Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd / deeltijd Haagse Hogeschool / TH Rijswijk
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd / deeltijd CROHO nr. 34616 Haagse Hogeschool / TH Rijswijk
Hobéon® Certificering BV Datum: december 2006 Auditteam: Dhr. drs. W.G. van Raaijen Dhr. drs. R.F.H.M. Stapert Dhr. dr. J.P. van Ewijk Mevr. drs. T.G.M van der Maat Dhr. R.F.M. van Luijk Mevr. drs. E.R.J. Rijnen (secretaris)
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Visitatie MWD 2000’ Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 18 en 19 september 2006
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 13 16 18 18 21 23 25 27 29 30 32 35 35 37 39 41 41 42 44 44 46 48 50 50 51
3. 3.1. 3.2. 3.3.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
53 53 54 55
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 18 en 19 september 2006
1 1 1 1 2 3 3 5 6 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD)
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Haagse Hogeschool, in casu de Academie voor Sociale Professies, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Het onderhavige rapport heeft betrekking op de
HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, voltijd en deeltijd, CROHO nr. 34616
1.2.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is ingebed in de Academie voor Sociale Professies, één van de vijftien Academies van de Haagse Hogeschool. De opleiding kent zowel een voltijd- als een deeltijdvariant waarvoor het onderwijs wordt verzorgd op de vestiging Haagse Hogeschool te ‘s Gravenhage. In 1996 is de opleiding MWD begonnen aan een ingrijpende inhoudelijke en onderwijskundige vernieuwing. Doelstellingen van deze vernieuwingen waren: het centraal stellen van beroepsvraagstukken en ‘leren-leren’ d.m.v. een curriculum waarin projectonderwijs en studieloopbaanbegeleiding de rode draad vormen; het bieden van actueel onderwijs, naar inhoud ‘up-to-date’ en met een duidelijke eigen kleur. Sinds het besluit in november 2003 van de toenmalige afdelingen MWD/CMW en SPH tot verdergaande organisatorische en onderwijsinhoudelijke samenwerking, werkt de opleiding MWD tegelijkertijd aan de implementatie van de onderwijskundige vernieuwing (Social Work 2008) én de vernieuwing van haar major. Propedeuse en hoofdfase 1 zijn opnieuw ingericht. Er is een plan van aanpak voor de vernieuwing van de major en een coherent onderwijsprogramma opgesteld, waarvoor competentiegericht leren en toetsen uitgangspunt is. Evenals de voltijdopleiding hanteert ook de deeltijdopleiding integraal de landelijke opleidingskwalificaties. Deze kwalificaties, opgevat als: bekwaamheden die zichtbaar worden in een cluster van beroepstaken, beschouwt de opleiding als competenties. Ook delen de deeltijd- en voltijdopleiding de visie op het beroep en het HBO-niveau (Dublin Descriptoren). Vanuit deze gedeelde visie op het beroep voegt de deeltijdopleiding een zelfde kleur toe aan de geformuleerde competenties, samengebracht onder de noemers: zorgvuldige hulpverlening en maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van sociale problemen. Anders dan de voltijdopleiding heeft de deeltijdopleiding geen expliciete competenties geformuleerd op het gebied van persoonlijke en maatschappelijke vorming. Deze worden binnen de deeltijdopleiding als verweven gezien met de beroepsvorming.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 1
1.4.
Visitatierapport ‘Visitatie MWD 2000’
1.4.1 Beschrijving belangrijkste conclusies van Visitatierapport MWD De opleiding MWD heeft in januari 2002 een positieve beslissing ontvangen t.a.v. de proefaccreditatie van november 2000. Een citaat: “Uit de beoordelingsrapportage blijkt dat de beoordelingen van de 70 verificatiepunten voor de voltijd- en deeltijdopleiding voor resp. meer dan 90% en precies 90 % in de categorie voldoende of goed vallen. Op de 3 eerste standaardcriteria krijgt de voltijdopleiding de beoordeling “goed”. De deeltijdopleiding wordt op het eerste standaardcriterium met goed beoordeeld. De overige standaardcriteria worden met voldoende beoordeeld. Er is slechts één verificatiepunt met onvoldoende beoordeeld. Dit achten wij een goed resultaat en een bevestiging van de kwaliteit van de opleiding”. Het panel signaleerde tegelijkertijd ook enkele zwakke punten: Voltijd- en deeltijdopleiding Studeerbaarheid en evaluatie Het panel signaleerde enkele zwakke punten, te weten: studiebegeleiding (vt en dt), spreiding studielast (dt) en evaluatie (vt en dt). Verbeteracties Studiebegeleiding: de opleiding heeft de afgelopen jaren nieuwe vormen van SLB en bijpassende instrumenten ingevoerd en ontwikkeld; Spreiding studielast: de opleiding heeft vanaf het studiejaar 2002-2003 de studieonderdelen zodanig herordend dat de spreiding van (take-home)tentamens over het jaar evenwichtiger is. In het studiejaar 2006-2007 zal de spreiding van de studielast in de vt-opleiding nader worden onderzocht; Evaluatie: het betrof hier opmerkingen m.b.t. de evaluatie van de eindtermen als zodanig, de inhoud van het buitenschools programma, de selectie en verwijzing en de niet-inhoudelijke aspecten van de toetsing. De niet-hogeschoolspecifieke eindtermen (landelijke opleidingkwalificaties) zijn in 1998 op landelijk niveau vastgesteld en afgestemd met het beroepenveld. De eindtermen zijn besproken met de Beroepenveldcommissie in 2002. Deeltijdopleiding Het programma is nog niet (volledig) aangepast op basis van het onderwijsconcept “Haagse Herkenbaarheid”. De opleiding dient deze slag nog te maken: het zicht op het onderwijsconcept ‘concurrency-leren’ is (voor buitenstaanders) moeilijk te verkrijgen en de relaties tussen opleiding en werkveld, studie en werk en theorie en praktijk lopen vrijwel uitsluitend via studenten; Verbeteracties: de opleiding heeft het competentiegerichte leren uitdrukkelijk gekoppeld aan het concurrency-model. Daarnaast zijn zowel de leertheoretische grondslagen van dit model uitdrukkelijk uitgewerkt alsook de visie op het concept van de ‘reflective practitioner’; de verticale samenhang in het onderwijsprogramma is steviger verankerd door deze te programmeren langs een vijftal leerlijnen. Het auditteam is van mening dat de aansluiting op de aanbevelingen van het visitatierapport 2000 zichtbaar en traceerbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 2
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.5.1.1. Bij de beoordeling van de betreffende opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.5.1.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende:
de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”).
het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
1.5.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 3
Op basis van de door MWD aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van ‘Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’/Sociale Professies, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, Examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
1
Visitatie heeft op 18 en 19 september 2006 plaatsgevonden. Tijdens deze visitatie zijn twee opleidingen in één traject beoordeeld. De bevindingen wat betreft de opleiding CMV zijn in een afzonderlijke rapportage neergelegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 4
Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 EC’S) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 5
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. W.G. van Raaijen Drs. T.G.M. van der Maat Dr. J.P. van Ewijk Drs. R.F.H.M. Stapert R.F.M. van Luijk Drs. E.R.J.Rijnen
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding MWD noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van Raaijen heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De werkvelddeskundigen de heer Van Ewijk en mevrouw Van der Maat hebben zich in hun beoordeling, vanuit respectievelijk het vakgebied en het werkveld, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programmainhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heer Van Ewijk heeft op grond van zijn kennis van het vakgebied goed zicht op recente ontwikkelingen in het vakgebied. Mevrouw Van der Maat heeft op grond van haar ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van maatschappelijk werk en dienstverlening op HBO-niveau. De deskundige ‘onderwijs’, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft een grote onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De heer Van Luijk studeert thans Culturele Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool van Amsterdam. Zowel zijn stage, werkervaring en maatschappelijke functies hebben in de regel een relatie met zijn huidige studie. Mevrouw Rijnen heeft tijdens haar studie Bestuurs- en organisatiewetenschappen aan de UU ervaring opgedaan met bestuurlijke vraagstukken, organisatieverandering en strategisch management. Tevens heeft zij in haar huidige functie ervaring in kwaliteitsmanagement opgebouwd. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 6
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 18 en 19 september 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De opleiding leidt op tot MWD’ers die werken op zeer diverse beroepsterreinen en daarmee binnen een breed scala van instellingen. Zij zijn werkzaam als psycho-sociale hulpverlener, bemiddelaar, belangenbehartiger, sociaal dienstverlener, adviseur/consulent of coach. 1.1.2. De sociaal-agogische opleidingen hebben in 2004 op landelijk niveau de opleidingskwalificaties van de verschillende sociaal-agogische beroepen geordend in gemeenschappelijke en opleidingsspecifieke competenties. Dit betekent dat de opleidingen niet alleen opleidingsspecifieke competenties hanteren, maar ook gemeenschappelijke competenties voor het domein Social Work. 1.1.3. De doelstellingen van de opleiding MWD (voltijd en deeltijd) van de HHS zijn ontleend aan het Landelijk Opleidingsprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, ‘Herkenbaar en toekomstgericht’. Dit profiel is door het werkveld Zorg en Welzijn gelegitimeerd. Het landelijke opleidingsprofiel MWD is ingedeeld in drie segmenten, die elk een taakgebied voorstellen en die alle drie even belangrijk zijn. Segmenten en taakgebieden Segment 1: Hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen
Segment 2: Werken in en vanuit een arbeidsomgeving Segment 3: Werken aan professionaliteit en professionalisering
Subsegmenten 1.1. Oriënteren en ontwerpen 1.2. Werken met cliënten 1.3. Werken namens cliënten 1.4. Werken voor cliënten 1.5. Evalueren en afronden
3.1. Het zichzelf ontwikkelen in het beroep 3.2. Het bijdragen aan ontwikkeling van het beroep
Enkele voorbeelden van competenties van de beginnende MWD’er: Hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen. De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: - 1.1. een samenwerkingsrelatie met cliënten aan te gaan en te onderhouden; - 1.2. de verschillende methodieken en methoden van het maatschappelijk werk afzonderlijk of in combinatie met elkaar te hanteren; - 1.3. te bemiddelen tussen cliënten en hun sociale omgeving; - 1.4. actief (maatschappelijke) factoren te signaleren die bij cliënten problemen veroorzaken;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 8
- 1.5. het hulp- en dienstverleningstraject te evalueren en af te sluiten. Werken in en vanuit een arbeidsomgeving. De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: - met collega’s samen te werken en daarbij een bijdrage te leveren aan de teamvorming; - anderen in de organisatie te begeleiden. Werken aan professionaliteit en professionalisering. De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: - 3.1. de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen; - 3.2. systematisch gegevens over de beroepsuitoefening te verzamelen, die te onderzoeken en de uitkomsten te vertalen naar consequenties voor het beroep. 1.1.4. De Academie voor Sociale Professies heeft in 2004 besloten te anticiperen op de ontwikkeling van de landelijke beroepenstructuur en heeft in 2006 een nieuwe set van 8 actuele gemeenschappelijke sociaal agogische kerncompetenties vastgesteld. De 8 gemeenschappelijke kerncompetenties dekken de 6 generieke competenties van de landelijke beroepenstructuur. Door voor 8 kerncompetenties te kiezen worden eigen accenten toegevoegd: uitdrukkelijkere aandacht voor competenties in verband met het werken in en vanuit een organisatie, professionele samenwerking en reflectie. De Academie heeft de gemeenschappelijke kerncompetenties getoetst bij het regionale werkveld en via het deeltijdonderzoek. De set is tevens voorgelegd aan alumni. De acht gemeenschappelijke sociaal agogische kerncompetenties van de Academie voor Sociale Professies zijn: 1. oriënteren en contact onderhouden; 2. de vraag onderzoeken en een aanbod ontwikkelen; 3. procesmatig en methodisch werken; 4. ondernemen en innoveren; 5. reflecteren en verantwoorden; 6. samenwerken met professionals en andere betrokkenen; 7. werken in en namens een organisatie; 8. werken aan professionele ontwikkeling. Op Academieniveau is in april 2006 een traject gestart om de gemeenschappelijke kerncompetenties te vertalen in opleidingsspecifieke competenties. De drie opleidingen vertalen vanuit een gemeenschappelijke systematiek elk afzonderlijke de gemeenschappelijke kerncompetenties naar beroepsspecifieke situaties. De MWD-opleiding moet de laatste slag nog aanbrengen in de verdere ontwikkeling van de algemene kerncompetenties en dat is het aanbrengen van verschillende niveaus. De samenwerking van de deeltijdopleiding van MWD/SPH wordt op dit moment voorbereid en zal in 20072008 met een gedeeltelijk gemeenschappelijke propedeuse van start gaan. In de deeltijdopleiding is het ‘concurrency leren’ het centrale concept. Een relevante praktijk is tijdens de opleiding verplicht en levert studiepunten op. Opleiding en praktijkervaring zijn in de leerroute nauw met elkaar verbonden. Binnenschools wordt er gereflecteerd op de beroepservaringen in de praktijk. 1.1.5. De opleiding ziet als doel van Maatschappelijk Werk en Dienstverlening: het met, namens en voor cliënten, zoeken naar bevredigende antwoorden op (psycho-)sociale problemen, zoals deze zich voordoen in de leefsituatie van individuen en groepen. Deze problemen hebben zowel een subjectieve belevingskant als een objectieve, maatschappelijke kant. Kenmerkend voor maatschappelijk werkers is dat ze zich bezig houden met de ‘vervlechting’ van deze objectieve en subjectieve componenten in de leefsituatie van cliënten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 9
