In ‘Taal is alles!’ geven migranten uit Syrië, Verenigde Staten, Iran, Polen, Congo, Marokko en Thailand een kijkje in hun leven. Nederlandstalige vrijwilligers vertellen waarom zij de ontmoetingen met anderstaligen boeiend en leuk vinden.
Taal is alles!
Taal is alles! Een boekje van
Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk mensen in Amsterdam Oost/Watergraafsmeer dit boekje onder ogen krijgen en zich opgeven bij Samenspraak. Op die manier weven wij, onopvallend maar zonder ophouden, aan het sociale netwerk in onze buurt.
Geef daarom ‘Taal is alles!’ door aan buren, vrienden en bekenden. Je kunt altijd nieuwe exemplaren aanvragen bij de contactpersonen van Samenspraak. (zolang de voorraad strekt!) (zie pagina 31)
2
3
Ontmoet mensen uit…
Maak een anderstalige wegwijs in het Nederlands!
Bhutan Australië Duitsland Frankrijk Costa Rica
Veel buurtgenoten die een andere moedertaal hebben, willen beter Nederlands leren spreken. Daar kun je hen heel eenvoudig bij helpen, een uurtje per week met elkaar praten betekent al veel. Geen taalles, maar een gesprek aan de keukentafel over het weer, het dagelijks leven, familie, gedeelde interesses of culturele gewoontes. Of misschien kook je samen of ga je naar de markt. Dat spreken jullie samen af.
de Filippijnen Israël de Balkan Somalië Eritrea Afghanistan Algerije Brazilië
• Wil je vrijwilligerswerk doen en zelf bepalen wanneer? • Ben je nieuwsgierig naar andere culturen? • Wil je een uurtje per week vrijmaken? • Kun je zeker een jaar lang vrijwilliger blijven? • Woon je in Oost/Watergraafsmeer?
China Egypte Engeland Ghana
De contactpersonen van Samenspraak zoeken een anderstalige die goed bij je past. Ze houden daarbij rekening met interesses, overeenkomsten tussen jullie en met jouw belangstelling voor bepaalde landen of culturen.
Irak Iran Ierland Indonesië
Doe je mee?
Kroatië Marokko Pakistan Polen Sri Lanka Spanje Syrië Thailand Turkije Verenigde Staten
Je kunt een mail sturen aan
[email protected] of kijken op pagina 31 voor meer contactgegevens.
2
3
Ontmoet mensen uit…
Maak een anderstalige wegwijs in het Nederlands!
Bhutan Australië Duitsland Frankrijk Costa Rica
Veel buurtgenoten die een andere moedertaal hebben, willen beter Nederlands leren spreken. Daar kun je hen heel eenvoudig bij helpen, een uurtje per week met elkaar praten betekent al veel. Geen taalles, maar een gesprek aan de keukentafel over het weer, het dagelijks leven, familie, gedeelde interesses of culturele gewoontes. Of misschien kook je samen of ga je naar de markt. Dat spreken jullie samen af.
de Filippijnen Israël de Balkan Somalië Eritrea Afghanistan Algerije Brazilië
• Wil je vrijwilligerswerk doen en zelf bepalen wanneer? • Ben je nieuwsgierig naar andere culturen? • Wil je een uurtje per week vrijmaken? • Kun je zeker een jaar lang vrijwilliger blijven? • Woon je in Oost/Watergraafsmeer?
China Egypte Engeland Ghana
De contactpersonen van Samenspraak zoeken een anderstalige die goed bij je past. Ze houden daarbij rekening met interesses, overeenkomsten tussen jullie en met jouw belangstelling voor bepaalde landen of culturen.
Irak Iran Ierland Indonesië
Doe je mee?
Kroatië Marokko Pakistan Polen Sri Lanka Spanje Syrië Thailand Turkije Verenigde Staten
Je kunt een mail sturen aan
[email protected] of kijken op pagina 31 voor meer contactgegevens.
4
5
Waarom Samenspraak? Doe je mee aan Samenspraak dan geef je mensen de kans Nederlands te oefenen in alledaagse gesprekken. Je ontvangt elkaar thuis. Met dit persoonlijke contact in een ongedwongen sfeer help je de ander over zijn spreekangst heen. Je bent zijn of haar natuurlijke ´wegwijzer´ in de Nederlandse cultuur. Ondertussen, zo vertellen de vrijwilligers in dit boekje, is het leuk en interessant voor jezelf. Veel migranten hebben behoefte Nederlands te spreken in gewone dagelijkse situaties. Dat gaat niet altijd vanzelf. Anderstaligen hebben meestal taalles, maar sommigen komen in de uitwisseling met de buren niet verder dan ‘hallo, hoe gaat het’. Ze hebben geen Nederlandstalige collega’s, kennissen of vrienden. Neem de Poolse Jolanta, die in dit boekje aan het woord komt. Ze spreekt behoorlijk goed de taal, maar in spannende situaties lijkt al haar kennis van het Nederlands als sneeuw voor de zon te verdwijnen. Veel praten en zelfvertrouwen krijgen is dus heel belangrijk. Als vrijwilliger voor Samenspraak kun je daar een kleine maar beslissende bijdrage aan leveren. Je helpt de ander zijn spreekangst te overwinnen.
Hier thuis raken Als je met elkaar praat, gaat het vroeg of laat over gewoontes. Voor de migrant is het prettig alles zonder schroom te kunnen vragen. Er zijn zoveel schijnbaar onbelangrijke details waar je in een nieuw land in thuis moet raken. Gewoontes zijn zo subtiel met ons leven verweven dat we er niet bij stilstaan dat ze voor een nieuwkomer niet vanzelf spreken. Dan gaat het erover dat je hier je kind op school laat trakteren als het jarig is en in welke krant je moet kijken voor vacatures in jouw vak. Zoals Jolanta zegt: ‘Als je hier komt, ben je als een kind dat zijn eerste voetstappen zet. Je hebt veel aandacht nodig en een goed luisterend oor.’
Twee kanten op Zo kan de relatie eenzijdig lijken, maar uit de gesprekken die voor dit boekje gevoerd zijn met Nederlandse vrijwilligers blijkt iets anders. De woorden ‘leuk’ en ‘leerzaam’ vallen vaak. Een ander helpen levert jezelf ook wat op.
‘Je komt bij hem of haar over de vloer, wordt een keer uitgenodigd voor het eten’, zegt Fred. Als vrijwilliger mag je nieuwsgierig zijn, van alles vragen over gewoonten en gebruiken van je maatje, en horen hoe hij of zij aankijkt tegen Nederland en het leven hier ervaart. ‘Je leert van de cultuur van een ander´, vindt Marianne. ‘Je krijgt inzicht, ziet wie iemand is als mens, en dat is heel belangrijk. Dat neemt vooroordelen weg.’
Het moet wel klikken Mensen leren kennen, de taal verbeteren, het kan te ideaal klinken. En natuurlijk is het niet altijd eenvoudig om contact te leggen, het praten gaat soms moeizaam. ‘We herhalen en herhalen’, zegt Rusmee. ‘Maar ik kan de woorden niet onthouden. ’Dat vraagt natuurlijk veel geduld. Aan de andere kant kunnen kleine overwinningen heel belangrijk zijn, zoals voor Rose: ‘Het maakt me blij als ik merk dat ik meer begrijp, van cabaret bijvoorbeeld. Daar ben ik gek op.’
Samenspraak is dichtbij huis. Je hebt contact met iemand in de buurt. Dat is makkelijk als je elkaar na dat jaar wilt blijven zien, want soms ontstaan door Samenspraak blijvende vriendschappen. Vaak ook is een jaar genoeg en is het al leuk dat je elkaar nog eens tegenkomt op de markt of in de Hema.
4
5
Waarom Samenspraak? Doe je mee aan Samenspraak dan geef je mensen de kans Nederlands te oefenen in alledaagse gesprekken. Je ontvangt elkaar thuis. Met dit persoonlijke contact in een ongedwongen sfeer help je de ander over zijn spreekangst heen. Je bent zijn of haar natuurlijke ´wegwijzer´ in de Nederlandse cultuur. Ondertussen, zo vertellen de vrijwilligers in dit boekje, is het leuk en interessant voor jezelf. Veel migranten hebben behoefte Nederlands te spreken in gewone dagelijkse situaties. Dat gaat niet altijd vanzelf. Anderstaligen hebben meestal taalles, maar sommigen komen in de uitwisseling met de buren niet verder dan ‘hallo, hoe gaat het’. Ze hebben geen Nederlandstalige collega’s, kennissen of vrienden. Neem de Poolse Jolanta, die in dit boekje aan het woord komt. Ze spreekt behoorlijk goed de taal, maar in spannende situaties lijkt al haar kennis van het Nederlands als sneeuw voor de zon te verdwijnen. Veel praten en zelfvertrouwen krijgen is dus heel belangrijk. Als vrijwilliger voor Samenspraak kun je daar een kleine maar beslissende bijdrage aan leveren. Je helpt de ander zijn spreekangst te overwinnen.
Hier thuis raken Als je met elkaar praat, gaat het vroeg of laat over gewoontes. Voor de migrant is het prettig alles zonder schroom te kunnen vragen. Er zijn zoveel schijnbaar onbelangrijke details waar je in een nieuw land in thuis moet raken. Gewoontes zijn zo subtiel met ons leven verweven dat we er niet bij stilstaan dat ze voor een nieuwkomer niet vanzelf spreken. Dan gaat het erover dat je hier je kind op school laat trakteren als het jarig is en in welke krant je moet kijken voor vacatures in jouw vak. Zoals Jolanta zegt: ‘Als je hier komt, ben je als een kind dat zijn eerste voetstappen zet. Je hebt veel aandacht nodig en een goed luisterend oor.’
Twee kanten op Zo kan de relatie eenzijdig lijken, maar uit de gesprekken die voor dit boekje gevoerd zijn met Nederlandse vrijwilligers blijkt iets anders. De woorden ‘leuk’ en ‘leerzaam’ vallen vaak. Een ander helpen levert jezelf ook wat op.
‘Je komt bij hem of haar over de vloer, wordt een keer uitgenodigd voor het eten’, zegt Fred. Als vrijwilliger mag je nieuwsgierig zijn, van alles vragen over gewoonten en gebruiken van je maatje, en horen hoe hij of zij aankijkt tegen Nederland en het leven hier ervaart. ‘Je leert van de cultuur van een ander´, vindt Marianne. ‘Je krijgt inzicht, ziet wie iemand is als mens, en dat is heel belangrijk. Dat neemt vooroordelen weg.’
Het moet wel klikken Mensen leren kennen, de taal verbeteren, het kan te ideaal klinken. En natuurlijk is het niet altijd eenvoudig om contact te leggen, het praten gaat soms moeizaam. ‘We herhalen en herhalen’, zegt Rusmee. ‘Maar ik kan de woorden niet onthouden. ’Dat vraagt natuurlijk veel geduld. Aan de andere kant kunnen kleine overwinningen heel belangrijk zijn, zoals voor Rose: ‘Het maakt me blij als ik merk dat ik meer begrijp, van cabaret bijvoorbeeld. Daar ben ik gek op.’
Samenspraak is dichtbij huis. Je hebt contact met iemand in de buurt. Dat is makkelijk als je elkaar na dat jaar wilt blijven zien, want soms ontstaan door Samenspraak blijvende vriendschappen. Vaak ook is een jaar genoeg en is het al leuk dat je elkaar nog eens tegenkomt op de markt of in de Hema.
7
6
Tessa (27) meldde zich ook bij Samenspraak
‘Mensen vinden mij soms al onverstaanbaar’
Portretten, zij doen mee aan Samenspraak
‘Eerst was ik vrijwilliger in een verpleeghuis, maar met mijn fulltime baan werd het me te veel om daar iedere donderdagavond heen te gaan. Bij Samenspraak kan ik zelf afspraken maken. Ik ben Limburgse en mensen vinden mij soms al onverstaanbaar, dus ik weet hoe dat voelt. Ik vind het oneerlijk dat mensen die wel capabel zijn, maar niet goed Nederlands spreken, geen faire kans op werk hebben. Het is niet alleen van belang voor de mensen zelf dat ze hun talenten gebruiken, ook voor de samenleving is het goed als die er maximaal van kan profiteren.
