1. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING 1.1
Inleiding In onderstaande wordt de niet-technische samenvatting weergegeven van het milieueffectenrapport opgesteld in het kader van de vergunningsaanvraag voor de verdere exploitatie van de chemische fabriek van PVS Chemicals Belgium NV. In het MER wordt nagegaan wat de milieugevolgen zijn van de installaties. Indien ernstige milieueffecten worden verwacht, moet nagegaan worden op welke manier deze effecten voorkomen, verminderd of eventueel gecompenseerd kunnen worden.
1.2
Figuren Figuur 1.1: Ligging van het projectgebied op de topografische kaart.
1.3
Situering en doelstelling van het project 1. Het projectgebied is gelegen in de haven van Gent in een gebied bestemd voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, een bestemming waarmee de inrichting planologisch verenigbaar is. PVS is gelegen langs de Pantserschipstraat in de Gentse deelgemeente Wondelgem. Een situering van het projectgebied is weergegeven op Figuur 1.1. Figuur 1.1: Ligging van het projectgebied op de topografische kaart (bron Nationaal Geografisch Instituut)
PVS Chemicals Belgium NV hangt af van het moederbedrijf PVS Chemicals Inc., met zetel in Detroit. De PVS-groep is opgericht in 1945 en is een familiebedrijf geleid door de familie Nicholson met vestigingen in de US, Canada, Europa en Azië. De groep produceert en distribueert chemicaliën en levert de eraan verbonden milieu- en transportdiensten.
PVS Chemicals Belgium NV heeft een milieuvergunning die afloopt op 17 juni 2012. Voor deze MER-studie wordt een periode van 20 jaar beschouwd, zijnde de normale periode van hervergunning.
1.4
Toetsing aan de beoordelingsplicht Dit MER wordt opgesteld op vraag van PVS Chemicals Belgium NV voor de hervergunning, en uitbreiding. De uitbreiding betreft het vergroten in capaciteit voor zwavelzuurproductie en bijhorende productieprocessen, waarbij de definitie gehanteerd wordt conform Vlarem 1, hoofdstuk 1, definities Artikel 1” : Op basis van het Decreet van de Vlaamse Regering tot aanvulling van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002, gewijzigd door het Decreet van 22 april 2005 en op basis van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage zijn: •
1.5
Bijlage I - 6 “Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarvan verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van anorganische basischemicaliën.”
Beschrijving van het project Het geplande initiatief betreft de hervergunning en uitbreiding van het bedrijf PVS Chemicals Belgium NV. De hoofdactiviteit van de inrichting bestaat uit de productie van zwavelzuur in verschillende concentraties en zuiverheden waaronder technisch zwavelzuur, CP (Chemical Purity) en HP (High Purity) zwavelzuur, oleum ammoniumbisulfiet, natriumbisulfiet en natriumbisulfaat op basis van vloeibare zwavel. De totale vergunde productiecapaciteit voor zwavelzuur bedraagt tot op heden 73.000t zwavelzuur (in alle concentraties en uitgedrukt als 100%) per jaar. Daarnaast is er nog de productie van ammoniumbisulfiet (10.000t/j), natriumbisulfaat (28.000t/j) en de installaties voor de productie van chlorosulfonzuur (12.000t/j). Er zijn diverse procesinstallaties, opslagplaatsen en toestellen aanwezig. Sinds eind augustus 2009 is een installatie voor de productie van natriumbisulfiet (10.000t/j) in gebruik genomen voor de behandeling van de gassen van de zwavelzuureenheid. De totale vergunde productiecapaciteit is in onderstaande tabel weergegeven en bedraagt 133.000t/j. Tabel 1.1: Vergunde capaciteiten Eindproduct Grondstof Zwavelzuur Oleum Natriumbisulfaat Ammoniumbisulfiet Chlorosulfonzuur Natriumbisulfiet TOTAAL
Vloeibare zwavel Vloeibare zwavel H2SO4 en Na2SO4 SO2 en NH3 SO3 en HCl SO2 en NaOH
Katalysator/ Additief Vanadiumpentoxide
Vergunde productie hoeveelheid (t/j) 73000
Al-oxyde
28.000 10.000 12.000 10.000 133.000
Bij de hervergunning worden de capaciteiten aangevraagd zoals weergegeven in onderstaande tabel. Deze verhoging van de productiehoeveelheden kan gerealiseerd worden met de huidige installaties zonder aanpassingen van reactoren. Het is namelijk voldoende om het S-debiet van de S-oven aan te passen om een iets hogere productie te kunnen halen. Andere apparaten zijn overgedimensioneerd. Tabel 1.2: Overzicht productiehoeveelheden nieuwe vergunningsaanvraag Eindproduct Grondstof Katalysator/ Productie hoeveelheid Additief (t/j) vergunningsaanvraag Zwavelzuur Vloeibare zwavel Vanadiumpentoxide 73000 Oleum Vloeibare zwavel Natriumbisulfaat H2SO4 en Na2SO4 Al-oxyde 28.000 Ammoniumbisulfiet SO2 en NH3 15.000 Chlorosulfonzuur SO3 en HCl 18.000 Natriumbisulfiet SO2 en NaOH 30.000 TOTAAL 164.000
Eveneens onderdeel van de wijziging is de overschakeling van doorstroomkoeling naar koelcellen waardoor het verbruik aan koelwater drastisch vermindert.