1.1.6. Het opleidingsprofiel MWD (voltijd en deeltijd) van de HHS, waarop het lopende curriculum is gebaseerd, sluit sterk aan op de ontwikkelingen, zoals die in het landelijke beroepsprofiel van 1998 zijn verwoord. De opleiding heeft door het leggen van accenten en de operationalisering van de competenties een eigen interpretatie aan het landelijke opleidingsprofiel gegeven. Deze zijn samengebracht onder de noemers: 1. zorgvuldige hulpverlening. Hierbij gaat het om de integratie van methodisch-instrumentele en ethische en normatieve aspecten van het hulpverlenend handelen; 2. maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van sociale problemen; 3. doorgroeicompetentie. Studenten ontwikkelen de vaardigheid om ook binnen het beroep door te groeien, d.w.z. het eigen leren te sturen en gaande te houden en aldus nieuwe kennis zelfstandig op te sporen, te integreren en in steeds weer nieuwe situaties toe te passen; 4. de persoonlijke en maatschappelijke vorming van studenten in de opleiding. 1.1.7. Het overleg met het beroepenveld vindt op verschillende manieren plaats. Allereerst nemen directie, teamleiders en docenten deel aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau, zoals Stichting Ondernemers Haaglanden, Landelijk Overleg Opleidingen en HSAO Sectorraad. Daarnaast bestaat er nog de zogenaamde Academiebrede ‘expertgroep’: bestaande uit vertegenwoordigers van het werkveld, management en enkele docenten van de Academie voor Sociale Professies. Deze ‘expertgroep’ komt drie keer per jaar bijeen voor het bespreken van actuele ontwikkelingen op het gebied van Social Work. De Academiebrede overlegstructuur van de ‘expertgroep’ waarborgt structureel overleg met het regionale beroepenveld. In de groep hebben diverse vertegenwoordigers uit de geledingen van de MWD beroepspraktijk zitting. De opleiding MWD zal in december 2006 een rondetafelgesprek houden met externe deskundigen m.b.t. de vernieuwing van de major MWD. Gepland is jaarlijks een rondetafelgesprek te houden over een relevant thema met vertegenwoordigers uit het werkveld. Academiebreed is men bezig met het samenstellen van een Raad van Advies. Inmiddels zijn twee personen benaderd; iemand afkomstig uit de Directie Algemene Justitiële Strategie van het Ministerie van Justitie en een hoogleraar Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit van Leiden. Het onderwijs en het werkveld zullen in een permanente dialoog elkaar scherp moeten houden op moderne ontwikkelingen. Dat vraagt een gelijkwaardige positie, waarin beide partijen erkennen dat ze elkaar nodig hebben. Uit de stukken en gesprekken blijkt eerder een zeer voorzichtige houding van de opleiding, omdat men bang is het werkveld teveel te belasten. De hogeschool zal zich met meer zelfvertrouwen moeten profileren aks kennis- en ontwikkelingsinstituut voor het werkveld. 1.1.8. De Academie en de opleiding MWD onderhouden diverse landelijke, regionale en lokale samenwerkingsverbanden en contacten: de opleiding MWD participeert actief in het Landelijk Opleidingsoverleg; er is een samenwerkingsverband met Stichting Humanitas Haaglanden; projecten op het gebied van schoolmaatschappelijk werk met scholen in de stad; er zijn convenanten gesloten met Jeugdformaat, Stichting Mooi, STIOM en GHZ waarin afspraken over samenwerking zijn gemaakt. 1.1.9. De opleiding MWD (voltijd en deeltijd) geeft de samenwerking met het beroepenveld verder vorm door een netwerk van contacten met vertegenwoordigers uit instellingen te onderhouden die als opdrachtgever, gastdocent of medebeoordelaar optreden bij diverse (afstudeer-)projecten en onderwijsprogramma’s. De Academie heeft een relatiebeheerder aangesteld en er wordt samengewerkt met de regioregisseur van de hogeschool.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 10
1.1.10. De Academie voor Sociale Professies heeft diverse internationale contacten: met de Hogeschool van Antwerpen heeft de opleiding MWD, samen met de opleiding CMV, een begin gemaakt met het vergelijken en toetsen van de competentieprofielen van beide opleidingsvarianten. Er zijn plannen ontwikkeld voor studentuitwisseling: het kunnen volgen van stages en het volgen van studieonderdelen in zowel Antwerpen als Den Haag; met de Hogeschool Gent heeft de Academie voor Sociale Professies in april 2006 contacten gelegd om te komen tot onderlinge vergelijking en toetsing van onderwijsprogramma’s en competentieprofielen. Studenten van de Hogeschool Gent kunnen in het studiejaar 2006-2007 een onderwijsprogramma van 25 studiepunten volgen binnen de Academie voor Sociale Professies. Het voornemen bestaat om in 2007-2008 een vergelijkbaar onderwijsprogramma in Gent open te stellen voor studenten van de Academie voor Sociale Professies; de Academie heeft met de Fachhochschule in Luzern afspraken m.b.t. een structurele samenwerking. De mogelijkheden voor verder samenwerking op het vlak studenten- en docentenmobiliteit worden onderzocht; met de Alice Salomon Fachhochschule in Berlijn heeft in maart 2006 een uitwisseling van docenten en studenten plaatsgevonden eveneens met als doel te komen tot studenten- en docentenuitwisseling. De multiculturele context komt geïntegreerd in beide opleidingsvarianten aan de orde. Zowel in de studentenpopulatie, als in het werkveld is het omgaan met multiculturele diversiteit en de daaraan verbonden vragen en problemen een centraal thema, dat in veel verschillende situaties meespeelt. Binnen de afdelingen SPH en MWD/CMV wordt gezamenlijk gewerkt aan internationale oriëntatie op het toekomstige beroep. Academiebreed is er bijvoorbeeld het ‘project A (Samen Leven)’ en ‘project B (Samen Werken)’ waarin specifiek aandacht wordt besteed aan internationale ontwikkelingen binnen de agogische dienstverlening. De Academie voor Sociale Professies heeft dit nader uitgewerkt in het beleidsdocument ‘Internationalisering 2003-2007’. Speerpunten zijn: internationalisering van het onderwijsprogramma; uitbreiding van mogelijkheden voor de buitenlandse mobiliteit van studenten; het bevorderen van docentmobiliteit; systematische vergelijking van opleidingen en beroepenveld. Studenten worden gestimuleerd om een stage in het buitenland te lopen. De Academie biedt studenten een voorbereidingsprogramma en het stagebureau van de Academie is actief in het werven van buitenlandse stageplekken. Er vinden ook studiereizen naar o.a. Berlijn plaats.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 11
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de beide opleidingsvarianten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening bieden een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega sociaal-agogische opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd; de Academie voor Sociale Professies heeft eigen accenten toegevoegd aan de zes generieke competenties van de landelijke beroepenstructuur die ter toetsing zijn voorgelegd aan het werkveld en alumni en door beide ‘stakeholders’ met vrij algemene instemming zijn ontvangen; de beide opleidingsvarianten hebben een eigen inkleuring gegeven aan het landelijke opleidingsprofiel die recht doet aan de huidige ontwikkelingen binnen het MWD- domein; het opleidingsprofiel van beide opleidingsvarianten wordt in het proces van onderwijsvernieuwing van de major MWD aangescherpt en bijgesteld op basis van actuele ontwikkelingen; beide opleidingsvarianten houden gestructureerde contacten met het beroepenveld, onder andere via deelname aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau en via de Academiebrede ‘expertgroep’; de afdelingen SPH en MWD/CMV werken gezamenlijk aan internationale oriëntatie op het toekomstige beroep. Daarnaast beschikken beide opleidingsvarianten over diverse internationale contacten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De opleiding MWD heeft zelf de analyse gemaakt van de verbinding met de Dublin Descriptoren en ook het auditteam heeft vervolgens de eindkwalificaties van beide varianten geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden (Kennis en Inzicht – Toepassen Kennis en Inzicht – Oordeelsvorming – Communicatie – Leervaardigheden), bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de eindkwalificaties van de opleiding. 1.2.1. De Academie voor Sociale Professies beschikt over 8 gemeenschappelijke sociaal-agogische kerncompetenties (zie 1.1.3). Deze opleidingscompetenties vormen het uitgangspunt van de analyse door het auditteam. De descriptoren zijn (evenals de generieke HBO-kwalificaties) opgenomen in de beschrijving van de opleidingscompetenties. ‘De gemeenschappelijke kerncompetenties van het domein Bachelor of Social Work’ zijn in een tabel weergeven en worden in verband gebracht met de Dublin Descriptoren. De dimensies van de Dublin Descriptoren Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop beide opleidingsvarianten zich richten, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: situaties en achtergronden van diverse cliënten; de culturele en maatschappelijke context van de klanten; de methode van agogische dienstverlening; interactieprocessen in en tussen individuen, groepen, organisaties en gemeenschappen; methoden en technieken voor het werken met cliëntgroepen. In de competentiematrix van de MWD-opleiding wordt de dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan een aantal competenties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke (deel) competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de maatschappelijk werker. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de variatie didactische methoden. Bijvoorbeeld: projectverslagen; presentaties; practicumopdrachten; stageverslagen. In de beroepsspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 13
In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan competenties die vallen onder de segmenten hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen, werken in en vanuit een arbeidsomgeving en werken aan professionaliteit en professionalisering (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Oordeelsvorming De competenties behelzen het hele spectrum van agogische dienstverlening, bedrijfsvoering en beroepsontwikkeling. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit veronderstelt, dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te voeren en daarna te evalueren. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties die vallen onder de segmenten hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen, werken in en vanuit een arbeidsomgeving en werken aan professionaliteit en professionalisering (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptoren uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Communicatie Communicatie is van belang omdat een maatschappelijk werker multidisciplinair moet kunnen samenwerken. Anderzijds is voor hulp- en dienstverlenende beroepen een communicatieve opstelling wezenlijk. De diensten worden geleverd in een spanningsveld van belangen, van de cliënt enerzijds en van de organisatie of samenleving anderzijds. Ook het aangaan van samenwerkingsrelaties, het ontwikkelen en onderhouden daarvan zijn erg belangrijk. Alle bovengenoemde punten zijn een wezenlijk kenmerk van de agogische sector. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties die vallen onder de segmenten hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen, werken in en vanuit een arbeidsomgeving en werken aan professionaliteit en professionalisering (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Leervaardigheden Voor de opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Tijdens de opleiding moet de student zelf -steeds meer- verantwoordelijkheid nemen voor zijn of haar leren en keuzes maken. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet gekoppeld aan de competenties die vallen onder het segment werken aan professionaliteit en professionalisering (zie facet 1.1.). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 14
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties en de daarvan afgeleide generieke en beroepsspecifieke competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de eindkwalificaties zijn aantoonbaar verankerd in het MWD-programma: de competenties zijn rechtstreeks in verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van beide opleidingsvarianten beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de beide opleidingsvarianten gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. De eindkwalificaties zijn dezelfde als de competenties van de opleiding en matchen met de landelijk geformuleerde beroepscompetenties. De eindkwalificaties zijn conform Dublin Descriptoren voor de bachelor. De opleidingscompetenties zijn een concrete invulling van de door de HBO-Raad opgestelde tien generieke bachelor HBO-kwalificaties. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie facet 1.2.) 1.3.2. Beroepsonderwijs De competenties van beide opleidingsvarianten zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1.) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de ’expertgroep’) ‘regionaal’. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor Maatschappelijke Werk en Dienstverlening relevante werkveld geborgd. De wijze waarop de opleidingen de beroepscompetenties in samenspraak met collega-opleidingen en het (landelijke en ‘regionale’) beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie 1.1.) 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties zijn rechtstreeks ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar geformuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 16