Een droom werkelijkheid laten worden Cornellie Loussakou
. . . . . . . . . . . . . . 8
Opstandig geboren Marianne Holterman
. . . . . . . . . . . . . 10
´Ik mis mijn familie heel erg´ Rose Baghri
. . . . . . . . . . . . . 12
Soms niet durven praten Najat Lamkaden
. . . . . . . . . . . . . 14
‘Het is leuk om de verschillen te zien’ Dunya Ali en Maaike Sierhuis
. . . . . . . . . . . . . 15
‘Ik wil hier graag werken en studeren’ Qassim Al Assadi
. . . . . . . . . . . . . 18
‘Taal is alles’ Jolanta Borowska
. . . . . . . . . . . . . 20
‘Ik blijf hier voor mijn zoon’ Rusmee Sinpho
. . . . . . . . . . . . . 22
´Ik was zo blij een bekende te zien´ Paige Shipman
. . . . . . . . . . . . . 24
Dat inconsequente Nederlands! Fred Pauli
. . . . . . . . . . . . . 26
Leerzaam Het is misschien egoïstisch, maar ik vind het belangrijk dat ik hier zelf ook wat aan heb. Dit is leerzaam en goed voor mijn ontwikkeling. Je moet meer naar jezelf kijken. Ik praat te vlug en door Naomi ben ik me daarvan steeds bewuster. Je denkt dat een taal leren makkelijk is, maar als je meemaakt hoe dat bij iemand gaat, merk je dat het niet zo is. Het is zo leuk om te doen, maar ook best moeilijk hoe ik Naomi iets kan leren. Dan komt ze binnen met een verwachtingsvolle blik… af en toe doe ik maar wat. Ik vind het leuk om te zien hoe ze vooruitgaat. Zo probeerde ik uit te leggen wat het verschil is tussen ‘klaar voor’ en ‘klaar met’. Toen ze wegging zei Naomi: ‘Ik ben klaar met Tessa.’ Elke keer als ik dat zinnetje weer in mijn hoofd hoor, moet ik vreselijk lachen.’
7
6
Tessa (27) meldde zich ook bij Samenspraak
‘Mensen vinden mij soms al onverstaanbaar’
Portretten, zij doen mee aan Samenspraak
‘Eerst was ik vrijwilliger in een verpleeghuis, maar met mijn fulltime baan werd het me te veel om daar iedere donderdagavond heen te gaan. Bij Samenspraak kan ik zelf afspraken maken. Ik ben Limburgse en mensen vinden mij soms al onverstaanbaar, dus ik weet hoe dat voelt. Ik vind het oneerlijk dat mensen die wel capabel zijn, maar niet goed Nederlands spreken, geen faire kans op werk hebben. Het is niet alleen van belang voor de mensen zelf dat ze hun talenten gebruiken, ook voor de samenleving is het goed als die er maximaal van kan profiteren.
Een droom werkelijkheid laten worden Cornellie Loussakou
. . . . . . . . . . . . . . 8
Opstandig geboren Marianne Holterman
. . . . . . . . . . . . . 10
´Ik mis mijn familie heel erg´ Rose Baghri
. . . . . . . . . . . . . 12
Soms niet durven praten Najat Lamkaden
. . . . . . . . . . . . . 14
‘Het is leuk om de verschillen te zien’ Dunya Ali en Maaike Sierhuis
. . . . . . . . . . . . . 15
‘Ik wil hier graag werken en studeren’ Qassim Al Assadi
. . . . . . . . . . . . . 18
‘Taal is alles’ Jolanta Borowska
. . . . . . . . . . . . . 20
‘Ik blijf hier voor mijn zoon’ Rusmee Sinpho
. . . . . . . . . . . . . 22
´Ik was zo blij een bekende te zien´ Paige Shipman
. . . . . . . . . . . . . 24
Dat inconsequente Nederlands! Fred Pauli
. . . . . . . . . . . . . 26
Leerzaam Het is misschien egoïstisch, maar ik vind het belangrijk dat ik hier zelf ook wat aan heb. Dit is leerzaam en goed voor mijn ontwikkeling. Je moet meer naar jezelf kijken. Ik praat te vlug en door Naomi ben ik me daarvan steeds bewuster. Je denkt dat een taal leren makkelijk is, maar als je meemaakt hoe dat bij iemand gaat, merk je dat het niet zo is. Het is zo leuk om te doen, maar ook best moeilijk hoe ik Naomi iets kan leren. Dan komt ze binnen met een verwachtingsvolle blik… af en toe doe ik maar wat. Ik vind het leuk om te zien hoe ze vooruitgaat. Zo probeerde ik uit te leggen wat het verschil is tussen ‘klaar voor’ en ‘klaar met’. Toen ze wegging zei Naomi: ‘Ik ben klaar met Tessa.’ Elke keer als ik dat zinnetje weer in mijn hoofd hoor, moet ik vreselijk lachen.’
Cornellie Loussakou – 1978, Brazzaville, Congo
8
9
Een droom werkelijkheid laten worden
Vrede
‘Heel warm, een goede sfeer – we hadden een goede band onderling, bijna geen ruzie. Mijn ouders konden goed met elkaar opschieten.’ Zo typeert Cornellie de sfeer in haar ouderlijk huis in Brazzaville, de hoofdstad van ‘klein’ Congo. Vader, moeder, zeven broers en zussen. Nu is zij hier. Beide ouders en een broer zijn overleden; drie andere broers en zussen zijn uitgezworven naar Zweden, Amerika en Zuid-Afrika. Cornellie zou graag, ‘al is het maar één keer’, teruggaan naar haar land om dat gevoel van vroeger terug te krijgen.
In 2005 volgde Cornellie haar man. Het was een enorme overgang. ‘De taal is een probleem. Het weer is anders. Mijn huidskleur – je bent altijd anders! De relatie met mensen is in Afrika makkelijk, hier veel moeilijker.’ Positieve punten kan Cornellie inmiddels ook noemen: ‘De gezondheidszorg in Nederland is heel goed. En er zitten geen gaten in de weg! Ook kun je hier veel makkelijker een baan vinden dan in Congo. Nederland kent vrede en betaalt voor je scholing. Congo néémt je toekomst, Nederland geeft je toekomst.’ Dat is voor Cornellie een wezenlijk verschil tussen beide landen.
School
Zelfvertrouwen
Ook Congo kent leerplicht, en met een elektrotechnisch ingenieur als vader en een lerares als moeder was er streng toezicht op het huiswerk. Maar er brak oorlog uit en bijna twee jaar lang kon Cornellie niet naar school. Uiteindelijk besloten haar ouders dat ze beter naar het buitenland kon gaan om te studeren. Haar vader had er alles voor over om Cornellie geneeskunde te laten studeren: ‘Als ik arm moet worden om jou arts te laten worden, dan word ik maar arm.’
Om Nederlands te leren gaat Cornellie naar het ROC van Amsterdam. Buiten de schooltijden en haar werk bij een callcenter zat ze vaak alleen thuis. Haar lerares van het ROC raadde Cornellie daarom aan om naar Samenspraak te gaan. ‘Dat heeft me zo goed gedaan. Ik heb nu veel meer zelfvertrouwen. Ik kan met iedereen praten, in de trein, in winkels, overal. Het kan me niet meer schelen of ik een fout maak.’ Het contact met iemand van Samenspraak vindt Cornellie ook belangrijk omdat ze naast haar man geen familie of vrienden in Nederland heeft. ‘En het is fijn om af en toe met iemand anders te praten.’
Togo Zo zou het helaas niet gaan. Cornellie’s vader werd vermoord en haar moeder verdiende in haar eentje niet genoeg geld voor een uitgebreide scholing van de vijf kinderen die toen nog thuis woonden. In Togo volgde Cornellie de studie tot ‘assistant medicale’, een beroep tussen verpleegkundige en arts in. Daar ontmoette ze haar huidige echtgenoot, Mikeal, die in 1999 als informaticus naar Nederland vertrok.
‘Als ik arm moet worden om jou arts te laten worden,’ zei haar vader, ‘dan word ik maar arm.’
Bos bloemen Soms luisteren ze naar mooie muziek, praten over een boek of hebben het over alledaagse dingen. Cornellie: ‘Ik woon sinds een paar weken in Almere. Toen ik net verhuisd was, kwam een van de buren me een bos bloemen brengen. Als welkom. Ik had geen idee wat ik moest doen. Iets teruggeven? Daar hebben we het dan over dat ik hen bijvoorbeeld kan uitnodigen voor een kopje thee.’ Cornellie raadt iedere niet-Nederlandstalige aan om naar Samenspraak te gaan. ‘Het is niet makkelijk. Maar het is een mogelijkheid om contact te leggen. Om ervoor te zorgen dat je niet eenzaam wordt.’ ‘In Congo kon ik mijn droom geen werkelijkheid laten worden’, zegt Cornellie, die een dochter heeft van anderhalf en een tweede kind verwacht. ‘Hier hebben kinderen die kans wel. Voor mijn kinderen én voor mezelf leer ik Nederlands. Want het is echt mijn droom te gaan werken in mijn vakgebied en daarin carrière te maken. Het is nog niet te laat.’
Cornellie Loussakou – 1978, Brazzaville, Congo
8
9
Een droom werkelijkheid laten worden
Vrede
‘Heel warm, een goede sfeer – we hadden een goede band onderling, bijna geen ruzie. Mijn ouders konden goed met elkaar opschieten.’ Zo typeert Cornellie de sfeer in haar ouderlijk huis in Brazzaville, de hoofdstad van ‘klein’ Congo. Vader, moeder, zeven broers en zussen. Nu is zij hier. Beide ouders en een broer zijn overleden; drie andere broers en zussen zijn uitgezworven naar Zweden, Amerika en Zuid-Afrika. Cornellie zou graag, ‘al is het maar één keer’, teruggaan naar haar land om dat gevoel van vroeger terug te krijgen.
In 2005 volgde Cornellie haar man. Het was een enorme overgang. ‘De taal is een probleem. Het weer is anders. Mijn huidskleur – je bent altijd anders! De relatie met mensen is in Afrika makkelijk, hier veel moeilijker.’ Positieve punten kan Cornellie inmiddels ook noemen: ‘De gezondheidszorg in Nederland is heel goed. En er zitten geen gaten in de weg! Ook kun je hier veel makkelijker een baan vinden dan in Congo. Nederland kent vrede en betaalt voor je scholing. Congo néémt je toekomst, Nederland geeft je toekomst.’ Dat is voor Cornellie een wezenlijk verschil tussen beide landen.
School
Zelfvertrouwen
Ook Congo kent leerplicht, en met een elektrotechnisch ingenieur als vader en een lerares als moeder was er streng toezicht op het huiswerk. Maar er brak oorlog uit en bijna twee jaar lang kon Cornellie niet naar school. Uiteindelijk besloten haar ouders dat ze beter naar het buitenland kon gaan om te studeren. Haar vader had er alles voor over om Cornellie geneeskunde te laten studeren: ‘Als ik arm moet worden om jou arts te laten worden, dan word ik maar arm.’
Om Nederlands te leren gaat Cornellie naar het ROC van Amsterdam. Buiten de schooltijden en haar werk bij een callcenter zat ze vaak alleen thuis. Haar lerares van het ROC raadde Cornellie daarom aan om naar Samenspraak te gaan. ‘Dat heeft me zo goed gedaan. Ik heb nu veel meer zelfvertrouwen. Ik kan met iedereen praten, in de trein, in winkels, overal. Het kan me niet meer schelen of ik een fout maak.’ Het contact met iemand van Samenspraak vindt Cornellie ook belangrijk omdat ze naast haar man geen familie of vrienden in Nederland heeft. ‘En het is fijn om af en toe met iemand anders te praten.’
