezeggenschapsraad.
Artikel 14 1
De term "van rechtswege" in het eerste lid duidt aan dat het lidmaatschap automatisch, dus zonder dat hiervoor nog een afzonderlijke handeling of formaliteit is vereist, eindigt zodra de betrokkene geen deel meer uitmaakt van (het deel van) de medezeggenschapsraad, waaruit hij of zij is gekozen.
3
In dit reglement wordt voor de werkzaamheden van de raad uitgegaan van het schooljaar, zoals men dat in het onderwijs kent. Het is daarom voor de hand liggend, ten aanzien van het tijdstip van aftreden van de leden van de raad uit te gaan van het begin van het nieuwe schooljaar. Uit een oogpunt van de voor een goede voortgang van de werkzaamheden van de raad gewenste continuïteit is hier de mogelijkheid geopend dat medezeggenschapsraadleden na een zittingstermijn van twee jaar onmiddellijk herkiesbaar worden gesteld. Aan deze onmiddellijke herkiesbaarheid is geen beperking gesteld, met name met het oog op merkbare ontwikkelingen binnen taakbeleid op scholen. Dit maakt het mogelijk dat personeelsleden die de ambitie en de geschiktheid bezitten, blijven opteren voor het MR- en GMR-lidmaatschap. Daarmee kan tegelijkertijd worden voorkomen dat er sprake is van een min of meer opgedrongen (G)MR-lidmaatschap voor andere minder ambitieuzen.
Artikel 15 De wet geeft aan, dat de GMR procesbevoegdheid bezit (zie ook artikel 34). In voorkomende gevallen kan de GMR zonodig naar de kantonrechter stappen om naleving van de verplichtingen van het bevoegd gezag jegens de GMR te vorderen. De (plaatsvervangend) voorzitter van de GMR treedt dan namens de GMR op, ook in het geval dat een deel van de GMR gerechtelijke stappen wil ondernemen. Artikel 16 en 17 De positie van de schoolleiding is in de WMO 1992 aanzienlijk gewijzigd. Gehandhaafd is dat een lid van de schoolleiding, evenals elk ander lid van het personeel, de mogelijkheid heeft om voor zichzelf te bepalen of hij/zij zich kandidaat wil stellen voor het GMR Stichting Fluenta
30
lidmaatschap van de medezeggenschapsraad. Indien dat leidt tot het lidmaatschap van de MR, dan kan een lid van de schoolleiding dus in principe ook lid worden van de GMR. Het lidmaatschap van de MR en dus ook dat van de GMR vervalt als mogelijkheid voor (een lid van) de schoolleiding, indien het bevoegd gezag ervoor kiest gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om (een lid van) de schoolleiding op te dragen, hetzij het overleg met de MR te voeren namens het bevoegd gezag, hetzij het overleg in het Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) te voeren namens het bevoegd gezag. Het is ook mogelijk om aan één of meer leden van de schoolleiding van de scholen, waarvoor een GMR wordt ingesteld, op te dragen het overleg namens het bevoegd gezag met de GMR te voeren (zie ook artikel 18, lid 2 van dit reglement). Indien de schoolleiding namens het bevoegd gezag besluiten kan nemen, zij het onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, dan wordt dat mandatering genoemd. Dit is mogelijk in zowel het primair- als het voortgezet onderwijs. Als de schoolleiding besluiten kan nemen onder eigen verantwoordelijkheid, dus eigenlijk als bevoegd gezag, in plaats van het bestuur, dan wordt dat delegatie genoemd. Dit is wettelijk nog alleen mogelijk in de BVE-sector. Dit model gaat ervan uit, dat de keuze voor en de mate waarin mandatering dan wel delegatie plaatsvindt, wordt vastgelegd in een directiestatuut of in een bestuursreglement. Dat is een wettelijke verplichting op grond van artikel 31 WPO en artikel 31 WEC. Uit de bijlage van het bevoegd gezag bij het medezeggenschapsreglement, alsmede bij het reglement van de GMR (zie artikel 3 van de betreffende bijlagen 2) dient te blijken wie voor welke aangelegenheden het overleg met de (G)MR feitelijk voert. Overigens kan de (G)MR in bepaalde gevallen aan het bevoegd gezag het verzoek doen, dat het bestuur zelf het overleg voert in plaats van (één of meer leden van) de schoolleiding. In artikel 17 zijn mogelijke gevallen beschreven. Het verplichte adviseurschap van de schoolleider, indien hij/zij niet tot lid van de MR is gekozen, is in de WMO 1992 komen te vervallen. Dat houdt in, dat dat adviseurschap nog slechts plaatsvindt, indien en voor zover de MR daarom verzoekt en (een lid van) de schoolleiding die rol wenst te vervullen. Eenzelfde keuze wordt hier gemaakt voor de GMR. Als voor dit adviseurschap wordt gekozen, dient in het 4e lid van artikel 16 concreet te worden beschreven, hoe deze rol wordt ingevuld. Te denken valt aan afspraken als: het (de) betreffende lid (leden) van de schoolleiding woont alle vergaderingen van de GMR als adviseur bij; of de voorzitter van de GMR bepaalt in overleg met de schoolleiding bij welke agendapunten van de GMR-vergadering de aanwezigheid van één of meer leden van de schoolleiding gewenst is; of op afroep door de GMR treden één of meer leden van de schoolleiding op als adviseur van de GMR. Overigens gaat dit model ervan uit, dat bedoeld adviseurschap niet mogelijk is, indien (het betreffende lid van) de schoolleiding gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheden bezit, zoals vastgelegd in een directiestatuut. Voor het woord directiestatuut worden op de diverse scholen ook andere benamingen gebruikt, zoals managementreglement, bestuursreglement e.d. Als dit zo is is het verstandig de terminologie door dit document heen en ook in andere documenten consistent te hanteren. Artikel 18 Artikel 18 is, naast enkele aanvullingen, hetzelfde als artikel 5 van de WMO 1992. Het gaat hier om de algemene bevoegdheden en taken van de MR. De wet bepaalt niet dat deze taken en bevoegdheden ook aan de GMR toevallen. In dit model wordt de keuze wel gemaakt. 