Tentamen Corporate Finance BKB0023 13 augustus 2004 9:30 uur - 12:30 uur
Beste student, Voor U ligt het tentamen corporate finance. Het tentamen is gesloten boek en bestaat uit 40 meerkeuze vragen; vier alternatieven per vraag. Er mag een rekenmachine worden gebruikt. De normering is als volgt: voor een 5,5 als cijfer moet U 26 goede antwoorden hebben. Neem de tijd voor het maken van de opgaven. Weet dat de meeste fouten door slordigheden ontstaan! Veronderstel in alle vragen dat er geen belastingen bestaan en er geen kosten zijn indien een onderneming in financiële nood raakt tenzij anders staat aangegeven. Veronderstel verder dat kapitaal markten perfect zijn, tenzij anders staat aangegeven. Ga ervan uit dat alle opties van het Europese type zijn (i.e. ze mogen alleen worden uitgeoefend op afloopdatum). Ga er verder vanuit dat iedere optie, forward en future één-op-één is met het onderliggende aandeel. Bijvoorbeeld: een optie geeft het recht om een onderliggend aandeel te mogen kopen of verkopen. Alle rendement en risico getallen zijn op jaarbasis, tenzij anders vermeld. Van dit tentamen komt geen inzage of bespreking gezien het multiple choice karakter van het tentamen. Een uitgebreide uitwerking van de antwoorden kunt U vanaf morgen vinden op Blackboard. Indien U vragen hebt na het tentamen, kunt U een email sturen voor een afspraak. Veel succes! Reggy Hooghiemstra Ronald Huisman Willem Schramade
Vraag 1. Welke van de onderstaande uitspraken over risico en rendement is juist? a. Door het opnemen van zeer veel beleggingsobjecten in een beleggingsportefeuille is het mogelijk al het risico te verwijderen door diversificatie. b. De recente (interne) problemen binnen Shell met betrekking tot het onjuist waarderen van de olie- en gasreserves is een voorbeeld van niet-systematisch risico. c. De beta van een beleggingsobject is een maatstaf voor het niet-systematische risico van het desbetreffende object. d. Alle bovenstaande uitspraken zijn juist. Vraag 2. Veronderstel dat u wil beleggen in het aandeel Philips. Staatsobligaties hebben een yield (het equivalent van rendement) van 5% hebben. Het verwachte rendement op de AEX Index die in dit geval gebruikt kan worden als indicatie van het verwachte rendement op de marktportefeuille is 10%. De correlatie tussen de rendementen op het aandeel Philips NV en de AEX Index bedraagt 0.26. Verder is de volatiliteit van Philips 10% en de volatiliteit van de AEX Index 4%. Het CAPM model geldt. Wat is het verwachte rendement (afgerond op één decimaal) op Philips? a. b. c. d.
5.7% 8.3% 11.8% 20.2%
Vraag 3. Een aandelenindex, zoals de AEX Index, is een portefeuille bestaande uit meerdere aandelen (25 in het geval van de AEX). Welke van de volgende stellingen over het risico van een index is juist als er veel aandelen in de index zitten die onderling niet perfect gecorreleerd zijn? a. Het risico van de index is groter dan onderliggende aandelen. b. Het risico van de index is gelijk aan onderliggende aandelen. c. Het risico van de index is lager dan onderliggende aandelen. d. Het risico van de index weerspiegelt het aandelen die in de index zitten.
het gemiddelde risico van de het gemiddelde risico van de het gemiddelde risico van de niet-systematische risico van de
Vraag 4. De beta van het eigen vermogen van Colgoat Trifluor BV is gelijk aan 1.40. De onderneming heeft een debt-equity ratio gelijk aan 1. Het verwachte rendement op de marktportefeuille bedraagt 13%, de risicovrije rente bedraagt 7% en de kosten van het vreemd vermogen bedragen 7%. De vennootschapsbelasting is gelijk aan 35%. Wat is de gemiddelde vermogenskostenvoet (WACC) van Colgoat?
2
a. b. c. d.