1.6
Milieudisciplines 1.6.1
Discipline Lucht
Door het gebruik van zuivere grondstoffen (zoals zwavel, waterstofchloride) zijn er in alle processen geen andere emissies dan deze die uit de grondstoffen kunnen ontstaan. De continue productieprocessen geven geen aanleiding tot NOx emissies gezien er geen specifieke verbrandingsprocessen zijn die aanleiding geven tot NOx emissies. Er worden geen specifieke stofemissies uit een schouw geëmitteerd. Ook de diffuse stofemissies afkomstig van de natriumbisulfaat productie zijn verwaarloosbaar aangezien het eindproduct korrelig is. De emissies van de producties van PVS (nl. SO2, SO3, HCl) zijn ook deze emissies die in de BREF zijn beschreven. Uit het overzicht van de producties van PVS is duidelijk dat de SO2-emissie de belangrijkste emissie van het bedrijf was. De productie van zwavelzuur is de enige productie die aanleiding gaf tot relevante emissies. Aangezien de productie in het verleden aanleiding gaf tot een totale emissie die hoger was dan 50 kg/u diende deze te worden gemonitord. PVS heeft eind augustus 2009 een nieuwe scrubber in dienst genomen waardoor de SO2 emissies drastisch gedaald zijn. De gemeten waarden zijn nu ver beneden de BREF en de Vlarem emissiegrenswaarden. Om een zicht te krijgen van de algemene luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de meetstations van de VMM in de omgeving van de installaties. De luchtkwaliteit in de meetstations van de VMM overschrijdt nergens de grenswaarde voor SO2. De impact van de emissies van PVS is conform het siginificantiekader van de richtlijnen van de Dienst Mer sinds de installatie van de scrubber verwaarloosbaar. Op gebied van geur kan besloten worden dat de meeste geurklachten in de Gentse kanaalzone afkomstig zijn van organische verbindingen. Wat betreft PVS waren er voor augustus 2009 een aantal klachten, zonder dat deze verbonden waren met de
geurproblematiek van de Gentse Haven, afkomstig van SO2 immissies. Deze immissies waren het gevolg van (beperkte) lekincidenten binnen het bedrijf.. Om incidenten in de toekomst te vermijden werden de nodige maatregelen (vervanging van oude leidingen) getroffen. Bijkomend werd in augustus 2009 de scrubber installatie in dienst genomen waardoor de geleide SO2 emissies drastisch zijn gedaald. Op basis van alle voorgaande studies en besluiten kan besloten worden dat bijkomende geurstudies dan ook niet aangewezen zijn. Een evaluatie ten opzichte van de NEC emissieplafonds werd uitgevoerd. De emissies door de installatie van PVS ten opzichte van de NEC-emissieplafonds in Vlaanderen is totaal verwaarloosbaar. Door middel van IFDM modelleringen werd de impact van de emissies bepaald op de omgevingslucht. Uit de modellering blijkt: • •
•
De pluimmaxima bevinden zich op ongeveer 1 km van de site (pluimmaxima hebben altijd een relevante of belangrijke bijdrage). Voor de modelering met de scrubber is de invloed op de immissieconcentratie van SO2 zelfs beperkt. De woonkernen in de buurt van PVS ondervonden in het verleden een beperkte tot een relevante (enkel voor Wondelgem) invloed; op basis van de BBT waarden is de invloed verwaarloosbaar behalve in Wondelgem en Langerbrugge waar dit beperkt is; op basis van de huidige emissiewaarden is de invloed overal verwaarloosbaar. Door de investering met de scrubber zijn de emissies van SO2 en dus ook de immissieconcentraties gedaald.