3e lid "Alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang voor de scholen" houdt in, dat ook over bepaalde "gevoelig liggende" zaken gesproken zou kunnen worden, die bijvoorbeeld de privacy van personen of de goede naam van scholen kunnen bedreigen. Iedere GMR zal voor de eigen situatie moeten bepalen, hoever men daarbij wil gaan. In ieder geval dient daarbij de bescherming GMR Stichting Fluenta
31
van de privacy in het oog gehouden te worden, zonodig ook door gebruikmaking van de bepalingen inzake geheimhouding en besloten vergaderingen. In het algemeen geldt trouwens voor het functioneren van de raad dat men er verstandig aan doet zich tot beleidszaken te bepalen en zich niet in details te verliezen. 6e lid Bij de basisgegevens kan ook gedacht worden aan de vergaderdata van het bevoegd gezag, zodat de GMR daarmee rekening kan houden. Voorts dienen de hoofdpunten van beleid in elk geval verstrekt te worden over de aangelegenheden, als bedoeld in de artikelen 19 tot en met 22. Met het begrip 'jaar' wordt bedoeld 'schooljaar'. 7e lid Als gevolg van de invoering per 1 januari 1994 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is artikel 5, lid 6 WMO 1992 (het oude artikel 24, lid 7 NPCS-model 1993) inzake de geheimhoudingsplicht geschrapt. Dit artikel regelde niet alleen de geheimhoudingsplicht als zodanig, maar ook de mogelijkheid om geheimhouding op te leggen. De plicht tot geheimhouding van gegevens is nu geregeld in artikel 2:5 Awb en betreft "gegevens waarvan een ieder het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden". Het kunnen opleggen van een geheimhoudingsplicht is hierin niet meer opgenomen. De Awb is echter niet van toepassing op de rechtsverhoudingen binnen het bijzonder onderwijs. De NPCS heeft er evenwel in 1995 voor gekozen bepaalde onderdelen van de Awb over te nemen in het reglement. Daarom is sedertdien de mogelijkheid geheimhouding op te leggen uit het reglement verdwenen. In dit verband is er voor gekozen om het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen aan te geven dat het naar zijn oordeel om gegevens van vertrouwelijke aard gaat. Indien het aangeven van de vertrouwelijke aard van gegevens gebeurt voorafgaande aan het verstrekken van informatie, heeft de GMR nog de mogelijkheid de keuze te maken de betreffende informatie al dan niet te willen ontvangen. Niet verkregen informatie kan in sommige gevallen beter zijn dan een ongewilde geheimhoudingsplicht over bepaalde zaken. Woord vooraf bij de toelichting op de artikelen 19 tot en met 22 ----------------------------------------------------------------------Aan de GMR kunnen ook bijzondere bevoegdheden worden toegekend. Dat houdt dus in dat bij bepaalde aangelegenheden aan de GMR of een deel ervan advies of instemming gevraagd moet worden. Als dat aan de orde is, ontvallen bij deze aangelegenheden de bijzondere bevoegdheden van de afzonderlijke MR-en, die in de GMR zijn vertegenwoordigd. Deze bevoegdheden worden door de MR-en overgedragen aan de GMR. Een wettelijk vereiste hierbij is dat een dergelijke aangelegenheid van gemeenschappelijk belang moet zijn voor de betrokken scholen. Is dat niet het geval, dan dient zo'n aangelegenheid toch aan de afzonderlijke MR-en te worden voorgelegd. Dit doet zich bijv. voor wanneer op schoolniveau een gemeenschappelijk besluit specifiek moet worden ingevuld. Het is dus mogelijk dat over een bepaalde zaak de hoofdlijnen in GMR-verband aan de orde worden gesteld en dat de uitwerking op schoolniveau in overleg met de MR-en plaatsvindt. In dit model zijn in de artikelen 19 tot en met 22 een aantal aangelegenheden opgenomen, die redelijkerwijs (voor een deel) van gemeenschappelijk belang kunnen zijn. De WMO 1992 is echter niet duidelijk over wat nu precies onder gemeenschappelijk belang wordt verstaan. Teneinde te voorkomen dat hierover onduidelijkheid zou ontstaan en zou blijven bestaan tussen bestuur en GMR, is een oplossing gevonden door in artikel 26 lid 3 te bepalen dat de beslissing of er sprake is van gemeenschappelijk belang aan de meerderheid van tweederde van de GMR wordt overgelaten. Wat betreft de aard van de medezeggenschap, advies- of instemmingsbevoegdheid, voor (een deel van) de GMR, is bij deze aangelegenheden dezelfde keus gemaakt als in het modelreglement voor de MR.
