Nummer 20, maart 2014
De Veiligheidsregio Uitgave van het V eiligheidsberaad in samenwerking met Brandweer Nederland, Nationale Politie, PGVN, VNG, IFV en het Ministerie van Veiligheid en Justitie Regionalisering voltooid – en nu? Per 1 januari 2014 zijn de taken van de brandweer definitief van gemeenten naar veiligheidsregio’s overgeheveld. Stephan Wevers, voorzitter RBC en Brandweer Nederland reageert op de actualiteit.
3>
SIS klaar voor de praktijk
Variabele voertuigbezetting wacht op landelijk kader Ondanks het nodige onderzoek is het nog niet mogelijk om brandweeroptreden met een afwijkende voertuigbezetting goed te vergelijken. Betrokken partijen reageren.
De nieuwe aanpak voor de slachtofferinformatiesystematiek is gereed en kan nu worden uitgevoerd.
4>
6>
“Dagelijkse acute zorg is fundament voor opgeschaalde zorg” Dit keer in de rubriek Partners van de veiligheidsregio aandacht voor een regionaal afstemmingsorgaan: het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ).
10 >
“Uitbouwen en vervolmaken” Geke Faber, burgemeester van Zaanstad en voorzitter van Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, is de nieuwe voorzitter van het Veiligheidsberaad én van het algemeen bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Een nadere kennismaking. Wat haar ‘ja’ deed zeggen tegen het overnemen van de voorzittershamer van oud-voorzitter Aleid Wolfsen? “Ik was al een paar jaar voorzitter van het Nederlandse Instituut Fysieke Veiligheid, en maakte deel uit van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad. Nu het IFV er staat en wij als bestuurders ook hier verantwoordelijk voor zijn, vind ik het interessant om aan de ontwikkeling van het instituut te werken. Waarbij we wat mij betreft steeds uitgaan van de vraag: hoe kunnen we nog beter multidisciplinair samenwerken?” Met de komst van het IFV, met alles wat daarbij hoort, en het onderbrengen van bureau Veiligheidsberaad hierbij, zijn volgens haar alle condities aanwezig om er een succes van te maken. Verder deelt de nieuwe voorzitter de woorden van haar voorganger Wolfsen die aangaf dat als veiligheidsregio’s er al niet waren, ze zeker alsnog zouden moeten worden opgericht. Ze weet zich daarin ook bevestigd door de Commissie Hoekstra die, ondanks de nog maar korte tijd van hun bestaan, vaststelde dat veiligheidsregio’s beduidende meerwaarde hebben. Faber: “Binnen het veiligheidsdomein is echt een slag gemaakt naar betere intergemeentelijke samenwerking. Mede daardoor is de hele rampen- en crisisbeheersing versterkt. Aan andere structuren is even geen behoefte. We gaan het nu uitbouwen en vervolmaken.”
Gespreid bedje Het hele wetgevingstraject is achter de rug, de Wet veiligheidsregio’s geëvalueerd, het IFV opgericht en de samenwerking tussen regio’s en het Rijk lijkt op orde. Maar in het beeld van een ‘gespreid bedje’ schuilt volgens Faber iets teveel het gevaar dat je nu wel kunt rusten. Terwijl juist het moment is aangebroken om de eerder geformuleerde ambities waar te maken: “Nu komt het erop aan. We kunnen ons ook niet meer verstoppen achter
bijvoorbeeld een evaluatie die er nog zit aan te komen.” Na het verschijnen van het rapport van de Commissie Hoekstra heeft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie (VenJ) zijn marsroute al uitgezet. Hij is zeer geporteerd van een gezamenlijke ‘voorwaartse agenda’. Faber is daar ook voor, maar geeft tegelijkertijd aan dat er grenzen aan zitten: “We hebben met de minister afgesproken dat er onderwerpen op komen die om een gedeelde inspanning vragen of die met de wet te maken hebben.” Zij noemt – in lijn van de Commissie Hoekstra – het versterken van het lerend vermogen van veiligheidsregio’s waarbij veel meer wordt gestuurd op effecten. Voor de Inspectie VenJ zou dat ertoe kunnen leiden dat zij meer gaat toetsen op kwaliteit en output. Daarin past bij uitstek de discussie over de opkomsttijden bij de brandweer. Nu nog een typisch voorbeeld van sturen op prestatie in plaats van effecten, aldus Faber.
Het komt er nu op aan, we kunnen ons niet meer verstoppen Als tweede hoofdmoot noemt zij de versterking van de multi- en interdisciplinaire samenwerking. Volgens haar zeker een punt voor de gezamenlijke agenda, omdat je daar onder andere ook de politie bij nodig hebt. Daar heeft het ministerie natuurlijk ook wat over te zeggen.
Verlengd lokaal bestuur En de positie van het Veiligheidsberaad zelf? De Commissie Hoekstra adviseerde hiervoor absoluut doorzettingsmacht. Maar voor Faber en haar bestuur is dat - afgezien van de rol die het Veiligheidsberaad als bestuur van het IFV vervult - nog de vraag. Faber: “Ik begrijp best dat de minister het liefst één aanspreekpunt heeft. Maar waar het Veiligheidsberaad overlegorgaan is van de voorzitters van de veiligheidsregio’s, heb je het wel over verlengd lokaal bestuur. Hoe terecht is het dan om hen doorzettingsmacht te geven?” Geke Faber: "Komende jaren nog beter multidisciplinair samenwerken."
Nieuwe huisstijl voor Veiligheidsberaad en IFV Een geheel nieuwe uitstraling heeft dit nummer van De Veiligheidsregio. Gebaseerd op de nieuwe huisstijl van het Veiligheidsberaad. Ook het Instituut Fysieke Veiligheid heeft een nieuw logo en huisstijl gekregen. De gekozen vormgeving maakt helder dat het Veiligheidsberaad en het IFV verbonden zijn met elkaar; de voorzitters van de veiligheidsregio’s vormen immers ook het algemeen bestuur van het IFV.
Signaleren en Verbinden De nieuwe visuele identiteit – waarin de ‘V’ de basis is van alle uitingen, is gebaseerd op het motto van het IFV: signaleren en verbinden. Het IFV draagt als ondersteunende organisatie bij aan de verbinding tussen de veiligheidsregio’s. In het logo is dit gesymboliseerd door de kleurvlakken die voortkomen uit de V. Ook in het logo van het Veiligheidsberaad is de V van verbinden terug te zien.
Voor de Brandweeracademie wordt het logo van Brandweer Nederland gehanteerd. De Brandweeracademie gaat alle initiële en vervolgopleidingen op elk niveau voor de gehele brandweer in Nederland verzorgen. Door gebruik te maken van het logo van Brandweer Nederland wordt de verbinding met het veld gelegd en de herkenbaarheid vergroot.
Nieuwe websites De komende maanden wordt de nieuwe huisstijl doorgevoerd op alle huisstijldragers, van correspondentieset tot bewegwijzering. Streven is om op 1 april de vernieuwde website van het IFV te lanceren. En op 1 mei de vernieuwde website van het Veiligheidsberaad. De sites bieden een gebruiksvriendelijke navigatie, een verbeterde zoekmachine, actuele informatie en een frisse vormgeving in de nieuwe huisstijl. De websites blijven bereikbaar via www.veiligheidsberaad.nl en www.ifv.nl.
De kwestie speelt temeer nu in dezelfde evaluatie als klacht naar voren komt dat menige gemeenteraad bij deze gemeenschappelijke regeling buitenspel staat. Faber legt het maar even als constatering neer: “Als je gemeenteraden meer wilt betrekken bij de besluitvorming van veiligheidsregio’s, is het merkwaardig en nogal tegengesteld om te zeggen dat het Veiligheidsberaad meer doorzettingsmacht moet hebben.” Los van de gezamenlijke voorwaartse agenda werkt het Veiligheidsberaad ook aan een eigen agenda van de veiligheidsregio’s. Achter de schermen was men daar ten tijde van het interview nog volop mee bezig, maar het mag duidelijk zijn dat daarin ook andere aanbevelingen van de Commissie Hoekstra een plaats krijgen. Zoals dat ook geldt voor het punt van de landelijke meldkamerorganisatie waar regio’s volgens Faber absoluut op kunnen voorsorteren. Wat zij in elk geval wil hebben bewerkstelligd als ze over pakweg vier jaar het stokje aan háár opvolger overdraagt? Faber eindigt waar zij mee begon: “We hebben al weet ik niet hoe lang de mond vol van multidisciplinair samenwerken. Natuurlijk zal de brandweer een heel belangrijke poot binnen het IFV blijven en je zult kolommen blijvend naast elkaar zien optreden. Toch hoop ik voor elkaar te krijgen dat iedereen in en rond het IFV volledig doordrongen is van het multidisciplinaire en interdisciplinaire denken. Zo moeten we het ook bestuurlijk aansturen. Net zolang totdat het pad geëffend is en het volkomen vanzelfsprekend is geworden.” De Veiligheidsregio maart 2014 nr. 20 1
Gastcolumn
We live in a risk society We live in a risk society. Daarmee werd ik onlangs geconfronteerd, niet door het nieuws of door twitter, maar door een mail van mijn werkgever. De mail waarschuwde mij voor onderhoud aan de telefooncentrale op een zaterdag in de nabije toekomst. Dat moet af en toe gebeuren. Zeer attent vond ik de planning op een zaterdag wanneer er minder mensen op hun werkplek te vinden zijn. Tot mijn verbazing las ik ook dat het gebruik van de liften in de gebouwen op die zaterdag niet mogelijk was, omdat de telefoonverbinding in de lift ook niet zou werken. Ik realiseerde me dat ik weinig wist van de risk assessment van deze kwestie. Waren er wellicht al slachtoffers gevallen bij eerdere, vergelijkbare situaties, of had de organisatie al een niet weg te poetsen reputatieschade opgelopen met een incident dat men, tevergeefs uiteraard, stil had willen houden? Maar vallen er niet ook wel eens slachtoffers doordat mensen van de trap vallen, en iets breken? ‘Kusje er op?’ – situaties, zeg maar. Toen realiseerde ik me dat men handelde uit voorzorg. Er werden vast geen incidenten verwacht, die gebeurden toch al niet veel, en op een zaterdag ...? Maar voorkomen is beter dan genezen. Met dezelfde argumentatie sluiten we bij dichte mist derde rijstroken op de snelweg, en laten de twee andere open, et cetera. Een interessant discussiepunt is tot hoe ver we met ‘voorzorg’ moeten gaan. Voorzorg staat soms haaks op het streven naar meer zelfredzame burgers en meer eigen verantwoordelijkheid. Teveel voorzorg voorkomt dat mensen als ik nadenken over wat we zouden moeten doen als we vast komen te zitten in de lift, of wanneer we met dichte mist toch op de snelweg willen rijden. Sometimes I wished we live in a risk society. Jan M. Gutteling Sociaal-Psycholoog, aandachtsgebied crisis- en risicocommunicatie Universiteit Twente
De side events van de NSS 2014 Het laatste weekend van maart staat in het teken van Nuclear Security Summit (NSS) 2014. De NSS is niet de enige bijeenkomst in deze periode met het doel de samenwerking te stimuleren, de hoeveelheid nucleair materiaal te verminderen en te onderzoeken hoe het aanwezig materiaal nog beter beveiligd kan worden. In dit artikel een korte uitleg over drie side events.
@tomic 2014: grote oefening Op 18 tot en met 20 februari vond in Maastricht @tomic plaats, een grote internationale oefening rondom het voorkomen van nucleair terrorisme. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NTCV) organiseerde deze simulatieoefening samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken en een aantal nationale en internationale partners. Projectleider Ben Govers legt uit dat de ‘papieren’ oefening de internationale samenwerking tracht te bevorderen bij de preventie van terrorisme met radiologische en nucleaire middelen. “Waar bij de vorige oefening in 2012 deelnemers uit zestien landen een fictief scenario hebben doorlopen, is het aantal spelende landen dit jaar verdubbeld tot 32. In totaal waren er 50 nationaliteiten aanwezig in Maastricht, afkomstig van alle continenten, met uitzondering van Antarctica. Het toont aan dat we hiermee voorzien in een behoefte om te oefenen rondom de dreiging van een terroristische aanslag met nucleaire middelen.”
Naast het voortborduren op resultaten uit eerdere bijeenkomsten startte de organisatie al in 2012 met werkgroepen om na te denken welke extra onderwerpen aan de orde dienen te komen. Er is net als bij de andere side events een nauwe relatie met de NSS. “Waar mogelijk kunnen de topontmoetingen elkaar beïnvloeden en voorthelpen. Veel voorgestelde overheidsmaatregelen worden namelijk geïmplementeerd door de nucleaire industrie en weer gecontroleerd door overheidsinspecties.
