JAARVERSLAG
NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT
20 04 NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT INSTITUT GEOGRAPHIQUE NATIONAL
Met enige trots kunnen we u opnieuw ons jaarverslag voorleggen. Het jaar 2004 werd immers gekenmerkt door een aantal belangrijke mijlpalen in ons veranderingsproject. De toelating om strategische investeringen te financieren uit het reservefonds van het NGI gaf het strategisch plan 2001-2005 de nodige budgettaire zuurstof. Nieuwe behoeften van onze belangrijkste partner Defensie leidden tot nieuwe opdrachten en tot nieuw te ontwikkelen specialisaties binnen onze diensten. Een verdere rigoureuze evaluatie van de uitgaven gecombineerd met de verruimde omzet leidde dan ook tot een gunstig resultaat op de jaarrekening, terwijl tegelijk het investeringsniveau opnieuw stijgt. Met de ondertekening van het samenwerkingsakkoord met de Algemene Administratie Patrimoniumdocumentatie in juli 2004 werd een stevig fundament gelegd voor het federaal platform voor geo-informatie. Een effectief partnerschap tussen federale producenten en gebruikers van geografische informatie zal de dienstverlening aan het grote publiek en aan de private sector in dit domein aanzienlijk verbeteren. Om de organisatie aan te passen aan de gewijzigde technologische en administratieve context en aan de opties van het strategisch plan 2001-2005, werd een grondige reorganisatie of Business Process Reengineering opgestart met ondersteuning van de FOD Personeel en Organisatie. De aanstelling van de heer Philippe Busquin als nieuwe voorzitter van het NGI onderstreepte de positieve verwachtingen van de voogdijminister voor onze instelling.
pagina
Beste lezer,
00 03
Natuurlijk kende het jaar 2004 ook zijn problemen en moeilijke momenten. Meest dramatisch daarbij is het overlijden van de heer Georges Thuysbaert, secretaris-generaal van Defensie en jarenlang regeringscommissaris bij het NGI. Zijn rol in de totstandkoming van de samenwerking met de gewesten bijvoorbeeld onderstreept de inzet en de interesse die hij steeds voor onze instelling had. In dit jaarverslag gaan we dieper in op al deze mijlpalen, maar natuurlijk brengen we u ook alle informatie over de vordering van de productie en vindt u relevante statistieken en achtergrondinformatie. Ik hoop dat u bij het lezen een goed overzicht krijgt van de inspanningen die het personeel van het NGI heeft geleverd om de missie van het NGI te realiseren. Ik wens u dan ook veel leesgenot Ingrid VANDEN BERGHE Administrateur-generaal
00 Naar een federaal platform voor geo-informatie 21 De AAPD en het NGI effenen de weg
pagina
Kaart van de Grote regio Akkoord met het groothertogdom Luxemburg
pagina
De activiteiten van EuroGeographics internationale samenwerking op het gebied 00 van automatische generalisatie
00 Het altimetrisch omrekeningsvlak 31
pagina
29
00 Het project AGN (Active Geodetic Network) 35
pagina
pagina
00 Woordje van de voorzitter 07 Organisatie Wettelijke opdracht Een pionier in de Belgische cartografie: André Jolly (1799-1883) Het reorganisatieproject « BPR » Financiële middelen Human resources Koninklijk bezoek 00 Evenement
Internationale projecten en akkoorden
pagina
pagina
pagina
00Voorwoord 03 00 00 Inhoud 04 05 00In memoriam Georges Thuysbaert 06
pagina
pagina
inhoud
pagina
20
00 04
pagina
00 Nieuwe produkten en gebruikers 75 Atlas en cd-rom 1:50 000
pagina
Cd-rom Topomap Belgium Lokale politie en directeurs-coördinatoren 00 Proximus 7 8 Cd-rom Bevekom (Beauvechain)
pagina
pagina pagina
pagina
pagina
00 Balanced Scorecard 79 00 De website 80 00 Wettelijk depot 82
pagina
pagina
pagina
pagina
2. De terreinverkenning voor de 1:10 000 3. De toponymische informatie 4. De opmeting van de paspunten 5. De luchttriangulatie 6. De restitutie 7. Het reliëf 00 8. De terreinverkenning voor de 1:50 000 48 9. De informatie die door externe personen verstrekt wordt
00 Informaticadienst 63 00 Foto, prepress en drukkerij 67 00 Geografische documentatie 68 00 Logistieke steun 69 00 Personeel en Organisatie 70
pagina
pagina
inhoud 00 De gegevensverzameling 37 1. De luchtopnamen
pagina
pagina
00 De vectoriële exploitatie 49 00 De symbolisatie 55 00 De opdrachten voor derden 57 CORINE Land Cover
pagina
pagina
Realisatie van databases voor MR-INFRA Toeristische kaarten Gemeenteplan De nieuwe kaart 1 :400 000 00 Het museum van de Dodengang te Diksmuide 62 Productie voor Defensie
00 05
pagina
IN MEMORIAM Georges Thuysbaert
00 06
OP 8 APRIL 2004 OVERLEED DE HEER GEORGES THUYSBAERT, SECRETARIS-GENERAAL VAN DEFENSIE. HIJ WAS LANGE TIJD REGERINGSCOMMISSARIS VAN HET NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT, VANAF 1 MAART 1983 TOT AAN ZIJN OVERLIJDEN. ALS REGERINGSCOMMISSARIS WAS HIJ MEE DE DRIJVENDE KRACHT ACHTER DE SAMENWERKINGSINITIATIEVEN TUSSEN HET NGI EN DE GEWESTEN. HIJ WAS OOK EEN FERVENTE VERDEDIGER VAN HET NGI BINNEN DEFENSIE EN VER DAARBUITEN. HIJ STELDE ZIJN EXPERTISE STEEDS TER BESCHIKKING VAN HET NGI WANNEER NODIG EN DROEG ZO IN GROTE MATE BIJ TOT DE STABILITEIT VAN DE ORGANISATIE. HET NGI BETREURT ZIJN OVERLIJDEN EN BETUIGT ZIJN DEELNEMING AAN ZIJN ECHTGENOTE EN FAMILIE. ALS EERBETOON AAN DEZE BIJZONDERE MAN HERNEMEN WE HIERNAAST DE WOORDEN DIE GENERAAL VAN DAELE, HOOFD VAN DE BELGISCHE STRIJDKRACHTEN, UITSPRAK OP DE BEGRAFENIS.
Me beperken tot het koudweg overlopen van de schitterende loopbaan van secretaris-generaal Georges Thuysbaert zou me ongetwijfeld achterlaten met een gevoel van onvoldaanheid: het zou niet volledig zijn. Die loopbaan kan immers niet losgekoppeld worden van de warme, innemende persoonlijkheid die Georges was. Laat me toe in enkele, weliswaar ontoereikende, woorden te zeggen wat Georges voor ons en Defensie betekende. Georges was in de eerste plaats zeer menselijk. Is het dan niet opmerkelijk dat iemand die gans zijn loopbaan van diepe menselijkheid heeft getuigd, op het hoogtepunt van zijn loopbaan verantwoordelijk wordt voor het personeel van een bedrijf van meer dan veertigduizend mannen en vrouwen, militairen en burgers? Nooit tevoren bekleedde een burger zulke belangrijke functie bij Defensie. Mijnheer Thuysbaert studeerde van 1964 tot 1969 aan de Katholieke Universiteit te Leuven en behaalde er de graad van doctor in de rechten en baccalaureus in het Kerkelijk Recht. Het bekleden later van belangrijke functies in verschillende ministeriële kabinetten heeft zijn eenvoud en nederigheid helemaal niet negatief beïnvloed ... Op 1 januari 1984 wordt hij benoemd tot directeur-generaal, hoofd van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het ministerie van Landsverdediging. Op 1 november 1998 werd hij bevorderd tot secretaris-generaal. Velen onder ons hebben Georges de voorbije maanden een bezoek gebracht. We dronken met hem het glas van de vriendschap, we blikten samen met hem vooruit in een toekomst, die alsmaar meer getekend werd door de voortschrijdende ziekte. Al die tijd gaf Georges blijk van dezelfde innemendheid, innerlijke rust, kalmte, sereniteit die hem altijd hebben gekenmerkt. Het afscheid kwam onverwacht en veel te vroeg ... Ik bied in mijn persoonlijke naam, in naam van alle collega's en vrienden en in naam van Defensie mijn innige deelneming aan aan Anne-Marie en de kinderen. Ik wens hen van harte veel sterkte toe. AUGUST VAN DAELE, Generaal Ir. Chef Defensie
GEORGES THUYSBAERT
pagina
DEEL 1: ORGANISATIE EN OPDRACHT
00 07
woordje van de voorzitter Het is me een genoegen om in dit jaarverslag 2004, het jaar waarin ik het voorzitterschap van het Nationaal Geografisch Instituut op me nam, enkele beschouwingen te maken. Ik wil in de eerste plaats minister André Flahaut bedanken om me deze opdracht toe te vertrouwen en het Comité van Beheer en alle personeelsleden verzekeren van mijn belangstelling voor deze prestigieuze federale instelling. Aan de vooravond van de 175ste verjaardag van België en de 25ste verjaardag van het federalisme is het van levensbelang dat ons instituut, dat nauw verbonden is met onze nationale geschiedenis, zijn plaats vindt tussen de nieuwe federale en regionale instellingen. Het lijkt me dat de dubbele rol van coördinator van de Belgische geografische informatie aan een kant en de plaats van die informatie op internationaal niveau (en vooral in Europa) aan de andere kant alleen door ons instituut kan vervuld worden en dit in perfecte samenhang met de recent ontwikkelde regionale diensten of instellingen. Op Europees vlak vereisen de nieuwe ruimtelijke technologieën en de nieuwe behoeften op het gebied van milieu, veiligheid en defensie een harmonisering van de meest nauwkeurige gegevens in een uitgebreide Europese Unie. De projecten Galileo, GMES of INSPIRE vragen een bijwerking van de geografische informatie op de meest aangepaste schaal. En voor onze medeburgers blijven onze hoogstaande kaartproducten, de exclusieve troef van ons instituut, een referentie die onafgebroken toegespitst moet worden op nieuwe behoeften (thematische kaarten, verspreiding van ons unieke patrimonium in gegevens, documenten). Ik heb het gevoel dat het volledige personeel van het instituut enthousiast zijn schouders zet onder de noodzakelijke aanpassingen en hoop dat 2005 een succesvol jaar wordt.
Philippe Busquin
Voorzitter van het Comité van Beheer
organisatie Voogdijminister André Flahaut, Minister van Defensie Comité van Beheer Voorzitter Christian Larbanois, kolonel van het vliegwezen (tot 1 september 2004) Philippe Busquin, minister van Staat (vanaf 15 september 2004) Ondervoorzitters Jean-Paul Devos, Christelijke Centrale van de Openbare Diensten Jos Rossie, Verbond van Belgische Ondernemingen Regeringscommissarissen José Berger, vertegenwoordiger van de minister van Begroting Georges Thuysbaert († 8 april 2004), vertegenwoordiger van de voogdijminister Katrien Geernaert (vanaf 1 oktober 2004), vertegenwoordiger van de voogdijminister Leden Serge Caschetto, POD Wetenschapsbeleid Daniël De Brone, FOD Financiën Francisco Fernandez-Corrales, Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt Francis Gabele, FOD Financiën Jean-Louis de Gerlache, FOD Buitenlandse Zaken Hervé Hillewaere, Algemene Centrale van de Openbare Diensten Muriel Laurent, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Sybille Mazay, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Pierre Musette, Ministerie van Defensie Jacques Pieron, FOD Binnenlandse Zaken Jean-Yves Pirlot, Ministerie van Defensie Marc Rollin, Ministerie van Defensie Erik Sterckx, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Jan Van den Bossche, FOD Mobiliteit en Vervoer Armin Van der Linden, Verbond van Belgische Ondernemingen Johan Vanvolsem, Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO’s Leden met raadgevende stem Jean-Marie Poncelet, Waals Gewest Anne-Marie Veithen, Duitstalige Gemeenschap François Du Mortier, Brussels Hoofdstedelijk Gewest Joris Sanders, Waals Gewest
pagina
Directieraad Ingrid Vanden Berghe, administrateur-generaal Bernard Jouret, adjunct-administrateur-generaal Jean Théatre, adviseur-generaal voor de technische diensten Jean-Paul De Weer, adviseur-generaal voor de administratieve en logistieke diensten
00 08
Het Nationaal Geografisch Instituut werd in zijn huidige vorm opgericht in 1976. Het is een parastatale instelling type B die onder de voogdij van de minister van Defensie staat. Het wordt bestuurd door een Comité van Beheer dat zijn beleid uittekent. Het Comité van Beheer is samengesteld uit een voorzitter, twee ondervoorzitters en een twintigtal leden die uiteenlopende federale overheidsdiensten, het Verbond van Belgische Ondernemingen, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO’s en de vakorganisaties vertegenwoordigen. Bovendien zetelen ook vier leden met raadgevende stem die de drie Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigen. Ook twee regeringscommissarissen die de voogdijminister en de minister van Begroting vertegenwoordigen, hebben een zitje in het comité. De administrateur-generaal, bijgestaan door de adjunct-administrateur-generaal en de technische en administratieve adviseurs-generaal, neemt de dagelijkse leiding op zich.
Administrateur-generaal
Adjunct-administrateur-generaal
CTI
Adviseur-generaal Technische Coördinatie
pagina
organigram
00 09
Geografischse documentatie
Adviseur-generaal Administratieve en Logistieke Coördinatie
Cartografie
Geodesie
Juridische Dienst Financiën
Fotogrammetrie
Vertaaldienst
Personeel Toepassingen
Logistiek
wettelijke opdracht van het NGI 1. het planimetrisch en precisiewaterpassingsnet van België opbouwen en onderhouden; 2. luchtfoto’s van het volledige Belgische grondgebied maken en actualiseren; 3. topologisch gestructureerde topografische gegevensbanken opbouwen en er kaartenreeksen van afleiden; 4. geografische gegevens van de lucht- en ruimteteledetectie verwerken; 5. in het kader van zijn specifieke vakgebieden werkzaamheden uitvoeren voor rekening van derden (thematische kaarten, precisiemetingen, …); 6. toegepast onderzoek verrichten met het oog op de ontwikkeling van de beoefende disciplines en de resultaten ervan publiceren; 7. normen en richtlijnen met betrekking tot de inhoud, de kwaliteit en het uitwisselingsformaat van de topografische gegevensbanken opstellen en verspreiden; 8. niet alleen zijn eigen technisch personeel opleiden, maar ook dat van openbare en privé-instellingen, alsook buitenlandse stagiairs in de wetenschappelijke en technische vakken die eigen zijn aan zijn opdracht: 9. een documentatiecentrum beheren dat bestaat uit een fototheek, waar de lucht- en satellietfoto’s gearchiveerd worden, een cartotheek waar oude en moderne kaarten bewaard worden en een wetenschappelijke bibliotheek die gespecialiseerd is in geodesie en cartografie; 10. de eigen producten en diensten commercialiseren.
(wet van 8 juni 1976)
een pionier in de Belgische cartografie: André Jolly (1799 - 1883) Onze voorloper, het Dépôt de la Guerre, werd in het leven geroepen op 26 januari 1831 bij besluit van het Voorlopig Bewind, met name bekrachtigd door Jolly en Gendebien. Op 11 juni 1834 werd Jolly directeur ad interim benoemd van het Dépôt de la Guerre; zijn definitieve benoeming dateert van 29 november van datzelfde jaar. In 1835 leidde hij een opmerkelijk cartografisch project in de vallei van de Dijle met de hulp van een kleine groep stafofficieren. Doel was een tiental kaarten in kleur te maken op schaal 1:20 000 (unieke stukken) op basis van kadastrale verkleiningen en de opbouw van een echt geodetisch driehoeksnet met inschaling door middel van een opgemeten geodetische basis. Dit vereiste waterpasbewerkingen en een voorstelling van het reliëf door hoogtelijnen (wat nieuw was!). Het nulniveau was een meetpaal die in Werchter lag, aan de samenvloeiing van de Dijle en de Demer, aangezien het nulniveau van Oostende nog niet bestond.
“Geboren uit een gezin van Engelse afkomst, studeerde hij aan het lyceum van Brussel waar Prisse, die tien jaar ouder was, hem voorging. In het najaar van 1815 werd hij toegelaten tot de Artillerie- en Genieschool van Delft. Na vijf jaar actieve dienstplicht als militair ingenieur en topograaf vroeg en kreeg hij zijn eervol ontslag. Hij had waarschijnlijk voldoende persoonlijke middelen want hij trok zich daarna enkele jaren terug om zijn schilderstalent te ontplooien. In Brussel maakte hij tijdens de woelige dagen in augustus en september 1830 deel uit van de burgermilitie. In een geest van orde en gematigdheid aarzelde hij niet om zijn verantwoordelijkheden te nemen. Hij was het die het kamerlid ontving dat prins Frederik van Oranje zond en waarvan niemand wist waar hij moest aankloppen omdat alle revolutionaire gezagsdragers in rook waren opgegaan. In de nacht van 23 september beslisten enkele notabelen in het stadhuis van Brussel dat ze zich zouden opwerpen als de overheid en na een stemming viel het leiderschap te beurt aan Jolly. Toen de opstandelingen, waaronder Rogier, van hun emoties bekwamen en terugkeerden van het Zoniënwoud op de ochtend van de 24ste, voegden ze zich bij deze kleine kerngroep en richtten ze samen het Voorlopig Bewind op. Door zijn militaire opleiding belanden de defensieproblemen bij Jolly die dus onze allereerste minister van Oorlog was. Het is aan hem dat we de beginstructuren van ons nationaal leger te danken hebben.”
pagina
IN HAAR UITSTEKENDE WERK OVER DE CARTOGRAFIE VAN BELGIË IN DE 19DE EEUW1 BESCHRIJFT CLAIRE LEMOINE-ISABEAU ANDRÉ JOLLY ALS EEN EERLIJKE, VOORAANSTAANDE, MOEDIGE EN ERG DISCRETE PERSOONLIJKHEID:
00 10
1 «La carte de Belgique et l’Institut Cartographique Militaire (Dépôt de la Guerre) 1830-1914», Koninklijk Legermuseum, 1988
De meeste officieren die hieraan meewerkten waren buitenlanders (de eerste lichting Belgische officieren zwaaide pas in december 1837 af van de Militaire School): vier Fransmannen en twee Polen. Twee Belgen die in die tijd erg bekend waren, vervolledigden het team: Jean-Baptiste De Moor en Antoine Outies (gepassioneerd artiest-schilder, goede vriend van Madou). De kwaliteit van deze individuele en collectieve oefening, zowel qua voorstelling van de planimetrie als van het reliëf, getuigt van verbazingwekkende knowhow en handigheid in een allesbehalve makkelijke periode.
Wat weinig bekend is en toch essentieel was voor de toekomst van de wetenschappelijke cartografie: het is Jolly die in april 1837 de briljante wiskundige Antoine Meyer, lesgever aan de Militaire School, aanwierf als rekenaar (met dagvergoeding!). Het is Meyer die enkele jaren later, in 1846, op vraag van directeur A. Nerenburger, naar Pruisen zal vertrekken om er de astronomen en wiskundigen op te zoeken die waren opgeleid met de methodes van de nieuwe geodesie van Gauss en Bessel.
pagina
Het verslag dat Meyer maakte voor de Academie en Adolphe Quetelet maakte Nerenburger en Liagre warm; ze stortten zich met een energie die bewondering afdwingt op het ijken van de maatstokken van Bessel (uitgeleend door Johann-Jacob Baeyer, een Pruisisch generaal en geodeet) en de ontwikkeling van de methodes (waaronder die van de kleinste kwadraten), nieuwe metingen en berekeningen om een uiterst nauwkeurig geodetisch netwerk van eerste orde op te bouwen.
00 11
Jolly hield zich actief bezig met het vastleggen van de Belgisch-Nederlandse grenzen. Het vredesverdrag met Nederland van 1839 en het afzwaaien van de eerste lichting stafofficieren van de Militaire School, maakten het Jolly mogelijk zijn personeelsbestand aardig uit te breiden met opgeleide militairen. Een politiek feit van doorslaggevend belang voor de professionele knowhow van de stafofficieren en van het Dépôt de la Guerre was het initiatief van Jolly om de titelvoerende officieren en adjuncten van het stafkorps te verplichten om jaarlijks topografische opnemingen en militaire terreinverkenningen uit te voeren volgens de programma’s van de directeur van het Dépôt de la Guerre. Claire Lemoine-Isabeau haalt deze historische verwijzing aan in haar al vernoemde werk (pagina 42) en preciseert dat de officieren in kwestie wiens werkzaamheden het bewaren waard werden beoordeeld, recht zullen hebben op een premie. Jolly verliet het Dépôt de la Guerre in 1842 (zijn opvolger tot in 1845 zal kolonel Trumper zijn) en werd generaal-majoor en commandant van de provincie Antwerpen. Als opvolger van generaal Prisse werd hij ook covoorzitter van de Gemengde Commissie in Maastricht belast met de voorbereiding van de Grenzenovereenkomst tussen België en Nederland (en ook trouwens tussen België en het groothertogdom). Die overeenkomst werd in augustus 1843 ondertekend. De doortocht van Jolly heeft het Dépôt de la Guerre dus erg goed gedaan. Naast zijn vele menselijke kwaliteiten, was hij ongetwijfeld een begenadigd en plichtsbewust officier met heel wat organisatietalent.
Bernard Jouret kaartfragmenten “Vallée de la Dyle”
het reorganisatieproject BPR (Business Process Reengineering)
Het NGI startte een reorganisatieproject met ondersteuning van de FOD P&O. Wie zijn jullie? De FOD P&O (Personeel en Organisatie) is een sleutelspeler in de modernisering van de openbare diensten waar onze minister, Christian DUPONT, voor ijvert. P&O ondersteunt de federale structuren bij hun personeelsbeheer en organisatieontwikkeling. De O in de afkorting P&O staat net voor die organisatorische dimensie. Het team dat het NGI ondersteunt, maakt deel uit van het directoraat-generaal Organisatie (DGO), directie Organisatieontwikkeling (OO). We bieden hulp aan heel wat FOD’s, agentschappen en instellingen die zich willen reorganiseren waaronder de FOD’s Sociale Zekerheid, Volksgezondheid, Mobiliteit, Economie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Justitie, Financiën, de POD’s Maatschappelijke Integratie en Wetenschapsbeleid, de besturen van de Medische Expertise en de Gehandicapten en het Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Wat is jullie rol in het NGI-project? Onze opdracht bij OO is onze klanten, en in het bijzonder het NGI, te helpen om zich te reorganiseren als dat nodig blijkt. Onze rol bestaat erin bijstand te bieden in de organisatie en de begeleiding in elke type veranderingsproject. Toch leveren we geen hulp in de domeinen die strikt onder de vakbevoegdheid van onze klanten vallen. Dat beheersen ze immers zelf goed en daar kunnen wij niet veel meer aan bijbrengen.
pagina
We zochten het team van P&O op dat ons helpt bij de uitwerking van onze BPR. Ze zijn met drie - Marleen Van Avondt, Jan Willems en Jean-Jacques Legrand – en staan onder de leiding van Ben SMEETS, directeur Organisatieontwikkeling bij P&O.