GMR Stichting Fluenta
32
De procedures rond vaststelling en wijziging van de bijzondere bevoegdheden van de GMR zijn vastgelegd in de artikelen 3 en 27 van dit model en in artikel 36 lid 4 en artikel 46 van het modelreglement MR 2004 Besturenraad. Artikel 19 A
Bij deze aangelegenheid zal zich in de praktijk vaak de situatie (moeten) voordoen, dat hoofdlijnen of voorwaarden 'des GMR's' zijn en dat de feitelijke invulling op het niveau van de individuele scholen plaatsvindt. De aangelegenheid valt uiteen in de volgende categorieën: verlenen van hand- en spandiensten (zoals organiseren van festiviteiten, koffiezetten, schoolmelkvoorziening, begeleiding van schoolreizen, hulp bij overblijven); administratief/technische ondersteuning (zoals type- en stencilwerk, bijhouden documentatiecentrum, vervaardigen/herstellen leermateriaal); onderwijsgevende activiteiten (zoals assisteren bij leesonderwijs, voorbereiding/aanvullend onderwijs bij handenarbeid, muziekonderwijs).
B
Bij arbeidsomstandigheden kan gedacht worden aan: de regels omtrent veilgheid, welzijn en gezondheid; de regels omtrent roken in en rond de school; regels i.v.m. brandpreventie/calamiteiten; regels i.v.m. EHBO; beleid inzake geneeskundig onderzoek bij ziekteverlof; beleid i.v.m. verkeersgevaarlijke situaties rond de school (verkeersbrigade, verkeersouders).
C
Met deze aangelegenheid wordt bedoeld dat het bevoegd gezag jaarlijks aan de raad een financieel budget toekent. Het ligt voor de hand dit bedrag jaarlijks voorafgaande aan het nieuwe schooljaar vast te stellen. Onder financiële middelen van de raad wordt tevens verstaan de ondersteuning door de personeels(vak)organisaties en de ouderorganisatie.
D
Betreft de algemene kaders voor de benoeming of het ontslag van het personeel van de scholen, zoals, naast inhoudelijke beleidskeuzes, de sollicitatiecode, de introductie en begeleiding van nieuw benoemde personeelsleden, de nazorg na beëindiging van het dienstverband, maar uitdrukkelijk niet de benoeming of het ontslag van individuele personen.
E
Hierbij gaat het om regels met betrekking tot toelating en begeleiding van studenten van ROC’s, Pabo’s of andere lerarenopleidingen in de school met als doel praktijkervaring op te doen als onderdeel van hun opleiding (stage, schoolpracticum of praktische vorming). Met name voor het speciaal onderwijs kan ook gedacht worden aan studenten van ander hoger onderwijs, die speciale onderzoeken uitvoeren binnen de school.
G
Vaststelling of wijziging van het zorgplan vindt plaats binnen het proces van 'Weer samen naar school'. Scholen/besturen die samenwerken in een samenwerkingsverband dienen een gezamenlijk zorgplan vast te stellen.
I
Schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs zijn wettelijk verplicht een klachtenregeling te hebben. Het gaat hierbij om klachten van ouders, leerlingen (in het voortgezet onderwijs) en personeel over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag en het personeel. De landelijke organisaties hebben één algemene klachtenregeling voor het primair en voortgezet onderwijs uitgebracht. In deze regeling is gekozen voor een bredere kring van mogelijke klagers dan de wettelijke regeling aangeeft. Naast ouders en leerlingen kan een ieder die deel uitmaakt(e) van de schoolgemeenschap klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan door personen die deel uitmaken van de schoolgemeenschap. Bij de criteria benoeming leden klachtencommissie gaat het bijvoorbeeld om de herkomst van de leden (aantal leden, uit
GMR Stichting Fluenta
33
welke geledingen van de school) en specifieke deskundigheden waaraan leden zouden moeten voldoen. J
Ook bij deze aangelegenheid zal vaak sprake moeten zijn van de situatie: hoofdlijnen in de GMR, uitwerking in overleg met de MR-en. Verwezen wordt hierbij naar het Nationaal Onderwijs Protocol tegen Pesten. Voor een efficiënte bestrijding van pesten wordt aanbevolen als school/scholen een structureel beleid te voeren. Daarbij is de zogenoemde vijfsporen-aanpak, waarbij alle geledingen worden betrokken, aanbevolen. Voor nadere informatie hierover kunt u terecht bij onder andere de ouderorganisatie Ouders & Coo. Onder ongewenst gedrag wordt verstaan: 1. seksuele intimidatie: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal, schriftelijk of fysiek gedrag, die door het slachtoffer als inbreuken op zijn of haar intieme levenssfeer worden beschouwd, hetgeen de dader wist of tenminste had moeten begrijpen;
2. discriminerend gedrag: gedrag waarbij gelijke gevallen niet gelijk behandeld worden op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele voorkeur, fysieke en psychische handicap of welke grond dan ook;
3. agressie en geweld: voorvallen waarbij een medewerker of leerling psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen; 4. inbreuken op de persoonlijke levenssfeer als hieronder bedoeld, alles voor zover gerelateerd aan studie of werkzaamheden bij de school Van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is sprake bij een gedraging of beslissing waardoor iemand zich niet kan verzetten tegen ongewenste dan wel ongeoorloofde inmenging van een ander in zijn persoonlijk leven, dan wel het nalaten van een beslissing waardoor die inmenging mogelijk wordt: het ten onrechte of onjuist vastleggen, verstrekken of aan de openbaarheid prijsgeven van op het individu herleidbare gegevens; aantasting van de lichamelijke integriteit; het ten onrechte betreden van ruimtes; het hinderlijk volgen; het afluisteren van gesprekken en telefoongesprekken; het ten onrechte inzien van brieven, aantekeningen, e-mails of computerbestanden. Artikel 20 1A
Veelal zal het hier gaan om de verandering van de grondslag van de vereniging of stichting, waarvan de scholen uitgaan.