Een van de doelstellingen van de internationale oefening is het bevorderen van kennisdeling over dit gevoelige onderwerp, schetst Govers. “Je zit met tientallen landen bij elkaar, die ieder weer een andere expertise en informatiebehoefte aan het geheel toevoegen.” Een ander effect is het elkaar leren kennen, zodat bij een dreigende aanslag betrokkenen elkaar beter weten te vinden. Een bijzondere rol was weggelegd voor publiekscommunicatie. De expertgroep op dit terrein én de studio voor het opnemen van persstatements (als onderdeel van de oefening) waren zeer zichtbaar geplaatst in de centrale oefenhal. “Er wordt internationaal verschillend omgegaan met het al of niet erkennen van communicatie als onderdeel van de aanpak van een crisis. Dit wilden we graag in beeld brengen en zo bewustzijn creëren over de keuzes en kansen die er zijn op dit gebied”, legt Govers uit. “Verder heeft de oefening ook lacunes in beeld gebracht waar we als netwerk mee aan de slag kunnen.”
NKS 2014: wetenschappers en NGO’s bijeen Paul Wilke van Clingendael is medeverantwoordelijk voor het organiseren van de Nuclear Knowledge Summit (NKS) in Amsterdam. De anderhalve dag durende bijeenkomst is bedoeld voor 200 wetenschappers en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s). Wilke schetst de diversiteit van onderwerpen tijdens de NKS. “We bespreken cybersecurity in al zijn facetten, zoals bijvoorbeeld een relatief nieuwe methode om in te breken bij bedrijven waar nucleaire energie is opgeslagen. Zo zorgde het Stuxnet computervirus voor gedeeltelijke sabotage in de Iraanse ultracentrifuges. Deze centrifuges worden gebruikt voor het maken van nucleaire brandstof.” Waar Iran als land bij de NSS 2014 niet aanwezig is, hopen ze wel op een Iraniër bij de NKS. Een ander moeilijk te bespreken onderwerp is de militaire voorraden splijtstof. “Hoewel er geen exacte cijfers zijn, wordt het percentage geschat op 80 procent aan militaire voorraden splijtstof. Mede daarom dienen we ons internationaal te realiseren dat ook hier de beveiliging belangrijk is. Echter veel landen zeggen al snel dat de beveiliging goed is geregeld. Bovendien gaat het veelal over militaire objecten, zodat er vaak weinig behoefte is aan inspectie van deze objecten.” Wilke is overtuigd dat een belangrijke doelstelling van de NKS: het proberen te beïnvloeden van de politieke en maatschappelijke agenda, kan worden bereikt met deze bijeenkomst. NIS 2014: ruim 200 captains of industrie bijeen “De Beurs van Berlage is de locatie voor de Nuclear Industry Summit (NIS) waar 200 captains of industry uit de nucleaire sector bijeenkomen. Zij leiden organisaties uit de kernenergieketen en uit de medische, industriële en onderzoekswereld”, aldus stuurgroepvoorzitter Huub Rakhorst en algemeen directeur Urenco Nederland (producent verrijkt uranium). “Ik wil benadrukken dat het ook gaat over het toepassen van kernenergie. Van de elektriciteit die we gebruiken op de wereld is 12 procent kernenergie. De voorspelling is dat dit percentage op dat niveau blijft, waarbij de elektriciteitsvraag toeneemt. Kernenergie blijft een belangrijke rol spelen in de CO2 vrije energieopwekking.” Ook in de medische wereld speelt nucleaire technologie een belangrijke rol, zoals bijvoorbeeld bij de behandeling van kankerpatiënten, vertelt Rakhorst: “Een op de drie patiënten in het ziekenhuis krijgt te maken met nucleaire technologie.” Het gaat op de NIS 2014 vooral over de beveiligingsaspecten van alle radioactieve en nucleaire materialen. “We kennen allemaal het belang om de bevolking en het milieu te beschermen tegen negatief gebruik. De beveiliging van nucleaire materialen, installaties en technologie is
2 nr. 20 maart 2014 De Veiligheidsregio
daarom een belangrijk onderdeel.” Toch is ook bij deze top openheid niet een vanzelfsprekendheid. “We willen met elkaar een zo hoog mogelijk niveau qua beveiliging, maar we weten dat er ook andere krachten zijn die we in de kaart spelen als we volledige openheid geven van onze maatregelen.”
Namen in 2012 zo'n 16 landen deel aan de grote internationale oefening @tomic, in 2014 waren dat er maar liefst 32.
In Nederland bespreken overheid en industrie veel zaken met elkaar. Maar dat is niet overal zo. En in sommige landen, bijvoorbeeld Rusland is de nucleaire industrie juist nauw gelieerd aan de overheid. Onze industrie heeft een goede naam, maar er is altijd wat te leren.” Het resultaat van de NIS zal een ‘Joint Statement’ zijn waarin de principes van nucleaire beveiliging voor de komende jaren staan opgeschreven. Het document beschrijft de weg naar de volgende NIS in 2016.
Scenario's De inwoners van Amsterdam en Maastricht zullen weinig tot geen last ondervinden van de side events. Toch wordt ook hier rekening gehouden met allerlei scenario’s, volgens Rakhorst. “De timing is bijzonder, aangezien het drie jaar na de kernramp in Fukushima is.” Er vindt bewust geen communicatie plaats over welke scenario’s zijn uitgewerkt, aangezien het de maatregelen zou compromitteren. Volgens Wilke zorgt alleen al het woordje nucleair voor de nodige actiegroepen, toch verwacht hij dat de demonstraties zullen meevallen. “Te meer omdat nucleaire beveiliging niet iets is waar je tegen kan zijn. Op de NKS zijn ook deelnemers aanwezig die tegen kernenergie zijn.” Meer informatie over de verschillende evenementen zijn te vinden op: www.nss2014.com, www.knowledgesummit.org en www.nis2014.org.
Regionalisering voltooid - en nu? Het moment was niet meer dan een rimpeling in de tijd en ging ten onder in het lawaai van knallend vuurwerk en knetterend nieuwjaarsvuur. De taken van de brandweer zijn per 1 januari 2014 definitief van gemeenten naar veiligheidsregio’s overgeheveld. Stephan Wevers, voorzitter van Brandweer Nederland en voorzitter van de Raad van Brandweercommandanten, reageert op de actualiteit en op veelgehoorde uitspraken.
Op 1 januari zijn de laatste brandweercollega’s van de gemeentelijke dienst overgegaan naar de veiligheidsregio. Regionalisering is een feit. De rest is geschiedenis. Stephan Wevers: “Wettelijk gezien is het eerste zo. Alle korpsen zijn geregionaliseerd. Er lagen ook goede kwaliteitsredenen aan ten grondslag. Met 25 brandweerkorpsen is het makkelijker de brandweer te regelen dan met vierhonderd korpsen. Maar vergeet niet dat de brandweer op gemeentelijk niveau op sommige plekken meer dan tweehonderd jaar
De datum van 1 januari 2014 komt in de geschiedenisboeken heeft bestaan. Die datum van 1 januari 2014 komt wel in de geschiedenisboeken. Er zit een historie achter. Sentiment. En zorg over hoe het in de toekomst zal gaan. Wordt er niet van alles over ons uitgestort? En hoe zit het met de bureaucratie? Wordt het allemaal niet veel afstandelijker? Dat soort dingen hoor je en daar moet je als leiding goed mee omgaan.”
Regionalisering maakt de brandweer efficiënter. “Mee eens. De winst zit grotendeels in de bedrijfsvoering: in inkoop, huisvesting en onderhoud, maar ook op het gebied van personeelszaken. En vergeet de ICT niet. Je kunt er regionaal en zelfs landelijk mee aan de slag. Je hoeft niet terug naar meer dan vierhonderd brandweerkorpsen. Maar ook hier geldt dat je wel de mensen moet meenemen, door hen te betrekken en ook naar hen te luisteren. Dus efficiency ja. Maar het vergt wel heel goede verbindingen met onze mensen.” Het jaar was koud begonnen toen EenVandaag naar buiten bracht dat brandweerlieden zich grote zorgen maken over langere aanrijtijden, over de risico’s die zij zelf lopen en over de veiligheid van burgers.
“Daar zat natuurlijk iets onder. De essentie is dat onze mensen vinden dat er de laatste jaren heel veel is veranderd. Meer dan in de dertig jaar ervoor. Zo’n stapeling maakt wat onrustig. ‘Niks blijft meer hetzelfde’, zeggen ze dan. En wordt het niet bureaucratischer, met veel meer afstand tot het management en zo? Die zorgen deel ik. Vroeger ging ik naar mijn commandant en dan regelden we het. Ik zie in die enquête vooral een oproep aan het management om de verbinding goed te organiseren.”
Een andere veelgehoorde opmerking: het vrijwilligersgevoel komt steeds meer onder druk te staan. Het enthousiasme van de vrijwillige brandweer dooft. “Er zijn grenzen aan de belastbaarheid. Vergeet niet dat een vrijwilliger ook een hoofdwerkgever heeft. Hij doet het erbij. Daarbij moet het ook leuk zijn. Als brandweerman héb je iets met de lokale samenleving. Dat moeten we koesteren en behouden. Kijk je naar de platte cijfers, dan is het aantal vrijwilligers de laatste jaren niet belangrijk voor- of achteruitgegaan. Van leegloop is dus geen sprake. Alleen moet je vrijwilligers tegenwoordig wat anders benaderen om ze erbij te krijgen en te behouden.” Intussen lijken overal discussies te spelen over het massaal sluiten van brandweerposten en het wegbezuinigen van blusvoertuigen. “Ik merk dat het, gekoppeld aan regionalisering, op een aantal plekken even prominenter in de media naar voren komt. Ik heb in december 25 commandanten gebeld en hen gevraagd hoeveel kazernes er bij hen dichtgaan. Uitkomst: vorig jaar zijn er over heel het land vier kazernes dichtgegaan en vier nieuwe bijgebouwd. Dit jaar worden er zes gesloten en komen er drie bij. Zo gaat het al jaren. Er zijn duizend kazernes in Nederland. Het is ‘van alle tijden’ dat er brandweerposten sluiten en nieuwe bijkomen. Omdat de plekken waar mensen wonen en werken ook verschuiven én omdat we nu meer samenwerken met de buren in de 25 regio’s. Nu wordt alles gekoppeld aan regionalisering. Zo spelen sommigen het spel. Maar gelukkig gebeurt er wel wat meer bij de brandweer.” Zoals het brandweeronderwijs dat momenteel een geweldige versterking ondergaat. “Dat klopt. Het onderwijs dat je mede tot een bekwaam vakman maakt en de examinering zijn net sterk verbeterd. We doen ook veel meer elektronisch. E-learning heeft zijn intrede gedaan. Tegelijkertijd is het onderwijs veel meer duaal. Het is een combinatie van praktijk en theorie. Vroeger kon je nog brandweerman worden zonder dat je ooit vuur had gezien.”
Demonstratie van inzet bij de presentatie van het eerste snelle interventievoertuig voor Haaglanden.
Steven Wevers: "De datum van 1 januari 2014 komt wel in de geschiedenisboeken."
Er ontstaat ook veel meer samenwerking rond technisch brandonderzoek. “Zo wordt de leercirkel rond. Vroeger deden we ook veel, maar of het echt rendement had? Nu hebben we per landsdeel brandonderzoeksteams die met name kijken naar de oorzaak en het brandverloop. Heeft onze inzet nut gehad? Hadden we het anders kunnen doen? Die kennis en ervaring kun je ook goed gebruiken
Opkomsttijden vragen dus een integrale benadering, burgers spelen daarbij ook een belangrijke rol bij het voorkomen en ontdekken van brand. Daarom doen wij veel op het gebied van preventie en voorlichting, en oefening. De wet zegt trouwens ook dat je als gemeenteraad gemotiveerd mag afwijken. Alleen moet je er wel bij vertellen hoe je het dán doet en waarmee je het compenseert.”
Als brandweerman héb je iets met de lokale samenleving
Eentje dan: de inzet van snelle interventiewagens bemand door twee brandweerlieden verkort de aanrijtijden en zorgt voor een effectievere brandbestrijding. “Wij hebben altijd ingestoken op risicodifferentiatie: kijk naar je eigen risico’s en maak een uitruk op maat. Kijk wat het meest wenselijk is in je verzorgingsgebieden. Organiseer het op maat. Daar kan dan bij voorbeeld heel goed variabele voertuigbezetting uitkomen.”
in je lesprogramma’s. En als een bepaalde oorzaak heel vaak naar voren komt, zoals brand bij bepaalde wasdrogers, kun je je ook verstaan met de industrie.”
In dat verband: hoog tijd dat de brandveiligheid van meubilair aan de strengste internationale eisen voldoet of dat hier een Europese norm voor komt. “Ja, wij blijven uiteraard investeren in de kwaliteit van de brandbestrijding. Tegelijkertijd moeten we ook wat doen vóór het vlammetje. Dat zit onder andere in het beïnvloeden van de meubelindustrie, in nachtkleding die minder brandbaar is en in rookmelders. Nog steeds vallen de meeste slachtoffers bij woningbranden. Daar kun je beleid op maken.” Misschien komt er dan ook nog een einde aan de voortdurende discussie over opkomsttijden. “Daar moet in elk geval wel duidelijkheid over komen. Je kunt de kwaliteit van de brandweer niet langer alleen ophangen aan opkomsttijden. Opkomsttijden zijn voor de brandweerzorg van groot belang, maar dit thema moet je wel breder zien. Het is nu te complex georganiseerd. Bij branden en hulpverlening komen wij zo snel mogelijk. Een goede spreiding van brandweerposten is hierbij belangrijk en zorgt ervoor dat de brandweer ook daadwerkelijk het vangnet kan zijn waar de burger op vertrouwt.