Togo Zo zou het helaas niet gaan. Cornellie’s vader werd vermoord en haar moeder verdiende in haar eentje niet genoeg geld voor een uitgebreide scholing van de vijf kinderen die toen nog thuis woonden. In Togo volgde Cornellie de studie tot ‘assistant medicale’, een beroep tussen verpleegkundige en arts in. Daar ontmoette ze haar huidige echtgenoot, Mikeal, die in 1999 als informaticus naar Nederland vertrok.
‘Als ik arm moet worden om jou arts te laten worden,’ zei haar vader, ‘dan word ik maar arm.’
Bos bloemen Soms luisteren ze naar mooie muziek, praten over een boek of hebben het over alledaagse dingen. Cornellie: ‘Ik woon sinds een paar weken in Almere. Toen ik net verhuisd was, kwam een van de buren me een bos bloemen brengen. Als welkom. Ik had geen idee wat ik moest doen. Iets teruggeven? Daar hebben we het dan over dat ik hen bijvoorbeeld kan uitnodigen voor een kopje thee.’ Cornellie raadt iedere niet-Nederlandstalige aan om naar Samenspraak te gaan. ‘Het is niet makkelijk. Maar het is een mogelijkheid om contact te leggen. Om ervoor te zorgen dat je niet eenzaam wordt.’ ‘In Congo kon ik mijn droom geen werkelijkheid laten worden’, zegt Cornellie, die een dochter heeft van anderhalf en een tweede kind verwacht. ‘Hier hebben kinderen die kans wel. Voor mijn kinderen én voor mezelf leer ik Nederlands. Want het is echt mijn droom te gaan werken in mijn vakgebied en daarin carrière te maken. Het is nog niet te laat.’
10
11
Marianne Holterman – 1963, Amsterdam, Nederland
Opstandig geboren Haar eerste Samenspraakcontact was met een Afghaans meisje van begin twintig, vertelt Marianne Holterman. ‘Ze had net een baby en als asielzoeker moest ze iedere week ver het land in reizen om zich te melden bij het asielzoekerscentrum. Bovendien had zij al zoveel meegemaakt dat ze meer belang had bij psychische hulp. Het contact was dus van korte duur.’ Daarna had Marianne een paar ontmoetingen met een Marokkaanse. ‘Elke keer dat we afspraken, kookten we. Ze leerde het mij en daarover konden we praten. Ook vertelde ze me al gauw over haar familie en over haar verdriet om haar kinderloosheid.’
Altijd woorden Zelf heeft Marianne twee zonen (12 en 14 jaar) en haar oorsprong ligt in Amsterdam. Haar vader had een bedrijfje in technische apparatuur aan de Prins Hendrikkade. Het gezin (na haar kwam nog een broertje) verhuisde een paar keer, van een halve woning aan de Da Costakade naar de buurt rond de Kolenkit en verder. ‘We gingen steeds dieper Amsterdam-West in, daar woonden alle gezinnen met kinderen in die tijd.’ Vanaf haar prille jeugd botste Marianne met haar vader. ‘Geen idee waar dat vandaan komt. Ik ben opstandig geboren, denk ik. Mijn vader is van het kaliber: wie niet werkt zal ook niet eten. Zo star. Ik ben precies het tegenovergestelde. Vanaf mijn twaalfde hadden we altijd woorden, altijd mot.’ Aan haar moeder had ze geen steun, dat was ‘een lieve, maar vrij initiatiefloze’ vrouw. Dus had Marianne op de middelbare school maar één doel: zo snel mogelijk het huis uit. ‘Ik ging zelfs van het vwo naar de havo om maar een jaar eerder weg te zijn.’
Lekker volks Dat ze daarna voor een opleiding in de verpleging koos, komt deels door haar lievelingstante, die verpleegkundige was. ‘Mijn tante vertelde vol vuur over haar beroep. Zij was vrijgezel en deed alles wat mijn moeder niet deed, had maling aan haar omgeving. Achteraf gezien viel het misschien wel mee, maar het leek alsof het bij haar geen huisje-boompje-beestje was en van kind af aan wist ik dat ik het later ook zo wilde.’
Het was begin jaren tachtig moeilijk om een opleidingsplaats te vinden, maar Marianne werd toegelaten in het Burgerziekenhuis, gevestigd op de plek waar nu het stadsdeelkantoor is. ‘Een klein ziekenhuis, lekker volks, waar alles door elkaar lag, van grofgebekte ruige zeebonken tot keurige vrouwtjes. Je leerde er flexibel zijn, als een kameleon, en van je af te bijten. Doordat het klein en oud was, moest je veel improviseren, zo leerde je het vak het beste. Al ben ik niet sentimenteel, de verpleegkunde is erg veranderd maar dat moest ook wel.’
Kwetsbaarheid Marianne’s hart ligt bij de oncologie. Na wat uitzendwerk had ze haar eerste baan in het Antonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis. ‘Piepjong was ik, 22 jaar, en ik zag er vreselijk tegenop, maar ik vond het geweldig. Ik was diep onder de indruk van wat mensen moesten meemaken, van de psychologie rond een sterfgeval. Wat doet het met de patiënt, met hun familie, met jezelf. Die kwetsbaarheid in mensen vind ik mooi, en mooi om mee om te kunnen gaan. De intimiteit die ontstaat met de familie, daar mag je op een heel bescheiden manier van meeproeven. Je bent op de achtergrond en heel dichtbij.’ In die ‘tropenjaren’ ging Marianne ’s avonds vaak uit, en nu praat ze veel over haar werk. Zo houdt ze de zaken voor zichzelf in balans.
‘We moeten proberen mensen te betrekken in het grote geheel dat we zijn met z’n allen’
Marianne wil beslist een volgende Samenspraakpartner. ‘Het gaat niet één kant op, je leert van de cultuur van een ander, krijgt inzicht, ziet wie iemand is als mens en dat is heel belangrijk. Dat neemt vooroordelen weg. Als ik ergens niet tegen kan, dan is het dat de maatschappij zo verhardt. Ik vind dat we moeten proberen mensen te betrekken in het grote geheel dat we zijn met z’n allen.’
10
11
Marianne Holterman – 1963, Amsterdam, Nederland
Opstandig geboren Haar eerste Samenspraakcontact was met een Afghaans meisje van begin twintig, vertelt Marianne Holterman. ‘Ze had net een baby en als asielzoeker moest ze iedere week ver het land in reizen om zich te melden bij het asielzoekerscentrum. Bovendien had zij al zoveel meegemaakt dat ze meer belang had bij psychische hulp. Het contact was dus van korte duur.’ Daarna had Marianne een paar ontmoetingen met een Marokkaanse. ‘Elke keer dat we afspraken, kookten we. Ze leerde het mij en daarover konden we praten. Ook vertelde ze me al gauw over haar familie en over haar verdriet om haar kinderloosheid.’
Altijd woorden Zelf heeft Marianne twee zonen (12 en 14 jaar) en haar oorsprong ligt in Amsterdam. Haar vader had een bedrijfje in technische apparatuur aan de Prins Hendrikkade. Het gezin (na haar kwam nog een broertje) verhuisde een paar keer, van een halve woning aan de Da Costakade naar de buurt rond de Kolenkit en verder. ‘We gingen steeds dieper Amsterdam-West in, daar woonden alle gezinnen met kinderen in die tijd.’ Vanaf haar prille jeugd botste Marianne met haar vader. ‘Geen idee waar dat vandaan komt. Ik ben opstandig geboren, denk ik. Mijn vader is van het kaliber: wie niet werkt zal ook niet eten. Zo star. Ik ben precies het tegenovergestelde. Vanaf mijn twaalfde hadden we altijd woorden, altijd mot.’ Aan haar moeder had ze geen steun, dat was ‘een lieve, maar vrij initiatiefloze’ vrouw. Dus had Marianne op de middelbare school maar één doel: zo snel mogelijk het huis uit. ‘Ik ging zelfs van het vwo naar de havo om maar een jaar eerder weg te zijn.’
Lekker volks Dat ze daarna voor een opleiding in de verpleging koos, komt deels door haar lievelingstante, die verpleegkundige was. ‘Mijn tante vertelde vol vuur over haar beroep. Zij was vrijgezel en deed alles wat mijn moeder niet deed, had maling aan haar omgeving. Achteraf gezien viel het misschien wel mee, maar het leek alsof het bij haar geen huisje-boompje-beestje was en van kind af aan wist ik dat ik het later ook zo wilde.’
Het was begin jaren tachtig moeilijk om een opleidingsplaats te vinden, maar Marianne werd toegelaten in het Burgerziekenhuis, gevestigd op de plek waar nu het stadsdeelkantoor is. ‘Een klein ziekenhuis, lekker volks, waar alles door elkaar lag, van grofgebekte ruige zeebonken tot keurige vrouwtjes. Je leerde er flexibel zijn, als een kameleon, en van je af te bijten. Doordat het klein en oud was, moest je veel improviseren, zo leerde je het vak het beste. Al ben ik niet sentimenteel, de verpleegkunde is erg veranderd maar dat moest ook wel.’
Kwetsbaarheid Marianne’s hart ligt bij de oncologie. Na wat uitzendwerk had ze haar eerste baan in het Antonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis. ‘Piepjong was ik, 22 jaar, en ik zag er vreselijk tegenop, maar ik vond het geweldig. Ik was diep onder de indruk van wat mensen moesten meemaken, van de psychologie rond een sterfgeval. Wat doet het met de patiënt, met hun familie, met jezelf. Die kwetsbaarheid in mensen vind ik mooi, en mooi om mee om te kunnen gaan. De intimiteit die ontstaat met de familie, daar mag je op een heel bescheiden manier van meeproeven. Je bent op de achtergrond en heel dichtbij.’ In die ‘tropenjaren’ ging Marianne ’s avonds vaak uit, en nu praat ze veel over haar werk. Zo houdt ze de zaken voor zichzelf in balans.
‘We moeten proberen mensen te betrekken in het grote geheel dat we zijn met z’n allen’
Marianne wil beslist een volgende Samenspraakpartner. ‘Het gaat niet één kant op, je leert van de cultuur van een ander, krijgt inzicht, ziet wie iemand is als mens en dat is heel belangrijk. Dat neemt vooroordelen weg. Als ik ergens niet tegen kan, dan is het dat de maatschappij zo verhardt. Ik vind dat we moeten proberen mensen te betrekken in het grote geheel dat we zijn met z’n allen.’
12
13
Complimenten
Rose Baghri – 1946, Teheran, Iran
´Ik mis mijn familie heel erg´
Als het stil is, komt alles boven. Daarom heb ik altijd de radio aan of ik luister muziek via de computer. Bij het geluid van de radio gaan mijn gedachten tenminste ergens anders heen. Hier heb ik zeven jaar in een verpleeghuis gewerkt, met demente ouderen en mensen met psychische problemen. Ik ben trots op mezelf, omdat ik mensen veel aandacht kon geven. Ik kreeg veel complimenten. Maar het was ook altijd “zuster, zuster”, ik had nooit rust en ik raakte overspannen. Ik begrijp dat nu beter en kan iets makkelijker ‘nee’ zeggen. Daar ben ik Nederland dankbaar voor, ik heb hier geleerd mijn mond open te doen.
´We woonden in een groot huis, met mijn twee zussen en een broer. Een heel lieve familie. Mijn vader was een goede man, niet fanatiek. Hij had een goed salaris. Het was een heerlijke tijd. We konden samen altijd zoveel lachen. In Iran ga je op vrijdag bij familie eten, naar een verjaardag, of er is iemand getrouwd. Je bent met elkaar. Er is altijd muziek. Heel vrolijk. Ik mis mijn familie heel erg. Mijn broer vond wel dat hij goed voor mij moest zorgen, dus ik mocht niet alleen naar de bioscoop. Maar het werd steeds vrijer.