De netto bijdrage van het project nabij het VMM-meetpunt van Wondelgem (1km ten zuidwesten van de site) daalt aanzienlijk na de investering in de scrubber in 2009. De evaluatie van het 99 percentiel en 99,8 percentiel kan gebruikt worden om na te gaan als het huidige percentiel voldoet en of de bijdrage van het project in de toekomst piekoverschrijding zal geven of niet. Aangezien het hier geen nieuw project betreft kan besloten worden dat de immissietoestand zowel voor het 99P als voor het 99,8P sterk verbeteren door de sterk gedaalde emissies na de installatie van de scrubber. Op gebied van invloed op de lucht door het transport kan besloten worden dat de impact eveneens verwaarloosbaar is. Wat betreft NO2 zijn er in de huidige situatie rekening houdend met al het verkeer in de Pantserschipstraat (waarvan PVS maximaal 5,5 % aan bijdraagt) geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie van NO2 waar te nemen. Voor PM10 is er een overschrijding van de norm waar te nemen van het aantal toegelaten overschrijdingen van het jaargemiddelde ter hoogte van al de bekeken afstanden tot de as van de weg. Voor PM2,5 kan een lichte stijging verwacht worden ten gevolge van het jaargemiddelde achtergrondniveau. Voor 2015 zijn er eveneens geen overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2. Net zoals in 2010 wordt er voor PM10 is een verhoudingsgewijs een gelijkaardig resultaat bekomen als in 2010. In 2020 werd een gelijkaardige situatie als in 2015 verwacht.
Indien de vrachtwagens in vermindering worden verwacht zijn er geen wezenlijk verschillen te verwachten in de resultaten. Er zijn dan ook geen relevante veranderingen indien deze zouden wegvallen, waardoor de effectbeoordeling hiervoor 0 is. 1.6.2
Discipline Geluid
De evaluatie van het geluid geproduceerd door de installaties gebeurt aan de hand van de Vlarem II wetgeving. Het specifieke geluidsniveau van de installatie mag niet hoger zijn dan welbepaalde niveaus. Deze niveaus worden bepaald op basis van de bestemming van het gebied volgens het gewestplan en van het achtergrondgeluidsniveau. Voor gebieden op minder dan 500 meter van industriegebied bedragen de richtwaarden voor dag, avond en nacht respectievelijk 50, 45 en 45 dB(A). Binnen de industriezone bedragen die richtwaarden 60, 55 en 55 dB(A). De zone van 200 meter rond de installatie valt volledig binnen de industriezone. De dichtstbijzijnde woningen in woonzone vallen binnen de 500 meter van de industriezone. De effecten voor geluid worden eveneens geëvalueerd op basis van het geluidsverschil met het nulalternatief (geen fabriek). Het geluidsniveau wordt bepaald aan de hand van een geluidsmodellering Om het geluid van de installaties van PVS te kunnen inschatten werden metingen uitgevoerd. Het betreft ambulante metingen, dit zijn metingen van korte duur op verschillende plaatsen rond de installatie. Het was de bedoeling om het brongeluid van de verschillende onderdelen van de installatie te bepalen. Ook werden een aantal metingen uitgevoerd in de nabije omgeving van de installatie. Voor de toekomstige situatie is er rekening gehouden met koelcellen. Deze worden geïnstalleerd ter vervaning van de doorstroomkoeling. In de nieuwe situatie met oelcellen blijft het geluidsniveau beneden de geldende waarden. Op een afstand van 200 m van het bedrijfsterrein is tijdens de nachtperiodes een geluidsniveau van maximaal 45 dB(A) berekend. Aan de rand van het terrein zelf zijn waarden van 56 à 58 dB(A) vastgesteld. Deze metingen omvatten zowel het achtergrondgeluid als het geluid van PVS. De normen voor industriegebied wordt op 200 m niet overschreden. Bij de toekomstige situatie wordt een geluidsniveau op een voetbalveld op 200 m berekend van 48 à 49 dB(A). Het specifieke geluid voldoet ruim aan de toepasselijke richtwaarden, zelfs voor nieuwe inrichtingen. Bij vergelijking van het specifieke geluid is er een stijging van 6 à 7 dB(A). Rekening houdend met het omgevingsgeluid bedraagt het verschil 0,8 dB(A). De beoordeling voor de disciplinge geluid wordt bepaald op -/0 (- voor het specifieke geluid, neutraal voor het werkelijk geluid). Omdat er geen overschrijdingen zijn van de norme en er geen merkbaar effect is naar de omgeving, worden er geen milderende maatregelen voorzien. 1.6.3
Discipline Bodem
De historische industriële activiteiten hebben tot bodem en grondwaterverontreiniging geleid onder vorm van chloriden, sulfaten en zware metalen. Het wordt onderkend dat de zure uitloog als gevolg van de historische opslag van pyriet in openlucht op slecht verharde bodem een belangrijke bijdrage aan de verontreinigingssituatie heeft gegeven. Daarnaast hebben accidentele en systematische lekken, opslagactiviteiten en het
gebruik van reststoffen en afvalstoffen als ophoogmateriaal gedurende een eeuw basischemie waarschijnlijk evenveel bijgedragen. De gegevens betreffende de geologische opbouw zijn gebaseerd op beschikbare bodemonderzoeken en aangevuld met gegevens die opgevraagd zijn via de website dov.vlaanderen.be. De geologische opbouw ter hoogte van PVS is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 1.3: Schematisatie geologische bodemopbouw Diepte
Beschrijving
Samenstelling
0-20 m-mv 20-25 m-mv
quartair, Formatie van Aalter – Lid van Oedelem Formatie van Gent – Lid van Vlierzele, Formatie van Gent – Lid van Pittem.