B
Het gaat hier om de vrije ruimte, naast de centraal vastgestelde zomervakantie, om een eigen invulling te geven aan de andere schoolvakanties, met dien verstande dat tevens rekening kan worden gehouden met een afstemming op lokaal/regionaal niveau.
D
De aangelegenheid "bestemming in hoofdlijnen van de middelen ... enz." gaat vooraf aan het feitelijk vaststellen van de begroting van de scholen. In de begroting is sprake van de bestemming in 'cijfertjes', nadat eerder een aantal beleidskeuzes is gemaakt. Hierbij zijn in elk geval de volgende elementen aan de orde: een duidelijk overzicht van beschikbare gelden/inkomsten (van overheid, derden en eventuele eigen gelden) en van eerder gemaakte reserveringen; op welke beleidsuitgangspunten (onderwijskundig, personeels/formatiebeleid, materieel beheer) zal de begroting worden gebaseerd; wat is globaal de financiële vertaling daarvan en ten behoeve van welke doelen (bijv. afschrijving inventaris, onderhoud, seniorenbeleid, faciliteiten (G)MR, nascholing, bepaalde onderwijskundige projecten, leermiddelen enz.); in hoeverre en waarom is er sprake van wijziging in uitgangspunten ten opzichte van de begroting van het voorafgaande jaar;
GMR Stichting Fluenta
34
-
wat is de verhouding tussen de bestemming personeel en materieel; wat is de verdeling over scholen, afdelingen of locaties; is er sprake van de noodzaak van extra of in minder mate sparen/reserveren dan in voorgaande jaren of juist van gebruikmaking van eerdere reserveringen; Bij voorgenomen beleidskeuzes zal sprake moeten zijn van een duidelijke argumentatie door het bevoegd gezag. Voorts is essentieel dat er inzicht bestaat in meerjarenbeleid, zowel wat betreft inkomsten (onder meer op basis van leerlingenprognoses) als uitgaven (meerjarenbegroting). Ook zullen jaarrekeningen van afgelopen jaren beschikbaar moeten zijn. Vanzelfsprekend dient de GMR de uiteindelijk vastgestelde begroting ter informatie te ontvangen om desgewenst te kunnen beoordelen of de besluiten met betrekking tot "de bestemming van de middelen in hoofdlijnen" daarmee in overeenstemming zijn. 2
De aangelegenheden genoemd in de leden 1 en 2 van artikel 20 zijn als zodanig onderscheiden, vanwege het feit dat met betrekking tot de aangelegenheden in lid 2 er sprake is van een zogenaamd voorgenomen intentiebesluit met betrekking tot de aangegeven aangelegenheden. Het betreft hier belangrijke aangelegenheden die ingrijpende consequenties kunnen hebben voor het personeel, de ouders en de leerlingen. Er is daarom gekozen voor een zorgvuldige procedure van besluitvorming, die optimaal recht doet aan enerzijds de verantwoordelijkheid en handelingsruimte van het bevoegd gezag en anderzijds recht doet aan de invulling van medezeggenschap van personeel en ouders.
2.1
Besluitvormingsprocedure Deze procedure is in een viertal fasen onder te brengen en vindt in dit reglement haar neerslag in artikel 20, 2e lid, in artikel 21, sub a en in artikel 22, sub a.
fase 1 A
(artikel 20, 2e lid): het bevoegd gezag legt een voornemen voor een zogenaamd intentiebesluit inzake de betrokken aangelegenheid aan de raad voor. De inhoud van dit voornemen houdt in het antwoord op de vragen: welke, wanneer, waarom en hoe. Het voorstel behelst derhalve vier elementen. We spitsen dit toe op de aangelegenheid 'overdracht van scholen', denk aan bijvoorbeeld besturenfusie. - welke: met welke andere rechtspersonen (verenigingen of stichtingen) is het bestuur voornemens een besturenfusie aan te gaan; - wanneer: op welke datum zal dit moeten plaatsvinden; - waarom: de motieven voor de beoogde besturenfusie; - hoe: wat is het stappenplan (de te volgen procedure): op welke wijze zal het voorgenomen proces, voor zover ten tijde van het voornemen voorzienbaar, verlopen. De raad heeft hierbij het recht een advies ter zake te geven. Indien het bevoegd gezag een intentiebesluit neemt, dat afwijkt van het advies van de raad, kan de raad daartegen beroep instellen (artikel 31 en eventueel later artikel 32). De juridische status van het intentiebesluit dient, mede met het oog op in de praktijk voorkomende begrippen als principebesluit, intentieverklaring, convenant enz. als volgt te worden vastgesteld. Een vastgesteld intentiebesluit houdt in dat het bevoegd gezag het voornemen heeft de aangegeven rechtspersonen/besturen, op de aangegeven datum en onder aangegeven motieven te laten fuseren. Dit is richtinggevend voor het verdere proces, maar in elk van de elementen kan in de loop van het verdere proces nog wijziging optreden, totdat in fase 3 het feitelijke fusiebesluit wordt genomen. Dit betekent, dat het intentiebesluit juridisch gezien niet een onomkeerbaar besluit is.