Chopin Ik kan goed luisteren en ik zei altijd tegen mijn vriendin: ik ga niet trouwen, ik ga psychologie studeren. Toch ben ik getrouwd. Daarvoor heb ik zelf gekozen. Fout gekozen. Maar dat is het leven. Wat gaat gebeuren, gebeurt toch. Na een jaar of vier heb ik kinderen gekregen, twee zonen. Ik hield veel van klassieke muziek, van Chopin en Bach. Na mijn trouwen heb ik een jaar piano gespeeld. Van het toen nieuwe regime van Khomeini mocht je geen muziekinstrumenten in huis hebben. De buren waarschuwden me dat het geluid buiten te horen was. Ik was doodsbang en heb de piano verkocht. Zoveel spijt heb ik daarvan gehad. Het geluid van de piano gaf me rust.
Kaalgeschoren Het ging heel slecht in Iran, het land ging terug naar honderd jaar geleden. Toen mijn oudste zoon aan de universiteit studeerde, kreeg hij steeds meer vragen over wat hij deed en waarom. De jongste wachtte op een dag zijn nichtje op bij haar school. Hij werd meegenomen en kaalgeschoren. Op een verjaardagsfeest bij vrienden pakte het regime mensen op. Zomaar. Mijn zoons waren daarbij. Ik zie hen nog zitten tussen anderen op de grond van een busje. Hun ogen zal ik nooit vergeten.’
Kerk Eerst zijn mijn zoons gevlucht. Na een brief van mijn oudste, waarin hij schreef dat hij een kerk had bezocht, kwam iemand van de overheid aan de deur en zei “Uw zoon is geen moslim meer.” “Hij heeft daar alleen gekeken”, zei ik, maar de man geloofde me niet. Ik wilde niet weg. Ik was 44 jaar en dan wil je in je eigen land oud worden. Maar mensen werden opgehangen, alleen omdat ze voor de Sjah hadden gewerkt. Daarom zijn mijn man, die politieman was, en ik in 1993 ook gevlucht. Het ging niet goed tussen ons. Na een paar jaar zijn we gescheiden.
Cabaret Taal is belangrijk als je hier moet wonen. Jammer genoeg vergeet ik meer nu ik ouder ben. Toch ga ik gewoon door en probeer meer te leren. Het maakt me blij als ik merk dat ik meer begrijp, van cabaret bijvoorbeeld. Daar ben ik gek op. Met Diny van Samenspraak kon ik veel lachen. We zagen elkaar eenmaal per week in het park of als het regende bij haar thuis. We proefden van alle verschillende soorten thee die ze had, praatten over de kruiden. Het was heerlijk. Ik mis haar.’ Op verzoek van de geïnterviewde is haar naam verzonnen.
‘Ik heb hier geleerd mijn mond open te doen’
12
13
Complimenten
Rose Baghri – 1946, Teheran, Iran
´Ik mis mijn familie heel erg´
Als het stil is, komt alles boven. Daarom heb ik altijd de radio aan of ik luister muziek via de computer. Bij het geluid van de radio gaan mijn gedachten tenminste ergens anders heen. Hier heb ik zeven jaar in een verpleeghuis gewerkt, met demente ouderen en mensen met psychische problemen. Ik ben trots op mezelf, omdat ik mensen veel aandacht kon geven. Ik kreeg veel complimenten. Maar het was ook altijd “zuster, zuster”, ik had nooit rust en ik raakte overspannen. Ik begrijp dat nu beter en kan iets makkelijker ‘nee’ zeggen. Daar ben ik Nederland dankbaar voor, ik heb hier geleerd mijn mond open te doen.
´We woonden in een groot huis, met mijn twee zussen en een broer. Een heel lieve familie. Mijn vader was een goede man, niet fanatiek. Hij had een goed salaris. Het was een heerlijke tijd. We konden samen altijd zoveel lachen. In Iran ga je op vrijdag bij familie eten, naar een verjaardag, of er is iemand getrouwd. Je bent met elkaar. Er is altijd muziek. Heel vrolijk. Ik mis mijn familie heel erg. Mijn broer vond wel dat hij goed voor mij moest zorgen, dus ik mocht niet alleen naar de bioscoop. Maar het werd steeds vrijer.
Chopin Ik kan goed luisteren en ik zei altijd tegen mijn vriendin: ik ga niet trouwen, ik ga psychologie studeren. Toch ben ik getrouwd. Daarvoor heb ik zelf gekozen. Fout gekozen. Maar dat is het leven. Wat gaat gebeuren, gebeurt toch. Na een jaar of vier heb ik kinderen gekregen, twee zonen. Ik hield veel van klassieke muziek, van Chopin en Bach. Na mijn trouwen heb ik een jaar piano gespeeld. Van het toen nieuwe regime van Khomeini mocht je geen muziekinstrumenten in huis hebben. De buren waarschuwden me dat het geluid buiten te horen was. Ik was doodsbang en heb de piano verkocht. Zoveel spijt heb ik daarvan gehad. Het geluid van de piano gaf me rust.
Kaalgeschoren Het ging heel slecht in Iran, het land ging terug naar honderd jaar geleden. Toen mijn oudste zoon aan de universiteit studeerde, kreeg hij steeds meer vragen over wat hij deed en waarom. De jongste wachtte op een dag zijn nichtje op bij haar school. Hij werd meegenomen en kaalgeschoren. Op een verjaardagsfeest bij vrienden pakte het regime mensen op. Zomaar. Mijn zoons waren daarbij. Ik zie hen nog zitten tussen anderen op de grond van een busje. Hun ogen zal ik nooit vergeten.’
Kerk Eerst zijn mijn zoons gevlucht. Na een brief van mijn oudste, waarin hij schreef dat hij een kerk had bezocht, kwam iemand van de overheid aan de deur en zei “Uw zoon is geen moslim meer.” “Hij heeft daar alleen gekeken”, zei ik, maar de man geloofde me niet. Ik wilde niet weg. Ik was 44 jaar en dan wil je in je eigen land oud worden. Maar mensen werden opgehangen, alleen omdat ze voor de Sjah hadden gewerkt. Daarom zijn mijn man, die politieman was, en ik in 1993 ook gevlucht. Het ging niet goed tussen ons. Na een paar jaar zijn we gescheiden.
Cabaret Taal is belangrijk als je hier moet wonen. Jammer genoeg vergeet ik meer nu ik ouder ben. Toch ga ik gewoon door en probeer meer te leren. Het maakt me blij als ik merk dat ik meer begrijp, van cabaret bijvoorbeeld. Daar ben ik gek op. Met Diny van Samenspraak kon ik veel lachen. We zagen elkaar eenmaal per week in het park of als het regende bij haar thuis. We proefden van alle verschillende soorten thee die ze had, praatten over de kruiden. Het was heerlijk. Ik mis haar.’ Op verzoek van de geïnterviewde is haar naam verzonnen.
‘Ik heb hier geleerd mijn mond open te doen’
14
15
Najat schenkt zoete Marokkaanse muntthee uit de zilverkleurige theepot in de glaasjes. Ze zet bordjes met hartige pannenkoekjes en dikke brokken koek op de salontafel. Hoe dat heet? Harsha, rgaif en bagrir. Nee, niet zelf gemaakt deze keer, gekocht bij een Marokkaanse bakker in de Javastraat.
Getrouwd Zij is geboren en opgegroeid in Tétouan, een stad aan de Noordkust van Marokko, niet ver onder Ceuta waar de punt van Marokko uitreikt naar Gibraltar, het piepkleine stukje Brits grondgebied dat vast zit aan Spanje. Haar vader is geboren in Melilla, net als Ceuta nog steeds een Spaanse enclave, en kwam via Nador in Tétouan terecht. Hij heeft een elektronicawinkel en een mooi huis van twee verdiepingen. Daar wonen Najats broers en één zus nog. Haar oudste broer zal 35 zijn, zijzelf is 31 en de enige die getrouwd is. ‘In Marokko is het moeilijk werk te vinden en een eigen huis en als je dat niet hebt dan kun je niet trouwen.’ Eén zus is wel getrouwd geweest, maar gescheiden. Zij heeft een eigen kapperszaak en verhuurt kleding voor bruiloften en feesten.
Visum Tien jaar geleden kwam Najat naar Amsterdam. ‘Het was nooit mijn droom om naar Europa te gaan, maar het is zo gekomen.’ De familie van haar man, die zich in 1991 in Nederland vestigde, woonde naast een aangetrouwde oom van Najat. ´In 1996 ben ik getrouwd en ik bleef nog een jaar daar, wachten op mijn visum.´ Een voorstelling van Europa had Najat niet zo. ´Mijn ouders gingen altijd naar Spanje, dan namen ze foto´s mee en video´s en ik dacht dat Nederland hetzelfde was. Toen ik hier kwam vond ik het leuk, maar ik miste mijn familie, ik voelde me alleen.´ En ze mist hen nog steeds.
‘Het was nooit mijn droom om naar Europa te gaan’ Nieuwsgierig
‘Nederlands kan ik goed schrijven en lezen. Soms probeer ik Nederlands te praten, maar mensen, Marokkanen op straat, lachen me uit en daarom durf ik niet te praten.´ Nederlanders staan wel meer open, vindt Najat. Als haar kinderen Oumaima (10) en Ashraf (4) ouder zijn, wil ze wel naar school, verder leren om te kunnen werken. Iets met kinderen misschien. Ze helpt nu op de peuterspeelzaal weleens met fruit snijden en andere dingen. ‘Ik vind het leuk om met kinderen om te gaan.’
Een gesprek tussen leeftijdsgenoten
‘Het is leuk om de verschillen te zien’ Dunya’s vader was winkelier. Haar vier broers wonen nog in Syrië. In 2002 kwam ze naar Nederland voor haar huwelijk. Ze heeft drie kinderen, dochter Navin (6) en zoons Rezgar (4) en Hejar (1). Navin is na de zomer naar groep 3 gegaan en Rezgar begon in groep 1. Maaike’s ouders werken beiden in het onderwijs. Zelf ging zij culturele antropologie studeren in Nijmegen. Sinds 2006 woont zij in Amsterdam. Ze werkt bij de gemeente Purmerend als beleidsmedewerker cultuur en welzijn.
Hoe zijn jullie bij Samenspraak terechtgekomen? Dunya Maaike? Maaike Je bent toch naar het wijkcentrum gegaan? Dunya Ja, mijn zoontje is klein en ik kan niet naar school. Maaike leert mij de taal. Maaike Ik woonde nog niet zo lang in Amsterdam en bij Albert Heijn zag ik op het prikbord een briefje hangen dat ze vrijwilligers zochten. Het leek me een leuke manier om mensen in de buurt te ontmoeten.
Wat doen jullie samen? Dunya Praten natuurlijk. Samen naar de bibliotheek en winkelen. Toch? En samen spreken over de kinderen, over het huiswerk voor Navin. Maaike … en over het portfolio. Dunya Voor het Nederlandse paspoort moet je vier toetsen maken en de laatste toets is het portfolio: bewijzen verzamelen, bij de bibliotheek, bij de huisarts, de tandarts, de school van mijn kind, de gemeente.
Wat voor bewijzen verzamel je? Dunya Of ik kan praten met de huisarts of niet, of ik kan praten met de school of niet… Maaike Voor de inburgering moet je vier examens doen, kennis van de Nederlandse samenleving, begrip van het Nederlands en een praktijkexamen. Daarvoor moet Dunya dertig bewijzen verzamelen dat zij meedoet in de Nederlandse samenleving. Wij hebben steeds gekeken, welke bewijzen heb je al en welke moet je nog doen. Dunya Nu heb ik ze opgestuurd en wacht ik… Maaike … op een gesprek.