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor alle opleidingsvarianten als voldoende: de opleiding heeft goed zicht op de actuele ontwikkelingen binnen het MWD domein. Het werkveld wordt uitdrukkelijk betrokken bij het opstellen van opleidingsdoelstellingen en beroepscompetenties, zowel op landelijk en op regionaal niveau (‘expertgroep’); de opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een bachelor gesteld worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De opleiding kent de volgende globale jaardoelen: Jaar
Karakteristiek
Activiteiten
1e jaar
Ik en het beroep
Oriënteren op beroep en beroepsbekwaamheden en oefenen met basiscompetenties en beroepsvaardigheden
2e jaar
Ik, het beroep en de context
3e jaar
Ik, het beroep en de context in werking Ik als reflectief ontwerper
4e jaar
Jaardoelen
De student demonstreert te beschikken over voldoende competenties om zich in het beroep verder te bekwamen. De student maakt een weloverwogen keuze voor het beroep MWD en deze opleiding daartoe. Ontwerpen van vernieuwingen De student toont aan dat hij/zij in staat is om de (landelijke en specifieke) competenties in binnen de context van voldoende mate te hanteren om aan de instelling, lokaal beleid en beroepsstage te kunnen beginnen. maatschappij Uitvoeren in de praktijk (stage) De student toont aan dat hij/zij in staat is de en daarop reflecteren (landelijke en specifieke) competenties op een beginnend niveau in de praktijk te brengen. De student toont aan dat hij/zij kan reflecteren Reflectief ontwerpen op de (landelijke en specifieke) competenties (onderzoeken/ontwerpen) met het oog op verdere professionalisering van Evalueren zichzelf en van het beroep. (toetsen en bijstellen)
2.1.2. Door middel van de samenwerking met het werkveld krijgen actuele ontwikkelingen een plaats binnen het onderwijsprogramma. Voorbeelden zijn thema’s als Voor- en Vroegschoolse Educatie, marginalisering, vraagstukken rond arbeid en inkomen, WMO en ketenzorg, outreachend werken, vraaggericht werken en accountability. Het auditteam heeft vastgesteld dat de MWD-opleiding, het kernteam en de docenten zich bewust zijn van de ontwikkelingen in het werkveld en het vervagen van domeingrenzen. Maar zij zouden de verwoording van dit alles in de officiële stukken zoals studiegidsen, voorlichtingsmateriaal en Management Review scherper en ‘moderner’ neer moeten zetten naar de mening van het auditteam.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 18
2.1.3. Een aanzienlijk deel van het programma komt tot stand in nauwe samenwerking met het MWDberoepenveld. Naast de stage in hoofdfase II gaat het daarbij vooral om de projecten. Daarnaast presenteren beroepskrachten uit het veld van Social Work praktijksituaties, studenten bezoeken het werkveld en verdiepen zich in beroepsvraagstukken aan de hand van aan de praktijk ontleende cases. Samenwerking krijgt ook vorm in gastlessen (het aantal gastdocenten is 45 over de studiejaren 2004-2005 en 2005-2006), bezoeken aan het werkveld en interviews met sleutelfiguren en het optreden als opdrachtgever of medebeoordelaar. Studenten verwerven afstudeeropdrachten in instellingen/organisaties. De eindresultaten/producten worden ook mondeling gepresenteerd en verantwoord t.o.v. de opdrachtgever en opleiding in de zgn. afstudeerpresentaties aan het einde van de studie. De opleiding mag zich naar het oordeel van het auditteam met meer zelfvertrouwen in het werkveld roeren. Zo is een door een docent van de opleiding ontwikkelde beroepstoets elders in het onderwijsveld gepresenteerd en aldaar gewaardeerd, maar niet gepubliceerd t.b.v. het werkveld. De Academie maakt ook gebruik van een relatiebeheerder per 1/09/06 en de regioregisseur van de Haagse Hogeschool. De relatiebeheerder onderhoudt bestaande relaties van de Academie voor Sociale Professies en gaat nieuwe relaties aan met externe partijen. Hierbij gaat het om relaties met het werkveld, de instellingen voor hoger onderwijs en overheids- respectievelijk koepelorganisaties. 2.1.4. In MWD staan projectonderwijs en stages centraal voor het ontwikkelen van de competenties doordat studenten diverse aspecten van het beroepshandelen geïntegreerd verwerven. Via projectopdrachten worden actuele en relevante beroepsproblemen en dilemma’s aan de orde gesteld. Dit bevordert de beroepsgerichtheid van de studie en de motivatie van studenten (betekenisvol leren). De stage neemt een substantiële plaats in binnen het curriculum; leren in de praktijk met concrete stageopdrachten. 2.1.5. In de route Communicatie en Methoden (MWD-vt) en de Vaardigheden- en Methodenlijn (MWD-dt) zijn practica de dominante werkvorm, zoals rollenspel en casusbespreking. In de route Wetenschappelijke Perspectieven (MWD-vt) en de Conceptuele lijn (MWD-dt) gaat het voornamelijk om werkcolleges waarin theorieën en modellen worden besproken en toegepast op een praktijksituatie en training plaatsvindt van onderzoeksvaardigheden. In de studieloopbaanbegeleiding zijn de werkvormen: individuele coaching, groepsopdrachten, POP en portfolio. 2.1.6. Het merendeel van de docenten is werkzaam in de beroepspraktijk en brengen hun actuele kennis van hun vakgebied en het beroepenveld in het programma in. Beide opleidingsprogramma’s worden ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een goede relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docententeam, waar het auditteam inzage in heeft gehad. Van dit ruime en gedifferentieerde netwerk maakt de opleiding, naar het oordeel van het auditteam, nog onvoldoende gestructureerd en systematisch gebruik. Indien de opleiding daadwerkelijk van buiten naar binnen wil werken, vereist dat een helder en duidelijk omschreven beleid, dat in de praktijk zijn vertaling krijgt. Door de samenwerking binnen de Academie worden overigens eventuele leemtes in het netwerk van de MWD-docenten opgevangen. Bovendien waren de externe contacten onderwerp tijdens de functioneringsgesprekken en zijn met sommige medewerkers afspraken ter verbetering van dit netwerk gemaakt. Bij de selectie van nieuwe medewerkers is het relatienetwerk één van de criteria. Indien het bestaand netwerk beperkt is, worden afspraken gemaakt die ertoe moeten leiden dat dit netwerk binnen redelijke termijn wordt uitgebreid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 19
2.1.7. De Academie is betrokken bij de volgende lectoraten: jeugd en opvoeding; grootstedelijke ontwikkeling; informatie, techniek en samenleving; pedagogiek van de beroepsvorming; psychogeriatrie; ondernemen en innoveren; public management; filosofie. Met deze lectoraten wordt op verschillende manieren samengewerkt. Onderwerpen worden gekozen op basis van intervisie. 17 docenten van de Academie zijn of waren lid van een kenniskring. Kenniskringen van de lectoraten leveren een bijdrage aan de professionele ontwikkeling van de docent(leden), aan versterking van hun netwerken en aan de onderwijsontwikkeling (minoren, vrije studie-eenheden, specifieke majoronderdelen). Studenten en docenten nemen actief deel aan bepaalde activiteiten van het lectoraat, zoals onderzoeksprojecten en minoren. Het auditteam is dan ook van mening dat lectoraten en kenniskringen al een duidelijke rol spelen binnen de Academie voor Sociale Professies met mooie initiatieven zowel binnen als buiten de school. Van een echte directe invloed van lectorenonderzoek op curriculumontwikkeling is echter nog geen sprake, wel is het volgens het auditteam van belang om de onderzoekslijn vast te houden en die over te brengen op de docenten en niet alleen die docenten die direct bij de kenniskring betrokken zijn. 2.1.8. Het auditteam heeft ook inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur / handboeken. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur up to date, maar zou er meer gebruik gemaakt kunnen worden van buitenlandse vakliteratuur. Slechts in het eerste jaar besteedt men aandacht aan internationale ontwikkelingen binnen het vakgebied. Voor een bacheloropleiding zal deze internationale benadering met name ook in de laatste leerjaren een belangrijke rol moeten spelen. Studenten geven binnen het project SIM wel een presentatie in het engels over maatschappelijk werk in het buitenland.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt aan de studenten via de projecten, de simulaties, de practica en via stages, de beroepsopdrachten en de afstudeerfase ruime en goed gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de studieonderdelen komen tot stand op basis van actuele ontwikkelingen en vragen vanuit het werkveld en is ook aantoonbaar ontworpen in samenwerking met het werkveld; de opleiding maakt veelvuldig gebruik van gastdocenten; het gebruik van het netwerk en relatiebeheer verdienen nog de nodige aandacht; het door de opleiding gehanteerde studiemateriaal is relevant, actueel, werkvelddekkend en op HBOniveau. Er kan gebruik gemaakt worden van databanken en vaktijdschriften voor de meest actuele informatie op het gebied van MWD.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De opleiding heeft de relaties tussen de onderscheiden competenties en de onderwijsprogramma’s samengevat in een systematisch overzicht per studiejaar. In de studiegids is elk studieonderdeel beschreven in termen van inhoud, leerdoelen, werkvormen, relatie met de beroepspraktijk en wijze van toetsen. De MWD-competenties zijn op hoofdlijnen en naar inhoud over de studiejaren verdeeld. De inhoudelijke verdeling over de studiejaren is gebaseerd op de volgende globale verdeling: de propedeuse staat in het teken van de oriëntatie op het beroep, beroepsbekwaamheden en oefening met basiscompetenties en beroepsvaardigheden; in hoofdfase I staat het ontwerpen van vernieuwingen binnen de context van instelling, lokaal beleid en maatschappij centraal; in hoofdfase II ligt het accent op uitvoeren in de praktijk (stage) en daarop reflecteren; in hoofdfase III staat onderzoek, ontwerpen, toetsen en bijstellen centraal (reflectief ontwerpen). Daarnaast is een keuze gemaakt voor acht inhoudelijke thema’s (zes m.i.v. studiejaar 2006-2007 vanwege invoering gemeenschappelijke en minorprogramma’s Academie). Waarmee de voornaamste werkvelden, doelgroepen, kerntaken en beroepsdilemma’s waarmee maatschappelijke werkers te maken krijgen, aan bod komen. De vertaling van de kwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elke periode en vervolgens in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde projecten en flankerende practica en (theorie-)modulen. De verbinding met de competenties is volgens het auditteam overtuigend. In de beschrijving van de competenties wordt een verband gelegd met de moderne eisen op grond van de meest recente ontwikkelingen zoals de vermaatschappelijking van de zorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). In competentie 5: ‘Samenwerken met professionals en anderen’ is terug te vinden hoe de rol van dienstverlener verandert, en waarover de Bachelor of Social Work moet beschikken om adequaat in te spelen op die grote veranderingen. Daarnaast wordt ook in het opleidingsprogramma aandacht besteed aan de genoemde ontwikkelingen en effecten. Zo worden de wet en haar effecten op de (welzijns)zorg behandeld in het verdiepende/verbrede ‘Domeinprogramma’ (in DT4 en VT 4). Andere voorbeelden zijn het programma Welzijn 1 (Outreachend maatschappelijk werk) en Zorg 3 (Vermaatschappelijking van de zorg). 2.2.2. Door de koppeling van de projectresultaten (output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. (zie voor toetsing van projectproducten: facet 2.8)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 21
2.2.3. Met de bachelor-masterstructuur en de invoering van minoren wordt de keuzeruimte vergroot: 15 studiepunten in hoofdfase I en 30 studiepunten in hoofdfase III. Minoren worden vanaf 2006-2007 aangeboden. De Academie heeft zes minoren ontwikkeld van elk 15 studiepunten: De Maatschappij, ons een zorg; Eerste hulp bij opvoeden en opgroeien; Gelijkwaardig en divers: over burgerschap en buurt; GGZ – Agoog; Boefjes en Bajesklanten - Jongeren en Criminaliteit; Schooljeugd - vallen, opstaan en doorgaan. Ook is het mogelijk een minor te volgen van andere opleidingen van de Haagse Hogeschool of van universiteiten of andere hogescholen. Een vrije minor behoort eveneens tot de mogelijkheden. Minoren van buiten de Academie voor Sociale Professies worden getoetst door de Examencommissie. Het auditteam is van mening dat de minoren een uitgelezen kans bieden om de samenwerking met het werkveld vorm te geven. Slechts de helft van de huidige minoren is in samenwerking met het werkveld ontwikkeld, dat is een gemiste kans. Het minoren systeem is nog niet van toepassing op de deeltijd variant. Momenteel vindt in samenwerking met SPH een vernieuwing van het curriculum plaats. De hoofdfase wordt meer vraaggericht met als gevolg dat minoren uit de voltijdopleiding minder in aanmerking komen als minoren voor de deeltijdvariant. 2.2.4. Het auditteam heeft op basis van beide programma’s en op basis van een analyse van verschillende blokbeschrijvingen goed zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert dat de eisen waaraan deze beroepsproducten moeten voldoen, anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in beide programma’s een direct verband gelegd tussen de inhoud, niveau en oriëntatie van het programma enerzijds en de eindkwalificaties anderzijds. 2.2.5. De vormgeving van de blokken en de projecten, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende modules) en de vaardigheden (verworven via practica), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van beide opleidingsvarianten zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd. Dit blijkt uit de analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma; beide programma’s en de leerdoelen van de programma-onderdelen zijn een adequate concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke opdrachten samen met de onderwijseenheden stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 22