00 12
Om de veranderingen op het NGI in goede banen te leiden, biedt P&O hulp in allerlei domeinen: - Wat moet gedaan worden? De bepaling van de “wat” van het veranderingsproject, namelijk de bepaling van wat zal gedaan worden, er de grote lijnen van uittekenen en ook de domeinen bepalen die er buiten vallen; - Hoe het project leiden? Het P&O-team biedt methodologische ondersteuning en hulp bij de werking van de werkgroepen en onderneemt ook de nodige specifieke stappen om de verandering te begeleiden; de “stuurtechnieken” worden ook geformaliseerd; het project wordt in fasen ingedeeld, rekening gehouden met de eigenheden van de organisatie; - Met wie? Het project wordt geleid door gemengde groepen NGI/OO; we geven geen vis maar leren vissen; - Voor welk resultaat? Einddoel is een organisatie op poten te zetten die rekening houdt met de huidige en toekomstige behoeften van de klanten en partners van het NGI en dit op een duurzame manier. Een groot deel van de reorganisatieprojecten wordt uitgevoerd met steun van privé-firma’s. Hoe zit dat bij de BPR van het NGI? We doen inderdaad vaak een beroep op consultanten uit de privé-sector als het werkvolume te groot wordt. We moeten gelijktijdig een groot aantal projecten leiden en beschikken niet altijd over genoeg middelen om in te kunnen gaan op alle aanvragen. Het OO-team telt slechts veertien personen om meer dan 25 projecten te bolwerken. De consultancybedrijven die deelnemen aan de projecten worden door OO omkaderd, om zo de verwachte resultaten te leveren. Tot op heden koos het NGI ervoor om geen beroep te doen op externe consultants. Het OO-team heeft de verdienste de nodige consultancyprestaties te leveren om het project in goede banen te leiden. Die beslissing houdt een groot engagement van de organisatie zelf in. Daar staat tegenover dat men een langere termijn nodig heeft om de reorganisatie rond te krijgen.
Veranderen is hoognodig. Onze samenleving en onze omgeving evolueren onafgebroken. Het NGI kan niet werkloos toekijken. Europa maakt opgang en dat is een fundamentele veranderingsfactor. De Europese richtlijnen beïnvloeden onze wetgeving consequent en ook de regionalisering van België heeft een grote weerslag op de manier van werken van het NGI. Bepaalde activiteiten waar het NGI vroeger het monopolie over had, zijn dat vandaag niet meer. Dat betekent dat het NGI van zich moet afslaan om zijn activiteitendomein en zijn “markt” te behouden en verder uit te breiden. Vooral in het laatste decennium kenden we een razendsnelle opkomst van nieuwe technologieën. Wat enkele jaren geleden nog ondenkbaar was, is vandaag een realiteit geworden. Die evolutie leidt tot diepe veranderingen van de waarden en de cultuur van de samenleving, van de verwachtingen van de klanten die alsmaar dringender en veeleisender worden, en ook van de functie van de geografische voorstelling binnen de Staat. Om gelijke tred te kunnen houden met de buitenwereld, moeten we ons noodzakelijkerwijs aan dat alles aanpassen. Opdat het NGI zijn opdracht coherent verder zou kunnen uitvoeren, in het bijzonder voor de realisatie en de terbeschikkingstelling van de topogeografische inventaris van België, werden in de jaren 1990 al nieuwe technologieën ingevoerd. Dat mondde uit in de uitwerking van het SGISR zoals bepaald in het managementplan 2001-2005 van het NGI.
pagina
Het NGI kan bogen op een lange en rijke geschiedenis. Waarom moet zijn organisatie een evolutie ondergaan? Die vraag is alomtegenwoordig als men over verandering spreekt. Men zou ze kunnen herformuleren als “Waarom raken aan onze werkwijze die zijn deugd al heeft bewezen?”.
00 13
Wat is de impact van de invoering van de SGISR-technologie? Die impact is wezenlijk. Ze komt erop neer dat het NGI als het ware van ‘stiel’ veranderd is. De belangrijkste technologische verandering vond plaats in het begin van de jaren 1990 met de invoering van digitale informaticamiddelen. Wat vroeger manueel werd uitgevoerd (graveren van kaarten, manuele bewerking van foto’s…) werd stapsgewijs vervangen door digitale middelen. Het SGISR-project is een uitloper van die technologische veranderingen waarbij de basisnotie van gecentraliseerde en naadloze ruimtelijke referentiegegevens werd ingevoerd. Maar het SGISR-project ondersteunt vooral een verandering van de visie op het vakgebied van het NGI. Het NGI moet evolueren van een producent van kaartgegevens naar een beheerder van topografische en geografische gegevens (de zogenaamde topo-geografische inventaris) waarvan een van de toepassingen bestaat uit het maken van topografische kaarten en afgeleide producten. Dat betekent een verandering van het referentiekader. De referentiegegevens van het NGI zijn geëvolueerd van de papieren kaart naar de digitale kaarten en nu naar een geheel van opgeslagen gegevens in een ruimtelijke database. Op die manier is het referentiekader van het NGI heel wat immateriëler geworden (wat al gebeurde bij de banken, kranten en heel wat takken van de informatie-industrie). Dat impliceert dus een grondige reorganisatie van de werkwijze en vraagt dus van iedereen inspanningen om zich aan te passen. Het NGI startte dus met een BPR. Waaruit bestaat zo’n BPR? Om veranderingen door te voeren is het verkieslijk om te steunen op aanpakken of “methodes”. We brengen er verschillende in de praktijk waaronder de BPR, balanced scorecards, kwaliteitsbewaking met de CAF (Common Assesment Framework), uitwisselen van goede praktijken, tevredenheidsenquêtes, procesmatig management van de processen enzovoort. Een BPR is een coherente en gestructureerde aanpak om betekenisvolle verbeteringen te plannen, uit te werken en in de praktijk te brengen in de lijn van de strategie van de organisatie. Daarbij komt heel wat kijken: de strategie, de klanten en betrokken partijen (“stakeholders”), de werkwijze van eenieder, de ICT, de eigen cultuur van de organisatie, het budget, het sturen en controleren van de organisatie, de vereiste competenties, de band met het e-government enzovoort. Een BPR is het meest geschikte instrument om in te spelen op de specifieke problemen van het NGI. Het maakt het mogelijk om de fundamentele reorganisatieproblemen zoals de evolutie van het vakgebied te sturen. Andere methodes, zoals de CAF of het uitwisselen van goede praktijken zijn dan weer meer geschikt voor 'lichtere' reorganisaties.
Waarom sneden jullie de waarden aan? Meestal zijn de waarden niet geëxpliciteerd. Ze werken als verkeerslichten (rood, oranje, groen) tegenover de individuele en collectieve gedragspatronen. In het kader van het veranderingsproject van het NGI is het nodig de waardecodes te expliciteren om ze te gebruiken bij het management en de interne communicatie om zo de slaagkansen en de kansen op aanvaarding van de resultaten van de beoogde veranderingen te verhogen.
pagina
Een BPR is dus een “zware” reorganisatiemethode. Hoe kan men zich ervan verzekeren de goede koers aan te houden? Om niet uit koers te geraken, moeten twee fundamentele zaken geëxpliciteerd worden: - Waar wil het NGI naartoe? We formaliseren een “visie” die staat voor het licht waar we naartoe willen vanuit de duisternis, de “strategie” die de gekozen weg is om op de eindbestemming te raken en de "missie" die neerkomt op de bestaansreden van het NGI. We hebben in dat verband de herformulering van het nieuwe vakgebied van het NGI aangesneden en ook de studie van de waarden van de organisatie werd niet vergeten. - Wat willen we bereiken met de BPR? In functie van de missie, de visie en de strategie kunnen de doelstellingen bepaald worden waarna de stuuractiviteiten ervoor zorgen dat de voorziene koers wordt aangehouden.
00 14
Wat zal er nu gebeuren?
Phase1 1 Fase
Steering committee
- Phase Fase 3 3 Phase Fase 22 Steering committee
Steering committee
Fase 4 4 Phase
Steering committee
Description des ü Kloofanalyse ü Visie, Vision,missie, mission, üüBeschrijving Analyse des ü Description van ü Beschrijving processus stratégie, écarts strategie, doelstellingen, gekozen des objectifs, choisis (“To métier vakgebied strategische processen implications Be”)Be) ü Implementatieplan, Planning de la implicaties (To stratégiques analyse Préparation & mise envan œuvre ü Voorbereiding& enanalyse ü ü Evaluatie Évaluation de la risico’s planning globale, planning ü Organisatieplan Programme huidige toestand beperkingen situation de risques et (As Is) (“As actuelle contraintes Identificationvan of ü Identificatie opportuniteiten Is) opportunités ü Planning ü Investeringsplan plan phases fases volgende ü Kwantificering Quantification d’investissement ü Risicoanalyse Analyse de suivantes To duBe To Be risques
Phase5 5 Fase
Mise en œuvre Implementatie par des door programmes et programma’s projets en projecten Evaluatie Évaluation
CA
PD
de ü Identification Identificatie van Quick Wins
Pré analyse< Pre
Figuur 1 – de vijf fases van een BPR
analyse
>Implémentation >Implementatie
We hebben de eerste fases (fase 1 en 2) afgerond en beginnen nu resoluut aan de beschrijving van de toekomst (fase 3). Daarna zullen we de kloof tussen de bestaande toestand en de gewenste toestand (fase 4) evalueren en zullen we een uitwerkingsplan formuleren dat in fase 5 wordt opgestart (zie Figuur 1 – de vijf fases van een BPR). De trechters op de tekening tonen dat men altijd uitgaat van een algemene situatie vooraleer naar de details gegaan wordt.
Plan
Do
Act
Check
De andere projecten zullen dan volgen.
Waarvoor staat het eigenaardige letterwoord PDCA op de figuur? De PDCA is wat men een « cercle vertueux » noemt. Het komt erop neer een besturingssysteem in te stellen dat heel de levenscyclus van een actie in vier etappes behandelt: - Plan (een actie plannen en de verwachte doelstelling kwantificeren), - Do (de actie uitvoeren) - Check (het resultaat van de actie meten en kwantificeren) - Act (het resultaat en het vooropgestelde doel naast elkaar leggen; als het resultaat niet overeenstemt met de verwachtingen: bijstellen).
Dat principe maakt het mogelijk te evolueren naar een verbetering van het prestatievermogen van de organisaties, waarbij de PDCA zowel op operationeel, beslissings- als strategisch niveau wordt toegepast. Zijn jullie gerust in de toekomstige resultaten? Tot op heden hebben we gewerkt met een team dat dicht bij de directie van het NGI staat. De volgende stappen zullen een beroep doen op uitgebreide werkgroepen die de verandering zullen waarmaken. We geloven dat het NGI zal slagen in zijn omschakeling. De BPR is slechts een middel om dat ambitieuze project te ondersteunen.
pagina
De leden van het BPR-team van het NGI hebben ook heel wat anders aan hun hoofd. Daarom beslisten we om het vervolg van de BPR in "stukjes" aan te pakken. We zullen ons eerst buigen over de strategie en het management van het NGI, de organisatie van de topogeografische inventaris en het financiële luik. Het begin van de implementatie is gepland voor het eerste trimester van 2006.
00 15
2004 (€ '000)
Bedrijfsopbrengsten Omzet Overheidstoelage Andere bedrijfsopbrengsten
4.083 10.667 135
Bedrijfskosten Personeelskosten Goederen en diensten Afschrijvingen op vaste activa Andere bedrijfskosten
11.864 1.959 709 2
3.601 10.250 132 14.885
13.983 11.594 1.963 788 17
14.534 351 71 422
Bedrijfsresultaat Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat Resultaat van het boekjaar
financiële middelen 2003 (€ '000)
14.362 (379) 109 16 (254)
Het jaar 2004 is gekenmerkt door het herstel van het evenwicht begonnen in 2003. De groei van de opbrengsten wordt ondersteund door twee factoren: de werken buiten de basisopdracht voor rekening van Defensie en een verhoging van de overheidstoelage. Terzelfdertijd wordt de stijging van de kosten onder controle gehouden door een conservatief tewerkstellingsbeleid. Zoals reeds in 2003 gaat dit conservatief tewerkstellingsbeleid spijtig genoeg maar onvermijdelijk ten koste van de uitvoeringstermijnen die voorzien waren in het strategisch plan 2001-2005. Opbrengsten De omzet neemt toe met 13% en bereikt 4,1 miljoen€. De stijging is in de eerste plaats te danken aan de bijkomende werken uitgevoerd voor Defensie, terwijl de omzet gerealiseerd met de producten van de basisopdracht (kaarten, luchtfoto's, data) stabiel blijft. De overheidstoelage neemt toe met 4% door indexering en door de Copernicus-toelage die toegekend wordt om de nieuwe personeelskosten veroorzaakt door de Copernicus-hervorming te dekken. In 2004 bestaan deze personeelskosten uit de nieuw ingevoerde competentie-premies. Kosten De personeelskosten worden strikt onder controle gehouden en stijgen slechts met 2%. De tewerkstelling blijft gehandhaafd op het niveau van vorig jaar en de stijging beperkt zich dus tot de indexering van de wedden en de uitbetaling van de nieuwe competentiepremies. De overige bedrijfskosten blijven stabiel. Resultaat Met inbegrip van het financieel resultaat levert het jaar 2004 een winst op van 422.000€ . Na de verlieslatende jaren 2003 en 2002 is het herstel van het evenwicht dus een feit. Balans op 31 december 2004 Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
2004 (€ '000)
1.333 1
1.414 1 1.415
Vlottende activa Voorraden Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Overlopende rekeningen
Eigen vermogen Kapitaal Reserves
2.443 3.515 1.112 154 8.135 9.550
Totaal passiva
8.297
2.500
1.059
7.169 1.576 886
900 1.959 9.550
00 16
Investering De investeringen in productieve uitrustingsgoederen zijn opnieuw gestegen na twee zwakke jaren en bereiken 789.000€. Bij afschrijvingskosten van 709.000 € is de netto-investering dus opnieuw positief en bedraagt ze 80.000€. Bedrijfskapitaal en liquiditeit Door het winstgevend resultaat toe te voegen aan het eigen vermogen wordt het bedrijfskapitaal aanzienlijk opgevoerd en bereikt 6,167 miljoen € . De liquiditeit van dit bedrijfskapitaal neemt af, maar de thesaurie op 31 december bedraagt nog altijd 4,665 miljoen€.
9.631
4.669
5.091 2.500 7.591
Schulden Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen
1.334 1.073
1.173 2.174 3.400 1.265 123
Totaal activa
2003 (€ '000)
pagina
Resultatenrekening voor het jaar 2004
2.462 9.631
Kapitaal en reserves Het winstgevend resultaat van 422.000€ wordt toegevoegd aan de eigen middelen. De bijzondere reserve voor investeringen van 2,5 miljoen€ die in 2002 werd aangelegd is op heden nog niet aangesproken en dus integraal beschikbaar.
human resources
Personeelsbestand (aantal personen op 31 december) Totaal personeelsbestand:
265
Leeftijdspiramide Statuut: Statutairen Contractuelen
214 51
74
80 60
Geslacht: Mannen Vrouwen
172 93
Taalrol: Nederlands Frans
129 136
Niveau : Niveau 1 Niveau B Niveau C Niveau D
44 111 50 60
Werktijden: Voltijds Deeltijds
199 66
46
40 20
19
20
23
54
15
6
8
0 1
20-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65
20-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65
Afwezigheden: Loopbaanonderbreking Verlof wegens stage Detachering Verlof voorafgaand aan pensionering Langdurige afwezigheid om persoonlijke redenen
6 19 20 23 46 74 54 15 8
4 2 1 2 1
pagina
Leeftijd: Leeftijdspiramide
00 17
Bevorderingen
Bewegingen Indiensttredingen Statutairen Contractuelen
1 4
Afvloeiingen Statutairen Contractuelen
7 2
Automatisch (anciënniteit) Na slagen voor competentietest Strategisch Verdeling van het personeel per directie/dienst Administratie, logistieke steun, ICT Technische directies Commerciële directie
6 2
75 158 22
pagina
koninklijk bezoek op 17 juni 2004
00 18
pagina
00 19
pagina
evenement
00 20 31 maart 2004: Plechtige opening van het museum van de Dodengang, waarvoor het NGI een muurkaart heeft gemaakt
DEEL 2: NATIONALE EN INTERNATIONALE PROJECTEN EN AKKOORDEN naar een federaal platform voor geo-informatie
pagina
Inleiding
00 21
Zowat 80% van alle informatie bevat een geografische component. Een adres, een plaats, een omgeving. Het benutten van de geografische aspecten van een informatie laat toe op een gestructureerde manier deze informatie te verwerken. Iemand is bijvoorbeeld enkel geïnteresseerd in de gegevens die betrekking hebben op zijn directe leefomgeving. De geografische component is een selectiecriterium die de relevante van de niet-relevante informatie onderscheidt. Of men wenst te weten waar er een bepaalde activiteit kan uitgeoefend worden: zoek de geografische aspecten van een bepaald gegeven, om daar dan verder mee te werken. Er kunnen ook bepaalde analyses op het geografische deel van de informatie uitgevoerd worden: wat is de dichtstbijzijnde …, wie valt er binnen een straal van zoveel meter van een … welke gebieden beantwoorden tegelijkertijd aan volgende criteria…? Goede geografische informatie draagt ook bij tot de duurzame ontwikkeling van een land. In de slotverklaring van de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg wordt geo-informatie expliciet opgenomen als een belangrijk hulpmiddel.
Nood aan een federaal platform
Rol van het Nationaal Geografisch Instituut
pagina
Internationaal bestaat er een consensus om te streven naar nationale, internationale en mondiale gegevensbanken van geo-informatie (spatial data infrastructures). Meestal ligt deze taak bij de overheid of wordt ze door die overheid gefinancierd. Hergebruik van de beschikbare overheidsinformatie wordt meer en meer de norm, ook via de reglementaire initiatieven zoals onder meer de Public Sector Information richtlijn. De Europese commissie werkt ook aan een initiatief over de opbouw en ter beschikkingstelling van referentiegegevens en milieugegevens met de ontwerp-richtlijn INSPIRE. Het is dan ook belangrijk dat België pro-actief op deze evoluties inspeelt. De federale staat beheert belangrijke informatie met een geografische component. Een goed beheer van deze informatie stelt de overheid in staat de taken van algemeen belang die haar zijn toevertrouwd op een doeltreffende en efficiënte manier uit te voeren. Door de nieuwe technologische ontwikkelingen wint deze geo-informatie ook aan belang voor de eigen taken van de overheid in het kader van onder meer e-governement, maar ook voor de private sector die aan deze informatie een toegevoegde waarde kan geven en zo een groei in de locatiegebonden diensten kan verwezenlijken. Het is belangrijk dat de krachten van het federale niveau in dit domein gebundeld worden om een optimale benutting van de ingezette middelen te realiseren. In deze nota wordt gepleit voor de oprichting van een federaal platform voor de geoinformatie. Het federale platform voor geo-informatie heeft tot doel de verschillende diensten van de federale overheid samen te brengen die geografische gegevens produceren, beheren of gebruiken. Een betere samenwerking moet toelaten dat de verschillende geografische gegevens op elkaar afgestemd worden, en dat deze gemakkelijke ontsloten kunnen worden, in de eerste plaats naar de andere federale overheidsdiensten, maar natuurlijk ook naar de andere overheden en de private sector. Eén van de meest tastbare resultaten van deze samenwerking moet de realisatie worden van een federale kruispuntbank voor geo-informatie waar diverse authentieke bronnen van zowel referentiegegevens (kadaster, topografische gegevens, statistische sectoren, …) als thematische gegevens (geluidsoverlast, veiligheidszones rond voetbalstadia, …) vlot uitgewisseld kunnen worden ten nutte van alle federale overheidsdiensten, en via samenwerking ook de andere overheden in het land en internationaal.
Ook de publieke toegang tot bepaalde gegevens kan via deze kruispuntfunctie meer geïntegreerd verlopen.
00 22
Door de aard van zijn opdracht wordt het NGI momenteel ten zeerste geconfronteerd met de noodzaak aan dat federale platform. Dagelijks moeten wij vaststellen dat er enerzijds behoefte aan geo-informatie bestaat die niet of onvoldoende wordt gedekt, en dat anderzijds veel authentieke bronnen van geo-informatie onvoldoende worden gevaloriseerd. Het NGI is een instelling van de federale overheid die specifiek voor de opmaak van geo-data door de overheid werd opgericht. Het NGI is de authentieke bron en normerende instantie voor de topografische referentiegegevens over ons land (geodetisch systeem, projectie, topografische objecten,… en is de enige (of meest bekende) bron van andere gegevens die zij geografisch voorstelt (gemeentegrenzen, toponymie,…). Het NGI bouwt die gegevens op, verdeelt die onder diverse vormen en int daarop auteursrechten en gebruiksrechten om zijn werking te financieren. Het NGI is dan ook authentieke bron voor heel veel topografische referentiegegevens, waaronder de normatieve gegevens van het nationale projectie- en coördinatenstelsel, en voor hoogtereferentie. Het NGI is daarnaast ook de de facto kruispuntbank voor andere informatie die geografisch kan voorgesteld worden zoals gemeentegrenzen, andere administratieve grenzen of statistische sectoren. Het NGI wil de belangrijkste geografische poot zijn aan de federale informatiestructuur. Het NGI heeft die wettelijke opdracht en heeft de competenties in huis om dergelijke rol op te nemen. Het NGI wil federale partners voor wie de geo-info geen prioritaire opdracht is ondersteunen in het geografisch voorstellen van hun informatie en wil in alle openheid samenwerken met andere belangrijke federale producenten
pagina
00 23
van geo-informatie zoals de administratie Patrimoniumdocumentatie. Via de kruispuntfunctie wil het NGI de andere federale overheden de mogelijkheid bieden gerichte geo-info te gebruiken en geografische gegevens te analyseren in het kader van hun missie.
Nood aan intergouvernementeel overleg Het federale niveau heeft aanzienlijke competenties op het gebied van de referentiecartografie (geodetische normen, projectie en nationaal coördinatenstelsel, topografische referentie, kaart van de kadasterpercelen, …). Andere overheden, vooral de gewesten, bouwen ook geografische informatie op. Vanuit hun bevoegdheden (milieu, ruimtelijke ordening, …) nemen de verschillende gewesten tegelijk verschillende initiatieven, vooral inzake grootschalige referentiebestanden. Om de homogeniteit en interoperabiliteit van dergelijke gegevens te kunnen waarborgen en verspilling van de ingezette middelen te voorkomen, is een gestructureerd overleg inzake geografische informatie noodzakelijk. Een eerste aanzet daartoe is voorzien in het kader van het intergouvernementele overleg e-government, meer specifiek in verband met locatiegegevens (adressen).