Dunya Ali – 1981, Kamislo, Syrië & Maaike Sierhuis – 1981, Den Haag, Nederland
Najat Lamkaden – 1977, Tétouan, Marokko
Soms niet durven praten
14
15
Najat schenkt zoete Marokkaanse muntthee uit de zilverkleurige theepot in de glaasjes. Ze zet bordjes met hartige pannenkoekjes en dikke brokken koek op de salontafel. Hoe dat heet? Harsha, rgaif en bagrir. Nee, niet zelf gemaakt deze keer, gekocht bij een Marokkaanse bakker in de Javastraat.
Getrouwd Zij is geboren en opgegroeid in Tétouan, een stad aan de Noordkust van Marokko, niet ver onder Ceuta waar de punt van Marokko uitreikt naar Gibraltar, het piepkleine stukje Brits grondgebied dat vast zit aan Spanje. Haar vader is geboren in Melilla, net als Ceuta nog steeds een Spaanse enclave, en kwam via Nador in Tétouan terecht. Hij heeft een elektronicawinkel en een mooi huis van twee verdiepingen. Daar wonen Najats broers en één zus nog. Haar oudste broer zal 35 zijn, zijzelf is 31 en de enige die getrouwd is. ‘In Marokko is het moeilijk werk te vinden en een eigen huis en als je dat niet hebt dan kun je niet trouwen.’ Eén zus is wel getrouwd geweest, maar gescheiden. Zij heeft een eigen kapperszaak en verhuurt kleding voor bruiloften en feesten.
Visum Tien jaar geleden kwam Najat naar Amsterdam. ‘Het was nooit mijn droom om naar Europa te gaan, maar het is zo gekomen.’ De familie van haar man, die zich in 1991 in Nederland vestigde, woonde naast een aangetrouwde oom van Najat. ´In 1996 ben ik getrouwd en ik bleef nog een jaar daar, wachten op mijn visum.´ Een voorstelling van Europa had Najat niet zo. ´Mijn ouders gingen altijd naar Spanje, dan namen ze foto´s mee en video´s en ik dacht dat Nederland hetzelfde was. Toen ik hier kwam vond ik het leuk, maar ik miste mijn familie, ik voelde me alleen.´ En ze mist hen nog steeds.
‘Het was nooit mijn droom om naar Europa te gaan’ Nieuwsgierig
‘Nederlands kan ik goed schrijven en lezen. Soms probeer ik Nederlands te praten, maar mensen, Marokkanen op straat, lachen me uit en daarom durf ik niet te praten.´ Nederlanders staan wel meer open, vindt Najat. Als haar kinderen Oumaima (10) en Ashraf (4) ouder zijn, wil ze wel naar school, verder leren om te kunnen werken. Iets met kinderen misschien. Ze helpt nu op de peuterspeelzaal weleens met fruit snijden en andere dingen. ‘Ik vind het leuk om met kinderen om te gaan.’
Een gesprek tussen leeftijdsgenoten
‘Het is leuk om de verschillen te zien’ Dunya’s vader was winkelier. Haar vier broers wonen nog in Syrië. In 2002 kwam ze naar Nederland voor haar huwelijk. Ze heeft drie kinderen, dochter Navin (6) en zoons Rezgar (4) en Hejar (1). Navin is na de zomer naar groep 3 gegaan en Rezgar begon in groep 1. Maaike’s ouders werken beiden in het onderwijs. Zelf ging zij culturele antropologie studeren in Nijmegen. Sinds 2006 woont zij in Amsterdam. Ze werkt bij de gemeente Purmerend als beleidsmedewerker cultuur en welzijn.
Hoe zijn jullie bij Samenspraak terechtgekomen? Dunya Maaike? Maaike Je bent toch naar het wijkcentrum gegaan? Dunya Ja, mijn zoontje is klein en ik kan niet naar school. Maaike leert mij de taal. Maaike Ik woonde nog niet zo lang in Amsterdam en bij Albert Heijn zag ik op het prikbord een briefje hangen dat ze vrijwilligers zochten. Het leek me een leuke manier om mensen in de buurt te ontmoeten.
Wat doen jullie samen? Dunya Praten natuurlijk. Samen naar de bibliotheek en winkelen. Toch? En samen spreken over de kinderen, over het huiswerk voor Navin. Maaike … en over het portfolio. Dunya Voor het Nederlandse paspoort moet je vier toetsen maken en de laatste toets is het portfolio: bewijzen verzamelen, bij de bibliotheek, bij de huisarts, de tandarts, de school van mijn kind, de gemeente.
Wat voor bewijzen verzamel je? Dunya Of ik kan praten met de huisarts of niet, of ik kan praten met de school of niet… Maaike Voor de inburgering moet je vier examens doen, kennis van de Nederlandse samenleving, begrip van het Nederlands en een praktijkexamen. Daarvoor moet Dunya dertig bewijzen verzamelen dat zij meedoet in de Nederlandse samenleving. Wij hebben steeds gekeken, welke bewijzen heb je al en welke moet je nog doen. Dunya Nu heb ik ze opgestuurd en wacht ik… Maaike … op een gesprek.
Dunya Ali – 1981, Kamislo, Syrië & Maaike Sierhuis – 1981, Den Haag, Nederland
Najat Lamkaden – 1977, Tétouan, Marokko
Soms niet durven praten
16
17
Jullie zijn allebei 26 jaar maar hebben een heel ander leven. Hoe is dat?
Hoe verschillend is Nederland van Syrië?
Dunya We zijn in hetzelfde jaar geboren. Dat vind ik heel leuk. Ik kan nu niet meer zeggen dat Maaike voor Samenspraak met mij praat, ik voel haar als een vriendin. Maaike Ik vind dat wel heel gek om te zien. Jij hebt drie kinderen. Ik heb helemaal geen kinderen en ik woon ook niet in gezinsverband. Ik werk. Ik doe veel dingen met andere mensen, ga veel naar Nijmegen, naar Den Haag, naar andere plekken. Het is wel leuk om de verschillen te zien en dat je allebei gewoon een leuk leven hebt. Zij heeft die kinderen, een leuke man. Ik kan ook van haar leren.
Dunya Bijna alles is anders. Maaike Alles? Dunya Hier is het heel schoon, daar niet. Hier is het koud, daar niet. Als je hier naar de kassa in de supermarkt gaat, is het ‘eentje-eentje’, toch? Maar daar…. ze gebaart met haar ellebogen en lacht… Maaike Heb je geen rijen? Dunya Hmmm … hier is het beter, maar daar heb je familie.
‘Ik voel Maaike nu als een vriendin’ Wat leer je van Dunya? Maaike Hoe ze in Syrië dingen doen. Hoe het is om kinderen te hebben. Dat het zwaar kan zijn om drie kinderen te hebben. Dunya zegt altijd: ‘Oh, ik ben zo moe. Druk, druk, druk.’ Dunya Ja, héél moe. Maaike Je doet hier je schoenen uit. Dunya is heel attent en gastvrij. Ze maakt altijd lekkere dingen, iets wat ze zelf gekookt heeft. Soms krijg ik zelfs dingen mee naar huis. Dunya Zij werkt en gaat naar veel verschillende mensen en op vakantie, twee, drie keer per jaar, naar verschillende plekken. Dat is mooi. Maaike Snap je dingen beter omdat ik ze kan uitleggen, hoe we dingen doen in Nederland? Dunya Over alles kan ik met Maaike spreken, zoals over het huiswerk van Navin. Dat gaat over water bijvoorbeeld, water in het huis. Over de zomer… Maaike … over kerst, over verkeer, de straat. School kiest een thema en dan krijgen ze opdrachtjes, allerlei woorden die ermee te maken hebben. Bij water staat er dan emmer, spetteren… Dunya … een kraan… Maaike … een douche. Dan moeten ze de woorden gaan herkennen, meeklappen met de lettergrepen en tekeningen maken.
Maaike Ik vind het leuk dat Dunya heel vrijgevig is en ze is heel lief voor de kinderen. Grappig vind ik dat hier de tv altijd aanstaat. Zelf kijk ik bijna nooit tv. Dunya Als ze op de televisie praten, heb ik het gevoel dat er mensen in huis zijn. Maaike Halim, de man van Dunya, is er ook weleens bij. Dat portfolio hebben we met z’n drieën bekeken en toen Dunya haar toets ging maken, heb ik op de kinderen gepast. Het is leuk om te weten hoe andere mensen hun leven inrichten en ik kan er ook van leren. Ik heb een beter beeld nu.
‘Dunya is heel attent en gastvrij’ Is Dunya wel eens bij jou geweest? Maaike Ik heb haar uitgenodigd een keer pannenkoeken te komen eten. Laten we dat binnenkort eens doen. Toch, Dunya?
16
17
Jullie zijn allebei 26 jaar maar hebben een heel ander leven. Hoe is dat?
Hoe verschillend is Nederland van Syrië?
Dunya We zijn in hetzelfde jaar geboren. Dat vind ik heel leuk. Ik kan nu niet meer zeggen dat Maaike voor Samenspraak met mij praat, ik voel haar als een vriendin. Maaike Ik vind dat wel heel gek om te zien. Jij hebt drie kinderen. Ik heb helemaal geen kinderen en ik woon ook niet in gezinsverband. Ik werk. Ik doe veel dingen met andere mensen, ga veel naar Nijmegen, naar Den Haag, naar andere plekken. Het is wel leuk om de verschillen te zien en dat je allebei gewoon een leuk leven hebt. Zij heeft die kinderen, een leuke man. Ik kan ook van haar leren.
Dunya Bijna alles is anders. Maaike Alles? Dunya Hier is het heel schoon, daar niet. Hier is het koud, daar niet. Als je hier naar de kassa in de supermarkt gaat, is het ‘eentje-eentje’, toch? Maar daar…. ze gebaart met haar ellebogen en lacht… Maaike Heb je geen rijen? Dunya Hmmm … hier is het beter, maar daar heb je familie.
‘Ik voel Maaike nu als een vriendin’ Wat leer je van Dunya? Maaike Hoe ze in Syrië dingen doen. Hoe het is om kinderen te hebben. Dat het zwaar kan zijn om drie kinderen te hebben. Dunya zegt altijd: ‘Oh, ik ben zo moe. Druk, druk, druk.’ Dunya Ja, héél moe. Maaike Je doet hier je schoenen uit. Dunya is heel attent en gastvrij. Ze maakt altijd lekkere dingen, iets wat ze zelf gekookt heeft. Soms krijg ik zelfs dingen mee naar huis. Dunya Zij werkt en gaat naar veel verschillende mensen en op vakantie, twee, drie keer per jaar, naar verschillende plekken. Dat is mooi. Maaike Snap je dingen beter omdat ik ze kan uitleggen, hoe we dingen doen in Nederland? Dunya Over alles kan ik met Maaike spreken, zoals over het huiswerk van Navin. Dat gaat over water bijvoorbeeld, water in het huis. Over de zomer… Maaike … over kerst, over verkeer, de straat. School kiest een thema en dan krijgen ze opdrachtjes, allerlei woorden die ermee te maken hebben. Bij water staat er dan emmer, spetteren… Dunya … een kraan… Maaike … een douche. Dan moeten ze de woorden gaan herkennen, meeklappen met de lettergrepen en tekeningen maken.
Maaike Ik vind het leuk dat Dunya heel vrijgevig is en ze is heel lief voor de kinderen. Grappig vind ik dat hier de tv altijd aanstaat. Zelf kijk ik bijna nooit tv. Dunya Als ze op de televisie praten, heb ik het gevoel dat er mensen in huis zijn. Maaike Halim, de man van Dunya, is er ook weleens bij. Dat portfolio hebben we met z’n drieën bekeken en toen Dunya haar toets ging maken, heb ik op de kinderen gepast. Het is leuk om te weten hoe andere mensen hun leven inrichten en ik kan er ook van leren. Ik heb een beter beeld nu.