fase 2 B
(artikel 21, sub A, artikel 22, sub A): als het intentiebesluit vaststaat, worden de eventuele gevolgen van het uiteindelijk te nemen besluit voor de geledingen onderzocht en wordt een
GMR Stichting Fluenta
35
voorstel voor de regeling van de gevolgen voor elk van de geledingen aan de beide betrokken delen van de raad afzonderlijk voorgelegd. Zowel het personeelsdeel als het ouderdeel van de raad hebben hierbij een instemmingsrecht. Als de delen van de raad hun instemming geven, is daarmee de regeling van de gevolgen voor de geledingen vastgesteld. Als één of beide delen van de raad niet de vereiste instemming geven, dient het bevoegd gezag - bij handhaving van het voorstel - het geschil voor te leggen aan de Commissie van Geschillen WMO (artikel 29). Het bevoegd gezag neemt vervolgens een besluit over de regeling van de gevolgen overeenkomstig de voor betrokkenen bindende uitspraak van de commissie. Bij de (regeling van de) gevolgen voor het personeel bij besturenfusie kan worden gedacht aan : - wijziging afvloeiingsregeling; - wijziging regelingen op het gebied van personeelsbeleid, en voor zowel personeel als ouders/leerlingen aan: - wijziging grondslag nieuwe rechtspersoon; - wijziging karakter/structuur rechtpersoon (vereniging of stichting, bestuursstructuur); - wijziging diverse andere regelingen (bijv. reglementering (G)MR, directiestatuut, voorzieningen voor leerlingen) N.B. er zij op gewezen dat er in sommige gevallen bij arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van besturenfusie (op onderdelen) geen instemmingsbevoegdheid van het personeelsdeel van de (G)MR aan de orde is, maar een rol voor het DGO. Dit wordt bepaald de CAO PO. fase 3 C
fase 4 D
2.2 2A
(dekselbesluit): als de regeling van de gevolgen voor de geledingen door het bevoegd gezag is vastgesteld, kan het bevoegd gezag het feitelijke besluit inzake de betreffende aangelegenheid zelfstandig d.w.z. zonder verdere raadpleging van de raad, nemen. Dit besluit ('dekselbesluit') kan slechts worden genomen, als dit dekselbesluit identiek is aan het eerder vastgestelde (laatste) intentiebesluit. Dat houdt in dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen het intentiebesluit en het dekselbesluit, waar het gaat om de beantwoording van de vragen "welke, wanneer en waarom" (bijv. bij besturenfusie een nieuw deelnemend bestuur, een andere voorgenomen fusiedatum). Zijn er wel wezenlijke verschillen dan zal/had het bevoegd gezag, een nieuw intentiebesluit moeten nemen, en is derhalve fase 1 weer van toepassing. (uitvoeringsfase): Na het nemen van het dekselbesluit, gaat het bevoegd gezag tot uitvoering van dit besluit over, en daarmee ook tot uitvoering van het besluit over de regeling van de gevolgen voor de geledingen.
Op onderdelen (artikel 20, 2e lid) Onder overdracht van de school wordt mede verstaan een besturenfusie. Deze kan op twee wijzen worden gerealiseerd, namelijk: door middel van het overdragen van een of meerdere scholen, naar een ander bevoegd gezag op grond van artikel 56 WPO en artikel 58 WEC; door middel van de juridische fusie op grond van de artikelen 308-334 van boek 2 BW. Besturenfusie geschiedt veelal voorafgaand aan of gelijktijdig met een scholenfusie, omdat willen scholen kunnen fuseren zij onder het bevoegd gezag van een rechtspersoon moeten staan. Daarnaast kan besturenfusie op zich zinvol zijn vanuit het oogpunt van bestuurlijke schaalvergroting. Met omzetting wordt bedoeld een bestuursoverdracht van bijzonder naar openbaar onderwijs of andersom.
GMR Stichting Fluenta
36
B
Onder duurzame samenwerking met een ander bevoegd gezag kan gedacht worden aan samenwerkingsverbanden tussen verschillende bevoegde gezagsorganen, bijvoorbeeld in het kader van 'Weer samen naar school' of de samenwerking vso/vo.
