VELDNAMEN IN DE GROOTE PEEL Nationaal park De Groote Peel is meer dan een prachtig wandelgebied met een rijke natuur. Het voormalige hoogveengebied heeft ook een bijzondere geschiedenis, waarvan nog veel sporen in het veld te zien zijn. De historie van de turfwinning en ander gebruik van het veen leeft ook nog voort in de vele veldnamen. Daarover gaat deze ‘Peeljuffer’.
augustus 2010
Turfsteker aan het werk
Een bosje, een akker in het veen, een plas, een houtwal, een opvallende bult in het landschap, ieder plekje had vroeger een naam. Veldnamen waren onmisbaar in het dagelijks leven. Aan de hand daarvan konden mensen elkaar de weg wijzen en vertellen waar ze heen gingen of vandaan kwamen, waar iets te vinden was of waar hun eigendom lag. In nationaal park De Groote Peel zijn nog verscheidende historische veldnamen bewaard gebleven en sommige worden op topografische kaarten vermeld. Ze prikkelen de verbeelding en zijn een bron van kennis: ze vertellen iets over de plek, het ontstaan ervan, het vroegere landschap en gebruik of gebeurtenissen die er hebben plaatsgevonden. Sommige namen verwijzen naar de vorm van een stuk land (Koe-uier), andere naar een vroegere eigenaar of gebruiker (Lumme buske). Veel plekken zijn genoemd naar de bomen die er staan of stonden (Berkenbruin) of naar de dieren die er te zien zijn of waren (Vossenberg). Er zijn namen die het vroegere gebruik aanduiden (Boekweitveld) en namen die iets zeggen over de bodemgesteldheid (Moostdijk).
Het verklaren van veldnamen is overigens vol valkuilen. Vaak komen ze voort uit woorden die inmiddels uit de taal verdwenen zijn. Bovendien zijn veel namen verkeerd genoteerd op de eerste kaarten. De kaartenmakers, dikwijls afkomstig uit een andere streek, hebben de namen die ze van de plaatselijke bevolking hoorden, verkeerd verstaan of verhollandst. Bovendien verschilt de betekenis van bepaalde aanduidingen per streek. Er komt dan ook heel wat bij kijken om de betekenis van een naam te achterhalen: literatuurstudie, archiefonderzoek, terreinonderzoek, taalonderzoek. Ook navraag bij (vroegere) bewoners levert vaak belangrijke gegevens op. Maar zelfs met al deze bronnen is de herkomst van een naam niet altijd met zekerheid vast te stellen. Soms zijn er verschillende verklaringen mogelijk. Aa De naam van de hoofdafvoer van de Peel, ‘Aa’, is een oerbenaming voor water, te herleiden tot het Germaanse ahwa en het Latijnse aqua. Veel beken in oostelijk Nederland dragen de naam Aa, A, Ee of Ade, vaak met een voorvoegsel, zoals de Astensche Aa. Astense Moostscheiding De Astense Moostscheiding of het Bescheid is een breed pad dat de grens tussen Brabant en Limburg (Asten en Ospel) vormt en van zuidwest naar noordoost door de Peel loopt. Baansven Het Baansven is een open plas ontstaan door vervening en gelegen bij een baan (zie ‘Gebrande baan’). Berkenbruin Groeiplaats van berken met restanten vergraven veen.
Astense Mootscheiding
Boekweitveld Boekweit was een onmisbaar gewas voor de keuterboeren en veenarbeiders. Om het te verbouwen stak men een stuk veen in brand, waarna men in de vruchtbare as die achterbleef de boekweit zaaide. Dat kon pas na half mei, want boekweit is vorstgevoelig. Na de oogst in de nazomer werden de rijpe zaden gepeld en vermalen tot boekweitmeel, waarvan men onder andere pannenkoeken bakte. Boekweit is een lid van de duizendknoopfamilie, waartoe ook rabarber behoort. De naam verwijst naar de beuk: de zaadjes van boekweit hebben dezelfde vorm en kleur als beukennootjes. Ze zijn wel veel kleiner. ’t Eeuwig Leven Op deze plek heeft ooit een herberg met die naam gestaan. Op een kaart van 1892 staat deze vermeld als ‘Herberg aan het Eeuwig Leven’. Een mooie naam voor een rustpunt in een gevaarlijk veenmoeras met verraderlijke drijftillen, waarin je zomaar kon verdwijnen.