Realisaties in 2004 Hoewel de ideeën rond het federale platform reeds de voorgaande jaren vorm kregen binnen het Comité van Beheer van het NGI, is het echte startsein in 2004 gegeven met de ondertekening van het samenwerkingsakkoord tussen het NGI en de Algemene Administratie Patrimoniumdocumentatie op 6 juli, door Minister Reynders en Minister Flahaut en beide administrateurs-generaal. Verderop in dit verslag (zie pp. 24 en 25) kunt u meer vernemen over de concrete bijdrage die het akkoord levert aan de doelstellingen van de AAPD. Daarnaast en daarenboven is dit akkoord ook een belangrijke mijlpaal in de samenwerking tussen federale overheidsdiensten op het vlak van geo-informatie. De beide instanties engageren zich immers tegenover elkaar om de belangen van de partners en van de federale overheid en ook het algemene belang waarmee zij werden belast in alle openheid en in wederzijds respect te dienen. In de loop van het werkjaar 2004 werden ook gesprekken aangeknoopt met de derde natuurlijke partner van het federale platform, namelijk het Nationaal Instituut voor de Statistiek. De ondertekening van het akkoord dient zich aan voor 2005.
de AAPD en het NGI effenen de weg
pagina
Akkoord tussen de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD) en het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) in het kader van de uitbouw van een federaal platform voor geo-informatie
00 24
Het NGI en de AAPD zijn federale instellingen die op nationaal niveau gemeenschappelijke strategische ideeën ontwikkelen om hun activiteiten als openbare diensten te promoten. De federale overheid beheert belangrijke informatie met een geografische component. Een goed beheer van deze informatie stelt de overheid in staat de taken van algemeen belang die haar zijn toevertrouwd op een doeltreffende en efficiënte manier uit te voeren. Dank zij de nieuwe technologische ontwikkelingen, wint de geo-informatie ook aan belang voor de eigen taken van de overheid onder meer in het kader van e-government, maar ook voor de private sector, die aan die informatie een toegevoegde waarde kan geven en zo locatiegebonden diensten ontwikkelen. Een betere samenwerking moet toelaten dat de verschillende geografische gegevens op elkaar afgestemd worden en toegankelijker worden, in de eerste plaats voor de andere federale overheidsdiensten, maar natuurlijk ook voor de andere overheden en de private sector. Om die samenwerking te concretiseren, hebben de AAPD en het NGI een samenwerkingsakkoord gesloten. De AAPD kan - dank zij haar kennis van het aantal en de aard van de onroerende rechten, haar ervaring met metingen op grote schaal, haar documentatie betreffende de afbakening van de gemeentegrenzen en van de staatsgrenzen - het gebied van de geografische informatie verrijken met bijzondere thema’s, bijvoorbeeld de informatie over de kenmerken van de onroerende goederen. Er zijn verschillende samenwerkingsgebieden, zoals het geografisch refereren van de kadastrale percelenplans, de ontwikkeling van een geografisch gerefereerd adressenbestand, de validatie van de administratieve grenzen of de vertegenwoordiging van België op internationaal niveau wat de topo-geografische informatie betreft. Internationaal bestaat er een consensus om te streven naar nationale, internationale en mondiale gegevensbanken van geo-informatie (Spatial Data Infrastructure). De Europese Commissie werkt ook aan een initiatief in deze zin met de ontwerprichtlijn INSPIRE (“Infrastructure for Spatial Information in Europe”). Het is dan ook belangrijk dat België pro-actief op die evoluties inspeelt. Door deze overeenkomst willen beide instellingen bijdragen tot dit noodzakelijke proces van synergie en samenwerking. Om goed te begrijpen in welke geest deze overeenkomst is gesloten en om de voordelen die eruit voortvloeien voor de realisatie en het beschikbaar stellen van een patrimoniale documentatie door AAPD in te schatten, lijkt het ons aangewezen een beetje geschiedenis en een visie naar de toekomst mee te geven.
De AAPD heeft traditionele taken: kadaster, registratie, domeinen, hypotheken en niet-fiscale invordering. Naast die wettelijke en traditionele taken heeft de AAPD algemene taken zijnde: het verschaffen van rechtszekerheid, het beheer van de patrimoniumdocumentatie, de verspreiding van de patrimoniuminformatie en de dienstverlening gebaseerd op de patrimoniumdocumentatie.
pagina
De AAPD werd in 2000 opgericht en is ontstaan door de samensmelting van de diensten van het Kadaster, de Registratie, de Domeinen en de Hypotheekbewaring.
00 25
Als administratie die informatie verwerkt en verspreidt is de AAPD sterk betrokken bij de evolutie op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie (ICT). Die evolutie - vooral de toenemende mogelijkheden om verzamelingen van gegevens te koppelen en de bredere toegang tot allerlei informatie via Internet - leidt tot debatten over de verdeling van de rollen en de taken van de verschillende actoren op het gebied van de patrimoniumdocumentatie en -informatie. De AAPD heeft hierbij de mogelijkheid om haar huidige positie te behouden en haar dienstverlening zelfs te verbeteren door het aangaan van samenwerkingsovereenkomsten en het invoeren van Het project STIPAD heeft de ambitie om de activiteiten van de AAPD op een het project STIPAD (“Geïntegreerde verwerking van de Patrimoniumdocumentatie”) rationele en efficiënte wijze te reorganiseren door de bestaande informatie van de verschillende sectoren (Kadaster, Registratie, Domeinen en Hypotheken), waaronder het digitaal kadastraal percelenplan (CADMAP en CADGIS), te verenigen in een patrimoniale gegevensbank (PATRIS) en om de in het kader van COPERFIN herwerkte werkmethoden te informatiseren in samenwerking met federale overheidsdiensten, de gewesten, notarissen, landmeters enz. Het objectief is aan de talrijke potentiële gebruikers zowel uit de publieke sector als uit de private sector informatie te verstrekken over roerende en onroerende goederen van alle natuurlijke en rechtspersonen, zowel wat betreft de samenstelling als de waarde van de eigendommen, en dit naargelang van de machtigingen en in overeenstemming met de regels betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Een tweede objectief is een kruispuntbank van de Patrimoniumdocumentatie te ontwikkelen, dit is een netwerk van gedecentraliseerde databases met gedeelde verantwoordelijkheden. Om dit objectief te bereiken, moeten de instanties die informatie in dezelfde domeinen bezitten (het NGI, de Gewesten, ...) samenwerken. Dit objectief kan pas bereikt worden als de verschillende samenwerkingsgebieden die in de overeenkomst zijn vastgelegd vruchten gedragen hebben.
Daniel De Brone Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie
internationale projecten en akkoorden Kaart van de Grote Regio De grensoverschrijdende samenwerking in de Grote Regio SaarLor-Lux is gebaseerd op een akkoord tussen de Franse, Duitse en Luxemburgse regeringen. Later voegden hier zich nog twee regio’s bij, wat het totaal op vijf brengt: Saarland, Lotharingen, Luxemburg, Rijnland-Palts en Wallonië dat tot nu toe enkel officieus lid is. Sinds enkele jaren stuurt de Regionale Commissie de samenwerkingsinitiatieven. In die grote Europese regio wordt ook op cartografisch gebied samengewerkt. Zo maakten de cartografische instituten van de Grote Regio eerder een grensoverschrijdende kaart op schaal 1:25 000 van Schengen en omgeving. Daarnaast verschijnt elk jaar een thematische kalender die de Grote Regio meer bekendheid moet geven en al na enkele jaren is uitgegroeid tot het symbool van het samenwerkingsverband. Via kaartuittreksels en luchtfoto’s worden de onderwerpen geografisch gelokaliseerd waardoor op een originele manier promotie gemaakt wordt voor de producten van de verschillende instituten. De Regionale Commissie wijst al enige tijd op de behoefte aan een goede kaart van de Grote Regio op schaal 1:500 000. Dit project vormt nu de nieuwste uitdaging voor de verschillende instituten. Op basis van de heterogene grote structuren van de verschillende regio’s zullen ze proberen een geharmoniseerde cartografie voor het geheel te ontwikkelen. Het werk hoeft echter niet van nul te starten. EuroGeographics, de overkoepelende organisatie van de Europese cartografische instituten, heeft immers de productie van vectorgegevens op schaal 1:250 000 afgewerkt om ze in haar nieuwste product EuroRegionalMap te integreren.
EuroGeographics – Working together to meet Europe's information needs EuroGeographics is een alliantie van een rist geografische en kadastrale instellingen uit heel Europa. Op dit moment telt de organisatie 44 leden uit 41 landen, die allemaal werken aan één gemeenschappelijk doel: de interoperabiliteit van de geoinformatie op Europees vlak. EuroGeographics speelt een sleutelrol in de ontwikkeling van Europa’s infrastructuur voor ruimtelijke gegevens (ESDI = Europe’s Spatial Data Infrastructure) en haar werk vormt een aanvulling op het project INSPIRE (Infrastructure for Spatial Information in Europe) waarmee de Europese Commissie een wettelijk kader wil scheppen voor de harmonisering van de geografische informatie.
Het ontwerpakkoord met Luxemburg, dat van 26 september 1951 dateert, regelde tot vandaag het wederzijdse gebruik van de buitenlandse delen voor de productie van topografische kaarten. Het was dus hoog tijd dat akkoord te actualiseren en aan te passen aan het digitale tijdperk met producten als EuroRegionalMap van EuroGeographics. Daarom sloten de twee instituten in 2004 een principeakkoord dat ook de uitwisseling regelt van digitale cartografische informatie (rasterkaarten en vectorgegevens).
pagina
Akkoord met het groothertogdom Luxemburg
00 26
EuroGeographics in 2004 PRODUCTEN
SABE De database SABE2001 v1.1 is erg geschikt voor geo-marketing en statistische analyses en heeft een klantenbestand van ongeveer dertig organisaties. De gegevens zijn ook beschikbaar voor een vijftiental projecten die de Europese Commissie financiert.
EuroGlobalMap Versie 1.1 van EuroGlobalMap werd afgewerkt en op de markt gebracht. Onder de huidige gebruikers tellen we de Europese Commissie, de commissies rond waterbeleid, de universiteit van Siena en de Alpenconventie. De volgende release van EuroGlobalMap is in juni 2006 gepland.
EuroRegionalMap Versie 1 werd in januari afgewerkt en bestrijkt zeven landen. De gegevens zijn nog niet gecommercialiseerd en slechts enkele landen zijn beschikbaar onder evaluatielicentie. Het projectteam werkte aan een actieplan om het product tegen eind 2006 naar minstens 25 EU-lidstaten uit te breiden (zie ook pagina 28).
LOPENDE PROJECTEN
NIEUWE PROJECTEN
EuroSpec Het Programme Management Team ontwikkelde een strategie die beleidsdocumenten omvat over informatie en standaarden, verspreidingsdiensten, prijzen en licenties en partnerschappen.
RISE RISE (Reference Information Specifications for Europe) is een sleutelproject in het EuroSpec-programma en zal specificaties ontwikkelen voor de referentiethema’s met betrekking tot water en hoogte, met de Europese kaderrichtlijn Water als voorbeeldtoepassing.
EuroRoadS Het project – dat voor 50% gefinancierd wordt door het eContent-programma – startte in maart. Doel is om een gestandaardiseerde, naadloze en kwaliteitsvolle panEuropese infrastructuur van digitale gegevens met betrekking tot het wegennet uit te werken.
EuroGeoNames Met dit projectvoorstel wil men de eerste stappen zetten naar een netwerk van meertalige geografische namen. Tegen midden 2005 zullen de projectpartners de bestaande databases van geografische namen analyseren, de markt voor dergelijke informatie onderzoeken en een technisch rapport voorbereiden.
EuroMapFinder (metadata) In 2003 werd de strategische beslissing genomen om de metadataservice van EuroGeographics uit te bouwen met als ruggengraat het systeem dat Zwitserland aan het ontwikkelen is. De contractbesprekingen zitten in de eindfase met als doel om begin 2005 de eerste versie van de service te lanceren.
EuroBoundaries Kaartbladaansluitingen aan de landsgrenzen vormen een heikel punt voor pan-Europese producten. Een workshop boog zich over de mogelijkheid om dit proces te laten ondersteunen door een definitieve database van de landsgrenzen. In september vindt een volgende workshop plaats om de reikwijdte en waarde van zo'n project te evalueren.
Pricing and Licensing Er werd een nieuwe algemene projectovereenkomst uitgewerkt om een antwoord te bieden op de verzuchtingen van een aantal leden over de vorige versie. Het werk is bijna rond en maakt het mogelijk nieuwe overeenkomsten voor EuroGlobalMap, EuroRegionalMap en SABE voor te bereiden.
eMap+ In mei werd een projectaanvraag ingediend binnen het eContent-programma om de exploitatie en het gebruik van de producten van EuroGeographics te vergroten. Ondanks de goede beoordeling zal het project waarschijnlijk niet kunnen rekenen op steun van de Europese Commissie.
pagina
EXPERTGROEPEN
00 27
De expertgroepen rond geodesie, wettelijke en commerciële aangelegenheden, kwaliteit en standaardisering focussen verder op hun specifieke activiteiten. EuroGeographics werkte verder aan de uitvoering van zijn communicatieplan door middel van presentaties en tentoonstellingen op conferenties en workshops, de publicatie van artikelen in grote tijdschriften over geografische informatie en direct marketing bij klanten.
de activiteiten van EuroGeographics EUROREGIONALMAP, « EEN TOPOGRAFISCHE DATABASE VAN EUROPA OP SCHAAL 1:250 000 WAAR 32 LANDEN AAN MEEWERKEN » door Nathalie Delattre, projectleider In het kader van EuroGeographics dat de Europese cartografische instituten verenigt, nam het NGI de coördinatie van het project EuroRegionalMap op zich. Doel is de nationale databases van de Europese landen te harmoniseren om zo een eenvormige pan-Europese overdekking te creëren op schaal 1:250 000. Het project beet in 2001 de spits af met de productie van de EuroRegionalMap voor zeven landen die nu beschikbaar is op de markt: België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Ierland en Noord-Ierland. Met die eerste geslaagde ervaring tussen de zeven pionierslanden in het achterhoofd, kiest het project EuroRegionalMap nu de kaart van een project op Europese schaal dat de grenzen van de Unie overstijgt. Dertig van de 32 cartografische instituten engageerden zich om EuroRegionalMap te produceren tegen eind 2006.
Hoe werd dat mogelijk? 2004 was eigenlijk een overgangsjaar waarin we de instituten hebben aangespoord zich aan te sluiten bij ons project door hen te overtuigen van het nut en de haalbaarheid van het project. We hebben samen onderzocht hoe we het werk kunnen organiseren en de technische problemen kunnen oplossen die tijdens de productiefase van de volgende twee jaar beslist zullen opduiken. We hebben de specificaties voor EuroRegionalMap ook aangepast aan de nieuwe producerende landen. Om de topografische gegevens te harmoniseren willen we immers geen standaard opleggen die vreemd is aan de beschikbare bronnen maar het bestaande harmoniseren. Het resultaat van onze besprekingen is dat elk cartografisch instituut EuroRegionalMap voor zijn grondgebied zal maken door de nationale databases te harmoniseren volgens de specificaties van EuroRegionalMap en ook de nodige stappen zal ondernemen met de buurlanden om de gegevens voor de grensgebieden te harmoniseren. Het NGI zet de coördinatie van het project verder maar krijgt nu versterking van een internationaal team van technici van de cartografische instituten van Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Denemarken. De hoofdbrok van het werk is de technische coördinatie en ondersteuning van de productie van de cartografische instituten en de validering en kwaliteitscontrole van de geleverde gegevens.
pagina
En dat alles vóór eind 2006?
00 28
Op twee of drie landen na die nog maar net zijn aangesloten, nam iedereen de uitdaging aan. Toch is het jammer dat het cartografisch instituut van Italië zich nog niet bij het project heeft aangesloten, want het in kaart brengen van alle landen van de Europese Unie is een van onze prioriteiten. Marktstudies hebben immers aangetoond dat EuroRegionalMap een veelbelovend product is waarvan de topografische gegevens zich op milieugebied als referentie kunnen opdringen. Dat soort gegevens is momenteel erg in trek en veelgevraagd door de Commissie vanwaar de erg korte termijnen die we onszelf opleggen.
Website: http://www.eurogeographics.org/eng/03_projects_euroregionalmap.asp
internationale samenwerking op het gebied van automatische generalisatie
Het project AGENT is een onderzoeks- en ontwikkelingsproject op het gebied van automatische generalisatie, dat gefinancierd wordt door de Europese Unie. Het labo COGIT van IGN France en drie universiteiten – Edinburgh, Zurich en Grenoble – namen deel aan het project dat werd geïmplementeerd op de LAMPS2-software van de Engelse firma Laser-Scan. IGN France en Kort & Matrikelstyrelsen Denemarken (KMS) zijn de eerste twee cartografische instituten die de AGENT-technologie integreerden in hun productieproces van gegeneraliseerde kaarten. In 2003 gebruikte NGI België die technologie voor zijn productielijn 1:100 000. De implementatie en noodzakelijke aanpassing van die technologie blijven echter erg ingewikkeld om verschillende redenen: de core van AGENT is niet flexibel genoeg, er is geen interface om de parameters in te stellen en er zijn geen mogelijkheden om het systeem makkelijk uit te breiden met nieuwe selectierestricties of algoritmes. Op basis van een studie op kosten van IGN France, maakte de firma Laser-Scan een kostenraming voor een volledig vernieuwd design van het AGENT-prototype. Maar door het hoge kostenplaatje dat daaraan vast hing, stelde Laser-Scan een cofinanciering voor door een vereniging van cartografische instituten: MAGNET of Mapping Agencies Generalisation NETwork. Het NGI België, IGN France, de KMS en de Ordnance Survey verbonden zich in 2002 aan MAGNET. Ze werkten niet alleen samen om de financiering rond te krijgen, maar ook om technische specificaties uit te werken voor de software Clarity die ontwikkeld moest worden op basis van het AGENT-protoype. In juni 2003 werd de eerste versie van Clarity, het resultaat van de eerste fase van het project MAGNET, verspreid onder de leden van de vereniging.
pagina
AGENT et MAGNET
00 29
De samenwerkingsovereenkomst tussen IGN-France en het NGI Steunend op de AGENT-technologie startte IGN France in 2004 een nieuw project rond automatische generalisatie op. Doel is kaarten op schaal 1:25 000 et 1:50 000 af te leiden van de database TOPO. In juni 2004 zakten François Lecordix, projectverantwoordelijke, en zijn collega Jenny Trévisan af naar het NGI om zich te informeren over onze generalisatieprojecten. De overeenkomsten tussen de projecten van beide instellingen vielen meteen op, zowel wat de gebruikte software als de schaalkeuzes betreft. De wil tot samenwerking op een terrein waar beide instituten absoluut niet concurreren leidde tot een samenwerkingsovereenkomst die bepaalt dat IGN France het personeel van het NGI gratis zal ontvangen om zijn softwarecodes uit te leggen en te leveren (als IGN France daarmee instemt) voor generalisatiebewerkingen, en omgekeerd.
De uitbreiding van het samenwerkingsproject naar vier cartografische instituten In de tussentijd bleef het project MAGNET vastzitten in de eerste fase terwijl oorspronkelijk vier fases waren voorzien om de software Clarity af te werken. Omdat de vier leden van MAGNET in erg verschillende contexten, aan verschillende snelheden en met verschillende budgettaire middelen werken, waren slechts twee opties mogelijk: ofwel wachten tot iedereen klaar was ofwel voortdoen met degenen die klaar waren.
pagina
De eerste optie lag aan de basis van het project MAGNET maar kwam niet goed uit voor Laser-Scan, noch voor de leden die het snelst opschoten en opgehouden werden door de achterlopers. Daarop werd een nieuwe samenwerkingsvorm uitgedacht. Er werd een MAGNET-consortium gevormd met een heel andere instelling dan die van de begingroep. Het globale doel is om elk van zijn leden in staat te stellen de automatiserings- en generalisatiegraad voor de productie van afgeleide kaarten te verhogen door middel van:
00 30
- het delen van codes en ervaring: de Clarity-software vereist veel individuele aanpassingen voor ze in de productielijn kan geïntegreerd worden. Een groot deel van die ontwikkelingen kunnen alle producenten van gegeneraliseerde kaarten van pas komen. Het consortium zal dus een lijst bijhouden met de deelcodes die de leden bereid zijn te delen met de andere leden, kosteloos en zonder wakker te liggen van het verschil tussen de hoeveelheden ontvangen en gegeven codes. Bovendien worden regelmatig workshops georganiseerd om ervaringen uit te wisselen over het gebruik van de Clarity-software en de ontwikkelingen die de leden van het consortium hebben verwezenlijkt. - de ontwikkeling van de software Clarity: uit ervaring blijkt dat het moeilijk werken is met de firma Laser-Scan, producent van de Clarity-software, als groep van gelijke partners. Om ieder cartografisch instituut op zijn eigen ritme te laten vooruitgaan en te vermijden dat de ontwikkelingen die bij Laser-Scan besteld worden de software in een richting duwen die niet alle leden waarderen, werd overeengekomen dat de instituten die nieuwe functionaliteiten of aanpassingen van de software nodig hebben, eerst het advies van de andere leden van het consortium vragen voor ze hun bestelling doorgeven aan Laser-Scan. De kostprijs van die ontwikkeling wordt gedragen door het instituut dat de bestelling doet of wordt eventueel gedeeld. De ontwikkelingen van Laser-Scan worden altijd ter beschikking gesteld van de andere leden van het consortium om te vermijden dat er te veel verschillende versies van de software ontstaan.
Besluit Met het MAGNET-consortium experimenteren vier Europese cartografische instituten met een nieuwe vorm van samenwerken. Aangezien ze niet met elkaar concurreren en gelijkaardige problemen hebben op het gebied van generalisatie, hebben ze beslist om in de meest open geest over te gaan van een hoofdzakelijk financiële samenwerking naar het niet afgemeten en kosteloze delen van codes en ervaring om zo sneller resultaten te boeken.
pagina
DEEL 3: GEODETISCHE PROJECTEN altimetrisch omrekeningsvlak hBG03
00 31
Philippe Lambot, departement Geodesie
Inleiding De cartografie van ons land steunt op een aantal conventies: - de grafische conventies (conventionele tekens) betreffen de keuze van lijnen en kleuren om wegen, waterlopen, bodemgebruik … voor te stellen. - de keuze van een schaal en van een kaartprojectie - de keuze van een referentie-ellipsoïde, dit is een regelmatig vlak dat wiskundig bepaald is en waarop ons land (een onregelmatig topografisch vlak) geprojecteerd wordt. - om het reliëf door middel van hoogtelijnen en punten met een hoogtegetal te kunnen weergeven, moet men een referentievlak of nulvlak (D-nul) bepalen; conventioneel kozen onze voorgangers in de 19de eeuw voor het gemiddelde zeeniveau bij laagwater om in de polders (een gebied dat ruim twee meter onder het gemiddelde zeeniveau ligt) negatieve hoogtecijfers te vermijden.
