S
IQUE NAT
EOGRAPH
STITUT G
GEOGRAF ISCH INST ITUUT NA TIONAAL
AL INSTIT UT GEOG RA
PHIQUE N ATION
PHIQUE IN STITUT G EOGRA
NAL INST ITUT GEO GRA
UE NATIO
OGRAPHIQ
TITUT GE
IONAL INS
ISCH INST
ITUUT NA TIONAAL
HIQUE NA TIONAL IN
W GEOGRAF
GEOGRAP
ISCH INST
ITUUT NA TIONAAL
INSTITUT
PHIQUE N ATIO
N GEOGRAF ISCH INST ITUUT NA TIONAAL GEOGRAF
E IS
Dames en heren Na een jaar 2001 dat ik zou kunnen bestempelen als overgangsjaar onder de energieke impuls van de heer Jouret, die de taak van administrateurgeneraal tijdelijk op zich nam, stond 2002 in het teken van continuïteit in de verandering. De aanwijzing van mevrouw Vanden Berghe als nieuwe administrateur-generaal en van mezelf als voorzitter van het Comité van Beheer boden de garantie dat het strategisch plan dat in 2001 werd uitgetekend, verder kon worden uitgevoerd. Eensgezind stelden we dit plan trouwens voor aan minister Flahaut tijdens zijn bezoek aan het NGI op 30 januari 2002. Sta me toe dit voorwoord aan te grijpen om de minister te bedanken. Niet alleen omdat hij het plan goedkeurde, maar ook voor zijn voortdurende steun aan het NGI tijdens de volledige legislatuur, die nu op haar einde loopt. Ook verandering binnen het Comité van Beheer dat gemiddeld 22 leden telt, waaronder 18 stemgerechtigd, en waarvan 40 percent in 2002 voor de eerste keer zetelde. Hun belangstelling voor het beheer van het NGI uitte zich door een gemiddelde aanwezigheid op de vergaderingen van 75 percent en dit heel het jaar 2002. Dit zijn uitstekende cijfers als men bedenkt dat alle leden hun lidmaatschap van het Comité van Beheer cumuleren met een andere functie met hoge verantwoordelijkheid binnen hun core business. Hun belangstelling vertaalde zich ook in hun interactieve deelname tijdens de verschillende vergaderingen over alle behandelde onderwerpen en dit naast de persoonlijke inzet van sommige leden in een aantal specifieke dossiers. Ook continuïteit in de verandering. Mevrouw Vanden Berghe en de heer Jouret hebben met hun diepgaand werk op het Instituut de implementatie van het strategisch plan voortgezet door een nieuwe visie op de cartografie en een nieuwe cultuur op menselijk, budgettair en materieel gebied te ontwikkelen. Dat vergt bergen creativiteit, geduld, energie en soms ook vastberadenheid. Kwaliteiten die ik, sinds ik ze aan het werk zie, alleen maar kan toejuichen. Hun knowhow en de voorbereiding van de onderwerpen die het comité heeft behandeld, hebben het comité alle elementen aangereikt om beslissingen te nemen die stoelen op de onophoudelijke zorg voor doeltreffendheid en doelmatigheid. Ook de wil tot grondige verandering die alle mensen van het NGI tonen. Enerzijds door zich zo goed mogelijk te kwijten van hun verantwoordelijkheden, ook al vraagt dat soms grote persoonlijke inspanningen, en anderzijds door de vernieuwde dynamiek en het imago van het Instituut zo goed mogelijk uit te stralen naar de buitenwereld.
03 voorwoord
Maar het leven is niet altijd een aaneenrijging van positieve gebeurtenissen. Ons mooi elan werd enigszins getemperd door de beslissing van de regering om op het eind van de legislatuur de begrotingsaanpassingen uit te stellen. Ik wil echter beklemtonen dat, tot bewijs van het tegendeel, dit enkel een oponthoud in de tijd tot gevolg heeft en niet het op losse schroeven zetten van de implementatie van het strategisch plan. Zodra de nieuwe regering gevormd is, zullen het Comité van Beheer en de leiding van het NGI eens te meer hun inspanningen bundelen opdat de nieuwe regering de NGIbegrotingsvoorstellen van haar voorganger goedkeurt. Onze hoop om volgend jaar rond deze periode, als we de balans van 2003 opmaken, te kunnen bevestigen dat we de toekomst opnieuw met rasse schreden tegemoet gaan, blijft dus intact. Wat valt er nog meer te zeggen over 2002? Enkel nog dat ik me, na mijn vijfde jaar binnen het Comité van Beheer, nog altijd even gelukkig voel als ik langs het portaal de abdij binnenloop om samen met u allen een mooie toekomst voor te bereiden voor de ‘dame van stand’ die het Nationaal Geografisch Instituut beslist is.
Christian Larbanois Luchtmachtkolonel, Ir Voorzitter van het Comité van Beheer
IN MEMORIAM JOèL DE SMET 04
in memoriam
Na een mooie militaire loopbaan en een carrière als kabinetschef bij het Ministerie van Landsverdediging werd Joël De Smet in 1983 aangesteld als administrateur-generaal en leidinggevend ambtenaar van het Nationaal Geografisch Instituut. Zeventien jaar lang – van 1983 tot aan zijn pensioenleeftijd in 2000 – heeft hij deze instelling met vastberadenheid en doorzicht geleid. In zijn gekende dynamische en wervelende stijl is hij er, samen met zijn medewerkers, in geslaagd deze traditierijke openbare dienst de 21ste eeuw binnen te loodsen. Hij was onbetwistbaar een leidersfiguur. Kordaat en altijd sterk aanwezig, snel in de synthese van zaken en de behandeling van de dagelijkse problemen. Maar hij was ook menselijk en sociaal voor “zijn” personeel. Op alle personeelsbijeenkomsten was hij prominent aanwezig: een sinterklaasfeest voor de kinderen of de jaarlijkse sportdag voor het personeel, op de medewerking van Joël De Smet kon je rekenen. Hij stond er altijd, energiek, vitaal en “outstanding”. Ook op het Europese forum heeft hij zich nadrukkelijk gemanifesteerd. Door zijn deskundigheid, rijke talenkennis en vlotte omgang werd hij aangezocht om het voorzitterschap van onder meer de Europese vereniging voor cartografie waar te nemen. Hij heeft die opdracht aangenomen en met stijl uitgevoerd. Na zovele jaren leidinggeven aan het Nationaal Geografisch Instituut was hij vergroeid met deze instelling. Het was ZIJN instituut geworden. Hij heeft er een stukje geschiedenis geschreven. We zullen er allen een beetje moeten aan wennen dat Joël er niet meer is. Dat telkens wij een dossier ter hand nemen waar zijn viriele handtekening in staat, dit herinneringen zal oproepen. Het zal nu een aantal dagen stil zijn op het Instituut. Wij zullen het gras horen ademen voor het hoofdgebouw. Wij zullen nog veel over je praten, Joël De Smet, maar we zullen onze woorden inkapselen ter nagedachtenis van u. In naam van de directie en het personeel van het Nationaal Geografisch Instituut.
Jean-Paul De Weer
De verandering in de kaart spelen
Voorwoord van de voorzitter
24
06-07
Onze kaarten doen van zich spreken
Het NGI in beeld
25-36
08
Geodesie: de laatste meetpaal!
Historiek van het NGI
37-44
09
Fototopografie: uit foto's ontstaan bergen, beken en banen
Wettelijke opdracht
45-46
10
Comit van Beheer
Bezoeken: het NGI laat in zijn kaarten kijken
47-57
11
05
INHOUD
23
03
Inhoud
Cartografie: de kunst om de kaarten voor zich te laten spreken
Organigram
58
12-13
Wat denkt een cartograaf ervan: interview
2002 in beelden
59-66
14
Toepassingen: indrukwekkend drukwerk
Nationale ...
67-70
15- 6
Documentatie en commercialisering
É en internationale samenwerking
71-80
17
Open kaart:
Ondersteunende diensten
professor Defourny
81
18-22
Strategisch plan
De administrateur-generaal heeft het laatste woord
HETNGIINBEELD
2001
de Top50v-kaart sleept in Peking de internationale Award for Excellence in Cartography in de wacht
85273
06
luchtfotoÕs van Belgi sinds 1946
het NGI in beeld
19613
266850
digitale orthofotoÕs tussen 1995 en 2002
papieren kaarten verkocht in 2002
1346848km
afgelegd in 2002, in de eerste plaats door de terreinploegen
HETNGIINBEELD
1uniekplekje: de Abdij Ter Kameren werd gesticht in 1196
2996km2 werden uitgewerkt op basis van stereoscopische luchtfotoÕs
07
het NGI in beeld
195
270
kaartprojecten rolden in 2002 van de persen
vastbenoemde en contractuele personeelsleden
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
DE GESCHIEDENIS IN KAART
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Het NGI, wettelijk opgericht op 8 juni 1976, is de erfgenaam van een lange wetenschappelijke en industriële traditie die teruggaat tot de Onafhankelijkheid van België. Op 26 januari 1831 vaardigt het Voorlopig Bewind immers een decreet uit dat een Dépôt de la Guerre et de Topographie opricht in de schoot van het toenmalige ministerie van Oorlog. Het depot krijgt de taak kaarten en plannen te maken voor de krijgsverrichtingen. Het was toen niet meer dan een klein kantoortje dat de bestaande kaarten verzamelde. Op 30 september 1843 belast een koninklijk besluit het depot echter met de vervaardiging van de officiële topografische kaart van het Koninkrijk (een stafkaart op schaal 1:40 000). Deze datum ligt aan de oorsprong van de wetenschappelijke bestemming van ons NGI. Er moest immers een betrouwbaar geodetisch net uit de grond worden gestampt waarop de toekomstige kaart zou kunnen steunen. Daarom werd op 9 februari 1846 een commissie opgericht waarin onder meer de beroemde astronoom en directeur van de Koninklijke Sterrenwacht A. Quetelet zetelde. De opdracht van het depot omvatte astronomische metingen waarmee niet alleen positiebepalingen, driehoeksmetingen en waterpassingen konden worden gedaan maar ook de uitwerking van cartografische methodes en technieken. Op die manier groeide het depot uit tot een wetenschappelijke instelling waarvan de activiteiten zich uitstrekten tot zelfs internationale studies over de vorm en afmetingen van de aarde. Aangespoord door wetenschappelijke kringen, ministeriële departementen en andere openbare diensten besliste de regering het depot meer armslag te geven door op 30 juli 1878 het Militair Cartografisch Instituut (MCI) in het leven te roepen. Het MCI werd belast met een opdracht van nationaal en internationaal belang; zijn herhaaldelijke deelnames aan nationale en wereldtentoonstellingen illustreren dit. Na de Tweede Wereldoorlog moest praktisch van voren af aan worden begonnen. De meeste geodetische merktekens waren vernietigd, verdwenen of twijfelachtig geworden. Meer nog, aangezien de equivalente voorstelling (projectie van Bonne) – die tot dan gebruikt werd voor de officiële kaarten – niet erg geschikt meer bleek voor operationele doeleinden, werd prompt beslist ze te vervangen door de conforme kegelprojectie van Lambert met twee snijdende parallellen. Het resultaat was een volledig nieuwe kaart die op basis van fotogrammetrische technieken werd opgemaakt. Op 5 maart 1947 wordt bij besluit van de Regent het Militair Geografisch Instituut (MCI) gesticht, een instelling met dubbele opdracht: militairindustrieel (productie) en wetenschappelijk (permanent onderzoek). Tegelijk voorzag dit besluit ook een organiek burgerkader van ingenieurs. Dit was een garantie voor de continuïteit in de uitvoering van de basisopdracht van het instituut en maakte het mogelijk aan wetenschappelijk onderzoek te doen dat gekoppeld was aan zijn courante activiteiten. De leiding kon op die manier een werktuig smeden waarvan de faam al snel tot ver over onze grenzen zou reiken. Zo werd het MGI aangezocht om, samen met andere wetenschappelijke instellingen, verkenningen en opmetingen te doen, zowel in België (Dourbes, Humain, Redu …) als in het buitenland (Gove in Australië, Vianden in het groothertogdom Luxemburg, Etna in Sicilië …), zonder zijn deelname aan de verschillende zuidpoolexpedities en de kartering van Katanga te vergeten. De erkenning van de wetenschappelijke knowhow van het MGI wordt ook officieel bevestigd door de wet van 28 september 1967 die het instituut erkent als “Wetenschappelijke instelling van niveau 1 van de Staat”. Omdat de waaier van activiteiten steeds breder werd en stilaan de welomschreven behoeften van Defensie oversteeg, werd het MGI eens te meer omgevormd.
08 historiek
Op 8 juni 1976 richt een nieuwe wet het NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT (NGI) op, parastatale van het type B onder de voogdij van de minister van Defensie. Om in te spelen op de nieuwe technologische ontwikkelingen en grondwettelijke hervormingen, wordt de organieke wet van het NGI in 1983 herzien. Op 22 december 1983 vertrouwt het koninklijk besluit nr. 234 het NGI nieuwe opdrachten toe. Die worden beschreven op pagina 09. Het NGI – erfgenaam van de wetenschappelijke knowhow van zijn voorgangers – stelt zich dus niet zomaar tevreden met het volgen van de technische ontwikkelingen eigen aan zijn opdrachten. Meer dan ooit ten dienste van de Natie, voert het NGI het devies Fidelissime ad optimum hoog in het vaandel.
en onderhouden; 2 de luchtfotografische overdekking van het nationale grondgebied verzorgen e en n up-to-date houden; 3 topografische gegevensbanken samenstellen en er kaar kaartenreeksen tenreeksen van afleiden;
4 de geografische gegevens van de lucht- en ruimteteledetectie ver verwerken;
5 in het kader van zijn specifieke activiteiten werkzaamheden uit uitvoeren voeren voor rekening van derden (thematische kaar kaarten, ten, precisiemetingen, É);
HETNGIHEEFTALSOPDRACHT
1 het planimetrisch net en het precisiewaterpassingsnet van Belgi Belgi tot stand brengen
6 toegepast onderzoek verrichten met het oog op de ontwikkeling van de beoefe beoefende nde disciplines en er de resultaten van publiceren;
7 normen en richtlijnen opstellen en verspreiden met betrekking tot de inhoud inhoud,, de kwaliteit en het uitwisselingsformaat van de topografische gegevensbanken;
OP DR AC HT
09
opdracht
8 niet alleen zijn eigen technisch personeel maar ook dat van andere openbare en priv priv-instellingen
worden gearchiveerd, een car cartotheek totheek waar oude en moderne kaar kaarten ten worden bewaard en
TO PD RA CH TO PD RA CH TO PD RA CH TO PD RA CH T
een wetenschappelijke bibliotheek die gespecialiseerd is in geodesie en ca cartografie;
OP DR AC HT
9 een documentatiecentrum beheren dat bestaat uit een fototheek waar de lucht- en satellietfoto satellietfotoÕs
10 de eigen producten en diensten commercialiseren.
OP DR AC HT
en ook buitenlandse stagiairs opleiden in de wetenschappelijke en technisch technische e disciplines die eigen zijn aan de opdracht van het Instituut;
(Wet van 8 juni 1976)
OP D
RA
CH
De cartograaf is een echt auteur. Hij schikt, wikt en weegt het schouwspel van de natuur en kiest zijn thema's, richtpunten en uitdrukkingsvormen. Deze organisator, landmeter, ontwerper en redenaar geeft in alle vrijheid zijn kijk op de wereld. Maar de kaart is de wereld niet: ze is slechts de blik die een mens een dag op haar wierp. naar Rémi Caron
COMITE VAN BEHEER
10
comit van beheer
Kolonel Christian LARBANOIS
Voorzitter
Voorzitter van het Comité van Beheer van het NGI Ministerie van Landsverdediging
De heer Marc VERSCHAEVE
Ondervoorzitters Administratief directeur Verbond van Belgische Ondernemingen
De heer Jean-Paul DEVOS
Nationaal secretaris Christelijke Centrale van de Openbare Diensten (CCOD)
De heer Serge CASCHETTO
Adviseur bij wetenschappelijke aangelegenheden Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden
De heer Koenraad DASSEN
Kabinetschef Ministerie van Binnenlandse Zaken
De heer Daniel DE BRONE
Directeur-generaal van het kadaster, de registratie en de domeinen Ministerie van Financiën
De heer Xavier DE WINNE
Adjunct-adviseur Bestuur van het KMO-beleid - DG1 Ministerie van Middenstand en Landbouw
De heer Francisco FERNANDEZ-CORRALES
Nationaal secretaris VSOA Group II (Ministeries) Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt
De heer Pieter LAGA
Geoloog-directeur Belgische Geologische Dienst Ministerie van Economische Zaken
De heer Jean LIZEN
Federaal secretaris Algemene Centrale van de Openbare Diensten (ACOD)
Mevrouw Renilde LOECKX
Gevolmachtigd Minister Ministerie van Buitenlandse Zaken
Luchtmachtkolonel Pierre MUSETTE
ADIV-I Ministerie van Landsverdediging
Majoor Jean-Yves PIRLOT
MR Infra Ministerie van Landsverdediging
De heer Roger PISCAGLIA
Directeur-generaal Bestuur voor onderzoek en ontwikkeling – DG6 Ministerie van Middenstand en Landbouw
Luitenant-kolonel Marc ROLLIN
Kabinetsattaché Defensie Ministerie van Landsverdediging
De heer Jos ROSSIE
Secretaris-generaal Federatie van de Belgische grafische nijverheid (FEBELGRA)
De heer Jan VAN den BOSSCHE
Hoofdingenieur-directeur Ministerie van Verkeer en Infrastructuur
De heer José VAN HEMELRIJCK
Directeur van het kadaster, de registratie en de domeinen Ministerie van Financiën
De heer Johan VANVOLSEM
Ing. Landmeter-expert Vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO’s
Leden
Leden met raadgevende stem
De heer Jean-Marie PONCELET
Adviseur Kabinet van de Vice-President en Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken Waals Gewest
Mevrouw Anne-Marie VEITHEN
Projectmanager WFG Ostbelgien Duitstalige Gemeenschap
De heer Michel VAN ACKER
Directeur Centrum voor Informatica van het Brussels Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De heer Joris SANDERS
Afdelingshoofd Ondersteunend Centrum GIS-Vlaanderen Vlaamse Gemeenschap
De heer Frank BLOMME De heer Georges THUYSBAERT
Regeringscommissarissen
Inspecteur van Financiën Ministerie van Financiën
Secretaris-generaal Directeur-generaal Human Resources Ministerie van Landsverdediging
ORGANIGRAM VAN DE ALGEMENE STRUCTUUR COMIT VAN BEHEER
ADMINISTRATEUR-GENERAAL
Ingrid VANDEN BERGHE ADJUNCT-ADMINISTRATEUR-GENERAAL
Bernard JOURET
jaarverslag 2002
11
INFORMATICADIENST COMMERCIèLE DIRECTIE OPLEIDINGSCENTRUM INTERNE AUDIT GEOGRAFISCHE DOCUMENTATIE
ADMINISTRATIEVE CO
RDINATIE
PERSONEELSZAKENFINANCIèNLOGISTIEKE DIENSTEN JURIDISCHE DIENST VERTAALDIENST
TECHNISCHE CO
RDINATIE GEODESIEFOTOTOPOGRAFIE CARTOGRAFIE TOEPASSINGEN
2002INBEELDEN
Januari
Kolonel Christian Larbanois wordt de nieuwe voorzitter van het Comit van Beheer
Februari
Mevrouw Ingrid Vanden Berghe, kersvers administrateur-generaal
Maart
Technische nieuwigheid: de terreinploegen gebruiken
PenComputers
12
2002 in beelden
April
Plechtige opening van de tentoonstelling ÒHet impliciete wordt explicietÓ in het Jubelpark
Mei
Overlijden van Jol De Smet, onze vorige administrateur-generaal
Mei
Het team van de Geodesie plaatst de laatste meetpaal van het Belgische net
2002 IN BEELDEN
Juni
Juli Augustus
13
Persconferentie bij de lancering van de atlas op schaal 1:50 000
September
Tentoonstelling in de kloostergang van Abdij Ter Kameren: Ò170 jaar Belgische cartografieÓ
Nationale feestdag: het NGI met een stand op het Poelaertplein
Joint Event: het NGI stelt de bezoekers een GPS-spel voor
2002 in beelden
Oktober
DeeerstekaartC17opschaal1:100000rolt vandepersen
November
De artiesten van het NGI stellen tentoon
December
Sint-Barbaraconcert in de Onze-Lieve-Vrouw Ter Kamerenkerk
NATIONALE SAMENWERKING nationale samenwerking
14
samenwerking met de gewesten Vanuit ons dagelijkse streven naar meer doeltreffendheid is het aangewezen om onze inspanningen te bundelen met de inspanningen die het Vlaams, Waals en Brussels Gewest ondertussen doen en daarbij zo weinig mogelijk te raken aan de reeds gemaakte keuzes en lopende werkzaamheden. Het einddoel van deze samenwerking is de ontwikkeling van een gemeenschappelijke infrastructuur van geografische gegevens met gedecentraliseerde en gedeelde verantwoordelijkheid die in een partnerschap ter beschikking kan worden gesteld en beheerd. Zo kunnen we inspelen op de noden van een grote groep gebruikers. Op 11 juli 2002 werd in Namen een samenwerkingsakkoord tussen het Waals Gewest en het NGI bekrachtigd. Het waren federaal minister van Defensie A. Flahaut en Waals minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken M. Daerden die het akkoord ondertekenden. Ook voor het Vlaams Gewest stond een ontwerpakkoord op stapel. Doel van het akkoord is een partnerschap tussen het Ondersteunend Centrum GISVlaanderen en het NGI voor de uitwisseling van gegevens. In de loop van januari 2003 werd het ondertekend door mevrouw I. Vanden Berghe, administrateur-generaal van het NGI, en de heer R. de Paepe, waarnemend administrateur-generaal van de Vlaamse Landmaatschappij. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben de verschillende verantwoordelijke instanties elkaar al herhaaldelijk ontmoet. De technische vooruitzichten zijn veelbelovend. In 2003 staat verder overleg op de agenda. Deze eerste stappen in ons streven naar een partnerschap tussen de verantwoordelijke regionale instellingen en het NGI zijn bemoedigend. In de loop van 2003 zullen ze verder concreet worden ingevuld. Het NGI kan zich op die manier ook beter positioneren in het nieuwe Belgische landschap van bezitters en beheerders van geografische informatie.