‘Dunya is heel attent en gastvrij’ Is Dunya wel eens bij jou geweest? Maaike Ik heb haar uitgenodigd een keer pannenkoeken te komen eten. Laten we dat binnenkort eens doen. Toch, Dunya?
Qassim Al Assadi – 1975, Al Amarah, Irak
18
19
‘Ik wil hier graag werken en studeren’
Een praatje
Toen in 1980 de oorlog tussen Irak en Iran uitbrak, was Qassim zes jaar. Zijn toenmalige woonplaats Al Amarah ligt in Zuid-Irak bij de grens met Iran. ‘Elke dag zag ik vliegtuigen over onze stad naar Iran gaan. Ik was heel bang. Soms kon ik de straat niet op. Iedereen was bang en we konden niets doen. We wisten niet of we naar school konden gaan of niet.’ Deze grote gebeurtenissen overschaduwden Qassims vreugde dat hij net naar de basisschool was gegaan. ‘Het was gezellig om spelletjes te doen met de andere leerlingen. En woorden leren en Arabisch leren schrijven was leuk, moeilijk maar heel leuk.’
Het eerste jaar na zijn asielperiode werkte Qassim bij een Irakese bakkerij. ‘Soms stond ik achter de kassa en verkocht brood. Dat vond ik heel erg leuk, want ik had zo mijn eerste contacten met Nederlanders.’ Zoals met een ouder echtpaar dat boven de bakkerij woonde. Hij groette ze elke dag of ze kwamen voor een praatje. ‘Daar heb ik een bijzondere herinnering aan. Op een dag vroeg ik de vrouw: Hoe is het met jullie? Ze zei: Mijn man is overleden. Oh, zei ik, hoe gaat het met hem? Ze werd heel boos. Later niet meer, ze wist wel dat ik niet zoveel woorden kende. Ze was een heel vriendelijke vrouw.’
Oorlog
Grote familie
Qassim kwam dan ook met een mooie cijferlijst van de basisschool. Zijn droom was geneeskunde te gaan studeren, maar hij haalde de hoge norm voor die studie niet. Het werd de studie landbouwtechniek, waarvan hij de richting mechanisatie - tegen zijn verwachting in - leuk ging vinden. ´Helaas kon ik alleen theorie doen en niet in de praktijk leren en werken. Door de oorlog van Amerika tegen Koeweit was de situatie in Irak heel slecht.’ Na zijn studie moest Qassim twee jaar het leger in en daarna liep hij tegen de hoge werkloosheid aan. Wie wilde werken moest zich aansluiten bij de Baath-partij. Als Sjiiet wilde en kon Qassim dat niet, zodat hij moeilijkheden kreeg. In 2001 vluchtte hij naar Nederland.
Qassims ouders zijn twee jaar geleden kort na elkaar overleden. Hij kon niet bij hun begrafenis zijn. Qassim groeide op met drie broers en vier zussen die ook toen ze getrouwd waren nog thuis bleven wonen. ‘In onze cultuur blijft iedereen thuis wonen zolang dat kan. Dat is heel gezellig, een grote familie, veel kinderen.’ De jongste van zijn zussen heeft net haar vierde kind gekregen. “Dat is wel veel”, zei ik laatst tegen haar door de telefoon. Daar is een andere sfeer, zegt ze, het is makkelijker met kinderen. Ik moet erover denken hoe ik dat aanpak. Ik ben begonnen met mijn studie en mijn vrouw studeert farmacie in Utrecht.´
Beetje rust ‘Ik vind het leven in Nederland heel goed. Toen ik hier kwam was het heel moeilijk. Ik kon alleen maar wachten, moest in het asielzoekerskamp blijven, mocht niet werken of studeren.’ Sinds Qassim een verblijfsvergunning heeft, is alles anders. Langzaam kwam een beetje rust in zijn leven. Via via ontmoette hij zijn vrouw, ook afkomstig uit Irak, met wie hij nu drie jaar getrouwd is. Na een inburgeringscursus en een taal- en schakelcursus aan de Hogeschool van Amsterdam, kon hij in september beginnen aan de opleiding werktuigbouwkunde. ‘Dat is mooi, het ligt dicht bij mijn vorige opleiding. Ik moet wel werk proberen te vinden. Dat is moeilijk, maar ik wil hier graag werken en studeren.’
‘In onze cultuur blijft iedereen thuis wonen, zolang dat kan. Dat is heel gezellig’ Een van Qassims broers woont ook in Nederland, in Osdorp. ‘Nederland is een mooi land met goede mensen, al is het voor islamitische mensen na 11 september wel moeilijker geworden.’
Qassim Al Assadi – 1975, Al Amarah, Irak
18
19
‘Ik wil hier graag werken en studeren’
Een praatje
Toen in 1980 de oorlog tussen Irak en Iran uitbrak, was Qassim zes jaar. Zijn toenmalige woonplaats Al Amarah ligt in Zuid-Irak bij de grens met Iran. ‘Elke dag zag ik vliegtuigen over onze stad naar Iran gaan. Ik was heel bang. Soms kon ik de straat niet op. Iedereen was bang en we konden niets doen. We wisten niet of we naar school konden gaan of niet.’ Deze grote gebeurtenissen overschaduwden Qassims vreugde dat hij net naar de basisschool was gegaan. ‘Het was gezellig om spelletjes te doen met de andere leerlingen. En woorden leren en Arabisch leren schrijven was leuk, moeilijk maar heel leuk.’
Het eerste jaar na zijn asielperiode werkte Qassim bij een Irakese bakkerij. ‘Soms stond ik achter de kassa en verkocht brood. Dat vond ik heel erg leuk, want ik had zo mijn eerste contacten met Nederlanders.’ Zoals met een ouder echtpaar dat boven de bakkerij woonde. Hij groette ze elke dag of ze kwamen voor een praatje. ‘Daar heb ik een bijzondere herinnering aan. Op een dag vroeg ik de vrouw: Hoe is het met jullie? Ze zei: Mijn man is overleden. Oh, zei ik, hoe gaat het met hem? Ze werd heel boos. Later niet meer, ze wist wel dat ik niet zoveel woorden kende. Ze was een heel vriendelijke vrouw.’
Oorlog
Grote familie
Qassim kwam dan ook met een mooie cijferlijst van de basisschool. Zijn droom was geneeskunde te gaan studeren, maar hij haalde de hoge norm voor die studie niet. Het werd de studie landbouwtechniek, waarvan hij de richting mechanisatie - tegen zijn verwachting in - leuk ging vinden. ´Helaas kon ik alleen theorie doen en niet in de praktijk leren en werken. Door de oorlog van Amerika tegen Koeweit was de situatie in Irak heel slecht.’ Na zijn studie moest Qassim twee jaar het leger in en daarna liep hij tegen de hoge werkloosheid aan. Wie wilde werken moest zich aansluiten bij de Baath-partij. Als Sjiiet wilde en kon Qassim dat niet, zodat hij moeilijkheden kreeg. In 2001 vluchtte hij naar Nederland.
Qassims ouders zijn twee jaar geleden kort na elkaar overleden. Hij kon niet bij hun begrafenis zijn. Qassim groeide op met drie broers en vier zussen die ook toen ze getrouwd waren nog thuis bleven wonen. ‘In onze cultuur blijft iedereen thuis wonen zolang dat kan. Dat is heel gezellig, een grote familie, veel kinderen.’ De jongste van zijn zussen heeft net haar vierde kind gekregen. “Dat is wel veel”, zei ik laatst tegen haar door de telefoon. Daar is een andere sfeer, zegt ze, het is makkelijker met kinderen. Ik moet erover denken hoe ik dat aanpak. Ik ben begonnen met mijn studie en mijn vrouw studeert farmacie in Utrecht.´
Beetje rust ‘Ik vind het leven in Nederland heel goed. Toen ik hier kwam was het heel moeilijk. Ik kon alleen maar wachten, moest in het asielzoekerskamp blijven, mocht niet werken of studeren.’ Sinds Qassim een verblijfsvergunning heeft, is alles anders. Langzaam kwam een beetje rust in zijn leven. Via via ontmoette hij zijn vrouw, ook afkomstig uit Irak, met wie hij nu drie jaar getrouwd is. Na een inburgeringscursus en een taal- en schakelcursus aan de Hogeschool van Amsterdam, kon hij in september beginnen aan de opleiding werktuigbouwkunde. ‘Dat is mooi, het ligt dicht bij mijn vorige opleiding. Ik moet wel werk proberen te vinden. Dat is moeilijk, maar ik wil hier graag werken en studeren.’
‘In onze cultuur blijft iedereen thuis wonen, zolang dat kan. Dat is heel gezellig’ Een van Qassims broers woont ook in Nederland, in Osdorp. ‘Nederland is een mooi land met goede mensen, al is het voor islamitische mensen na 11 september wel moeilijker geworden.’
20
21
Jolanta Borowska – 1972, Warschau, Polen
‘Taal is alles’ Haar zus is één jaar jonger. Haar moeder heeft een bloemenwinkel en haar vader een timmerbedrijf. In Polen was Jolanta Borowska psychiatrisch verpleegkundige. Hier werkt ze als verzorgende in een tehuis voor ouderen. Jolanta kwam naar Nederland voor de liefde. Ze woont samen met haar Egyptische partner, die ze leerde kennen toen hij zijn broer in Polen bezocht, en zijn zoon van vijftien. ‘Ik wist niet of het zou lukken, of ik zou blijven of niet.’
Wat heb je van je ouders meegekregen? ‘Ze zeiden: ik hou van je en wat jij in je hoofd hebt is van jou, onbetaalbaar. Ik mocht altijd bij hen komen voor morele of financiële steun. Tot mijn dertigste heb ik bij mijn ouders gewoond. Ik had geen behoefte aan een eigen woning en een klein kamertje was al erg duur. Dat jong de deur uitgaan, is echt Nederlands. Nu bel ik af en toe mijn moeder. “De perogi* zijn niet goed gelukt. Wat doe ik verkeerd?” Dan zegt ze: “Heb je er een beetje zout bij gedaan en het water moet lauw zijn en vergeet niet de eieren eerst uit de koelkast te halen!”
Hoe was je eerste tijd in Nederland? ‘Ik wist niet hoe het zou gaan met mijn partner. Daarom heb ik eerst drie jaar als krantenbezorger gewerkt. Daarna wilde ik, om in mijn vak te kunnen werken, de beroepstaal leren. Bij het ROC van Amsterdam zeiden ze dat ik een stageplek moest zoeken en bij de stageplek stuurden ze me terug naar school om te leren. Zo was ik een half jaar als een pingpongballetje. Ik werd helemaal zenuwachtig en gespannen. Toen heb ik gedacht: wat komt dat komt, klaar.’
Hoe is het nu met je Nederlands? ‘Taal is alles. Er zijn situaties dat mijn maag meteen in een kramp zit. Bijvoorbeeld als iets is gebeurd met een bewoner op de afdeling en ik dat aan de familie moet vertellen, of als mensen niet willen begrijpen wat ik bedoel. Ik wil grammaticaal goed praten, maar als ik over de volgorde begin na te denken, gaat het mis. Sinds ik bij Tabitha werk gaat het beter, sneller, al is mijn Nederlands nog niet wat ik wil laten zien.’
* perogi = deeggerecht, vergelijkbaar met ravioli, maar groter en in de vorm van een halvemaan
Wat betekent Samenspraak voor je? ‘Gert, de eerste persoon waar ik mee sprak, was een richtingaanwijzer. Ik kon hem alles vragen. Over Nederland, in welke kranten ik moest kijken voor werk en later over mijn eerste loonstrook. Als je hier komt, ben je als een kind dat zijn eerste voetstappen zet. Je hebt veel aandacht nodig en een goed luisterend oor.’