Brandweeragenda Brandweer Nederland heeft in overleg met het bestuur van het Veiligheidsberaad een inhoudelijke agenda voor de komende jaren geformuleerd. Daarin wordt gefocust op vijf thema’s: 1. Opkomsttijden. 2. Borging van risicobeheersing (introductie van de omgevingswet en de vorming van een wetsvoorstel dat private kwaliteitsborging in de bouw mogelijk maakt). 3. De verbinding met de lokale samenleving (voor blijvende betrokkenheid van mensen met hun werk en boegbeelden). 4. Modernisering van de repressie (zoals waterongevallen en nieuwe technieken van al dan niet grootschalig optreden). 5. Samenwerking (rond de landelijke meldkamerorganisatie, inkoop, het brandweeronderwijs en het IFV).
De Veiligheidsregio maart 2014 nr. 20 3
Variabele voertuigbezetting wacht nog op landelijk kader Ondanks het nodige onderzoek is het op dit moment nog niet mogelijk om brandweeroptreden met een afwijkende voertuigbezetting voor de 25 veiligheidsregio’s goed met elkaar te vergelijken. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie had het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van zijn ministerie gevraagd een eenduidig kader te ontwikkelen waarmee de effecten van variabele voertuigbezetting in kaart kunnen worden gebracht. Het is om verschillende redenen nog niet gelukt om het gevraagde beoordelingskader te ontwikkelen. Zoals bekend wordt sinds enkele jaren binnen regionale brandweerkorpsen al gewerkt met een variabele personeelsbezetting van brandweervoertuigen. De gedachte hierachter is dat niet elk incident een basisbrandweereenheid van zes mensen op een tankautospuit vereist. Een aantal incidenten – Opstelten noemt als voorbeeld een containerbrand – kan ook prima worden afgehandeld met een ander voertuig en/of minder brandweermensen.
bemanningsleden. Daarbij gelden als randvoorwaarden dat wordt voorzien in een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel. De uitzonderingsclausule maakt echter niet duidelijk hoe een bestuurder zou moeten bepalen of sprake is van ‘een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg’ en in hoeverre invoering van variabele voertuigbezetting van invloed is op de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel. Het WODC heeft Bureau Berenschot ingeschakeld om het kader te ontwikkelen. Behalve de twee net genoemde voorwaarden is het onderzoek bewust beperkt tot het takenpakket van de basisbrandweereenheid, de zogeheten basisbrandweerzorg, en alleen gericht op het eerste voertuig ter plaatse – welke bezetting die ook heeft.
Zo is in verschillende regio’s al sprake van een standaard tankautospuit waarop met vier mensen wordt uitgerukt, namelijk een bevelvoerder, een chauffeur en twee manschappen. Daarnaast wordt steeds vaker een kleiner brandweervoertuig ingezet, een zogeheten Snel Interventie Voertuig (SIV) dat meestal twee mensen aan boord heeft. Ook wordt gewerkt met combinaties van voertuigen die van verschillende kanten komen aanrijden.
Eigen opvattingen Geconstateerd wordt dat er in Nederland veel vormen van variabele voertuigbezetting zijn. Elke regio heeft hierover een eigen opvatting en heeft de (eventuele) toepassing ervan naar eigen inzicht vorm gegeven. Dit komt omdat er binnen de brandweersector nog geen gedeeld beeld bestaat van wat er met variabele voertuigbezetting mogelijk en niet mogelijk is. Daarnaast hebben brandweerkorpsen de afgelopen jaren veelal binnen de eigen regio geïnvesteerd in innovatie. Met een gedeelde opvatting over beide zal er meer gelijkheid tussen regio’s worden gerealiseerd. Daardoor wordt het beter mogelijk de effecten te meten van (een beperkt aantal varianten van) variabele voertuigbezetting, aldus de onderzoekers in een van hun aanbevelingen.
De eerste SIV van Haaglanden.
Randvoorwaarden De wettelijke basis voor variabele voertuigbezetting staat in het Besluit veiligheidsregio’s. Het geeft bestuurders de mogelijkheid om af te wijken van de basisbrandweereenheid met zes
Het onderzoek heeft wel een soort voorliggend conceptueel kader met indicatoren opgeleverd. Dat zou kunnen worden doorontwikkeld tot een beoordelingskader. Maar daarvoor moeten de indicatoren wel eerst objectief meetbaar zijn.
De onderzoekers bevelen aan om te starten met het ontwikkelen van een landelijk gedeelde opvatting over variabele voertuigbezetting en daarnaast van uniforme werkwijzen voor verschillende vormen van voertuigbezetting.
Regionaal kunnen al wel gegevens worden verzameld. Hoewel daar niet specifiek om was gevraagd, biedt het rapport namelijk wel een ‘regionaal modelkader’ dat elke afzonderlijke veiligheidsregio kan gebruiken om de inzet van variabele voertuigbezetting vooraf en per type inzet (bestuurlijk) te motiveren.
John Berends over het rapport variabele voertuigbezetting:
“In goed overleg komen tot landelijke visie” Het Veiligheidsberaad wil in goed overleg met Brandweer Nederland en het ministerie van VenJ tot een landelijke visie zien te komen over variabele voertuigbezetting. Dat het onderwerp de aandacht heeft, blijkt uit de vele pilots met variabele voertuigbezetting die in de veiligheidsregio’s lopen, aldus portefeuillehouder brandweer van het Veiligheidsberaad, John Berends, tevens voorzitter van Veiligheidsregio Noord en Oost-Gelderland.
gemeentebestuurders en besturen van veiligheidsregio’s lastig om af te wegen wanneer variabele voertuigbezetting verantwoord is en wanneer niet. Daarmee blijft het voor de mensen op de wagen en voor burgemeesters in alle concreetheid absoluut een aangelegen onderwerp, signaleert Berends: “Want het maakt nogal uit of je met een tankautospuit met zes of vier bemanningsleden gaat of met een snel interventievoertuig. Daar zit nog steeds de discussie.”
Op basis van de verschillende ervaringen die in de regio’s zijn opgedaan, het eerder verschenen rapport ‘Uitruk op maat’ van Brandweer Nederland, het nu uitgekomen rapport van het WODC en nog te verzamelen cijfers, wil het Veiligheidsberaad zo snel mogelijk tot een landelijk gedeelde opvatting over variabele voertuigbezetting komen. Uit die opvatting zou dan ook het landelijk afwegingskader over variabele voertuigbezetting kunnen ontstaan. Bepaalde incidenten kunnen prima worden afgehandeld met een ander voertuig en/of andere bezetting, bevestigt Berends: “Het is dus niet altijd nodig of efficiënt de standaard basisbrandweereenheid in te zetten.” Zelfs bij grote branden kan het schelen als er, vooruitlopend op de tankautospuit met zes brandweerlieden, nog sneller een kleiner brandweerteam ter plaatse is.
Inschatting Berends noemt het van groot belang dat de analyse vanuit de meldkamer die bepaalt hoe er wordt uitgerukt deugt, dat de mensen geëquipeerd zijn voor variabele bezetting en dat de gekozen inzet goed wordt geëvalueerd. Een afwegingskader is immers geen doel op zich, maar heeft alles te maken met goede inschatting van risico’s: “Voor de mannen en vrouwen op de tankautospuit, in de eerste plaats. Maar uiteindelijk ook voor de verantwoordelijke bestuurders.”
Halffabricaat Teleurgesteld dat het de onderzoekers niet gelukt is om tot een landelijk toepasbaar kader te komen, is een te groot woord. “Maar in feite ligt er nu een halffabricaat”, stelt Berends. Het betekent dat er nog een looping extra moet worden ingezet om tot het gewenste kader te komen. Voor het zover is blijft het voor 4 nr. 20 maart 2014 De Veiligheidsregio
Het Veiligheidsberaad deelt de doelstelling van de minister om tot een landelijk kader te komen en erkent dat ministerie, brandweerveld en veiligheidsregio’s daar een gezamenlijke verantwoordelijkheid in hebben. Berends maakt wel een voorbehoud bij het strakke tijdschema waar de minister nu mee komt: “Ik begrijp dat de minister er druk achter wil zetten. Maar het is wel belangrijk dat we nu met elkaar die weg opgaan en definiëren binnen welke tijd we de informatie op tafel kunnen leggen – en welke informatie dat is.”
John Berends: ”Afwegingskader geen doel op zich.”
Opstelten wil snel vervolgstappen “Eén landelijk toepasbaar kader is nu nog niet mogelijk”, zo haalt minister Opstelten van VenJ in zijn reactie de belangrijke conclusie uit het onderzoek aan. Hij vindt het belangrijk dat bestuurders hun verantwoordelijkheid beter kunnen invullen door over een beoordelingskader en (meer) empirische gegevens te beschikken. De minister was de besturen van de veiligheidsregio’s graag behulpzaam geweest. Daarom verzocht hij het WODC om onderzoek te doen. Dat er nu nog geen landelijk kader ligt, komt omdat tussen de veiligheidsregio’s te grote verschillen bestaan in het standaard brandweeroptreden, aldus de minister: “Brandweerregio’s hebben eigen procedures, protocollen, zienswijzen, handelwijzen en inzet-afspraken over materieel.”
Vervolgstappen Minister Opstelten wil in overleg met het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland zien te bereiken dat het bestuur en brandweerveld nog voor de zomer van dit jaar tot een landelijk gedeelde opvatting komen over de inzet van (variabele) voertuigen en bemensing. Op basis daarvan kan het betreffende bestuur besluiten nemen over de inzet van voertuigen van de brandweer. Deze ‘visie’ vormt, als het aan de minister ligt, een belangrijke grondslag voor het motiveren van het afwijken van de basiseenheid
en het vertrekpunt van de dataverzameling over de inzet van verschillende eenheden. Een landelijk gedeelde opvatting met daarop uniformering en standaardisatie van de werkprocessen is trouwens ook gewenst vanwege de landelijke meldkamerorganisatie die er aankomt. Als tweede stap wil minister Opstelten in overleg alsnog komen tot landelijke afspraken die verwoord worden in een Handreiking voor de regionale invulling van de afwijkingsbevoegdheid. Die moet in het derde kwartaal van dit jaar tot stand komen. De minister vindt ten derde dat het aan het Veiligheidsberaad is om een besluit te nemen over het op vergelijkbare wijze verzamelen en beheren van gegevens uit de 25 regionale korpsen. Zijn inzet is dat gegevens over de inzet van variabele voertuigbezetting nog dit jaar landelijk vergeleken kunnen worden.
Het volledige rapport is te vinden op de website van het WODC: wodc.nl
Brandweer ziet erkenning Brandweer Nederland is tevreden dat het WODC de reeds ingezette koers voor variabele voertuigbezetting ondersteunt. “Ons uitgangspunt is en blijft optimale slagkracht”, reageert Anton Slofstra, portefeuillehouder Incidentbestrijding, namens de Raad van Brandweercommandanten op de site van Brandweer Nederland. Volgens hem benadrukt het rapport terecht hoe belangrijk het is om ook op het gebied van variabele voertuigbezetting kennis te delen. De aanbevelingen die in het rapport worden gedaan zijn een stap in de verdere ontwikkeling van het brandweervak: “Het WODC-rapport erkent dat, vanwege de noodzakelijke innovaties bij de brandweer, vormen van variabele voertuigbezetting wenselijk zijn.” Slofstra beaamt dat: “Omdat niet elk incident hetzelfde is en niet elk gebied dezelfde risico’s heeft, is het slim om de
manier waarop je uitrukt daarop af te stemmen”.
Fijnmazig netwerk "Vanuit onze maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten we blijven inspelen op een steeds complexer wordende en veranderende samenleving. Daarbij is het belangrijk onszelf de vraag te stellen of we naar elk incident met dezelfde bezetting moeten, of kunnen wij in specifieke situaties ook variabel uitrukken en daardoor hulp op maat bieden? Kunnen we effectiever en efficiënter opereren zodat we ook kunnen blijven investeren in het specialiseren van onze mensen? Daar is het ons om te doen. Ons uitgangspunt is en blijft optimale slagkracht en paraatheid door een fijnmazig netwerk van brandweerposten in Nederland. Hierbij staat de veiligheid van de burger en brandweermensen altijd voorop."
Hugo Backx directeur van PGV Nederland
GGD en GHOR nu één landelijke vereniging Sinds 1 januari 2014 is de nieuwe landelijke Vereniging voor Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV Nederland), ontstaan uit GGD Nederland en GHOR Nederland, een feit. Vooruitlopend op de nieuwe vereniging waren de bestuursvergaderingen en Algemene Ledenvergaderingen van GGD Nederland en GHOR Nederland praktisch al sinds 2013 samengevoegd. De reden voor de oprichting van één landelijke vereniging is terug te voeren op het collectiviteitsgevoel; volgens de leden de fundamentele basis voor de nieuwe vereniging. Het nauwer samenwerken draagt bij aan de kwaliteitsontwikkeling van publieke gezondheid en veiligheid. Hugo Backx is de nieuwe directeur van de vereniging. Backx is sinds 2009 directeur van GGD Hart voor Brabant en startte op 1 maart. Hij volgt Marianne Oomens op, die sinds 1 mei vorig jaar de transitie naar de nieuwe vereniging leidde. Backx: “De preventieve kracht van veiligheid en publieke gezondheid is belangrijk, vooral in het sociale domein. Zeker als je kijkt naar
het enorme nieuwe taakveld waar gemeenten en burgers mee te maken hebben, overigens een gewenste ontwikkeling.”