C
De centrale dienst is geregeld in de artikelen 68 WBO en 69 WEC. In een centrale dienst kunnen gezamenlijk die werkzaamheden worden ondergebracht die niet behoren tot de kerntaken van de school, dit zijn de niet-lesgevende taken. Dit betekent in de praktijk dat de taken behorend bij het onderwijsondersteunend personeel, met name de administratie en de schoonmaak, zich lenen voor bundeling in een centrale dienst. De wettelijke regeling voor de centrale diensten omvat het volgende: een of meer schoolbesturen richten een centrale dienst op ten behoeve van meerdere samenwerkende scholen; de centrale dienst vormt een zelfstandige rechtspersoon; bekostiging van de centrale dienst vindt in het primair onderwijs – waar nog geen lumpsumfinanciering van toepassing is – onder meer plaats uit door verzilvering verkregen middelen; er komt een specifieke taakomschrijving voor de centrale dienst, waarbij het uitgangspunt is dat de dienst, op niet-commerciële basis niet-lesgevende taken van de scholen verricht.
Artikel 21
In artikel 21 gaat het vooral om een aantal arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheden, die onder meer voortvloeien uit de deregulering samenhangend met de invoering van het FBS en de lumpsumfinanciering. Het personeelsdeel van de GMR heeft hierbij een instemmingsbevoegdheid. Het kan zijn dat deze bevoegdheid vervalt, omdat deze zaken in het DGO aan de orde worden gesteld. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 26. A
Zie voor de mogelijke gevolgen van overdracht (besturenfusie) voor het personeel de toelichting bij artikel 20 (onder 'fase 2').
B
Het personeelsbeleidsplan van de scholen is een document, waarin het samenhangend personeelsbeleid van het bevoegd gezag voor de scholen is neergelegd. Zie hiervoor ook de CAO PO.
B1
De inzet, de samenstelling daaronder begrepen, van de formatie wordt jaarlijks ten behoeve van het volgende schooljaar voor 1 april (po) vastgesteld en hierin is beschreven, op welke wijze het beschikbare formatiebudget (bij niet-lumpsumfinanciering) en de gelden beschikbaar voor formatie (bij lumpsumfinanciering) worden besteed..
C
Hierbij kan gedacht worden aan: de keuze van te volgen cursussen; de keuze van de deelnemers; de frequentie van cursusdeelname per jaar.
D
Te denken valt aan: - beleid inzake de 4-dagen-regeling van art. I-C30 RPBO (facultatief kort buitengewoon verlof); - beleid inzake de mogelijkheden die het bevoegd gezag heeft op grond van art. I-C29 RPBO (imperatief kort buitengewoon verlof).
G
Het primaat voor het overleg over arbeidsvoorwaarden in de school/scholen ligt bij het DGO (Decentraal Georganiseerd Overleg). Het betreft hier die aangelegenheden van arbeidsvoorwaardelijke aard, die door het DGO ad-hoc, dan wel door het DGO via documenten als de CAO PO worden gemandateerd aan het personeelsdeel van de (G)MR. In scholen waar deze documenten van toepassing zijn, geldt voor deze aangelegenheden reeds een instemmingsbevoegdheid voor het personeelsdeel van de MR. De keuze, die gemaakt is, deze aangelegenheden in artikel 27 van het modelreglement MR 2004 onder te brengen heeft onder meer tot gevolg dat desgewenst de mogelijkheid bestaat deze bevoegdheden over te dragen
GMR Stichting Fluenta
37
aan een gemeenschappelijke MR (GMR). In verband met bijvoorbeeld de invoering van de bestuursaanstelling en het als gevolg daarvan vaststellen van formatiebeleid op bestuursniveau kan dat gewenst zijn. Dat geldt ook voor meer onderwerpen in genoemde documenten. In dit modelreglement GMR wordt aanbevolen in beginsel deze zaken aan de GMR over te dragen. Dat wil evenwel niet zeggen dat al deze zaken per definitie in de GMR aan de orde moeten komen. Per situatie zal moeten worden bezien wat bij de betreffende aangelegenheid en in het betreffende voorstel gemeenschappelijk van aard, geldend voor alle betrokken scholen, is. Dat (gedeelte) wordt dan in de GMR aan de orde gesteld, en behoeft dan de instemming van het personeelsdeel van de GMR (zie ook woord vooraf bij artikel 19 t/m 22). Een aantal voorbeelden van aangelegenheden uit de CAO PO die zich lenen voor behandeling in de GMR: - meerjarenformatiebeleid op bovenschools niveau of bestuursniveau; - het formatieplan op bovenschools niveau of bestuursniveau (bestuursformatieplan); - een regeling functioneringsgesprekken, voor zover voor alle scholen geldend. G1 Het schoolbudget bestaat uit middelen die het bevoegd gezag ter beschikking worden gesteld om een eigentijds personeelsbeleid te voeren. De personeelsgeleding van de GMR heeft t.a.v. de besteding er van t.a.v. het totaal een instemmingsbevoegdheid, de oudergeleding heeft een adviesbevoegdheid. (zie o.m. de voorlichtingscirculaire CFI/BPO-2003/60617, d.d. 9 april 2003). H
Dit onderwerp vervalt bij een lumpsumbekostiging.