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en de algemene en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd (zie facet 1.1.) De eisen die aan een maatschappelijk werker worden gesteld, staan daarin beschreven in duidelijke onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. 2.3.2. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding de kwalificaties per opleidingsjaar uitgewerkt naar leerdoelen per blok, per project, per practicum en per (theorie-)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. (zie ook onder facet 6.1.) Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het programma tussen de onderscheiden projecten geborgd. Ook komt de verticale afstemming van de opleidingsonderdelen tot uitdrukking in leerlijnen, die bestaan uit een aanééngesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. De vier leerroutes zijn: de route van de praktijkervaringen: de projecten en stages in MWD-vt en de Ervarings- en Reflectielijn in MWD-dt; de route Communicatie en Methoden in MWD-vt en MWD-dt; de route Wetenschappelijke Perspectieven (MWD-vt) en de Conceptuele of Wetenschappelijke lijn (MWD-dt); de route van de studieloopbaanbegeleiding. 2.3.3. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de ontwerpopdrachten toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het eigen initiatief van de student. De zelfwerkzaamheid van studenten neemt toe, de begeleiding neemt in intensiteit af. 2.3.4. Horizontale afstemming vindt plaats door relaties tussen onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Er zijn afgestemde relaties tussen basismodulen en projecten tijdens een onderwijsperiode. Binnen de projecten wordt op geïntegreerde wijze gewerkt aan het zich eigen maken van gerelateerde inzichten en vaardigheden. Tussen de eerste drie routes is in de voltijdopleiding sprake van een horizontale inhoudelijke samenhang. De routes Communicatie en Methoden en Wetenschappelijke Perspectieven sluiten aan bij de thema's van de projecten. Is het thema van het project Arbeid en inkomen, dan sluit de route Wetenschappelijke Perspectieven hierbij aan met Sociologie van de armoede en Sociale zekerheidswetgeving en de route Communicatie en Methoden met de methodiek van Materiële hulpverlening (schuldhulpverlening). Dit biedt studenten de mogelijkheid verbanden te leggen tussen de leeractiviteiten binnen de verschillende leerroutes. De horizontale afstemming is sterk verankerd in het programma, zo blijkt uit het overzicht van de leerlijnen. In de deeltijdopleiding is de conceptuele lijn relatief los van de andere twee lijnen geprogrammeerd. De Ervarings- en reflectielijn en de Communicatie- en methodenlijn zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Beoogd wordt de horizontale samenhang via thema’s te versterken. Van volledige horizontale afstemming is in dit onderwijsconcept geen sprake omdat elke lijn zijn eigen logica heeft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 23
2.3.5. Er bestaat duidelijk samenhang tussen het binnenschools- en buitenschools curriculum. In de propedeuse gaat het om een oriënterende stage. In hoofdfase I gaat het om een voorbereiding op de stage in hoofdfase II. De stage in hoofdfase II is beroepsvormend. In het deeltijdonderwijs zorgt het ‘concurrency model’ (een opleidingsmodel waarin het leren berust op de wisselwerking tussen de praktijkervaringen van de student enerzijds en de bewerking in de opleiding anderzijds) voor een wisselwerking tussen de praktijkervaring van de student en het binnenschoolse programma. De afstemming tussen het binnenschools- en buitenschools curriculum wordt bewerkstelligd door een wekelijkse terugkomdag (in periode 2 en 4 zijn er 2 extra terugkomdagen), supervisie, stagebegeleiding en de afstudeeropdracht. 2.3.6. Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de samenhang van het programma door de studenten als positief gewaardeerd wordt. De deeltijdstudenten zijn meer tevreden dan de voltijd- studenten. De opleiding MWD scoort hoger dan het hogeschoolgemiddelde van de Haagse Hogeschool.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: de thematische ordening, inhoud en planning van het programma zijn op consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programmaonderdelen tezamen een sterk en coherent geheel vormen; de gedegen verticale afstemming van de opleidingsonderdelen komt voor beide opleidingsvarianten tot uitdrukking in leerlijnen, die bestaan uit een aanééngesloten reeks onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden; horizontale afstemming vindt plaats door relaties tussen onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Er zijn afgestemde relaties tussen basismodulen en projecten tijdens een onderwijsperiode; de samenhang tussen het buitenschools en het binnenschoolse deel is in de voltijdopleiding goed geborgd via terugkomdagen, supervisie, stagebegeleiding en de afstudeeropdracht en in de deeltijdopleiding door het ‘concurrency-model’ dat wordt gehanteerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 24
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (EC’S). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. 2.4.2. Het curriculum van in totaal 240 EC’S wordt per jaar over vier perioden verdeeld. Elke periode beslaat 10 weken. Iedere periode bestaat uit 7 weken onderwijs in de vorm van contacturen. Per periode worden drie weken vrijgehouden voor toetsen, projecten en studie in de betekenis van toetsvoorbereiding. 2.4.3. Uit de documentatie blijkt dat vooral de Nederlandse taal een voortgangsbelemmerende factor is voor studenten. Alle studenten in MWD-vt en MWD-dt, ongeacht hun vooropleiding, leggen aan het begin van hun studie een instaptoets Nederlands af. Een voldoende voor deze toets is voorwaarde voor het propedeusediploma. Studenten die een onvoldoende halen, mogen de toets meermalen herkansen en kunnen tijdens de propedeuse gebruik maken van een deficiëntieprogramma spelling/grammatica en zakelijk schrijven. 2.4.4. Studievoortgang is onderwerp in de studieloopbaanbegeleiding (zie facet 4.1) 2.4.5. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie-)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van de evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Remediërende maatregelen: Hier zijn twee typen maatregelen mogelijk; (i) op programmaniveau (herijking studielast) en op (ii) studentniveau (herkansingen, extra routes e.d.). 2.4.6. Uit het studententevredenheidsonderzoek blijkt dat de voltijdstudenten slechts matig tevreden zijn over de spreiding van de studielast. Ook tijdens de audit bleek uit gesprekken met de studenten dat het derde jaar zwaar is in verband met de stage. De studielast is in de Opleidingscommissie aan de orde geweest, maar het verslag daarvan biedt geen aanknopingspunten voor verbetering. De opleiding gaat een vervolgonderzoek uitvoeren om op basis daarvan tot verbetermaatregelen te komen. Over de spreiding van de toetsing zijn voltijdstudenten wel tevreden. In de deeltijdopleiding liggen de scores hoger.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 25
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: belangrijk is dat beide opleidingsvarianten zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteden aan de relatie tussen formele en feitelijke studielast; de opleiding beschikt via evaluaties en onderzoeken over een instrument om studievoortgang belemmerde factoren te identificeren en treft op basis daarvan remediërende maatregelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 26
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. Alle aankomende studenten moeten een instaptoets spelling en zakelijk schrijven maken. Het behalen hiervan maakt onderdeel uit van de propedeuse. Naar aanleiding van deze instaptoets bestaan er deficiëntie programma’s Nederlands en ICT-vaardigheden. Voor de eerste generatie studenten (studenten die de eersten binnen hun gezin van herkomst zijn die hoger onderwijs volgen) is een coachingstraject ontwikkeld: ouderejaars-studenten begeleiden als mentor deze studenten bij (de aanpak) van hun studie en ondersteunen hen bij het ontwikkelen van studievaardigheden. 2.5.2. Het project MBO-HBO Sociaal Agogische opleidingen geeft zicht op de kwalificaties, kenmerken of competenties van instromende studenten MWD met vooropleiding MBO. MBO-studenten met een verwante opleiding kunnen de verkorte leerroute vt of dt volgen wanneer ze het portfolio-assessment met succes hebben behaald. Naar de mening van het auditteam zit het portfolio-systeem goed in elkaar en wordt dit serieus aangepakt blijkens de gegevens. 2.5.3. In nauw overleg en samenwerking met docenten van het Mondriaan College (MBO-opleiding in Den Haag) heeft de opleiding een aantal specifieke aansluitingsprogramma’s ontwikkeld, die in het studiejaar 2006-2007 zullen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om een tweetal programma’s: MWD-studenten zullen in het kader van de VSE-regeling (vrije keuzeprogramma’s) MBO-studenten Sociaal Cultureel Werk (SCW4) en Sociaal Pedagogisch Werk (SPW4) begeleiden bij het schrijven van hun scriptie; doorstroomprogramma MBO-HBO. In het eerste jaar werken MBO-studenten samen binnen een integraal project. 2.5.4. Indien een student vrijstelling wil verkrijgen via erkenning verworven competenties (EVC’s) kan de student daartoe een verzoek indienen bij de Examencommissie. De student dient hiervoor zelf bewijs aan te leveren. De Examencommissie heeft de bevoegdheid de vrijstelling toe te kennen dan wel af te wijzen. 2.5.5. Naast de hierboven genoemde instroom heeft de werkgroep Sociaal-Agogische Opleidingen (SAO) MBO-HBO het doorstoomportfolio ontwikkeld. Dit doorstroom portfolio dat door MBO-studenten aan het einde van zijn MBO-opleiding wordt opgesteld, is verplicht gesteld. Dit portfolio maakt knelpunten zichtbaar. De aandachtspunten die hieruit voortkomen zijn de Nederlandse taalbeheersing, de ontwikkelingen op het gebied van competentiegericht onderwijs en de competentieprofielen. 2.5.6. Wat betreft de aansluiting van de huidige opleiding op de vooropleiding geven studenten aan dat het bijhouden van een portfolio en het reflecteren op de werkwijze van andere studenten niet goed aansluit. In de vernieuwde vorm van Studieloopbaanbegeleiding krijgen het maken van een portfolio en het reflecteren structurele aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 27
2.5.7. Met de faculteit Pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Leiden en de Hogeschool Leiden vindt overleg plaats over drempelloze instroom in de Master Pedagogiek. Hiertoe heeft RU Leiden de instroomeisen gedefinieerd. Op basis van deze instroomeisen is onderzocht welke inhoud de instroomminor moet hebben. Vervolgens gaat de Academie onderzoeken welke onderdelen als standaard in de majors opgenomen kunnen worden. De Academie voor Masters en Professional Courses ontwikkelt een masteropleiding Begeleidingskunde. Bachelor of Social Work is daarvoor de ingangseis. Andere bachelors moeten de EVC-procedure volgen. Een docent van de Academie voor Sociale Professies heeft in de ontwikkeling een leidende rol i.s.m. meerdere kenniskringen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de potentiële groep instromende studenten. Daar waar de aansluiting problemen geeft biedt de opleiding een deficiëntieprogramma aan; qua vorm en inhoud houdt het opleidingsprogramma voldoende rekening met de verschillen in de kwalificaties van de instromende studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC’S) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen 2.6.1. Het totale aantal studiepunten van beide opleidingsvarianten bedraagt 240 EC’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele kwantitatieve eis die aan HBO bachelor-opleidingen wordt gesteld. Het praktijkdeel binnen de deeltijdopleiding bestaat uit 120 studiepunten (helft van het aantal studiepunten over de gehele opleiding; ieder studiejaar 30 x 4)