14.88% 19.95% 11.20% 9.98%
Gebruik de volgende gegevens om vragen 5 tot en met 7 te beantwoorden. Een portefeuille heeft een waarde van €20.000,-. Het is belegd in de volgende objecten:
Beleggingsobject
Geïnvesteerd Beta van het bedrag beleggingsobject ================================================== Obligaties €8.000,0 Aandelen Unilever €6.000,0,75 Aandelen Nestlé €3.000,1,00 Aandelen Procter&Gamble €3.000,1,50 De risicovrije rente is gelijk aan 4%, de markt risicopremie is gelijk aan 5% en de volatiliteit van de marktportefeuille is gelijk aan 15%. Vraag 5. Wat is de beta van de portefeuille (afgerond op één decimaal)? a. b. c. d.
1,50. 1,20. 1,00. 0,60.
Vraag 6. Veronderstel dat de markt risicopremie stijgt van 5,0% tot 7,0%. Veronderstel verder dat er niets veranderd aan de winstgevendheid van de bedrijven en dat de oneindige dividenduitkering constant blijft. Hoe verandert de prijs van een aandeel Unilever (afgerond op een decimaal)? a. b. c. d.
De prijs daalt met 16,2% De prijs daalt met 1,5%. De prijs daalt met 2,0%. De prijs stijgt met 1,5%.
Vraag 7. Veronderstel dat alle aandelen Procter&Gamble in de portefeuille verkocht worden en de €3.000 die vrijkomt volledig belegd wordt in aandelen Unilever. Wat voor effect heeft deze transactie op de gevoeligheid van je portefeuille voor bewegingen in de markt ten opzichte van de uitgangssituatie? a. De nieuwe portefeuille wordt gevoeliger voor bewegingen in de markt. b. De nieuwe portefeuille blijft even gevoelig voor bewegingen in de markt.
3
c. De nieuwe portefeuille wordt minder gevoelig voor bewegingen in de markt. d. Je kunt er niets over zeggen omdat je over onvoldoende informatie beschikt. Vraag 8. Welke van de volgende stellingen over een efficiente markt is juist? a. Een markt kan alleen sterk efficient zijn als er veel concurrentie is tussen ondernemingen die actief zijn in die markt en als er geen handelsbarrières zijn. b. Aandelenkoersen reflecteren alle informatie en zijn dus perfect voorspelbaar. c. Beleggingsfondsen kunnen beter aandelen „at random‟ door gorilla‟s laten selecteren; de samenstelling van een portefeuille is onbelangrijk. d. Alle stellingen zijn juist. Vraag 9. Wat geldt volgens Modigliani en Miller als een onderneming besluit om meer met eigen vermogen te gaan financieren in een perfecte kapitaalmarkt (in een wereld zonder belastingen)? a. Het geeiste rendement op aandelen zal dalen, omdat het risico op aandelen daalt. b. Het geeiste rendement op aandelen zal toenemen, omdat het risico op aandelen toeneemt. c. Het geeiste rendement op aandelen zal niet veranderen, omdat de kapitaalsstructuur niet relevant is. d. Alle bovenstaande beweringen zijn juist. Vraag 10. DAF is een Nederlandse onderneming die exclusieve retro Trabantjes fabriceert. Veronderstel dat DAF momenteel volledig met eigen vermogen is gefinancierd en jaarlijks inkomsten voor belastingen (EBIT) genereert van 1.600.000. Deze inkomsten zullen tot in het oneindige worden verdiend. De aandeelhouders van DAF eisen een rendement van 8%. DAF moet 40% belasting over de winst betalen. Wat is bij benadering de marktwaarde van DAF? a. b. c. d.
20 miljoen. 18 miljoen. 16 miljoen. 12 miljoen.
Vraag 11. Ga uit van de gegevens uit de vorige vraag en gebruik de volgende aanvullende informatie. Veronderstel dat DAF een obligatielening uitgeeft en dit gebruikt om aandelen in te kopen. Na deze transactie bestaat 2/5 van het totale vermogen van DAF uit vreemd vermogen. De kosten van het vreemd vermogen bedragen 5%. Wat is,
4
afgerond op een decimaal, het door de aandeelhouders geëist rendement na de uitgifte? a. b. c. d.
8.7%. 9.2%. 10.0%. Geen van de alternatieven is juist.