’t Elfde ’t Elfde is de naam van een plas, ontstaan op een plek waar veen is afgegraven. Bij deze plas liep het 11de Vaartje (zie ‘Vaartje’). Bij laag water kun je nog zien waar dit vaartje ligt. Filosche Peel Een mooi voorbeeld van een misverstand tussen de topograaf en zijn plaatselijke informanten. De (waarschijnlijk uit Holland afkomstige) topograaf verstond ‘Filosche’, maar de bewoners hadden het over ‘Veluwse’. De Veluwse Peel was mogelijk een hogere (zand)rug in het veen, een soort Veluwe in het klein. Gebrande baan Aan de Limburgse kant van de Peel werd de turf afgevoerd over vaste paden. ‘Banen’ noemde men deze onverharde, vaak met zand bedekte paden waarover de Peelboeren met de ossenkar, en later met paard en wagen, van en naar het veen trokken. De Gebrande baan is waarschijnlijk zo genoemd omdat het veen daar door de vele branden was weggesmeuld. Het is niet de enige baan in de Groote Peel waarvan de naam is overgeleverd. Een paar andere voorbeelden: Grote Oalebaan: baan van de familie Greijmans, die de bijnaam Oale droeg naar de vroegere plaats waar de boerderij (in de buurt van Weert). Er is ook een Kleine Oalebaan, die van een andere tak van de familie was. Een andere bijnaam van deze familie was ‘de plukzak’. Heinenbaan: waarschijnlijk genoemd naar een boerenfamilie uit Ospel. Meerbaan: ligt bij een meer. Bovendien komen op dit pad meerdere banen bij elkaar. Langs deze baan ligt het Meerbaansblaak. Mussenbaan, aan de westrand van de Peel. De herkomst van deze naam lijkt voor de hand te liggen; vroeger noemden de mensen in de streek alle vogels ‘mussen’. Er is echter ook sprake van een familie De Mus, die bij deze baan grond zou hebben gehad. Gevlocht De naam ‘Gevlocht’ is afgeleid van vlechten. Om het veen af te kunnen graven moest het water uit de Peel snel en efficiënt afgevoerd worden. Daarvoor werden sloten gegraven, die uitkwamen op bestaande beken en vaarten. Op de natste plekken ontstond zo een dicht vlechtwerk van afvoersloten en waterlopen, een ‘gevlocht’. Hoeksche Kuilen ‘Hoeken’ was een manier van turfsteken waarbij de kuil niet recht werd afgestoken maar schuin in de richting van de baan, om meer turf te kunnen winnen. Dit gebeurde vooral bij gepachte veldjes. Door deze illegale methode werden banen ondergraven en brokkelden ze soms af. Kalispeel Al vanaf 1500 komt het woord kalis in verschillende vormen (kalles, kallis, callis, calis) in Meijel voor. Met de samenstellingen en woordgroepen erbij beslaat het ongeveer vijf bladzijden in het Register van
Meijelse toponiemen. Het leeft ook nog voort in de straatnaam Kalisstraat. De herkomst van het woord is niet eenduidig; het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft twee mogelijkheden. “Uit een aan de taal der Zigeuners ontleend kales”, luidt de eerste. Dat komt dan van kalo, dat ‘zwarte’ of ‘zigeuner’ betekent, met als afgeleide betekenissen ‘vagebond’, ‘landloper’, ‘schooier’ en ‘arme man’. De Kalispeel zou dan een plek zijn geweest waar zwervers tewerk werden gesteld of turf mochten steken voor eigen gebruik. Hier zijn echter geen aanwijzingen voor. De andere mogelijkheid is dat kalis teruggaat op ‘kale es’, net als de Noord-Franse plaatsnaam Calais. Koe-uier Schiereiland in ’t Elfde in de vorm van een koeienuier. Dit is vooral op oude Peelkaarten goed te zien. Koehoort Een koe was een stuk veen dat door afscheuren in het water of in de veenput verdween. Stukken veen werden daartegen beschermd met een ‘hort’ (vergelijk ‘horde’): een hek gemaakt van takken.
Peelvaart
Lumme buske Het ‘Lumme buske’ is een hooggelegen stuk stuifzand, dat in begin van de twintigste eeuw met grove dennen is beplant door de familie Scheepers, bijgenaamd ‘Lumme’ (naar de boerderij waar ze woonden). Het Lumme Buske lag zo hoog dat het vanuit elke plek in de Peel te zien was. De hoge en droge zandrug heeft een belangrijke rol gespeeld in de Tweede Wereldoorlog. Meerbaansblaak Ven bij de Meerbaan (zie Gebrande baan). Het woord ‘blaak’ betekent ven of open water. Mijl Op Zeven De zegswijze ‘een mijl op zeven’ staat voor een grote omweg, soms ook voor nutteloze moeite. In de Peelstreek associeerde men de uitdrukking met de dorpen Meijel en Sevenum. Dat hier de oorsprong van de uitdrukking zou liggen, zoals lokaal weleens beweerd is, klopt niet. Wel is het inderdaad zo dat de route tussen deze beide dorpen vroeger een flinke omweg beschreef om het onbegaanbare en gevaarlijke veenmoeras te vermijden. Die regionale verwijzing naar het veen zal de aanleiding zijn geweest om het bezoekerscentrum van het nationaal park De Groote Peel de naam Mijl op Zeven te geven. Moostdijk Moost betekent moer, slijk of modder. De Moostdijk was dus een dijk langs of naar het moer. Net als andere dijken in de Peel had deze dijk een dubbelfunctie: hij diende voor de afvoer van turf (de ‘banen’ kwamen uit op dijken) maar ook om aangrenzend landbouwgebied te beschermen tegen overlast van water uit het veen.