Kwaliteit “Protocollen zijn belangrijk, maar de samenleving heeft in de eerste plaats behoefte aan een organisatie die voor kwaliteit gaat. En die bovendien weet verbindingen te leggen, ook en vooral naar diezelfde samenleving. Daar zitten onze partners, met wie wij samenwerken. We kunnen immers niet alles zelf. Dus gaan we veel werk maken van ons relatienetwerk.” Aldus Backx. Belangen De belangrijkste taak van PGVN bestaat uit het collectief behartigen van de belangen van haar leden richting politiek, (lokale) overheden, verzekeraars, samenwerkingspartners, onderwijs, media en publiek. De maatschappelijke missie waarvoor GGD en GHOR zich in elke regio inspannen, is het bewaken, beschermen en bevorderen van publieke gezondheid en veiligheid. Uiteindelijk moet dit leiden tot een gezond en veilig bestaan voor de burgers. De huidige GGD en GHOR regio’s behouden gewoon hun naam en taken. Hugo Backx:"Veel werk maken van ons relatienetwerk." De Veiligheidsregio maart 2014 nr. 20 5
Mensen gaan voor getallen “Het huis staat en wordt nu ingericht”, bevestigt gemeentesecretaris Alexander Meijer. Als stuurgroepvoorzitter stond hij aan de wieg van de totstandkoming van SIS. Een gesprek over de winst hiervan. Voor inwoners op de eerste plaats, maar ook voor de bestuurders.
Gelukkig zit het ontwerp al in de fase van uitvoering en (vanaf nu) praktijk, maar terugkijkend hikte de stuurgroep die aan de projectorganisatie voorafging tegen een bijzonder ingewikkeld traject aan. Meijer: “Snel en zorgvuldig, hielden we ons voor ogen. Iedereen zag het belang er van in. We kenden
Verwanten
Frontoffice Koppelen Centrale website en telefoonnummer
Zelfredzame slachtoffers
Backoffice
Niet zelfredzame slachtoffers
Schematische weergave systematiek
Wie en wat Alexander Meijer is gemeentesecretaris van Ronde Venen, coördinerend gemeentesecretaris in Veiligheidsregio Utrecht en lid van het landelijk overleg van coördinerend gemeentesecretarissen (LOCGS), een adviesorgaan binnen het Veiligheidsberaad. In die hoedanigheid werd hij op verzoek van de toenmalige bestuurlijke portefeuillehouder burgemeester Henk Jan Meijer voorzitter van de stuurgroep achter SIS. LOCGS is nu ambtelijk opdrachtgever van het landelijk systeem, het IFV opdrachtnemer.
de voorbeelden van situaties waarin het meer om getallen en het vermeende gelijk van journalisten dan om mensen draaide. Maar dan begint het, als je het anders wilt opzetten. Er zijn zoveel netwerkpartners, zoveel grenzen waar je – denk aan privacy – begrijpelijkerwijs tegen aanloopt.” Mijlpaal 1 kwam in zicht toen partijen het eens werden voor wie deze vorm van bevolkingszorg bedoeld is, namelijk degenen die niet of verminderd zelfredzaam zijn en hun verwanten. Daarna is in harde randvoorwaarden voorzien. Achteraf kan Meijer weer helemaal enthousiast worden van het feit dat 403 gemeenten, 25 veiligheidsregio’s en al die partners de slachtofferinformatiesystematiek met elkaar hebben opgepakt en geregeld. Moeiteloos somt hij op: “We hebben een bewezen goed werkend systeem (SVIS, een applicatie die zich eerder heeft bewezen bij de omvangrijke zedenzaken in Amsterdam, red.). Het IFV verzorgt de borging, het contractbeheer en een aantal uitvoerende taken. Het LOCC doet de alarmering. De ANWB zal de frontoffice-taak verzorgen. De politie zorgt voor matching in de backoffice en neemt contact op met familie van zwaargewonden en dodelijke slachtoffers En met ziekenhuispartners zijn afspraken gemaakt over hoe de informatie naar ons toekomt.”
Eén kolom De kracht van de nieuwe werkwijze ligt niet alleen in de afbakening, de snelheid en de zorgvuldigheid. SIS biedt gemeenten ook kansen om regionaal en landelijk als één kolom op te treden. Wie nog denkt dat het vanwege gemeentelijke autonomie lastig is om samen te werken, ziet hier het tegendeel bewezen. Daarbij laat het de lokale verantwoordelijkheid intact. Gemeentesecretarissen vervullen hierin een bijzondere rol. Onder hun aansturing wordt in elke gemeente dagelijks bevolkingszorg verricht. Bij crises verrichten de betrokken ambtenaren
SIS klaar voor praktijk De nieuwe aanpak voor slachtoffersystematiek is in misschien wel de meest beslissende fase terechtgekomen: die van de uitvoeringspraktijk. Deze maanden draait alles om opleiden en oefenen. En om de juiste personen die op de juiste plaats de gewenste kennis op papier en vooral tussen de oren hebben. In juli moet alles en iedereen klaar zijn. Dan ben je er klaar voor, of niet. Voor wie het onderwerp nog niet helemaal bekend is: SIS (Slachtofferinformatieystematiek, gericht op verwanten van niet-zelfredzame slachtoffers) zorgt ervoor dat verwanten die bij een incident op zoek zijn naar hun naaste – is die veilig of gewond? – zo snel mogelijk geïnformeerd worden over diens lot. Dat klinkt eenvoudiger dan het is; één van de redenen waarom het landelijk is opgepakt. Het Veiligheidsberaad heeft de systematiek als zodanig vastgesteld. Slachtofferregistratie is een multidisciplinair proces onder gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het is Sjan Martens: "Crisisorganisatie regionaal inkleuren." 6 nr. 20 maart 2014 De Veiligheidsregio
bevolkingszorg met mogelijkheden en beperkingen: de systematiek lost niet alle knelpunten op. Bovendien gaat de systematiek in lijn van ‘Bevolkingszorg op orde’ zoveel mogelijk uit van de (zelf-) redzaamheid van mensen: de burger heeft allereerst een eigen verantwoordelijkheid. In november 2012 viel het besluit SIS landelijk uit te rollen. Vervolgens heeft de projectorganisatie SIS ervoor gezorgd dat ‘het huis’ op 1 januari klaar was om verder en nu vooral regionaal te worden ingevuld. De systematiek is verwoord, er is een werkend systeem (SVIS), de handreiking voor de aansluiting van SIS op de veiligheidsregio’s is klaar en de beheerorganisatie is geregeld. Het IFV neemt een aantal uitvoerende taken op zich.
Programmamanager Zo komen we terecht bij de net begonnen programmamanager Sjan Martens, vanwege haar werk bij de academie voor crisisbeheersing overigens geen onbekende bij het IFV. Zij is in de eerste plaats aangetrokken om te zorgen dat de systematiek goed geborgd wordt. Het geheel moet in juli zijn beslag hebben gekregen. Hoe? Martens: “Het betekent dat veiligheidsregio’s hun plannen om SIS te gebruiken gerealiseerd hebben en dat zij hun regionale SIS-coördinator hebben benoemd. Daarmee is voor ons ook duidelijk wie in de veiligheidsregio bij een crisis het LOCC (Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum) gaat bellen, die dan alles in werking zet. Dat zal in de meeste veiligheidsregio’s de algemeen commandant bevolkingszorg
of de officier van dienst bevolkingszorg zijn. Daarnaast zorgen we in het surplusproject (zie kader; red) ervoor dat de betrokken medewerkers goed zijn opgeleid en dat ze ook een aantal keren met elkaar hebben geoefend. Daar komt echt het zwaartepunt te liggen.” Vanaf 1 juli volgt de borging conform de besluitvorming in het Veiligheidsberaad en moet alles lopen zoals het is afgesproken. Dit alles om te bewerkstelligen dat als het ‘Uur U’ daar is, de mensen die bij SIS betrokken zijn - in de regio of in de landelijke voorziening - er klaar voor zijn. SIS levert een slachtofferlijst, een overledenenlijst en een matchingslijst. Maar er zijn ook dingen die zij bewust niet doet, benadrukt Martens. SIS zorgt niet voor een complete registratie van alle getroffenen, zorgt niet voor een actieve registratie op bijvoorbeeld de opvanglocatie en is geen loket waar mensen met hulpvragen over nazorg terecht kunnen. Dat zijn taken die gemeenten zelf kunnen oppakken – voor zover ze daar een taak in menen te hebben.
OTO-traject Deze maanden draait het dus om opleiden, oefenen en om mensen die op de juiste plaats de gewenste kennis op papier en vooral tussen de oren hebben. De laagdrempelige vorm van opleiden door e-learning maakt het mogelijk te monitoren of mensen goed genoeg zijn opgeleid, aldus Martens: “Je kunt goed volgen wie al heeft deelgenomen en wie nog niet.” Naast het inzetten van e-learning is er ook een SIS-game ontwikkeld, zijn er presentaties gegeven en is
deze taak onder bijzondere omstandigheden. Maar ook dan geldt dat zij primair voor inwoners werken: “Die moeten weten waar ze op kunnen rekenen.” Dat is een ander doel dan de feitenhonger stillen van de media.
Bestuurlijke winst De bestuurlijke winst van dit alles? Die is echt groot, geeft Meijer Alexander Meijer: “Vanaf nu aan: “Op basis van de kan elke regio SIS activeren.” afspraken die wij in SIS hebben geoperationaliseerd, kun je comfort bieden aan de bestuurder die zich in zo’n situatie voor die vraag gesteld ziet. We kunnen eerlijk zeggen dat we die informatie niet hebben, maar dat we er hard aan werken om mensen met hun verwanten in contact te brengen. Dat is relevant. Daar ligt op dat moment de eerste prioriteit. Later kun je wel verantwoording afleggen over hoeveel mensen het betrof.” Meijer ziet SIS als een concrete uitwerking van het bredere project Bevolkingszorg op Orde: “Het laatste gaat over het waarom en wat. SIS gaat over het hoe op het vlak van slachtofferinformatie.” Voor wie nu nog denkt dat het een project voor de toekomst is: SIS kan landelijk al geactiveerd worden. Regio’s worden geacht er in juli klaar voor te zijn. Wie dat dan niet is, loopt de kans zichzelf in praktijk nog tegen te komen, “Maar dat is dan de keuze van de regio zelf”, zegt Meijer hierover. “Ik geloof dat iedereen nu wel de gelegenheid heeft gehad om deel te nemen.” Meer lezen? Kijk op www.snellerinformatieslachtoffer.nl
Borging SIS Om SIS goed te borgen is een surplusproject opgezet dat nog door de huidige projectleider Matthijs Paf wordt begeleid. Dit is vooral ingezet om de zogenaamde losse eindjes voor de landelijke faciliteit te organiseren. Daarnaast wordt een OTO traject ontwikkeld en ingezet. Deze richt zich enerzijds op de landelijke voorziening en het aanscherpen van alle procedures en anderzijds op de betrokken functionarissen in de regio en gemeenten. Tot slot worden de regio’s ondersteund in het implementeren van SIS in de regio zelf. Met implementatie wordt bedoeld het inbedden in de eigen organisatie en de aansluiting realiseren op de landelijke voorziening.
er een pilot-oefening opgezet met verschillende trainingen. Ook wordt gedacht aan een afsluitend minicongres over SIS om zo een vloeiende overgang van project naar structurele inbedding bij het IFV te realiseren.
Regionale inkleuring Voor wie daar nog twijfels over heeft: SIS is geen blauwdruk die over het land wordt uitgespreid. Er mogen in de manier van werken best regionale verschillen zijn, geen probleem. Martens: “Regionale inkleuring bevestigt dat de crisisorganisatie overal anders is ingericht. Wij gaan er vanuit dat de rollen op een logische plek zijn ondergebracht. Het werk dat moet gebeuren is uiteindelijk toch bij persoon A of functionaris B belegd. Maar als men het net andersom wil omdat men dat zo gewend is of liever heeft, is dat natuurlijk ook goed.”
Bruinooge:
"Bundel krachten regionaal" Burgemeester Piet Bruinooge van Alkmaar is na drieëneenhalf jaar gestopt als lid van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad. De expertmeeting ‘Bovenregionaal expertteam crisiscommunicatie’ in februari vormde een mooie afronding voor zijn portefeuille
bevolkingszorg. Bij zijn laatste optreden in deze bestuurlijke nevenfunctie toonde hij zich verheugd over het enthousiasme en de professionele benadering achter bovenregionale crisiscommunicatie. Want laat één ding duidelijk zijn, aldus Bruinooge bij zijn afscheid: “We zullen de komende
jaren nog meer werk moeten maken van de professionalisering van de gemeentelijke kolom.” De incidenten die er afgelopen jaren in de crisisbeheersing als zodanig waren, raakten immers niet alleen de politie of de brandweer of de witte kolom, maar vooral ook gemeenten. Althans sommige ervan. Vandaar dat Bruinooge voor regionale bundeling van krachten is.