INTERNATIONALE SAMENWERKING
Een geografisch informatiesysteem (GIS) op nationaal niveau ontwikkelen en up-to-date houden kan slechts doeltreffend en met een langetermijnvisie gebeuren als men rekening houdt met de internationale richtlijnen op dat gebied en kijkt hoe men in de buurlanden en elders in Europa gelijkaardige systemen voor geografische informatie opzet. Op internationaal vlak vormen het stroomlijnen en de raakvlakken tussen de verschillende nationale systemen meer en meer niet te omzeilen voorwaarden. Het is cruciaal om de wereld van gebruikers een coherent geheel van geografische informatie aan te bieden dat de grenzen van ieder land overstijgt. Daarom heeft het NGI deelgenomen aan verschillende forums en hebben we ons geëngageerd in de productie van Europese GIS-toepassingen.
Het NGI werd in de eerste plaats aangezocht als volwaardige gesprekspartner om de richtlijnen van INSPIRE te analyseren en toe te lichten. INSPIRE is de Europese infrastructuur voor ruimtelijke informatie die de Europese Commissie (DG Milieu) voorbereidt. Haar richtlijnen beogen de reglementering van de grote beleidslijnen en de bepaling van de basisprincipes om pertinente, geharmoniseerde en kwalitatief toereikende geografische informatie te verschaffen met het oog op de formulering, de uitvoering, de opvolging en de evaluatie van het Europese beleid.
15
internationale samenwerking
Het NGI is actief lid van de vereniging EuroGeographics waarin de Europese cartografische agentschappen van 38 landen zijn vertegenwoordigd. Haar opdracht ligt onder meer in het uitwerken van een Europese infrastructuur voor de geografische informatie. EuroGeographics heeft bijvoorbeeld als doel de compatibiliteit van de geografische informatie van de Europese agentschappen te garanderen in de volgende tien jaar. Er werden al verschillende groepen van deskundigen opgericht die zich buigen over materies als het prijs- en verspreidingsbeleid van geografische gegevens, het kwaliteitsbeheer en de geodesie. Hun doelstellingen liggen vast: eerst moet voor elk land een stand van zaken worden opgemaakt en in functie daarvan moet een richtlijn worden uitgestippeld die door iedereen kan worden overgenomen. Naast deze werk- en discussiegroepen heeft EuroGeographics zich ook op de productie van geografische databases gestort. Die zouden heel Europa geharmoniseerd en naadloos moeten overdekken. De informatie die daarvoor nodig is, komt van haar leden zelf. Drie Europese GISstructuren zagen al het licht of zijn in ontwikkeling: - SABE (een database van de administratieve grenzen op schaal 1:100 000 en 1:1 000 000), - EUROGLOBALMAP (een topografische database op schaal 1:1 000 000), - EUROREGIONALMAP (een topografische database op schaal 1:250 000 ). Het NGI werkt actief mee aan de ontwikkeling van die Europese GIS-toepassingen, als leverancier van gegevens en als projectcoördinator van onder meer het project EUROREGIONALMAP.
Het NGI ondersteunt ook Defensie op gebied van geografische informatie, niet alleen als consultant maar ook door aan internationale militaire geografische informatiesystemen te werken. In dat verband werkt het NGI momenteel aan het project NAVO VMAP Level 1 dat een mondiale overdekking met digitale en vectoriële cartografische gegevens op schaal 1:50 000 beoogt. De belangrijkste informatiebronnen hiervoor zijn de militaire JOG 1501-kaarten (NAVO-standaard). België heeft voor dit project de productie van het gedeelte ‘Midden-Afrika’ op zich genomen. Het project startte in 1995 en werd in 2002 afgerond.
SABE (Seamless Administrative Boundaries of Europe) Naadloze vectordatabase met de administratieve grenzen van Europa, een compilatie van gegevens afkomstig van 32 Europese cartografische agentschappen. Ontworpen in 1991 en bijgewerkt in 1995 en 1997. De versie 2001 is sinds 2002 beschikbaar. SABE bevat in de eerste plaats de administratieve grenzen, de namen van de administratieve onderverdelingen van elk land, de namen en statistische codes van de bestuurde entiteiten en een eenvormige codering van de administratieve niveaus. SABE is beschikbaar met een resolutie van 1:100 000 en 1:1 000 000.
Project EuroGlobalMap Europese topografische database op schaal 1:1 000 000, opgebouwd in samenwerking met 36 Europese cartografische agentschappen. Het project werd opgezet in 2001. In 2003 is de eerste versie beschikbaar. EuroGlobalMap bevat de administratieve grenzen, de hydrografie, het verkeersnet, de woonzones, de hoogtepunten, de geografische plaatsnamen.
16
internationale samenwerking
Project EuroRegionalMap Dit project heeft als doel een topografische database op schaal 1:250 000 te produceren die Europa overdekt en waarmee ruimtelijke analyses en cartografische voorstellingen kunnen worden gemaakt. Het project startte in 2001 toen zes cartografische agentschappen zich samen op de productie stortten (België, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Ierland en Noord-Ierland). De eerste versie zal beschikbaar zijn in 2003. Deze eerste fase kan worden beschouwd als een demofase met het oog op de uitbreiding van de productie naar de rest van Europa. Dat laatste staat op het programma van 2003. EuroRegionalMap bevat de administratieve grenzen, de hydrografie, het verkeersnet, de woonzones, diverse topografische elementen, de vegetatie en de geografische plaatsnamen.
OPEN KAART
De evolutie naar een informatiemaatschappij die meer en meer de digitale weg opgaat, wijzigt stapsgewijs alle geledingen van onze samenleving en de manier waarop deze functioneert. Die
ontwikkeling heeft zich ook laten voelen in de vakgebieden van de geodesie, de luchtfotografie en de cartografie. Dat heeft het NGI goed begrepen en daarom heeft het zich ook geheel voluntaristisch aangesloten bij die dynamiek. Met deze nieuwe digitale technologien is het niet alleen zaak de cartografische informatie te produceren, maar ook ze voortdurend up-to-date te houden en ze ter beschikking te kunnen stellen van specifieke gebruikers in een vorm die toegespitst is op het gebruik door iedereen.
Van een monolithische en gecentraliseerde cartografische productie die gericht is op n producent van n type product voor iedereen, evolueert de wereld van de cartografie ontegensprekelijk naar een netwerkstructuur waar verschillende openbare en priv-producenten hun plekje opeisen, elk met hun eigen specifieke verzuchtingen en gebruiken. De geografische informatie raakt bovendien stap voor stap meer ingeburgerd in onze dagelijkse levenswandel, wat die evolutie nog zal doen toenemen. Veeleer een vrucht van de technologische evolutie dan van een politieke emancipatie, dwingt deze verandering de wereld van de cartografie tot een echte organisatorische omwenteling.
Door de akkoorden die werden gesloten met de regionale instanties, heeft het NGI getoond dat het de maat van deze evolutie kan houden. De organisatorische uitdaging voor het NGI ligt in het vervullen van zijn hoofdrol als d referentie, zowel op het gebied van zijn knowhow als van de basisgegevens, en dit voor zover mogelijk tegenover alle nieuwe actoren. De schitterende internationale erkenning die het NGI verwierf dankzij zijn digitale kaart op schaal 1:50 000 versterkt nog meer die rol als referentie en cordinator van de geografische informatie voor het Belgische grondgebied. Steunend op zijn 170 jaar
17
open kaart
ervaring Ð met veel luister gevierd Ð heeft het NGI ook aan iedereen getoond dat het zijn lange traditie kan koppelen aan hypermoderne producten zoals zijn langverwachte kaarten op schaal 1:10 000. Als federatiebouwer komt het erop aan een proactieve strategie te ontwikkelen die de communicatie over en weer met alle huidige producenten structureert. Zo kan voldoende coherentie worden bereikt en behouden om de cruciale rol van het NGI te blijven wettigen, ondanks ieders verzuchtingen die noodzakelijkerwijs talrijk en uiteenlopend zijn.
Naast deze doelstelling voor overleg zou het NGI ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de integratie en de validering van de gegevens die door andere, vaak minder ervaren instanties worden gemaakt. Voor zijn eigen productiestrategie komt het erop aan een beleid te voeren waarbij wordt gewaakt over de kwaliteit, de validering en het gebruik van de ontvangen informatie en waarbij tegelijk ook een soort gelijkvormigheidslabel vastberadenheid
van
het
gekoppeld
aan
NGI
wordt
toegekend.
aanhoudende
Alleen
diplomatieke
een
ambitieuze
inspanningen
kunnen
strategische daarbij
de
operationele moeilijkheden en obstakels die eigen zijn aan zoÕn samenwerking overwinnen. Het is nochtans een van de weinige wegen die leiden naar een cartografie die altijd up-to-date en thematisch pertinent is voor elke gebruiker. En het is tegelijk ook een noodzakelijke institutionele positionering om tot de internationalisering van de cartografische databases te komen waar de Europese constructie op blijft aansturen.
Professor Pierre Defourny Universit catholique de Louvain Ð Geomatica
Naam project: AGN ((Active Active Geodetic Network)
(Active Geodetic Network) VERANTWOORDELIJKEN Projectleider: Pierre Voet (G) Adjunct-projectleider: Filip De Doncker (G) Betrokken entiteiten: - CIV voor het aspect “data-communicatie” (Roland Lebailly) - OC Gis Vlaanderen (cel binnen de Vlaamse LandMaatschappij, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap); verantwoordelijk voor het “Flepos-netwerk” - MET (Ministère de l’Equipement et des Transports, Région wallonne) Département 432; verantwoordelijk voor het “Walcors-netwerk”
BESCHRIJVING Het doel van dit project is op een toekomstgerichte manier beantwoorden aan één van onze basistaken: de opbouw en het onderhoud van de geodetische netten. Met RTK2 GPS1 is het mogelijk geworden om bijna overal en zeer snel (na een paar seconden) nauwkeurige plaatsbepaling te doen. Voorwaarde hierbij is dat men moet beschikken over een netwerk van vaste GPS-ontvangers die permanent waarnemen. De data van deze ontvangers, verspreid over het ganse land, moeten on line gecentraliseerd, gecontroleerd en tot een correctiemodel verwerkt worden. De gebruikers kunnen dit correctiemodel via GSM inladen in hun eigen ontvanger. Zo komen ze samen met de satellietwaarnemingen tot coördiinaten met centimeternauwkeurigheid.
18
strategisch plan
figuur: schets van een netwerk van permanente GPS-stations
In 2001 hebben de gewesten initiatieven genomen voor de uitbouw van: - “Flepos”3, een netwerk van 35 permanente GPS-stations verspreid over het Vlaams Gewest. (verantw. bestuur: OC Gis Vlaanderen) - “Walcors”4, een netwerk van 23 permanente GPS-stations verspreid over het Waals Gewest (verantw. bestuur: MET D432)
Daarnaast had het NGI sedert eind 2000 een experimenteel netwerk van 4 permanente stations verspreid over het Brussels Gewest. Deze initiatieven zijn genomen zonder onderling overleg. Het doel van het NGI in het project AGN is nu: - een coördinerende rol te vervullen; - een volwaardige RTK-service aan te bieden binnen het Brussels Gewest; - ervoor te zorgen dat de coördinaten van alle permanente GPS-stations worden bepaald en gecontroleerd in hetzelfde referentiesysteem; - erover te waken dat de gebruikers tot resultaten komen die homogeen zijn over gans België, ongeacht welk van de drie netwerken wordt gebruikt; - testen uit te voeren met gegevens komende uit de drie netwerken en te proberen hiermee een nationaal correctiemodel op te stellen.
Streefdata: - aankoop van het nodige materieel: 2002 - start RTK-service in het Brussels Gewest: begin 2003 - samenwerking met de andere gewesten: 1ste fase: steun bij het opstarten en testen: 2002 – 2003 2de fase: het controleren van de stabiliteit van alle permanente stations is een opdracht die de directie van de geodesie zal blijven uitvoeren.
Naam project: DEM (Digital Elevation Model)
(Digital Elevation Model) VERANTWOORDELIJKE(N) EN BETROKKEN ENTITEITEN Projectleider: Steven Roovers (PT/VFSP) Adjunct-projectleider: Philippe Lambot (G) (Toekomstig) betrokken entiteiten: PT, G, CA, project SGISR,...
BESCHRIJVING Het project DEM omvat de aanmaak voor het nationale grondgebied van een naadloos DEM (Digitaal Hoogtemodel) dat bruikbaar is voor diverse toepassingen die met de basisinformatie van het NGI mogelijk zijn (o.a. hoogtelijnen voor de kaart, orthofoto’s, informatie voor SGISR,...). Het moet ook bruikbaar zijn voor de toepassingen die mogelijk zullen worden in de volgende jaren. Het DEM dient het werkelijke grondoppervlak weer te geven met een algemene nauwkeurigheid tussen 0.5 en 2 meter. De brongegevens voor dit project zijn gevarieerd. Er worden reeds bestaande gegevens op het NGI uitgebaat en ook worden er nieuwe metingen verricht. De gewesten zullen hierbij ook een belangrijke rol spelen.
19
strategisch plan
De kwaliteit en bijwerkingsgraad van het DEM zullen in verschillende fases worden verbeterd. In een eerste fase wordt beoogd tegen 2004 voor het nationale grondgebied een DEM te hebben met aanvaardbare kwaliteit. In volgende fasen zal deze dan stelselmatig worden verbeterd.
ILLUSTRATIES
het terrein zonder bomen of huizen in de buurt van Chimay (enkele km2)
Vallei van de Amblève met groeve in valleiwand
Schepdaal : DEM
Naam project:
(Seamless Geographic Information System of Reference) VERANTWOORDELIJKEN Projectleider: Eric Bayers (CA) Adjunct-projectleider: Ronny Wittesaele (CIV) Andere leden van de werkgroep: Anne Féchir (CA), Jan Beyen (PT), Ward Verlinden (CA) raadgevende leden: Guido Van Steen (PT), Jean-Pierre Mouton (CA) Betrokken entiteiten: CA, PT, CIV
BESCHRIJVING Tot nu toe bestond de hoofdopdracht van het NGI in het maken van kaarten.
20
strategisch plan
De technologische ontwikkelingen geven nieuwe mogelijkheden, maar vereisen ook een aanpassing van onze manier van werken. De nadruk komt te liggen op het ter beschikking stellen, via computers, van geografische basisinformatie. Deze informatie zal niet meer opgesplitst worden per kaartblad, maar als één geheel opgeslagen worden. Het nieuwe systeem moet op een economische wijze samengesteld en onderhouden worden, daarom worden zowel de taken nodig voor het vatten en bijwerken van de basisgegevens als de inhoud van de gegevens herbekeken. Dit toekomstig systeem moet zowel bruikbaar zijn voor nieuwe toepassingen als voor het maken van kaarten op schaal 1:10 000 en 1:50 000. Bijgevolg zal het als dusdanig hét referentiesysteem zijn.
GEASSOCIEERDE PROJECTEN 1. Modernisering van de technieken en methodes voor het beheer van de bijwerkingsinformatie Projectleider: J.-P. Mouton 2. Uitwerken en implementeren van nieuwe informatiekanalen voor de bijwerkingsinformatie en de gegevensuitwisseling Projectleider: J.-P. Mouton 3. Studie en voorstel van strategieën voor de bijwerking van de digitale topo-geografische gegevens van het NGI Projectleider: J. Henrion Adjunct-projectleider: J. Beyen 4. Studie en implementatie van een jaarlijks productieopvolgingssysteem (meten van de degradatie van de actualiteit van de gegevens SGISR) Projectleider: O. Swartenbroekx Adjunct-projectleider: H. Bruynseels 5. Studie en implementatie van een generalisatiemethode voor geografische gegevens, van toepassing op de productie van gesymboliseerde cartografische producten Projectleider: A. Féchir Adjunct-projectleider: J. De Waele 6. Ontwerpen en implementeren van een kwaliteitscontrolesysteem inzake geografische informatie Projectleider: J.-P. Beeckman Adjunct-projectleider: M. Van Den Herrewegen 7. Ontwerpen van een gegevensbank toponymie, geïntegreerd in het concept en model SGISR Projectleider: K. Van Doren 8. De basisinformatie aanvullen met adresbestanden (straatnamen, huisnummers, postcodes) Projectleider: L. Melis Adjunct-projectleider: P. Links 9. Ontwerpen van een beheer- en productiesysteem voor metagegevens Projectleider: J.-P. Mouton
Naam project : 10-2005
(Belgi op schaal 1 : 10 000 tegen 2005) VERANTWOORDELIJKEN Projectleider: Joost Vanommeslaeghe Adjunct-projectleider: Ward Verlinden Andere leden van de werkgroep: Jan Beyen, André Mostin Betrokken entiteiten : Vele afdelingen zijn rechtstreeks betrokken bij het project: de luchtopnamen, de geodesie, de terreinaanvulling (1:10 000), de restitutie, de gegevensproductie 1:10 000 maar onrechtstreeks zijn de meeste diensten van het NGI erbij betrokken, voor toelevering, ondersteuning…
BESCHRIJVING Het project heeft tot doel tegen het einde van 2005 te beschikken over de topografische inventaris ‘1:10 000’ van het hele land. Deze productielijn bestaat uiteraard reeds vele jaren maar moet, om de einddatum te halen, een bijzondere inspanning leveren. Eén van de zeer kritische punten van het project is alvast opgelost: dankzij enkele uitzonderlijke perioden van mooi weer in februari en maart 2002 beschikken we over goede luchtfoto’s voor de rest van het project. Verder doen alle betrokken diensten een grote inspanning om het productieritme op een hoog peil te houden.
21
strategisch plan
ILLUSTRATIES 1
luchtfoto
2
aangevulde foto
3
gerestitueerde gegevens
4
verwerkte en gesymboliseerde gegevens
Naam project: GID (Geographic Information Distribution)
(Geographic Information Distribution) VERANTWOORDELIJKEN Projectleider: R. Muylaert Adjunct-projectleider: C. Stacino Betrokken entiteiten: CDC, CIV, JS
BESCHRIJVING De doelstelling van deze projectgroep is door allerlei activiteiten de verspreiding van NGI-producten te optimaliseren. Het betreft hier zowel de papieren kaarten als de digitale gegevens. Wat deze laatste producten betreft wil de projectgroep dat ze in voldoende mate bijdragen tot de ontwikkeling van België en dit zowel op economisch, sociaal, bestuurlijk als ecologisch vlak. Om aan deze doelstellingen te voldoen, worden nieuwe producten ontwikkeld zodat onze producten een veel grotere verspreiding krijgen (cd-rom met de rasterkaarten 1:50 000 voor het grote publiek) en beter aan de noden van de gebruiker voldoen (print-on-demand op plotter bij CDC). Daarnaast wordt een prijzenpolitiek uitgewerkt die aan de verwachtingen van de potentiële gebruikers voldoet. De prijs mag deze personen zeker niet afschrikken om zich de NGI-producten aan te schaffen.
22
strategisch plan
De algemene politiek moet pro-actief zijn, waarbij het aspect klantgerichtheid niet uit het oog mag verloren worden. Daarom wordt gestreefd naar het ontwikkelen van: - een goede documentatie van alle NGI- producten; - voorbeelden van toepassingen; - een goede naverkoopservice. Last but not least betekent dit concreet ook de uitbouw van een goede website met de nodige WebGIS-toepassingen. Verschillende subprojecten concentreren zich op elk van deze doelstellingen: - ontwikkeling van cd-romproducten (G. D'hoker) - distributie van analoge producten op aanvraag (printing-on-demand) (M. Michiels) - prijzenpolitiek (R. Muylaert en C. Stacino) - producten en informatie over de bestaande producten (M. Michiels en H. Prils) - ontwikkeling van WebGIS-toepassingen (D. Flandroit en R. Muylaert)
ILLUSTRATIES
Begin 2002 keurde de minister van Defensie het strategisch plan goed dat het Instituut in de loop van 2000 en 2001 heeft uitgewerkt. Dit plan behelst verschillende technische en methodologische projecten, waaronder de vijf projecten die hiervoor zijn aangehaald. Een niet onbelangrijk luik van dit meerjarenplan heeft tot doel onze organisatie aan te passen aan de constant evoluerende omgeving en in het bijzonder aan de nieuwe communicatie- en informatiekanalen. Het Change Management Team (ChMT) werd in het leven geroepen om dit veranderingsproces te ondersteunen. Het team bestaat uit alerte en dynamische medewerkers van zowel technische als administratieve diensten, wie het aan bereidwilligheid en motivatie niet ontbreekt. Om dit doel te bereiken, wil het ChMT in vier domeinen actief zijn. In de eerste plaats wil het een motiverender werkklimaat creëren, wat de realisatie van de visie op verandering op lange termijn ten goede komt. In de tweede plaats wil het team een hulp zijn in de begeleiding van het veranderingsproces, niet in het minst door de communicatie rond de vooruitgang van de projecten te stimuleren en te helpen organiseren. Bovendien staat het ChMT in voor analyses en adviezen over de communicatie en de verandering van de bedrijfscultuur en formuleert het actievoorstellen daarover. Ten slotte tracht het op vele vlakken een bemiddelende rol te spelen door zowel klankbord als spreekbuis te zijn en door de luisterbereidheid en zin voor dialoog op elk niveau te verhogen. In dit kader heeft het ChMT in de loop van 2002 binnen het NGI een visuele communicatiecampagne (affichecampagne) gevoerd rond teamwerk. Ook is begonnen met de uitgave van een brochure die tot doel heeft vijf projecten van het NGI op een voor iedereen begrijpelijke manier voor te stellen. Deze brochure, bestemd voor alle personeelsleden, zal begin 2003 worden uitgebracht en zal ook regelmatig worden bijgewerkt.