‘Ik wil goed praten, maar als ik over de volgorde begin na te denken, gaat het mis’ Hoe gaat het met andere contacten? ‘Je hebt goede mensen met wie je over alles kunt praten, die het leuk vinden dat ik Poolse ben, anderen geven me zo’n blik van ‘ik ben beter dan jij´ en af en toe ´ik heb liever dat je hier niet bent.’ Door mijn hond Hosch (een grote, goeiige Bordeaux dog) ken ik veel mensen in de buurt. Met al die culturen is het wel een beetje gevaarlijk. Wie vind de hond leuk, wie niet. Laatst waren er twee Marokkaanse jongens die hem wilden aaien en later Surinaamse vrouwen met kinderen die schreeuwden ´de hond is vies´ en wegrenden.’
Denk je wel eens ‘was ik maar in Polen gebleven?’ ‘Mijn leven is nu hier. Mijn moeder moest altijd lachen om mijn zus en mij, wij voelden ons overal goed, konden altijd vrienden vinden. Naar Polen ga ik voor twee of drie weken vakantie. Daar is het intussen ook veranderd. Hier heb ik een familie. In Amsterdam heb je al die culturen, het is soms moeilijk maar ook een beetje meer open en vrij.’
20
21
Jolanta Borowska – 1972, Warschau, Polen
‘Taal is alles’ Haar zus is één jaar jonger. Haar moeder heeft een bloemenwinkel en haar vader een timmerbedrijf. In Polen was Jolanta Borowska psychiatrisch verpleegkundige. Hier werkt ze als verzorgende in een tehuis voor ouderen. Jolanta kwam naar Nederland voor de liefde. Ze woont samen met haar Egyptische partner, die ze leerde kennen toen hij zijn broer in Polen bezocht, en zijn zoon van vijftien. ‘Ik wist niet of het zou lukken, of ik zou blijven of niet.’
Wat heb je van je ouders meegekregen? ‘Ze zeiden: ik hou van je en wat jij in je hoofd hebt is van jou, onbetaalbaar. Ik mocht altijd bij hen komen voor morele of financiële steun. Tot mijn dertigste heb ik bij mijn ouders gewoond. Ik had geen behoefte aan een eigen woning en een klein kamertje was al erg duur. Dat jong de deur uitgaan, is echt Nederlands. Nu bel ik af en toe mijn moeder. “De perogi* zijn niet goed gelukt. Wat doe ik verkeerd?” Dan zegt ze: “Heb je er een beetje zout bij gedaan en het water moet lauw zijn en vergeet niet de eieren eerst uit de koelkast te halen!”
Hoe was je eerste tijd in Nederland? ‘Ik wist niet hoe het zou gaan met mijn partner. Daarom heb ik eerst drie jaar als krantenbezorger gewerkt. Daarna wilde ik, om in mijn vak te kunnen werken, de beroepstaal leren. Bij het ROC van Amsterdam zeiden ze dat ik een stageplek moest zoeken en bij de stageplek stuurden ze me terug naar school om te leren. Zo was ik een half jaar als een pingpongballetje. Ik werd helemaal zenuwachtig en gespannen. Toen heb ik gedacht: wat komt dat komt, klaar.’
Hoe is het nu met je Nederlands? ‘Taal is alles. Er zijn situaties dat mijn maag meteen in een kramp zit. Bijvoorbeeld als iets is gebeurd met een bewoner op de afdeling en ik dat aan de familie moet vertellen, of als mensen niet willen begrijpen wat ik bedoel. Ik wil grammaticaal goed praten, maar als ik over de volgorde begin na te denken, gaat het mis. Sinds ik bij Tabitha werk gaat het beter, sneller, al is mijn Nederlands nog niet wat ik wil laten zien.’
* perogi = deeggerecht, vergelijkbaar met ravioli, maar groter en in de vorm van een halvemaan
Wat betekent Samenspraak voor je? ‘Gert, de eerste persoon waar ik mee sprak, was een richtingaanwijzer. Ik kon hem alles vragen. Over Nederland, in welke kranten ik moest kijken voor werk en later over mijn eerste loonstrook. Als je hier komt, ben je als een kind dat zijn eerste voetstappen zet. Je hebt veel aandacht nodig en een goed luisterend oor.’
‘Ik wil goed praten, maar als ik over de volgorde begin na te denken, gaat het mis’ Hoe gaat het met andere contacten? ‘Je hebt goede mensen met wie je over alles kunt praten, die het leuk vinden dat ik Poolse ben, anderen geven me zo’n blik van ‘ik ben beter dan jij´ en af en toe ´ik heb liever dat je hier niet bent.’ Door mijn hond Hosch (een grote, goeiige Bordeaux dog) ken ik veel mensen in de buurt. Met al die culturen is het wel een beetje gevaarlijk. Wie vind de hond leuk, wie niet. Laatst waren er twee Marokkaanse jongens die hem wilden aaien en later Surinaamse vrouwen met kinderen die schreeuwden ´de hond is vies´ en wegrenden.’
Denk je wel eens ‘was ik maar in Polen gebleven?’ ‘Mijn leven is nu hier. Mijn moeder moest altijd lachen om mijn zus en mij, wij voelden ons overal goed, konden altijd vrienden vinden. Naar Polen ga ik voor twee of drie weken vakantie. Daar is het intussen ook veranderd. Hier heb ik een familie. In Amsterdam heb je al die culturen, het is soms moeilijk maar ook een beetje meer open en vrij.’
22
23
Rusmee Sinpho – 1948, Ubon, Thailand
‘Ik blijf hier voor mijn zoon’ Met het Engels voelt Rusmee zich veel vertrouwder dan met Nederlands. Elke week oefent ze met Hennie van Samenspraak. ‘Dan doen we één bladzijde in een uur. Hij praat langzaam en we herhalen en herhalen…maar ik kan de woorden niet onthouden. Als iemand iets tegen me zegt, begrijp ik het Nederlands, maar ik kan niets terug zeggen.’
Koning van Thailand Hoe ver en anders is de wereld waarin Rusmee opgroeide. Ze komt uit een grote familie, zoals toen gewoon was. Haar vader was onderwijzer. Aan de muur hangt een foto waarop hij knielt voor de koning van Thailand die hem het diploma overhandigt. Rusmee heeft zeven broers, van wie er intussen al drie zijn overleden, en twee zussen. Al die tien kinderen laten leren? Dat ging niet. Haar vader verdiende niet genoeg om de studie van de oudste kinderen te bekostigen. Rusmee was nummer vier en na acht jaar school was het afgelopen voor haar. Daarna hielp ze in het huishouden tot ze trouwde.
Naar de put ‘We leefden in één kamer met de hele familie, deelden alles. De een deed dit, de ander dat, helpen met koken, schoonmaken, boodschappen doen, voor de kleintjes zorgen. Wassen deden we met de hand. Voor het drinkwater moest je verderop in de straat naar de put gaan. In Thailand gaan we twee keer per dag naar de markt om alles vers te halen. Ik deed de boodschappen. Het was zwaar, maar we waren jong en dan denk je niet zoveel na.’ Terwijl Rusmee droomde van een mooi huis, een goede baan en live in peace, had de werkelijkheid haar ingehaald.
Legerbasis Zou het zo zijn dat voor de goede mensen geen geluk is weggelegd?, vraagt Rusmee zich af. Haar eerste man verliet zij na zes maanden. Ze was zwanger en ze ging weer bij haar moeder wonen. Ze werkte op een Amerikaanse legerbasis, terwijl haar moeder voor haar dochter zorgde. Met haar tweede
man, met wie ze een zoon kreeg, was het altijd ruzie. Het was zo erg, dat ze op den duur als enige oplossing zag Thailand te verlaten. ‘Ik wilde weg van de problemen, een nieuw leven beginnen.’ Haar kinderen liet ze bij haar zus. Eigenlijk wilde ze naar haar andere zus in Amerika, maar ze kreeg geen visum en Duitsland, waar een vriendin van haar woonde, lukte ook niet. Toen werd het Nederland.
‘Ik wilde weg van de problemen, een nieuw leven beginnen’ Afhaalrestaurant ‘Hier ontmoette ik een Nederlandse man die zei: “Ik kan je helpen”. Samen zijn we naar Thailand gegaan om mijn zoon te halen die toen zeven jaar was.’ Haar dochter bleef bij haar zus wonen. Rusmee begon een Thais afhaalrestaurant in Amsterdam-West. Ze kookte niet alleen, maar deed alles wat nodig was om de zaak draaiende te houden. Tien jaar lang. Na afloop van de lange werkdagen was het ook met deze man weer ruzie, niets dan ruzie. Tot het moment dat ze dat niet meer wilde. Na de scheiding heeft hij haar zaak te gronde gericht, zegt ze.
Thaise kruiden Nu leeft ze met haar zoon op twee verdiepingen in een huis in Oost. Ze bezoekt oude mensen die ze kent, gaat naar de markt (‘als het mooi weer is’) en naar de Thai Shop in de Koningsstraat voor echte Thaise kruiden, medicijnen, groenten en fruit. Wat ook mooi is: met vriendinnen koken en samen eten. Soms kan ze niet slapen van al de problemen in haar hoofd. ‘Dan denk ik: waarom kwam ik hier, ik wilde rust, maar ik heb alleen meer problemen gekregen. Dan heb ik het gevoel weer te willen vluchten, maar ik blijf hier voor mijn zoon. Als ik wegga, heeft hij geen familie meer.’
22
23
Rusmee Sinpho – 1948, Ubon, Thailand
‘Ik blijf hier voor mijn zoon’ Met het Engels voelt Rusmee zich veel vertrouwder dan met Nederlands. Elke week oefent ze met Hennie van Samenspraak. ‘Dan doen we één bladzijde in een uur. Hij praat langzaam en we herhalen en herhalen…maar ik kan de woorden niet onthouden. Als iemand iets tegen me zegt, begrijp ik het Nederlands, maar ik kan niets terug zeggen.’
Koning van Thailand Hoe ver en anders is de wereld waarin Rusmee opgroeide. Ze komt uit een grote familie, zoals toen gewoon was. Haar vader was onderwijzer. Aan de muur hangt een foto waarop hij knielt voor de koning van Thailand die hem het diploma overhandigt. Rusmee heeft zeven broers, van wie er intussen al drie zijn overleden, en twee zussen. Al die tien kinderen laten leren? Dat ging niet. Haar vader verdiende niet genoeg om de studie van de oudste kinderen te bekostigen. Rusmee was nummer vier en na acht jaar school was het afgelopen voor haar. Daarna hielp ze in het huishouden tot ze trouwde.
Naar de put ‘We leefden in één kamer met de hele familie, deelden alles. De een deed dit, de ander dat, helpen met koken, schoonmaken, boodschappen doen, voor de kleintjes zorgen. Wassen deden we met de hand. Voor het drinkwater moest je verderop in de straat naar de put gaan. In Thailand gaan we twee keer per dag naar de markt om alles vers te halen. Ik deed de boodschappen. Het was zwaar, maar we waren jong en dan denk je niet zoveel na.’ Terwijl Rusmee droomde van een mooi huis, een goede baan en live in peace, had de werkelijkheid haar ingehaald.
Legerbasis Zou het zo zijn dat voor de goede mensen geen geluk is weggelegd?, vraagt Rusmee zich af. Haar eerste man verliet zij na zes maanden. Ze was zwanger en ze ging weer bij haar moeder wonen. Ze werkte op een Amerikaanse legerbasis, terwijl haar moeder voor haar dochter zorgde. Met haar tweede
man, met wie ze een zoon kreeg, was het altijd ruzie. Het was zo erg, dat ze op den duur als enige oplossing zag Thailand te verlaten. ‘Ik wilde weg van de problemen, een nieuw leven beginnen.’ Haar kinderen liet ze bij haar zus. Eigenlijk wilde ze naar haar andere zus in Amerika, maar ze kreeg geen visum en Duitsland, waar een vriendin van haar woonde, lukte ook niet. Toen werd het Nederland.