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft geconstateerd, dat de voltijdopleiding en deeltijdopleiding een omvang hebben van 240 EC’s.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Het didactisch concept van de opleiding laat zich als volgt samenvatten: het onderwijs is praktijkgericht, thematisch geordend en projectgeoriënteerd. Het didactisch concept is afgestemd op de beroepspraktijk. Analyse van het programma (leerplan, blokbeschrijvingen en stagebeschrijvingen) laat zien, dat bovenstaand didactisch concept in de praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naar gelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt. Het auditteam is bijzonder positief over de manier waarop het onderwijsprogramma vorm is gegeven met een goede balans tussen zelf leren en andere meer op overdracht en training gerichte leerlijnen. 2.7.2. Kritisch reflectief en ontdekkend leren is het basisprincipe dat ten grondslag ligt aan het didactisch concept. Dit stimuleert een actieve en zelfstandige leerstijl. Dit heeft geleid tot de keuze voor projectonderwijs binnen de voltijdopleiding. Via projectopdrachten worden actuele en relevante beroepsproblemen en dilemma’s aan de orde gesteld. Dit bevordert de beroepsgerichtheid van de studie en de motivatie van studenten (betekenisvol leren). Studenten voeren de projecten al naar gelang de opleiding vordert, in toenemende mate zelfstandig uit en worden gestimuleerd zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun leerproces en daarop te reflecteren. Deze leren-leren-vaardigheden leiden tot de competentie zich te blijven professionaliseren en steeds nieuwe beroepsvraagstukken aan te pakken (reflective practitioner). Projectonderwijs, in combinatie met stages sluiten aan bij het competentieleren doordat studenten diverse aspecten van het beroepshandelen – kennis, inzicht, vaardigheden en houdingsaspecten – geïntegreerd verwerven. Via projectonderwijs leren studenten bovendien projectmatig werken en ontwikkelen ze vaardigheden als plannen, organiseren en samenwerken, iets waar de beroepspraktijk om vraagt. Bovenstaande visie is vertaald in de onderwijskundige opzet en de daarbij behorende werkvormen. Realistische praktijksituaties en beroepsvragen sturen de leeractiviteiten. In MWD staan projectonderwijs en stages centraal voor het ontwikkelen van de competenties. De theorie– en vaardighedenleerlijn ondersteunt het projectonderwijs; de praktijkreflectie legt een verbinding tussen de studieonderdelen en de praktijk. Dit betekent voor het programma van de major MWD dat: het curriculum competentiegericht en in verschillende stromen / leerlijnen te onderscheiden is (praktijk, projecten, theorie, vaardigheden en vrije studiepunten); het projectonderwijs de kern van het binnenschoolse leren is, waarbij kennis, vaardigheden en houding worden geïntegreerd en de omvang, zelfsturing en zelfstandigheid toeneemt. Binnen projecten wordt competentiegericht gewerkt; er in het projectonderwijs nauw samengewerkt wordt met het werkveld; de complexiteit van de vraagstukken door de jaren heen groter wordt; met behulp van portfolio, assessment en studieloopbaanbegeleiding die zelfregie en reflectie worden versterkt; De praktijkcomponent en reflectie op beroepsmatig en algemeen maatschappelijk handelen een belangrijke plaats inneemt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 30
2.7.3. Binnen de deeltijdopleiding worden vanuit de beroepsgerichte en de sociaal wetenschappelijke disciplines op geïntegreerde wijze beroepsvraagstukken aan de orde gesteld. Dit gebeurt vanuit het perspectief van het ontwikkelen van een aanpak van sociale problemen, waarbij de invalshoek vooral de individuele hulpverlening en dienstverlening is. Deze opzet van het curriculum is momenteel in opbouw. De methodische aanpak wordt aangezet vanuit praktijktheorieën en methodieken van het maatschappelijk werk en vanuit het perspectief van de ‘reflective practitioner’. Op beroepsgericht gebied worden vaardigheidspractica, methodieken en bespreking van praktijksituaties gebruikt. Het gebied theorie-praktijk is gericht op het opdoen van praktijkervaring in de hulp- en dienstverlening en het leren d.m.v. analyse en reflectie en het ontwikkelen en beantwoorden van leervragen. In de opleiding wordt relatief veel tijd uitgetrokken voor de begeleiding van leerprocessen in kleine groepen. Dit geldt met name voor de onderdelen waarin, vaardigheden, inbreng van eigen werkervaring of praktijkanalyse en reflectie centraal staan. Daardoor is terugkoppeling op de eigen inbreng van de studenten (praktijkervaring, opdrachten, oefeningen, rollenspellen, verslagen) mogelijk. Relatief weinig tijd wordt gebruikt voor instructie via hoorcolleges. 2.7.4. Het lopende opleidingsprogramma is deels aanbodgericht. Het vraaggestuurd leren krijgt procesmatig vorm door de toenemende zelfsturing door de student. De student bepaalt steeds meer zelf aan welke competenties zij werkt. Dit wordt ondersteund door de studieloopbaanbegeleiding, supervisie en de keuze van minoren (45 EC’s). Inhoudelijk krijgt het vraaggestuurd leren invulling met het keuzeonderwijs. Dit omvat vrije studie-eenheden (VSE’s) van in totaal 12 studiepunten voor de voltijd-opleiding en 3 studiepunten voor de deeltijd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen goed en herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding en integreert basismodulen en projecten; het didactisch concept ligt in lijn met de competenties waarvoor wordt opgeleid; analyse van het programma laat zien dat de werkvormen direct ontleend zijn aan het didactisch concept. Het onderwijsprogramma is vormgegeven met een goede balans tussen zelf leren en andere meer op overdracht en training gerichte leerlijnen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. Het Toetsbeleid van de Academie voor Sociale Professies van de Haagse Hogeschool biedt een kader voor de toetsing zoals die in de verschillende opleidingen en opleidingsvarianten daarvan uitgevoerd wordt. Zo vindt toetsing plaats met in achtneming van de eisen zoals gesteld in het beroepsprofiel en binnen de kaders van de ‘Haagse bachelor’. Het toetsbeleid heeft de onderwijsvisie als vertrekpunt en draagt bij aan de competentiegerichtheid van de opleidingen. 2.8.2. In het toetsbeleid is geformuleerd dat de toetsing zowel leerwegonafhankelijk als onderwijsgebonden plaatsvindt. Er worden drie competentieniveaus onderscheiden: propedeuseniveau, tussenniveau en bachelorniveau. De competentieontwikkeling van studenten wordt zowel formatief als summatief getoetst, gericht op het niveau van de beginnende professional. De toetsen dienen als leermoment voor de studenten (reflectie op competentieniveau) en daarnaast ook als leermoment voor de docent (reflectie op onderwijs). 2.8.3. De implementatie van het toetsbeleid is in gang gezet. Dit proces werd ondersteund door deskundigen verbonden aan de Educatieve Faculteit Amsterdam. Punten zijn o.a.: er is één gezamenlijke Examencommissie voor de Academie ingesteld; de benodigde scholing voor competentiegerichte toetsing is ingepland; sinds de zomer van 2006 is de handleiding voor docenten met betrekking tot de ontwikkeling van competentiegerichte toetsen beschikbaar (het ‘toetsboek’), gebaseerd op dat van SPH uit 2004. 2.8.4. Het toetsbeleid benadrukt de organisatieverantwoordelijkheid voor samenstelling, uitvoering en beoordeling van toetsen. Op basis van het screeningsinstrument (ontwikkeld in het kader van implementatie van het toetsbeleid) worden bestaande toetsen gescreend en waar nodig aangepast. Er worden nieuwe toetsvormen ontwikkeld zodat de kennis met betrekking tot competentiegericht toetsen toeneemt. Om dit te kunnen realiseren is er een Academiebrede Toetscommissie benoemd. Deze commissie start in september 2006 met haar taak. 2.8.5. In het lopende curriculum hanteert de opleiding MWD diverse toetsvormen: projecten (vt): individueel schriftelijke toets, individueel procesverslag, eindproduct en soms presentatie; route Communicatie en Methoden (vt)/vaardigheden- en methodenlijn (dt): individuele schriftelijke casustoets, essay, leerverslag, demonstratie (simulatie), reflectieverslag; route Wetenschappelijk Perspectief (vt)/conceptuele lijn (dt): tentamen, essay, onderzoeksverslag; studieloopbaanbegeleiding: reflectieverslagen, POP’s; supervisie: reflectieverslagen, tussenverslag en eindverslag over het ontwikkelingsproces met betrekking tot de leervragen en thema’s die in de supervisie zijn ingebracht; stage (vt): drie praktijkstages over het ontwikkelingsproces in relatie tot de leerdoelen en competenties; afstudeerproject: startdocument, individueel leerdoelendocument betrekking hebbend op de competenties uit het opleidingsprofiel, individueel evaluatieverslag, schriftelijk eindproduct, presentatie van het eindproduct.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 32
Vernieuwd curriculum. Binnen de implementatie van het toetsbeleid zijn twee nieuwe competentiegerichte toetsen als pilot ontwikkeld voor de gemeenschappelijke ‘projecten A en B’. Daarnaast is er ook één competentiegerichte toetspilot Opleiding MWD, te weten: project VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie) project 1/ VT 1. 2.8.6. Feedback wordt gegeven tijdens de groepsevaluaties bij het projectonderwijs en in de theoriestroom. Binnen het projectonderwijs beoordelen docenten van een andere groep de presentaties. 2.8.7. Een deel van de toetsen wordt door groepen docenten gezamenlijk ontwikkeld, de overige toetsen door individuele docenten. Omstreeks 2000 zijn door de toenmalige Toetscommissie criteria voor de toetsing opgesteld, vervolgens is aan de hand daarvan in de navolgende jaren feedback gegeven op de toetsen. De toetsen worden periodiek en steekproefsgewijs gescreend door een lid van de Examencommissie. Deze taak wordt m.i.v. september 2006 overgenomen door de Academiebrede Toetscommissie. 2.8.8. De opleiding betrekt externe professionals uit de beroepspraktijk bij het beoordelingsproces. De beroepspraktijk wordt op een aantal momenten (projectonderwijs, stages, eindpresentaties van afstudeerprojecten (i.c. presentatie en verantwoording afstudeeropdracht en ontwikkelde producten)) in de opleiding, in een adviserende rol, betrokken bij het beoordelen van de competentieontwikkeling. 2.8.9. In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de toetsplanning, de procedures (tevens het toetsprotocol voor de student) en de klachtenregeling opgenomen. Nu werkt iedere opleiding binnen Social Work met een eigen OER. Het streven vanuit het management is, om binnen een jaar één Academiebreed OER te hanteren. De generieke delen van de drie verschillenden OER’s worden aangepast tot één geheel, wat betreft de specifieke onderdelen van de opleidingen blijven de verschillen aangegeven. De methoden en toetscriteria zijn kort vermeld bij de programmabeschrijvingen in de studiegids en specifieker in de lesbeschrijvingen, projecthandleidingen en programmabeschrijving. 2.8.10. In de Onderwijs- en Examenregeling worden de procedures beschreven die de student kan volgen als hij bezwaar wil aantekenen tegen een beslissing. Het indienen van een klacht kan zowel bij de Examencommissie als bij het College van Beroep. Voor ondersteuning hierbij kan de student terecht bij de decaan van de Academie. 2.8.11. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten positief oordelen over de aansluiting van de toetsing op het studieprogramma. Ook is voor studenten helder op welke aspecten ze beoordeeld worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 33
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten goed en wel op grond van de volgende observaties: de Academie voor Sociale Professies kent een duidelijk Academiebreed toetsingskader zoals dat in de verschillende opleidingen en opleidingsvarianten daarvan wordt uitgevoerd; via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd; het opstellen van de toetsen gebeurt voor een deel intercollegiaal. Iets waar het auditteam aan hecht in verband met de borging van de kwaliteit van de toetsen; het toetsboek bevat heldere technische criteria waaraan toetsen moeten voldoen en een procedure waarlangs toetsen ontwikkeld worden; werkvelddeskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling van stage- en afstudeeropdrachten.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als voldoende: naar het oordeel van het auditteam kennen de voltijd- en deeltijd- MWD-opleidingen een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua oriëntatie en organisatie sterk gericht is op het MWD-domein; het programma is een adequate concretisering van de eindcompetenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; leerlijnen, de praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de sterke nadruk op beroepgerichte opdrachten vormen een waarborg voor de interne samenhang van het programma; de programma’s van beide opleidingsvarianten bieden ruime mogelijkheden aan de studenten om kennis te ontwikkelen via interactie met het werkveld; het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding zowel op studentniveau als op programma niveau evalueert of de formele studielast structureel afwijkt van de feitelijke studielast; de opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de potentiële groep instromende studenten. Daar waar de aansluiting problemen geeft, biedt de opleiding een deficiëntieprogramma aan; analyse van het MWD-programma laat zien dat de werkvormen direct op het didactisch concept aansluiten. Het onderwijsprogramma is vormgegeven met een goede balans tussen zelf leren en andere meer op overdracht en training gerichte leerlijnen; de Academie voor Sociale Professies kent een Academiebreed toetsingskader zoals dat in de verschillende opleidingen en opleidingsvarianten daarvan uitgevoerd wordt. Via de huidige beoordeling en toetsing wordt adequaat getoetst of studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. Alle docenten van de opleiding MWD hebben contacten binnen het werkveld van MWD. Daarnaast hebben docenten specifieke netwerken op het domein van Welzijn, Zorg, Jeugd en Opvoeding. Binnen het opleidingsteam van MWD is de spreiding van de contacten over de docenten een punt van aandacht. Dit netwerk levert contacten met: de relevante werkveldinstellingen in de regio; de alumni; kennisinstellingen op gebied van welzijn en zorg; overheidsinstellingen; kenniskringen en relevante onderdelen van de HHS; alle relevante HBO-instellingen; enkele universiteiten; instellingen van hoger onderwijs in België, Duitsland, Zwitserland en de VS. 3.1.2. Het netwerk levert input voor beleid en ontwikkelingen binnen de Academie/opleiding en draagt bij aan het instandhouden van de actuele kennis van de docenten(gesprekken, werkbezoeken, stagebegeleiding, symposia, seminarweek). 3.1.3. De opleiding maakt gebruik van gastdocenten. Het netwerk wordt dus ingezet voor de vormgeving van het onderwijs. 3.1.4. Elf docenten participeren in de kenniskring van de lectoraten. Dit netwerk levert een zeer intensieve vorm van professionalisering. 3.1.5. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de instelling of het bedrijf waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee de docenten een substantiële verbinding leggen met het werkveld. 3.1.6. Daarnaast hebben de leden van het docententeam een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding, de afstudeerplaatsen en de ‘expertgroep’. Zij blijven daardoor voldoende op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het werkveld. 3.1.7. Extern deskundigen spelen in het onderwijs van de opleiding een rol bij (i) de beoordeling van de afstudeeropdrachten, (ii) de opzet/actualisering van het curriculum, (iii) als gastdocenten in lessen. 3.1.8. De netwerken van docenten worden voorzichtig zichtbaar voor elkaar, maar van een structureel overall relatiebeheer is nog onvoldoende sprake. Een kwestie van prioritering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 35