23 chMT
DE VERANDERING IN DE KAART SPELEN
“Veranderen om te verbeteren, verbeteren om te veranderen”
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
PERSUITTREKSELS
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
24
persuittreksels
GEODESIE
25
geodesie
DE LAATSTE MEETPAAL !
SUPPORT SERVICES
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES IE 1. Inleiding Sinds ruim anderhalve eeuw staat de directie van de Geodesie in voor de materialisatie, de opmeting en de berekening van het nationaal geodetisch net. Vandaag is het uiterst gemakkelijk geworden om met behulp van moderne meettechnieken zoals GPS een “nauwkeurige” plaatsbepaling uit te voeren. Komt hiermee dan een einde aan de taken van de Geodesie? Sommige operaties zullen afgezwakt worden of zelfs verdwijnen. Haar hoofdopdracht -“het verzekeren van een uniek nationaal referentiesysteem”- blijft echter meer dan ooit actueel. Uit ervaring hebben we geleerd dat bij de gebruiker nog heel wat misverstanden bestaan inzake referentiesystemen en coördinaten. Deze misverstanden trachten we te illustreren aan de hand van een viertal “mythes”.
Mythe 1: “De geografische breedte en de lengte van een punt aan de grond zijn uniek” Om een aantal historische en ook wetenschappelijke redenen is dit onjuist. Er bestaan in werkelijkheid verschillende referentiemeridianen met l=0° en referentiecirkels met J=0°. De referentiemeridiaan ligt altijd wel ergens in de buurt van Greenwich en de referentiecirkel in de omgeving van de Evenaar, maar een absolute overeenkomst bestaat helemaal niet. Onderstaande figuur toont de positie voor drie punten die dezelfde lengte en breedte hebben, maar die in drie verschillende referentiesystemen (ETRS89, Lambert72, ED50) bepaald werden. Om zeer plausibele redenen worden elk van deze referentiesystemen in België gebruikt en geen van hen is foutief.
Fig.1: Drie punten met dezelfde lengte en breedte maar in drie verschillende referentiesystemen. Het kaartuittreksel is een vierkant met een zijde van exact 250 m.
26 geodesie
Mythe 2: “De coördinaten van een punt aan de grond kunnen nooit veranderen”. Er bestaan twee grondige redenen waarom de coördinaten van een punt aan de grond kunnen evolueren. In het verleden waren verscheidene decennia nodig alvorens een landsbedekkend geodetisch net kon ingemeten en berekend worden. In die periode evolueerden zowel de meettoestellen (afstandsmeters, GPS) als de wiskundige modellen waarover de geodeet kon beschikken. Het NGI (MGI) heeft er steeds naar gestreefd om de meest recente technieken in te zetten voor die basisopdracht. Een logisch gevolg hiervan is dan ook dat de coördinaten van het basisnet (planimetrie en altimetrie) kunnen evolueren, liefst in een gunstige zin d.w.z. met een hogere nauwkeurigheid en een betere betrouwbaarheid. Recent is ook de trend ontstaan om een “globaal” (ITRS = International Terrestrial Reference System) laat staan een “continentaal” referentiesysteem (zoals ETRS = European Terrestrial Reference System) te gebruiken voor lokale toepassingen. In principe is daar geen enkel bezwaar tegen, maar men moet zich dan ook realiseren dat hoe groter de oppervlakte wordt waarover men een uniek referentiesysteem wenst te definiëren, des te gevoeliger men wordt voor de dynamische effecten van de Aarde (continentale drift bijvoorbeeld). Het is voldoende bekend dat het ETRS-referentiesysteem zich verplaatst t.o.v. het ITRS-referentiesysteem met een snelheid van ongeveer 1.5cm/jaar1. Om hieraan te verhelpen worden de coördinaten van globale of continentale referentiesystemen op een bepaald ogenblik “bevroren” (voor ETRS = 1989).
Mythe 3:”Er bestaan juiste wiskundige formules voor overgang van één referentiesysteem naar een ander” Hierover bestaan ook nog een aantal misverstanden. De formules voor overgang van de ellipsoïde naar het vlak van de kaart (J,l =>x, y) of voor overgang van de cartesiaanse coördinaten naar geografische coördinaten en ellipsoïdale hoogte (X, Y, Z<=>J,l,h) zijn wiskundig correct. Voor de overgang van één referentiesysteem naar een ander (van ETRS89 naar Lambert72 bijvoorbeeld) kan dit niet meer gezegd worden. Juiste formules bestaan enkel in de theoretische wereld van de zuivere geometrie. In de praktische wereld van “gekende coördinaten” gaat dit niet meer op. De coördinaten van een punt worden meestal bekomen door een groot aantal waarnemingen die onvermijdelijk onderhevig zijn aan fouten (systematische en toevallige). Daarenboven steunt het wiskundig model dat voor de transformatie gebruikt wordt op een aantal veronderstellingen die ook maar benaderend zijn. Het gevolg hiervan is dat een transformatie tussen twee referentiesystemen nooit wiskundig correct is. De vraag die we ons dan ook moeten stellen is: “Welke nauwkeurigheid heb ik nodig bij overgang van het ene referentiesysteem naar het andere?”. Voor een nauwkeurigheid van 0.5m tot 1m is er geen enkel probleem. Voor een hogere nauwkeurigheid (1cm tot 10cm) moeten speciale technieken gebruikt worden. Deze hoge nauwkeurigheid kan slechts “lokaal” bekomen worden.
Mythe 4: “De hoogte h bekomen door GPS is de werkelijke hoogte” Hier stelt zich het probleem van de keuze van een referentievlak voor hoogte. Wanneer we over hoogte spreken denken we onbewust aan de begrippen “hoger” en “lager”. Een equipotentiaaloppervlak van het zwaartekrachtveld (de geoïde) is dan ook de enige aanvaardbare keuze. De hoogtes H van het TAW-net (Tweede Algemene Waterpassing) zijn gegeven t.o.v. een equipotentiaaloppervlak dat ongeveer overeenstemt met het gemiddelde van de lage getijden. 1 Carin Bruyninx “Global and European Reference Systems” Studiedag Koninklijke Belgische Vereniging der Electrotechnici – Global Navigation Satellite Systems” KMS – 28 november 2002.
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODE
SIE GEOD ESIE GEO DESIE GE ODESIE G EODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES De hoogte h bekomen door GPS-waarnemingen wordt gegeven t.o.v. een wiskundig oppervlak, nl. de ellipsoïde geassocieerd aan de GPS-configuratie. IE De hoogte h is dus een louter wiskundig begrip dat geen enkel verband heeft met de zwaartekracht en dus ook niet met de richting waarin het water stroomt. Het verschil tussen beide noemt men de geoïdale hoogte N. In Fig. 2 wordt het theoretisch verband tussen deze verschillende hoogtebegrippen geïllustreerd. In werkelijkheid is het iets ingewikkelder. Fig. 3: geeft een beeld van de variatie van de waarde van N over België (berekend in 3500 punten).
H
h
TOPOGRAFISCH OPPERVLAK
GEOÏDE (globaal)
N ELLIPSOÏDE
Fig. 2: Verband tussen waterpassingshoogte H, ellipsoïdale hoogte h en geoïdale hoogte N
27
geodesie
Fig. 3 Variatie van de waarde van N over België
2. Activiteiten in 2002 In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over “geïntegreerde” Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding bijvoorbeeld) hebben we vooral aandacht besteed aan de thema’s die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van haar hiërarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Project AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten. In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1…n) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman-filter. Een Kalman-filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de coördinaten van ieder referentiestation maar zal bijvoorbeeld ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE Fig. 4: Principiële werking van een permanent GPS-net GEODESIE GEODESIIE E GEODES IE
STATION 1
STATION n
STATION 2
GPS-waarnemingen
Internetverbindingen (PL)
Controlestation Kalman-filter dynamisch model
meetmodel
correctievector voor ieder referentiestation berekening van een correctie-oppervlak berekening van de correctieparameters voor de gebruiker
DE GEBRUIKER
28 geodesie
Het moeilijkste probleem bij het opstarten van een permanent GPS-net is ongetwijfeld het probleem van de communicatie (tussen de permanente stations en het controlecentrum enerzijds en tussen het controlecentrum en de gebruiker anderzijds). Dankzij een vlotte samenwerking met de dienst Informatica van het NGI werden ook deze problemen opgelost. 2.2. Aansluiting van de regionale permanente GPS-netten Dit probleem sluit nauw aan bij “Mythe 1”. Het is welbekend dat zowel het Vlaams als het Waals Gewest een eigen permanent GPS-net aan het ontwikkelen zijn (respectievelijk FLEPOS en WALCORS). Aan het NGI werd de taak opgedragen de ETRS89-coördinaten van deze permanente stations te bepalen en vervolgens ook de transformatieparameters te bepalen (“Mythe 3”). Voor het FLEPOS-net werden alle waarnemingen en “voorlopige” berekeningen reeds uitgevoerd. Fig. 5 geeft een beeld van de aansluiting van het BEREF-net (beperkt tot de regio Vlaanderen) aan het Europees net EUREF. Fig. 6 toont het aansluitingsnet van FLEPOS aan BEREF. KOSG DELF
HERS
DENT
BRUS
EISDEN
EUSK
DOUR
Fig. 5: Aansluiting van BEREF aan EUREF
MLVL KARL
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODE
SIE GEOD ESIE GEO DESIE GE ODESIE G EODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES IE
Fig.6: Aansluiting van FLEPOS aan BEREF
Alle GPS-basissen werden met de “Bernese software” berekend. Voor de berekening van de coördinaten werd “Move 3D” gebruikt. De nauwkeurigheid t.o.v. de vaste punten (BEREF en EUREF) bedroeg ongeveer 3mm in de drie dimensies. Het adjectief “voorlopig” vraagt wel een woordje uitleg. Om een aantal logistieke redenen kon het WALCORS-net nog niet opgemeten worden. Voor het behoud van de eenheid van het net zou het wenselijk zijn beide netten, FLEPOS en WALCORS, samen met BEREF te vereffenen. Vermoedelijk zullen de coördinaten slechts enkele mm veranderen.
2.3. Globale vereffening van het geodetisch net
29
geodesie
Dit probleem is nauw verbonden aan Mythe 2. Van 1988 tot 2002 heeft de directie ongeveer 8000 onafhankelijke GPS-basissen ingemeten in ongeveer 4200 stationeerbare punten. De huidige densiteit bedraagt 1punt/8km2. Op 15 mei 2002 werd “officieel” de laatste meetpaal te Botassart geplaatst.
Fig.7: Plaatsing van de “laatste paal” te Botassart
We hebben dan ook het idee opgevat om dit netwerk samen met de BEREF-,FLEPOS- en WALCORS-metingen globaal te vereffenen. Een eerste berekening gaf reeds hoopvolle resultaten.
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES IE 2.4. Berekening van een correctieoppervlak voor hoogte (Project Gravimetrie) Uiteraard is dit probleem nauw verbonden aan Mythe 4. Ons uiteindelijk doel is aan de gebruiker een correctieparameter te leveren waarmee hij (liefst in werkelijke tijd) de ellipsoïdale hoogte h kan omvormen tot een fysische hoogte H . In Fig. 3 werd reeds een beeld gegeven van de waarde van N=h-H over België. Theoretisch hebben we dat: h-H-N=0 Om tal van redenen1 is dit niet zo. In werkelijkheid hebben we dat: h-H-N = f(J,l) In een eerste benadering hebben we voor een zeer eenvoudige functie gekozen: f(J,l) = a+b(J_J0) + c(l_l0) cosJ Sinds 1988 heeft de directie de voorzorg genomen om in bijna ieder gestationeerd GPS-punt ook de hoogte H te bepalen. Voor de bepaling van de geoïdale hoogte N hebben we beroep gedaan op de Europese gravimetrische geoïde EGG97 (European Gravimetric Geoid 1997). Met behulp van de methode van de kleinste kwadraten kunnen we dan de onbekende coëfficiënten a, b en c van de functie f(J,l) bepalen. In Fig. 8 wordt een beeld gegeven van de residu’s in 3500 punten. De standaardfout op dit histogram bedraagt ongeveer 3cm. 1400
1200 1000
800 600
Fig.8: Histogram van de residu’s na vereffening
Verticale as = aantal punten Horizontale as = meter
400 200 0
- 0.2
- 0.15
-0.1
-0.05
0
0.05
0.1
0.15
In: 3. Doelstellingen voor 2003, wordt uiteengezet hoe we hopen een hogere nauwkeurigheid te bekomen.
30
geodesie
2.5. Geodetische documentatie Sinds zijn ontstaan heeft het NGI (MGI) steeds zijn geodetische documentatie onder een of andere vorm (brochure, individuele steekkaart) ter beschikking gesteld van de gebruiker. Ongeveer anderhalf jaar geleden hebben we eraan gedacht deze informatie ook via de website ter beschikking te stellen. In samenwerking met de dienst Informatica werd een veelbelovend prototype voor het altimetrisch net uitgewerkt. Fig.9 geeft een beeld van de informatie die nu reeds theoretisch beschikbaar is voor de website. Ongeveer 13.000 van de 19.000 merktekens werden “administratief” herzien d.w.z. nazicht op het bestaan of de bruikbaarheid van het merkteken, bijgewerkte beschrijving, digitale kleurenfoto’s.
B D
G
Q N
C
P
I
E
M K S J R O
Fig.19: Herziening van het altimetrisch net
U
T
V
Van deze herziening werd eveneens gebruik gemaakt om de technische steekkaart een moderner uitzicht te geven (zie Fig. 10). Omwille van tal van andere activiteiten zijn voor het planimetrisch net nog maar 20% van de punten publiceerbaar op Internet. Vanaf 2003 is hiervoor een inhaalbeweging voorzien. 1 Van den Herrewegen M. “GPS en hoogte” – Studiedag KVIV “Topografie en Hydrografie – Vandaag en Morgen” – 22 oktober 2002
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODE
Fig.10: Nieuwe lay-out voor de altimetrische steekkaart.
31 geodesie
SIE GEOD ESIE GEO DESIE GE ODESIE G EODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES IE
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODE
SIE GEOD ESIE GEO DESIE GE ODESIE G EODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE
2.6. Klassieke opdrachten
Naast de laatste geodetische verdichting van het Blad 67 waren de terreinactiviteiten vooral geconcentreerd rond de opmeting van controlepunten ten behoeve van de directie “Fototopografie”. Voor de inmeting van controlepunten voor orthofoto’s wordt de dGPS-techniek gebruikt (nauwkeurigheid beter dan 0.5m). Voor het inmeten van de controlepunten voor de productie van de kaart 1:10 000 wordt de GPS/RTK-techniek gebruikt (nauwkeurigheid beter dan 0.1m). Fig. 11 geeft een beeld van de activiteiten voor orthofoto's. Fig 12. geeft een beeld van de activiteiten rond de voorbereiding voor de kaartproductie 1:10 000.
4-5
1-7
2-8
3-9
11 - 12
13
6 - 14
15
16
17
10 - 18
19 - 20
21
22
23
24
25
26
27 - 28 - 36
29
30
31
32
33
34
37
38
39
40
41
42
44
45
46
47
48
49
50 -50A
51
52
53
54
55
56 - 56A
57
58
59
60
64
65
35 - 43
Fig.11: Voorbereiding orthofoto’s
62
61
63 - 66 67 - 70
68 - 69 71 - 72
32 geodesie
4-5
1-7
2-8
3-9
11 - 12
13
6 - 14
15
16
17
10 - 18
19 - 20
21
22
23
24
25
26
27 - 28 - 36
29
30
31
32
33
34
37
38
39
40
41
42
44
45
46
47
48
49
50 -50A
51
52
53
54
55
56 - 56A
57
58
59
60
64
65
35 - 43
Fig.12: Voorbereiding kaart 1:10 000
62 63 - 66
67 - 70
68 - 69 71 - 72
61
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES 2.7. Speciale Werken IE Verscheidene, relatief kleine opdrachten voor derden werden in de loop van het jaar 2002 uitgevoerd. We vermelden er slechts een drietal: * Fotogrammetrische voorbereiding van de luchthavens van Oostende en Deurne voor het “Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Administratie Wegen en Verkeer – Afdeling Personenvervoer en Luchthavens”. * Opmeting voor het “Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Departement Leefmilieu en Infrastructuur –Afdeling Waterwegen Kust” - Plaatsbepaling en Waterpassing van drie getijmeters - Plaatsbepaling van 4 meetpijlers in zee
Fig. 13: De meetpaal “Westhinder” met GPS-antenne
* Opmeting van tientallen hoogspanningsmasten voor “ELIA” met dGPS
Fig. 14: Opmeting van hoogspanningsmasten
33
geodesie
3. Doelstellingen voor 2003 De voornaamste doelstellingen voor 2003 zijn: * het uitbreiden van het permanent GPS-net * het uitvoeren van een globale vereffening * het berekenen van een betere gravimetrische geoïde * het bepalen van een nauwkeuriger correctie-oppervlak voor hoogtebepaling * het berekenen van nauwkeuriger nationale en lokale transformatieparameters * het beschikbaar stellen van al deze informatie in de permanente GPS-stations Merk op dat (zoals geïllustreerd in Fig. 15) al deze doelstellingen erg gecorreleerd zijn. GRAVIMETRISCHE GEOÏDE Fig. 15: Verband tussen de verschillende doelstellingen
GLOBALE VEREFFENING
CORRECTIEOPPERVLAK
TRANSFORMATIEFORMULES ETRS89 LB72
PERMANENTE GPS-NETTEN
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODE
SIE GEOD ESIE GEO DESIE GE ODESIE G EODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES Voor de bepaling van het correctieoppervlak (zie 2.4.) hebben we voorlopig de Europese Gravimetrische Geoïde EGG97 gebruikt. Voor de bepaling van IE
deze gravimetrische geoïde werden minder dan 10% van de beschikbare gravimetrische punten gebruikt. In samenwerking met de Koninklijke Sterrenwacht van België wensen we een nieuwe lokale geoïde te berekenen gebruikmakend van de ongeveer 30.000 ingemeten gravimetrische punten. Deze berekening moet leiden tot een nauwkeuriger bepaling van de geoïdale hoogte N. De uitvoering van een globale vereffening geeft verscheidene resultaten: * Zoals reeds uitgelegd in §2.2. en §2.3. wordt hierdoor de homogeniteit tussen de verschillende netten (FLEPOS, WALCORS en GPSBru) en de integratie in EUREF verzekerd. De coördinaten van de verschillende permanente GPS-stations kunnen dan als “definitief” beschouwd worden. * Integreren we in deze basisvereffening ook nog de duizenden GPS-basissen die in de afgelopen jaren opgemeten werden, dan kunnen we tot een werkelijk homogeen geodetisch net komen. Deze homogeniteit kan enkel leiden tot betere transformatieparameters (Mythe 3). Sommigen stellen dan ook de vraag of dit niet het geschikte moment is om ook van kaartvoorstelling te veranderen. In een artikel hebben we deze problematiek trachten te verduidelijken en werd een oproep tot medewerking gedaan. De reactie is verbijsterend: “geen enkele reactie”. Ofwel gaat de gebruiker akkoord met onze voorstellen, ofwel besteedt hij er geen aandacht aan! * Een bijproduct van deze globale vereffening is een betere ellipsoïdale hoogte h die voor de bepaling van het correctieoppervlak gebruikt kan worden. Voor de bepaling van een correctieoppervlak (Mythe 4) in hoogte zijn drie types waarnemingen nodig: * De ellipsoïdale hoogte h * De geoïdale hoogte N * De waterpassingshoogte H en een correctiefunctie f(J,l). Zoals reeds aangetoond kunnen door de globale vereffening en het berekenen van een nieuwe gravimetrische geoïde betere waarden voor h en N bekomen worden. De horizontale waterpassing van 3500 punten is economisch niet meer haalbaar. Het zou nochtans wenselijk zijn voor bijvoorbeeld alle permanente GPS-stations een nauwkeurigheidswaterpassing (en een gravimetrische meting?) uit te voeren. Aan deze punten kan dan een hoger gewicht toegekend worden bij de bepaling van de correctiefunctie f(J,l). Voor deze correctiefunctie hebben we tot nu toe een zeer eenvoudige formulering gebruikt (3 coëfficiënten). Een betere correctiefunctie (gebruik van de methode van de Eindige Elementen) zou tot een nauwkeuriger correctieoppervlak (beter dan 1cm?) kunnen leiden.
34 geodesie
De resultaten van zowel de globale vereffening als van het correctieoppervlak zouden moeten leiden naar een bepaling van betere transformatieparameters. Bij de overgang van vlakke LB72-coördinaten (x,y) naar cartesiaanse coördinaten (X,Y,Z) gebruikten we tot nu toe de waterpassingshoogte H. Dit wiskundig model is slechts benaderend (Mythe 3). Na de bepaling van het correctieoppervlak krijgen we echter een idee over het verband tussen H en de ellipsoïde van Hayford. Dit zou ons moeten toelaten nauwkeuriger translatie- en rotatieparameters te bepalen tussen de ellipsoïde van Hayford en de ellipsoïde GRS80. Een bijkomend probleem is de continuïteit van de lokale transformatieparameters tussen aangrenzende zones. Hiervoor werd reeds een oplossing gevonden (Grid correction), maar die is in onze ogen nog niet optimaal. Tenslotte, en misschien wel het belangrijkste, zou al deze informatie via de permanente GPS-stations ter beschikking van de gebruiker moet worden gesteld. Hierbij rijzen er nog twee technische problemen : * Verdere integratie van de permanente GPS-stations van de gewesten (of een selectie ervan) in het nationaal referentienet. Fig. 16 geeft reeds een beeld van de integratie van de FLEPOS-stations (situatie 15 november 2002) en het GPSBru-station Ukkel.