Vraag 12. De aandeelhouders van Always-a-Solution eisen een rendement van 14%. De onderneming is momenteel voor 35% met vreemd vermogen gefinancierd en de kosten van vreemd vermogen bedragen 5%. De vennootschapsbelasting bedraagt 35%. Welk rendement, afgerond op een decimaal, zouden de aandeelhouders van Always-a-Solutiona eisen indien de onderneming volledig met eigen vermogen zou zijn gefinancierd? a. b. c. d.
14.0% 12.3% 11.7%. Geen van de alternatieven is juist.
Vraag 13. Veronderstel dat er twee bijna identieke ondernemingen zijn die opereren in een perfecte kapitaalmarkt zonder belastingen en zonder faillissementsproblemen. Het enige verschil zit in de kapitaalstructuur: bedrijf A is voor 100% gefinancierd met eigen vermogen en bedrijf B heeft een debt-to-equity ratio gelijk aan 1. Welke van de volgende stellingen is juist in een wereld zonder belastingen? a. b. c. d.
De aandelen van A zijn minder risicovol dan die van bedrijf B. De aandelen van A zijn even risicovol als die van bedrijf B. De aandelen van A zijn risicovoller dan die van bedrijf B. Alle alternatieven zijn juist.
Vraag 14. Volgens Modigliani en Miller geldt dat in een wereld met belastingen: a. De waarde van een onderneming maximaal is als de onderneming volledig met eigen vermogen gefinancierd is. b. Een onderneming de koers van haar aandelen kan vergroten door de debt to equity ratio te vergroten als de rentekosten lager zijn dan het geeist rendement door aandeelhouders. c. De waarde van een onderneming niet afhangt van de debt to equity ratio. d. Alle stellingen zijn juist Vraag 15. Stel dat de zwakke vorm van markt efficiëntie opgaat. Welke bewering is dan juist? a. We kunnen het selecteren van aandelen net zo goed overlaten aan gorilla‟s omdat iedereen toch over dezelfde informatie beschikt.
5
b. Alle publiekelijk beschikbare is informatie verwerkt in de koers van vandaag. c. Het is nooit mogelijk de markt te verslaan op basis van historische koersbewegingen. d. Geen van de beweringen is juist als we uitgaan van de zwakke vorm van markt efficiëntie. Vraag 16. Pear Inc. is een bedrijf dat gespecialiseerd is in het produceren en vooral marketen van hippe MP3-spelers, zoals de i-mod. ‟s-Ochtends voor de opening van Nasdaq, alwaar het bedrijf een beursnotering heeft, wordt onverwachts bekendgemaakt dat Pear Inc. een nieuwe, revolutionaire technologie heeft ontdekt, waardoor de wereld van MP3-spelers in een klap zal veranderen en de winst zal toenemen. De koers van Pear Inc. sloot gister op $150. Welke koersreactie is typisch voor een efficiente markt? a. b. c. d.
De koers springt naar $175 en valt daarna terug naar $160. De koers springt naar $160 en blijft daar. De koers loopt gedurende de week gestadig op naar $160. De koers daalt naar $150.
Vraag 17. Een onderneming is voor 100% gefinancierd met eigen vermogen. Er staan momenteel 75.000 aandelen uit die een marktprijs hebben gelijk aan €12,50. De onderneming is van plan om voor €100.000 aan obligaties uit te geven tegen een rente kosten gelijk aan 7%. De obligaties hebben een oneindige looptijd. Het bedrijf betaalt verder 35% vennootschapsbelasting. Hoeveel aandelen worden ingekocht? a. b. c. d.
8.955 8.596 7.712 7.324
Vraag 18. Veronderstel dat je een aandelenportefeuille wilt opzetten waarin je optimaal wil profiteren van diversificatievoordelen. In welke aandelen zou je dan idealiter willen investeren? a. b. c. d.
Aandelen met een onderlinge correlatie coëfficiënt gelijk aan –1. Aandelen met een onderlinge correlatie coëfficiënt gelijk aan 0. Aandelen met een onderlinge correlatie coëfficiënt gelijk aan +1. Geen van de alternatieven is juist.
Vraag 19. Veronderstel dat u een put-optie met een uitoefenprijs van €60 heeft gekocht. Daarnaast hebt u 2 call-opties met een uitoefenprijs van €52 geschreven. Alle opties lopen op hetzelfde moment af. Veronderstel voorts dat u 3 aandelen van dit bedrijf in portefeuille heeft, die u zal gebruiken bij een eventuele uitoefening van een of
6
meerdere opties. Wat is de marktwaarde van de positie op afloopdatum na expiratie als de koers van het onderliggende aandeel op dat moment van €55 bedraagt? a. b. c. d.