Zand Glauconiethoudend fijn zand
25-40 m-mv 40-60 m-mv
Grijsgroen glauconiethoudend fijn zand Zandige kleien en kleiige zanden
De grondwaterstroming is globaal richting Kanaal Gent - Terneuzen, dat een drainerende functie heeft voor de omgeving. PVS heeft in de loop van 1997 de gronden en productieinstallaties verworven. De vorige exploitant/eigenaar UCB is de bodemsaneringsplichtige voor de bovenvermelde historische verontreinigingen. Tussen 1997 en 2005 zijn er in verschillende fases in opdracht van UCB bodemonderzoeken uitgevoerd. In februari 2005 werd een eindverslag beschrijvend bodemonderzoek bij OVAM ingediend en begin juli 2005 werd dit door de OVAM conform verklaard. De minister vernietigde de conformverklaring na een beroepsprocedure op basis van inhoudelijke hiaten. In de loop van 2008 werden aanvullende onderzoeksverrichtingen door de bodemsaneringsdeskundige van UCB uitgevoerd waarop een aanvullend beschrijvend bodemonderzoek (ABBO) in de loop van maart 2010 werd ingediend. OVAM heeft dit aanvullend beschrijvend bodemonderzoek op 29 april 2010 conform verklaard. In dit ABBO wordt een ernstige bedreiging omwille van het verspreidingsrisico geargumenteerd voor het grondwater maar niet voor de toplaag. Voor het grondwater dient er te worden overgegaan tot bodemsanering. PVS is tegen dit besluit in beroep gegaan omdat PVS van mening is dat er nog inhoudelijke tekortkomingen zijn. Voor de huidige exploitatie zijn de nodige voorzieningen genomen om de kans op directe bodemverontreiniging te beperken. Zo zijn er onder andere geen ondergrondse tanks aanwezig op het terrein en is het grootste deel van het terrein verhard met betonnen vloer en zijn alle bovengrondse opslagtanks voorzien van een inkuiping uit beton. Aangezien de inkuipingen van de opslagtanks al oud zijn, is er een onderhoudsprogramma lopende ter verbetering van de vloeistofdichtheid. Er zijn geen verdere milderende maatregelen noodzakelijk voor de discipline bodem. 1.6.4
Discipline Water
Binnen PVS zijn volgende waterstromen aanwezig; sanitair water, koelwater en bedrijfsafvalwater. Hiervan is koelwater de meest belangrijke. Voor de productie van zwavelzuur, maar eveneens voor de andere producties heeft PVS namelijk koelwater nodig. Het koelwater wordt onttrokken uit het Kanaal Gent-Ternzeuzen.