51.5 ZEEBRUGGE
BRECHT
98.7km 44.1km
60.9km
60.5km
ZELZATE
NEERPELT
47.9km
50.8km
VEURNE
61.2km 62.2km
40.1km
51.0
22.6km
64.6km
MAASEIK
39.1km
58.9km
49.0km DIEST
41.9km
44.3km 37.2km
OUDENAARDE 52.4km 88.6km
38.1km
52,6km 78.8km UKKEL
MENEN
TONGEREN
GIS
50.5
VLAANDEREN 7.5
3.0
Fig. 16: Integratie van FLEPOS en GPSBru
3.5
4.0
4.5
5.0
5.5
GEODESIE
GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODE
SIE GEOD ESIE GEO DESIE GE ODESIE G EODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIE GEODESIIE E GEODES IE
Fig.17: Het WALCORS-net KA
BZ
OT
OS
BA
NI
ST NA
SG
HU WB
CH
SV FV OH
MF TE
MA
MB
LE FL AR MX
In de loop van 2003 hopen we eveneens het WALCORS-net (of een gedeelte ervan) te kunnen integreren in het nationaal referentienet. Fig. 17 geeft een beeld van het WALCORS-net.
35
geodesie
* De overdracht van al deze informatie (correctieparameters, transformatieparameters, correctie in hoogte) naar de gebruiker is niet zo evident. De voornaamste hindernis hierbij is dat het huidige internationale RTCM-formaat niet toelaat al deze gegevens door te sturen. Het RTCM-formaat staat voor het ogenblik ter discussie en de directie tracht deze evolutie aandachtig te volgen. Uiteraard zijn al deze ambitieuze doelstellingen niet haalbaar zonder een budgettaire ondersteuning. Voor 2003 verwachten we vooral: * Project AGN: een uitbreiding van het aantal licenties Geo++ voor integratie van de regionale permanente GPS-netwerken. * Project Gravimetrie: de berekening van een nationale geoïde en een correctie-oppervlak. Alle andere doelstellingen hopen we met eigen middelen te verwezenlijken.
Project AGN Filip De Doncker
36 geodesie
Na ongeveer 14 jaar terreinwerkzaamheden werd mij gevraagd om mee te werken aan het project GPSBRU, de voorloper van het project AGN. Dit project werd opgestart door dhr. Van Den Herrewegen en was in feite het begin van een nieuw tijdperk in de geodesie. Zoals elke sector is ook de geodesie onderworpen aan veranderingen in de technologie en het was duidelijk dat aan het klassiek geodetisch net een uitbreiding moest komen in de vorm van een elektronisch net. In de loop van 2002 zijn er veel onderhandelingen geweest met de gewesten over de mogelijke samenwerking tussen hen en het NGI. Het was en is een delicate oefening. Maar we zijn er toch in geslaagd om enkele lijnen af te bakenen en binnen ons beperkt budget (de gewesten hebben samen ettelijke tientallen miljoenen oude Belgische franken uitgegeven) een project uit te werken dat een belangrijke richting uitstippelt binnen de geodesie voor de toekomst. De praktische uitwerking van het project was en is alleen maar mogelijk door de intense samenwerking tussen de informaticadienst en de Geodesie. Aangezien we spreken over een elektronisch netwerk, spreken we over online data die moet opgehaald worden en verstuurd worden naar verschillende plaatsen via internet-, intranet-, en LAN-verbindingen, met oog voor kwaliteit, kwantiteit en de beveiliging van de gegevens en de beveiliging van ons eigen NGI-computernetwerk. Anderzijds is de inbreng van de Geodesie naar het concept toe onontbeerlijk en is dit project een bewijs van moeten en kunnen samenwerken over de verschillende diensten heen. Het project AGN heeft verschillende luiken en gelukkig is één van die luiken het bepalen van de coördinaten van de referentiestations voor de gewesten. Op deze manier zijn we er zeker van dat alle stations in hetzelfde referentiesysteem (over gans België) zitten en kunnen er op uniforme wijze transformatieparameters opgesteld worden. Een tweede luik binnen het project, namelijk de online controle en verspreiding van de waarnemingen binnen het Brusselse gewest (= RTKdienstverlening) en de online controle van het WALCORS-netwerk, stelt ons in staat om mee te zijn met de nieuwe technologie en dankzij de overeenkomst met de gewesten (gebruik van online data) deze technologie te testen over het ganse Belgische grondgebied. En een derde luik van het project, de postprocessing van alle referentiestations, zal een garantie zijn voor de gewesten dat de stations continu gecontroleerd worden op hun stabiliteit en dit alles binnen hetzelfde referentiesysteem. Er is gedurende het laatste jaar enorm veel werk verzet in het project AGN en er zijn nog een aantal zaken die verder moeten worden uitgewerkt (gegevens van AGN op onze website plaatsen, de verbinding naar het Waals gewest uitvoeren, plaatsen en aansluiten van onze eigen referentiestations in het Brussels gewest en starten met de postprocessing via de Bernese-software). De tijd is ook gekomen dat de cartografen binnen de Geodesie de verschillende onderdelen van AGN onder de knie krijgen. Eens dat alle elementen op kruissnelheid draaien, wacht ons de belangrijke taak om meer en meer kennis op te doen zodat we als NGI een volwaardige medespeler mogen zijn. Misschien is er de mogelijkheid om sommige coördinerende taken te doen binnen België en Europa. Het is mijn hoop dat de gewesten meer en meer vertrouwen zullen stellen in ons om tot een nog betere samenwerking te komen.
21 januari 2003
fototopografie
37 UIT FOTOÕS ONTSTAAN BERGEN, BEKEN EN BANEN...
FOTOTOPOGRAFIE
Luchtfoto’s, fotogrammetrie en aanvulling Bijna alle elementen die op de basiskaart op schaal 1:10 000 worden voorgesteld, worden opgemeten op basis van luchtfoto’s* en fotogrammetrische* technieken. In de loop der jaren kende de fotogrammetrie een ingrijpende evolutie: na de overschakeling van ‘analoge restitutie’ (met mechanische apparaten) naar ‘analytische restitutie’ (met computergestuurde analoge apparaten) wordt de fotogrammetrie vandaag met zuiver digitale technieken uitgevoerd (met apparaten zonder mechanische onderdelen). Naast verscheidene andere voordelen, waarover verder meer uitleg wordt gegeven, biedt de digitale fotogrammetrie diverse mogelijkheden om bepaalde bewerkingen geheel of gedeeltelijk automatisch uit te voeren. Zo kan onder andere de positie van elke foto nu sneller berekend worden. Ook de moderne landmeetkundige technieken die worden toegepast bij de terreinvoorbereiding zorgen voor een sneller resultaat. Het aantal luchtfoto’s dat jaarlijks genomen wordt is de laatste jaren dan ook sterk toegenomen. Dit grote aantal beelden kan voortaan vlot gepositioneerd worden. Op die manier beschikken we over direct bruikbare georiënteerde beelden van heel het land. Gecombineerd met een digitale exploitatie van deze beelden kan het scala van toepassingen sterk worden uitgebreid, wat geïllustreerd wordt door de volgende voorbeelden:
Voorbeelden 1 en 2 - analytische fotogrammetrie Met behulp van analytische apparaten kon men al snel driedimensionale coördinaten bekomen. De gewone stereo-uitwerking is hier de meest courante toepassing van.
1
38
fototopografie
* Luchtfotografie
2
Het NGI bestelt zijn luchtopnamen bij gespecialiseerde firma’s. Voor zijn toepassingen wordt tegenwoordig op een hoogte van 3200 tot 4400 m gefotografeerd. Grote ‘blokken’ bestaande uit honderden foto’s worden in één vlucht gefotografeerd. Luchtfoto’s overlappen elkaar voor zo’n 60% wat stereoscopisch gebruik door fotogrammetrie mogelijk maakt.
* Fotogrammetrie Fotogrammetrie is de techniek waarmee tweedimensionale of (meestal) driedimensionale metingen kunnen worden uitgevoerd op basis van beelden. Die beelden zijn meestal foto’s, maar het kunnen ook ruimtebeelden, radarbeelden, enz. zijn. De metingen gebeuren meestal door stereoscopische waarnemingen in speciaal hiervoor ontworpen apparaten. Deze bewerking wordt ‘restitutie’ of ‘stereo-uitwerking’ genoemd. Met software die een correlatie tussen beelden berekent, kan bepaalde informatie ook automatisch of halfautomatisch gegenereerd worden.
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Voorbeelden 3 en 4 - digitale fotogrammetrie Digitale apparaten integreren grafische elementen zoals lijnen en punten in het driedimensionale beeld dat gecreëerd wordt door twee luchtfoto’s. Zo kan men zeer vlug bepaalde praktische problemen oplossen zoals: “Is punt B op het terrein zichtbaar vanuit punt A?”.
3
De belangrijkste nieuwe toepassing voor onze werkzaamheden is zeker de mogelijkheid om snel nieuwe elementen op de foto’s te detecteren en op te meten, wat van groot belang is voor de bijwerking.
4
39
fototopografie
Een restituteur in actie
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Voorbeeld 5 - orthofoto Wie een eenvoudigere techniek van digitalisering op basis van luchtfoto’s zoekt, kan ook met orthofoto’s werken. Een eenvoudige opdracht kan bijvoorbeeld zijn: “Geef de oppervlakte van perceel A”. Orthofoto + software -> grafisch bestand of -> data
5
Fotogrammetrie wordt door het NGI toegepast voor vier soorten opdrachten: stereo-uitwerking van de data op schaal 1:10 000, speciale werken, orthofoto’s en digitale terreinmodellen.
- In 2002 kende de stereo-uitwerking van de data 1:10 000 een sterke toename: 2996km2 werden opgemeten.
40
fototopografie
- De speciale werken bestonden hoofdzakelijk uit studies die verband hielden met de luchtvaart en luchtvaarthindernissen rond de luchthaven van Oostende. Digitaal model van de luchtvaarthindernissen rond de luchthaven van Oostende:
-Op het gebied van orthofoto’s* werden voor 17 volledige en 2 halve kaartbladen (1:50 000) digitale orthofoto’s met een resolutie van 0.5m berekend. Het NGI heeft hiermee al een gedeelte van de derde editie van orthofoto’s gerealiseerd, namelijk de derde overdekking sinds 1995 toen men voor het eerst beelden voor het hele land produceerde (toen nog met een resolutie van 1m).
Details van een orthofoto met een resolutie van 0.5m:
41
fototopografie
* Orthofoto's Cruciaal in de voorbereiding van een fotogrammetrisch project is de uitvoering van de luchttriangulatie* van het fotoblok. Deze bewerking is al in sterke mate geautomatiseerd.
Detail van een blok met waarnemingen:
Een gescande luchtfoto kan – voor elke pixel – herberekend worden in functie van de positie van de camera op het ogenblik van de opname en in functie van het reliëf dat beschreven is in een digitaal terreinmodel. Het resultaat is een metrisch gecorrigeerd beeld, georiënteerd in een cartografische projectie (Lambert 72). Het NGI commercialiseert zijn zwart-wit orthofoto’s in digitale vorm met een resolutie van 1m en 0,5m.
* Luchttriangulatie Techniek om naast de ruimtelijke positie van de originele luchtopnamen ook de coördinaten van alle verbindingspunten te berekenen en dit op basis van de waarneming of berekening van punten die gemeenschappelijk zijn aan meerdere foto’s, gekoppeld aan de waarneming van gekende punten (of input van externe data).
l
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten. In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden
Luchtopnamen Al onze fotogrammetrische bewerkingen zijn gebaseerd op de meest recente luchtopnamen. In 2002 werden alle geplande vluchten effectief gerealiseerd. In totaal werden zeven zendingen in acht vluchten uitgevoerd. De goede weersomstandigheden, het gering aantal problemen met toelatingen en de gelijktijdige uitbesteding van meerdere vluchten aan verschillende bedrijven maakten het mogelijk om de vijf vluchten, die in de eerste plaats voor de stereo-uitwerking bestemd waren, vroeg op het jaar uit te voeren (in februari en maart, als de bomen nog geen bladeren dragen, wat anders het zicht op de grond zou belemmeren). Alle luchtopnamen worden in de fototheek van het NGI bewaard. Sinds maart 2002 is men begonnen een digitale inventaris van dit archief op te maken. Er wordt een database opgebouwd waarin informatie over de beelden zelf, de camera en andere fotogrammetrische aspecten worden opgeslagen. De kenmerken van bijna alle vluchten werden intussen al ingevoerd, samen met de positie van de individuele foto’s die sinds 1993 zijn genomen. Uit die inventaris blijkt dat er sinds 1947 ongeveer 83.000 foto’s zijn genomen door of voor het NGI (en zijn voorlopers). Deze database wordt de volgende jaren verder aangevuld en kan nu al worden geraadpleegd binnen de directie en nadien, in 2003, ook op de verkoopdienst. Gekoppeld aan een cartografische achtergrond zal het later een erg praktisch instrument worden voor het publiek dat zo makkelijk de meest geschikte foto zal kunnen vinden. Deze werkzaamheden kaderen in het project ‘Digitale toegang tot de archieven van luchtfoto’s en astronomische foto’s’ dat gesubsidieerd wordt door de federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC).
Digitale terreinmodellen* Het verzamelen van gegevens voor het opstellen van digitale terreinmodellen werd in 2002 voortgezet. Er werden testen uitgevoerd om via beeldcorrelatie aanvullende gegevensverzamelingen te genereren en deze te integreren in het DTM 10 000 van gebieden waar de gedigitaliseerde hoogtelijnen onvoldoende betrouwbaar zijn. Ook het gebruik van data afkomstig van laserscanning van het terrein werd bestudeerd. Deze data werden in 2002 gebruikt voor de aanmaak van nieuwe hoogtelijnen en de productie van orthofoto’s.
Voorbeelden van modellen met nauwkeurigheid 1:10 000:
42
Het reliëf van Brussel waarbij de hoogte wordt weergegeven door kleuren:
fototopografie
Digitale terreinmodellen De informatie over een driedimensionaal oppervlak, zoals het aardoppervlak, kan volgens verschillende systemen opgeslagen worden in digitale bestanden. Die gestructureerde gegevens kunnen regelmatige ‘puntenwolken’ bevatten al dan niet in combinatie met lijnen die kenmerkende elementen beschrijven. Een waterloop is bijvoorbeeld meestal een kenmerkend element voor de beschrijving van het reliëf. Er zijn veel informatiebronnen voor een digitaal terreinmodel: fotogrammetrische en landmeetkundige technieken, hoogtelijnen,… Digitale terreinmodellen hebben uiteenlopende toepassingen waaronder de berekening van hoogtelijnen zeker te vermelden is.
Digitaal terreinmodel gecombineerd met ‘planimetrische gegevens’:
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Het natuurlijke reliëf (streek van Philippeville) weergegeven door kunstmatige lichtinval:
Projectie van een rasterkaart op een digitaal terreinmodel:
43
fototopografie
Aanvulling De gegevens van de stereo-uitwerking worden aangevuld met informatie die op het terrein zelf wordt verzameld en geïnterpreteerd. Een grondige aanvulling is een garantie voor de kwaliteit van onze geografische informatie. Meestal wordt de informatie ter plaatse op vergrotingen van luchtfoto’s genoteerd. Na proefnemingen en de definitieve start in 2001 werd in 2002 een gedeelte van deze werkzaamheden door middel van Pen Computers gerealiseerd. Dat zijn draagbare computers met een scherm dat ook bij fel zonlicht goed leesbaar blijft en waarop met een soort pen bewerkingen kunnen worden uitgevoerd.
Terreinaanvulling met de Pen Computer:
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Tegelijk met de waarneming van het terrein halen wij ook onze informatie uit luchtfoto’s en lokaliseren wij de elementen aan de hand van de beelden. Daarom worden op de Pen Computers orthofoto’s gebruikt, gecombineerd met fotogrammetrisch opgemeten elementen.
De gegevens worden rechtstreeks in de databank geschreven:
Deze techniek zal haar echte nut vooral bewijzen als de bestaande gegevens bijgewerkt moeten worden. In 2002 heeft de aanvullingsdienst zijn productie sterk uitgebreid: de terreinploeg beliep zo’n 2469 km2.
44
fototopografie
Dit 3D-model van de Abdij Ter Kameren werd bekomen door de combinatie van een digitaal terreinmodel met luchtfoto’s en met gewone horizontale digitale foto’s.
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
HET NGI LAAT IN ZIJN KAARTEN KIJKEN In vergelijking met de voorgaande jaren stabiliseerde het aantal aanvragen voor geleide bezoeken van het NGI. Die bezoeken focussen vooral op de algemene activiteiten van het instituut en in het bijzonder op het productieproces van de topografische kaarten. Zowel het aantal groepsbezoeken als het aantal individuele bezoekers haalden het niveau van 1996.
Totaal aantal groepsbezoeken per jaar Totaal aantal bezoekers per jaar
1996 43 724
1997 35 744
1998 33 563
1999 29 500
2000 30 598
2001 35 687
2002 41 706
Als we de bezoeken van scholen, die elk jaar trouw afzakken, meerekenen, stellen we vast dat statistisch gezien het type bezoekers, zowel individueel als in groep, gevoelig is veranderd. In de jaren 1990 brachten vooral studenten uit het hoger technisch en universitair onderwijs ons een bezoekje terwijl er nu meer culturele groepen zijn.
De voorstelling van de hoofdactiviteiten van het NGI door middel van een (PowerPoint)presentatie op groot scherm vindt veel bijval: met deze presentatietechniek kunnen de specifieke activiteiten van de Geodesie en de Cartografie veel duidelijker worden toegelicht dan voorheen toen de bezoekers zich van zaal naar zaal haastten, struikelend over de vele details en finesses van ons werk. Bij het buitenkomen na de voorstelling over de Geodesie, hebben sommige leerlingen ons zelfs al toegefluisterd hun leerstof eindelijk door te hebben. Een mooi compliment voor onze presentatoren…
45
bezoeken
De activiteiten van de directie Fototopografie worden traditiegetrouw toegelicht met een bezoek aan de restitutiezaal. Door het contact met ons personeel dat aan het werk is voor de restitutieschermen worden de verhoudingen tussen alle technieken die gebruikt worden voor het maken van een kaart pas echt tastbaar: de luchtfoto, zijn noodzakelijke oriëntering in een geodetisch referentiesysteem, het tekenen van de kaart – topografisch thema per topografisch thema, de praktische betekenis van de georeferentie van elk object dat op een topografische kaart wordt afgebeeld, enz.
HET NGI LAAT IN ZIJN KAARTEN KIJKEN
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
46 bezoeken
NGI-TENTOONSTELLING “HET IMPLICIETE WORDT EXPLICIET” IN HET KONINKLIJK LEGERMUSEUM
DE KAART 1 : 50 000
AFI
OG R
RT
CA
47
DE KUNST OM DE KAARTEN VOOR ZICH TE LATEN SPREKEN
EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR T
EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR AFI EC AR TO GR A FI cartografie
CARTOGRAFIE
OG RA FIE
NOMENCLATUUR
van de cartografische NGI-PRODUCTEN
Top digitale topografische gegevens 10, 50, 250 kenmerkend deel van de breuk waarmee de conceptuele schaal van
de gegevens wordt aangeduid. 10 voor 1:10 50 voor 1:50 250 voor 1:250
000, 000, 000,
x type van digitale gegevens
de letters staan voor: v voor vector r voor raster
s voor oude gescande kaarten
48
-GIS is van toepassing op vectorgegevens die geherstructureerd zijn voor
GIS-toepassingen
cartografie
top250
top50
top10
Een voorbeeldje: Top250v-GIS betekent "topografische vectorgegevens op de conceptuele"
schaal 1:250 000, geherstructureerd voor GIS-toepassingen.
Productie van de topografische kaart op schaal 1:10 000 De belangrijkste taak van de dienst CA/10 is het produceren van de geografische vectordata Top10v. Deze productie gebeurt in eerste instantie in het kader van de topografische kaart op schaal 1:10 000. Deze schaal kan beschouwd worden als de echte spil van de productie: enerzijds is ze de grootste verhouding waarmee een analytische kaart van het grondgebied kan worden voorgesteld; anderzijds is ze de kleinste schaal waarop de topografische details doorgaans niet vervormd worden. De database Top10v voldoet dan ook aan de strenge normen die deze schaalkeuze met zich meebrengt: enerzijds een hoge geometrische nauwkeurigheid, die door de fotogrammetrische restitutie van de gegevens wordt bereikt, anderzijds een uitgebreide legende en semantische nauwkeurigheid van de verschillende elementen in de database.