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een rechtstreekse verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk; de docenten hebben, dankzij hun externe relaties en dankzij het feit dat een deel zelf in de beroepspraktijk werkzaam is, een vakdeskundigheid op hoog niveau en via hen heeft de beroepspraktijk een actieve inbreng in de uitvoering van het opleidingsprogramma; docenten participeren in kenniskringen wat een zeer intensieve vorm van professionalisering oplevert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. Hier wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect. Bij de facetten 3.1. en 3.3. komt het kwalitatieve aspect aan de orde. 3.2.1. Binnen de Academie zijn teams gevormd. Er zijn vier docententeams voor de uitvoering van het primaire proces. Ondanks de indeling van docenten in teams is het expliciet de bedoeling dat alle docenten Academiebreed denken en werken. De teams worden aangestuurd door een teamleider. Het docententeam MWD telt 24 medewerkers, 14,1 fte (1 juli 2006 excl. 1 fte vacature). 3.2.2. De docent-student-ratio bedraagt 1 op 26. Naar het oordeel van het auditteam wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. 3.2.3. Leeftijdsopbouw. Leeftijd docenten Formatie Aantal medewerkers Ouder dan 60 1,4 3 55 - 60 12,8 22 50 – 55 10,6 16 40 – 50 9,9 14 Jonger dan 40 3,2 4 Totaal 37,9 59 Uit de leeftijdsopbouw van het docentenbestand van de Academie voor Sociale Professies blijkt dat tot 2008 in ieder geval 3 docenten op basis van leeftijd zullen vertrekken. Vervolgens zullen vanaf 2009 jaarlijks enkele docenten vertrekken op basis van leeftijd. 3.2.4. Door de samenvoeging van de drie opleidingen tot één Academie zijn de mogelijkheden om schommelingen in kwantiteit op te vangen toegenomen. Er is een systematiek ontwikkeld aan de hand waarvan toewijzing van capaciteit over de opleidingen plaatsvindt. De uitleen binnen de school is een instrument om schommelingen (in kwantiteit en kwaliteit) op te vangen (naast de bijdrage aan professionalisering). 3.2.5. De bevindingen zoals beschreven onder facet 3.1. en 3.3. laten zien, dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de opleiding uit te voeren op het kwalitatief gewenste niveau. 3.2.6. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de opleiding voldoende personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit uit te voeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 37
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: binnen beide opleidingsvarianten wordt voldoende personeel ingezet om beide opleidingsprogramma’s op het juiste niveau en met de gewenste kwaliteit te verzorgen, inclusief studieloopbaanbegeleiding; de opleiding beschikt over een goed capaciteitsbewakingssysteem zodat ondercapaciteit tijdig ingevuld kan worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 38
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. De opleiding MWD heeft beschreven hoe de docentrollen uit het competentieprofiel van de HHS zijn geconcretiseerd en welke eisen dit aan de docenten stelt. Hierbij gaat het enerzijds om kenniseisen (wetenschappelijke disciplines en kennis van praktijk, methoden en theorie van MWD) als over onderwijskundige eisen (SLB, supervisie, assessment e.d.). Het auditteam heeft inzage gehad in de CV’s van docenten en is van mening dat er een goed en ervaren team staat. De Academie voor Sociale Professies beschikt over een Academiebreed strategisch personeelsplan dat door het auditteam is bestudeerd. In dit plan wordt binnen de kaders van de Haagse Hogeschool de eigen visie op personeelsbeleid uitgewerkt. Dit nieuwe personeelplan is geschreven met het oog op de organisatorische samenvoeging van de opleidingen SPH, CMV en MWD. 3.3.2. Gedurende het studiejaar 2006-2007 zijn 21 van de 21 functioneringsgesprekken met de docenten gevoerd. Op basis van de functioneringsgesprekken waarin de competenties van de docent centraal staan, stelt de medewerker een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (Docenten POP’s) op. 3.3.3. Aanvullend op het Strategisch Personeelsplan is in 2005 het Professionaliseringsplan voor 2005 t/m 2007 vastgesteld. Bij het opstellen van het Professionaliseringsplan is in kaart gebracht welke eisen het beleid van de Academie voor Sociale Professies aan het personeel stelt. In het Professionaliseringsplan worden scholing en opleiding van medewerkers gedefinieerd als alle activiteiten die plaatsvinden in het kader van ontwikkeling van medewerkers. 3.3.4. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden meerdere keren per jaar plaats. Bijvoorbeeld in het kader van de blokevaluaties. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt, dat studenten zeer positief oordelen over de kwaliteit van de docenten. Het oordeel van de studenten is niet alleen positief over de vakkennis en de werkveldgerichtheid van docenten, maar ook over hun vakdidactische en begeleidingsexpertise. Op alle vragen wordt hoger gescoord dan gemiddeld binnen de Haagse Hogeschool. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 3.3.5. Het scholingsbudget voor de afdeling SPH en CMV/MWD is de laatste jaren redelijk constant gebleven. Het scholingsbudget wordt o.a. besteed aan pedagogische vaardigheidscursussen, conferenties, seminars en individuele coaching. Daarnaast hebben de medewerkers nog uren ter beschikking voor andere vormen van deskundigheidsbevordering. 3.3.6. De Academie streeft naar een evenwichtige personeelssamenstelling waarbij het management vooral de instroom van jonge(re) en/of allochtone docenten wil bevorderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 39
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als goed op grond van de volgende observaties: het personeel van beide opleidingsvarianten is goed gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van de opleidingsprogramma’s; beide opleidingsvarianten verschaffen docenten voldoende mogelijkheid tot bijscholing; studenten zijn zeer tevreden over de kwaliteit van hun docenten; vakkennis, werkveldgerichtheid, vakdidactische - en begeleidingsexpertise maar ook de persoonlijke benadering van studenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende: het auditteam is van mening, dat het huidige docentencorps voldoende gekwalificeerd is (vakinhoudelijk, onderwijskundig) om het programma van de MVD-opleiding inhoudelijk en organisatorisch te realiseren; de opleiding zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle drie facetten van het onderwerp ‘Inzet van Personeel’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 40
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De Academie maakt gebruik van een breed palet van onderwijsruimtes (kleine werkgroepkamers, grote lokalen en collegezalen). Ook zijn er specifieke voorzieningen zoals een dramalokaal met AVM-apparatuur voor bijvoorbeeld een typisch MWD-vak als ‘drama’. Daarnaast kan de Academie gebruik maken van het muzieklokaal en de sportfaciliteiten van de PABO. De hogeschool heeft in 2005 een model voor de verdeling van de onderwijsruimtes ontwikkeld. Dit model wordt stapsgewijs geïmplementeerd. 4.1.2. Het lesmateriaal kan als voldoende aangemerkt worden. Voorts heeft de opleiding de beschikking over de hogeschoolbibliotheek die is uitgerust met een boekencollectie, tijdschriftabonnementen, afstudeerscripties, educatieve video’s en elektronische informatiebronnen, verzameld in de zogenaamde digitale bibliotheek, bestaande uit databanken, digitale tijdschriften en boeken. Er is ook een ‘stille ruimte’ waar studenten individueel en in alle rust kunnen studeren. 4.1.3. Uit de ICT-benchmark, gevoerd door de HBO-Raad, blijkt dat de Haagse Hogeschool beschikt over 1 PC voor 8,3 studenten. Meer dan de nagestreefde 1 op 10 ratio. De opleiding maakt gebruik van een digitale leeromgeving (Blackboard). 4.1.4. Uit het studenttevredenheidsonderzoek wordt inzicht verkregen in de wensen en eisen van studenten t.a.v. de voorzieningen. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de voorzieningen. De beschikbaarheid van computers scoort het laagst en de sfeer op de hogeschool scoort het hoogst.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: de (opleidingsspecifieke) ruimtelijke voorzieningen zijn ruim toereikend om de opleiding te realiseren, zo is er o.a. een specifiek dramalokaal; de materiële voorzieningen sluiten aan bij de huidige stand van zaken binnen het MWD-domein; de bibliotheek voorzieningen zijn goed, zowel inhoudelijk als ruimtelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De opleidingen van de Academie voor Sociale Professies ondersteunen de toenemende zelfsturing van de student (van sturing naar zelfsturing/zelfregie binnen de gestelde kaders en mogelijkheden) met studieloopbaanbegeleiding met als doel het verwerven en (continu) ontwikkelen door de student van de competenties die noodzakelijk zijn voor een professionele beroepsuitoefening en het daarbij gebruik maken van de mogelijkheden van de opleiding en werk- of stageplek. De opleiding MWD gebruikt verschillende instrumenten voor studieloopbaanbegeleiding met daarin aandacht voor zelfregie, studievoortgang, competentieontwikkeling, beroepenoriëntatie en reflectie. 4.2.2. Studieloopbaanbegeleiders (SLB’ers) participeren in een programma van deskundigheidsbevordering met intervisie en training. Dit komt de kwaliteit van de SLB’ers aanmerkelijk ten goede. 4.2.3. Het studentenoordeel over de begeleiding en ondersteuning is volgens studenttevredenheidsonderzoek bovengemiddeld positief. In deze waardering is ook een stijgende lijn te zien en deze ligt hoger dan het gemiddelde van de Haagse Hogeschool. 4.2.4. Informatievoorziening. Studenten worden geïnformeerd over de studie door middel van mededelingenborden, mails, brieven, Blackboard, het studentennet en mondeling door docenten. Studieresultaten worden vastgelegd in Volg+ en zijn te zien op het resultatenbord met daarop de beoordelingen. Het studentennet geeft een overzicht van de studievoortgang door middel van een goed en toegankelijk overzicht van de behaalde studieresultaten. De studievoortgang wordt tevens besproken met de SLB’er. 4.2.5. Uit de scores van het tevredenheidsonderzoek blijkt dat de studenten tevreden zijn over de informatie betreffende de onderwijsactiviteiten van de opleiding resp. de Haagse Hogeschool en over de juistheid van de studieresultaten. De studenten zijn niet tevreden over de tijdigheid van informatie m.b.t. studieresultaten en lesroosters. De laatste twee punten zijn door de Academie onderkend en hiervoor zijn verbetertrajecten in gang gezet en gerealiseerd: het traject verbetering Bedrijfsbureau; het traject verbetering Roosterbureau. 4.2.6. De Academie is gestart met de implementatie van OSIRIS (een nieuw hogeschoolbreed registratiesysteem voor studie-inschrijving en studievoortgang).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 42
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studieloopbaanbegeleiding evenals de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is goed geregeld en sluit goed aan bij de behoeften van studenten, hetgeen ook blijkt uit het oordeel van de studenten; de tijdigheid van de informatie m.b.t. de studieresultaten weerhoudt het auditteam er niet van dit facet als goed te beoordelen. De opleiding heeft concreet verbeterbeleid ingezet en bovendien is het SLBtraject goed opgezet en uitgevoerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide opleidingsvarianten als voldoende: de ruimtelijke voorzieningen zijn ruim toereikend en maken het mogelijk de MWD-opleiding op adequate wijze te realiseren; de materiële voorzieningen sluiten goed aan bij de huidige stand van zaken binnen het MVD-domein; de studie(loopbaan)begeleiding evenals de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is goed geregeld en sluit aan bij de behoeften van studenten, hetgeen ook blijkt uit het oordeel van studenten. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt beide facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 43