Vroeger werd het koelwater beheerd door het buurbedrijf Taminco. Sinds november 2009 heeft PVS de nodige captatievergunning als lozingsvergunning in eigen beheer. PVS is bezig met de aanpassing van de installatie om voor het koelwatercircuit gebruik te maken van koelcellen in plaats van directe koeling (doorstroomkoeling). Deze aanpassing zal in de nieuwe vergunning als wijziging worden aangevraagd. Deze optie heeft als voordeel dat het oppervlaktewaterverbruik sterk vermindert, namelijk van 700 m³/uur naar maximaal 40 m³/uur. Uit de studie van de impact van de koelwaterlozing op de kwaliteit en kwaliteit van het kanaalwater blijkt dat deze verwaarloosbaar is. Voor wat betreft het bedrijfsafvalwater is een evaluatie van de mogelijke waterverontreiniging gemaakt op basis van de inschatting van de geloosde vuilvrachten van het gezuiverde afvalwater zoals deze in de huidige vergunning zijn opgenomen. Hiertoe zal een inschatting gemaakt worden van de vrachten. De emissiesituatie voor alle relevante parameters (BZV, CZV, ammonium, totaal N, totaal P, Sulfaat, en de metalen (As, Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb en Zn)) is in kaart gebracht. Op basis van het debiet, dat trouwens zeer laag is, is een evaluatie gedaan naar de impact op de kwaliteit van het industriële afvalwater op de milieukwaliteitsnormen van het oppervlaktewater van het kanaal Gent-Terneuzen. Uit de studie blijkt dat de impact verwaarloosbaar is. 1.6.5
Discipline Fauna en flora
Het studiegebied van de discipline fauna en flora omvat het gebied dat rechtstreeks beïnvloed wordt door het project, m.a.w. het bedrijfsterrein van PVS en directe omgeving. Op basis van de kennis van het projectgebied wordt het studiegebied aangeduid als zijnde een zone van ca. 2,5 km rondom het bedrijfsterrein. Aandachtsgebieden zijn gebieden die hoog gewaardeerd worden – of dit potentieel kunnen worden – ten aanzien van het natuurbehoud, en vallend binnen de perimeter van het studiegebied. De toetsing of een studiegebiedonderdeel als aandachtsgebied dient te worden beschouwd, gebeurt op basis van de volgende drie criteria: aanwezigheid van kwetsbare gebieden; aanwezigheid van zeldzame planten; aanwezigheid van bijzondere beschermingen. De zones waarop één of meerdere van deze drie criteria betrekking hebben, worden tot het aandachtsgebied gerekend. Op basis van bovenstaande definiëring zijn er binnen het studiegebied geen aandachtsgebieden gelegen. Zoals beschreven binnen de juridische randvoorwaarden komen er binnen het studiegebied geen VEN-gebieden en/of Natura 2000 gebieden voor. Bijgevolg is er geen toetsing aan Artikel 26bis en Artikel 36ter van het Natuurdecreet. Het volledige projectgebied en zijn directe omgeving zijn aangeduid als urbaan gebied.
In het kanaal Gent-Terneuzen komen geen waterplanten voor ter hoogte van het projectgebied. Er zijn geen gegevens over het fytoplankton beschikbaar. Er zijn ook geen recente metingen van de concentratie aan chlorofyl a beschikbaar in de VMM-databank. Het kanaal Gent-Terneuzen werd in 2008 bemonsterd door het INBO (Van Thuyne, 2009). Er werd geen bemonstering uitgevoerd in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied. Gezien vissen echter mobiele soorten zijn, kunnen ook gegevens van iets verder af gelegen locaties gebruikt worden. Het meetpunt dat het dichtst bij het projectgebied gelegen is, is het punt 13222050, gelegen aan de aansluiting van de ringvaart. Algemeen kan gesteld worden dat de visgemeenschap ter hoogte van het meetpunt sterk verarmd is en enkel bestaat uit tolerante soorten. Dit is op zich niet verwonderlijk gezien de vele invloeden van verstoring (scheepvaart) en eventueel pollutie die in het kanaal Gent-Terneuzen voorkomen. Op basis van de berekende depositie in zuurequivalenten is ingeschat dat er geen wijziging van de vegetaties ten gevolge van verzuring kan verwacht worden. Aangezien er geen NOx emissies zijn is de stikstofdepositie totaal verwaarloosbaar en kunnen er ook geen eutrofiërende effecten zijn op de vegetaties in de omgeving van het projectgebied. Het lozen van koelwater kan potentieel leiden tot een lokale verhoging van de watertemperatuur. Dit kan gevolgen hebben voor de flora en fauna in het kanaal gaande van een wijziging in de samenstelling van de soortengemeenschap tot lethale effecten voor gevoelige soorten. Uit de studie blijkt dat er zeker in geval van gebruik van koelcellen geen thermisch effect is door de lozing van het koelwater Voor wat betreft het afvalwater, blijkt uit de bespreking van de discipline water dat er geen effect te verwachten is op gebied van kwaliteit van het kanaalwater (gemiddeld slechts 1 m³/h afvalwater). Er wordt dan ook geen wijziging verwacht voor de flora en fauna in het kanaal. Bij de opname van koelwater kunnen mogelijk vissen opgezogen worden. Dit kan een impact hebben op de populaties van vissen en macro-invertebraten (Kerkum et al., 2004). Voor de opname van koelwater voor PVS valt het effect hiervan te relativeren gezien de densiteiten in het kanaal Gent-Terneuzen relatief laag zijn. Bovendien is het kanaal vrij breed zodat er een grote kans bestaat dat de vissen kunnen passeren. Aangezien PVS heden bezig is met de aanpassing van de installatie om gebruik van koelcellen dienen er geen milderende maatregelen voorgesteld te worden. Het koelwater wordt aangezogen met een maximum debiet van 40 m³/h. Aangezien de diameter van de van de leiding 360 mm bedraagt, kan berekend worden dat de innamesnelheid maximaal 0,11 m/s is. Toegepast op PVS is de situatie als volgt: Voor dit scenario valt het effect hiervan te relativeren gezien de densiteiten in het kanaal Gent-Terneuzen relatief laag zijn. Bovendien is het kanaal vrij breed zodat er een grote kans bestaat dat de vissen kunnen passeren. Aangezien PVS echter bezig is met de aanpassing van de installatie om voor het koelwatercircuit gebruik te maken van koelcellen in plaats van directe koeling (doorstroomkoeling) dienen er geen milderende maatregelen voorgesteld te worden.