WERK OP GROTE SCHAAL
CA/10
Het werk bij CA/10 in het kader van de productie van Top10v bestaat uit de structurering en identificatie van de gegevens. Vertrekkende van de basisgegevens die afkomstig zijn van de fotogrammetrische restitutie wordt een vectordatabase opgebouwd met een topologische structuur. De punten, lijnen en vlakken in deze database worden daarna geïdentificeerd op basis van luchtfoto’s die in het terrein werden geïnterpreteerd en aangevuld. De legende van de kaart op schaal 1:10 000 bevat ongeveer 230 verschillende elementen. De attribuutcodes die na identificatie aan de elementen in de database verbonden worden, geven aan tot welke van deze 230 elementen ze behoren. In 2002 werden bij CA/10 Top10v-gegevens geproduceerd voor een oppervlakte van 2500km2. Hiermee werd de totale oppervlakte waarvoor Top10v beschikbaar is, op 20.500 km2 gebracht. Dat is ruim twee derde (of 67%) van de totale oppervlakte van België. Met al deze nieuwe gegevens zullen, na verwerking door CA/SYM (dienst symbolisatie), ongeveer 70 nieuwe halve achtstebladen van de topografische kaart op schaal 1:10 000 worden gemaakt. Cartografie is echter niet de enige toepassing van Top10v. Steeds meer klanten van het NGI ontdekken de waarde die de basisgegevens van het NGI kunnen hebben binnen hun eigen digitale geografische toepassingen. Voor deze klanten werd enkele jaren geleden een specifieke vorm van de Top10v-gegevens ontwikkeld, Top10v-GIS genaamd. Top10v-GIS is specifiek gericht op het gebruik van de vectorgegevens in een geografisch informatiesysteem (GIS). De structuur bestaat uit een aantal thematische lagen (wegennet, hydrografie, spoorwegnet, gebouwen, bodemgebruik,… ). Elke laag bevat een aantal attributen die informatie bevatten over de specifieke eigenschappen van de voorgestelde elementen.
49
cartografie
In 2002 ontving CA/10 via de commerciële directie 17 bestellingen. Hiervoor werden in totaal gegevens uit 113 halve achtstebladen voorbereid en geleverd. De aanmaak van Top10v-GIS gebeurt tot op heden altijd op aanvraag van de klant, maar in de loop van 2003 zal een inhaalbeweging moeten worden gemaakt om alle bestaande Top10v-bestanden om te zetten naar Top10v-GIS.
Het grondgebied in kaart brengen is het impliciete (luchtfoto) expliciet maken.
Stereominuut
Aangevulde foto
Minuut van de wegen
Van spaghetti naar topologie
50
cartografie
De geometrische basis van de geografische vectorgegevens Top10v wordt gevormd door de zogenaamde vectoriële stereominuut. Dit bestand is het resultaat van fotogrammetrische restitutie en bevat een aantal lijnen en punten. De positie van deze elementen is weliswaar nauwkeurig bepaald, de onderlinge ruimtelijke relaties zijn dat niet. De lijnen lopen als het ware door elkaar zonder dat binnen het bestand is vastgelegd welke lijnen elkaar snijden of op welke manier ze met elkaar in verbinding staan. Men spreekt daarom wel eens over een ‘spaghettibestand’. Tijdens de opbouw van de Top10v-structuur op basis van deze gegevens worden de verhoudingen tussen de elementen nauwkeurig bepaald en opgeslagen in een gegevensbank. De lijnen in het bestand krijgen een welbepaald begin- en eindpunt waardoor de richting van de lijn vastgelegd wordt. Ze worden dan ook vectoren genoemd. Ter hoogte van de snijpunten van de verschillende vectoren geven knopen aan welke begin- en eindpunten van welke vectoren met elkaar in verbinding staan. Op deze manier kunnen ook zogenaamde ringen worden gedefinieerd. Dit zijn één of meerdere vectoren die een bepaald vlak omsluiten. Deze vlakken of polygonen worden op hun beurt beschouwd als elementen binnen de Top10v-gegevens. Na het opbouwen van de polygoontopologie kunnen de verschillende elementen – lijnen, punten én vlakken – worden geïdentificeerd. Het resultaat is méér dan een verzameling gegevens die elk afzonderlijk kunnen worden ondervraagd. De gebruiker kan complexe ruimtelijke analyses uitvoeren, gebruikmakende van de aanwezige ruimtelijke relaties zoals nabijheid, connectiviteit, overlapping,…
Productie van de topografische kaart op schaal 1:50 000
1. Editie 1
DE MOOISTE KAART VAN DE WERELD
CA/50
De eerste editie van de vectorgegevens Top50v en de daarvan afgeleide kaart op schaal 1:50 000 werden tussen 1994 en 2001 aangemaakt. Voor zover beschikbaar, werden daar Top10v-gegevens voor gegeneraliseerd en zoniet vormden de klassieke kaarten op schaal 1:25 000 het vertrekpunt. Deze eerste digitale editie lag in 2002 aan de basis van een topografische atlas en twee cd-rom’s (zie verder). Intussen werkt men aan een naadloze database, zonder indeling in kwartbladen, die alle gegevens op 1:50 000 van de eerste digitale editie voor heel België zal bevatten.
2. Editie 2
Bijwerking In 2002 werd de tweede editie van de digitale gegevens van de kaart op schaal 1:50 000 gestart. Ze bestaat uit een bijwerking van de gegevens van de vorige editie. Die wordt uitgevoerd op het terrein door aanvullers die uitgerust zijn met Pen Computers. Ze bestrijken heel wat terrein en coderen er alle veranderingen op basis van recente orthofoto’s (met vermelding van bron en datum). De breedte van de rijbanen en het aantal wegstroken worden systematisch opgenomen in de tweede editie waarna de coherentie van de gegevens wordt nagekeken op het NGI. Daar worden ook sommige cartografische aanpassingen aangebracht. In 2002 schakelden de aanvullers – na het bijstellen van de specificaties en de werkomgeving – over op deze nieuwe werkmethode en beliepen ze zo’n 5.000 km2 van de totale 30.660 km2 die België groot is. Alles digitaal Deze tweede editie op schaal 1:50 000 is volledig digitaal. Voor de bijwerking werd de gewone bebouwing in vectoren omgezet, de hoogtelijnen zijn het resultaat van de generalisatie van de hoogtelijnen van de basiskaart en het kaartschrift is een selectie van de digitale tekstgegevens van diezelfde kaart.
GIS-structuur De digitale gegevens van de tweede editie worden aangemaakt in een GIS-structuur die toegespitst is op een optimale aanwending van heel hun diversiteit. De Top 50v-GIS-structuur is dezelfde als die van Top10v-GIS.
51 cartografie
Afgeleide producten De gegevens op schaal 1:50 000 vormen de basis voor de realisatie van speciale werken zoals toeristische of militaire kaarten.
Programma Het is voorzien om de bijwerking te doen van de 57 kaartbladen (bladindeling van de burgerlijke versie) op schaal 1:50 000 in vijf jaar tijd, dus tegen eind 2006.
Bijwerking op schaal 1 : 50 000 met Pen-Computer
3. Vooruitzichten GPS Er zijn plannen om GPS-gegevens te gebruiken voor twee types bewerkingen op de Pen Computers: * de automatische aanpassing van het scherm met de werkzone in functie van de plaats waar het voertuig van de aanvuller zich bevindt, * het opnemen van de geometrie van alle nieuwe elementen die niet bestonden op het moment van de opname van de orthofoto’s. Spraaktechnologie Voor bepaalde bewerkingen zou de pen van de Pen Computers kunnen vervangen worden door mondeling ingesproken commando’s. Hiervoor werden al contacten aangeknoopt met een gespecialiseerd bedrijf. SGISR en het project Generalisatie De derde editie van de kaarten op schaal 1:50 000 zal worden aangemaakt op basis van SGISR. Dat is het toekomstige systeem voor geografische informatie waarbij de informatie gecentraliseerd wordt in een naadloze database (zonder cartografische bladindeling) voor het nationale grondgebied met het oog op de opslag, het beheer, de editie en de verspreiding van de topo-geografische referentiegegevens van het NGI. Het project Generalisatie, opgezet in 2001, heeft als doel instrumenten te ontwikkelen voor de generalisatie van de topo-geografische referentiegegevens. Die instrumenten kunnen dan aangewend worden voor de productie van gesymboliseerde cartografische producten op verschillende schalen.
Generalisatie In de cartografie is generalisatie de bewerking waarbij men de inhoud van een kaart, na verkleining van de schaal, aanpast door rekening te houden met het doel en de schaal van de nieuwe kaart. Dat gaat altijd gepaard met een zekere vervorming of verplaatsing van de in kaart gebrachte objecten. Het generalisatieproces omvat: - een conceptuele generalisatie (gebruik van minder voorstellingen die meer synthetisch zijn).
52 cartografie
- een grafische of structurele generalisatie (schematisering van de voorgestelde elementen). - verplaatsingen (harmonisering van de relatieve positie van de gegevens waarbij de reële ruimtelijke relaties bewaard blijven).
Uittreksel van het bijgewerkte kaartblad 15 dat in augustus 2001 tijdens de 20ste internationale conferentie van de International Cartographic Association (ICA) de eerste prijs in de wacht sleepte.
EEN NIEUWE KAART VOOR DEFENSIE
CA/100
Productie van de topografische kaart op schaal 1:100 000
Tot eind 2001 beschikte het NGI op deze schaal enkel over topografische kaarten die op een analoge manier werden gemaakt. Deze kaartenreeks werd gedrukt tussen 1986 en 1989.
Begin 2001 is het NGI op vraag van Defensie begonnen met de realisatie van een digitale reeks op schaal 1:100 000. Deze reeks wordt afgeleid uit de gegevensbank 1:50 000. Tot nu toe is er alleen een militaire reeks voorzien. Nadat het prototype (C7-Antwerpen) in 2001 werd afgewerkt, moest CA/100 in 2002 een andere grote uitdaging aangaan: op één jaar tijd moesten de volgende 4 kaartbladen afgewerkt worden: C17-Namur, C20-Bertrix, C21-Bastogne en C22-23-Arlon. Dankzij talrijke ontwikkelingen op het vlak van generalisatie, een goede samenwerking (zowel intern als extern) en een grote inzet van de cartografen werd het programma 2002 succesvol beëindigd! Deze nieuwe digitale reeks zal tegen eind 2005 het volledige nationale grondgebied overdekken.
Programma M633-ed2
Legende
53 cartografie
jaar
aantal kaarten
2001
1
2002
4
2003
5
2004
4
2005
4
totaal
18
Overzicht productieproces Herstructurering Generalisatie
*selectie, assimilatie en verplaatsing van de WEGEN HYDROGRAFIE en SPOORWEGEN *generalisatie van de PUNTSYMBOLEN *generalisatie van het BODEMGEBRUIK *generalisatie van de BEBOUWING *generalisatie van de ADMINISTRATIEVE GRENZEN
Updating Aansluitingen Altimetrie Toponymie Symbolisatie na elke stap : nazicht en verbeteringen
Een groot aandachtspunt in 2002 was het optimaliseren van het productieproces. Men heeft hiervoor onderzoek gedaan naar methodes waarmee generalisatieprocedures op een meer automatische manier kunnen verlopen. De resultaten van dit onderzoek konden al voor een zeer grote tijdswinst zorgen. Het kadert ook in het project GenMap dat de studie en implementatie omvat van generalisatiemethodes. Deze zijn zeer belangrijk binnen de nieuwe strategie van het NGI dat tegen eind 2005 gesymboliseerde cartografische producten op verschillende schalen zal afleiden uit één grote gegevensbank (SGISR).
Automatischegeneralisatievandebebouwing
VOOR DE GENERALISATIE NA DE GENERALISATIE
WEGBEREIDERS
CA/250
De database Top250v-GIS
De vectordatabase Top250v-GIS op schaal 1:250 000 van het NGI levert een synoptisch beeld op van de topografie en de geografie van België. Het is een hoogstaande relationele database die voor uiteenlopende toepassingen kan worden gebruikt, bijvoorbeeld voor routeberekening.
De basisinformatie is in de eerste plaats het resultaat van de generalisatie van de topografische gegevens op schaal 1:50 000 die worden aangevuld en bijgewerkt op basis van informatie uit diverse bronnen bij openbare diensten en administraties (de meest recente versie dateert van 2002). Een greep uit de inhoud van Top250v-GIS: administratieve grenzen, hydrografie, wegennet, spoorwegnet, bebouwing, hoogspanningsnet, diverse topografische elementen, bodemgebruik, hoogtegegevens.
1:250 000 topografische kaart van België (wegenkaart)
Deze cartografische dienst is verantwoordelijk voor het bijhouden van de database Top250v-GIS en voor de productie van de topografische kaarten op schaal 1:250 000 die ervan worden afgeleid in samenwerking met de symbolisatieeenheid (CA/SYM). Hij houdt ook de database met de administratieve grenzen van België up-to-date.
Jaarlijkse bijwerking van Top250v-GIS Elk jaar zorgt CA/250 voor een bijwerking van het verkeersnet (wegen en spoorwegen) van de topografische database op schaal 1:250 000. De laatste beschikbare versie (3.2) is dus bijgewerkt in 2002.
Topografische kaarteditie
Digitale producten en afgeleide kaarten Top250v-GIS vormt ook de brondatabase voor het ontwikkelen van digitale producten en kaarten op kleinere schalen.
1:250 000 - 1501
In 2002 rolden nieuwe edities van de Low-Airkaart en de TOPO250-kaart (editie 2003) van de persen.
In het kader van het project EuroGlobalMap werd in 2002 een op schaal 1:1 000 000 gegeneraliseerde vectordatabase opgebouwd. Dit digitaal product ligt binnenkort aan de basis van een algemene voorstellingskaart van België voor het grote publiek die ook gratis beschikbaar zal zijn op de website van het NGI.
In het kader van EuroGeographics, dat de meeste cartografische agentschappen van Europa verenigt, is het NGI betrokken bij diverse internationale projecten die de ontwikkeling van een naadloze vectordatabase voor heel Europa tot doel hebben. De database Top250v-GIS en de database met de administratieve grenzen vormen de basis voor deze producten.
1:250 000 GR
Grensoverschrijdende databases: SABE, EuroRegionalMap, EuroGlobalMap
Daarnaast heeft het NGI in januari 2002 het management van het project EuroRegionalMap op zich genomen voor een periode van 22 maanden. Doel is de productie van de gegevens op schaal 1:250 000 voor heel het Europese grondgebied op te starten.
1:250 000 Low-Air
In 2002 hebben we voor het project EuroGlobalMap ook de overdekking van België en Luxemburg verzekerd door de generalisatie van de brongegevens van Top250v-GIS.
1:250 000 Militair toerisme
54 cartografie
Top250v-GIS werd ontworpen om met automatische symbolisatieprocedures topografische kaarten op schaal 1:250 000 te maken. Er worden diverse kaarten van afgeleid waaronder de topografische kaart van België “TOPO250” en de luchtvaartkaart voor lage hoogtes “M534 Low-Air”. Deze kaartbladen worden jaarlijks uitgegeven terwijl andere op vraag worden aangemaakt: de kaart van de Grote Routepaden, militaire kaartreeksen zoals JOG 1501 en de kaart “Militair Toerisme in België”.
Symbolisatie-eenheid
KAARTENSYMBOLIEK
CA/SYM
Kwaliteitskaarten maken op schaal 1:10 000, 1:20 000, 1:50 000, 1:100 000 en 1:250 000 op basis van de verschillende vectorgegevens van het NGI. Dat is in een notendop de rol van de symbolisatie-eenheid.
Voor de gedrukte kaarten komt dit neer op het leveren van gesymboliseerde gegevens die bestemd zijn voor het maken van reproductie-elementen (drukfilms in samenwerking met AT/Foto&Drukkerij).
Voor de digitale gegevens levert de symbolisatie-eenheid de pixelbeelden in kleur voor de kaarten die bestemd zijn voor interne en externe klanten (zo ligt het product Top50r bijvoorbeeld aan de basis van niet alleen de cd-rom’s die in 2002 werden gelanceerd maar ook van de atlas op schaal 1:50 000).
De teamleden moeten uiteenlopende toepassingen en softwareomgevingen door en door kennen om de diverse bewerkingen van de symbolisatie uit te voeren. Dat kan gaan van zeer geautomatiseerde bewerkingen tot meer interactieve taken. Een goede productieopvolging maakt het mogelijk om vlot een groot aantal kaarten te produceren. Dat is onontbeerlijk voor schaal 1:10 000 waarvoor jaarlijks een kleine honderd kaarten worden gesymboliseerd. Een goede opvolging en samenwerking tussen de eenheden is ook cruciaal voor het productieprogramma van de militaire kaarten op schaal 1:50 000 en 1:100 000. Daar is een sprintje op het eind van het jaar traditiegetrouw onvermijdelijk.
De automatisering van een groot deel van de symbolisatiebewerkingen maakt tijd vrij voor de cartografen. Die kunnen zich wijden aan taken met een grotere toegevoegde waarde: betere kwaliteitscontrole, voorbereiding van de randinformatie en van het kaartschrift, integratie van de buitenlandse delen, omzetting van de hoogtegegevens in vectoren. Een aantal van die werkzaamheden worden niet rechtstreeks gebruikt voor de symbolisatie maar worden als “inputs” geleverd aan de productie-eenheden (aan CA/50, AT of PT/Pg bijvoorbeeld). Het personeel van de symbolisatie-eenheid focust dus niet alleen op haar hoofdfunctie (kaarten produceren), maar springt ook bij in andere eenheden, voor zover zijn eigen competenties dat toelaten. Het symbolisatieteam biedt ook extra troeven voor de externe klanten (natuurlijk samen met de commerciële directie CDC en de dienst Toepassingen voor derden van AT). Het kan dan gaan om de productie van één specifieke kaart, maar soms ook als consultant voor knelpunten bij geautomatiseerde cartografie (bijvoorbeeld de website "Zoniënwoud", publicatie van kaarten in de krant "Vers l'Avenir").
55
cartografie
De drijfveer om zo goed mogelijk in te spelen op de vraag van klanten leidt niet louter tot traditioneel gedrukte kaarten. Zoals al vermeld, levert de eenheid ook veel digitaal beschikbare producten. Het computerscherm of de kantoorprinter van de gebruiker kan de grafische definitie van het product dan soms beperken. Daarom moet voor deze media het begrip "grafische kwaliteitsvoorstelling" opnieuw afgelijnd worden, zonder het af te zwakken, integendeel, maar door het aan te passen aan de noden van de gebruiker (bijvoorbeeld de overzichtskaarten van België voor het internet).
Symbolisatie is de bewerking om eenzelfde grafische kwaliteitsvoorstelling te hanteren voor een geheel van geografische gegevens, rekening houdend met: *hun vorm en hun spreiding in de ruimte (geometrische inhoud) *hun kwalificatie en hun betekenis (semantische inhoud) Dit gebruik van conventionele tekens is nu geautomatiseerd. Zo kunnen we hogere eisen stellen qua productiviteit en betrouwbaarheid (juistheid en nauwkeurigheid).
DE INFORMATIE STAAT GEEN MINUUT STIL
CA/BI
56 cartografie
Eenheid voor informatieverzameling volgens drie hoofdlijnen:
Inzamelen van de bijwerkingsinformatie Nazicht van de minuutbladen op schaal 1:10 000 Plaatsing van het kaartschrift na de symbolisatie
Informatieverzameling Op vraag van de productieketens CA/10, CA/50, CA/100, CA/250 en CA/400 verzamelt het informatiebureau de topografische elementen die ofwel nieuw zijn, ofwel gewijzigd zijn in de tijd tussen de terreinaanvulling en de publicatie van de kaart. De bronnen hiervoor verschillen en gaan van het Bulletin der Aanbestedingen tot verschillende openbare diensten, zowel regionale als lokale. Naast deze klassieke bronnen zijn met de tijd ook andere bronnen opgedoken, zoals de Fédération Régionale des Sports d’Orientation en de NMBS. Het doel van deze zoektocht naar informatie hangt af van het jaarlijkse productieprogramma van het NGI, maar keert in grote lijnen elk jaar terug. In 2002 werd er een nieuw concept uitgedacht voor de rol van het informatiebureau. De klassieke productieketen 1:10 000 enerzijds en de bijwerking van de kaarten op schaal 1:50 000 anderzijds dwongen de dienst tot een interne denkoefening over de manier van opzoeking en presentatie van de informatie. Dit mondde eind 2002 uit in een speciaal softwareprogramma dat de dienst ontwikkelde ter vervanging van de verschillende bijwerkingsatlassen die hij bijhoudt.
Nazicht Het nazicht is een onmisbare schakel in de controle van de volledigheid en juistheid van de kaartproductie op schaal 1:10 000. In functie van de productie van achtstebladen op die schaal worden de Top10v-gegevens vergeleken met foto’s die werden aangevuld door de terreinploeg van de Fototopografie. De verantwoordelijke voor het nazicht checkt ook of er rekening werd gehouden met de informatie die de terreinploeg heeft geleverd. In 2003 zullen de eerste achtstebladen verschijnen die werden aangevuld met Pen Computers. Hoewel dat weinig verandert voor het nazicht op zich, zullen de technieken wel opnieuw moeten bekeken worden.
Aanvulling van de minuutbladen met het kaartschrift Ter ondersteuning van de toponymische dienst, vult het informatiebureau de minuutbladen met het kaartschrift aan voor de volgende elementen: * de wegennummers * de spoorlijnnummers * ……
Plaatsing van het kaartschrift Nadat de minuutbladen zijn gesymboliseerd, komen ze opnieuw bij het informatiebureau terecht waar het kaartschrift wordt geplaatst. Het nazicht, de aanvulling van de minuutbladen en de plaatsing van het kaartschrift zijn opeenvolgende stappen in de productieketen van kaarten: het productietempo hangt dan ook volledig af van wat ‘stroomopwaarts’ de keten gebeurt. Papieren bijwerkingsatlassen zijn verleden tijd. Iedereen van het informatiebureau is in staat om de ingezamelde informatie rechtstreeks in te voeren in de database met de veranderingen.
Uittreksel van het geplaatste kaartschrift
Beeldverwerking De eenheid Beeldverwerking (Image Processing – IP) was lang gekend als de eenheid Teledetectie. Haar hoofdactiviteiten bestaan in de realisatie van projecten voor ruimteteledetectie. Dankzij haar knowhow in het verwerken van rastergegevens werd haar rol uitgebreid tot de verwerking van andere rastergegevens die niet afkomstig zijn van satellietbeelden.