De door het NGI bepaalde hoogte van een willekeurig punt van het land, de zgn. orthometrische hoogte (H), is dus gewoon de hoogte van dat punt ten opzichte van een vlak dat het hele land bedekt en dat met het gemiddelde zeeniveau bij laagwater overeenstemt. Dat referentievlak is onregelmatig, want het is afhankelijk van de schommelingen van de zwaartekracht. Het is wat we “geoïde” noemen. Maar met de moderne middelen om GPS-coördinaten (breedte, lengte, hoogte) te meten verwijst de hoogte naar de referentieellipsoïde (men spreekt van de ellipsoïdale hoogte h). Theoretisch kan de orthometrische hoogte H gedefinieerd worden als het verschil tussen de ellipsoïdale hoogte h en de afstand N tussen de geoïde en de ellipsoïde (de zgn. geoïdale afstand). Ons departement Geodesie is erin geslaagd (aan de hand van 30.000 gravimetrische waarden van de Ukkelse Sterrenwacht) een model van de geoïdale afstand te maken met een centimeternauwkeurigheid. Op wetenschappelijk en technisch vlak is dit een hele prestatie. Wat enkele jaren geleden nog ondenkbaar was is nu werkelijkheid geworden, tot grote tevredenheid van de landmeters.
1. Noodzaak van een omrekeningsformule Het departement Geodesie heeft een nieuw geodetisch referentiesysteem als onderdeel van het Europese systeem EUREF (European Reference Frame) ontworpen onder de naam BeRef (Belgium Reference). In dat driedimensionaal geocentrisch systeem worden de met het Europese datum ETRS89 geassocieerde coördinaten uitgedrukt als lengtes, breedtes en ellipsoïdale hoogtes. Elke gebruiker van het GPS-systeem dat op dat nieuwe referentiesysteem steunt krijgt driedimensionale geografische coördinaten (ϕ, λ, h)ETRS 89 . Daar de gebruiker doorgaans geen interesse heeft voor de ellipsoïdale hoogte, maar wel voor de orthometrische hoogte uitgedrukt in het gebruikelijke altimetrisch systeem, is de beschikbaarheid van een “formule” voor de centimetrische omrekening van de hoogtes een must geworden. Verband tussen ellipsoïdale (h) en orthometrische (H) hoogte
a
b
basis
Ha
Topografisch vlak
Hb
ha
hb Geoïde
Na
Nb Ellipsoïde
∆Hab = Hb – Ha = ( hb - ha ) – ( Nb – Na ) De realisatie van een altimetrisch omrekeningsvlak of -rooster maakt het mogelijk om over te gaan van het systeem met ellipsoïdale hoogtes, dat door het GPS geleverd wordt, naar het altimetrische systeem dat in België in gebruik is, namelijk de TAW (Tweede Algemene Waterpassing) met als referentie het gemiddelde zeeniveau bij laag water te Oostende.
2. Bepaling van het omrekeningsvlak 2.1 Methodologie In 2003 heeft de Koninklijke Sterrenwacht van België aan de hand van ruim 30.000 gravimetrische punten een nieuw geoïdemodel BG03 (Barzaghi R. et al.) berekend voor het hele Belgische grondgebied. Opdat dit model bruikbaar zou zijn voor GPS-toepassingen die centimetrische hoogtes vereisen, moet het afgestemd worden op een geheel van gewaterpaste GPS-punten. Met de zowat 4000 gewaterpaste GPS-punten van het nieuwe geodetisch referentiesysteem BeRef (Belgium Reference) dat door het NGI is ontworpen beschikken we over een geheel van geodetische punten waarvan de ellipsoïdale hoogte (h) in het referentiesysteem ETRS89 gekend is en de orthometrische hoogte (H) in het referentiesysteem TAW (Tweede Algemene Waterpassing) gekend is.
Voor elk gewaterpast GPS-punt : 1. berekent men ζGPS . Niv = hi − Hi 2. bepaalt men, op het geoïdemodel, de hoogte van de gravimetrische geoïde
pagina
De afwijkingen tussen beide gegevensbronnen, ζGPS . Niv en leerd worden door een functie :
00 32
ζGrv
ζGrv , kunnen gemodel-
f (ϕ , λ ) = a + b(ϕ − ϕ 0) + c (λ − λ 0) cos ϕ waar (ϕ 0, λ 0 ) de coördinaten zijn van het zwaartepunt van de zone. De parameters a, b en c kunnen worden verkregen door aanpassing via de methode van de kleinste kwadraten:
ζGPS . Niv − ζGrv = a + b(ϕi − ϕ 0) + c (λi − λ 0) cos ϕi + vi De parameter a vertegenwoordigt de verticale verschuiving die overeenstemt met een gemiddelde systematische fout van het model; de parameters b en c vertegenwoordigen een kanteling die respectievelijk uitgedrukt wordt door een noordwaartse helling (in de breedte) en een oostwaartse helling (in de lengte). Met die parameters a, b en c is het enkel mogelijk de gravimetrische geoïde van een algemene tendens te corrigeren. Deze tendens vertegenwoordigt de fouten met een grote golflengte of met een grote correlatie-afstand. Een tweede correctieniveau is noodzakelijk omdat de residuele afwijkingen vi overblijven. Deze afwijkingen worden ontbonden, via een voorspellingsmethode door collocatie, in een signaal en een ruis (Duquenne H.): vi = si + ni . Het signaal vertegenwoordigt het gecorreleerde gedeelte van de residu’s, de ruis vertegenwoordigt het niet-gecorreleerde gedeelte ervan. Deze ontbinding van de residu’s biedt niet alleen de mogelijkheid om fouten op de punten op te sporen, maar ook de mogelijkheid om statistische gegevens te hebben over de kwaliteit van de gravimetrie en van de gewaterpaste GPS-punten. De punten die fouten buiten de tolerantie aanwijzen worden geëlimineerd. De residu’s worden dan gemodelleerd in een regelmatig rooster dat afgetrokken wordt van de gecorrigeerde geoïde. Het omrekeningsrooster hBG03, dat door het hierboven vermelde procédé bepaald is en dat bij LAREG-IGN/FR (Laboratoire de Recherche en Géodésie) berekend is, heeft een nauwkeurigheid van om en bij 2 cm.
2.2 Waarde van de parameters en statistieken op de residu’s Parameter Waarde -2.757 m systematische fout (a) -0.081 m/110Km helling naar het noorden (b) 0.009 m/110Km helling naar het oosten (c) standaardafwijking op de residu’s 0.033 m -0.093 m minimaal residu 0.104 m. maximaal residu standaardafwijking op het signaal 0.028 m. 0.018 m standaardafwijking op de ruis
pagina
Uit de hierboven vermelde waarden kunnen we het volgende afleiden:
00 33
- Er is een gemiddelde verschuiving van –2,757 m tussen de hoogtereferentie van het waterpassingsnet en de gravimetrische geoïde. Die verschuiving is grotendeels te wijten aan de constante (2,32 m) die men op de hoogtes van het waterpassingsnet toepast om negatieve hoogtes te vermijden. De resterende 0,437m kunnen het gevolg zijn van een plaatselijke fout in het veldmodel dat als basis heeft gediend voor de geoïde, of van een verschuiving in de geodetische referentie (oorspronkelijke translatie, ellipsoïdale constante) tussen het veldmodel, de gravimetrie en het GPS-net. - De zuid-noordhelling van de hoogtereferentie ten opzichte van de geoïde bedraagt -0,081 m voor 110 km. Deze helling kan te wijten zijn aan een plaatselijke fout in het veldmodel of aan een zuid-noordsystematisme van het waterpassingsnet. - De oost-westhelling van de hoogtereferentie ten opzichte van de geoïde bedraagt 0,009 m voor 110 km. Deze waarde is klein en weinig relevant, rekening gehouden met de geringe oppervlakte van het land.
De standaardafwijking van het signaal (2.8cm) is een indicator van de nauwkeurigheid van de gecorreleerde fouten, namelijk de fouten op de geoïde, de gecorreleerde fouten van het GPS (bijvoorbeeld de fouten die te wijten zijn aan de troposfeer voor de punten die tijdens eenzelfde sessie waargenomen werden), de gecorreleerde waterpassingsfouten. De standaardafwijking van de ruis (1.8cm) is een indicator van de nauwkeurigheid van de niet-gecorreleerde fouten, namelijk de niet-gecorreleerde fouten van het GPS (bij voorbeeld de meetfouten in de hoogte van antennes), de niet-gecorreleerde waterpassingsfouten.
3. Evaluatie van het omrekeningsvlak Een kwalitatieve evaluatie van de juistheid van de omrekening via het rooster werd uitgevoerd op 109 punten die over het hele grondgebied verspreid zijn. Die punten werden met het GPS-systeem gemeten (sessie van 2 à 3 uren) en door geometrische waterpassing aan het nationale altimetrisch net verbonden. De berekening van de afwijkingen tussen de N-waarden van de terreinmetingen en de N-waarden van het rooster hBG03 geeft een standaardafwijking van 2 cm.
35 30 25 20 15 10 5 0 -5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
cm
verschillen tussen de N waarden bepaald via hBG03 en via terreinmetingen (waterpassing en GPS)
pagina
00 34
4. Praktisch gezien In het altimetrisch omrekeningsrooster hBG03 zijn de knopen uitgedrukt in geografische coördinaten (ϕ , λ ) ETRS 89 met een spreiding van 1x1 minuut (bij benadering 1200x1900 meter). De bepaling van de N-waarde door bilineaire interpolatie biedt ons de mogelijkheid om de orthometrische hoogte H in de TAW-referentie rechtstreeks te krijgen via de relatie : HDNG = hETRS89 – N. Voorstelling van het altimetrisch omrekeningsvlak hBG03
Het programma voor de transformatie van coördinaten cConvert-2.00, dat gratis kan worden gedownload op onze website http://www.ign.be , integreert die omrekening. Referenties Duquenne H., Everaerts M., Lambot Ph. Merging a gravimetric model of the geoid with GPS/Levelling data: an example in Belgium, International Association of Geodesy Symposia vol.128, 2004 Barzaghi R., Borghi A., Ducarme B., Everaerts M. Quasi-geoid BG03 computation in Belgium, Newton's Bulletin - n°1, Dec. 2003 Duquenne H. Comparison and combination of a gravimetric quasi-geoid with a levelled GPS data set by statistical analysis, Physics and Chemistery of the Earth, vol 24 n°1, 1999
Op initiatief van diverse overheidsinstellingen werden onlangs netwerken van permanente GPSontvangers uitgebouwd met als doel in gans het land nauwkeurige en snelle positiebepalingen uit te voeren via de RTK-meettechniek (Real Time Kinematic GPS). Onder de noemer Active Geodetic Network (AGN) verzorgt het NGI de coördinatie van deze initiatieven.
pagina
het project AGN (Active Geodetic Network)
00 35
Start van de helpdesk voor Walcors
Controle van de positie van de referentiestations
Sinds begin mei 2004 verzekert het NGI de helpdesk voor Walcors (Wallonia Continuous Operating Reference System). Op werkdagen wordt de centrale server met de beheersoftware, die zich in Daussoulx bevindt, van op afstand uit onze kantoren gestuurd. De gebruikers van Walcors die vragen hebben over de werking van de RTK-service of die problemen ondervinden in het terrein, worden tijdens de kantooruren (tussen 8.00 en 17.00 uur) telefonisch geholpen. Acht maanden ervaring leert ons dat algemene of lokale verstoringen van de RTK-dienstverlening meestal het gevolg zijn van problemen op het vlak van communicatie: enerzijds de doorstroming van de GPSwaarnemingen vanuit de permanente ontvangers naar de centrale server en anderzijds de verbinding via GSM tussen de server en de gebruiker. Ernstige en langdurige onderbrekingen van de dienstverlening bleven echter beperkt en het groeiende aantal gebruikers wijst op het nut van Walcors in het domein van de topografie.
Het resultaat van iedere RTK-meting is rechtstreeks afhankelijk van de coördinaten van het (de) referentiestation(s). De stabiliteit van de referentieantennes moet dus permanent worden nagegaan. Wekelijks worden de verschillen met de initiële coördinaten berekend, geëvalueerd en via grafieken gepubliceerd op onze website (als voorbeeld de figuur met de resultaten voor het station Sint-Truiden). Dit initiatief ging van start in mei 2003. Dit betekent dat de grafieken momenteel de variatie van de coördinaten over een periode van 20 maanden weergeven. Een tijdsspanne die voldoende lang is om eventuele tendensen te herkennen. De belangrijkste conclusie is dat alle referentiestations behoorlijk stabiel zijn, de vastgestelde variaties blijven immers beperkt tot de “ruis” van de metingen (max. 10 mm voor x en y, max. 15 mm voor de hoogte). Dit betekent dat bij het gebruik van de RTK-netwerken in het terrein voor alle referentiestations nog steeds gebruik wordt gemaakt van dezelfde coördinaten als bij het opstarten van de RTK-service. Momenteel is het nog niet mogelijk om deze grafieken op te stellen voor de referentiestations van Walcors. Dit heeft te maken met de huidige datacommunicatie tussen Daussoulx en het NGI, deze is niet optimaal waardoor niet alle GPSwaarnemingen ons bereiken. De veelvuldige korte onderbrekingen laten de volledig geautomatiseerde wekelijkse berekeningen vastlopen. Voor meer informatie over AGN kunt u terecht op onze website:
http://www.ngi.be/agn/NL/NL0.shtm
pagina
00 36
Figuur: Wekelijkse variatie van de coördinaten voor het referentiestation Sint-Truiden
DEEL 4: TECHNISCHE ACTIVITEITEN de gegevensverzameling 1. 1. De luchtopnamen
Alle informatie voor onze toepassingen op middelgrote schalen (1:10 000 en 1:50 000) halen we uit luchtfoto’s. Met behulp van luchtfoto’s bepalen we de vorm, afmetingen en ligging van objecten op het terrein. Die techniek heet fotogrammetrie en we gebruiken daarvoor meestal beelden die van op een hoogte van ongeveer 3300m genomen zijn met een speciale camera. Luchtfoto’s zijn de eerste stap en dus van essentieel belang voor de verdere productie. In 2004 maakten vier privé-firma’s de nodige luchtfoto’s voor het NGI.
Bruikbare luchtfoto’s maken is geen sinecure. Voor een ideale opname moet aan een rits voorwaarden voldaan worden. In de eerste plaats mag er letterlijk geen wolkje aan de hemel zijn. Bovendien moet er voldoende zonlicht zijn en liefst nog geen bladeren aan de bomen. Die voorwaarden zijn alleen verenigd in maart en het eerste deel van april. Voor sommige andere opdrachten, waarbij bijvoorbeeld de hoogte van bomen moet gemeten worden, is het dan weer wachten tot in mei.
In 2004 zaten de meteorologische omstandigheden om ideale luchtopnamen te maken niet mee. Gelukkig waren alle opnamen die nodig zijn voor de digitale productie 1:10 000 de vorige jaren al gemaakt. Voor de bijwerking werd wel al één kaartblad gefotografeerd, namelijk blad 29. Voor “speciale werken” voerden we in 2004 zes opdrachten uit voor luchtopnamen van militaire domeinen. Deze foto’s hebben een grote schaal en zijn meestal in kleur. In 2005 moeten nog meer foto’s op grote schaal genomen worden, maar ook op middelgrote of kleine schaal. De meeste van die opnamen zullen ook tot orthofoto’s verwerkt worden. Er werden in 2004 geen specifieke luchtopnamen gemaakt voor de productie van orthofoto’s omdat in 2003 al voor het volledige noordoosten van het land orthofoto’s werden gemaakt. Dankzij de productie van de vorige jaren beschikken we over een volledige fotografische en orthofotografische overdekking van het land die niet ouder is dan 2001. Het NGI maakt orthofoto’s voor zijn productie 1:50 000 en ook op vraag van de landbouwadministraties.
Orthofoto’s zijn digitale luchtfoto’s waarop de systematische vervormingen die te wijten zijn aan de centrale projectie, het reliëf en de niet altijd perfect verticale opname-as zijn gecorrigeerd. Een orthofoto is metrisch nauwkeuriger dan een gewone luchtfoto en is erg waardevol als basisinformatie en bijvoorbeeld ook voor het opmeten van percelen. Voor de productie van orthofoto’s maken we systematisch gebruik van luchttriangulaties en van digitale terreinmodellen die aangepast zijn aan de schaal van de foto’s (zie punt 5 en 7 van dit hoofdstuk).
pagina
Algemeen
00 37
pagina
aanleg van de Noord-Zuidverbinding in Brussel (1949)
00 38
1. tussen de kathedraal en het Centraal station
2001 2002 2003 2004
2. aan het Noord-station
Overzichtskaart met opnamen 2001 à 2004 op kleine en middelgrote schaal (behalve voor Speciale Werken) detail uit een kleurenfoto: Koksijde - 2004
Database en digitale toegang tot luchtopnamen Eind 2004 legden we de laatste hand aan de inventaris van al onze luchtfoto’s van België die we bijeenbrachten in een database. In die database vindt men niet alleen de plaatsbepaling van bijna alle foto’s (op enkele zeldzame vluchten na, waarvoor geen afdrukken van de foto’s beschikbaar waren), maar ook de nog beschikbare fotogrammetrische gegevens die afkomstig zijn van zeer diverse bronnen. Bovendien zijn de attributen die betrekking hebben op bepaalde kwalitatieve aspecten gedeeltelijk opgenomen in die database. Dit werk is nog niet beëindigd.
Door de koppeling aan een ‘stratenatlas’ kunnen we door het intikken van een straatnaam en gemeentenaam in een enkele tellen alle beschikbare luchtfoto’s identificeren. Bovendien kunnen we voor recente opnamen vaak ook een orthofoto op het scherm toveren. In het kader van dit project beschikken we nu over een set van ongeveer 8000 afgeleide en vereenvoudigde digitale beelden van de recentste foto’s. Binnenkort zal ook de gebruiker beelden met behulp van de database kunnen selecteren en snel visualiseren. We hebben tenslotte een volledige set luchtopnamen uit 1950-1951 gedigitaliseerd voor de verkoop. Het gaat om foto’s die het kaartblad 31 (Brussel) stereoscopisch of driedimensionaal bedekken. Tijdens het zoeken naar ongebruikte luchtfoto’s die in de fototheek liggen opgeslagen zijn we ook op enkele merkwaardige exemplaren gestuit. Hier ziet u twee voorbeelden: een foto van Congo (1958) en foto’s van de aanleg van de Brusselse Noord-Zuidverbinding (1949).
pagina
Voor de “speciale werken” werd voor het eerst een kleine hoeveelheid digitale luchtopnamen besteld en uitgevoerd. We zullen eerst de technische aspecten van dit soort foto’s testen en later de economische aspecten onderzoeken bij een normaal volume opnamen per vlucht.
00 39
detail Zwijndrecht 2004 (digitaal)
Congo 1958
Lang niet alle informatie op de luchtfoto’s is duidelijk zichtbaar of makkelijk interpreteerbaar. Daarom wordt alle informatie die twijfel kan opleveren – in de praktijk bijna alle topografische details behalve de gewone gebouwen – op het terrein gecontroleerd en opgetekend door onze terreincartografen. Ze werken ofwel op vergrotingen van luchtfoto’s op papier, ofwel op orthofoto’s die ze met pencomputers aanvullen.
Geproduceerde oppervlakte (km2)
2. De terreinverkenning voor de 1:10 000
Project 10-2005: (België op schaal 1:10 000 tegen 2005): terreinaanvulling Top10v 350
300
250
200
150
100
50
10/06
07/06
04/06
10/05
07/05
04/05
01/05
10/04
07/04
04/04
01/04
10/03
07/03
04/03
01/03
10/02
07/02
01/06
Gepland
Project 10-2005: terreinaanvulling Top10V 31000 29000 27000 25000 23000 21000 19000 17000
Gepland
Vooruitzichten
Productie
10/06
07/06
04/06
01/06
10/05
07/05
04/05
01/05
10/04
07/04
04/04
01/04
10/03
07/03
04/03
01/03
10/02
07/02
04/02
15000
Doel
29000
28500
28000
27500
27000
Gepland
Productie
Vooruitzichten
10/06
07/06
04/06
01/06
10/05
07/05
04/05
01/05
10/04
07/04
04/04
01/04
10/03
07/03
04/03
01/03
10/02
26500 07/02
Geproduceerde oppervlakte (km2)
Terreinaanvulling Top10V in 2004 29500
04/02
00 40
Gemiddelde op jaarbasis
Gemiddelde op korte termijn
33000
01/02
pagina
Door die afhankelijkheid van het weer - 2004 was ‘middelmatig’ - en de recuperatie- en verlofdagen, schommelt de productie op het terrein sterk van maand tot maand. Zo bedraagt de productie van de maand januari minder dan de helft van die van een zomermaand. Om een zicht te hebben op de globale evolutie, werken we met gemiddelden op jaarbasis. De grafiek hiernaast vergelijkt de productie met de voorspelling die bij het opstarten van het project ’10-2005’ gemaakt is.
04/02
01/02
Productie
01/02
Om de lange verplaatsingen te laten renderen, logeren sommige terreincartografen mogelijk ter plaatse en presteren ze bij mooi weer lange dagen, zeker in de seizoenen die het best voor het terreinwerk geschikt zijn. In de winterperiode wordt het evenwicht hersteld en recupereren ze de gemaakte overuren.
0
Geproduceerde oppervlakte (km2)
Onze terreincartografen konden de productie in 2004 op het peil van 2003 houden. Hiervoor hielden twee factoren zich in evenwicht. Hun werkterrein verplaatst zich enerzijds steeds meer naar de uithoeken van het land, wat de verplaatsingen langer maakt, maar anderzijds vallen daar ook minder details per oppervlakte te noteren. In 2004 werkten ze de laatste bladen in de Westhoek af en vervolgden hun werk in het noordoosten (de Kempen en een deel van Haspengouw) en vooral het zuiden van België. Het werk vraagt grote lichamelijke inspanningen omdat heel veel te voet moet gedaan worden op een terrein met veel hellingen en bossen en weinig wegen.