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. Er wordt binnen de hogeschool op verschillende niveaus op kwaliteit gemeten en gestuurd. Evaluaties vinden plaats onder studenten, docenten, alumni, instellingen in het werkveld waar studenten stages volgen of projecten uitvoeren en werkveldvertegenwoordigers. De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: HBO-instroommonitor voor propedeusestudenten; HBO-monitor voor alumni; tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers en studenten; Academiebreed: functioneringsgesprekken, rendementsonderzoeken; opleidingsspecifiek: module-evaluaties, bijeenkomsten met werkveldcommissie, stage-evaluaties en afstudeerevaluaties. Het auditteam is van mening dat de opleiding een sterke slag heeft gemaakt in de doorwerking van evaluaties in verdere planvorming. 5.1.2. Alumni worden structureel geraadpleegd bij de ontwikkeling van de onderwijsvernieuwing, zoals de klankbordgroep bij Social Work 2008. Er wordt bovendien gericht onderzoek gedaan naar hun bevindingen in het werkveld (iedere drie jaar). Het Alumnibeleid is op Academieniveau nog in ontwikkeling. Op uitvoeringsniveau is al een aantal bewuste keuzes gemaakt en zijn activiteiten ondernomen. Jaarlijks wordt een alumnibijeenkomst gehouden waarin een actueel thema aan de orde wordt gesteld. 5.1.3. Ook het beroepenveld wordt betrokken bij het meten van kwaliteit. Zo vinden er jaarlijks schriftelijke en mondelinge evaluatie plaats bij de stage-instellingen in het werkveld. Met werkveldvertegenwoordigers van MWD wordt m.i.v. najaar 2006 jaarlijks een rondetafelgesprek georganiseerd waarin evaluatie van het gehele curriculum onderwerp van gesprek is. Daarnaast is er een ‘expertgroep’ met vertegenwoordigers uit het totale werkveld van MWD, CMV en SPH (zie facet 1.1.). Deze ‘expertgroep’ geeft adviezen t.a.v. actuele ontwikkelingen en behoeften in het werkveld die vertaald kunnen worden in het onderwijsaanbod. 5.1.4. Management Review In de Management Review zijn verbeteractiviteiten opgenomen. Deze hebben betrekking op vernieuwing Major MWD, maatwerk door grotere diversiteit instromende studenten, studiesucces, implementatie toetsbeleid en Academievorming. Tijdens de visitatie is gebleken dat de aansluiting op de aandachtspunten van de visitatiecommissie 2001 (deeltijdopleiding, studeerbaarheid en evaluatie) aantoonbaar zijn aangepakt. Hierbij valt het auditteam op dat de mondelinge verwoording scherper is dan de schriftelijke weergave in de Management Review.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 44
5.1.5. De opleiding heeft een klachtenprocedure voor de studenten, waarin de student informatie vindt hoe te handelen bij een andersoortige klacht of een probleem. De kwaliteitszorgmedewerker analyseert de klachten en evalueert de klachtenprocedure en stelt samen met de teamleider een verbetervoorstel op. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het jaarverslag m.b.t. de ingediende klachten. Ook is er een algemene klachtenregeling binnen de hogeschool. In het studiejaar 2005-2006 zijn 19 klachten ingediend en behandeld.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het door de opleidingen gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is voldoende gedocumenteerd; tijdens de audit is gebleken dat de opleiding sinds de laatste audit (2001) de aandachtspunten van de visitatiecommissie aantoonbaar heeft aangepakt; beide opleidingsvarianten maken jaarlijks gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen. Ook het werkveld wordt betrokken bij de evaluatie van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 45
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Uit de Management Review 2006 blijkt, dat evaluaties leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. Concrete verbetermaatregelen MWD zijn: invoering ’06-’07 groepscoaching voor alle jaargroepen vt en dt in aansluiting op SLB. Doel: het contact tussen de (groep) studenten onderling en de opleiding te verstevigen en problemen rond dreigende uitval in vroegtijdig stadium tegen te gaan of beter op te vangen. Op vaste momenten (iedere periode 1 maal) gedurende het studiejaar bespreken de jaargroepen o.b.v. jaarcontactdocent en SLB’ers zaken als persoonlijke en professionele attitudevorming, onderwijs- en opleidingsbeleid en de doorwerking ervan in het onderwijsprogramma, studie-ervaringen en collectieve knelpunten hierbij; invoering bespreking studievoortgang individuele studenten in jaarteam(s) van docenten en SLB’ers. Doel: problemen rond dreigende uitval in vroegtijdig stadium tegen te gaan of beter op te vangen; verbetering doorstroom ‘latere’ inschrijvingen in propedeuse en verkorte leerroute (vt en dt); verbetering doorstroom MBO’ers in verkorte leerroute door tweetal samenwerkingstrajecten met ROCMondriaanopleidingsgroep (afdeling Welzijn). Docenten van beide instellingen participeren in dit traject; projecten zijn bedoeld om MBO-studenten vereiste HBO-studievaardigheden verder te laten ontwikkelen: abstract leren denken en analyseren, taalvaardigheden vergroten; Project 1: Doorstroomprogramma MBO-HBO (15 EC’s). Integraal project ‘Arbeid & Inkomen’: competentiegericht leren en toetsen. Authentieke beroepssituatie (beroepsvragen) is uitgangspunt. Opdracht: ontwikkelen van beroepsproducten. Integratie van vakken sociologie, methodiek en taalbeheersing in integrale leerlijn; Project 2: “Begeleiden en coachen van MBO’ers naar professionaliteit in de praktijk en voorbereid op HBO”. In kader van VSE-programma coachen 4e jaars studenten HBO (HHS/Opleiding MWD), 3e jaars studenten MBO bij schrijven van scriptie en MBO-HBO-doorstoomportfolio; invoering in ’06-’07 van 3 integrale, competentiegerichte toetsen. Te weten: a) Project 1: Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in vt1; b) Project Arbeid & Inkomen (doorstoomprogramma MBO-HBO) in vt2-verkorte leerroute; c) Project 6: Marginalisering (integrale lijn/beroepsopdracht (authentieke beroepssituatie) met praktijkgericht onderzoek en sociologie ). Verbetermaatregelen Academie: 1. verbetertraject Bedrijfsbureau; 2. verbetertraject proces “tentamens en cijferregistratie” (onderzoek administratieve organisatie, procesbeschrijving, implementatie en controle via checklisten); 3. evaluatie SLB zomer 2006, aanpassingen doorgevoerd in handleiding 2006-2007; 4. op basis van toetsbeleid opleidingen is een Academiebreed toetsbeleid ontwikkeld; 5. klachtenprocedure verbeterd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 46
5.2.2. Beide opleidingsvarianten beschikken over een plan van aanpak opleiding kwaliteitszorg MWD sept. 2005 – sept. 2008. Dit plan van aanpak omvat de volgende onderdelen: implementatie van instrumenten die op Academieniveau of binnen de opleiding zijn ontwikkeld; verwerking en analyse van de resultaten van de evaluaties; bespreken van de resultaten; trekken van beleidsconclusies binnen het kader van de Academie voor Sociale Professies, leidend tot verbeteracties; implementatie van de verbeteracties, mede in het kader van vaststelling curriculum en OER per studiejaar. Het OER en curriculum, de onderwijsorganisatie en overige bronnen worden geëvalueerd op verschillende niveaus. De opleiding draagt er zorg voor, dat de verbetermaatregelen bekend zijn bij de relevante partijen. De studentenvertegenwoordiging (Opleidingscommissie) wordt in kennis gesteld van verbetermaatregelen die betrekking hebben op het programma en voorzieningen. Studenten worden sinds 2005 ook op de hoogte gebracht van de resultaten van evaluaties en verbetermaatregelen via het studentennet. Dit vindt nog niet systematisch plaats. Medewerkers ontvangen de evaluatieresultaten die betrekking hebben op de studieonderdelen waarbij zij zelf de docentrol vervullen (input functioneringsgesprek). Deze verbetermaatregelen worden langs verschillende wegen aan de medewerkers bekend gemaakt: via kernteam- en docentenoverleggen, teamdag en maandelijkse lunchbijeenkomsten en individuele gesprekken. Daarnaast worden de docenten via email geïnformeerd over voorgenomen verbetervoorstellen. Bij verbetermaatregelen m.b.t. de doelstellingen en programma wordt de ‘expertgroep’ (beroepenveld) geïnformeerd. De verbeteracties op opleidings- en Academieniveau worden opgenomen in de jaarlijkse toelichting op de begroting en de managementovereenkomst. Ten aanzien van de verbeteracties wordt via de managementsrapportage over de resultaten aan het CvB gerapporteerd.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete, meetbare en haalbare verbeterdoelstellingen; de verbeteracties worden vertaald naar concrete verbeteracties die worden geïmplementeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 47
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. en 5.2. blijkt, worden in het kader van de Kwaliteitszorg uitgevoerde evaluaties de volgende partijen systematisch betrokken: medewerkers; studenten; alumni; beroepenveld. 5.3.2. Betrokkenheid van medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van het instituut en de opleidingen is geregeld door het operationeel zijn van de volgende organen: medezeggenschapsorgaan; opleidingscommissie; ‘expertgroep’. 5.3.3. Studenten zijn o.a. via de Opleidingscommissie en blokevaluaties betrokken bij de interne kwaliteitszorg. In het handboek kwaliteitszorg en interne organisatie staat beschreven hoe studenten, evenals medewerkers en het beroepenveld, betrokken zijn bij de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en verbetering van de opleiding. 5.3.4. De onderzoeken en enquêtes leveren evaluatiegegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. 5.3.5. Voor het overige zij verwezen naar de bevindingen bij facet 5.1. Samenvattend oordeel: Het auditteam is van mening dat de opleiding bureaucratisering van het proces moet voorkomen. Wel is er voldoende zicht en grip op items die echt van belang zijn voor continue kwaliteitsverbetering.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van beide opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld worden systematisch betrokken bij de interne kwaliteitszorg; uit verslaglegging van de opleidingscommissie en de ‘expertgroep’ blijkt, dat in deze overleggen onderwerpen m.b.t. interne kwaliteitszorg zijn besproken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 48
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende: onder andere uit het kwaliteitsrapport dat is opgesteld voor deze audit en de onderliggende documenten blijkt dat de opleiding actief werkt aan het verbeteren van de interne kwaliteit van de opleiding. Ook het feit dat de opleiding de aandachtspunten uit de vorige visitatie heeft aangepakt, duidt op een actief verbeterbeleid; studenten, docenten en het werkveld worden systematisch betrokken bij de interne kwaliteitszorg; naar aanleiding van evaluaties worden concrete verbeterdoelstellingen opgesteld die worden vertaald naar verbeteracties die worden geïmplementeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 49
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs 24 eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. 6.1.1. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de stage-organisaties. Aan het einde van de opleiding zijn vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. 6.1.2. Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerd (eind-)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties, externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend maatschappelijk werker. 6.1.3. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, laten over het algemeen geen bronvermelding en/of literatuurlijst zien. De handleiding ‘Afstudeerproject MWD’ is daar heel duidelijk in, maar wordt niet gevolgd. Het auditteam doet dan ook een oproep aan docentbegeleiders om hier op te letten. Scripties laten niettemin een breed spectrum zien van relevante en beroepsgeoriënteerde onderwerpen die in hun probleemstelling actueel en uitdagend zijn en bovendien een zodanige diepgang en complexiteit beschikken dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde die normaliter van HBO-studenten verwacht mogen worden. De afstudeerwerkstukken voldoen aan de professionele eisen die vanuit het werkveld worden gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleidingen als voldoende: het beroepenveld beschouwt het gerealiseerde niveau als voldoende in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend maatschappelijk werker; eigen waarneming van afstudeerwerkstukken leidt tot het oordeel, dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO-studenten verwacht mag worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 50
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. In de managementovereenkomst van de Academie voor 2006 zijn streefcijfers voor de rendementen geformuleerd (zie verder § 6.2.3.). Voor het rendement in de vorm van studiesucces van de studenten zijn de volgende resultaten per opleiding bepaald, uitgesplitst naar leerroute, propedeuse en hoofdfase. 6.2.2. Rendementanalyse: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd Rendementen na 5 jaar inschrijvingsjaar hogeschool 1996 1997
1998
1999
2000
Haagse Hs. / TH Rijswijk
52,6%
51,2%
59,2%
57,0%
60,2%
Grand Total
50,4%
48,5%
49,7%
49,8%
47,3%
Uit de vergelijking met de rendementsgegevens van andere hogescholen blijkt dat het rendement van MWDvt van de Haagse Hogeschool structureel hoger scoort dan het landelijk gemiddelde. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd Rendementen na 5 jaar inschrijvingsjaar hogeschool 1996 1997
1998
1999
2000
Haagse Hs. / TH Rijswijk
50,0%
58,8%
49,0%
37,2%
50,0%
Grand Total
60,6%
56,2%
61,7%
54,4%
47,3%
Uit de vergelijking van de cohort-rendementen na 5 jaar blijkt dat het rendement van MWD-dt van de HHS soms hoger en soms lager is dan het landelijk gemiddelde. In het kader van het ‘Haagse studiesucces’ heeft MWD in juni 2006 een analyse, diagnose en voorlopig verbeterplan voor verhoging van het rendement opgesteld. Een aantal maatregelen is al ingevoerd. Verdere maatregelen worden in het studiejaar 2006-2007 getroffen. 6.2.3. Streefcijfers Rendement propedeuse HOP-ambitie: het gemiddelde rendement van de propedeuse bedraagt in 2009 70% voor voltijd na 2 jaar en 65% voor deeltijd na 2 jaar. Hiervan is de volgende resultaatafspraak voor 2006 voor de Academie afgeleid. Leerroute en Opleiding
Nieuwe inschrijvingen per september 2005
MWD-vt MWD-dt
122 41