Haar belangrijkste activiteit in 2002 was het project Image & CORINE Land Cover Update (I&CLC2000) voor het nationale grondgebied. Het doel van dat project is een database op te stellen van de bodembedekking op Europese schaal. In 1990 werd hier al een eerste editie van gemaakt en de doelstelling voor de nieuwe editie omvat de updating van de gegevens die toen werden ingezameld op basis van geïnterpreteerde Landsat7-beelden. Het project vereiste een reeks opleidingen in het gebruik van de legende en de productiemethodes, die door het Europees Milieuagentschap (EMA) werden georganiseerd. Deze opleidingen en het project op zich waren cruciaal voor het opdoen van nieuwe ervaringen op het gebied van toepassingen van het type Land Cover.
57
Corine Land Cover: editie CLC 1990
cartografie
Hoewel deze activiteit een groot deel van de werktijd opslokte, heeft de eenheid toch een aantal andere projecten ondersteund. Zo heeft ze een aantal ontwikkelingen ondersteund voor de kaartproductie op schaal 1:50 000 en het project SGISR en heeft ze voor het project 1:100 000 de beelden van de cartografische diensten van de buurlanden omgezet om ze daarna te kunnen integreren in de geproduceerde kaarten (buitenlands kaartdeel). Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling is de eenheid, dankzij haar knowhow in teledetectie, betrokken bij een project voor “change detection” in samenwerking met de Koninklijke Militaire School (KMS). Dit gebeurt in het kader van het STEREO-programma dat gedeeltelijk gefinancierd wordt door het federale programma voor wetenschappelijk onderzoek (Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden). Geïntegreerd in de strategische planning, zal dit project in 2003 worden voortgezet. Aansluitend op het project I&CLC2000, is de eenheid tenslotte begonnen met de aanmaak van een satellietmozaïek van België. Dit zal worden voortgezet in 2003 om uiteindelijk een basisproduct op te leveren dat kan worden gebruikt voor een aantal toepassingen voor het grote publiek.
Satellietbeeld van Brussel
KUNSTIGE MOZAìEKEN
CA/IP
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
INTERVIEW
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
U bent al heel wat jaren in dienst. Op welke manier hebt u uw werk zien evolueren? Ik werk hier al iets langer dan 16 jaar. Jammer genoeg – en dat kan misschien wat paradoxaal lijken – is mijn statuut nog verre van stabiel ondanks mijn ervaring op verschillende diensten. Ik hoor nog altijd niet bij het vastbenoemde personeel. Mijn loopbaan startte op de Fotogrammetrie toen men er nog op analoge restitutietoestellen werkte. Later werkte ik binnen diezelfde directie aan de afwerking om uiteindelijk te belanden bij wat men toen de “speciale werken” noemde. Eigenlijk komt mijn parcours ongeveer overeen met dat van het maken van een kaart… en ook met dat van onze grote omschakeling naar het informaticatijdperk.
Vroeger werd alles nog met de hand gedaan? Ja, handigheid was de grootste kwaliteit voor een cartograaf. Vooral om bijzondere kaarten te maken kwam er heel wat bij kijken: kaartbladen monteren, gravures maken na ze eerst met een pen uitgetekend en geretoucheerd te hebben… echt monnikenwerk waarvoor geen beter decor kan verzonnen worden dan onze abdij.
Hebt u, nu alles op computers wordt gedaan, niet de indruk dat alles herleid wordt tot louter 'knopjesdrukken'? Wel, in het begin vreesde ik dat een beetje maar gaandeweg besefte ik dat ieder project een nieuwe uitdaging vormt. Om aan de vragen van de klanten te kunnen voldoen, wordt de lat elke keer hoger gelegd. Ik moet wel zeggen dat onze commerciële vertegenwoordigers soms de neiging hebben projecten te aanvaarden die op het randje van onze mogelijkheden liggen. Er komt veel creativiteit bij kijken, ook al blijven we gebonden aan een technisch keurslijf dat hoge nauwkeurigheid vereist.
Merkte u ook een verandering in de hiërarchische relaties, in de manier van leidinggeven?
58 interview
Absoluut! De dingen raken in beweging ook al loopt nog niet alles gesmeerd. Zo hebben we onder meer een opleiding kunnen volgen voor informaticatoepassingen om toeristische kaarten te maken. En ook de communicatie verbetert stilaan. Ik spreek enkel voor mezelf, maar ik heb het gevoel dat er beter naar me geluisterd wordt als ik met een technisch of zelfs een relationeel probleem zit. En ons werk wordt ook beter naar waarde geschat. Er blijven natuurlijk nog strubbelingen maar de verandering hangt in de lucht en ik ben optimistisch…
U vindt de nieuwe strategie, de nieuwe managementaanpak, geen holle woorden? Neen, maar we zijn er nog niet… We maken goede producten, hebben toekomstperspectieven en de inzet is hoog. Alleen moet het begrip verandering nog echt hardgemaakt worden. Dat geldt voor iedereen… Gelukkig beschikken we over spitstechnologie en personeel dat zich maar wat graag uitdrukt. Ik betreur wel dat sommigen een muur blijven optrekken rond hun eigen “afgeschermde werkterrein” en dat men de dingen vaak te eenzijdig bekijkt. Wat ik zou willen verbeteren is dat we een open werkklimaat konden scheppen waarin iedereen met iedereen omgaat in alle collegialiteit en respect. Zo komt er vanzelf ruimte voor creatieve en positieve energie.
Interview met mevrouw Arianne WEYRICH, cartograaf directie Toepassingen
59
toepassingen
INDRUKWEKKEND DRUKWERK
TOEPASSINGEN
Algemene voorstelling van de directie DE DIRECTIE TOEPASSINGEN HET FOTOLAB
REDACTIE VAN WERKEN VOOR DERDEN DE DRUKKERIJ
DE PREPRESS-EENHEID TOPONYMIE
ADRESGEGEVENS
DE DIRECTIE TOEPASSINGEN werd in 1995 in het leven geroepen om opdrachten uit te voeren voor rekening van derden. Daarnaast omvat de directie entiteiten die betrokken zijn bij de productie van onze standaardproducten, zoals het fotolab, de prepress-eenheid, de drukkerij en de toponymische dienst. Het adresseringsproject van de topografische gegevens is ook aan deze directie verbonden. Het fotolab staat in voor de volgende werkzaamheden: - contactafdrukken maken van de luchtfoto’s van de zendingen die worden uitgevoerd voor de verschillende productieketens; - contactafdrukken en vergrotingen maken van diezelfde luchtfoto’s voor de externe klanten van het NGI; - reproducties maken in de vorm van films; - documenten fotograferen en scannen. De prepress-eenheid bereidt de insolatie (belichting) en het drukwerk van alle analoge NGI-producten voor. De drukkerij heeft als belangrijkste activiteit het drukken van de volledige kaartenproductie van het NGI. De dienst voor de redactie van werken voor derden maakt thematische kaarten op basis van de topografische kaartachtergronden van het NGI en zorgt ook voor de lay-out van de thematische informatie (toeristisch, militair, ...) die de klanten aanbrengen. De dienst verzorgt ook de vormgeving van alle documenten waarmee het NGI zich aan de buitenwereld toont (publiciteit, catalogus, inpakpapier, ...).
60
toepassingen
De toponymische dienst* verzamelt, bewerkt en beheert de toponymische informatie die nodig is voor de kaartproductie van het NGI en levert daarnaast ook het gros van het kaartschrift voor de basiskaart op schaal 1:10 000.
Productie van toeristische kaarten Kaart van België met de spreiding van de toeristische kaarten
* Toponymie: geheel van plaatsnamen van een bepaald gebied Kaartschrift: geheel van toponiemen, hoogtegetallen, afkortingen en uiteenlopende cartografische informatie dat op een kaart voorkomt en dat in de eerste plaats bewerkt wordt met het oog op hun realisatie en uitzicht.
1998 1999 2000 2001 2002
De directie Toepassingen heeft een groot aandeel in de redactie van toeristische kaarten. De toeristische kaarten worden aangemaakt op vraag van toeristische diensten die de thematische informatie leveren die ze op de kaart willen afgebeeld zien.
Het NGI plaatst het traject van de wandelingen en de eventuele bezienswaardigheden bovenop zijn eigen topografische kaartachtergronden. Het verzorgt ook de lay-out en het drukwerk van deze kaarten. Tot voor kort maakten we onze toeristische kaarten altijd volgens de analoge methode, maar nu gebeurt dit met de digitale methode. Die gebruikt als achtergrond de digitale topografische kaart op schaal 1:50 000 die vergroot wordt tot 1:25 000. Sinds eind 2001 overdekt de digitale kaart op schaal 1:50 000 het volledige nationale grondgebied. De digitale methode kan dus toegepast worden in heel België. De analoge methode wordt alleen nog gebruikt om de bestaande analoge toeristische kaarten bij te werken. Dankzij een digitale standaardmethode (voorstelling en gekarteerd gedeelte) kunnen we onze klanten een homogener product aanbieden.
Vergelijking tussen D-A-H in % Aantal kaarten
70
60 50
40 30
20
10 0
2000 Digitaal
61
toepassingen
2001
2002
Analoog
Hybride
In 2002 rolden 22 nieuwe toeristische kaarten (nieuwe producten of volledig herwerkte versies) en 7 bijgewerkte herdrukken van de drukpersen. Bovendien werden 12 nieuwe kaarten op stapel gezet.
Provincie Antwerpen Vlaams-Brabant Waals-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen
Nieuwe kaarten in 2002 2 1 2 1 1 3 8 4
Bijgewerkte herdrukken in 2002
Totaal
1 1 5 -
2 1 2 1 1 4 1 13 4
Realisatie van de topografische atlas op schaal 1:50 000
Exact tien jaar geleden werd de eerste topografische atlas uitgegeven, op schaal 1:100 000 en volledig analoog gerealiseerd. Deze atlas kende een enorm succes: meer dan 65 000 exemplaren werden verkocht. Ondertussen werd de eerste digitale kaart op schaal 1:50 000 van België voltooid en werd snel beslist opnieuw met onze vroegere partner, de uitgeverij Lannoo, in zee te gaan.
62
toepassingen
De uitdaging was groot, een resem nieuwe verwachtingen moest worden ingelost! Op schaal 1:50 000 moeten een massa meer gegevens en fijnere details worden weergegeven. Omdat achtkleurendruk – gebruikt voor het drukken van de afzonderlijke kaartbladen – te duur uitviel voor deze atlas hebben we voor vierkleurendruk gekozen. Een totaal nieuwe index aangepast aan de kaart 1:50 000 met meer dan dubbel zoveel plaatsnamen was nodig om de atlas gebruiksvriendelijk te houden. Een gedeeltelijke overlapping tussen de verschillende pagina’s is daarbij al even onontbeerlijk voor een vlot gebruik. Bovendien vergemakkelijken ook de afmetingen van het werk het gebruik. Om de pagina’s visueel aantrekkelijker te maken, was een zorgvuldige keuze van de bladindeling zeer belangrijk. Daar kwamen nog twee cruciale voorwaarden bij: enerzijds het aantal bladzijden tot een minimum beperken en anderzijds het versnijden van de belangrijkste steden zoveel mogelijk vermijden. En dan was er nog de technische kant van de zaak: 57 kaartbladen, dat zijn evenveel rasterbestanden van 381ppi met de ‘situatie of topografische ondergrond’, plus nog eens 57 bestanden per afzonderlijke informatielaag (hoogtelijnen, kaartschrift, hydrografie, wegennummers, enz.). Kortom, bijna 350 bestanden om samen te voegen en daarna opnieuw te versnijden in de meer dan driehonderd pagina’s die de atlas telt. Een nieuwe bladindeling brengt specifieke problemen met zich mee: teksten worden doorsneden of komen tweemaal voor, gemeenten kunnen over twee pagina’s verdeeld liggen en de bijhorende teksten moeten dan herhaald worden. De nieuwe ‘atlaskaartjes’ moeten dan uiteindelijk ook nog van eigen randgegevens, coördinaten, aangepaste titels en verwijzingspijltjes voorzien worden. Het NGI vervulde de rol van kaartenmaker, Lannoo redigeerde de index en Brepols zorgde voor de montage en het drukwerk.
De vele positieve reacties bewijzen dat we in ons opzet geslaagd zijn. JEF COECK, FINANCIEEL ECONOMISCHE TIJD Een beetje kaartenfreak kan niet zonder dit boek. Eindelijk nog eens iets om fier op te zijn.
ERIK BRUSTEN, DE STANDAARD De veelheid aan details op de meer dan 300 kaarten onderstreept niet enkel het vakmanschap van de cartografen van het Nationaal Geografisch Instituut. Voor de lezer vormen ze een uitdaging om ook in de eigen achtertuin op verkenning te gaan. Dit boek is uniek omdat waarschijnlijk weinig mensen een complete verzameling van de losse stafkaarten in huis hebben.
GAZET VAN ANTWERPEN Deze stafkaarten bieden een overvloed aan uiterst precieze informatie.
VALÉRIE COLLIN, LE VIF De mooiste ter wereld. Een fascinerend beeld van het nationale grondgebied. Benadert zonder twijfel de perfectie. Het resultaat zou het publiek zeker in vervoering moeten brengen. De onbetwiste top in de cartografische wereld. De publicatie van dit meesterwerk is bovenal een historische gebeurtenis.
Fotolab De activiteiten van het fotolab concentreren zich vooral op de reproductie van de negatieven van de luchtopnames voor interne klanten (afdrukken in reeks op fotopapier), maar ook voor klanten van buitenaf (contactafdrukken en vergrotingen op fotopapier).
Reproductie van luchtfotonegatieven 30% 70% interne klanten externe klanten
Bij onze externe klanten zijn contactafdrukken de meest gevraagde producten. Ook vergrotingen op klein formaat kennen een zeker succes, waarschijnlijk door hun schappelijke prijs.
63
toepassingen
Fotoreproducties op aanvraag (van externe klanten)
contactafdrukken van luchtfotonegatieven vergrotingen van luchtfotonegatieven Ferraris
Af en toe verricht het fotolab ook belichtingen voor rekening van derden. Het speelde ook een cruciale rol bij de reproductie van documenten voor de tentoonstellingen die het NGI in 2002 organiseerde.
Uitsplitsing van de vergrotingen voor externe klanten in functie van het formaat 500 400 300 200 100 0
75dm2
150dm2
100dm2
50dm2
25dm2
10dm2
64
toepassingen
PUBLICITEIT "Voorbeeld van een affiche die de directie Toepassingen ontwierp en drukte voor de commerciële dienst"
Drukkerij Voor de interpretatie op het terrein, het uitstippelen van routes of andere toepassingen is de voorstelling van de objecten op de papieren kaart van groot belang. Er moet gewaakt worden over de goede leesbaarheid en een ondubbelzinnige interpretatie; de kaart mag bij het lezen geen verwarring scheppen. Dit wil onder meer zeggen dat een lijn een lijn moet vormen zodat kleurverschuivingen absoluut uit den boze zijn, zeker als het om kleine wegjes of paadjes in bebost gebied gaat. De namen van waterlopen, het traject van elektriciteitsleidingen, het UTM-ruitennet en de bijbehorende tekstjes zijn erg gevoelig voor de minste storing in het drukproces. Het is onze betrachting alle kritische objecten van de kaart accuraat en met een maximale leesbaarheid weer te geven. De grote bijval van de topografische kaart op schaal 1: 50 000 M 737 is mede te danken aan onze ambitie om ook op het vlak van het drukken van dit soort kaarten aan te spits te staan. Eén van de uitdagingen was een nog beter leesbare kaart te maken met nog meer details en een subtieler kleurgebruik. Dit alles werd mogelijk dankzij de beroepsernst van onze mensen, toonaangevende methodes en kwaliteitsmiddelen. Voor de tweede editie van de kaart M737 was het de bedoeling het aantal inktkleuren te beperken. De vroegere edities werden met acht kleuren gedrukt. Een vergelijkende druktest met vier en zes inktkleuren toonde aan dat zeskleurendruk garant stond voor de goede kwaliteit en leesbaarheid van het product. De keuze voor zes inktkleuren op de recto levert bovendien een tijdsbesparing van 40% op.
80 70
Productiespreiding
60 50 40 30 20
65
toepassingen
10 0
Druk
1999
2000
2001
2002
10 000
58
63
53
71
20 000
9
40
35
12
M737
3
10
13
3
toeristische kaarten
47
47
32
51
diversen
18
12
17
21
1
5
4
0
M534
40
35
30
25
20
Spreiding van de herdrukken
15
10
5
0
Herdruk
1999
2000
2001
2002
10 000
8
12
36
12
20 000
5
5
5
7
2
0
M736 M737
2
5
1
4
M834
26
26
19
14
Productie voor Defensie Hoofdzakelijk om in te spelen op de behoeften van Defensie, produceert het NGI twee reeksen topografische basiskaarten, één op schaal 1:50 000 en de andere op schaal 1:100 000. De reeks op schaal 1:100 000 (waarmee werd gestart op vraag van Defensie) is nog niet gecommercialiseerd. In 2002 werden er vier kaarten van gemaakt. De voorstelling en de bladindeling van de kaarten op schaal 1:50 000 (burgerlijke versie) zijn aangepast aan de normen van de NAVO. De drukkerij van het NGI liet in totaal ongeveer 138 000 kaarten voor 11 kaartbladen 1:50 000 van de persen rollen.
Bovendien staat het NGI in voor andere kaartenreeksen en een aantal specifieke werkzaamheden voor Defensie zoals: - 4 kaartbladen van de PIG-reeks (Position Information Graphic) - 1 kaart van de legerbasis van Aarlen-Stockem - 1 Low-Airkaart op schaal 1:250 000 - 1 wegenkaart op schaal 1:250 000
66
toepassingen
Low-Airkaart op schaal 1:250 000
KAARTEN OP TAFEL
De belangrijkste taak van de commerciële directie bestaat erin te zorgen voor de verspreiding en de promotie van de NGI-producten.
De directie bestaat uit 3 cellen, namelijk de distributie van analoge cartografische producten, de verspreiding van digitale producten en de afdeling documentatie.
VERSPREIDING VAN ‘PAPIEREN’ PRODUCTEN Voor de papieren NGI-producten onderscheiden we: - topografische kaarten - toeristische kaarten - luchtfoto’s
Dit productengamma is hoofdzakelijk bestemd voor het grote publiek en wordt via verschillende kanalen naar de klanten verspreid: - de verkoop in de eigen NGI-winkel; - de verkoop langs de 4 bestaande detailverkopers; - de verkoop via gespecialiseerde boekhandels en sportwinkels; - de verkoop via internet.
Eind 2002 hebben we een atlas uitgebracht met het volledige kaartenbestand van de eerste digitale editie van de kaart op schaal 1:50 000 die het volledige grondgebied van België bedekt. Deze uitgave werd gerealiseerd in samenwerking met de uitgeverij Lannoo en kende een groot succes bij het grote publiek.
67
commercile directie
Het Nationaal Geografisch Instituut geeft ook toeristische kaarten uit. Het initiatief komt meestal van toeristische diensten die in de verspreiding van deze producten een hulpmiddel zien om hun streek te promoten. Deze topografische kaarten worden aangemaakt op basis van onze standaarddocumenten die speciaal worden versneden en samengevoegd. Het NGI brengt er vervolgens de informatie van de opdrachtgever op aan, bijvoorbeeld wandel- en fietsroutes, toeristische bezienswaardigheden, mountainbikeroutes, skipistes,… De kaarten, die vooral in de Ardennen populair zijn, kennen een stijgend succes en de verkoop ervan is ook in 2002 sterk toegenomen. De verkoop van luchtfoto’s en vergrotingen aan het grote publiek gebeurt uitsluitend via onze verkoopruimte. Momenteel wordt een nieuw concept van ‘kaarten op maat’ onderzocht dat in 2003 zal worden gelanceerd: print-on-demand.
VERSPREIDING VAN DIGITALE PRODUCTEN Sinds we dit type producten op de markt hebben gebracht, hebben we kunnen vaststellen dat zodra het om de aankoop van grote hoeveelheden ging, de prijs van de gegevens de klant afschrikte. In 2002 hebben we de prijs van onze digitale gegevens daarom aangepast. We bieden nu een tarief aan dat verlaagt in verhouding tot de oppervlakte die de aangekochte gegevens bestrijken. Als belangrijkste producten in deze categorie onderscheiden we: - vectorgegevens: 3D-line; Top10v-GIS; Top50v-GIS; Top250v - rasterdata: Top10r; Top10s; Top50r; Top250r - orthofoto’s De belangrijkste klanten voor de digitale producten zijn professionele gebruikers die ze voor erg uiteenlopende toepassingen aanwenden. Meer en meer eindejaarsstudenten van universiteiten en hogescholen wensen – in het kader van hun eindwerk – gebruik te maken van digitale gegevens. Het gaat hier hoofdzakelijk om studenten aardrijkskunde en architectuur. In overeenstemming met onze taak als openbare dienstverlener, hebben we een aankoopprocedure uitgedokterd waardoor studenten de gegevens die ze nodig hebben voor hun werk tegen een speciaal tarief kunnen kopen. Het gebruik van de gegevens wordt uiteraard door een aantal strikte voorwaarden beperkt. Ook voor de middelbare scholen werd in 2002 met succes een scholenpakket uitgewerkt. Digitale rastergegevens en orthofoto’s met de school als centrum worden op maat aangemaakt en aan een voordelige prijs aangeboden.