I
Deze aangelegenheid betreft sponsoring. Het ouderdeel van de GMR heeft ten aanzien van deze zelfde aangelegenheid ook een instemmingsrecht. Over de mogelijke sponsoractiviteiten en reclame-uitingen binnen schoolverband wordt aanbevolen afspraken te maken met alle geledingen binnen de scholen bijvoorbeeld in de vorm van een gedragscode. Verwezen wordt hiervoor naar het convenant dat op landelijk niveau tussen het Ministerie van OC&W, de besturenorganisaties, de ouderorganisaties, het LAKS, de VVO, de Consumentenbond, de Stichting Stuurgroep Reclame en de Groep Educatieve Uitgeverijen is gesloten.
Artikel 22 A
Zie voor de mogelijke gevolgen van overdracht (besturenfusie) voor ouders/leerlingen de toelichting bij artikel 20 (onder 'fase 2').
B
Te denken valt aan beleid inzake: een overblijfregeling; het schoolzwemmen; collectief inkopen en uitgeven materieel (gymkleding, rekenmachines); vervoer van leerlingen;
C
Het gaat hier om de hoogte van de ouderbijdrage.
D
Zie voor nadere toelichting bij artikel 21 punt J.
Artikel 23 Deze adviesbevoegdheid van een deel van de GMR is anders van karakter dan de adviesbevoegdheid van de GMR als geheel in artikel 20. Bij de adviesbevoegdheid in artikel 23 zijn bijv. noch de procedurele regels van artikel 25, noch de beroepsmogelijkheden van de artikelen 31 en 32 van toepassing. In dit model wordt er overigens van uitgegaan dat, waar de wettekst spreekt over een 'besluit', waarover advies kan worden gegeven, er sprake zou moeten zijn van een 'voorgenomen besluit'. GMR Stichting Fluenta
38
Artikel 24 lid 5 Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rust op het openbaar bestuur de plicht personen en instituten te wijzen op hun beroepsmogelijkheden. Ook al geldt de wettelijke plicht terzake niet in het bijzonder onderwijs (zie ook de toelichting bij artikel 18, lid 7), toch acht de Besturenraad het uit een oogpunt van behoorlijk bestuur wenselijk een dergelijke bepaling op te nemen. Artikel 26 In artikel 26 is een drietal situaties beschreven waarbij de bijzondere bevoegdheden van (een deel van) de GMR (artikelen 19 tot en met 22) niet aan de orde zijn: 1. Als de betreffende aangelegenheid reeds elders in een voorschrift inhoudelijk is geregeld (1e lid). 2. Als het een aangelegenheid is "van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel" (2e lid), zoals dat in de aangegeven artikelen van genoemde onderwijswetten is genoemd. Het betreft dan populair gezegd: arbeidsvoorwaardelijke zaken. Deze aangelegenheden vinden we met name in artikel 21. In het primair onderwijs aansluitend aan het basisonderwijs worden deze zaken in beginsel in het Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) aan de orde gesteld. Het DGO kan echter beslissen dat de betreffende aangelegenheid gemandateerd wordt aan het personeelsdeel van de GMR. Sedert 1 april 1999 is in het Primair Onderwijs ook een CAO. In dit document is het personeelsdeel van de (G)MR in ruime mate gemandateerd om zijn instemmingsbevoegdheid bij deze aangelegenheden uit te oefenen in plaats van dat er DGO wordt gevoerd. Uit deze CAO zelf kan worden afgelezen of de bijzondere bevoegdheden, en in het bijzonder de instemmingsbevoegdheid van het personeelsdeel van de GMR, van toepassing blijven. 3. Als er naar de mening van tenminste tweederde van het aantal leden van de GMR geen sprake is van een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang (3e lid). Deze bepaling is toegevoegd omdat de wet geen duidelijkheid verschaft over de vraag wat de term 'van gemeenschappelijk belang' inhoudt. Indien de GMR een dergelijk besluit neemt, ontstaat er weer een bevoegdheid voor een of meerdere MR-en. Dit doet zich bijv. voor indien op schoolniveau gemeenschappelijk beleid moet worden ingevuld of uitgewerkt. Artikel 27 In het model medezeggenschapsreglement voor de MR van de Besturenraad is een eigen bevoegdhedenregeling opgenomen, dat wil zeggen dat van de in de WMO 1992 opgenomen regeling van bijzondere bevoegdheden is afgeweken, dan wel daaraan aangelegenheden zijn toegevoegd, waarbij de MR ook een rol speelt. Voor een deel werkt deze keuze voor een afwijkende bevoegdhedenregeling door in dit model voor de GMR. De wet stelt vast dat zo'n afwijkende regeling voor de MR een maximale geldigheidsduur heeft van twee jaren. Daarna kan tot verlenging daarvan worden besloten. Voor een afwijkende regeling bij de GMR stelt de wet die eis niet. Teneinde een niet noodzakelijke discussie over de bevoegdheden van de GMR te voorkomen, is er daarom in dit GMR-model voor gekozen deze 'tweejaarlijkse heroriëntatie' niet per definitie te laten plaatsvinden. Als criterium wordt gesteld, dat dat slechts behoeft te gebeuren, indien de bijzondere bevoegdheden van de GMR afwijken van die van meer dan een derde van de betrokken MR-en bij de overeenkomstige aangelegenheden. Artikel 28 Ten behoeve van de goede voortgang van de zaken wordt er als regel van uit- gegaan, dat de raad dan wel de delen ervan binnen de genoemde termijn van twee maanden tot een advies of het verlenen van instemming komen. Hetzelfde geldt voor het bevoegd gezag bij besluiten over aangelegenheden, waarover de GMR of een deel ervan een gevraagd advies heeft uitgebracht. Het GMR Stichting Fluenta