Propedeuse per 30-0906 (na 1 jaar als resultaat) 50% 50%
Propedeuse per 30-0907 (na 2 jaar als raming) 65% 60%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 51
Transversaal rendement4 Leerroute en Opleiding
Transversaal rendement per oktober 2005
Transversaal rendement per oktober 2006
Verschil in %-punten
MWD-vt
57%
52%
-5
MWD-dt
53%
60%
+7
Rendement hoofdfase HOP-ambitie: het gemiddelde rendement van de hoofdfase bedraagt in 2011 90% van voltijd na 4,5 jaar en 70% van deeltijd. De Academie heeft deze streefcijfers overgenomen. Op basis van de analyse binnen de opleidingen van de Academie voor Sociale Professies is een aantal gemeenschappelijke redenen en oorzaken voor achterblijvende rendementen te benoemen. Deze zijn o.a.: toenemende diversiteit in de instroom en het adequaat hierop kunnen inspelen vanuit de opleidingen; niveau van het Nederlands bij de instromende studenten en geïsoleerdheid van het deficiëntieonderwijs Nederlands door Ondersteunend Onderwijs Nederland (OON); invoering van vernieuwde SLB in de propedeuse-vt waarbij dit jaar veel nadruk heeft gelegen op zelfregie en minder op studievoortgang; cultuur binnen de opleidingen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. Het gerealiseerde rendement ligt weliswaar onder het streefcijfer maar is in orde, zelfs voor deeltijd en dat is zeker een compliment waard; het rendement van MWD-vt van de Haagse Hogeschool is structureel hoger dan het landelijk gemiddelde van MWD-opleidingen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende: het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat wordt nagestreefd; de rendementen zijn niet geheel conform de streefcijfers, maar vertonen een stijgende lijn en zijn in orde, zeker in vergelijking tot het landelijk gemiddelde. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp ‘Resultaten’ als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
4
Een transversaal of actueel rendement wordt gemeten in één studiejaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 52
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V5
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G V6
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V7
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
7
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 53
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V8
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G V9
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V10
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
10
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 54
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Haagse Hogeschool in casu de Academie voor Sociale Professies, verzorgde voltijd en deeltijd HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. De onderwerpen “Inzet van personeel”, “Voorzieningen” en “Resultaten” komen naar het oordeel van het auditteam in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 55
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke Examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering. Dr. J. P. van Ewijk Hans van Ewijk studeerde economie en theologie en promoveerde in 1994 in de Sociale Wetenschappen aan de KUN. Tijdens zijn studie theologie aan de UvA werkte hij als jeugdpastor en als part-time docent, zowel binnen het basisonderwijs als het middelbaar onderwijs. In de jaren tachtig was hij onder andere werkzaam als docent in het HBO en als directeur bij de Stichting Jeugdwelzijnsinformatie. Begin jaren negentig kwam Van Ewijk in dienst van het NIZW, eerst als hoofd informatiecentrum, later als clustermanager, waarnemend directeur en vanaf 2001 als lid van de Raad van Bestuur. In oktober 2004 legde hij deze functie neer. Vanaf 2003 tot heden is hij lector ‘Sociaal beleid, innovatie en beroepsontwikkeling’ bij de Hogeschool van Utrecht. Van Ewijk heeft een groot aantal nevenfuncties vervuld waaronder voorzitter van de visitatiecommissie SJD in 2001. Ook heeft hij tientallen publicaties op zijn naam staan, met name gericht op jeugd en welzijn. Mevr. T. G. M. van der Maat Trees van der Maat studeerde Sociale Pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was van 1987 tot 1994 werkzaam als projectleider/coördinator van een regionaal samenwerkingsverband van 20 hulpverleningsinstellingen (GGZ/Welzijn). Haar taken waren o.a. leiding en sturing geven aan regionale samenwerking en het bewerkstelligen van vernieuwing en schaalvergroting. Vanaf 1994 tot heden is Van der Maat werkzaam als oprichter/directeur bij STIOM: Stichting ter Ondersteuning van de Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening in Den Haag. Hierbij is zij verantwoordelijk voor vernieuwing van de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening en gebiedsgerichte samenwerking rondom wonen, zorg en welzijn. Daarnaast vervult zij diverse nevenactiviteiten bij non-profitorganisaties zoals hulpverleningsorganisaties en organisaties voor opvang en begeleiding ex-gedetineerden. Drs. R. F. H. M. Stapert Rob Stapert is in 1975 afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 56
R .F. M. van Luijk Roald van Luijk studeert thans Cultureel Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij bevindt zich in het vierde jaar van de opleiding. Tijdens zijn opleiding heeft hij verschillende projecten uitgevoerd zoals het ontwerpen, programmeren en organiseren van culturele en maatschappelijke activiteiten voor Poppodium Donkey Shot, het organiseren van een benefietconcert in de Melkweg i.o. van Stichting Ninos del Futuro en is hij werkzaam voor Emotive/Novib binnen het project Senegal Acapes. Drs. E. R. J. Rijnen Eveline Rijnen studeerde in 2001 af aan de lerarenopleiding Basisonderwijs van Hogeschool Domstad. Vervolgens heeft zij de studie Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht gevolgd en in 2005 afgerond. Tijdens deze studie heeft Rijnen een half jaar gestudeerd aan de Deakin University in Melbourne. Binnen Hobéon houdt zij zich als adviseur bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 57
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 58
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 63
BIJLAGE II: Programma Visitatie 18 en19 september 2006 Maandag 18 september 2006: Academie Sociale Professiess + Culturele en Maatschappelijke Vorming – voltijd Lokaal
Tijd
Gesprekspartners
08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam*
Voorbespreking
Managementteam Academie
Auditteam:
Kennismaking
Abbinga (Directeur Academie)
Van Raaijen
Definitieve vaststelling programma
Kramer (Teamleider CMV)
Van Ewijk
Nijhuis (Teamleider MWD)
Cornel
Riethof (Projectleider Social Work
Bockma
2008)
Stapert
De Jong (Adviseur
Rijnen
Accreditatie/Kwaliteitszorg) 09.00 – 10.00
Managementteam Academie
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie
Abbinga (Directeur Academie)
Marktpositie en instroom
Kramer (Teamleider CMV)
Internationalisering / Lectoraten / Innovatie
Nijhuis (Teamleider MWD)
Kwaliteitszorg
Riethof (Projectleider Social Work
Relatie beroepenveld
2008)
Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid
10.00 – 11.00
Kernteam CMV
Auditteam
Instroom
Kramer (Teamleider CMV)
Internationalisering / Lectoraten / Innovatie
Klaver (Coörd. Propedeuse; SLB)
Kwaliteitszorg
Van der Hoven (Coörd. Hoofdfase I;
Relatie beroepenveld
internationalisering; alumni)
Resultaten / rendementen
Kouwenhoven (Coörd. Hoofdfase II;
Alumnibeleid
Instroom; Kwaliteitszorg)
Curriculum
Van Dijk (Coörd. Hoofdfase III;
Aansluiting instroom en programma
afstuderen)
Toetsen en beoordelen Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding
11.00 – 11.15 11.15 – 12.15
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Docenten CMV
Van Ewijk
Relatie beroepenveld
Ardewijn (Samenlevingsopbouw)
Cornel
Onderwijsontwikkeling
Barendse (Soc.-com. vaardigheden;
Stapert
Curriculum
supervisie)
Bockma
Samenhang programma
Henneveld (Theorie Onderwijs,
Toetsen en beoordelen
Beleid en Management)
Praktijkcomponent / Stage en afstuderen
Van der Hoven
Minoren
Klaver
Studie(loopbaan)begeleiding Deskundigheidsbevordering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 64
11.15 – 12.15
Examencommissie &
Van Raaijen
Toetsen en beoordelen
Toetscommissie Academie, CMV,
Rijnen
Bezwaar en beroep
MWD
Vrijstellingen
Kramer (voorz. Ex.cie CMV)
Kwaliteitsborging van praktijkcomponent
Van Dijk (lid Ex.cie)
Resultaten / rendementen
Ekelschot (voorz. Toetscie.
Instroom
Academie)
Aansluiting instroom en programma
Kouwenhoven (lid Toetscie.)
Studeerbaarheid, Studielast
Landhuis (lid Ex.cie) Nijhuis (voorz. Ex.cie MWD) Rodenburg (voorz. Ex.cie Sociale Professiess) 12.15 – 13.00 13.00 – 14.00
Auditteam Rondleiding voorzieningen
(Deel) Auditteam Verificatie algemene en opleidingsspecifieke
Academie en CMV 14.00 – 15.00
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie voorzieningen
Studenten CMV
Van Raaijen
Informatievoorziening
Lybeert (Propedeuse)
Van Ewijk
Aansluiting vooropleiding / instroom
Illingworth (Popedeuse)
Cornel
Toetsen en beoordelen
Van Leeuwen (Hoofdfase 1)
Bockma
Studiebegeleiding (incl. stages)
Oostdam (Hoofdfase 1)
Studeerbaarheid, studielast
Roosenbrand (Hoofdfase 2)
Materiële voorzieningen
Toemere (Hoofdfase 2)
Praktijkcomponent
Ratelband (Hoofdfase 3) Verbunt (Alumnus) Peters (Alumnus) 14.00 – 15.00
Verificatie documenten
15.00 – 15.15 15.15 – 16.00
Stapert
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Rijnen
gesprekken
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificati
Kwaliteitszorg Academie, CMV,
Van Raaijen
Evaluatie van resultaten
MWD
Stapert
Maatregelen tot verbetering
De Jong (Academie)
Rijnen
Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
Kouwenhoven (CMV) Kramer (CMV) Nijhuis (MWD) Landhuis (MWD) 15.15 – 16.00
Verificatie documenten
Van Ewijk
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Cornel
gesprekken
Bockma 16.00 – 16.15
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
16.15 – 16.45
Nader te bepalen
(Deel) Auditteam Pending issues
gesprekspartners (iedereen beschikbaar) 16.45 – 17.30
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
17.30 – 18.00
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling CMV
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 65
Dinsdag 19 september 2006: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening – voltijd en deeltijd Lokaal
Tijd 08.45 – 09.00 09.00 – 09.15
09.15 – 10.15
Gesprekspartners Managementteam Abbinga (directeur Academie) Nijhuis (Teamleider MWD) De Jong (Adviseur Accreditatie/Kwaliteitszorg)
Kernteam MWD (voltijd en deeltijd) Nijhuis (Teamleider MWD; Hoofdfase I voltijd) Chierkoet (Stage; supervisie) Van den Heuvel (Prop. voltijd; Instroom) Oolderink (Prop. deeltijd) Gernaat (Hoofdfase II voltijd) Rodenburg (Hoofdfase III voltijd; Hoofdfase I deeltijd) Landhuis (Hoofdfase II en III deeltijd) De Lange (Kernteam,SLB) Ramlal (Kernteam, instroom)
10.15 – 10.30 10.30 – 11.30
Docenten MWD (voltijd en deeltijd) Chierkoet (Inleiding domeinen) Lammers (Onderzoek) Landhuis (Methodiek) De Lange (SLB, portfolio) Oolderink (Gezinsbenadering; Emanciperende hulpverlening) Rodenburg (Taakgerichte hulpverlening)
Auditoren Auditteam* Auditteam: Van Raaijen Van Ewijk Van der Maat Bockma Stapert Rijnen Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma Verbinding met eerste auditdag
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Van Raaijen Van der Maat Rijnen
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Curriculum Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent / Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Deskundigheidsbevordering
Instroom / Propedeuse Internationalisering / Lectoraten / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Resultaten / rendementen Alumnibeleid Curriculum Aansluiting instroom en programma Toetsen en beoordelen Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 66
10.30 – 11.30
Docenten Sociale Professiess Gernaat Van der Hoven De Jong Riethof Van der Sande Sol
Van Ewijk Stapert Bockma
11.30 – 12.15
Rondleiding voorzieningen
(Deel) Auditteam
12.15 – 13.00 13.00 – 14.00
13.00 – 14.00
14.00 – 14.45
14.00 – 14.45 14.45 – 15.00
Studenten – voltijd Langenberg (Propedeuse) Marik (Propedeuse) De Leeuw (Hoofdfase 1 voltijd) Rolloos (Hoofdfase 1 voltijd) Ahmadi (Hoofdfase 2 voltijd) Witlox (Hoofdfase 2 voltijd) Van Maanen (Hoofdfae 2 voltijd) Bouwmeester (Hoofdfase 3 voltijd) Studenten – deeltijd Weeber (Propedeuse) Bal (Propedeuse) Chan (Hoofdfase 1 deeltijd) Bosch (Hoofdfase 2 deeltijd) Van Beelen (Hoofdfase 3 deeltijd) Bosch (Hoofdfase 3 deeltijd) Lectoraten Smit, lector Grootstedelijke Ontwikkeling D Rijken, lector Informatie, Techniek en Samenleving Leden Kenniskringen: G.J. van Dijk D. Lammers R. van der Hoven J. Rigter Verificatie documenten
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Curriculum Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent / Stage en afstuderen Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Deskundigheidsbevordering Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Auditteam Van Raaijen Van der Maat Bockma
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Van Ewijk Stapert Rijnen
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Inbedding Lectoraten / Kenniskringen Internationalisering Relatie beroepenveld Innovatie Continuïteit
Van Raaijen Van Ewijk Van der Maat Stapert
Bockma Rijnen
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 67
15.00 – 15.30
15.00 – 15.30
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Verificatie documenten
15.30 – 16.15 16.15 – 17.00
Alle gesprekspartners & genodigden
(Deel) Auditteam
Pending issues
(Deel) Auditteam
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling MWD en Academie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD, Haagse Hogeschool 68