68
Project cd-rom
commercile directie De voorbije jaren werd de commerciële directie steeds vaker geconfronteerd met de vraag naar betaalbaar en gemakkelijk te gebruiken digitaal kaartmateriaal. De afwerking van de 1:50 000-reeks was een erg geschikt moment om op deze behoefte in te spelen. Een projectgroep werd opgericht om de distributie van digitale data te bestuderen. In eerste instantie ging deze projectgroep na wat in de buurlanden gerealiseerd was en wat de behoeften en wensen waren van de gebruikers. Ook de wensen van het NGI waren bepalend voor de voortgang van het project. Snel bleek dat we verschillende doelstellingen moesten trachten te verzoenen om succesvol een zo groot mogelijke verspreiding van digitale gegevens te bereiken. De voorwaarden voor het product, de promotie en het gebruik waren meteen duidelijk: 1. De gebruiker wenst niet enkel kaarten maar ook een basissoftware om die kaarten te gebruiken; het geheel moet gebruiksvriendelijk zijn; het verkozen medium is een cd-rom. 2. Er moest ook een speciaal luik worden ontwikkeld op het gebied van de marketing. Ook wensten we gebruik te maken van een doeltreffend en goed uitgebouwd verkoopsnet. 3. Omdat de doelgroep zich situeert op het niveau van de gewone pc-gebruiker (wandelaar, kaartamateur), was het nodig de prijs zo competitief mogelijk te houden. Er werd beslist in 2002 een eerste cd-romproject op te zetten. Om in te haken op de eerste voorwaarde werd beslist om voor de aanmaak een beroep te doen op hulp van buitenaf op basis van een bestek dat de functionaliteiten zoals zoomen, navigeren, printen, enz. preciseerde. De Luikse firma Star Informatic mocht als beste inschrijver de cd-rom ontwikkelen. Aan de andere kant vonden we dat onze verkoopskanalen niet voldoende waren uitgebouwd voor dit nieuwe type van informatiedrager. Lannoo-Touring verdeelde al, tot onze grote tevredenheid, de atlas 1:50 000 en wou ook meewerken aan dit project. Zij hebben de verdere afwerking van de cd-rom op zich genomen en verdelen hem via hun eigen kanalen. Uiteraard verkoopt ook het NGI zelf de cd-rom in de winkel en via de website. Merk op dat de verkoop van deze cd-rom via de website een zeer groot succes is. Omdat het volume van de gegevens zo groot was, waren we verplicht twee cd-rom’s uit te brengen. De commercialisering van die twee cd-rom’s startte in december 2002. In samenspraak met Lannoo werd de prijs voor één cd-rom vastgelegd op 49,95 euro. Deze prijs lijkt ons best betaalbaar voor wie zich echt interesseert voor digitale topografische kaarten. Het eindproduct is zeker nog niet perfect en bepaalde groepen professionele gebruikers blijven nog in de kou staan (Mac-gebruikers, gebruikers van bepaalde GPS-toestellen, ...). Toch ontvangen we erg positieve reacties, zowel over de prijs als over de geleverde kwaliteit. Het is nog te vroeg om een oordeel te vellen over de financiële impact. De cd-rom’s worden pas verkocht sinds december 2002. De eerste resultaten laten uitschijnen dat de verkoop goed zal verlopen en dat we probleemloos de verwachte oplage van 6.000 exemplaren zullen kunnen verkopen. Het succes van dit eerste digitale product voor het grote publiek is in ieder geval een aanmoediging om voort te gaan op de ingeslagen weg en in de loop van 2003 uit te zien naar nieuwe digitale productuitbreidingen. Ook het succes van de verkoop via de NGI-website is opmerkelijk. De nodige inspanningen om dit verkoopskanaal verder uit te bouwen, zullen in 2003 zeker worden voortgezet.
Project “print-on-demand” Om in te spelen op de vele vragen van onze klanten, beschikt het NGI sinds augustus 2002 over een grootformaatprinter (1m breed). Hiermee kan het kaarten ‘à la carte’ afdrukken op basis van zijn digitale rastergegevens op schaal 1:50 000 en 1:10 000. Daarbij verliezen we de liefhebbers van trektochten et buitensporten niet uit het oog: de kaarten worden afgedrukt met anti-UV-inkten op waterafstotend papier van hoge kwaliteit (120gr).
Dit product bestaat in twee vormen:
- een kaart die gecentreerd wordt op een punt dat de klant bepaalt * zo’n kaart heeft dezelfde afmetingen als de standaardkaart: 5 km x 8 km op schaal 1:10 000 20 km x 32 km op schaal 1:50 000 of 50 x 80 cm; * de klant kan de titel van de kaart zelf kiezen; * de randinformatie wordt op de kaart afgebeeld: - de Lambertcoördinaten; - de schaal; - de legende; - de vermelding van het copyright. basisprijs: 15 euro per kaart
- een ‘poster’ die gecentreerd wordt op een punt of bepaald wordt door een streek * zo’n poster kan verschillende afmetingen hebben in functie van de afgebakende zone (maximum 1m breed in een stuk); * de klant kan de drukschaal kiezen (op basis van de data op 1:10 000 en 1:50 000); * de legende kan afzonderlijk van de papieren drager verkregen worden. basisprijs: 30 euro per m2 drukwerk
69
commercile directie
Voor alle bijkomende inlichtingen kan u contact opnemen met de verkoopdienst van het NGI (waar de printer is geïnstalleerd).
voorbeeld
jekaart "à la carte"
1 + 1 blad 33
blad 34
=1
Documentatiedienst Deze dienst staat ten dienste van het publiek en verschaft inlichtingen over oude en historische kaarten. Zijn activiteiten omvatten: * het verstrekken van inlichtingen voor professioneel en educatief gebruik van kaarten; * het reproduceren van oude documenten, wat meer en meer gebeurt door het inscannen van de oorspronkelijke documenten; * het opstellen van een lijst met alle op het NGI beschikbare kaarten van een bepaalde plaats. Daarnaast staat de dienst ook in voor de organisatie van de geleide bezoeken aan het instituut. Deze bezoeken worden om praktische redenen beperkt tot groepen mensen die rechtstreeks veel met cartografie te maken krijgen. In 2002 werden 41 bezoeken georganiseerd, waarbij 706 personen op het NGI werden rondgeleid.
Uit de voorgaande pagina’s kan enkel besloten worden dat de commerciële directie haar objectieven ruimschoots heeft gehaald. Het jaar 2002 was vooral belangrijk voor een aantal nieuwe initiatieven naar het grote publiek toe: de Topografische Atlas, de cd-rom en het project “print-on-demand”. Het is voortaan ook mogelijk deze producten te bestellen via internet. In de loop van 2003 zal deze manier van bestellen verder ontwikkeld worden om uiteindelijk tot een volwaardige e-commerce te komen. Ook de informatie over onze producten op de website zal klantvriendelijker gemaakt worden. Naast deze projecten zal 2003 ook het jaar zijn van de automatisering van de verkoop van luchtfoto’s. De ontwikkeling van nieuwe producten en het zoeken naar nieuwe mogelijkheden om de gegevens te verspreiden blijven een belangrijke opdracht voor het team van de commerciële directie. Voor meer inlichtingen kan u de commerciële directie van het NGI contacteren:
70
commercile directie
Abdij Ter Kameren 5 1000 Brussel tel.: 02/629.82.82 fax: 02/629.82.83
[email protected]
In 2002 bedroeg de totale opbrengst van digitale producten en werken voor derden 2.244.227 euro. In 2002 verkocht het NGI kaarten, luchtfoto’s en geodetische punten voor een nettobedrag van 1.297.176 euro. Dit zijn de verkoopcijfers van de kaarten:
Type kaart 1:10 000 (vorige versie) 1:10 000 (nieuwe versie) 1:20 000 1:25 000 1:50 000 1:100 000 1:250 000 administratieve kaarten Low-Air toeristische kaarten totaal
Aantal 2 901 19 827 40 491 58 224 22 190 4 750 1 027 395 2 250 103 260 255 315
Uit de tabel blijkt dat, wat de topografische kaarten betreft, de kaarten op schaal 1:25 000 en 1:20 000 de toppers blijven. De toeristische kaarten vertegenwoordigen het grootste aandeel in de verkoop en dit zowel in aantal als in omzet (307.560 euro).
ERS
OND
NEN
TEU
DE
DIE NST EN OND ERS TEU NEN DE DIE NST EN OND ERS TEU NEN DE
ondersteunende diensten
71 DIE NST EN OND ERS TEU NEN DE DIE NST EN
OND ERS TEU NEN DE
DIE NST EN OND ERS TEU NEN DE D
ONDERSTEUNENDEDIENSTEN
DIE NST EN OND ERS TE U NEN DE
ONDERSTEUNENDEDIENSTEN
IEN STE N
VAN APENSTAARTEN EN SCHERMBEWAKERS AKERS
72
informaticadienst
INFORMATICADIENST Het afgelopen jaar heeft het informaticateam – zeven enthousiaste personen – diverse taken uitgevoerd waarvan dit de meest zichtbare zijn:
*analyse, hoofdzakelijk in het kader van het project SGISR; *studie en marktopvolging van systemen die de beveiliging en de tijdsbestendigheid van digitale informatie verzekeren. De digitale informatie vormt meer en meer de basis voor de producten van het Instituut. Merk op dat het in stand houden van de back-upservice maand na maand delicater is geworden; *informaticahelpdesk voor de hardware, het netwerk, bureautica- en administratieve software; *verhoging van de internetbeveiliging, nl. door een nieuw ontwerp van de firewall die packet filtering, proxy server caching, applications gateways en DMZ (demilitarized zone) omvat; *creatie en onderhoud van toepassingen voor de website van het NGI, in het kader van het project WebGIS; *realisatie van het communicatiegedeelte van het project AGN.
Project WebGIS Met dit project willen we het grote publiek de mogelijkheid bieden om via internettechnieken en de NGI-website geografische informatie op te vragen. Hiervoor heeft de Webploeg in 2002 de website verder ontwikkeld door er onder meer een zoekmotor en bestelformulieren voor onze producten aan toe te voegen. De inhoud en de structuur werden ook gewijzigd. De migratie van de site naar Linux/Apache, de wijziging van de lay-out, de voorstelling van de activiteiten van de Fototopografie en de toevoeging van de historiek van het NGI (zoals op pagina 8) zijn enkele voorbeelden. We hielden ook een enquête onder de sitebezoekers naar hun interesses. Die peiling heeft de noodzaak van bepaalde wijzigingen aangetoond zoals de toevoeging van informatie over de beschikbaarheid van de producten en een hulpsysteem voor bestellingen. De hoofdactiviteit van de ploeg richtte zich dit jaar op de ontwikkeling van WebGIS-toepassingen waarmee de gebruiker via een browser geografische informatie kan visualiseren en raadplegen.
*deelproject EuroRegioMap - dit project maakt het mogelijk Eurogeographics-modelgegevens te consulteren en te downloaden.
voorbeeld van grensoverschrijdende gegevens
*deelproject Geodetische documentatie (in ontwikkeling) het wordt voor de gebruiker mogelijk om de geodetische informatie – ongeveer 19 000 altimetrische punten en 12 000 planimetrische punten – te raadplegen. Via een geografische interface op verschillende schalen zal de professionele klant zijn interessezones voor het weergeven van de alti- en planimetrische fiches (met o.a. foto’s en kenschetsen) kunnen aanduiden. Het wordt ook mogelijk de gewenste fiches af te drukken.
*deelproject Hulp bij de bestelling (weldra operationeel) zal de klant bijstaan bij de keuze en lokalisatie van de voor hem geschikte producten dankzij de voorstelling van de bladindeling van de verschillende kaartreeksen (schalen 1:10 000, 1:20 000 / 1:25 000, 1:50 000) tegen een cartografische achtergrond met de overeenkomstige metagegevens (waaronder de datum van editie van de kaarten).
73
informaticadienst
Realisatie van het communicatiegedeelte van het project AGN
Voor het project AGN moesten we twee grote problemen oplossen: enerzijds de gegevens van de vaste GPS-ontvangers over een beveiligd netwerk via internet overdragen naar de NGI-servers, en anderzijds communiceren met de gebruikersstations door middel van het GSM-netwerk via een ISDN-knooppunt dat de gegevens van en naar het Ethernetprotocol converteert. Bij dit alles mocht de veiligheid van het NGI-netwerk niet in gevaar worden gebracht. Om diezelfde reden wordt de oplossing enkel schematisch afgebeeld.
FINANCIèLE MIDDELEN
Financiële middelen Het jaar 2002 kenmerkt zich door het samenvallen van twee grote ontwikkelingen: aan de ene kant de Copernicushervorming van de federale overheid, die een opwaardering van de wedden voor ambtenaren omvat, en aan de andere kant de uitvoering van het strategisch plan ontwikkeld door het Instituut in 2001, dat een heroriëntering van de activiteiten van het Instituut op het oog heeft ten gunste van zijn opdracht van openbaar nut op het gebied van topografische referentiedata. De Copernicushervorming en de opwaardering van de bezoldigingen gaan verder dan 2002 en de invloed op de personeelskosten die zichtbaar werd in 2002 is slechts de weerspiegeling van de eerste stap in de hervorming, gericht op de lagere wedden. Zelfs bij gelijkblijvende tewerkstelling zijn dus verdere verhogingen van de personeelskosten te voorzien in 2003 en 2004. Het strategisch plan en de prioriteit die gegeven wordt aan de opdracht van openbaar nut verklaren de stagnering van de omzet. De commercialisering van referentiedata kent inderdaad grenzen die voortvloeien uit haar voornaamste doelstelling, namelijk een zo groot mogelijke verspreiding van die referentiedata. En bij gelijkblijvende tewerkstelling gaat de heroriëntering van de activiteiten ten gunste van referentiedata noodzakelijkerwijze ten koste van de commercialisering van afgeleide of complementaire dienstverlening. Het strategisch plan, los van de verbeteringen op het gebied van efficiëntie en doelmatigheid, onderkent verder de noodzaak om de tewerkstelling op te drijven om in 2005 de volledige overdekking van het grondgebied met referentiedata te kunnen voltooien. De aanwerving van bijkomend personeel, normaal voorzien in 2002, is niettemin uitgesteld bij gebrek aan een duurzame financieringsoplossing. Het negatieve resultaat van het boekjaar is immers de weerspiegeling van een blijvend financieringsprobleem: de personeelskosten stijgen sterk en zullen verder stijgen indien de tewerkstelling toeneemt zoals het strategisch plan voorziet. De financiering met commerciële ontvangsten wordt doelbewust ingeperkt door de heroriëntering op opdrachten van openbaar nut. Een duurzame oplossing zal bijgevolg naar alle waarschijnlijkheid moeten komen van bijkomende overheidsmiddelen. De besprekingen over de vraag aan de federale regering om de financiële toelage aan het NGI vanaf 2003 te verhogen zijn momenteel aan de gang. De absorptie van het negatieve resultaat van 2002 door de eigen geldmiddelen brengt noch de solvabiliteit, noch de liquiditeit van het Instituut in gevaar. De staat van solvabiliteit en liquiditeit maakt zelfs de autofinanciering van een belangrijke reeks toekomstige investeringen het overwegen waard. Hiervoor wordt een bijzondere reserve van 2,5 miljoen euro aangelegd binnen de eigen middelen. BALANS OP 31 DECEMBER 2002 Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
74 financin
Vlottende activa Voorraden Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Overlopende rekeningen
Schulden Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen
Bedrijfsopbrengsten Omzet Overheidstoelage Andere bedrijfsopbrengsten
7 736 9 373
1 298 1 411 4 540 1 263 66 8 578 10 556
7 422
8 531 8 531
1 951 9 373
1 214 811 2 025 10 556
1 157 1 928 3 405 1 180 66
4 922 2 500 1 117 834
Totaal passiva RESULTAATREKENING VOOR HET JAAR 2002
1 637
1 977 1 1 978
1 636 1
Totaal activa Eigen vermogen Kapitaal Reserves
2001 (EUR '000)
2002 (EUR '000)
2001 (EUR '000)
2002 (EUR '000) 3 423 9 410 143 12 976
Bedrijfskosten Personeelskosten Goederendiensten Afschrijvingen op vaste activa Andere bedrijfskosten Bedrijfsresultaat Financiële opbrengsten Financiële kosten Financieel resultaat Uitzonderlijke afschrijvingen Uitzonderlijk resultaat Resultaat van het boekjaar
11 014 2 427 780 8 14 229 (1 253) 148 (3)
3 793 9 271 117 13 181 10 229 2 058 873 7 13 167 14 212 (2)
145
210 -
(1)
-
(1 109)
224
(1)
HUMAN RESOURCES
De laatste herziening van de organieke personeelsformatie van het NGI werd bekrachtigd door het koninklijk besluit van 1 oktober 1999. De toepassing ervan maakt dat het NGI op 1 juli 2002 vier categorieën van personeelsleden telde: parastataal (211 personen), wetenschappelijk (4), logistiek (2) en contractueel personeel (52). De infogrammen op de volgende pagina tonen een gedetailleerd overzicht van de indeling van dit personeelsbestand. In het begin van 2002 bevroor een beslissing van de ministerraad alle nieuwe aanwervingen, met uitzondering van de startbaanovereenkomsten. Die maatregel werd pas opgeheven bij het begrotingsconclaaf van september 2002. Het aanwervingsbeleid werd er erg door getroffen.
Inspelen en passend reageren op veranderingen vormden de grote uitdagingen voor de dienst human resources. De federale overheid startte in 2002 immers met een van de ingrijpendste hervormingen uit haar geschiedenis: de Copernicushervorming. De reorganisatie van het overheidsapparaat valt uiteen in vier luiken: een nieuwe structuur, een betere communicatie, een beter controlesysteem en – belangrijk voor deze dienst – een beter personeelsbeheer. Hoofddoel van de Copernicushervorming is de federale overheid slagvaardiger te maken door ze om te vormen tot “een betere werkgever voor haar ambtenaren en een betere dienstverlener voor de burgers”. Het koninklijk besluit van 5 september 2002 bekrachtigde deze Copernicaanse hervorming (Belgisch Staatsblad van 26 september 2002).
De vaste personeelsleden van het NGI zijn ambtenaren van de federale overheid
Personeelsbeheer
In het nieuwe systeem worden de federale ambtenaren van niveau 4, 3, 2 en 2+ ingedeeld in drie nieuwe functieniveaus. De cijfers maken plaats voor de letters D, C en B. Aan elke letter is een aangepaste bezoldiging en een afgelijnde loopbaanstructuur verbonden. De niveaus 3 en 4 vormen samen het nieuwe niveau D waarvan de titularissen voortaan de functie van “medewerker” uitoefenen. Niveau 2 wordt niveau C waar de functie van “assistent” aan gelinkt is. De personeelsleden van niveau 2+ komen in niveau B terecht en dragen voortaan de titel van “deskundige”.
Competentiemetingen De competentiemetingen vormen de ruggengraat van de loopbaanhervorming. Hiervoor werd een nieuw beleid voor de loopbanen uitgedokterd dat steunt op vier krachtlijnen:
75
human resources
1. meer aandacht voor de inhoud en de zwaarte van de functie; 2. competenties staan centraal in de loopbaanontwikkeling; 3. duidelijke groeikansen en loopbaanperspectieven; 4. rechtvaardig en marktconform loon.
Het doel van de competentiemetingen is na te gaan of de medewerker de nodige competenties heeft om zijn job succesvol uit te oefenen. Voor elke specifieke functie een speciale test ontwikkelen was onbegonnen werk. Daarom worden per functiefamilie competentiemetingen op touw gezet. Een functiefamilie is een groep van functies met een gelijkaardig pakket van taken en verantwoordelijkheden. Om tot zo’n familie te behoren, is dus eenzelfde geheel van generieke competenties vereist en moeten ook de gedragsindicatoren die met die competenties verbonden zijn, in grote mate overeenstemmen. De functieprofielen werden uitgedacht en opgesteld in samenwerking met SELOR (het Selectiebureau van de Federale Overheid), de omkaderende diensten van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie en ook een privé-consultant, de firma De Witte en Morel.
Competentietoelage Wie met succes deelneemt aan een competentiemeting heeft recht op een competentietoelage. Vanaf 2004 wordt die toelage elk jaar in september uitbetaald. Wie niet slaagt, kan de test elk jaar overdoen. De geldigheidsperiode begint te lopen vanaf de maand die volgt op het proces-verbaal waarmee de competentiemeting wordt afgesloten. Het bedrag van de toelage wordt evenredig met de effectief gepresteerde werktijd berekend (met uitzondering van de afwezigheden door ziekte of een ongeval). Ook voor de berekening van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de pensioenspremie wordt rekening gehouden met de competentietoelage.
Toepassing van de Copernicushervorming op het Nationaal Geografisch Instituut Hoewel dat de Copernicushervorming de instellingen van openbaar nut oorspronkelijk niet zou raken, volgt het NGI ze sinds september 2002 op de voet, mede op vraag van de vakverenigingen. De personeelsleden van niveau C en B (de oude niveaus 2 en 2+) met een gemene graad hebben zich kandidaat kunnen stellen voor de competentietesten en zullen ze in 2003 afleggen. Wie slaagt, zal vanaf september 2004 kunnen genieten van een competentietoelage waarvan het bedrag, afhankelijk van het niveau en de functie, schommelt tussen 1700 en 2500 euro(bruto en niet geïndexeerd). Wie niet slaagt, kan de test het jaar erop overdoen en een specifieke opleiding volgen bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO). De houders van een bijzondere graad (cartograaf) kunnen pas deelnemen aan de testen als het koninklijk besluit waarmee ze in gemene loopbanen worden geïntegreerd in het Belgisch Staatsblad is verschenen. De balans van het Instituut helt nu positief over, wat het personeel motiveert en het personeelsbeheer doeltreffender maakt.