Stappen Eigenlijk verbaast Bruinooge zich er bij zijn vertrek nog steeds over dat de discussie over wat de gewenste professionalisering is, nog steeds niet is afgerond: “Het is toch raar. We stellen wel prestatie-eisen aan de politie, de brandweer en de ambulancesector. Waarom dan niet aan onszelf?”
Eigentijds Het DB-lid is op dit vlak vooral bekend geworden door de naar hem vernoemde commissie die een visie en prestatie-eisen opstelde voor realistische en eigentijdse bevolkingszorg, als onderdeel van de gemeentelijke processen. “Het minste is toch wel dat gemeenten en veiligheidsregio’s met elkaar een gedeeld beeld hebben van wat je minimaal georganiseerd moet hebben”, gaf Bruinooge een dik jaar geleden in dit blad te kennen. Tegelijk kwam afgelopen jaren de zelfredzaamheid van burgers sterker in beeld. De praktijk leert immers dat burgers over het algemeen voorzien in hun ‘bevolkingszorg’. Vandaar dat zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid één van de uitgangspunten is geworden. De zorg van de overheid richt zich vooral op de slachtoffers die de zorg het hardst nodig hebben: de verminderd zelfredzamen.
Natuurlijk is hij blij met de stappen die, bijvoorbeeld rond crisiscommunicatie, zijn gemaakt – en over de bijdrage die hij daar vanuit zijn bestuurlijke invalshoek aan heeft mogen leveren. Terugkijkend is bevolkingszorg binnen de rampenbestrijding lange tijd stiefmoederlijk behandeld, stelde Bruinooge eerder. Tegelijkertijd ziet hij dat zeker regionaal er nog een flinke weg te gaan is. “Want de meeste burgemeesters willen alleen maar werken met hun eigen mensen.”
Bruinooge: "Komende jaren nog verder werken aan de professionalisering van de gemeentelijke kolom."
‘Dankzij jou Piet’ Het heeft even geduurd voordat de oranje kolom echt kleur kreeg, want de meeste aandacht ging steevast uit naar de hulpverleningsdiensten, blikte directeur Leo Zaal van het IFV in een dankwoord namens het IFV en het Veiligheidsberaad terug. “Maar dankzij jou Piet is de zorg van gemeenten naar boven getrokken”, zei hij erbij. Bruinooge is er in zijn periode duidelijk in geslaagd om het belang van goede bevolkingszorg op tafel te krijgen. Daardoor is tussen de kolommen al een betere balans ontstaan.
Uit de praktijk
Regionale teams voor bevolkingszorg in Veiligheidsregio Brabant-Noord Gemeenten ontwikkelen zich meer en meer tot één kolom in de veiligheidsketen. Door de opleidingskaders van GROOTER wordt eenduidiger wat van gemeenten en functionarissen in tijden van crisis wordt verwacht. “Regionalisering begint gemeengoed te worden. Er zijn weinig gemeenten meer die alles nog op eigen houtje doen. Wij hebben tegenwoordig regionale teams op de bevolkingszorg zitten”, vertelt coördinerend gemeentesecretaris Jeroen Smarius uit Veiligheidsregio BrabantNoord, een van de eerste veiligheidsregio’s die volgens de lijnen van GROOTER werken. Smarius, in het dagelijks leven gemeentesecretaris van de gemeente Uden, heeft net als zijn collega’s te maken met een gemeentelijke kolom van bij elkaar twintig gemeenten. Met het referentiekader regionaal crisisplan in het achterhoofd en de opbouw van de nieuwe crisisorganisatie voor zich, zag hij het destijds als één van de belangrijkste taken dat ‘de
gemeente’ bij een crisis als volwaardige kolom meedoet in de veiligheidsketen. Nu in zijn regio de nodige ervaring met werken als één kolom is opgebouwd, is dit ook de boodschap die hij naar andere regio’s wil uitdragen: “Denk in tijden van crisis als één organisatie. Zoals brandweer, politie en geneeskundige dienst als één club optreden, moet de gemeentelijke kolom dat ook kunnen. En natuurlijk begrijpen we best dat er bij een crisis in een gemeente altijd enige couleur locale om de hoek komt kijken. Maar gebruik dat niet als excuus om iets niet goed te organiseren.”
Crisiscommunicatie Een van de belangrijkste processen binnen de gemeentelijke kolom is communicatie naar de burgers toe. Crisiscommunicatie draait voor gemeentesecretaris Smarius en zijn collega’s om beschikbaarheid en kwaliteit. Er was behoorlijk wat inspanning voor nodig, maar
Wat levert GROOTER? Project GROOTER is een vervolg op het project GROOT. Het Landelijk Overleg Coördinerend Gemeentesecretarissen LOCGS heeft een jaar geleden GROOTER goedgekeurd als basis voor de opleidingskaders voor rollen van gemeentelijke functionarissen in crisissituaties, op het gebied van bevolkingszorg. Binnen GROOTER zijn voor veiligheidsregio’s, gemeenten en opleidingsorganisaties verschillende documenten ontwikkeld, zoals (beschrijvingen van): > taakorganisaties, processen en producten van bevolkingszorg > taakkaarten voor bevolkingszorg > opleidingskaders voor opleidingen bevolkingszorg > kwalificatieprofielen, opleidingskaders en een model voor proeven van bekwaamheid voor functiegerichte opleidingen bevolkingszorg > idem voor sleutelfuncties binnen de crisiscommunicatie
uiteindelijk zijn de twintig gemeenten in de regio er met elkaar in geslaagd piketdienst te organiseren voor twee crisiscommunicatiefuncties: die van beleidsadviseur in het beleidsteam en het hoofd communicatie. Hierbij gaat het dus om mensen uit de eigen regio die zijn opgeleid volgens de profielen van GROOTER. Een schietincident in Reek, in crisistermen niet eens zo’n bijzondere gebeurtenis, leverde wel het bewijs hoe goed het is om regionaal de crisiscommunicatie goed voor elkaar te hebben. De pas aangetreden burgemeester moest meteen vol aan de bak om aan te geven wat er aan de hand was en om na het gezinsdrama zijn rol van burgervader te vervullen. “Het heeft goed gewerkt. We hadden op een gegeven moment zelfs teveel mensen!”, blikt Smarius terug.
Officier bevolkingszorg Behalve aandacht voor crisiscommunicatie is ook het nodige ondernomen om de officieren bevolkingszorg volgens de kwalificatieprofielen van GROOTER op te leiden. Daar speelt een soortgelijk fenomeen als bij het communicatieteam. Doordat zij vaker, namelijk al vóór GRIP1 voor het CoPI worden opgeroepen, kunnen heel snel gemeentelijke processen worden opgestart. Zo is er bij vermoeden van asbest bij brand gelijk iemand die dit in gang kan zetten. Smarius vindt dat alles bij elkaar goed is geland in de twintig autonome gemeenten: “Regionalisering is het sleutelwoord. Je ziet nog maar weinig gemeenten die het van begin tot eind op eigen houtje doen. Een centrumgemeente als Den Bosch kan het heel goed zelf, maar de rest doet het vooral samen. Over en weer zijn we er voor elkaar als dat nodig is.”
Jeroen Smarius: “Denk in tijden van crisis als één organisatie.”
Proportioneel Naast alle aandacht en inzet blijft proportionaliteit óók een belangrijk punt. “Alle functionarissen in piket is echt onzin”, geeft Smarius aan. Volgens hem geldt er maar één uitzondering; dat is crisiscommunicatie. Die dient steeds paraat en goed voor elkaar te zijn, omdat verschillende situaties - van zedenzaken tot Moerdijk - gemeenten hebben geleerd dat een burgemeester wordt afgerekend op hoe hij zich profileert als duider van de ramp en als burgervader. Maar verder is elke gemeente een organisatie die, anders dan andere kolommen, in de dagelijkse praktijk niet geënt is op crisissituaties. Regionalisering van professionele bevolkingszorg ten tijde van crises kan de ‘normale’ situatie heel goed bestendigen. De Veiligheidsregio maart 2014 nr. 20 7
“Delicate afweging tussen economische belangen en veiligheid”
Groningen investeert in aardbevingskennis Groningen beeft, Groningen trilt. De noordelijkste provincie siert al een jaar lang de nieuwskoppen, sinds begin 2013 bekend werd dat de kans op zwaardere aardbevingen als gevolg van de gaswinning aanmerkelijk groter is dan eerder werd aangenomen. De keerzijde van het sissende goud van Slochteren, dat zo belangrijk is voor de Nederlandse economie. Bezorgde bewoners vrezen voor aantasting van de leefbaarheid en hun veiligheid. De NAM en de rijksoverheid werken hard aan plannen voor risicoreductie en compensatie. De gevolgen van de bevende bodem laten ook Veiligheidsregio Groningen niet onberoerd. De regio wil investeren in een stevig kennisnetwerk om het aardbevingsrisico beter inzichtelijk te maken. Ruud Vreeman kreeg een goed gevuld risicodossier voor zijn kiezen, toen hij op 1 november 2013 aantrad als waarnemend burgemeester van Groningen en waarnemend voorzitter van het regionaal veiligheidsbestuur. Hij kreeg een regio onder zijn hoede met veel landelijk gebied, grootschalige landbouw en een ‘gezellige’ grote stad met 195.000 inwoners en een bruisende kenniseconomie. De rijksuniversiteit en de Hanze Hogeschool trekken veel studenten en daarom kent de stad ook een druk uitgaansleven. “Maar sociale veiligheid en
Ruud Vreeman: “Inwoners en lokale bestuurders zijn terecht bezorgd."
brandveiligheid in de Martinistad zijn niet de voornaamste blikvangers in het regionaal risicobeleid”, stelt Vreeman. “Groningen kent meer en grotere risico’s. Naast de gaswinningslocaties van de NAM en de infrastructuur van de Gasunie scoren ook de chemische industrie in Delfzijl en de bedrijvigheid van het Eemshavengebied hoog op het regionaal risicoprofiel. Daarnaast kreeg Groningen in de afgelopen vijftien jaar herhaaldelijk te maken met de dreiging van hoog water. Nu komt daar het sterk
opdracht van het ministerie van Economische Zaken. Dat maakte begin 2013 duidelijk dat Groningen in de komende decennia met bevingen tot kracht vijf op de schaal van Richter te maken kan krijgen. “Dat kan consequenties hebben voor de persoonlijke veiligheid van burgers”, vervolgt Vreeman. “Maar ook voor de chemische industrieën en de energiecentrales rond de Eemshaven en de waterkeringen in de laaggelegen veengebieden. Daarnaast ligt in het gebied een datacentrum voor het internationale internetverkeer. Het aardbevingsrisico, industriële veiligheid, continuïteit van vitale processen en watermanagement zijn hier nauw met elkaar verweven. We moeten dus weten of zwaardere aardbevingen tot keteneffecten in de kwetsbare infrastructuur kunnen leiden. Daarvoor gaan we als veiligheidsregio een noodzakelijk basisniveau voor kennis en expertise organiseren. We hebben bij het ministerie van Veiligheid en Justitie een verzoek ingediend om ons daarbij met financiële middelen en menskracht te ondersteunen. Dit is een ingewikkeld vraagstuk, dat we als regio niet alleen kunnen oplossen. Inmiddels heeft het ministerie ons een eerste handreiking gedaan in de vorm van twee formatieplaatsen.”
Kennisnetwerk “Het toegenomen aardbevingsrisico heeft uiteraard invloed op ons regionaal risicoprofiel”, bevestigt Erik van Zuidam, regionaal brandweercommandant en directeur van Veiligheidsregio Groningen. “Het bijzondere is dat het om een ‘man-made’ risico gaat, waarbij de mate van risico gerelateerd lijkt te zijn aan de mate waarin de gaskraan verder open of juist dicht wordt gedraaid. De oplossing voor risicoreductie lijkt dus simpel, maar in werkelijkheid is het een delicate afweging tussen grote nationale economische belangen en het veiligheidsbelang. Veiligheid moet natuurlijk heel zwaar
Groningen, gezellige studentenstad en centrum van een risicovolle regio.
verhoogd aardbevingsrisico door de gaswinning bij. Inwoners, maar ook lokale bestuurders in het gaswinningsgebied zijn terecht bezorgd over het toegenomen aardbevingsgevaar.”