Ook in 2004 werkten de terreincartografen verder met pencomputers, een techniek die zelfs in zekere mate werd uitgebreid. Vooral in het noordoosten van het land werd het terrein met pencomputers verkend. Een test in de streek van Burg-Reuland (kaartblad 56/7) legde duidelijk het heikel punt van de techniek bloot, namelijk het toekennen van hoogtewaarden (of z-waarden) aan punten. Uit de evolutie van de terreinverkenning in 2004 kunnen we afleiden dat de planning zoals die bij de start van het project gemaakt is, haalbaar is: met behoud van de ingezette middelen zal heel België in december 2006 verkend zijn. Overzichtskaart: terreinverkenning in 2004
Voor de schrijfwijze van nieuwe toponiemen of toponiemen waarvan de schrijfwijze betwist wordt, vragen we altijd het advies van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. In 2004 werd haar advies voor 481 toponiemen ingewonnen. Al die informatie over de toponiemen – zowel van de gemeenten als van de Commissie Toponymie - wordt tenslotte omgezet in kaartschrift per half achtsteblad op schaal 1:10 000. Op die manier werd in 2004 het kaartschrift van 64 halve achtstebladen voorbereid voor de latere symbolisatie. In het kader van het strategisch plan van het NGI hebben we een project opgezet om een database van de toponymie te ontwikkelen die verbonden is aan het SGISR (zie pagina 13). Het project schoot goed op in 2004 en leverde, mede dankzij de hulp van een student Geomatica van de universiteit van Luik, een eerste concept op voor een gegevensmodel. In 2005 zullen we de methodes voor de verzameling en bijwerking van de toponymische informatie verder onderzoeken vanuit een databaseperspectief en daarbij rekening houden met de afwerking van de eerste editie van de topografische basiskaart op schaal 1:10 000.
4. De opmeting van de paspunten
3. De toponymische informatie Voor de toponymische informatie van onze basistoepassingen kloppen we systematisch aan bij de gemeentebesturen. In Vlaanderen werden toponymische onderzoeken gehouden in zeven Limburgse gemeenten (Bree, Bocholt, Hamont, Kinrooi, Maaseik, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt), terwijl het werk in Wallonië zowel het oosten van de provincie Henegouwen (Chimay) betrof als de provincies Namen (Beauraing, Gedinne, Vresse-sur-Semois), Luik (Amel, Trois-Ponts) en Luxemburg (Gouvy, Houffalize, Vielsalm; Libin, Tellin, Tenneville, Sainte-Ode; Aubange, Meix-devant-Virton, Saint-Léger, Tintigny).
Keuze van de paspunten We kunnen de paspunten vooraf kiezen door kort voor de luchtopnamen op een kaart merktekens in de werkzone aan te brengen. Dat kan bijvoorbeeld met contrasterende geometrische figuren (bv. zwart-witte vierkanten) op een solide ondergrond te schilderen. Een andere methode die we altijd toepassen bestaat erin eerst luchtopnamen te maken en daarna, met de luchtfoto in de hand, op het terrein naar ‘natuurlijke’ merktekens op zoek te gaan. De aard van deze merktekens kan erg uiteenlopen in functie van de vlieghoogte en van het te karteren gebied, maar meestal zijn wegmarkeringen hiervoor erg geschikt (zie illustratie op de volgende pagina).
pagina
afgewerkt voor 2004 begonnen voor 2004, afgewerkt in 2004 begonnen en afgewerkt inn 2004 begonnen in 2004, maar nog niet afgewerkt
Om de luchtfoto’s te kunnen uitbaten, moeten we ze eerst geografisch refereren. Dit wil zeggen dat we op elke foto de coördinaten van een aantal punten moeten bepalen. We doen dit aan de hand van een luchttriangulatie voor alle foto’s van een bepaald project (bijvoorbeeld een kaartblad dat een gebied van 32x20km bedekt). Om die luchttriangulatie te kunnen uitvoeren, moeten we eerst een beperkt aantal punten – “paspunten” genaamd – in het terrein opmeten.
00 41
bepaling van het paspunt via GPS RTK
Bepaling van de coördinaten van de paspunten We gebruiken al enkele jaren real time kinematische GPSmetingen (RTK-GPS) om de coördinaten van de paspunten rechtstreeks in het terrein te bepalen (zowel x- en ycoördinaten als de hoogte). RTK-GPS is immers een zeer snelle meetmethode die ruim voldoet aan de vereiste nauwkeurigheden. Tot voor een paar jaar werd in het centrum van de werkzone nog een tijdelijk referentiestation opgericht dat de nodige GPS-correctiesignalen verstuurde naar de ontvanger op de paspunten. Maar sinds het opstarten van de landsdekkende RTK-services (zie het hoofdstuk over het Active Geodetic Network) kan de ontvanger deze correcties nu ook via gsm van een centrale server oppikken.
5. De luchttriangulatie Onmiddellijk na de luchtopnamen kennen we weliswaar de benaderende positie van elke foto, maar die informatie is niet nauwkeurig genoeg voor onze toepassingen. Om de oriëntatie van elke foto in de ruimte nauwkeurig te berekenen met coördinaten en hoeken, voeren we een luchttriangulatie uit. Daarvoor vormen we grote blokken van luchtfoto’s die we verankeren aan het terrein door een netwerk van gekende en speciaal daarvoor opgemeten punten. De foto’s binnen het blok worden dan onderling verbonden door een groot aantal opgemeten punten die gemeenschappelijk zijn aan meerdere foto’s. Het opmeten van die verbindingspunten is al enkele jaren geautomatiseerd.
De fotogrammetrische restitutie steunt op het principe van het dieptezicht. Het is de techniek om de vorm, afmetingen en ligging van objecten op het terrein te bepalen met behulp van luchtfoto's. Daartoe wordt in speciale toestellen op basis van elkaar overlappende luchtfoto's (of zogenaamde fotokoppels) een driedimensionaal virtueel beeld gevormd van de werkelijkheid. Op die manier kunnen onze cartografen dankzij hun stereoscopisch zicht bepaalde objecten op het terrein aanduiden en er bijvoorbeeld de geografische coördinaten van bepalen.
pagina
keuze van het paspunt
00 42
In 2004 hebben we bij de uitvoering van luchttriangulaties maandenlang gekampt met technische problemen, die voornamelijk te wijten waren aan het in gebruik nemen van een nieuwe versie van de software. Gelukkig waren de berekeningen voor de belangrijkste projecten toen al uitgevoerd, namelijk de luchtopnamen op schaal 1:29 000 van 2003 voor de orthofoto’s. Dat blok werd nog eens hernomen, met een betere integratie van alle vluchten. Het gaat hier om een blok van 1507 foto’s met 37 strips, genomen tijdens zeven vluchten (zeven dagen) door vier firma’s (met vier camera’s). De berekening van dat blok maakt het mogelijk om die recente foto’s te gebruiken op plaatsen waar de vroegere opnamen op de schaal 1:21 000 te oud zijn geworden. Voor de eindberekening beslisten we om rekening te houden met sommige systematische vervormingen van de beelden. Met de nieuwe software konden die correcties in zekere mate naar de restitutie geëxporteerd worden. Andere luchttriangulaties werden in 2004 uitgevoerd voor speciale werken op grote schaal.
6. De restitutie Na de luchttriangulatie zijn alle luchtfoto’s klaar om stereoscopisch gebruikt te worden, niet alleen om waarnemingen maar ook om metingen uit te voeren. Het overgrote deel van de informatie die in het terrein verzameld wordt, wordt zo driedimensionaal opgemeten in onze restitutiezalen.
Behalve voor de basisproductie werd een gedeelte van de capaciteit ook gebruikt voor speciale werken en voor de verwerking van altimetrische gegevens. De jaarproductie vertoont weliswaar schommelingen maar die zijn minder uitgesproken dan die van het terreinwerk.
Geproduceerde oppervlakte (km2)
550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50
Gemiddelde op korte termijn
Productie
Gemiddelde op jaarbasis
10/06
07/06
04/06
01/06
10/05
07/05
04/05
01/05
10/04
07/04
04/04
01/04
10/03
07/03
04/03
01/03
10/02
07/02
04/02
0 01/02
In de landelijke gebieden en bosgebieden waar we nu bezig zijn is er vrij veel terreinwerk, maar minder restitutiewerk. Bijgevolg hebben we wat vrije tijd om een aantal elementen vóór de terreinverkenning te restitueren. Deze zgn. “prerestitutie” steunt dus op de interpretatie van de foto’s, en niet op hun aanvulling. We besteden een vrij groot deel van onze productiecapaciteit aan die prerestitutie. De gegevens hiervan kunnen tijdens de terreinverkenning op een pencomputer gebruikt worden en zorgen ervoor dat, zelfs wanneer er geen pencomputers worden gebruikt, de na de terreinverkenning resterende restitutie sneller verloopt.
Project 10-2005 : levering aan de cartografie (na restitutie en nazicht)
Gepland
Project 10-2005 : nazicht Top10v (cumulatief) Geproduceerde oppervlakte (km2)
Het werkvolume per oppervlakte verandert naargelang van de streek maar niet proportioneel voor alle bewerkingen (terreinverkenning, restitutie en cartografie). In sommige streken hebben onze terreincartografen veel werk met bepaalde elementen zoals paden, die nadien wel snel gerestitueerd kunnen worden. Omgekeerd leveren de gewone gebouwen onze restituteurs heel wat kopzorgen, terwijl ze voor de terreinverkenners en cartografen weinig of geen werk vertegenwoordigen.
33000 31000 29000 27000 25000 23000 21000 19000 17000
Gepland
Productie
Vooruitzicht
10/06
07/06
04/06
01/06
10/05
07/05
04/05
01/05
10/04
07/04
04/04
01/04
10/03
07/03
04/03
01/03
10/02
07/02
04/02
01/02
15000
Doel
7. Het reliëf Onze topografen benaderen het reliëf op drie verschillende manieren. Die benaderingen kunnen niet los van elkaar gezien worden, maar vereisen elk wel een zeer specifieke aanpak.
afgewerkt voor 2004 begonnen voor 2004, afgewerkt in 2004 begonnen en afgewerkt in 2004 begonnen in 2004, maar nog niet afgewerkt onvolledige gegevens beschikbaar
grafiek 2004
pagina
De eerste methode levert hoogtelijnen voor de topografische kaart. Hoogtelijnen geven op een kaart een duidelijk en eenvoudig beeld van het reliëf, dat zo goed mogelijk overeenstemt met de werkelijkheid.
00 43
De tweede methode levert het digitaal terreinmodel DTM 1:10 000 dat het Belgische grondgebied volledig overdekt en dat nodig is voor een aantal van onze toepassingen. Bij vele toepassingen van DTM’s wordt altijd gezocht naar de juiste balans tussen de overeenstemming met de werkelijkheid en de efficiëntie (zowel voor de opbouw als voor het gebruik van het DTM). De topografisch duidelijke weergave van het reliëf is normaal gezien van ondergeschikt belang en is niet beperkt tot een voorstelling in de vorm van hoogtelijnen. De derde methode levert DTM’s of afgeleide producten die bestemd zijn voor specifieke en lokale toepassingen. Voor die speciale werken vormt het DTM 10 000 vaak het basismodel waarop aanvullende handelingen worden uitgevoerd.
1. Hoogtelijnen In de loop van 2004 hebben we hoogtelijnen geleverd voor de productie van 35 achtstebladen op de schaal 1:10 000. Voor vier daarvan hebben we nieuwe hoogtelijnen berekend op basis van een DTM. Voor de andere 31 hebben we de hoogtelijnen van de laatste analoge kaarteditie gebruikt.
hoogtelijnen 2004
Voor vlakke gebieden (Vlaanderen en de grote valleien in de Ardennen) hopen we in de toekomst zeer gedetailleerde digitale terreinmodellen te kunnen gebruiken op basis van airborne laser scanning. Die modellen bestaan uit puntenwolken die met een hoge nauwkeurigheid weergegeven worden. Ze geven van het reliëf een veel waarheidsgetrouwer beeld dan wat mogelijk was in het verleden. Als we die modellen willen gebruiken voor de aanmaak van hoogtelijnen voor een topografische kaart, moet een vrij ingrijpende generalisatie worden doorgevoerd. In 2004 hebben we de eerste generalisatietests uitgevoerd.
Testgebied op blad 16/5 zuid, afgebeeld op schaal 1:10 000. Het OC-GIS Vlaanderen heeft voor de tests een DTM op basis van airborne laser scanning ter beschikking gesteld. Dat DTM bestaat uit punten gelegen op de hoogte van het maaiveld met een hoge densiteit (minstens 1 punt/25m2).
Hoogtelijnen afgeleid zonder generalisatie uit dit gedetailleerde DTM. De hoogtelijnen geven het landschap zeer accuraat weer, maar geven geen vlot interpreteerbaar beeld van het reliëf voor een topografische kaart.
pagina
Hoogtelijnen na automatische generalisatie van het originele DTM. De hoogtelijnen zijn duidelijker maar bepaalde structuurelementen zoals de waterloop in dit voorbeeld worden helaas uitgevlakt.
00 44
Structuurelementen (3D-restitutie van de waterloop) werden opgenomen in het DTM zodat ze tijdens de generalisatie worden bewaard. De resulterende hoogtelijnen zijn voldoende gegeneraliseerd voor een topografische kaart zonder verlies van het reliëfelement gevormd door de waterloop.
Een drievoudige structuur vormt de leiddraad voor de productie van het DTM 10 000. Hoogtelijnen van de laatste analoge kaarteditie (gedigitaliseerd en bijgewerkt)
Punten op hoogte van het maaiveld (fotogrammetrie, terreinmetingen, airborne laser scanning,…)
Structuurlijnen (fotogrammetrie, …)
Toelevering hoogtelijnen voor CA10.000
DEDS (Digital Elevation Data Set)
DEM (Digital Elevation Model)
Derivatives
orthofotoproductie GIS-referentielaag speciale werken …
zichtbaarheidsstudie perspectiefbeelden milieustudie …
pagina
2. Digitaal terreinmodel
00 45
Op het tweede conceptueel niveau vinden we het eigenlijke digitale hoogtemodel (DEM, Digital Elevation Model) dat wordt samengesteld door de hoogte tussen de originele discrete gegevens te interpoleren. Voor een dergelijke interpolatie bestaat een grote variëteit aan strategieën en technieken en ook de gebruikersvereisten lopen heel erg uiteen. Daarom moeten (op zijn minst op conceptueel vlak) verschillende DEM’s overwogen worden. Om praktische redenen – doel is één off-theshelf-product dat bruikbaar is voor de meerderheid van gebruikers – wordt slechts één DEM gemaakt als algemene GIS-referentielaag. Voor bepaalde toepassingen kan lokaal eventueel een bijkomend DEM worden gemaakt als het algemene DEM niet bruikbaar is. Een voorbeeld van zo’n toepassing is de productie van orthofoto’s in gebieden met grote infrastructuurwerken zoals de bouw van een viaduct. Voor een gemakkelijk gebruik en vlotte distributie zal dit DEM worden verdeeld in tegels van 2x2km, analoog aan de orthofoto’s.
Op het eerste conceptueel niveau vinden we de zogenaamde DEDS (Digital Elevation Data Sets). Deze worden gevormd door de originele discrete gegevens met betrekking tot de hoogte van het terrein (of van een bepaald oppervlak), ongeacht hun oorsprong.
Een voorbeeld van discrete gegevens waarbij punten op het maaiveld en een aantal structuurlijnen een z-waarde leveren.
Door interpolatie van de individuele z-waarden van de punten en structuurlijnen wordt een echt DEM berekend waarbij een z-waarde gekend is op elke willekeurige x- en y-coördinaat.
Op het derde conceptueel niveau vinden we allerhande afgeleide producten van een DTM zoals hoogtelijnen, perspectiefbeelden, zichtbaarheidstudies,…
Visualisatie van gegevens uit het digitaal hoogtemodel van het OC-GIS Vlaanderen met superpositie van de wegen en de hydrografie van het NGI. Het vergelijken van deze gegevens laat ons toe niet alleen bepaalde problemen te detecteren maar ook een derde dimensie toe te kennen aan tweedimensionale gegevens. Een voorbeeld van een afgeleid product is deze gedrapeerde orthofoto op het DEM met superpositie van een aantal structuurelementen. Dit is een andere manier om het reliëf te visualiseren zonder hoogtelijnen. Zoals de voorbije jaren lag de nadruk op het verzamelen, controleren, verbeteren en structureren van de DEDS. De hoogtelijnen van de laatste analoge kaarteditie vormen hierin het grootste aandeel.
Eén van de belangrijkste interne toepassingen van de referentielaag DTM 10 000 zal bestaan in het toekennen van een derde dimensie aan tweedimensionale gegevens (bijwerking van cartografische bestanden in stereoscopie, gegevens die in het terrein aangevuld zijn in 2D, …) tijdens de bijwerking van de kaart 1:10 000. We hebben testen gedaan om die complexe bijwerking voor te bereiden.
Detail
pagina
In 2004 hebben we ook controlegegevens verzameld om op een objectieve manier de kwaliteit van de DEDS en de afgeleide DEM’s te kunnen meten. Bovenop de 19.000 verzamelde punten met nauwkeurige z-waarde werden nog meer dan 3000 punten verzameld die de voorbije jaren met hoge nauwkeurigheid in x, y en z werden opgemeten ter voorbereiding van de luchttriangulaties. Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om deze punten ook te linken aan de database van de luchtopnamen.
00 46
3. Speciale werken in verband met het terrein
De uitrusting De terreincartografen zijn uitgerust met Stylistic pencomputers van In 2004 hebben we verscheidene speciale werken in verband met luchtvaartFujitsu. Ze bewerken de vectorgegevens van de eerste editie hindernissen uitgevoerd. Hiervoor is naast een zeer gedetailleerd DEM van de rechtstreeks op het terrein met ArcView-software en zonder onmiddellijke omgeving van de luchthaven ook een normaal DEM nodig van de conversie van het formaat. De bewerking van de geometrie gebeurt wijde omtrek. voornamelijk met de standaardbedieningsknoppen van ArcView. Er We hebben ook nog 29 andere speciale werken in verband met het reliëf uitgevoerd. werden enkele VBA-scripts aan toegevoegd om de software te verrijken met meer specifieke functies (toevoegen van georiënteerde huizenrijen bijvoorbeeld). De cartografen bewerken de attributen louter door vooraf ingevoerde waarden te selecteren in een lijst. Dat zorgt niet alleen voor tijdswinst maar verhelpt ook invoerfouten op het terrein. De terreincartografen beschikken ook over een GPS-verbinding - om de geometrie van heel recente objecten die niet op de referentieorthofoto’s staan makkelijker te kunnen opmeten; - om de schermweergave van de werkzone automatisch aan te passen aan de positie van het voertuig.
DTM 10 000 (type 4) met superpositie van wegen, gebouwen en hydrografie. De hoogtelijnen van de laatste analoge editie vormden hiervoor de basis. Ze werden gedigitaliseerd, geïdentificeerd en bijgewerkt zodat het reliëf op verschillende manieren kan worden gevisualiseerd.
8. De terreinverkenning voor de 1:50 000 De gegevens De gegevens worden bewerkt in het formaat Personal Geodatabase van ESRI. Het gaat om de vectorgegevens van de eerste digitale editie die opnieuw zijn opgesplitst in kaartbladen volgens ronde coördinaten en in overeenstemming met de indeling van de kaarten 1:10 000. De terreincartografen baseren zich op recente orthofoto’s in zwart-wit en beschikken ook over de rasterversies van de kaarten 1:10 000 en 1:50 000.
pagina
De tweede editie van de kaart 1:50 000 begon in januari 2002. Zes terreincartografen verkennen het Belgische wegennet om de bijwerkingsgegevens rechtstreeks in het terrein te verzamelen. Ze doen dat enkel voor de kaart 1:50 000. De nauwkeurigheid en semantische inhoud van de bijwerkingsgegevens voldoen aan de vereisten van die schaal.
00 47
pagina
00 48
De attributen van de bijwerkingen Om een spoor te bewaren van wat werd gewijzigd in vergelijking met de eerste editie voegden we vijf bijwerkingsattributen toe aan de vectorgegevens: Capture_date: jaar waarin het gegeven werd opgenomen Capture_source: bron van het gegeven (1:10 000, 1:25 000, terrein, orthofoto, …) Modif_date: : jaar waarin het gegeven werd gewijzigd (attribuut en/of geometrie) Modif_source: bron van de wijziging van het gegeven (1:10 000, terrein, orthofoto, …) Valid_date: jaar van de bijwerking Voorbereiding en controles in de zaal Als de gegevens van de basiskaart al bestaan en recenter zijn dan die van de eerste editie 1:50 000, doen de cartografen in de zaal een eerste bijwerking van de vectorgegevens door ze te vergelijken met de gegevens op schaal 1:10 000. Na de bijwerking van de gegevens in het terrein, corrigeren ze de grafische conflicten en controleren ze de coherentie van de gegevens (onwaarschijnlijke of onmogelijke combinaties van attributen, onderlinge hoogteverschillen van de elementen op de kruispunten, …). Het rendement Elke terreincartograaf verplaatst zich per jaar over een afstand van ongeveer 1000 km2. Dat rendement schommelt erg naargelang de streek en zou kunnen verhoogd worden na de geplande vervanging van bepaalde commando’s van ArcView door spraakgestuurde instructies. Het resultaat Het volume van de bijwerking hangt erg af van de streek. Volgens de statistieken van de eerste kaartbladen kan voor het wegennet toch een veranderingspercentage van 2 à 4 % (creatie, wijziging en verwijdering) per jaar vooruitgeschoven worden (gewijzigde km in verhouding tot het totale aantal km). De kaart hiernaast geeft een beeld van de productietoestand op 31 december 2004.
9. De informatie die door externe personen verstrekt wordt We hebben een aantal geprivilegieerde gesprekspartners die ons op de hoogte houden van de laatste wijzigingen. Ze laten ons bijvoorbeeld weten als er een rotonde op een hoofdweg wordt aangelegd of een treinstation wordt afgeschaft en vervangen door een gewone stopplaats. We vinden ook heel wat informatie voor mogelijke bijwerkingen in tijdschriften of websites waarin bestekken voor grote openbare bouwprojecten gepubliceerd worden. In 2004 werkten we vooral aan de opslag en terbeschikkingstelling van de informatie. Daartoe maakten we een dynamische atlas, gebaseerd op de kaart 1:50 000 en gekoppeld aan een database met tekstinformatie, waarin elke productiebeheerder kan nagaan of er nieuwe elementen zijn opgedoken in zijn werkzone.