Bij gebruik van het koeltorenconcept is het effect op de flora en fauna veel geringer tot onbestaand. Bovendien is de inlaatconstructie voorzien van een rooster met een maaswijdte van 2 mm * 2 mm en is de inlaatsnelheid ongeveer 0,1 tot 0,3 m/s. 1.6.6
Discipline Mens
In het MER worden mogelijke effecten op de gezondheid geëvalueerd. Ook de directe en indirecte aspecten van de menselijke milieubeleving en eventuele hinderaspecten gekoppeld aan de verkeerssituatie worden behandeld. Deze effecten kunnen dus ook het gevolg zijn van effecten die door andere disciplines worden vastgesteld. Het studiegebied voor de discipline Mens wordt hoofdzakelijk bepaald door de invloed van de studiegebieden van de disciplines Lucht en Geluid (verkeer). Uit de andere disciplines is gebleken dat de mogelijke invloedssfeer hier ingeschat wordt op 5 km. Dit is het grootste studiegebied van de disciplines lucht, water, bodem en grondwater en geluid. De dispersie van atmosferische polluenten vanwege het project met mogelijke directe blootstellingsroute zoals bepaald in de discipline lucht zijn beperkt tot SO2 Uit de gegevens van de discipline lucht blijkt dat de immissies van de andere polluenten verwaarloosbaar zodat ze geen input geven voor de discipline mens. Uit die tabellen blijkt dat de berekende bijdragen voor alle parameters beduidend lager liggen dan de weerhouden toetsingswaarden. Uit de discipline bodem en grondwater blijkt dat er kan gesteld worden dat de bewoners in de omgeving van de installatie niet blootgesteld zijn aan verontreinigingen van de site. De nodige bodembeschermende maatregelen zijn voorzien. Hierdoor is de kans op bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit tot een minimum beperkt. Aangezien de waterlozingen beperkt zijn kan gesteld worden dat er geen impact is naar de omwonenden op gebied van water. De resultaten bekomen van de geluidsmetingen bij PVS, tonen aan dat mogelijke gezondheidseffecten als gevolg van de werking van de installatie niet verwacht worden. Voor wat betreft geur, wordt er geen grote geurhinder verwacht door de aard van de productie (anorganische producten) en de toegepaste procedures ter beperking van de immissies. Het algemeen besluit voor de discipline mens geeft weer dat de maximale gemiddelde concentraties aan SO2 berekend als gevolg van het project maximaal 0,07 µg/m³ is. Deze maximale waarde is 0,07% van de lowest observed effect op lange termijn (100 µg/m³). Bijgevolg kan gesteld worden dat er een verwaarloosbare invloed is van de gezondheidseffecten. Omdat de bijdragen ver onder de gezondheidswaarde blijft, worden geen verdere milderende maatregelen voorgesteld. De bijdrages naar wegverkeer toe worden als eveneens als verwaarloosbaar beoordeeld. Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld.
1.7
Milderende maatregelen De emissiemetingen die door PVS uitgevoerd worden, in combinatie met de opvolging van de parameters van de productie zijn voldoende om een goed zicht te hebben op de emissies vanuit de schouwrn.
De metingen worden maandelijks uitgevoerd en vormen een deel van het milieumanagementssysteem. Voor wat betreft de hervergunning zijn deze metingen nu gelegen beneden de Vlarem norm voor melding via het IMJV. PVS zal ook in de toekomst de metingen uitvoeren zoals vermeld in de Vlarem of in de vergunning.
1.8
Leemten in de kennis Er zijn in het MER geen specifieke leemten in de kennis vastgelegd. Voor wat betreft de discipline lucht zijn er binnen het projectgebied van 5 km rondom de site van PVS geen VMM meetpunten in noordelijke of noord-oostelijke richting. (de besluiten blijven wel geldig voor het ganse projectgebied). Uit de IFDM modelberekeningen in het MER is wel gebleken dat de bijdrage van PVS aan de luchtkwaliteit zeer klein is zodat kan gesteld worden dat dit in de noordelijke of noord-oostelijke richting ook het geval is.