Keteneffecten De grotere zorg komt voort uit een onderzoek van het Staatstoezicht op de Mijnen in 8 nr. 20 maart 2014 De Veiligheidsregio
wegen, maar dan moeten we wel weten waarover we praten. Er is nog veel onzekerheid en de situatie in Groningen is uniek vanwege het bodemtype in het gaswinningsgebied. Internationaal hebben we geen vergelijkingsmateriaal. Onze eerste prioriteit is het opbouwen van een kennisnetwerk van experts op het gebied van veiligheid en geologie. We willen de juiste
mensen met wetenschappelijke en toegepaste kennis in beeld en aan tafel krijgen, om ons met goed onderbouwde feiten te adviseren. We hebben onze regionale risicowijzer al aangepast op het toegenomen aardbevingsrisico. Zo informeren we onze burgers over wat zij zelf kunnen doen om hun weerbaarheid te verbeteren en wat hun handelingsperspectief is bij een zwaardere aardbeving.”
bekijken hoe we de maatschappelijke meerwaarde van onze producten en diensten verder kunnen vergroten. We werken daarbij nauw samen met partners als woningcorporaties, zorginstellingen, maatschappelijk werk en kennisinstituten. Een voorbeeld van al lopende
Van Zuidam geeft verder aan dat ook op het gebied van de operationele preparatie wordt onderzocht wat de gevolgen van het hogere aardbevingsrisico zijn. “We brengen in kaart of we regionaal over voldoende hulpverleningscapaciteit beschikken, of extra capaciteit vereist is en welke aanvullende opleiding, training en oefening nodig is voor de brandweer en de multidisciplinaire partners. Daarnaast is de veiligheidsregio betrokken bij de zogenaamde dialoogtafel van bewoners, lokale bestuurders en bedrijven.”
Regionalisering Het was een bewogen jaar voor Veiligheidsregio Groningen, omdat in de periode van bestuurlijke en ambtelijke aandacht voor het aardbevingsgevaar ook ‘de winkel’ moest worden verbouwd. In 2013 rondde Groningen het regionaliseringsproces van de brandweer af en werden de 17 (inter)gemeentelijke brandweerkorpsen tot één regionale organisatie gesmeed. Vreeman: “De weg naar regionalisering werd gekenmerkt door stevige bestuurlijke discussie, want niet iedereen stond te juichen bij het idee van één regionale brandweerorganisatie. Het draait allemaal om nut en noodzaak van een robuuste veiligheidsorganisatie tegenover lokale identiteit en emotie bij het brandweerpersoneel. Die robuuste organisatie van de hoofdstructuur stáát en daarnaast is ook de zo belangrijke inbedding van de brandweer in de lokale gemeenschappen gewaarborgd. De lokale posten staan daarbij centraal in onze organisatie.” Van Zuidam licht toe dat de hoofdprocessen voor veiligheids- en crisismanagement multidisciplinair en op centraal niveau zijn ingericht, terwijl de verantwoordelijkheid voor de uitvoering via negen clustercommandanten zo dicht mogelijk bij de werkvloer is belegd. “In 2012 hebben we meer dan dertig informatiesessies belegd om de brandweermedewerkers in alle lagen van de organisatie deelgenoot te maken van onze visie. Dit leverde groot draagvlak op voor onze ‘Rijnlandse koers’, waarin consensus centraal staat. Uiteindelijk hebben we de technische reorganisatie in anderhalf jaar tijd weten te realiseren. Nu gaan we onze bedrijfsprocessen verder optimaliseren en
Erik van Zuidam: “Onze eerste prioriteit is het bouwen van een kennisnetwerk.”
maatschappelijke samenwerking is de gezamenlijke campagne ter voorkoming van brandwonden, waarbij de brandweer samenwerkt met het Groninger brandwondencentrum. Ook willen we in kaart brengen hoe de drie noordelijke regio’s door taken coöperatief te organiseren effectiever kunnen samenwerken.”
Gronings crisismanagement met ‘Twitcident’ Veiligheidsregio Groningen omarmt de social media als middel voor crisiscommunicatie én om de buitenwereld naar binnen te halen. Een mooi voorbeeld is een pilot waarbij gebruik wordt gemaakt van Twitter om de hulpverlening sneller te alerteren bij aardbevingen. De applicatie ‘Twitcident’ zoekt 24 uur per dag Twitter af op berichten van burgers die een aardeving melden. Door te filteren op bepaalde kernwoorden en via GPS de bron van de twitterberichten op een geografische kaart te plotten, genereert het systeem automatisch een beeld van de omvang van het getroffen gebied en mogelijke schade. Razendsnelle schadeinventarisatie dankzij Twitter. De pilot loopt tot 1 mei. Zie voor meer informatie over de applicatie: twitcident.com
Slimmer werken door Business Intelligence In augustus 2013 gaf de Raad van Brandweercommandanten opdracht om een rapport op te stellen over business Intelligence (BI). Onder begeleiding van inhoudelijke experts uit de programmaraden zijn gesprekken gevoerd met deskundigen in het veld. In maart biedt portefeuillehouder Steven van de Looij, brandweercommandant Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, het rapport aan de RBC aan. Hij zet de highlights van het rapport op een rij.
Wat is Business Intelligence? “Kort door de bocht, betekent BI het het verzamelen en analyseren van data. Deze gegevens worden omgezet in informatie ten behoeve van sturing, uitvoering, verantwoording, lering en vergelijking. Het is niet alleen een systeem of applicatie, maar een samenhangend geheel van organisatie, mens, proces én technologie. Het laat je als organisatie slimmer werken.” Wat is de meerwaarde van Business I ntelligence? “BI stelt ons in staat om feiten te combineren en nieuwe
inzichten te vergaren. Dit is belangrijk omdat we daarmee het beleid kunnen onderbouwen. BI zorgt ook voor een efficiëntere uitvoering en verlaagt de (operationele) kosten. De verschuiving naar de ‘voorkant’, oftewel voorkomen is beter dan bestrijden, vraagt om meer inzicht in de incidenten, effectieve preventie en leermomenten. BI ondersteunt het gehele proces van de veiligheidsketen en is daarmee een sleutel voor de toekomst van ons vak.”
Wat staat er in het rapport? “Het rapport heeft in kaart gebracht welke onderdelen van ‘het samenhangende geheel van mens, proces, informatie en technologie’ zijn ingevuld. Ook het niveau van ontwikkeling is zichtbaar. Dit is niet nieuw. We zien dat in de loop van de jaren veel voorwaarden al zijn ingevuld. Denk hierbij aan leidraden, referentiekaders, normenboek en dergelijke. Maar BI biedt de mogelijkheid om deze gegevens met elkaar te combineren en nieuwe gegevens vast te leggen. Door te combineren ontstaat
Steven van de Looij: "BI stelt ons in staat om feiten te combineren en nieuwe inzichten te vergaren."
meer inzicht en dus worden we met elkaar slimmer in hoe we ons werk kunnen doen. Het brengt samenhang en toont aan waar nog witte vlekken zitten.”
Wat zijn de vervolgstappen? “De regio's zijn al op veel fronten actief met BI. Zonder een formeel programma of zelfs opdracht is er een hele actieve club van enthousiaste specialisten ontstaan. Zij zoeken elkaar meerdere malen per jaar op om kennis en ervaring te delen. De komende tijd wordt deze zogenaamde Business Intelligence community verder ondersteund om te groeien tot een BI-platform voor landelijke samenwerking. Ook vragen wij de managementraden een aantal noodzakelijke, landelijke producten te ontwikkelen, zoals een gezamenlijke producten- en dienstencatalogus, een gegevensboek met termen en definities, een BI-scan en een veiligheidsregio datawarehouse.”
Personalia Ruud Vreeman is op 1 november 2013 aangesteld als waarnemend burgemeester van Groningen. Vreeman, die eerder burgemeester was van Tilburg en Zaanstad, volgde Peter Rehwinkel op. De verwachting is dat in de loop van 2014 een nieuwe burgemeester voor Groningen wordt benoemd. Op 1 maart startte Hugo Backx als voorzitter van de nieuwe vereniging Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland. De vereniging is een samenvoeging van de landelijke GHOR en GGD. Als directeur publieke gezondheid is Backx lid van de veiligheidsdirectie van Veiligheidsregio Brabant Noord en lid van de directie van de Regionale Ambulance Voorziening Brabant Midden -West -Noord. Daarvoor was hij zeven jaar wethouder in de gemeente Tilburg.
IFV eigenaar Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS) Het IFV heeft het bedrijf IE Beheer B.V. - inclusief zijn werkmaatschappijen, waaronder Han Dataport Sales B.V., - overgenomen dat eigenaar is van het Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS). Hiermee is het IFV eigenaar geworden van het LCMS. Het LCMS is bij alle 25 veiligheidsregio’s, het Nationaal CrisisCentrum (NCC) en het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) in gebruik. Het LCMS is een ondersteunend systeem voor het delen van informatie en het creëren van een actueel, gedeeld totaalbeeld tijdens incidenten, rampen en crises. Daarmee heeft het LCMS voor de gebruikers een vitaal karakter. Continuïteit van het LCMS dient onvoorwaardelijk te worden gegarandeerd. De overname van de eigenaar door het IFV biedt daarvoor de beste waarborgen. En geeft tegelijk de mogelijkheid om het systeem onder eigen regie door te ontwikkelen. Met de overname is de blijvende beschikbaarheid en de doorontwikkeling van het LCMS als vitaal systeem voor gebruik tijdens incidenten, rampen en crises, gegarandeerd. Portefeuillehouder Informatievoorziening en Meldkamer, Henri Lenferink: “De overname van LCMS is voor de veiligheidsregio’s belangrijk. Het beheer en de doorontwikkeling zijn nu goed geborgd.” De Veiligheidsregio maart 2014 nr. 20 9
“Dagelijkse acute zorg is fundament voor opgeschaalde zorg” Sinds jaar en dag zijn de regionale GHOR-bureaus het regieplatform voor de geneeskundige hulpverlening bij rampen en grote ongevallen. Maar de ‘witte kolom’ kent nog een belangrijk regionaal afstemmingsorgaan: het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Doel van deze regionale netwerken is de beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van medische zorg voor alle patiënten met een acute zorgvraag te waarborgen. Ook in opgeschaalde vorm en dat is het raakvlak waarop de acute zorgnetwerken en de veiligheidsregio’s zaken met elkaar doen. In Nederland zijn elf netwerken acute zorg actief. Ze komen voort uit de elf traumacentra, die in 1997 door de minister van VWS werden aangewezen om een goede landelijke spreiding van traumazorgvoorzieningen te waarborgen. “Na de totstandkoming van de traumazorgnetwerken, bleken zij qua inrichting van de samenwerking een voorbeeld voor andere aanbieders van acute zorg binnen de sector”, verduidelijkt Bart Berden, voorzitter raad van bestuur van het Elisabeth TweeSteden Ziekenhuis en voorzitter van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ). “Alle aanbieders van acute zorg zoals ziekenhuizen, regionale ambulancevoorzieningen, huisartsenposten en verloskundigen zijn sinds 2011 vertegenwoordigd in het ROAZ. Het ROAZ is het bestuurlijk overleg van de acute zorgnetwerken. Opgeschaalde zorg bij
Bart Berden: “Via de netwerken acute zorg verbinden we de zorgsector en de veiligheidsregio’s met elkaar.”
rampen en crises is een heel klein deel van het werkveld van de medische wereld. De dagelijkse acute zorg vormt het fundament voor de opgeschaalde zorg bij rampen en calamiteiten.”
Spreiding en bereikbaarheid De acute zorgnetwerken zijn verenigd in het LNAZ en werken nauw samen om gezamenlijk zorg te dragen voor een goede beschikbaarheid, bereikbaarheid en kwaliteit van acute zorgketens in de regio. Berden vervolgt: “De ziekenhuiswereld en de veiligheidsregio’s zijn qua cultuur en takenpakket twee totaal verschillende werelden. Via de netwerken acute zorg en het ROAZ verbinden we die twee werelden op bestuurlijk vlak met elkaar. De acute zorgnetwerken zijn de spin in het geneeskundig web en maken met de veiligheidsregio’s onder andere afspraken over de voorbereiding op rampen en crises. Thema’s zijn opleiden trainen en oefenen, maar ook opvangcapaciteit en gewondenspreidingsplannen.” 10 nr. 20 maart 2014 De Veiligheidsregio
Samenwerking in de acute zorg is cruciaal. Zodra sprake is van meerdere multitraumapatiënten, moeten die soms over meerdere traumacentra worden gespreid, want traumazorg is complex en intensief. Bij specifieke letsels zoals brandwonden of CBRN-letsel op grote schaal, kan de vraag naar zorg zelfs de landelijke behandelcapaciteit overstijgen. Hoe we de specialistische acute zorg bij dergelijke specifieke letsels het best kunnen organiseren, is ook een van de vraagstukken binnen het landelijk netwerk.”