€1 negatief €0 €1 positief Geen van de alternatieven is juist.
Vraag 20. De koers van een aandeel Googol bedraagt op dit moment $122. Een call-optie op het aandeel Googol met een uitoefenprijs $125 expireert over exact twee jaar. Je verwacht dat de koers van Googol over twee jaar ofwel is gestegen naar $138 dan wel is gezakt tot $110. De kans op een stijging schat je in op 66% en de kans op een daling op 34%. Je kunt lenen tegen 4% rente per jaar. Welk van onderstaande antwoorden ligt het dichtst bij de waarde van de call-optie op Googol aandelen (met eerdergenoemde eigenschappen)? a. b. c. d.
$10.82 $9.42 $8.86 Is op basis van bovenstaande gegevens niet te berekenen.
Vraag 21. De koers van een aandeel Sony bedraagt op dit moment 21 euro. Een put-optie op het aandeel Sony met een uitoefenprijs 26 expireert over exact een jaar. Je verwacht dat de koers van Sony over een jaar ofwel is gestegen naar 29 dan wel is gezakt tot 19. De kans op een stijging schat je in op 75% en de kans op een daling op 25%. Je kunt lenen tegen 5% rente per jaar. Welk van onderstaande antwoorden ligt het dichtst bij de waarde van de put-optie op Sony aandelen? a. b. c. d.
1,11 0,87 5,60 4,63
Vraag 22. Beschouw de optie uit de vorige vraag. Als de koers van Sony nu ineens stijgt naar 27 ceteris paribus, wat gebeurt er dan met de waarde van de put-optie? a. b. c. d.
De waarde blijft gelijk. De waarde neemt af. De waarde neemt toe. Dit is niet te zeggen met bovenstaande gegevens.
Vraag 23. In welke van de volgende situaties herken je de positie van vreemd vermogen (VV) verschaffers in een onderneming?
7
a. VV verschaffers hebben een call optie op de waarde van de onderneming. b. VV verschaffers hebben een call optie geschreven op de waarde van de onderneming. c. VV verschaffers hebben een put optie op de waarde van de onderneming. d. VV verschaffers hebben een put optie geschreven op de waarde van de onderneming. Vraag 24. Welke van de onderstaande beweringen over een call-optie op Akzo aandelen die in maart 2005 afloopt met een uitoefenprijs van 40 euro is onjuist? a. Een stijging van de koers van Akzo leidt tot een stijging in de prijs van bovenstaande optie op Akzo. b. Een stijging van de rente zal ertoe leiden dat bovenstaande optie Akzo duurder wordt. c. De prijs van een call-optie Akzo met dezelfde uitoefenprijs, maar met expiratie in maart 2009, zal hoger zijn dan deze optie. d. De prijs van een call-optie Akzo met dezelfde expiratiedatum, maar met een uitoefenprijs van 42 euro, zal hoger zijn dan deze optie Vraag 25. Welke van onderstaande beweringen met betrekking tot warrants en callopties is onjuist? a. Zowel warrants als callopties geven de houder het recht tot het kopen van een aandeel tegen een vooraf vastgestelde uitoefenprijs. b. Een warrant wordt, net als een calloptie, goedkoper naarmate het onderliggende aandeel minder volatiel is. c. De uitoefening van een warrant leidt niet, in tegenstelling tot een calloptie, tot een vergroting van het aantal uitstaande aandelen. d. Net als bij callopties wordt de waarde van een warrant mede bepaald door de looptijd (i.c. expiratiedatum). Vraag 26. Welk van de onderstaande uitspraken met betrekking tot converteerbare obligaties is onjuist? a. De conversieratio is het aantal aandelen dat je per ingeruilde obligatie krijgt. b. De waarde van een converteerbare obligatie is lager dan de conversiewaarde. c. Indien we veronderstellen dat er sprake is van gelijke looptijd en rentevoet, dan zal de prijs van een converteerbare obligatie hoger zijn dan de prijs van een gewone obligatie. d. De waarde van een converteerbare obligatie is minimaal even groot als die van een verder vergelijkbare (looptijd, coupon, eindwaarde, etc.) obligatie die niet converteerbaar is. Vraag 27. Je hebt een converteerbare obligatie gekocht die nog een looptijd heeft van exact een jaar. De nominale waarde van de obligatie is gelijk aan $1000 en de conversie ratio is
8
gelijk aan 22. Over een jaar loopt de obligatie af bij een koers van het onderliggende aandeel gelijk aan $60. Wat is de marktwaarde van je obligatiepositie bij aflopen van de obligatie? a. b. c. d.