1.9
Integratie en eindsynthese 1.9.1
Discipline Lucht
Door het gebruik van zuivere grondstoffen (zoals zwavel, waterstofchloride) zijn er in alle processen geen andere emissies dan deze die uit de grondstoffen kunnen ontstaan. De emissies van de producties van PVS (nl. SO2, SO3, HCl) zijn ook deze emissies die in de BREF zijn beschreven. Uit het overzicht van de producties van PVS is duidelijk dat de SO2-emissie de belangrijkste emissie van het bedrijf was. PVS heeft eind augustus 2009 een nieuwe scrubber in dienst genomen waardoor de SO2 emissies drastisch gedaald zijn. De gemeten waarden zijn nu ver beneden de BREF en de Vlarem emissiegrenswaarden. Uit de modelering met IFDM blijkt dat de impact van de emissies van PVS op de immissies verwaarloosbaar is. Op gebied van invloed op de lucht door het transport kan besloten worden dat de impact eveneens verwaarloosbaar is. 1.9.2
Discipline Geluid
De evaluatie van het geluid geproduceerd door de installaties gebeurt aan de hand van de Vlarem II wetgeving. De effecten voor geluid worden eveneens geëvalueerd op basis van het geluidsverschil met het nulalternatief (geen fabriek). Om het geluid van de installaties van PVS te kunnen inschatten werden metingen uitgevoerd. Op een afstand van 200 m van het bedrijfsterrein is tijdens de nachtperiodes een geluidsniveau van maximaal 45 dB(A) berekend. Aan de rand van het terrein zelf zijn waarden van 56 à 58 dB(A) vastgesteld. Deze metingen omvatten zowel het achtergrondgeluid als het geluid van PVS. De normen voor industriegebied wordt op 200 m niet overschreden. Er wordt tevens geen verschil verwacht in geluidsniveau bij de toekomstige situatie in verhouding tot de huidige situatie (hervergunning). Daarnaast kan ook gesteld worden dat het niveau van 45 dB(A) gemaskeerd wordt door andere geluidsbronnen in de omgeving (in de metingen vastgesteld rond de 55 dB(A). Dus kan gesteld worden dat er zelfs in vergelijking met een nulsituatie geen merkbaar effect (wijziging van meer dan 1 dB(A)) is. 1.9.3
Discipline Bodem
De historische industriële activiteiten hebben tot bodem en grondwaterverontreiniging geleid onder vorm van chloriden, sulfaten en zware metalen. Het wordt onderkend dat de zure uitloog als gevolg van de historische opslag van pyriet in openlucht op slecht
verharde bodem een belangrijke bijdrage aan de verontreinigingssituatie heeft gegeven. Daarnaast hebben accidentele en systematische lekken, opslagactiviteiten en het gebruik van reststoffen en afvalstoffen als ophoogmateriaal gedurende een eeuw basischemie waarschijnlijk evenveel bijgedragen. De vorige exploitant/eigenaar UCB is de bodemsaneringsplichtige voor de bovenvermelde historische verontreinigingen. Voor de huidige exploitatie zijn de nodige voorzieningen genomen om de kans op directe bodemverontreiniging te beperken. Zo zijn er onder andere geen ondergrondse tanks aanwezig op het terrein en is het grootste deel van het terrein verhard met betonnen vloer en zijn alle bovengrondse opslagtanks voorzien van een inkuiping uit beton. 1.9.4
Discipline Water
Binnen PVS zijn volgende waterstromen aanwezig; sanitair water, koelwater en bedrijfsafvalwater. Hiervan is koelwater de meest belangrijke. Voor de productie van zwavelzuur, maar eveneens voor de andere producties heeft PVS namelijk koelwater nodig. Het koelwater wordt onttrokken uit het Kanaal Gent-Ternzeuzen. PVS is bezig met de aanpassing van de installatie om voor het koelwatercircuit gebruik te maken van koelcellen in plaats van directe koeling (doorstroomkoeling). Deze optie heeft als voordeel dat het oppervlaktewaterverbruik sterk vermindert, namelijk van 700 m³/uur naar maximaal 40 m³/uur. Uit de studie van de impact van de koelwaterlozing op de kwaliteit en kwaliteit van het kanaalwater blijkt dat deze verwaarloosbaar is. Voor wat betreft het bedrijfsafvalwater is een evaluatie van de mogelijke waterverontreiniging gemaakt op basis van de inschatting van de geloosde vuilvrachten van het gezuiverde afvalwater zoals deze in de huidige vergunning zijn opgenomen. Op basis van het lage debiet is een evaluatie gedaan naar de impact op de kwaliteit van het industriële afvalwater op de milieukwaliteitsnormen van het oppervlaktewater van het kanaal Gent-Terneuzen. Uit de studie blijkt dat de impact verwaarloosbaar is. 1.9.5