Mosplak Deze plek had tot ver in de twintigste eeuw een karakteristieke hoogveenbegroeiing met veel en goed zichtbaar veenmos. Ook veenpluis, wollegras, veenbes en lavendelheide gedijden hier goed. Oude Dijk De Oude Dijk is geen dijk, maar de oude weg van Ospel naar Meijel die natuurlijke hoogten in het terrein (stuifduinen aan de rand van het veen) volgt. De weg verloor haar functie toen de Meijelse Dijk verbeterd was en zo een kortere route mogelijk maakte De Pijp Plekken waar men in de pauzes van het werken in de Peel een pijp rookte, werden ‘de Pijp’ genoemd. Vanwege het brandgevaar was het verboden om zomaar ergens te roken. Dit gebeurde alleen in de ‘kuil’ of op een plek waar het niet brandgevaarlijk was. De Peelwerkers hadden ook een zilveren dopje op de pijp om te voorkomen dat er vonkjes vanaf kwamen. Bovendien rookten ze niet als ze onderweg waren vanuit de ‘kuil’ naar huis, tot buiten de Peel. Putteris Voor deze naam bestaat geen eenduidige verklaring. Op een kaart van eind negentiende eeuw is op deze locatie een laagte aangegeven, wellicht een drinkplaats (‘put’) voor het vee. Waarschijnlijk zijn er ook ‘rissen’ gestoken, oftewel plaggen die werden gebruikt voor de nok van rieten daken. Een andere mogelijke verklaring voor ‘ris’ is dat hier veel ‘rissen’ ofwel russen groeiden, met name pitrus. Roerdompven Een jonge benaming, die pas sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw gangbaar is. Om in het najaar de turf per schip weg te kunnen brengen werd er water uit de ZuidWillemsvaart in de vaartjes gepompt. Daardoor kwam er voedselrijk water in dit stuk van de Peel. Hier ontstond een rietplas, her Roerdompven waar de Roerdomp broedt. Steltloperven Roerdomp Eveneens een jonge benaming. De ondiepe plas is ontstaan door het vasthouden van water voor hoogveenherstel. De plas was in de eerste jaren ideaal voor allerlei steltlopers, waaronder kievit en grutto, die er in grote aantallen op bezoek kwamen. Inmiddels zijn de aantallen steltlopers sterk teruggelopen. Vaartje In de Brabantse Peel werd de turfwinning vanaf eind negentiende eeuw systematisch en grootschalig aangepakt. Onder leiding van grote verveningsbedrijven werd een strak patroon van vaartjes gegraven, waarover de turf per schip werd afgevoerd. De vaartjes zijn van west naar oost genummerd van 1 tot en met 14. Het water werd vanuit de Zuid-Willemsvaart via de hoofdvaart, het Peels kanaaltje, naar
Uitzichtvlonder bij Meerbaans-blaak de kleinere vaartjes in de Peel gebracht. Enkele vaartjes zijn nog zichtbaar in het landschap. Veldraai Een raai was een afwateringsslootje tussen twee vaarten. Letterlijk betekent ‘raai’ een denkbeeldige lijn dwars op een rivier of dijk. Vossenberg Het hoogste deel van de Peel, zo genoemd omdat vossen in deze zandheuvel graag hun holen bouwen. Vanwege de hoge en droge ligging leek het ook een ideale plek voor het leger om te gebruiken voor de verdediging in de Tweede Wereldoorlog. De bunkers die hier liggen zijn een deel van de Peelraamstelling (1939-1940). Bronnen over veldnamen: H. Crompvoets, M. van Deursen en F D. Sonnenberg Redactie: Henk van den Brink
Deze publicatie is gesubsidieerd door
De PeeIjuffer is een uitgave van de Werkgroep Voorlichting en Educatie Nationaal Park de Groote PeeI. Eindredactie: Staatsbosbeheer - Tel. 0495 - 641 497 Foto’s: Staatsbosbeheer