Kwaliteitskader OTO Secretaris Renate Verheul van het LNAZ benoemt drie taakvelden waarmee de netwerken acute zorg zich bezig houden: traumazorg, acute zorg met het ROAZ als bestuurlijk afstemmingsoverleg en het programma Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO). In dit laatste dossier zijn volgens Verheul de afgelopen jaren flinke stappen voorwaarts gezet. De stimuleringsmiddelen die VWS sinds 2008 beschikbaar stelt werken als een grote stimulans voor zorgketenpartners om binnen het acute zorgnetwerk samen te werken aan een adequate voorbereiding op rampen en crises. Verheul: “Het NIVEL stelde in 2011 na een onderzoek in de regio’s vast dat het niveau van crisisvoorbereiding in de zorgsector veranderd was, maar nog wel uiteen liep. Op dat moment kon geen antwoord worden gegeven op de vraag wanneer een instelling nu voldoende voorbereid is. Er was dan ook behoefte aan een eenduidig normenkader en indicatoren die aangeven wat van zorgpartners wordt verwacht om voorbereid te zijn op zorgverlening in opgeschaalde situaties.” Om deze vraag te beantwoorden is door de elf regio’s samen met LNAZ en haar ketenpartners, waaronder de GHOR, een kwaliteitskader voor OTO ontwikkeld. Een instrument om functionarissen van zorginstellingen beter te prepareren op hun rol en taken in de opgeschaalde zorg. Dit kwaliteitskader is in 2013 van kracht geworden en bevat minimumnormen waaraan zorginstellingen moeten voldoen. Uitkomsten maken ook inzichtelijk op welke onderdelen nog actie nodig is van een instelling of de regio om daadwerkelijk aantoonbaar voorbereid te zijn.
Acute zorg zonder grenzen Een van elf netwerken is Acute Zorg Euregio in Oost-Nederland. Uit de naam blijkt al dat dit acute zorgnetwerk zelfs tot over de landsgrens reikt. Cees Schenkeveld, manager van Acute Zorg Euregio, vertelt over de praktijk van de acute zorgketen in het Nederlands-Duitse grensgebied rond Twente. “In ons werkgebied is acute zorg per definitie grensoverschrijdende zorg. Wij werken bij het organiseren van de spoedeisende medische zorg samen met de veiligheidsregio’s Twente en Noord-Oost Gelderland, maar ook met een drietal grensregio’s en zorgaanbieders in Duitsland. In de grensgemeente Dinkelland in Noord en Oost-Gelderland bijvoorbeeld, kan de toegankelijkheid tot acute zorgvoorzieningen worden verbeterd door die zorg vanuit een grensoverschrijdend perspectief te benaderen.
Partner van de veiligheidsregio: Regionaal Overleg Acute Zorgketen De veiligheidsregio’s zijn opgericht om de samenwerking tussen brandweer, politie, GHOR en gemeenten te versterken. Maar het samenwerkingsverband is groter dan deze vier kolommen. Ook waterschappen, Defensie, Justitie, vitale partners en anderen werken samen met de veiligheidsregio’s. In deze rubriek belichten wij telkens een samenwerkingspartner. Dit keer het Regionaal Overleg Acute Zorgketen.
Vlak over de grens in Nordhorn staat op maar tien minuten rijafstand een uitstekend ziekenhuis, dat goed acute zorg kan leveren. Grensoverschrijdend patiëntenvervoer is in deze regio dan ook dagelijkse praktijk, net als de inzet van de Duitse traumahelikopter Christoph Eurepa 2 uit Rheine bij levensbedreigende incidenten op Nederlands grondgebied.”
Verbeterprojecten De dagelijkse praktijk van grensoverschrijdende acute zorg laat volgens Schenkeveld
de spelers zijn op het raakvlak tussen veiligheid en acute zorg. Deze netwerkkaart is via de AZ Euregio app voor alle partners beschikbaar. We willen strakkere afspraken maken over samenwerking in de acute zorgketen en ook Duitse ziekenhuizen, waaronder bijvoorbeeld het ziekenhuis in Nordhorn, opnemen in ons gewondenspreidingsplan. Verder werken we samen met de ketenpartners aan het inzichtelijk maken van de opvang- en beddencapaciteit van zorginstellingen. Ook onderbouwen we de samenwerking door het organiseren van oplei-
Opgeschaalde zorg is maar een klein deel van de werkzaamheden in de acute zorgsector.
onverlet dat er nog wel wat kan worden verbeterd. Van oudsher berusten samenwerkingsafspraken tussen ketenpartners aan weerszijden van de landsgrens op goede persoonlijke contacten, maar de afspraken hebben nog wel een min of meer vrijblijvend karakter. “Naar aanleiding van een gezamenlijk knelpuntenonderzoek onder de vlag van de Euregio, hebben we samen met de Duitse ketenpartners en de betrokken veiligheidsregio’s een bestuurlijke netwerkkaart laten opstellen, zodat alle partners inzicht hebben in wie in het grensgebied Renate Verheul: “Er was behoefte aan een eenduidig normenkader.”
dingen voor coördinerende functionarissen, taalcursussen en het oplossen van juridische en financiële knelpunten.” Acute Zorg Euregio heeft ook binnen het Nederlandse werkgebied mooie resultaten geboekt bij het versterken van de acute zorgketen. Zo is in samenwerking met GHOR Twente bij het trainingscentrum Troned op de voormalige vliegbasis bij Enschede een oefenlocatie gerealiseerd die volledig is geënt op het gezamenlijk trainen en oefenen van alle partners in de acute zorgketen. Het paradepaardje van de witte kolom in Twente, stelt Schenkeveld met trots. “Een ander succesvol project is de pilot samen met het Netwerk Acute Zorg Zwolle voor het uitrollen van informatiemangement via netcentrisch werken in de acute zorgketen. Informatiemanagement is een cruciale schakel in de sturing en coördinatie bij opgeschaalde incidenten. Door netcentrisch werken te implementeren binnen de witte keten, hebben we sneller overzicht in opvang- en beddencapaciteit, kunnen we beter sturen in gewondenspreiding en hebben we beter zicht op de patiëntenstroom en slachtoffergegevens. Het is een van de voorbeelden die laat zien waar de acute zorgnetwerken voor staan: het professioneel verbinden van alle ketenpartners en het efficiënt en effectief organiseren van acute zorg onder alle omstandigheden.” Meer informatie over de netwerken acute zorg en het kwaliteitskader OTO: http://lnaz.nl/cms/KwaliteitskaderCrisisbeheersing_en_OTO-Webversiedef.pdf
Uit het Veiligheidsberaad Op vrijdag 14 februari heeft het Veiligheidsberaad vergaderd. Hieronder worden de belangrijkste bespreekpunten en besluiten belicht.
Agenda van de Veiligheidsregio’s In haar reactie op de evaluatie van de commissie Hoekstra van de Wet veiligheidsregio’s heeft het Veiligheidsberaad aangegeven met een ‘Agenda van de veiligheidsregio’s’ te komen, waarin zij haar bestuurlijke prioriteiten aangeeft. De thema’s op deze agenda richten zich op de doorontwikkeling en versterking van de veiligheidsregio’s. In dit kader vinden de leden het van belang de veiligheidsregio te beschouwen als een netwerkorganisatie, waarin samenwerking door verschillende actoren gestimuleerd moet worden. Hierbinnen is meer risicogericht denken noodzakelijk, alsmede een focus op preventie. Sturen op resultaat is een belangrijke voorwaarde voor de veiligheidsregio’s om zich verder te ontwikkelen en te innoveren. De ‘Voorwaartse Agenda’, die eveneens behandeld is in de vergadering gaat over de gezamenlijke prioriteiten van het Veiligheidsberaad, het ministerie van VenJ en de VNG. Samenwerking Defensie en veiligheidsregio’s Het Veiligheidsberaad is in gesprek gegaan met de heren Akerboom (SG Defensie) en Middendorp (Commandant der Strijdkrachten). De veiligheidsregio’s en Defensie werken op een aantal gebieden samen, zoals bijstand in capaciteit of bij een dreigende dijkdoorbraak. Middendorp besprak wat de veiligheidsregio’s van Defensie kunnen en mogen verwachten en waar beide partijen elkaar kunnen versterken. Graag intensiveert hij de samenwerking bijvoorbeeld ten aanzien van opleiden, trainen, oefenen, kennis delen en uitwisseling van personeel. Basis voor het gesprek was een quick-scan die gaat over de
samenwerking tussen veiligheidsregio’s en Defensie. Uit deze quick-scan blijkt dat iedere veiligheidsregio ervaring heeft met bijstand vanuit Defensie. Defensie wordt dan ook als een vitale partner beschouwd. Naast de warme fase weten de veiligheidsregio’s en Defensie elkaar ook steeds beter te vinden in de koude fase, maar dit zijn lokale initiatieven. Belangrijke conclusie uit de quick-scan is tevens dat samenwerking tussen veiligheidsregio’s en Defensie deels afhankelijk is van de Officier Veiligheidsregio (OVR). Verder blijkt dat het defensieconvenant op zichzelf niet zo veel meerwaarde heeft, maar dat meer naar de inhoud van de samenwerking moet wordt gekeken dan naar de formalisering daarvan. Uit de quick-scan en het gesprek blijkt tevens dat Defensie voor alle veiligheidsregio’s een gewaardeerde partner is en dat er mogelijkheden worden gezien om de samenwerking te versterken en/of uit te breiden.
Dagelijks Bestuur Met het vertrek van Piet Bruinooge uit het Dagelijks Bestuur Veiligheidsberaad is er een plek vrijgekomen voor een nieuw lid. Peter Noordanus, burgemeester van Tilburg en voorzitter van het bestuur van Veiligheidsregio Midden en West-Brabant, is bereid gevonden om plaats te nemen in het Dagelijks Bestuur. Het bestaat nu uit de volgende leden: Geke Faber (Voorzitter), Henri Lenferink, John Berends, Peter den Oudsten, Antoin Scholten en Peter Noordanus. Bovenregionaal team crisiscommunicatie In het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ over bovenregionale samenwerking is één van de aanbevelingen de verdere profes-
Peter Noordanus, burgemeester van Tilburg en voorzitter van het bestuur van Veiligheidsregio Midden en West-Brabant, is het nieuwe lid van het Dagelijks Bestuur.
sionalisering van crisiscommunicatie. Hiervoor is een bovenregionale pool voor crisiscommunicatie voorgesteld. Tijdens de expertmeeting van 13 februari is het bovenregionaal team crisiscommunicatie gepresenteerd en officieel van start gegaan. Het team is beschikbaar voor advies en ondersteuning bij crises. Het is 24 uur per dag en zeven dagen per week inzetbaar. Het team bestaat uit strategisch adviseurs voor het Beleidsteam en het Regionaal Operationeel Team, en daarnaast uit Hoofden Taakorganisaties crisiscommunicatie en omgevingsanalisten. Ook is inhoudelijke expertise beschikbaar over specifieke incidenttypes. Zie voor het verslag van de expertmeeting op www.veiligheidsberaad.nl
“Uniforme afspraken over inspraak op landelijke thema’s”
Meer slagkracht ondernemingsraden veiligheidsregio’s Medezeggenschap is een groot goed. Dat onderkende de politiek ook, toen in februari 2012 via het amendement van der Staaij en Slob in de Wet veiligheidsregio’s werd opgenomen dat de betrokkenheid van de werkvloer bij de doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s geborgd dient te zijn. Die betrokkenheid is onder andere via 25 ondernemingsraden verzekerd. Maar in het belang van uniformiteit van afspraken rond landelijke thema’s, wil het Landelijk Overlegplatform Ondernemingsraden Veiligheidsregio’s (LOOV) de gezamenlijke slagkracht van de regionale inspraakorganen versterken. In het najaar organiseert het LOOV een conferentie rond dit thema. “Het is belangrijk dat de ondernemingsraden van de veiligheidsregio’s hun krachten bundelen en kennis delen”, stelt Walter Nijbroek, voorzitter van het LOOV. “Vooral omdat de verhoudingen tussen zeggenschap en medezeggenschap in het veiligheidsdomein nog enigszins diffuus zijn. Dat komt onder andere door de tempoverschillen in regioontwikkeling en door de variatie in veiligheidsdirecties. In de ene regio is een ontkleurde directeur veiligheidsregio ons aanspreekpunt, terwijl we in andere regio’s zaken doen met een regionaal brandweercommandant die tevens directeur veiligheidsregio is. Ook zijn er regio’s waar de scheiding tussen de drie autonome
kolommen nog vrij sterk is. Het is dus soms even zoeken wie precies ons aanspreekpunt is op het werkgeversniveau. Overigens zien we de grote variëteit in organisatievormen ook terug in de samenstelling van de ondernemingsraden. In de ene regio is de OR overwegend brandweerrood, terwijl andere regio’s meer een afspiegeling zijn van de multi-organisatie. Maar de belangen van alle uitvoerenden binnen de veiligheidsregio moeten evenredig vertegenwoordigd zijn.”