Inleiding Het publiek heeft geen ruwe maar bruikbare topogeografische gegevens nodig. Om in te spelen op die vraag verwerken we alle gegevens die zijn verzameld met een terreinverkenning of door restitutie van luchtfoto’s tot vectordatabases die exploiteerbaar zijn op verschillende schalen (zie de definitie van grafische/conceptuele schaal). Tussen schaal 1:10 000, de meest gedetailleerde schaal die de topo-geografische basisinventaris van België vormt, en schaal 1:250 000, de kleinste schaal die de “grote infrastructuren” van België in kaart brengt, ligt een enorm verschil aan details. Het ligt dan ook voor de hand dat er heel wat bewerkingen nodig zijn om de gegevens op het juiste detailniveau te integreren (generalisatie).
grafische schaal conceptuele schaal Als we het kaartbeeld 1:10 000 met een factor 5 verkleinen, krijgen we een kaart met de grafische schaal 1:50 000. Haar conceptuele schaal blijft echter 1:10 000. Dit betekent dat we ”vanaf de conceptie” keuzes gemaakt hebben voor een plaatselijke inventaris van een maximum aantal topografische objecten. De objecten worden op de grafische schaal 1:10 000 optimaal weergegeven met een minimum aan vervormingen. Gematigde vergrotingen en verkleiningen (bijvoorbeeld tussen 1:5 000 en 1:20 000) zijn mogelijk met behoud van het concept. Voor een regionaal gebruik op de conceptuele schaal en op de grafische schaal 1:50 000 is het beter voor de klant een selectie te hebben van duidelijk zichtbare objecten.
Voor de gewone gebruiker ruimt de klassieke kaart op papier meer en meer plaats voor de digitale kaart op computerscherm. Daardoor vervaagt de notie “schaal”. Toch blijft de overgang van een kleine naar een grote schaal voor de producent allesbehalve kinderspel. Afhankelijk van de schaal verloopt die overgang meestal langs verschillende databases. Met een aantal projecten van ons technisch strategisch plan, proberen we die moeilijkheden weg te werken. Zo willen we met het project SGISR het aantal onafhankelijke databases Bijvoorbeeld op de kaart beperken en werken we met het project Genmap aan de hieronder duiden we een kerk optimalisering van onze generalisatieprocedures. aan met een pictogram in een vast formaat liever dan met de tekening van de juiste vorm vectorgegevens – geografische databases van het gebouw. Punten
Lijnen
Polygonen
Projectie: LAMBERT
Identificatie (voorbeeld: punt) Coördinaten attribuut 1 attribuut 2 attribuut 3
Kenmerken Digitaal, kwalitatief of kwantitief
Wisselwerking tussen de productieprogramma’s We werken met vier conceptuele schalen: 1:10 000, 1:50 000, 1:100 000 en 1:250 000. Schaal 1:10 000 is de meest nauwkeurige en exacte schaal (niet gegeneraliseerd). De gegevens zijn gestructureerd en geïdentificeerd op basis van gegevens die verzameld werden door de fotogrammetrische restitutie en de terreinverkenning. De schalen 1:50 000 en 1:100 000 worden geproduceerd na een aantal opeenvolgende generalisaties. De vectorgegevens 1:50 000 worden geproduceerd door generalisatie van de vectoren 1:10 000 en/of door bijwerking van de bestaande gegevens 1:50 000. De gegevens 1:100 000 worden gegeneraliseerd van de vectoren 1:50 000. Het is dus duidelijk dat de productie op elke schaal bijna helemaal afhangt van de beschikbaarheid van de gegevens op de grotere schaal… en dat op het eind van de rekening alles afhangt van de gegevens van de restitutie en de terreinverkenning. Een goede uitvoering van de basisopdracht 1:10 000 is dus de garantie op een goede uitvoering van alle andere opdrachten. Onze productie staat of valt met die essentiële wisselwerking tussen de productieprogramma’s. De productie van de tweede editie van de database 1:50 000 Top50v-GIS toont dat het van essentieel belang is over de meest recente gegevens 1:10 000 te beschikken. De tweede editie is per definitie een bijwerking van de eerste editie. Bij gebrek aan een recente en volledige versie van de gegevens 1:10 000 (Top10v) voor de zones die verwerkt moeten worden, groeit het belang van de gegevensverzameling door de terreinploegen en de cartografen op het NGI om de vooropgestelde productie van geactualiseerde elementen te halen. Soms beschikken ze louter over aangevulde foto’s voor de productie 1:10 000 terwijl nog heel veel elementen in het terrein gedigitaliseerd en gecontroleerd moeten worden. Dat probleem zal zich in 2005 en 2006 vooral stellen voor de kaartbladen van de Ardense bossen.
pagina
De vectoriële exploitatie
00 49
De database 1:100 000 in de vorm van vectorgegevens is een nieuw product De legende van de kaart 1:10 000 bevat ongeveer 230 verschillende dat de vrucht is van een verstrekkende generalisatie, het uitgelezen proefter- elementen. De codes van de attributen die na identificatie aan de rein voor het generalisatieproject Genmap. Einddoel van die productie is een elementen van de database zijn verbonden, geven aan tot welke van reeks gedrukte kaarten op vraag van Defensie. Dat verklaart de vermelding deze 230 elementen ze behoren. "M633 editie 2" naar analogie met het analoge product dat we in de jaren 1986-1989 maakten. Zoals al gezegd is deze productie afhankelijk van het Vectorgegevens 1:10 000 – Workflow verloop van het productieprogramma van de tweede editie 1:50 000. De database 1:250 000 (Top250v) ontsnapt gedeeltelijk aan die onderlinge verwevenheid tussen de schalen. Ze geeft een synthese van het volledige grondgebied, zoals de benaming "grote infrastructuren" al doet vermoeden. De (jaarlijkse) bijwerking van de database gebeurt langs andere kanalen en in het bijzonder het informatiebureau van het NGI. Toch vallen we voor de integratie van nieuwe topografische elementen (meestal wegen) terug op de database 1:50 000 waarvan de kwaliteit en actualiteitsgraad ook hier van essentieel belang zijn. Terminologie g van de NGI-kaartproducten p
stereominuut - fotogrammetrische restitutie; - ± 50 lagen (pre-identificatie); - 3D-gegevens CAD
NOMENCLATUUR van de cartografische NGI-PRODUCTEN Top digitale topografische gegevens 10, 50, 250 kenmerkend deel van de breuk waarmee de conceptuele schaal van de gegevens wordt aangeduid: 10 voor: 1: 10 000 50 voor: 1: 50 000 250 voor: 1: 250 000 x type van digitale gegevens de letters staan voor: v voor vector r voor raster s voor oude gescande kaarten
aangevulde foto - selectie en identificatie van elementen in het terrein (gebouwen, bodemgebruik, puntvormige elementen, …)
minuut van de wegen - identificatie van het wegennet
-GIS is van toepassing op vectorgegevens die geherstructureerd zijn voor GIS-toepassingen een voorbeeldje: Top250v-GIS betekent “topografische vectorgegevens op de conceptuele” schaal 1: 250 000, geherstructreerd voor GIS-toepassingen.
De databases 1:10 000: Top10v et Top10v-GIS
GIS-software + ontwikkeling door NGI
We produceren de topo-geografische vectorgegevens Top10v in de eerste plaats om de topografische kaart op schaal 1:10 000 te maken. De productie van Top10v omvat de structurering en identificatie van de gegevens. Op basis van de basisgegevens die van de fotogrammetrische restitutie komen bouwen we een vectordatabase op met een topologische structuur. De punten, lijnen en vlakken in die database worden vervolgens geïdentificeerd op basis van luchtfoto’s die geïnterpreteerd en aangevuld werden in het terrein.
Plans met recente wijzigingen
pagina
STRUCTURERING EN IDENTIFICATIE VAN DE GEGEVENS IN EEN GEOGRAFISCHE DATABASE
00 50
pagina
De database 1:50 000: Top50v-GIS In 2004 hebben we Top10v-gegevens geproduceerd voor 61 nieuwe Top10v-GIS: bladen van de topografische kaart 1:10 000. Acht bladen daarvan komen een klantgericht product Cartografie is niet de enige Voor gebruik op eerder regionale dan van een nieuwe productieketen: de pre-restitutie. toepassing van Top10v. Meer lokale basis is geen zoals Philippe Lambot, Département de ladetailniveau Géodésie IGN(B) en meer klanten van het NGI dat van de inventaris Top10v nodig. De We hebben 44 nieuwe bestanden geherstructureerd. Totnogtoe gebeurt het aanmaken van Top10v-GIS bijna louter op vraag van de klant. Er ontdekken de waarde die de database die we op schaal 1:50 000 werd een systematische herstructurering ingezet die in 2005 zal worden vectorgegevens van het NGI generaliseren speelt daarop in en is kunnen hebben voor hun vooral voor de gebruikers van Defensie voortgezet. eigen digitale geografische een gegeerd product. Maar ook voor het toepassingen. Voor hen grote publiek biedt ze heel wat mogehebben we enkele jaren lijkheden (atlas, cd-rom...). geleden een specifieke vorm 1 2 3 van de Top10v-gegevens Nu zijn we bezig met de bijwerking voor 4 5 6 7 8 9 10 ontwikkeld, namelijk de tweede editie van dit product. De Top10v-GIS. Die is gericht op gebruikte methodes worden elders in dit 11 12 13 14 15 16 17 18 het gebruik van de vectorge- jaarverslag beschreven. 19 20 21 22 23 24 25 26 gevens in een geografisch informatiesysteem (GIS). De De afbeelding hieronder illustreert de 27 28 29 30 31 32 33 34 35 structuur bestaat uit een thema’s van de database en het detail40 42 36 37 38 39 41 43 bepaald aantal thematische niveau van de vectoren. “lagen” (wegennet, hydro50A 44 45 46 47 48 49 50 grafie, spoorwegnet, ge56A bouwen, 51 52 53 54 55 56 bodemgebruik,…). situatie op 01-01-2005 Elke informatielaag omvat 57 58 59 60 61 top 10V-gis meerdere attributen die top 10V 62 63 64 65 31 informatie geven over de specifieke eigenschappen 66 67 68 69 van de voorgestelde elementen. 70 71 72 vectorgegevens 1:50 000
00 51
10 thema’s: administratieve grenzen altimetrie complexe objecten hoogspanningsnet hydrografie bodemgebruik spoorwegnet wegennet landschap structuur
pagina
De volgende afbeeldingen illustreren het grafische belang van de generalisatie en ook enkele processen die daartoe bijdragen (zie de sectie “database 1:100 000 voor voorbeelden van vectoren).
generalisatie
Top50v-GIS voor de klant Top50v-GIS is een vectordatabase die thematisch en topologisch gestructureerd is zodat de gebruiker het maximum kan halen uit de “intelligentie” van de gegevens. Het geheel omvat ongeveer 300 objecttypes, geïdentificeerd door het TYPE en gekenmerkt door een set van attributen. De structuur en codering van Top50v-GIS zijn identiek met die van Top10vGIS maar een aantal waarden van de klassen weerspiegelen toch detailniveaus die toegespitst zijn op de schaal: één object uit Top50v-GIS kan selectie bijvoorbeeld overeenstemmen met meerdere objecten van Top10v-GIS.
00 52
1:10 000
1mm op papier, 1: 10 000
1: 25 000
1: 50 000
1: 10 000
1: 25 000
1: 50 000
10m
gewone verkleining
(gedeeltelijk geautomatiseerde) generalisatie
25m op het terrein
50m
Sinds januari 2002 overdekt vereenvoudiging dit prachtige instrument heel België. Aan de basis van deze tweedimensionale database vandaar de noodzaak om bepaalde elementen lagen de vectorgegevens van te verplaatsen de eerste editie (Top50v) die geherstructureerd werden in hergroepering 16 informatielagen. Sinds de tweede editie valt de structuur van Top50v-GIS samen met de productiestructuur en worden de gegevens die symbolisatie toegankelijk zijn voor de klant onafgebroken bijgewerkt met gegevens die beschikbaar zijn in de recentste editie. classificatie
vectorgegevens 1:100 000 : het concept
Productie van de topografische kaart 1:100 000 Tot eind 2001 beschikten we op deze schaal enkel over topografische kaarten die analoog werden gemaakt, een kaartreeks die tussen 1986 en 1989 werd gedrukt. Begin 2001 startte het NGI op vraag van Defensie met de ontwikkeling van een digitale reeks op schaal 1:100 000 die wordt afgeleid van de database 1:50 000. Tot nu toe hebben we louter een militaire reeks gepland maar we deden in 2004 wel al een publiekspeiling om de opportuniteit van een burgerversie te onderzoeken. Die piste wordt in 2005 verder uitgediept.
M633 2de editie Bron: Top50V-Gis Output: gedrukte kaart Programma /
database 1: 50 000 op schaal brengen
GRAFISCHE CONFLICTEN
GENERALISATIE
00 53 VOOR DE SELECTIE
Productieplan en bladindeling
De vele ontwikkelingen op het gebied van de generalisatie en de optimalisering van de productielijn hebben al tot overtuigende resultaten geleid en vooral voor een enorme tijdswinst gezorgd. Dat onderzoekswerk kadert ook in het project GenMap rond de studie en toepassing van generalisatiemethodes. Op termijn kan dit project uitkomst bieden voor heel wat van de problemen die de verschillende conceptuele schalen opleveren.
symbolisatie 1: 100 000
pagina
In 2004 maakten we de bladen C5-6 (Brugge), C10-11-15 (Kortrijk), C12 (Bruxelles-Brussel) en C19 (Chimay). In totaal zijn op dit moment 13 van de 18 bladen beschikbaar. De volgende figuur toont de productieplanning: in 2005 zullen vier bladen worden geproduceerd en in 2006 zal het laatste blad worden afgewerkt waarmee een punt zal gezet worden achter de volledige digitale editie!
het concept
Philippe Lambot, Département de la Géodésie IGN(B)
NA DE VERPLAATSING
NA DE SELECTIE
NA DE SYMBOLISATIE
selecties en verplaatsingen
Voorkeurschaal van de Europese geografische databases
pagina
De database 1:250 000: Top250v-GIS
00 54
(zie ook het hoofdstuk "internationale akkoorden") In 2004 werd grondig gesleuteld aan de structuur van Top250v-GIS om de integratie van de gegevens van EuroRegionalMap mogelijk te maken. Ook de buitenlandse gegevens worden in dit nieuwe model geherstructureerd. Het is vanuit die optiek dat de De database 1 : 250 000 : gegevens geactualiseerd worden. Top250v-GIS De vectordatabase Uitgave van topografische kaarten Top250v-GIS op schaal 1:250 000 geeft een gedeTop250v-GIS werd ontworpen om topografische tailleerd beeld van de kaarten op schaal 1:250 000 te maken door middel topografie en de geografie van automatische symbolisatieprocedures. We leiden van het land. Het is een kwaliverschillende kaarten af van dit product. Zo ook de tatief hoogstaande relationele topografische kaart van België “TOPO250” of de database die voor erg uiteenluchtvaartkaart voor lage hoogte “M534 Low-Air” die lopende toepassingen kan in 2004 werd bijgewerkt (en geherstructureerd) en gebruikt worden, voor routesinds begin 2005 in de winkelrekken ligt. Voor andere berekening bijvoorbeeld. kaartreeksen ligt die regelmaat anders: in 2004 hebben we blad NM31-5 van de militaire serie “JOG De basisinformatie komt van 1501” gemaakt. de generalisatie van de We gebruiken de ondergrond van TOPO250 (of van de topografische gegevens op aangepaste versies) trouwens ook voor toepassingen schaal 1:50 000 die worden op vraag zoals toeristische kaarten (zie p. 60). aangevuld en bijgewerkt door verschillende bronnen bij openbare diensten en Digitale producten en afgeleide kaarten besturen. Top250v-GIS is ook de gegevensbron voor de aanmaak van digitale producten en kaarten op een kleinere schaal. Begin 2005 verschijnt een kaart op schaal 1:400 000 die we op basis van een gegeneraliseerde versie van de gegevens van Top250v-GIS maken.
Top250v-GIS bevat de administratieve grenzen, de hydrografie, het wegennet, het spoorwegnet, de woonzones, het hoogspanningsnet, diverse topografische elementen, het bodemgebruik en de altimetrie.
Topo250
M534 LOW AIR
ground315
air315
de symbolisatie Noodzaak van de grafische voorstelling
Vroeger was de gedrukte kaart het enige eindproduct waarop alle productielijnen gericht waren. Vandaag de dag is de kaart eerder een afgeleid product van de topo-geografische informatie wat doet vermoeden dat de kaart niet alleen staat en er ook andere afgeleide producten bestaan… Het grafisch voorstellen van de gegevens heet symbolisatie en we zullen verderop dieper ingaan op de verschillende gebruiksvormen die de symbolisatie kan opleveren. Alle terminologische en methodologische ontwikkelingen ten spijt, blijft alles echter draaien rond het eindproduct. Het beste bewijs is dat de jaarlijkse productieprogramma’s en de deadlines voor de klanten nog altijd gericht zijn op de levering van gedrukte kaarten en dus gesymboliseerde producten.
De symbolisatie is de bewerking waarbij eenzelfde grafische voorstelling toegepast wordt op een geheel van geografische gegevens volgens: - hun vorm en spreiding in de ruimte (geometrische inhoud) - hun naam en hun betekenis (semantische inhoud) Deze toepassing van conventionele tekens is vandaag de dag volledig geautomatiseerd. Daardoor kunnen we hoge eisen stellen op het gebied van productiviteit en betrouwbaarheid (juistheid en nauwkeurigheid).
Gedrukte kaarten en “pixelkaarten” Kwaliteitskaarten maken (op schaal 1:10 000, 1:20 000, 1:50 000, 1:100 000 en 1:250 000) op basis van de verschillende vectorgegevens van het NGI (zie hoofdstuk “vectoriële exploitatie”): dat is in een notendop de rol van de symbolisatie. Merk op dat de database op schaal 1:10 000 (de meest gedetailleerde) de bron is van twee kaartreeksen: niet alleen de kaarten 1:10 000, dat spreekt voor zich, maar ook de kaarten 1:20 000. Die bestrijken dezelfde oppervlakte als de oude reeks op schaal 1:25 000 maar zijn geometrisch en semantisch veel nauwkeuriger. uittreksel uit een kaart 1:20 000
ruwe gegevens
gesymboliseerde gegevens
pagina
Op de voorgaande pagina’s gingen we dieper in op de opbouw van gegevens onder de noemer vectorgegevens, geografisch informatiesysteem of ook nog database. Allemaal termen die duidelijk de complexiteit aangeven van de elementen die moeten beschreven worden maar er geen globaal en direct beeld van geven. Vluchtig de vectoren van een geografisch informatiesysteem afbeelden om het beeld van een streek te tonen, is een beetje als jezelf voorstellen door middel van een radiografie in de plaats van een pasfoto. Of nog: een muzikant heeft misschien graag de partituur van uw laatste muziekstuk… als hij het zelf wil vertolken… Zoniet zal hij zoals iedere andere muziekliefhebber liever gewoon uw laatste afgewerkte cd'tje opleggen. Kortom, om een duidelijk beeld van de topo-geografische gegevens te geven blijft het onontbeerlijk om de gebruiker hoogstaande kaartproducten aan te bieden.
00 55
Voor de gedrukte kaarten worden de gesymboliseerde gegevens gebruikt bij de vervaardiging van de reproductie-elementen (drukfilms).
Enkele cijfers voor 2004: aantal geproduceerde kaarten op de verschillende schalen Op schaal 1:10 000 : 78 drukklare kaarten, maar van 88 kaarten maakten we een “pixelversie” (Top10r). Op schaal 1:20 000 : 18 nieuwe achtstebladen. Op schaal 1:50 000 : 10 nieuwe kaartbladen in twee versies: een burgerversie en een militaire versie. Op schaal 1:100 000 : 4 kaarten. Op schaal 1:250 000, de kaart TOPO250 en de Low-Airkaart. We maakten ook andere kaarten, die minder bekend zijn bij het grote publiek, zoals de militaire kaart NM31. Migratie van de Mercator-toepassingen
de afzonderlijke films en hun samenvoeging in kleur Voor de digitale gegevens leveren we door symbolisatie de pixelbeelden in kleur van de kaarten die bestemd zijn voor interne en externe gebruikers (ter herinnering, het product Top50r ligt niet alleen aan de basis van de cd-rom’s die eind 2002 op de markt werden gebracht maar ook van de voorbereiding van de atlas 1:50 000) Bovenop het volledige beeld zoals op een gedrukte kaart is de grafische informatie ook beschikbaar in enkele afzonderlijke lagen (kaartschrift, hoogtelijnen…). Dat verhoogt de gebruiksmogelijkheden voor de klant maar vervangt de opzoekingen in de database niet.
Onder de software die we voor de symbolisatie gebruiken eist Mercator een speciale plaats op. In 2003 deden we al een groot deel van de noodzakelijke investering om de Mercatortoepassingen te migreren in een nieuwe klantserveromgeving onder Windows. Die software wordt ook voor de prepress gebruikt. We installeerden een werkstation dat instaat voor de productie van films en pixelbeelden (de zogenaamde “RIP”) en ons personeel werd opgeleid om het te gebruiken. Ook de nodige hard- en software voor de servers en de werkstations werd geïnstalleerd. De consultancy ter voorbereiding van de migratie van de eigenlijke symbolisatietoepassingen werd nog in 2003 afgerond. In 2004...
Symbolisatie van de topografie + buitenkader en geschriften
pagina
=de kaart!
00 56
afzonderlijke beelden voor een product top50r
In 2004 maakten we werk van de opleiding en ontwikkeling om de overgang van de toepassingen vlot te bolwerken. Voor de symbolisatietoepassingen waren grote inspanningen nodig om ze te kunnen laten draaien in de nieuwe configuratie. Die aangehouden inspanningen maakten het ons mogelijk om in de loop van het jaar in productie te gaan waarbij nog een klein deel van het werk werd behouden op het oude systeem. Het onderhoudscontract van de oude omgeving werd opgezegd in het begin van het tweede semester. Er moet nog een enkele productielijn (de kaart 1:20 000) naar de nieuwe omgeving gemigreerd worden. Dat staat op ons programma voor begin 2005. In tussentijd werken we aan de ontwikkeling van competenties op het gebied van prepress en toepassingen zodat we de verschillende subsystemen veel nauwer kunnen integreren. Hoe groter de homogeniteit van de exploitatiesystemen, hoe transparanter de gegevensoverdracht via het informaticanetwerk zal verlopen.
CLC - Brussel2000
00 57
De klant van het project CORINE is het Europees Milieu Agentschap (EMA). Hoofddoel van het werk is een database van de bodembedekking op te bouwen op nationaal vlak. De hoofdcompetentie die door dit project wordt gevaloriseerd was de ruimteteledetectie. De klant van de databases voor het beheer van de militaire infrastructuur is Defensie, een van de grootste klanten van het NGI, en meer bepaald het departement Material Resources (MR-INFRA). Doel van deze projecten was de nodige gegevens te verzamelen en te structureren enerzijds voor de opbouw van een GIS (geografisch informatiesysteem) bestemd voor het beheer (intern door Defensie) van de militaire domeinen en anderzijds voor de opbouw van een database en van een systeem voor het beheer van de luchtvaarthindernissen voor de militaire luchthavens. De concrete realisatie had betrekking op het domein van Bevekom. Project CORINE Land Cover Het project CLC2000 maakt deel uit van het CORINE-programma (coördinatie van de informatie over het milieu) van het Europees Milieu Agentschap (EMA). Doel is een bijwerking te doen van een internationale database van de bodembedekking (Land Cover) die in de jaren 90 werd gecreëerd (CLC1990). Elk land produceert de gegevens over zijn grondgebied, met een gedeeltelijke Europese financiering. In België heeft het NGI dit project uitgevoerd. De concrete realisatie was gebaseerd op de exploitatie van beelden verzameld door de Landsat 7-satelliet. Om de coherentie van het product tussen de verschillende deelnemende landen te verzekeren, werden de referentiegegevens en hun exploitatiemethodes geleverd door het EMA. De exploitatie van deze gegevens werd aangevuld met het gebruik van onze cartografische gegevens op de schalen 1:50 000 en 1:10 000 en ook van digitale panchromatische orthofoto’s op de schaal 1:40 000.