$1000 $1060 $1320 $1333
Vraag 28. Een Feyenoord fan besluit een call-optie te schrijven op het aandeel Ajax. Een PSV fan koopt de call-optie, maar koopt er direct een put-optie bij van een Ajax fan. Wie van de drie verliest als Ajax de Champions League wint en de koers van Ajax verdubbelt? a. b. c. d.
De Ajax fan. De Feyenoord fan. De PSV fan. Jacko, de beursgorilla.
Vraag 29. De volgende beweringen gaan over forward en future contracten. Kies de juiste. a. In tegenstelling tot een forward contract is de koper van een future contract niet beschermd tegen het in gebreke blijven van de tegenpartij. b. Forward contracten worden niet en future contracten worden wel verhandeld via de beurs. c. Net als bij callopties hebben de houders van forward en future contracten het recht om een product tegen een voorafgestelde prijs te kopen. d. Alle bovenstaande beweringen zijn juist. Vraag 30. De volgende beweringen hebben betrekking op het afdekken van risico‟s (hedging). Welk van deze beweringen is onjuist? a. Bij vreemde valutaswaps vindt een uitwisseling van kasstromen in de tijd plaats. b. Een short hedge houdt in dat een individu of een onderneming bijvoorbeeld een futures contract koopt. c. De koper van een forward contract komt overeen om een bepaald product op een later tijdstip te betalen en te kopen. d. Een long hedge houdt in dat een individu of een onderneming bijvoorbeeld een futures contract koopt. Vraag 31. Onderneming A wil B overnemen. Beide zijn ondernemingen die met eigen vermogen financieren. De marktwaarde van het eigen vermogen van A is gelijk aan 400 miljard en dat van B is gelijk aan 50 miljard. A heeft 40 miljard aandelen uitstaan en B 5 miljard. De synergievoordelen worden op 6 miljard geschat. A biedt een 1 op 1
9
aandelenruil en het bod wordt door de aandeelhouders van B geaccepteerd. Wat is de koers van A na het bod? a. b. c. d.
8.47 10.00 10.13 10.17
Vraag 32. Een Amerikaans conglomeraat, General Electric, wil in Australië een nieuw investeringsproject opstarten. Het project, dat drie jaar zal duren, vraagt om een initiële investering van 2 miljoen Australische dollars (AUD). Naar verwachting zal het project, voor de komende 3 jaren, jaarlijks een kasstroom opleveren van 700.000 AUD. De huidige spot-wisselkoers voor Australische dollars bedraagt: US$ 0.50/ AUD. De inflatie in Amerika bedraagt 5%, terwijl deze in Australië slechts 1% bedraagt. Voorts is bekend dat het management van General Electric een rendementseis (uitgaande van US dollars) heeft van 10%. Wat bedraagt, bij benadering, de netto contante waarde van dit project in dollars? a. b. c. d.
-$61.139 +$61.139 -$32.169 +$32.169
Vraag 33. De Amerikaanse presidentsverkiezingen staan voor de deur. U verwacht een grote stijging bij een overwinning van Bush en een grote daling bij een overwinning van Kerry. U besluit in opties op de AEX Index te beleggen. De AEX Index staat op 330. Welke van de volgende posities past het beste bij uw verwachtingen? a. U schrijft een calloptie met uitoefenprijs 320. b. U koopt een calloptie met uitoefenprijs 320 en gelijktijdig schrijft u een calloptie met uitoefenprijs 350. c. U koopt een putoptie met uitoefenprijs 330 en gelijktijdig koopt u een calloptie met uitoefenprijs 330. d. U schrijft een putoptie met uitoefenprijs 350. Vraag 34. In Augustus 2001 was de 1-jaars rente in de Verenigde Staten gelijk aan 3.65% en de 1-jaars rente in Japan gelijk aan 1.00%. De spot wisselkoers bedroeg ¥120.70/$. Veronderstel dat na een jaar de rentestanden in beide landen gelijk waren aan 3.0%, terwijl de yen apprecieerde naar ¥112/$. Een Amerikaanse belegger verkocht in 2001 voor ¥1 miljoen aan 1-jaars obligaties (nominaal) en investeerde het bedrag in de Verenigde Staten door 1-jaars obligaties te kopen. Beide obligaties betalen geen coupon rente uit. Wat is het afgeronde resultaat van de belegger geweest (in $). a. Een winst van $887. b. Een verlies van $667. c. Een winst van $219.