Landelijke dossiers De behoefte aan krachtenbundeling is volgens de LOOV-voorzitter groot. “Het veiligheidsdomein is volop in ontwikkeling en veel regio’s hebben te maken met dezelfde vraagstukken op het raakvlak tussen beleid en personele belangen. Via het LOOV willen we op landelijke thema’s de zeggenschap meer slagkracht geven. We kunnen dan effectiever de belangen van de achterban inbrengen bij landelijke gesprekspartners, zoals het ministerie van VenJ, het Veiligheidsberaad en de koepelorganisaties in de hulpverlening. We werken nauw samen met de landelijke ondernemingsraden van de politie en Ambulancezorg Nederland om dit doel te bereiken. Het voordeel is dat het ministerie en de landelijke werkgeversorganisaties zaken kunnen doen met één landelijk loket voor medezeggenschap en niet over hetzelfde thema 25 keer apart hoeven te overleggen.” Tot de dossiers waarbij het LOOV de vinger aan de pols houdt qua medezeggenschap, behoren onder andere de regionalisering van de brandweer, het wel of niet invoeren van variabele voertuigbezetting en de realisatie van de Landelijke Meldkamerorganisatie. “Dat zijn dossiers met grote consequenties voor
Walter Nijbroek: “Via het LOOV willen we op landelijke thema’s de zeggenschap meer slagkracht geven.”
het personeel in het veiligheidsdomein”, aldus Nijbroek. “Bij variabele voertuigbezetting gaat het bijvoorbeeld over de veiligheidsbeleving van brandweerlieden en bij de LMO verschuiven rechtspositieregelingen. Net als bij de regionalisering van de brandweer, waarbij medewerkers vanuit allerlei verschillende gemeentelijke regelingen in één nieuwe regionale regeling zijn samengebracht.”
Relatie verstevigen Het LOOV streeft naar het op een uniforme wijze regelen van zeggenschap en mede-
zeggenschap, waarbij de samenwerkende medezeggenschapsraden hun relatie met de werkgevers op landelijk niveau verstevigen. Voor de conferentie die dit najaar wordt gehouden, nodigt het LOOV dan ook een keur aan vertegenwoordigers uit het veiligheidsdomein uit: directeuren van veiligheidsregio’s, bestuurders, de landelijke koepels, het departement en ook de politiek. Brainstormen over het stroomlijnen van de relatie tussen medezeggenschap en beleid in de snel veranderende veiligheidswereld, is de rode draad tijdens de conferentie. De Veiligheidsregio maart 2014 nr. 20 11
Kort (regio)nieuws Vrijwilligers aan de slag bij P!T P!T, het nieuwe centrum voor interactieve exposities, evenementen en symposia op het gebied van veiligheid gaat op 12 april officieel open. In de eerste maanden van dit jaar is hard gewerkt om de inrichting van het gebouw te voltooien. De opening belooft een grootste happening te worden. In en rond P!T organiseren hulpdiensten en gemeente Almere een groot multidisciplinair veiligheidsevenement voor het publiek met als motto ‘Ontdek de held in jezelf!’.
Voor wie? LEC-TV is het centrale punt voor de 25 regio’s als het gaat om transportveiligheidsvraagstukken, - kennis en –ontwikkelingen. Het centrum staat open voor iedere organisatie die kennis over transportveiligheid wil inbrengen in en halen uit het publieke domein. Zie voor meer informatie over het landelijke expertisecentrum: www.platformtransportveiligheid.nl. Kennispublicatie
of multidisciplinaire partners. Zoals bijvoorbeeld een oefening van een ongeval waarbij alle processen - van plaats incident tot en met het ziekenhuis - geënsceneerd en beoefend worden.
Vrijwilligers De eerste groep van 35 vrijwilligers is inmiddels bij P!T aan de slag gegaan. De afgelopen weken volgden zij een aantal praktijktrainingen en zullen straks functies aan de balie, de winkel, de publieksbegeleiding en de begeleiding van groepen en kinderfeestjes uitvoeren. P!T is een plek waar bezoekers aan het denken worden gezet over hun eigen rol ten aanzien van veiligheid. Naast de vrijwilligers zijn er ervaringsdeskundigen zoals (oud) politiemensen, brandweermannen en ambulancepersoneel. P!T zoekt nog een aantal medewerkers. Vrijwilligers met hart voor veiligheid en hulpverlening. Voor meer informatie: zie www.pit-expo.nl.
Het is belangrijk om bij oefeningen een zo realistisch mogelijk beeld te krijgen. Bij ziekenhuizen, zorginstellingen en huisartsen lopen de werkzaamheden 24 uur per dag, zeven dagen per week door. Oefenen op realistische scenario’s is daardoor soms lastig: patiënten moeten er zo weinig mogelijk last van ondervinden en ook is het belangrijk dat de bedrijfsvoering niet verstoord wordt.
16 april: Congres Digitale verstoring van de openbare orde
Het trainingscentrum is onderdeel van TRONED en gelegen op de Twente Safety Campus in Enschede. Op de Twente Safety Campus staan doen, denken en beleven centraal en continu met elkaar in verbinding. Het is de plek waar veiligheidspartners elkaar ontmoeten en samenwerken aan innovatie in veiligheid. (Zie ook pagina 10, waar in de rubriek Partner van de veiligheidsregio eveneens gesproken wordt over dit initiatief).
Het IFV organiseert op 16 april een congres over digitale incidenten. Aanleiding voor dit congres is een nieuw ontwikkeld scenario voor de burgemeestersgame waarin digitale dilemma’s voor bestuurders centraal staan. Het nieuwe scenario is grotendeels gebaseerd op ervaringen met Project X en de Facebook-rellen in Haren en het sluiten van scholen in Leiden naar aanleiding van een dreigbericht. Meer informatie is te vinden op de site van het IFV (congresagenda).
Het geneeskundig trainingscentrum Zuidkamp maakt oefenen voor deze organisaties een stuk gemakkelijker. Scenario’s worden hier realistisch nagebootst. Er is een complete Spoedeisende Eerste Hulp en een huisartsenpost nagebouwd. Ook zijn er briefing- en scholingsruimtes aanwezig.
Taak en invloed gemeenteraad op (fysieke) veiligheid
Transportveiligheid Sluit aan, geef, haal en netwerk met ons!
Infopunt Veiligheid
Publicatie ‘Taak en invloed gemeenteraad op (fysieke) veiligheid’ voor gemeenteraadsleden Een gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met vragen over (fysieke) veiligheid, maar wat kan een gemeenteraadslid met dit thema? Welke invloed kan de gemeenteraad uitoefenen om veiligheid op de agenda te krijgen én te houden? Infopunt veiligheid ontwikkelde samen met andere partijen de kennispublicatie ‘Taak en invloed gemeenteraad op (fysieke) veiligheid; de thema’s, risico’s, relevante organisaties en tips’. De kennispublicatie is te vinden op: www.infopuntveiligheid. nl/publicatie/dossieritem/89/5106/kennispublicatie-taak-en-invloed-gemeenteraad-opfysieke-veiligheid.html.
3 APRIL
2014
ZWOLLE
Uitnodiging
trainingscentrum is speciaal opgezet voor organisaties in de geneeskundige kolom zoals ziekenhuizen, zorginstellingen en huisartsen. Het geneeskundig trainingscentrum is een initiatief van GHOR Twente, in samenwerking met Acute Zorg Euregio en is uniek in Nederland. Het trainingscentrum biedt de mogelijkheid om te oefenen binnen het eigen veld, samen met de hulpdiensten of andere geneeskundig en/ 12 nr. 20 maart 2014 De Veiligheidsregio
Het Lectoraat Transportveiligheid en het Platform Transportveiligheid zijn vanaf 1 januari 2014 overgegaan in het Landelijk Expertisecentrum Transportveiligheid van het IFV (LEC-TV). Het expertisecentrum is actief op alle onderdelen van de veiligheidsketen en richt zich op transportvraagstukken waarbij een bovengemiddeld beroep wordt gedaan op de hulpdiensten. Het betreft met name vraagstukken op de gebieden risicobeheersing en incidentbestrijding.
De Veiligheidsregio niet ontvangen? Of zijn uw adresgegevens veranderd? Stuur dan een mail naar:
[email protected]
Expertmeetings Veiligheidsberaad > 12 juni > 25 september > 4 december Zie voor meer informatie: www.veiligheidsberaad.nl
Tweede Congres over Zelfredzaamheid
Eerste geneeskundig trainingscentrum van Landelijk Nederland geopend expertisecentrum Op 5 maart opende het geneeskundig traitransportveiligheid ningscentrum Zuidkamp haar deuren. Dit
De veiligheidsregio in uw brievenbus?
Agenda
Veiligheid is mensenwerk
Politiebewaking bij Leidse school naar aanleiding van dreigement
Wilt u uw kennis over projecten en initiatieven delen met uw partners in het land? Of heeft u nieuws betreffende uw veiligheidsregio? Stuur dan een mail naar de redactie:
[email protected]
De thema’s, risico’s, relevante organisaties en tips
1
Landelijk Expertisecentrum
Hier kan uw nieuws staan
Op donderdag 3 april 2014 organiseert Infopunt Veiligheid (IFV) samen met de veiligheidsregio IJsselland en de gemeente Zwolle het tweede landelijke congres over zelfredzaamheid, Veiligheid is mensenwerk. U bent te gast in het gemeentehuis in Zwolle, een locatie waar heden en verleden elkaar treffen.
borrel op het hoogste niveau van het stadhuis, met prachtig uitzicht op de mooiste gebouwen en de oude stadskern van Zwolle.
Landelijk Congres over zelfredzaamheid op 3 april Programma
U bent welkom vanaf 09.30 uur. Het programma start om 10.00 uur.
Deelnamekosten bedragen € 69,- inclusief btw, koffie/thee, lunch en ontmoetingsborrel. Het aantal mensen dat kan deelnemen is beperkt, dus meld u snel aan. Deelname geschiedt op volgorde van inschrijving.
Waar moet u zijn? Gemeentehuis Zwolle
Professionals en bestuurders die binnen het werkveld fysieke veiligheid te maken hebben met of interesse hebben voor het thema zelfredzaamheid.
Veel aandacht op dit tweede landelijke congres Meer informatie voor verhalen uit de praktijk van mensen die Na het plenaire deel in de raadzaal getiteld Voor vragen over aanmelden of overige vragen ‘Zelfredzaamheid draait door’ sluiten we om kunt u contact opnemen met het congresbureau zich voor de veiligheid in hun woon- en 15.30inzetten uur de dag af met een ontmoetingsvan het IFV,
[email protected] leefomgeving. Naast een plenair gedeelte waar onder andere de Top 100 Zelfredzaamheid wordt gepresenteerd, zijn er workshops, een ideeëntheater en een informatiemarkt. Meer informatie over het congres is te vinden op: www.infopuntveiligheid.nl Organisatie:
Colofon De Veiligheidsregio is een kwartaaluitgave van het Veiligheidsberaad in samenwerking met Brandweer Nederland, Politie Nederland, GHOR Nederland, VNG en het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het kopiëren en/of overnemen van (delen van) de inhoud van deze uitgave is toegestaan, mits men vooraf toestemming vraagt aan de redactie en onder bronvermelding.
Redactieadres Instituut Fysieke Veiligheid T.a.v. redactie De Veiligheidsregio Postbus 7010 6801 HA Arnhem Hoofdredactie Veiligheidsberaad, Leo Zaal, algemeen directeur IFV en secretaris Veiligheidsberaad Redactieraad Brandweer Nederland, Frank Huizinga PGV Nederland, Erik Riemens IFV, Yvonne Stassen Nationale Politie VNG, Rob van Gerwen Redactie Ministerie Veiligheid en Justitie, Nicolien Wamsteker Het Veiligheidsberaad, Eveline Heijna
Deelnamekosten
Grote Kerkplein 15, Zwolle. Slechts 10 minuten OpLaat donderdag 3 aprilvanorganiseert het IFV, u inspireren door de praktijkverhalen loopafstand van het NS-station. tot nu toe ‘onzichtbare’ mensen die zich inzetten voor demet veiligheidVeiligheidsregio in hun woon- en leefsamen IJsselland en Aanmelden omgeving. Neem ook kennis van hoe burgers U kunt zich voor dit praktijkcongres inschrijven hulpverleners van elkaar kunnen leren en via Mijn.NIFV op www.nifv.nl. Hebt u nog geen de enelkaars gemeente Zwolle het tweede landelijke kwaliteiten kunnen benutten. (N)IFV-account? Maak deze dan aan op de site via de knop registreren. Sluitingsdatum is congres zelfredzaamheid: Veiligheid is Wat kan u over hier verwachten? vrijdag 21 maart 2014. Ontvangst door de burgemeester van Zwolle, mensenwerk. presentatie van een unieke Top 100 ZelfredVoor wie? zaamheid, aan de slag in een ideeëntheater, drie creatief opgezette workshoprondes om kennis te halen, te brengen en te delen, een informatiemarkt, samen op het pluche in de raadzaal, deskundige gasten en Zwolse lekkernijen.
Overig > 17-18 juni: VNG-congres > 2- 3 oktober: Jaarcongres Brandweer Nederland
Eindredactie: Ada Kraft Redacteuren: Rob Jastrzebski, Roy Johannink, Klaas Salverda Traffic: PINO evenementen & congressen Ontwerp en opmaak: Bor Borren Design Fotografie: Peter Hofman, Rob Jastrzebski, Bibi Neuray, Jeronimus van Pelt, Omke Oudeman, NAM, Marlies Wessels, @tomic, Zaanstad, Veiligheids regio’s Zaanstreek-Waterland, Noord-Holland Noord, Zuid-Holland Zuid en Brabant-Noord, Brandweer Nederland, Paul Voorham Cartoon: Patrick van Gerner Drukwerk: Roto Smeets Utrecht Oplage: 9.500 - maart 2014