Landsat 7 : : Landsat 7 is een optische satelliet met hoge resolutie (30 meter). Dat betekent dat één pixel van het beeld een grondoppervlakte van 30m op 30m voorstelt. Op dit type beelden kan men makkelijk het verschil onderscheiden tussen landbouwpercelen, bospercelen en bouwpercelen. Ook steengroeven, waterpartijen en de grote netwerken van verkeerswegen en waterwegen zijn makkelijk te onderscheiden. De beelden van Landsat7 maken het niet mogelijk om het onderscheid te maken tussen alleenstaande bouwwerken, voertuigen, hagen en smalle wegen. Panchromatisch : wordt gezegd van een monochromatische (zwart-wit) fotofilm waarvan de chromatische gevoeligheid zich uitstrekt naar alle kleuren van het zichtbaar spectrum.
Brussel - Landsat 7
Van de speciale werken die in 2004 werden uitgevoerd kunnen we twee concrete voorbeelden aanhalen die elk een verschillend aspect naar voren brengen: enerzijds het project CORINE Land Cover (project CLC2000) en anderzijds de opbouw van verschillende databases voor het beheer van de militaire infrastructuur (MR-INFRA).
CLC satellietbeeld
Philippe Lambot, Département de la Géodésie IGN(B)
Landsat - beeld
Elk jaar voeren we een aantal bestellingen uit voor externe klanten. Die opdrachten – de zogenaamde ‘speciale werken’ – zijn niet rechtstreeks gekoppeld aan de productie van onze basisgegevens. We kunnen er wel onze knowhow mee valoriseren en versterken. Ze bieden ons ook de kans om werken uit te voeren die buiten het kader van onze traditionele toepassingen vallen. Voor een aantal van die speciale werken doen we een beroep op uiteenlopende competenties die gespreid zijn over verschillende directies binnen ons instituut.
pagina
de opdrachten voor derden
De eindproducten zijn een bijgewerkte database die uit 31 klassen van bodembedekking is samengesteld en een database van de zones waar een relevante verandering van de bodembedekking tussen 1990 en 2000 kon worden waargenomen. De conceptuele schaal van deze database is 1:100 000. Dit betekent dat een entiteit alleen in kaart wordt gebracht als ze breder is dan 100 m en haar oppervlakte groter is dan 25 ha. De veranderingszones worden beschouwd vanaf 5 ha. Concreet betekent dit dat een steengroeve van 20 ha of een baanvak (weg + talud + bijhorende weguitrusting) van 75m breed niet worden voorgesteld. Die eenheden van de bodembedekking zijn te klein en worden gehergroepeerd in algemenere klassen.
pagina
De nationale en internationale ervaring die werd opgedaan voor het project CLC1990 heeft aangetoond dat deze database een goede ondersteuning biedt voor analyses op subregionale of regionale schaal, bijvoorbeeld voor de modelvorming van een stroombekken, de spreiding van afvalstoffen van de industrie of landbouw, de berekening van diverse milieu-indicatoren enz.
De fotogrammetrische technieken zijn technieken om beelden (analoge of digitale foto’s, puntenwolken, radar) te genereren die vervolgens worden gebruikt voor de reconstructie van bepaalde aspecten van de werkelijkheid, wat vaak een georeferering en coördinatenmetingen inhoudt.
Door zijn deelname heeft het NGI zijn teledetectieteam kunnen uitbreiden en zijn competenties in dit domein kunnen versterken.
Realisatie van databases voor MR-INFRA Terwijl het project CLC2000 gebruik maakte van een enkele competentie (namelijk de teledetectie), is dat niet zo voor MR-INFRA. Deze bestelling omvatte twee verschillende toepassingen die elk uiteenlopende competenties vereisten, met name de opbouw van een model, de structurering van informatie in de database, de gegevensverzameling in het terrein met behulp van verschillende opnemingsmethodes, de digitalisering van gegevens met behulp van fotogrammetrische technieken, de berekening van wiskundige hoogtemodellen voor het vliegen boven luchthavens enz. Doel van de eerste toepassing was de installatie van een database van de luchtvaarthindernissen en de uitwerking, op basis van die database, van een systeem waarmee de bouwaanvragen voor bouwwerken rond militaire luchthavens kunnen geëvalueerd worden.
00 58
Op basis van de internationale ICAO-norm (International Civil Aviation Organisation) werden alle hindernissen binnen een straal van 15 km rond de militaire basis van Bevekom opgenomen. De meeste obstakels werden opgenomen door middel van fotogrammetrische metingen op beelden van 2001-2003. Daarna werden de obstakels die niet op de foto’s voorkwamen bijgewerkt en nauwkeurig opgemeten in het terrein. Parallel hiermee werd een model gegenereerd op basis van het plan van de landingsbanen en hun oriëntatie. Dit model geeft oppervlakken aan waarvoor kritische hoogtes van de hindernissen zijn bepaald om zo voldoende ruimte vrij te kunnen houden voor het opstijgen en landen. Door dit model te vergelijken met de hoogte van de bestaande of geplande objecten kan de luchthaven de hindernissen beheren. Deze gegevens, die gestructureerd zijn op een cd-rom voor de omliggende gemeentes, vereenvoudigen de behandeling van de bouwaanvragen (zie ook het artikel hierover op pagina 75).
Bevekom (Beauvechain)
De tweede toepassing die voor MR-INFRA ook op het vliegveld van Bevekom werd uitgevoerd had tot doel gegevens te verzamelen en te structureren met het oog op de opbouw van een GIS (geografisch informatiesysteem). Philippe Lambot, Département de la Géodésie IGN(B) De gegevensverzameling gebeurde in verschillende stappen: eerst moest een speciale vlucht worden gedaan om een recente en precieze fotografische overdekking van de basis te hebben. Op basis van die luchtopnames werden orthofoto’s in kleur gemaakt en een nauwkeurig plan van de infrastructuur opgenomen. Dat plan ombat alle zichtbare infrastructuurelementen, de markeringen op de grond inbegrepen. Elk element werd fotogrammetrisch opgemeten in 3D (x-, y- en z-coördinaten). Voor de details die moeilijk zichtbaar waren op foto vulde een terreinploeg het werk aan. De gegevens werden daarna georganiseerd per thema en per laag in functie van het model dat door Defensie werd geleverd. Het uitwisselingsformaat werd aangepast aan de specificaties van MR-INFRA. Een laatste fase van het project bestond erin een terreininventaris te maken van de functionele staat van een reeks uitrustingen die in de database zijn opgenomen.
pagina
Toepassingen van deze aard zijn in het algemeen erg belangrijk want ze bieden ons de kans nieuwe methodes de ontwikkelen die eventueel kunnen worden gehanteerd voor de werkprocessen van onze basisproductie. Het zijn ook projecten die een opmetingen op het terrein goede samenwerking tussen de verschillende diensten vereisen en op die manier een zekere soepelheid brengen in de organisatie en haar interne communicatie.
00 59
Toeristische kaarten De redactie van toeristische kaarten vormt een groot deel van de speciale toepassingen van het NGI. De toeristische kaarten worden gemaakt op vraag van toeristische diensten die ons de thematische informatie leveren die ze graag op de topografische grondtekening willen afbeelden. In 2004 rolden vijfentwintig nieuwe toeristische kaarten (nieuwe producten of volledig bijgewerkte uitgaven) en vijf bijgewerkte herdrukken van de persen. Er werd ook gestart met de redactie van negen nieuwe kaarten. Elk jaar worden meer dan 100.000 exemplaren van onze toeristische kaarten verkocht. Nieuwe kaarten gepubliceerd in 2004
Antwerpen Vlaams-Brabant Waals-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen
1 2 4 2 8 3 5
Bijgewerkte herdrukken gepubliceerd in 2004 1 1 1 1 1 -
Totaal
2 3 4 3 8 1 4 5
pagina
Betrokken provincie(s)
00 60
In 2004 werd een nieuw soort product ontwikkeld op basis van de vectorgegevens top 50v-GIS en van een bestand van straatnamen. Via een classificatie en het uittekenen van nieuwe symbolen hebben we een soort stratenplan ontwikkeld met topografische gegevens. Het geheel oogt mooi, is zeer duidelijk, geometrisch en topografisch vrij correct, maar kan enkel efficiënt aangewend worden in landelijke gemeenten. Voor een aantal klanten is de combinatie met een toeristische kaart een gedroomde oplossing.
Je gps in zakformaat
Gemeenteplan
De nieuwe kaart 1:400 000 Bij het ontwerpen van de nieuwe kaart op schaal 1:400 000 was het de bedoeling niet alleen een mooie wegenkaart te realiseren, maar ook een brede waaier van toepassingen mogelijk te maken. Daarom hebben we de structuur van de geografische informatie zodanig aangepast dat het voor elke toepassing mogelijk is een kaart samen te stellen die volledig beantwoordt aan het opzet van het project. Onze nieuwe kaart 1:400 000 kan mits kleine aanpassingen gebruikt worden in een schaalbereik van 1:350 000 tot 1:600 000. Voor projecten waar vooral de nadruk ligt op de geografische ligging van thematische informatie is het perfect mogelijk enkel de grote structuren weer te geven, zodat daarnaast nog voldoende ruimte overblijft om de thematische informatie op het voorplan te plaatsen.
pagina
Uit onze contacten blijkt duidelijk dat er een behoefte is aan goede kaarten op deze schaal, niet alleen kaarten van het hele land, maar ook kaartuittreksels voor het voorstellen van thematische informatie in jaarrapporten en andere publicaties. In 2004 hebben we voor interne en externe klanten reeds enkele toepassingen kunnen realiseren.
00 61
De Dodengang
Productie voor Defensie
In opdracht van het Legermuseum werd een wandkaart voor het volledig vernieuwde museum van de Dodengang in Diksmuide gerealiseerd. De kaart van 2,50 m op 6 m stelt heel Europa voor met de landsgrenzen en de machtsverhoudingen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog met op de achtergrond de huidige landsgrenzen.
De migratie van de NAVO-strategie en de herstructurering binnen het departement Defensie hebben ook een invloed gehad op de opdrachten die we voor Defensie uitvoeren. We hebben de traditionele recurrente opdrachten zoals de bijwerking van de strategische kaartseries van de NAVO (kaarten 1:50 000, 1:100 000, 1:250 000 en thematische kaarten ) voortgezet. Daarnaast fungeren we meer en meer als het competentiecentrum voor Defensie via aangepaste opleidingen en professioneel advies in de specifieke vakdomeinen van het NGI. Specifieke opdrachten voor diensten uit de verschillende componenten van Defensie maken meer en meer een belangrijker deel uit van de globale opdrachten voor dat departement.
Samen met het studiebureau van de Vijfde Regionale Directie Der Bouwwerken van het Ministerie van Defensie, dat verantwoordelijk was voor het ontwerp en de infrastructuur van het vernieuwde museum, hebben we de kleurkeuze aangepast aan de ruimte waarin de kaart haar plaats zou krijgen. Op 31 maart 2004 werd het museum in aanwezigheid van de minister van Landsverdediging plechtig geopend.
muurkaart van Europa, een realisatie van het NGI
pagina
Deze kaart werd gemaakt met behulp van een specifieke kaartprojectie en van oude documenten van het Legermuseum. Het positioneren van de voormalige grenzen t.o.v. de huidige geografische situatie was echter geenszins evident omwille van de verschillende schrijfwijze van de plaatsnamen volgens de gebruikte talen (vb. Pools / Duits ) en de verschillende ligging van rivieren, steden, bergruggen, … op het beschikbare bronmateriaal.
00 62
DEEL 5: BEHEER EN OMKADERING [ondersteunende diensten]
De duurzaamheid van de gegevens
Naast de aanhoudende ontwikkeling van onze website en de bijna permanente ondersteuning van het SGISRproject hebben onze informatici zich in 2004 op drie grote projecten toegelegd: de duurzaamheid van de gegevens van de databases, de beveiliging van de interne gegevens tegen de gevaren van de internetverbindingen, en een betere dienstverlening van onze HELPDESK.
pagina
Informaticadienst
00 63
Door de nakende komst van de SGISR-database - die de opbouw van een gecentraliseerd en naadloos geografisch informatiesysteem veronderstelt - zagen we ons verplicht drie nieuwe gegevensservers aan te kopen (zie schema). De interne betrouwbaarheid van de nieuwe servers ligt erg hoog en met een beschikbaarheid van 99,997% ligt de gemiddelde breakdown (onvoorzien stilvallen) op slechts 15 minuten per jaar. Opdat de gegevens vlot zouden kunnen circuleren tussen de servers en de toekomstige databaseservers toegang zouden krijgen tot hun eigen gegevens kochten we ook een gigabitnetwerk met hoge foutbestendigheid en een backbone van vier gigabits.
DESIGN DATA SECURITY
System 1 Blok B-2e
System 2 Blok D-0
System 3 Blok A-1e
FAS940 1,2TB ext. 9TB
NearStore R200 6TB ext. 96TB
NearStore R200 6TB ext 96TB
Database
Database Mirror Read-only
1
pagina
SnapMirror
00 64
2
Backups Database
3
MASS1
4
Snapshots MASS1
1 SnapMirror SnapVault
Database Cascade Mirror Read-only
2
Backups Cascade
3
Mirror MASS1
4
Backups MASS1
SnapVault
SnapMirror SnapVault
De veiligheid van de gegevens Hier is een tekst van het veiligheidsteam over een van de aspecten van de technieken die we aanwenden om ons intern netwerk te beschermen tegen het Internet:
2001- Onze oude mailarchitectuur met twee Exchangeservers, een publieke en een interne, was weliswaar een functionele oplossing maar kon onvoldoende optornen tegen de nieuwe internetbedreigingen voor onze interne informaticamiddelen. Eerst moesten we de publieke Exchange-server vervangen door een Exim-server onder Linux die minder gevoelig zou zijn voor aanvallen van buitenaf en de aandacht minder zou trekken van de nieuwe generatie virussen. Om zoveel mogelijk boosaardige bestanden te weren, ontwikkelden we daarna een programma om de bijlagen tegen te houden. Het programma draait nog altijd en maakt het mogelijk de bestanden die van buitenaf komen op te vragen zodra de ontvanger de zender en de inhoud van het mailtje heeft kunnen identificeren. Het is een voorbeeld van waar het bij onze systeembeheerders vandaag allemaal om draait: zorgen voor de meest functionele en productieve service zonder te beknibbelen op de bescherming van de informaticamiddelen. Om het groeiende aantal virussen te pareren, installeerden we een commercieel antivirusprogramma waarmee de veiligheid van de e-mails, machines en servers aanzienlijk verhoogd werd. Het programma controleert alles wat binnenkomt en buitengaat. Onze mailserver was echter al snel overbelast. Daarom stelden we in één moeite door een tweede server onder Linux in dienst om de e-mails te controleren voor ze de Exim-server bereiken. Na de virusplaag volgde de plaag van de ongewenste post (spams) die de mailbox van onze meeste internetgebruikers overstelpt. Daarom beslisten we om de gebruikers te helpen bij de behandeling van dat soort berichten. We namen een nieuwe server in gebruik die twee open source-oplossingen combineert: ClamAV (antivirus) en
pagina
Il n’y a que mail qui m’aille… De omzwervingen van onze mailinfrastructuur
00 65
Spamassassin (antispam). De inhoud van elk bericht wordt nu volledig anoniem en automatisch geëvalueerd volgens een set van regels om hem al dan niet te markeren als bedreigend. In totaal leggen vier servers zich volledig toe op de schoonmaak en verspreiding van de ontvangen en verzonden e-mails. Met groot succes: de gebruikers hebben nauwelijks wat gemerkt van de ontelbare aanvallen die we – volledig transparant – hebben kunnen afslaan. Als we de algemene antivirusserver meetellen, wordt elk bericht momenteel vijf keer gecheckt vóór het in de inbox van de bestemmeling terechtkomt.
2005 – In de toekomst zullen we iets doen aan de redundantie van de machines zodat de gebruikers niets voelen van de eventuele pannes. Om de veiligheid van onze gegevens te verhogen, zullen we op termijn bepaalde licentiegebonden software in onze architectuur vervangen door Open Source of Open Format- producten. Een heidens karwei en dat zonder het vernuft gerekend van de virusmaEen gedragscode voor het kers die de vijandelijkheden vast nog niet meteen gebruik van de informati- zullen staken. Wordt dus vervolgd … camiddelen op het NGI werd opgesteld, verspreid en aanvaard door de personeelsleden van het NGI. In 2004 is het webteam gestart De verbetering van de HELPDESK met de ontwikkeling van een internet-applicatie voor het Met de toename van het aantal pc’s, hun veroudeuitwisselen van grote bestan- ring en het aantal onderbrekingen door stroomden tussen NGI- pannes holde onze helpdesk steeds vaker achter personeelsleden en externe de feiten aan en had ze de tijd niet meer om de personen. Aangezien het gebruikers te helpen bij hun dagdagelijkse compuvolgens de gedragscode termuizenissen. Sinds de aanwerving van een verboden is om e-mails te extra personeelslid is dat sterk verbeterd. Met het verzenden die groter zijn dan 2 softwarepakket PC-DUO kunnen we nu de megabytes, moet deze nieuwe computergebruikers die met een probleem kampen applicatie ervoor zorgen dat soms ook van op afstand helpen. De gemiddelde een aantal van onze tijd om op een gebruikersprobleem te antwoorden medewerkers (die hiervoor de is nu 3 uur, voor hardwareproblemen onder garantoelating hebben) toch grote tie 36 uur. De problemen met de hardware die niet hoeveelheden data kunnen gedekt zijn door de garantie leveren de meeste versturen én ontvangen. kopzorgen op.
Ons computerpark 180 PC// werkstations CPU Geheugen Schijfcapaciteit Schijfbezetting
Minimum 133 Mhz 64 MB 0,85 GB
Operating Systems :
Maximum 3200 Mhz 2048 MB 120 GB
Win98 WinNT Win2000 WinXP Linux
Gemiddelde Totaal NGI 1054 Mhz 400 MB 72 GB 32 GB 5,7 TB 68% 3,8 TB 2 36 99 36 7
DesignCAD Microstation Autocad Arcview8 Star FME Arcview9 Draw Paint Shop Pro ImageStation FrameMaker Photoshop Distiller Geomatica Illustrator Office Office Pro WordPerfect UltraEdit-32 WinZip32 Visio 2003 Visio 2000 Dreamweaver
CAD CAD CAD Carto Carto Carto Carto Graphique Graphique Graphique Graphique Graphique Graphique Graphique Graphique Office Office Office Text Utilitaire Visio Visio HTML
Upperspace Bentley Systems Autocad ESRI Star Safe Software ESRI Corel JASC Z/I Imaging Adobe Adobe Adobe PCI Adobe Microsoft Microsoft Corel IDM Computer Solutions Nico Mak Computing Microsoft Microsoft Macromedia
38 servers Operating Systems:
Windows NT Windows 2000 Linux Autres
3 8 25 2
pagina i
Software
00 66
Onze website (www.ngi.be) Aantal bezoekers per dag: gemiddeld 922 Aantal bezochte webpagina’s per dag: gemiddeld 5370 e-verkoop op bestelling: 90% van de on-linebestellingen gebeurt met de formulieren en we hebben gemiddeld 354 bestellingen per maand ontvangen e-verkoop per artikel: 90% van de artikelen wordt besteld met de onlineformulieren en gemiddeld 724 artikelen werden per maand besteld
Internetgebruik op het NGI Aantal bezochte websites over heel het jaar: 30 000 Aantal geraadpleegde webpagina’s over heel het jaar: 2 000 000 Aantal webpagina’s per dag: 10 000
foto, prepress en drukkerij De fotografische reproducties op aanvraag (interne en externe klanten) In 2004 is de interne vraag naar reproducties van luchtfoto’s gedaald, omdat het merendeel van de fotografische vluchten in 2002 en 2003 uitgevoerd werden. De externe vraag is echter met ± 3 % gestegen. Contactafdrukken van luchtfoto’s Vergrotingen van luchtfoto’s Ferraris Diapositieven
3434 541 6 109
We beschikken over de negatieven van luchtfoto’s van heel België die van 1947 tot heden opgenomen zijn. De toename van de externe vraag moet ons ertoe aanzetten alles in het werk te stellen om dat patrimonium te bewaren.
Papierontwikkelmachine ‘Kodak’ Sinds de invoering van een digitale opvolging van de bestellingen van contactafdrukken en vergrotingen is de leveringstermijn van de bestellingen gevoelig ingekort.
De drukkerij van het NGI op een keerpunt
pagina
Horizontaal vergroottoestel DeVere
Eind 2004 werd het personeelsbestand van de drukkerij opnieuw verminderd door de pensionering van één drukker die de 65-jarige leeftijd had bereikt. Bovendien werd een oude één-kleurenpers aankoopjaar 1967 gedeclasseerd. Een interne opportuniteitsstudie over de modernisering van de drukkerij werd in september 2004 aan het Comité van Beheer voorgesteld. Na de input van enkele leden van het Comité van Beheer moeten nog een aantal tests uitgevoerd worden om de elementen uit de studie aan de praktijk te toetsen. We hopen in de loop van 2005 geactualiseerde voorstellen te kunnen formuleren.
00 67
Bijhouden van het kaartenarchief De aankoop van een nieuwe A0-scanner in januari 2004 zorgde voor een radicale doorbraak in de activiteiten van onze afdeling geografische documentatie. In de loop van het jaar werden in totaal 3.775 kaarten gescand. De volgende gescande kaarten zijn voortaan beschikbaar voor het publiek, met een hoge beeldscherpte en met behoud van de geometrische nauwkeurigheid van de brondocumenten:
pagina
geografische documentatie
00 68
- de 79 stadsplannen van de Spaanse Nederlanden door Jacques de DEVENTER gemaakt tussen 1550 en 1570, in de uitgave van het Nationaal Instituut voor Geografie (1884-1924). - de 2.696 verkleinde kadasterplannen, gemaakt door het Dépôt de la Guerre tussen 1845 en 1855 voor alle gemeenten van België - de 417 achtstebladen + legende van de eerste editie (DLG1) [1865-1880] van de topografische kaart van België die het Dépôt de la Guerre op de schaal 1:20 000 maakte. - de 57 (ICM1) + 427 (ICM2) kwartbladen + een legende van de eerste en de tweede herziening [1880-1914] van de topografische kaart van België die het Militair Geografisch Instituut op de schaal 1:20 000 maakte. - 18 kwartbladen van de derde herziening van de topografische kaart van België op de schaal 1:20 000. - de 14 kwartbladen van de opneming van de oevers van de Dijle van 1835 en de kaart van België in 6 kaartbladen op de schaal 1:200 000 van 1939. - Diverse kaarten uit reeksen van ons kaartenbestand die in de toekomst systematisch zullen gescand worden.