10
d. Een verlies van $430. Vraag 35. Beschouw de gegevens uit de vorige vraag. Wat was in Augustus 2001 de verwachte wisselkoers voor na één jaar volgens Uncovered Interest Parity (UIP)? a. b. c. d.
¥117.61/$. ¥121.03/$. ¥123.87/$. ¥127.20/$
Vraag 36. Welke van de volgende vergelijkingen geeft put-call-pariteit weer (C = prijs van een call, P is de prijs van een put, S is de aandeelkoers, X is de uitoefenprijs en PV(.) staat voor de contante waarde)? a. b. c. d.
C + P = S – PV(X) P – C = S – PV(X) C – PV(X) = S + P S + P - C = PV(X)
Vraag 37. Volgens AFM geldt dat “De waarde van beleggingen kan fluctueren. In verleden behaalde rendementen bieden geen garantie voor de toekomst.” Dit geldt niet als: a. b. c. d.
Markten efficiënt zijn in zwakke vorm. Markten niet efficiënt zijn in semi-sterke vorm. Markten niet efficiënt zijn in sterke vorm. Markten niet efficiënt zijn in zwakke vorm.
Vraag 38. Onderstaande grafiek toont een puntenwolk waarin voor iedere dag van het afgelopen jaar (260 handelsdagen) het rendement op aandeel i (y-as) uitgezet is ten opzichte van het rendement op de marktportefeuille (x-as). Door de puntenwolk is een regressielijn getekend. Verder staat de vergelijking van de regressielijn met de bijbehorende kleinste kwadratenschattingen gegeven. Wat is de beta van het aandeel i? a. b. c. d.
–0.0009 0.964 1.985 1.00
11
8.00%
y = Rendement op aandeel i
6.00% 4.00%
y = 1.9849x - 0.0009 R2 = 0.964
2.00% 0.00% -5.00% -2.00%
-4.00%
-3.00%
-2.00%
-1.00%
0.00%
1.00%
2.00%
3.00%
4.00%
-4.00% -6.00% -8.00% -10.00% -12.00%
x = Rendement op marktportefeuille
Vraag 39. Welke van onderstaande beweringen is juist over de grafiek uit de vorige vraag? a. De grafiek geeft de SML weer. b. De grafiek geeft de CML weer. c. De uitslagen in de koersen van bovenstaand aandeel zijn ongeveer tweemaal zo groot als de uitslagen op de marktportefeuille. d. Er bestaat geen relatie tussen rendement en risico. Vraag 40. Een onderneming neemt de verplichting op zich om aan een klant drie vaten olie te leveren tegen $35 per vat. De eerste wordt geleverd over precies één maand, de tweede over twee maanden en de derde over drie maanden. De onderneming heeft geen mogelijkheden om de olie op voorraad te houden en loopt het risico dat de olieprijzen zullen stijgen tot boven $35. De onderneming overweegt om zich in te dekken tegen dit prijs risico met behulp van 1-maands forward contracten. De prijs van deze 1-maands forward contracten is altijd gelijk aan de spot prijs van olie (op dit moment $30) plus een risico premie gelijk aan $2. Welke van de volgende strategieën leidt tot het minste risico? a. Koop nu drie 1-maands forward contracten. b. Koop nu één 1-maands forward contract, over een maand weer één en over twee maanden weer één. c. Koop nu drie 1-maands forward contracten, over een maand 2 en over twee maanden één. d. Koop nu één 1-maands forward contract, over een maand 2 en over twee maanden drie.
--- Einde ---
12