39
is echter denkbaar, dat men in bepaalde zaken niet reeds in de eerste vergadering tot besluitvorming kan komen. In dergelijke situaties biedt dit artikel ook ruimte, dat de besluitvormingsperiode langer duurt. Het is zeer gewenst dat de betrokken partijen elkaar van een gewenste afwijking van de termijn zo spoedig mogelijk en beargumenteerd op de hoogte stellen. De reactietermijn wordt overigens opgeschort door schoolvakanties en door de tijd die gemoeid is met gewenst overleg door de GMR, mits partijen om opschorting verzoeken. Deze 'automatische' opschorting is niet aan de orde, als zwaarwegende belangen daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld een besluit dat persé voor de datum van 1 augustus moet worden genomen). De argumenten daarvoor moeten onmiddellijk en schriftelijk aan de partij, die om opschorting heeft verzocht, worden meegedeeld. Het kan ook voorkomen dat de vergaderfrequentie van bevoegd gezag en/of de GMR niet in verhouding staat tot een mogelijke reactie binnen de termijn van twee maanden. In dat geval kan men beter een langere termijn in het reglement vastleggen. Artikel 29 tot en met 33 In deze artikelen is de geschillenregeling neergelegd. De wet regelt een viertal soorten geschillen: instemmingsgeschillen (artikel 29); reglementsgeschillen (artikel 30); adviesgeschillen (artikel 31); interpretatiegeschillen (artikel 33). Bij instemmingsgeschillen kan alleen het bevoegd gezag het geschil aanmelden. Bij adviesgeschillen kan alleen de GMR dat. Bij de overige geschillen kan zowel het bevoegd gezag als de GMR het geschil aanmelden bij de commissie voor geschillen. De wet biedt de mogelijkheid in het reglement een nadere geschillenregeling vast te leggen. Deze kan evenwel slechts worden toegepast, als het reglement van de commissie voor geschillen WMO, waarbij de scholen zijn aangesloten, daarin voorziet. Dat is het geval bij de commissie voor geschillen WMO van de Besturenraad. De wet kent slechts de mogelijkheid van interpretatiegeschillen tussen bevoegd gezag en de raad als geheel. Aangezien het wel denkbaar is dat zich een interpretatiegeschil voordoet tussen een deel van de GMR en het bevoegd gezag meldt in dat geval de raad, namens het desbetreffende deel van de raad, het geschil aan bij de commissie. Over interpretatiegeschillen in het algemeen nog het volgende: het gaat dan om een verschil van mening tussen bevoegd gezag en (deel) GMR over de uitleg van bepalingen in of krachtens WMO 1992 of in het medezeggenschapsreglement. Dat kan ook betreffen verschillen van mening over de wijze waarop is voldaan aan bijv. bepalingen over informatie-, scholings- en andere voorzieningen. In dat verband wordt bijv. verwezen naar bepalingen als bedoeld in de artikelen 18, lid 6, artikel 35 en 36. In dit model is gekozen voor één extra geschillenregeling: Nader geschil bijzondere adviesbevoegdheid GMR (artikel 32) In dit artikel is een voorziening opgenomen die de WMO 1992 zelf niet regelt, te weten een extra beroepsmogelijkheid voor de raad bij de adviesbevoegdheid van de raad. De GMR kan van deze beroepsmogelijkheid gebruik maken, als men eerder een advies bij een besluit, als bedoeld in artikel 20, heeft gegeven, en er later feiten of omstandigheden blijken, die bij de eerdere beoordeling tot een ander advies zouden hebben geleid. In het 1e en het 4e lid is aangegeven, op welke gronden de raad beroep kan instellen. In het 2e en 3e lid wordt de daarbij te volgen procedure beschreven. In het 5e en 6e lid wordt bepaald, op welke wijze de commissie het beroep beoordeelt en uitspraken doet. De commissie heeft daarbij de mogelijkheid aan de betrokken partijen een bemiddelingsvoorstel te doen. Tenslotte is in het 7e lid aangegeven, dat het bevoegd gezag het besluit niet (verder) kan uitvoeren wanneer terzake nog geen uitspraak door de commissie is gedaan, in het geval de GMR beroep heeft ingesteld. Artikel 35 GMR Stichting Fluenta
40
1
Met betrekking hiertoe dient gedacht te worden aan secretariaatsfaciliteiten, vergadergelegenheid, alsmede aan die financiële middelen die nodig zijn voor het functioneren van de GMR. Zie ook de toelichting bij artikel 19, punt c.
2
Op grond van een activiteitenplan van de GMR dient het bevoegd gezag voorafgaande aan het nieuwe schooljaar een beslissing te nemen over faciliteiten ten behoeve van de leden van de GMR. Met verwijzing naar bijvoorbeeld de CAO PO kunnen die in dit verband zowel tegemoetkomingen in tijd als in geld betreffen. In concreto kan gedacht worden aan een vermindering van taakbelasting (bijvoorbeeld vermindering van lesgevende taken) van personeelsleden in de (G)MR en aan vacatiegelden voor leden vanuit de geleding ouders.
GMR Stichting Fluenta
41