Discipline Fauna en flora
Het lozen van koelwater kan potentieel leiden tot een lokale verhoging van de watertemperatuur. Dit kan gevolgen hebben voor de flora en fauna in het kanaal gaande van een wijziging in de samenstelling van de soortengemeenschap tot lethale effecten voor gevoelige soorten. Uit de studie blijkt dat er zeker in geval van gebruik van koelcellen geen thermisch effect is door de lozing van het koelwater Voor wat betreft het afvalwater, blijkt uit de bespreking van de discipline water dat er geen effect te verwachten is op gebied van kwaliteit van het kanaalwater (gemiddeld slechts 1 m³/h afvalwater). Er wordt dan ook geen wijziging verwacht voor de flora en fauna in het kanaal. Bij de opname van koelwater kunnen mogelijk vissen opgezogen worden. Dit kan een impact hebben op de populaties van vissen en macro-invertebraten (Kerkum et al., 2004). Voor de opname van koelwater voor PVS valt het effect hiervan te relativeren gezien de densiteiten in het kanaal Gent-Terneuzen relatief laag zijn. Bovendien is het kanaal vrij breed zodat er een grote kans bestaat dat de vissen kunnen passeren. Aangezien PVS heden bezig is met de aanpassing van de installatie om gebruik van koelcellen dienen er geen milderende maatregelen voorgesteld te worden. Het koelwater wordt aangezogen met een maximum debiet van 40 m³/h. Aangezien de diameter van de
van de leiding 360 mm bedraagt, kan berekend worden dat de innamesnelheid maximaal 0,11 m/s is. 1.9.6
Discipline Mens
In het MER worden mogelijke effecten op de gezondheid geëvalueerd. Ook de directe en indirecte aspecten van de menselijke milieubeleving en eventuele hinderaspecten gekoppeld aan de verkeerssituatie worden behandeld. Deze effecten kunnen dus ook het gevolg zijn van effecten die door andere disciplines worden vastgesteld. De dispersie van atmosferische polluenten vanwege het project met mogelijke directe blootstellingsroute zoals bepaald in de discipline lucht zijn beperkt tot SO2. Het algemeen besluit voor de discipline mens geeft weer dat de maximale gemiddelde concentraties aan SO2 berekend als gevolg van het project maximaal 0,07 µg/m³ is. Deze maximale waarde is 0,07% van de lowest observed effect op lange termijn (100 µg/m³). Bijgevolg kan gesteld worden dat er een verwaarloosbare invloed is van de gezondheidseffecten. Omdat de bijdragen ver onder de gezondheidswaarde blijft, worden geen verdere milderende maatregelen voorgesteld. De bijdrages naar wegverkeer toe worden als eveneens als verwaarloosbaar beoordeeld. Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld. Uit de discipline bodem en grondwater blijkt dat er kan gesteld worden dat de bewoners in de omgeving van de installatie niet blootgesteld zijn aan verontreinigingen van de site. Aangezien de waterlozingen beperkt zijn kan gesteld worden dat er geen impact is naar de omwonenden op gebied van water. De resultaten bekomen van de geluidsmetingen bij PVS, tonen aan dat mogelijke gezondheidseffecten als gevolg van de werking van de installatie niet verwacht worden. Voor wat betreft geur, wordt er geen grote geurhinder verwacht door de aard van de productie (anorganische producten) en de toegepaste procedures ter beperking van de immissies. 1.9.7
Samenvatting
In tabel 1.4 wordt per discipline de globale effectbeoordeling gegeven (t.o.v. het nulalternatief en referentiesituatie van 2008). Tabel 1.4: Samenvatting effectbeoordeling Parameter
Effectbeoordeling
Effectbeoordeling t.o.v.
t.o.v. nulalternatief
referentiesituatie
producties: SO2
0
+3
mobiliteit NOx, PM10
0
0
-/0
-/0
Structuur verdichting
0
0
Bodemkwaliteit
0
0
Discipline Lucht
Discipline Geluid Geluidsimpact Discipline Bodem
Discipline Water Wijziging kwaliteit
0
0
Thermische impact
0
+1
Wijziging overstromingen
0
0
Parameter
Effectbeoordeling
Effectbeoordeling t.o.v.
t.o.v. nulalternatief
referentiesituatie
0
0
Wijziging van de vegetatie door eutrofiëring
nvt
0
Wijziging van de fauna door habitatswijziging
0
0
Wijziging van de fauna door verstoring
0
0
Discipline Fauna en flora Wijziging van de vegetatie door verzuring
Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Landschapsstructuur
0
Landschapsbeeld
0
0 0
Landschapsbeleving
0
0
Discipline Mens Toxicologie
0
+1
Mobiliteit
0
0
Geluidshinder
0
0