Verstrekken van geografische informatie aan het grote publiek In de loop van 2004 hebben we schriftelijk of mondeling (bij de ontvangst van de bezoekers van onze cartotheek) geantwoord op 842 vragen over cartografie, geografie en alles wat daar rechtstreeks of onrechtstreeks komt bij kijken. In vergelijking met 2003 steeg het aantal informatieaanvragen met 10,14% en in vergelijking met 1996 maar liefst met 178,81%. In 2004 sloegen 570 of 67,70% van de 842 vragen op specifieke informatie over de Belgische cartografie. Tussen de 500 en 550 personen bezochten de bibliotheek van het NGI om informatie te zoeken of documenten te raadplegen. Dat komt neer op een gemiddelde van 12 bezoekers per week. detail uit de kaart van DEVENTER – Brussel
logistieke ondersteuning
Onze mecaniciens zorgden voor het onderhoud van het wagenpark van 55 voertuigen. Het wagenpark werd deels Bovenop de dagelijkse onderhoudswerken hebben onze logistieke diensten de vernieuwd door de aankoop van zes nieuwe voertuigen. De volgende werkzaamheden uitgevoerd: twee chauffeurs hebben talrijke opdrachten uitgevoerd. De poetsvrouwen zorgden voor het onderhoud van zo’n 10.000 m2. Ze leverden een extra inspanning voor het bezoek van de Koning. Het personeel van het magazijn en het secretariaat van de dienst hebben op alle aanvragen van alle diensten geantwoord. De preventiedienst verzekert de beste welzijnsomstandigheden voor het personeel. Hij waakt erover dat aan de wettelijke verplichtingen wordt voldaan.
pagina
- de voorbereiding van het bezoek van de Koning - de renovatie van verscheidene lokalen, onder meer de kantine - het schilderen van lokalen - het onderhoud van de rollenwasinstallatie van de drukkerij - de verplaatsing en regeling van de afdrukramen in de drukkerij en de fotoafdeling - de vernieuwing van de waterleidingen in de drukkerij - de installatie van switches voor de informaticadienst - de verbetering van de klimaatregeling van de BARCO - het opknappen van de redactiezaal 1:10 000
00 69
personeel en organisatie
Voor ons personeelsbeleid hielden we in 2004 de Copernicuskoers aan die in 2002 werd uitgezet. De volledige impact van de maatregelen voorzien in het koninklijk besluit van 5 september 2002 werd voor elk personeelslid van niveau B, C en D concreet voelbaar. Ter herinnering: door de publicatie en toepassing van het vermelde besluit werd iedereen in 2002 in een nieuwe graad en weddenschaal geïntegreerd. Toch kon in 2003 slechts een klein aantal ambtenaren al deelnemen aan de competentiemetingen die Selor (het Selectiebureau van de Federale Overheid) en het OFO (Opleidingsinstituut van de Federale Overheid) hadden uitgewerkt: alleen de titularissen van een “gemene” graad die bovendien een functie uitoefenden die in verschillende instellingen terug te vinden was (voornamelijk de administratieve functies). Bij het NGI waren dat drie personeelsleden van niveau B en tien van niveau C. Ze legden allen bij Selor een pc-proef af en, indien ze hiervoor slaagden, een postbakoefening die peilde naar hun competenties in het omgaan met taken en informatie. Het slaagpercentage bedroeg respectievelijk 33% voor niveau B1 en 60% voor niveau C. De integratie van de titularissen van een voorheen bijzondere graad (de cartografen) in de nieuwe Copernicusgraden werd pas mogelijk nadat het NGI daarvoor een speciaal koninklijk besluit had genomen. Dat kb werd ondertekend op 3 december 2003 (met terugwerkende kracht tot september 2002) en creëerde voor de betrokkenen vanaf 2004 ook nieuwe loopbaanmogelijkheden door de omzetting van hun bijzondere graad in een gemene graad:
Vroeger Niveau van de Graad (benaming functie van de functie) 2 Cartograaf 2+ Eerste cartograaf 1
pagina
NIVEAUS B, C EN D
00 70
Omdat er voor die groep personeelsleden geen kant-en-klare functiefamilie voorhanden was, hield een werkgroep zich bezig met het bepalen van de functiefamilies en van de daarbij horende competentiemeting. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van al onze technische diensten enerzijds en deskundigen van de FOD Personeel en Organisatie anderzijds, terwijl onze personeelsdienst de activiteiten coördineerde.
In 2004 Niveau van de functie C B
Graad (benaming van de functie) Technisch assistent Technisch deskundige
Voor ons personeelsbeleid hielden we in 2004 de Copernicuskoers aan die in 2002 werd uitgezet. De volledige impact van de maatregelen voorzien in het koninklijk besluit van 5 september 2002 werd voor elk personeelslid van niveau B, C en D concreet voelbaar.
pagina
00 71
De werkzaamheden van de werkgroep werden afgesloten met de creatie in niveau C van een subgroep “Cartograaf” binnen de functiefamilie van de Technische Assistentie, wat bekrachtigd werd door een ministerieel besluit van 24 maart 2004. Wat niveau B NIVEAU A betreft, werden onze technisch deskundigen die cartografisch werk verrichten voorlopig opgenomen in de (grote) functiefamilie Ook de loopbaan van de personeelsleden van niveau 1 werd onder de loep Technisch Dossierbeheer. genomen. Die loopbaanhervormingen vonden uiteindelijk hun neerslag in het koninklijk besluit van 4 augustus 2004. Voor die grote groep personeelsleden maakte hun gemene graad het nu mogelijk eveneens deel te nemen aan de competentiemetingen. Om te beginnen behoren die personeelsleden voortaan tot niveau A. In het Begin 2004 werden zij dan ook prompt ingeschreven. Het onderscheid vroegere niveau 1 waren in de vijf bestaande rangen (van 10 tot 17) maar tussen de cartografen van niveau B en niveau C resulteerde in een liefst 26 graden terug te vinden!. Doel was dat te vereenvoudigen door een zeer verschillend soort competentiemeting voor de twee categorieën. structuur te creëren met 5 klassen (van A1 tot A5) en slechts 3 titels voor de functiebenamingen (attaché, adviseur, adviseur-generaal). Op 1 december Aan de functiefamilie Technisch Dossierbeheer (niveau B) was 2004 werd elke ambtenaar van niveau 1 in die nieuwe klassen en weddennamelijk een zogenaamde PCIB-test verbonden, wat staat voor een schalen geïntegreerd. pc-proef mogelijk gevolgd door een In-baskettest. Voor deze testen werden 83 van onze technisch deskundigen van niveau B Door gecertificeerde opleidingen te volgen kunnen de personeelsleden ingeschreven. Hiervan slaagden er 42 of 50,6% voor de eerste voortaan overgaan van de ene weddenschaal naar de andere in een bepaalde (pc-)proef. Voor de hele competentiemeting slaagde slechts 37,4%. klasse. De opleidingen zullen in de loop van 2005 worden vastgelegd per Voor een groot aantal van onze cartografen was er immers een te vakrichting. Dat is een groep van functies met gelijkaardig expertisedomein. grote kloof tussen de verplichte postbakoefening en de vereiste De lijst met 17 vakrichtingen werd wel al vastgelegd. Onze geografen zullen competenties voor hun dagelijks werk. zich bijvoorbeeld het beste thuis voelen in de vakrichting “Wetenschappen, toegepaste wetenschappen, studie en onderzoek”. De ambtenaren van niveau C, die deel uitmaken van de grote functiefamilie “technische assistentie”, hadden daarentegen recht Voor het toewijzen van een bepaalde vakrichting aan elke ambtenaar zijn op een gecertificeerde opleiding die aangepast was aan hun sub- correcte functiebeschrijvingen heel belangrijk. Een eerste stap in de toepasfunctiefamilie (lees: vakgebied). Voor de cartografen werkten we sing van de maatregelen voor niveau A binnen het NGI bestond er dan ook in samen met het OFO en externe lesgevers aldus een specifieke een inventaris te maken van de bestaande graden. Voor de “gemene” graden opleiding uit. De deelnemers kregen een driedaagse opleiding in namen een aantal personeelsleden in de loop van 2004 deel aan workshops geodesie, fotogrammetrie en cartografie aan de universiteiten van in het kader van hun functiebeschrijving. Voor de bijzondere graden zal de Luik of Leuven. De vierde dag volgde een test van de opgedane functiebeschrijving binnen het NGI worden gemaakt. kennis. Voor de meesten vond deze vierdaagse opleiding plaats in de maand mei (voor enkelen in juli). De resultaten waren bijzonder bemoedigend, getuige daarvan het gemiddelde slaagpercentage Resultaten van de competentiemetingen Inschrijvingen ontvangen % Functiefamilie (niveau B) van 88,5% voor alle functiegroepen samen. geslaagden Directiesecretaris Documentatiebeheer Technisch dossierbeheer Niet deelgenomen Functiefamilie (niveau C) Technisch assistent - cartograaf Drukker Onderhoudstechnicus Graficus Niet deelgenomen
1 3 83 4
1 3 31
Inschrijvingen ontvangen 19 4 1 5 4
15 3 1 5
100% 100% 37%
% geslaagden 79% 75% 100% 100%
Om werken voor de overheid aantrekkelijker te maken en ook de werking van de diensten te verbeteren, wil de regering naast het uittekenen van nieuwe loopbanen voor haar ambtenaren ook een bijkomend instrument gebruiken: de ontwikkelcirkels. De basisidee achter de invoering van de ontwikkelcirkels is dat het functioneren van iedere medewerker onlosmakelijk verbonden is met het functioneren van het team waarin hij werkt, van de leidinggevenden tot op het hoogste niveau, en tenslotte van de hele organisatie. Men spreekt van cirkels omdat het een continu proces is dat begint met het stellen van objectieven, op elk niveau, waarvan gecontroleerd wordt of die al dan niet (of gedeeltelijk) bereikt worden door de manier waarop iemand te werk gaat. Zo kunnen ze bijgestuurd worden wanneer nodig, en begint de cirkel opnieuw. Het is een voortdurend proces van ontwikkeling en zelfontwikkeling. Een algemeen besluit van 2 augustus 2002 tekende de krijtlijnen uit. De toepassing op het NGI zal in twee fasen verlopen. De informatieronde vond in 2004 plaats. Eerst bepaalden het sectorcomité en de directieraad de datum waarop het systeem zou opgestart worden en met welke periodiciteit. Dat werd in een besluit gegoten, dat 31 december 2004 als startdatum vastlegde en een tweejaarlijkse cyclus invoerde. Daarna werden alle personeelsleden ingelicht over de werking van het nieuwe systeem. In 2005 zal werk gemaakt worden van de implementatieronde met de aanduiding van de evaluatoren, de functiebeschrijvingen, de opleidingen voor alle partijen en het begin van de eerste ontwikkelcirkel.
pagina
ONTWIKKELCIRKELS
00 72
pagina
00 73
OPLEIDINGEN
Verdeling van de dagen opleiding 2004 23% 30% 13% 34%
Voorbereiding testen en examens management projecten technische directies
Verdeling van het opleidingsbudget 2004 Verdeling van de dagen opleiding 2004 23% 20% 5% 4% 2% 5% 2% 4% 1% 10% 10% 1% 4% 7% 2%
voorbereiding test & examen management administratie preventie sgisr militair generalisatie webgis syst & net AT CDC G PT CA CIV
9% 62% 34%
management projecten technische directies
pagina
00 74
Budget opleidingen 2004 1% 7% 1% 12%
administratie preventie 10-2005 sgisr
0% 7% 36%
militair generalisatie webgis syst & net AT CDC PT CA
6% 10% 4% 10% 5%
Opleidingstijd 2004 per persoon 3% 4% 6% 3% 2% 3% 36% 11% 10% 3% 6% 7% 1% 1% 2%
CIV voorbereiding test & examen management administratie preventie sgisr militair generalisatie webgis syst & net AT CDC G PT CA
Opleidingsbudget 2004 per persoon 8% 0% 22% 46% 14% 2% 1% 1% 1% 1% 3%
sgisr militair generalisatie webgis syst & net AT CDC PT CA Preventie 10-2005
pagina
DEEL 6: COMMERCIALISERING EN VERSPREIDING
00 75
nieuwe producten en gebruikers Atlas en cd-rom’s 1:50 000: samen meer dan 100 000 verkochte exemplaren Ons initiatief om op basis van de NGI-kaarten op schaal 1:50 000 een atlas en twee cd-rom’s (Vlaanderen-Brussel en Wallonie-Bruxelles) te maken, is een zeer goede zet gebleken. Het grote publiek ontdekte op die manier de allereerste digitale kaart op die schaal die heel België in kaart brengt. Tot op heden werden al 75.000 exemplaren (7de druk) van de atlas en 28.000 exemplaren van de cd-rom’s aan de man gebracht, wat neerkomt op een totaal van meer dan 100.000 verkochte exemplaren.
Het succes schuilt in een goede samenwerking met uitgeverij Lannoo, zowel voor de ontwikkeling als voor de verkoop van de producten. Bij de cd-rom werd bijvoorbeeld extra aandacht besteed aan de gebruiksvriendelijkheid en de koppeling met bestaande GPS-toestellen. Omdat de producten voor het grote publiek bestemd zijn, wilden we ook de prijs aantrekkelijk houden. De verkoop geschiedde vooral via direct mailing, directe verkoop en verkoop via Internet. Dit laatste kanaal bleek vooral voor de verspreiding van de cd-rom’s zeer doeltreffend. Ook de samenwerking met de firma FORMAR voor de aanmaak van de cd-rom Topomap Belgium (zie verder) is een succes gebleken. We willen op de ingeslagen weg verdergaan en onze standaardproducten ook in andere producten integreren om op nieuwe behoeften van onze klanten in te spelen. Zo bereiden we op dit ogenblik een atlas en DVD met toeristische informatie voor. Een grote nieuwigheid zou erin bestaan dat de gegevens ook op handcomputers of pda’s kunnen worden gevisualiseerd.
CD-ROM Topomap Belgium Na het succes van de twee cd-rom’s voor PC trachten we nieuwe digitale producten voor een groot publiek te ontwikkelen. Zo werkten we in 2004 mee aan een product voor GPS-gebruikers. We sloten een overeenkomst met de firma FORMAR om op basis van onze vectorgegevens Top50v een product te ontwikkelen voor Garmin GPS-toestellen. Het resultaat is de Topomap Belgium die de hoofdgegevens van onze Top50v weergeeft met een eigen Garmin-symbolisatie. Ook deze cd-rom is zeer goed ontvangen bij de gebruikers. Eind 2004 bracht FORMAR al een tweede oplage van 1000 exemplaren op de markt.
Lokale politie en directeurs-coördinatoren De CIC’s (Informatie- en Communicatiecentra) van de Federale Politie gebruikten de Top10r-gegevens al voor hun provinciale dispatchingsysteem ASTRID. Sinds 2004 kunnen ook de lokale politiezones en de directeurs-coördinatoren de Top10r-kaarten gebruiken. De kaarten zijn een aanvulling op de cartografische gegevens die al geïntegreerd zijn in hun geografische informatiesystemen en zijn een hulpmiddel voor het lokaliseren van oproepen of evenementen. Ze zullen gebruikt worden als kaartondergrond voor dispatchingtoepassingen. Voortaan kunnen de lokale politiezones een verbinding leggen met een dispatchingcentrum en de NGI-kaarten gebruiken. Ook de directeurs-coördinatoren kunnen zich verbinden en de NGI-kaarten van hun gerechtelijk arrondissement gebruiken.
pagina
Proximus
00 76
Nadat Proximus zich in 2003 alle Top10r-kaarten van Wallonië had aangeschaft, heeft die firma in de loop van 2004 ook alle Top10r-kaarten van Vlaanderen aangekocht. De operator gebruikt ze om de ligging van zijn pylonen op aan te duiden. Zo dienen ze onder andere als communicatiemiddel met het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT).
pagina
00 77
3D Obstacle Evaluation Tool
CD-ROM Bevekom (Beauvechain)
Op aanvraag van Defensie en in samenwerking met Defensie en STAR-Informatic hebben we het “3D Obstacle Evaluation Tool” (3D-OET) ontwikkeld, een digitaal hulpmiddel om bouwaanvragen te evalueren in functie van de veiligheidsnormen voor de luchtvaart rond de luchthaven van Bevekom. Met die software kan veel sneller, gebruiksvriendelijker en nauwkeuriger gewerkt worden dan vroeger (met de analoge methode) en met meer aspecten rekening gehouden worden. Het is de bedoeling dezelfde software later ook voor andere luchthavens ter beschikking te stellen. We ontwikkelden twee versies, een voor gespecialiseerde gebruikers en een andere voor andere gebruikers waaronder op de eerste plaats de gemeentebesturen. Het softwarepakket integreert een reeks mogelijkheden. Het bevat niet alleen rasterkaarten om nauwkeurige plaatsbepalingen mee te doen, maar ook een uiterst gedetailleerd digitaal terreinmodel waarmee de hoogte van zowat elk plekje in de omgeving gemakkelijk bepaald kan worden. Ook alle aanvliegzones werden in kaart gebracht, in overeenstemming met de veiligheidsnormen van de ICAO, de internationale luchtvaartorganisatie. We hebben bovendien een software ontwikkeld waarmee het gevaar van mogelijke hindernissen voor de luchtvaart geëvalueerd kan worden bij elk gebruik van de startbanen en landingsbanen. Met dit ambitieuze project wil Defensie niet alleen haar steentje bijdragen tot de algemene veiligheid van de luchtvaart, maar ook bijdragen tot de administratieve vereenvoudiging. De plaatselijke besturen kunnen daarmee immers gemakkelijker te weten komen of het advies van de militaire luchtvaartautoriteiten vereist is.
pagina
CD-ROM Bevekom (Beauvechain)
00 78
3D Obstacle Evaluation Tool
balanced scorecard Op 1 januari 2005 gingen we van start met een Balanced Scorecard (BS) voor onze toeristische kaarten. De BS is een toekomstgerichte boordtabel waarvoor onze productielijn en onze commerciële dienst de handen ineensloegen. Met de BS willen ze voortaan met gemeenschappelijke indicatoren werken en de samenhang tussen hun acties bewaren in de lijn van het strategisch plan. Hoofddoel is om de klanten van het NGI – gemeenten, toeristische diensten en privé-personen – een doeltreffende service te leveren én de beste toeristische kaarten op de markt. Daarom werden alle aspecten - zowel het gedrag en de verwachtingen van de klanten als het productieproces, het leerproces en de innovatie – onderzocht, zonder ook de financiële gevolgen te vergeten. Het denkwerk bracht ons niet alleen tot de bepaling van indicatoren, maar ook tot het uitwerken van een nieuw klantencontract en van een bestek dat in een later stadium geïnformatiseerd zal worden. De BS geeft periodiek in de vorm van een overzichtstabel grafisch de evolutie weer van een rits aspecten: het moeilijke evenwicht tussen inkomsten en uitgaven, de tevredenheidsgraad van onze klanten, de antwoordtijd voor nieuwe aanvragen, de naleving van de contractuele deadlines, de efficiëntie van onze commerciële dienst, de termijn voor de afwerking van een dossier, de beperking van de aanpassingen tijdens de productie, het belang van tips en suggesties voor de collega’s, de opleiding en het bijbrengen van verantwoordelijkheidsgevoel van de medewerkers.
pagina
Op die manier is het strategisch plan een zaak van iedereen geworden, elke dag opnieuw. Het staat voor een aangehouden inspanning voor de ontwikkeling en verbetering van onze werking. De BS draagt hiertoe bij als instrument voor de communicatie en voor het geïntegreerd beheren van de informatie. De BS staat ten dienste van iedereen die bij zijn dagelijkse activiteiten zorgt voor het succes van de strategieën die het NGI uittekent voor zijn klanten.
00 79
de website
De meeste elektronische bestellingen van topografische kaarten verlopen nu via Infoshop.
pagina
Begin 2004 lanceerde het webteam de toepassing “Infoshop” op www.ngi.be. Deze toepassing brengt de bladindeling van onze verschillende kaartreeksen in beeld. Op die manier kan de klant door het land navigeren en de topografische kaart die hij wenst uitkiezen, lokaliseren en bestellen.
http://www.ngi.be/NL/NL-infoshop.htm
00 80
Het project “Metadata Explorer” valt in het kader van de oprichting van een federaal platform voor geoinformatie.
http://www.ngi.be/metaNL
Het webteam werkte ook mee aan het project “Metadata Explorer”. Metadata zijn “gegevens over de gegevens”. Ze verstrekken systematische, begrijpelijke en deductieve informatie over de inhoud, de structuur, de relaties, de weergave en de gebruikscontext van een set gegevens. Dit project valt in het kader van de oprichting van een federaal platform voor geo-informatie (zie pagina 21). Doel is de metagegevens van de belangrijkste producten van het NGI te creëren en bij te houden en die gegevens via een speciale toepassing ter beschikking te stellen op onze website.
Illustraties MetadataExplorer
Vorig jaar was de toepassing “Geodetische documentatie” al op het intranet operationeel voor het altimetrisch netwerk. Ze werd verrijkt met een bijkomende informatielaag (het planimetrisch netwerk) en is nu ook geactiveerd op het internet.
Geodetische documentatie op het internet: altimetrie EN planimetrie
http://www.ngi.be/gdoc
illustratie geodetische doc alti illustratie geodetische doc plani
Ten slotte heeft het webteam ook een tool ontwikkeld om statistieken bij te houden van de online-bestellingen en de bezoekersfrequentie van onze website. Aantal bezoeken per dag in november
2004 – totaal bestelde artikelen
pagina
Bovenop de ontwikkeling en installatie van die toepassingen stond het webteam ook in voor het dagelijkse aanvullen en onderhoud van de website.
00 81
pagina
00 82
wettelijk depot D/2005/0911/02
Nationaal Geografisch Instituut Abdij ter Kameren 13 B-1000 Brussel Tel.: 02 629 82 82 Fax: 02 629 82 83 www.ngi.be NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT INSTITUT GEOGRAPHIQUE NATIONAL
JAARVERSLAG
NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT
20 04 NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT INSTITUT GEOGRAPHIQUE NATIONAL