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
INDELING VAN HET PERSONEELSBESTAND PER NIVEAU OP 01/07/2002
A. Statutair personeel: Niveau 1:
40
Niveau 2+:
88
Niveau 2:
43
Niveau 3:
41
Niveau 4:
5
Totaal:
217
B. Contractueel personeel Niveau 1:
76
personeelsdienst
8
Niveau 2+:
16
Niveau 2:
15
Niveau 3:
2
Niveau 4:
12
Totaal:
53
Synthese van het statutaire en contractuele personeelsbestand op 1 juli 2002 per niveau, statuut, fysieke personen, voltijds equivalent en begrotingseenheid.
statutair personeel niveau 1 2+ 2 3 4
VTE
BE
37,26 80,60 35,66 33,36 04,00
38,06 81,60 37,53 35,76 04,70
TOTAAL 190,88 197,65
FYS PERS 40 88 43 41 05
% EFFECTIEF 93,15 91,59 82,93 81,37 80,00
%BE 95,15 92,73 87,28 87,22 94,00
217
87,96
91,08
contractueel personeel niveau
VTE
BE
1 2+ 2 3 4
06,60 15,80 13,10 02,00 09,10
06,60 15,80 13,10 02,00 09,10
FYS PERS 08 16 15 02 12
TOTAAL 46,60
46,60
53
% %BE EFFECTIEF 82,50 82,50 98,75 98,75 87,33 87,33 100,00 100,00 75,83 75,83 87,92
87,92
VTE: Voltijdse equivalenten BE:
Budgettaire eenheden
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
Het NGI heeft het altijd erg belangrijk gevonden zijn human resources op te leiden en een hoog competentieniveau aan te houden. Dat is ook niet verwonderlijk in de wetenschap dat er binnen het Belgische onderwijsnet geen specifiek programma voor cartografische technieken bestaat. Sinds 1995 nemen twee opleidingsdirecteurs – een Nederlandstalige en een Franstalige – deze vorming voor hun rekening. Ze zijn in het bezit van een brevet dat uitgereikt werd na een met succes gevolgde cursus bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO). Beide opleidingsdirecteurs staan ook in voor andere activiteiten en verantwoordelijkheden binnen de technische directies van het NGI. Als opleidingsdirecteurs zijn hun wettelijke opdrachten: 1. de ontvangst van nieuwkomers organiseren; 2. statutaire stagiairs begeleiden en testen; 3. opleidingsprogramma's opzetten.
1. Ontvangst van nieuwkomers In 2002 wierf het NGI slechts drie nieuwe personeelsleden aan. Omdat ze bovendien hun job op verschillende tijdstippen aanvatten, werd geen substantieel ontvangstprogramma op touw gezet. Toch werden ze persoonlijk opgevangen, kregen ze een algemene inleiding over de institutionele en technische context van het NGI en namen ze deel aan een grondig bezoek van de diensten die betrokken zijn bij onze basisactiviteiten. Ze hebben ook de mogelijkheid gehad om zowel binnen als buiten het NGI de opleidingen te volgen die nodig zijn voor de uitoefening van hun functie.
2. Statutaire stages Drie geografen (twee van de directie Cartografie en één van de directie Fotogrammetrie) hebben in 2002 hun stage afgerond en werden intussen vastbenoemd. De duur van de statutaire stage voor personeelsleden van niveau 1 is voor alle ambtenaren van de federale overheid statutair vastgelegd op één jaar. Nadien stelt de kandidaat een eindwerk voor dat hij ook verdedigt. Bij de keuze van het onderwerp van het eindwerk wordt het nut voor het NGI meestal in het achterhoofd gehouden. De resultaten van dit werk, dat wordt opgevolgd door een stagebegeleider, worden op het NGI voorgesteld aan alle collega’s van niveau 1.
77
opleidingscentrum
De volgende onderwerpen werden behandeld: - Analyse en ontwikkeling van generalisatiemethoden gebaseerd op de technologie van Laser-Scan met als doel de productiewijze te verbeteren van de topografische kaarten op schaal 1:100 000 - 3D in ArcGis8: - studie van de mogelijkheden voor de integratie, het gebruik en het beheer van 3D-vectorgegevens in ArcGis8 - toepassing: studie van de integratie van Z-coördinaten in de Top10v- en/of Top10v-GIS-vectorgegevens - Studie van de hindernissen voor de luchtvaart: aanpassing voor het situatieplan van de luchthaven van Oostende.
Naar de eindverhandeling voorgedragen door Jan De Waele in het kader van zijn stage als geograaf.
Analyse en ontwikkeling van generalisatiemethoden gebaseerd op de technologie van Laser-Scan om zo de productiewijze te verbeteren van de topografische kaarten op schaal 1:100 000 Op vraag van het Intermachten Territoriaal Commando (ITC-G2-Geo) is het NGI begin 2001 met het project Topo100 begonnen. Dit project omvat de aanmaak van een digitale versie van de topografische kaart op schaal 1:100 000. In tegenstelling tot de topografische kaart op schaal 1:50 000 gaat het enkel om het afgeleide kaartproduct (de gedrukte kaart) en niet om de geografische vectordatabank. Tot nu toe was hiervan enkel een klassieke uitgave beschikbaar (M633) die bestaat uit een militaire en een civiele versie (de zogenaamde GTI-reeks, geografie-toerisme-informatie). In de digitale productie is voorlopig alleen een militaire versie voorzien. Deze digitale reeks zal tegen eind 2005 het volledige grondgebied bedekken met een totaal van 18 kaartbladen. Omwille van de strikte productietermijnen is het noodzakelijk de actuele productiemethoden bij te werken. Dit onderzoek maakt deel uit van het project GenMap dat kadert in de nieuwe strategie van het Instituut. Het NGI gebruikt de oplossingen van Laser-Scan en in het bijzonder de generalisatiemogelijkheden. Deze doen een beroep op zeer geavanceerde technieken op het gebied van geografische informatiesystemen (GIS) en cartografie. Technisch en conceptueel verschillen de voorgestelde oplossingen volledig van de methoden die nu op het Instituut worden toegepast. We zijn momenteel nieuwe oplossingen aan het uitwerken op basis van software van AGENT en andere cartografische bedrijven. Deze generalisatie-instrumenten vertrekken van de vaststelling dat het formaliseren van absolute generalisatieregels weinig succes heeft gekend. Bijgevolg werd gekozen voor een objectgerichte benadering waarvoor technieken worden gebruikt die zich situeren in het domein van artificiële intelligentie. Daarbij wordt gezocht naar een optimale oplossing afhankelijk van de toestand waarin het object zich bevindt. Kortom, een contextgebonden generalisatie! Aangezien de interactieve generalisatie van de bebouwing een flessenhals is in de productielijn 1:100 000, werd hiervoor een eerste toepassing ontwikkeld die al in de productie wordt gebruikt maar zowel een verfijning van de toepassing als een nieuwe definiëring voor de bebouwde zones valt te overwegen.
OPLEIDINGSCENTRUM
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Omdat de voorstelling van de gebouwen al bij de aanmaak van de kaart op schaal 1:50 000 werd gegeneraliseerd, is het niet meer mogelijk ze waarheidsgetrouw weer te geven op schaal 1:100 000. Daarom moet de weergave van de densiteit op dat niveau voorrang krijgen. Met de ontwikkelde toepassing moet men bepaalde groepen van gebouwen die zich buiten de stadskern bevinden ook als bebouwde zones klasseren. Dat is het geval wanneer ze na generalisatie niet zo makkelijk meer als afzonderlijke entiteiten kunnen worden waargenomen. Op die manier gaan de bestaande structuren op de kaart niet verloren. De toepassing laat immers toe dat het object zelf kan beslissen wat het moet doen wanneer het een ‘generalisatieboodschap' ontvangt. Als de boodschap een verandering van het object impliceert, kunnen alle objecten die gerelateerd zijn ook een verandering ondergaan waardoor onderlinge structuren behouden blijven. De eerste tests hebben dit al bevestigd. Een andere module is eerder gericht op het generaliseren van een kleine hoeveelheid data of het oplossen van situatiegebonden generalisatieproblematieken. Voor onze toepassingen, waarin we streven naar een verregaande automatische generalisatie, biedt vooral de eerste module de nodige oplossingen. De routines die men kan uitvoeren zijn zeer krachtig maar vragen heel wat tijd om ontwikkeld te worden. Naast de AGENT-toepassing voor de generalisatie van de bebouwing werd ook een toepassing in ArcInfo ontwikkeld voor een automatische assimilatie van de wegen. Om de informatielaag van de wegen op schaal 1:100 000 op te bouwen worden de gegevens van ROADNET (Top50v-GIS) gebruikt. Wegen op schaal 1:50 000 veranderen dikwijls van breedte en dit zelfs over korte afstanden. Om een goede leesbaarheid van de kaart te behouden is het noodzakelijk bepaalde wegsegmenten te herklasseren in de breedteklasse van hun buur. Dit proces wordt de assimilatie van de wegen genoemd. De beschreven routine laat een volledig automatische assimilatie toe, wat een zeer grote tijdswinst oplevert. In de resulterende productielijn 1:100 000 zullen zowel deze toepassingen in ArcInfo als geautomatiseerde routines in LAMPS2 en AGENT worden gebruikt. Zo zal men technisch in staat zijn om uit een gedetailleerde databank verschillende data- en kaartproducten op verschillende schalen op een automatische wijze af te leiden.
3. Opleidingsprogramma’s In 2002 werden 737,5 dagen aan opleiding besteed.
78
opleidingscentrum
Los van de individuele vragen hecht het NGI de laatste jaren veel belang aan de ontwikkeling van specifieke opleidingsprojecten. Zo werd in het kader van de cyclus van managementopleidingen die sinds 2000 worden gegeven, bijvoorbeeld aan alle personeelsleden van niveau 1 de mogelijkheid geboden een vervolmakingscursus te volgen voor het leiden van vergaderingen. De bijscholing van de geografen en cartografen werd voortgezet en nog versterkt door de vereiste kennis op te doen voor de uitvoering van de projecten van het strategisch plan (zie vorige hoofdstukken). Om in te spelen op de ontwikkelingen binnen hun vakgebied, hebben ook de cartografen van de directie Toepassingen zich grafische software eigen gemaakt. De voorbereiding voor loopbaanexamens is een ander groot luik in ons takenpakket. Voor zover mogelijk wordt hier ook gebruik van gemaakt om nieuwkomers in te laten werken in onze kernactiviteiten.
18% Opleidingen per thema
32%
Management en administratie Kantoorautomatisering +talen
7%
Preventie Technische disciplines Opleidingen gelinkt aan de projecten van het strategisch plan
12%
27%
Voorbereidingen op loopbaanexamens
4% Voor de organisatie van zijn opleidingen doet het NGI in de eerste plaats een beroep op drie categorieën opleidingsverantwoordelijken: 1. het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO), tot nog toe bevoorrechte en gratis partner voor opleidingen in kantoorautomatisering, talen, administratieve zaken, zelfontwikkeling, management,… 2. interne opleidingsverantwoordelijken die vooral worden aangezocht voor de voorbereiding van testen over de technische disciplines van de loopbaanexamens en voor het doorgeven van knowhow. 3. externe opleidingsverantwoordelijken (instellingen, bedrijven of individuen). De externe opleidingskosten liepen op tot bijna 81 000 euro.
ALGEMENE DIENSTEN
De logistieke ondersteuning
De logistieke dienst staat in voor het beheer, het onderhoud, de bevoorrading en de vernieuwing van al het meubilair, materiaal en technische middelen.
De overschakeling in de cartografische productielijn van analoge werkmethodes – waarbij het grootste deel van de ruimte werd ingenomen door tekenen restitutiezalen – naar volledig geïnformatiseerde werkprocessen noopte tot een grondige reorganisatie van de lokalen. Dat nam enkele jaren in beslag, met een beperkt team en budget.
Anderzijds bood de opening naar het publiek, hoog op het lijstje van het strategisch plan, de logistieke dienst de kans zijn knowhow te tonen. In dat kader waren de twee tentoonstellingen (in het Legermuseum en in de kloostergang van de abdij) een echt succesverhaal. Dat succes is des te opmerkelijker als je bedenkt dat het personeel dat zich hiermee bezighield tot een strikt minimum werd herleid door de vermindering van het personeelsbestand voor administratieve en technische ondersteuning.
79
algemene diensten
Een derde luik van het logistiek beheer was de gedeeltelijke vernieuwing van het wagenpark dat aangepast werd aan de nieuwe technieken voor het opmeten van gegevens en topo-geografische informatie.
SOCIALE DIENST
Het sociale welzijn van al onze personeelsleden waarborgen is een constante drijfveer op het NGI. Daarom biedt een geïntegreerde sociale dienst het personeel bijstand in de vorm van een persoonlijk gesprek, collectieve acties of structurele initiatieven.
Individuele acties De sociale dienst verleent in de eerste plaats persoonlijke sociale hulp door middel van morele en administratieve ondersteuning, een luisterend oor, voorlichting, begeleiding, informatie en bijstand voor mensen met een professioneel, familiaal, relationeel, financieel of ander probleem. Deze gesprekken blijven strikt vertrouwelijk. Daarnaast biedt de dienst ook financiële hulp door voordelige leningen toe te kennen na eerst alle andere mogelijke oplossingen onderzocht te hebben.
Collectieve acties Dit soort acties worden voorgesteld aan alle medewerkers en raken diverse aspecten van het privé-leven. Er wordt een permanente gezondheidshulp aangeboden in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de hospitalisatieverzekering en de verzekering tegen ongevallen in het privé-leven. Met het oog hierop werd een collectief contract gesloten bij een grote Belgische verzekeringsmaatschappij. Onze personeelsleden kunnen op het werk ook gratis een griep- en tetanusprikje krijgen.
Door adoptie-, huwelijks- en pensioenspremies toe te kennen, door sinterklaasgeschenken te geven aan de kinderen jonger dan 10, door tussen te komen in de kosten van schoolstages en -vakanties in het lager en secundair onderwijs, door in de zomervakantie een kinderopvang te organiseren voor de kinderen tussen 3 en 12 jaar, streeft de sociale dienst een echte solidariteit na binnen onze onderneming.
80
sociale dienst
Maar dat is niet alles: de sociale dienst stimuleert ook sport en cultuur. Zijn financiële hulp aan de NGI-sportkring maakt het deze laatste mogelijk verschillende activiteiten op poten te zetten. Elk jaar organiseert de sportkring een ontspanningsdag in de vorm van een wandeling die wordt afgesloten met een barbecue. In 2002 ging deze dag door eind september. Bovendien zet de sportkring ook meermaals per jaar weekends met trektochten in binnenen buitenland op touw. Op cultureel gebied biedt de sociale dienst kortingen op boeken, kaartjes voor het theater, de bioscoop of beurzen,… In 2002 werd ook het 5de Artiestensalon gehouden. Dat is een tentoonstelling voor de kunstenaars en andere hobbyisten onder ons personeel die van 10 oktober tot 5 december liep in de zaal waar alle belangrijke vergaderingen worden gehouden. Het evenement werd afgesloten met een concert van onze muzikale personeelsleden in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Ter Kameren in het kader van de 170ste verjaardag van het cartografisch instituut en de 25ste van het NGI.
Last but not least neemt de sociale dienst ook deel aan het traditionele Sint-Barbarafeest, feest voor de patroonheilige van de springstofspecialisten, artilleristen en andere professionele vuurmakers. Op die manier worden onze militaire roots in herinnering gebracht. Sint-Barbara wordt in december gevierd.
Beste lezer, Aan het eind van dit jaarverslag past het enkele conclusies te trekken uit al het werk dat in 2002 werd verzet en waarvan u op de voorgaande pagina’s een overzicht vindt. In 2002 hebben we, samen met de talrijke bezoekers aan de tentoonstellingen, onze geschiedenis herontdekt. Het instituut kan terecht bogen op een glorierijk verleden. Geniale en visionaire persoonlijkheden brachten het toenmalige ‘Dépôt de la Guerre et de Topographie’ op wereldniveau. Een doorgedreven wetenschappelijke onderbouwing schraagde de opmerkelijke productieactiviteiten ten behoeve van het jonge België. Een voorbeeld dat ook vandaag nog navolging verdient. Een gebouw heeft stevige fundamenten nodig om de tijd te doorstaan. Dat stellen we elke dag vast op de prachtige locatie die we betrekken. Zo ook moeten we steeds opnieuw de kwaliteit van ons werk op hoog niveau houden, gelijke tred houden met de technologische en wetenschappelijke evoluties en op die manier onze fundamenten in goede orde bewaren. In 2002 hebben we de productieopdracht die ons is toevertrouwd met volle inzet verder gerealiseerd. We zijn dag in dag uit op het terrein actief geweest, hebben de geometrie van vele honderden hectaren opgemeten, hebben vele duizenden elementen in onze gegevensbank geïdentificeerd, hebben miljoenen bits en bytes door onze hard- en software gestuurd om uit dit alles prachtige kaarten te realiseren. Het is een enorm voorrecht om aan dit werk een steentje bij te dragen, rechtstreeks als drukker of cartograaf of onrechtstreeks in de verkoop, het onderhoud of het personeelsbeheer. Uit de vele contacten met andere administraties, onder meer in het kader van de Copernicushervormingen, blijkt telkens weer hoe uniek het NGI is binnen de federale instellingen. Weinig andere instellingen hebben een echt product als resultaat van hun werk. Deze unieke positie maakt dat het niet altijd vanzelfsprekend is om de algemene aanpak te vertalen naar een goede aanpak voor het NGI. Maar we stellen vast dat de personen die met ons in contact komen allemaal erg aangetrokken worden door onze opdracht en de manier waarop we die kunnen realiseren. De erkenning van de kwaliteit van ons werk, onder meer door de prijs voor de mooiste cartografie voor de kaart 1:50 000, maar ook door de spectaculaire verkoopscijfers van de atlas en de cd-rom, moedigt ons aan om op de gekozen weg door te gaan. In 2002 hebben we tenslotte ook de toekomst voorbereid. De verdere uitwerking van het strategisch plan en de vertaling ervan in budgettaire termen zijn noodzakelijke stappen voor de uitbouw van het instituut. Hoewel we het zo (nog) niet benoemen, is de herziening van onze werkprocessen onomkeerbaar op de rails gezet (onze ‘BPR’) met als sleutelelement de uitbouw van de centrale gegevensbank SGISR. We verkennen de toekomstige werkprocessen, zoeken de verandering en proberen alle facetten in kaart te brengen. We bouwen onze digitale toegangspoort, ons e-loket verder uit. We implementeren de nieuwe loopbanen en werken aan de functiebeschrijving van de cartografen van de toekomst.
81 tot slot
De prachtige abdij van het NGI zou er ons kunnen toe verleiden ons op te sluiten binnen haar eeuwenoude muren. De stad, de wereld, het geraas sluiten we buiten. We plooien terug op het bekende en doen stilletjes ons ding, onveranderd. Een occasionele bezoeker mag een glimp opvangen van wat we doen, maar liever nog zien we hem gaan dan komen, liever hebben we de stilte dan het gewoel. Hoe groot ook de verleiding zou kunnen zijn om dit te doen, het is onzin. Afgesneden van de levensaders van kennisevolutie, contact met andere mensen, interactie met de gebruikers van gegevens, en zo meer, zouden we snel uitdrogen, mummificeren zelfs, en onze zin van bestaan volledig verliezen. Wie weerstand biedt aan verandering kiest voor teloorgang. En dat is duidelijk niet de optie van het NGI. We trekken volop de kaart van de toekomst, en zetten onze middelen zo goed mogelijk in om die toekomst solide en vol vertrouwen uit te bouwen. Dit jaarverslag geeft aan hoe we dat in 2002 hebben gedaan en met hetzelfde elan bouwen we in 2003 verder.
Ingrid Vanden Berghe
2. Activiteiten in 2002
In de klassieke Geodesie werd vroeger een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de planimetrie en de altimetrie. In de structuur van vroegere jaarrapporten vond men dit onderscheid dan ook duidelijk terug. Tegenwoordig spreekt men meer en meer over ÒgentegreerdeÓ Geodesie. Om die reden hebben we dan ook een nieuwe structuur gegeven aan dit jaarrapport. Naast de klassieke basisproductie (fotogrammetrische voorbereiding vb) hebben we vooral aandacht besteed aan de themaÕs die in 2002 door de directie bestudeerd en/of uitgevoerd werden en dit onafhankelijk van zijn hirarchische structuur.
2.1. Het permanent GPS-net (Projekt AGN) Veruit het grootste gedeelte van het toegewezen budget werd dit jaar besteed aan de aankoop van een geschikte software (en randapparatuur) voor het beheer van permanente geodetische netten.
In Fig. 4 wordt het principe van een permanent geodetisch net bondig geschetst. De waarnemingen van alle referentiestations (1Én) komen via een internetverbinding toe in het controlestation waar ze verwerkt worden. De kern van het verwerkingsproces is een Kalman filter. Een Kalman filter is samengesteld uit een meetmodel (de waarnemingen) en een dynamisch model. Het dynamisch model omvat niet alleen de cordinaten van ieder referentiestation maar zal vb ook uitdrukken dat hun snelheden nul moeten zijn. Een optimale schatter (correctie-vector) voor ieder permanent station wordt bekomen door een juist evenwicht te zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van iedere nieuwe waarneming en anderzijds de evolutie van de kwaliteit van het dynamisch model. Vervolgens wordt, mits een gepast interpolatie-algoritme, een correctie-oppervlak voor het volledige netwerk berekend. Zodra een gebruiker inbelt in het controlestation kan, in functie van zijn positie, een correctieparameter berekend en doorgestuurd worden. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat omwille van de huidige beperkingen op het internationaal RTCM-formaat slechts een gedeelte van de totale correctieparameter doorgestuurd kan worden.
Nationaal Geografisch Instituut Abdij Ter Kameren 13 1000 Brussel
82
Wettelijk depot D/2003/0911/02
Dit jaarverslag is ook beschikbaar in het Frans. Voor extra exemplaren of andere inlichtingen:
Tel.: 02 629 82 82 Fax: 02 629 82 83
www.ngi.be