‘Ik wilde weg van de problemen, een nieuw leven beginnen’ Afhaalrestaurant ‘Hier ontmoette ik een Nederlandse man die zei: “Ik kan je helpen”. Samen zijn we naar Thailand gegaan om mijn zoon te halen die toen zeven jaar was.’ Haar dochter bleef bij haar zus wonen. Rusmee begon een Thais afhaalrestaurant in Amsterdam-West. Ze kookte niet alleen, maar deed alles wat nodig was om de zaak draaiende te houden. Tien jaar lang. Na afloop van de lange werkdagen was het ook met deze man weer ruzie, niets dan ruzie. Tot het moment dat ze dat niet meer wilde. Na de scheiding heeft hij haar zaak te gronde gericht, zegt ze.
Thaise kruiden Nu leeft ze met haar zoon op twee verdiepingen in een huis in Oost. Ze bezoekt oude mensen die ze kent, gaat naar de markt (‘als het mooi weer is’) en naar de Thai Shop in de Koningsstraat voor echte Thaise kruiden, medicijnen, groenten en fruit. Wat ook mooi is: met vriendinnen koken en samen eten. Soms kan ze niet slapen van al de problemen in haar hoofd. ‘Dan denk ik: waarom kwam ik hier, ik wilde rust, maar ik heb alleen meer problemen gekregen. Dan heb ik het gevoel weer te willen vluchten, maar ik blijf hier voor mijn zoon. Als ik wegga, heeft hij geen familie meer.’
24
25
Paige Shipman – 1971, Columbus Ohio, Verenigde Staten
‘Ik was zo blij een bekende te zien’ ‘Met mijn werk, mijn kinderen, tweemaal in de week taalles én huiswerk is mijn leven heel vol, maar het is de moeite waard. Mijn man heeft een postdoctorale opleiding gedaan in Jena, een kleine stad in voormalig Oost-Duitsland. Dat was een bijzondere ervaring. Toch dachten we daarna: nu gaan we een gezin hebben in Amerika. Een jaar later kreeg hij hier werk als universitair docent. Zo’n baan is niet makkelijk te vinden, dus we waren echt gelukkig. Het was wel een moeilijke beslissing, maar we wisten dat Europa kinderen een beter leven geeft. Je hebt tijd voor je gezin. Als je in Amerika een contract voor veertig uur hebt, wordt van je verwacht dat je meer tijd geeft. En maar twee weken vakantie per jaar is normaal. Daar is het onmogelijk géén auto te hebben. Hier kan mijn dochter op de fiets naar school.
Vriendelijker Toen we net in Amsterdam waren, sprak mijn dochter Engels tegen de andere kinderen in de peuterspeelzaal. Ze begreep niet dat ze niet begrepen werd. Dat was een beetje moeilijk voor haar. Toen ze naar school ging, kon ze veel rustiger wennen aan de taal. Ze spreekt het Nederlands nu vloeiend. Sinds mijn zoon op de crèche zit, spreekt hij ook een beetje Nederlands. Dat is zo lief om te horen. De eerste reden om Nederlands te leren was dat ik met de vriendjes van mijn kinderen wil kunnen praten. Bovendien kun je zelf geen goede Nederlandse vrienden maken als je geen Nederlands spreekt. Nu ik de taal beter spreek, voel ik dat mijn buren een beetje vriendelijker zijn. Ze realiseren zich dat we van plan zijn te blijven.
Betondorp Het eerste jaar was Samenspraak erg goed voor mij. Mijn Samenspraakpartner Hans was blij met mij te praten over Amerika en Europa en bij onze eerste afspraak zei hij dat hij Nederlands met een Engels accent heel mooi vond om te horen. Dat voelde goed. Hans woont in de wijk. Dat is een belangrijk aspect. Hij is opgegroeid in de Watergraafsmeer. Vanaf zijn tiende heeft hij in Betondorp gewoond en hij weet veel over de buurt en over Amsterdam. Het is leuk hem op straat tegen te komen. Ik zag hem op Koninginnedag en ik was zo blij een bekende te zien. Dat geeft me het gevoel dat ik thuis ben. Hans was dat eerste jaar een verbinding. Ik kon hem alle vragen stellen, open zijn, alles vragen over Nederland.
De afrekening Soms heb ik het gevoel dat ik nooit Nederlands kan leren. Laatst waren we bij een restaurant en aan het einde van de avond zei ik tegen de ober: ‘ik wil de afrekening’. Hij vond dat ik het niet goed zei. Dat begrijp ik dan niet, je zegt toch ‘ik wil afrekenen’, waarom is het dan niet ‘de afrekening’? Gelukkig kwam de kok er even bij, een aardige vrouw. Wat ik zei was volgens haar helemaal niet zo gek. Als ik een andere taal spreek, klink ik dom en het is soms zo vermoeiend.
‘Ik kon open zijn, alles vragen over Nederland’
Energie Nu ik meer ervaring heb met de verschillen ben ik een klein beetje meer trots op sommige dingen in Amerika. Daar maakt leeftijd bij een sollicitatie niet uit, je hoeft je geboortedatum niet op je cv te zetten. Het is heel normaal om twee of drie heel verschillende banen in je leven te hebben. Amerikanen hebben veel energie, ze vechten harder voor dingen die ze belangrijk vinden. Ik las bijvoorbeeld dat in Amsterdam bijna geen allochtonen in besturen zitten. In Amerika komen mensen bij dat soort problemen in beweging om iets te veranderen. De Amerikaanse maatschappij is niet zo rustig, maar het kan goede gevolgen hebben.’
24
25
Paige Shipman – 1971, Columbus Ohio, Verenigde Staten
‘Ik was zo blij een bekende te zien’ ‘Met mijn werk, mijn kinderen, tweemaal in de week taalles én huiswerk is mijn leven heel vol, maar het is de moeite waard. Mijn man heeft een postdoctorale opleiding gedaan in Jena, een kleine stad in voormalig Oost-Duitsland. Dat was een bijzondere ervaring. Toch dachten we daarna: nu gaan we een gezin hebben in Amerika. Een jaar later kreeg hij hier werk als universitair docent. Zo’n baan is niet makkelijk te vinden, dus we waren echt gelukkig. Het was wel een moeilijke beslissing, maar we wisten dat Europa kinderen een beter leven geeft. Je hebt tijd voor je gezin. Als je in Amerika een contract voor veertig uur hebt, wordt van je verwacht dat je meer tijd geeft. En maar twee weken vakantie per jaar is normaal. Daar is het onmogelijk géén auto te hebben. Hier kan mijn dochter op de fiets naar school.
Vriendelijker Toen we net in Amsterdam waren, sprak mijn dochter Engels tegen de andere kinderen in de peuterspeelzaal. Ze begreep niet dat ze niet begrepen werd. Dat was een beetje moeilijk voor haar. Toen ze naar school ging, kon ze veel rustiger wennen aan de taal. Ze spreekt het Nederlands nu vloeiend. Sinds mijn zoon op de crèche zit, spreekt hij ook een beetje Nederlands. Dat is zo lief om te horen. De eerste reden om Nederlands te leren was dat ik met de vriendjes van mijn kinderen wil kunnen praten. Bovendien kun je zelf geen goede Nederlandse vrienden maken als je geen Nederlands spreekt. Nu ik de taal beter spreek, voel ik dat mijn buren een beetje vriendelijker zijn. Ze realiseren zich dat we van plan zijn te blijven.
Betondorp Het eerste jaar was Samenspraak erg goed voor mij. Mijn Samenspraakpartner Hans was blij met mij te praten over Amerika en Europa en bij onze eerste afspraak zei hij dat hij Nederlands met een Engels accent heel mooi vond om te horen. Dat voelde goed. Hans woont in de wijk. Dat is een belangrijk aspect. Hij is opgegroeid in de Watergraafsmeer. Vanaf zijn tiende heeft hij in Betondorp gewoond en hij weet veel over de buurt en over Amsterdam. Het is leuk hem op straat tegen te komen. Ik zag hem op Koninginnedag en ik was zo blij een bekende te zien. Dat geeft me het gevoel dat ik thuis ben. Hans was dat eerste jaar een verbinding. Ik kon hem alle vragen stellen, open zijn, alles vragen over Nederland.
De afrekening Soms heb ik het gevoel dat ik nooit Nederlands kan leren. Laatst waren we bij een restaurant en aan het einde van de avond zei ik tegen de ober: ‘ik wil de afrekening’. Hij vond dat ik het niet goed zei. Dat begrijp ik dan niet, je zegt toch ‘ik wil afrekenen’, waarom is het dan niet ‘de afrekening’? Gelukkig kwam de kok er even bij, een aardige vrouw. Wat ik zei was volgens haar helemaal niet zo gek. Als ik een andere taal spreek, klink ik dom en het is soms zo vermoeiend.
‘Ik kon open zijn, alles vragen over Nederland’
Energie Nu ik meer ervaring heb met de verschillen ben ik een klein beetje meer trots op sommige dingen in Amerika. Daar maakt leeftijd bij een sollicitatie niet uit, je hoeft je geboortedatum niet op je cv te zetten. Het is heel normaal om twee of drie heel verschillende banen in je leven te hebben. Amerikanen hebben veel energie, ze vechten harder voor dingen die ze belangrijk vinden. Ik las bijvoorbeeld dat in Amsterdam bijna geen allochtonen in besturen zitten. In Amerika komen mensen bij dat soort problemen in beweging om iets te veranderen. De Amerikaanse maatschappij is niet zo rustig, maar het kan goede gevolgen hebben.’
26
27
Fred Pauli – 1943, Amsterdam, Nederland
Dat inconsequente Nederlands! Op zijn zestigste stopte Fred Pauli met zijn werk als docent scheikunde. Toen het onderwijs aan een volgende ronde vernieuwingen begon, vond hij het mooi geweest. ´De volgende verandering is voor de volgende generatie, vind ik. Ik schafte me een moestuin aan, maar ik wilde ook onder de mensen blijven komen.´ In de sociale kaart, het overzicht van welzijnsinstellingen, van Amsterdam vond hij Samenspraak.
Waar kwam je belangstelling voor scheikunde vandaan? ‘Ik ben altijd een lui mirakel geweest en zat vliegtuigjes te vouwen tot en met de zesde klas. Alles kwam me aanwaaien, behalve de oude talen. Ik accepteerde met gemak enen en tweeën op dat gebied, als ik maar de beste was in wiskunde en later scheikunde. De rest spreekt voor zich. Het een vloeide voort uit het ander.’
Waarom werd je docent, terwijl je dat niet wilde?
‘Ik ben geboren en getogen in Amsterdam, in de Rivierenbuurt. Ik was een nakomertje, had drie zussen van wie de jongste acht jaar ouder was dan ik. Vier moeders had ik dus. Ik werd erg vertroeteld. Mijn broer was veertien toen ik geboren werd. Dat is een groot verschil. Als ik denk aan de rangschikking bij de maaltijd zie ik mijn ouders, mijzelf, mijn zussen en later de vrijers van mijn zussen, maar mijn broer is daar nooit bij. Ik kom uit een echte onderwijsfamilie. Mijn vader was hoofd der school en ook mijn zussen zaten in het onderwijs. Daarom was ik stellig van plan niet die kant op te gaan.’
‘Ik ontmoette Tineke, we kregen een huis, er kwam een kind. In die tijd was het vanzelfsprekend dat ik de kostwinner werd. Bedrijfsleven en universiteit zaten niet om mij te springen, dus dan in hemelsnaam maar het onderwijs. De eerst sollicitatie was meteen raak. Ik heb de rector nog gevraagd of het wel verstandig was mij aan te nemen, zonder didactische achtergrond. Als student had ik in een jeugdhonk gewerkt met de asfaltjeugd van de Albert Cuyp. Dat vonden ze wel aardig. Ik heb me als taak gesteld om het onderwijs leuk te vinden en dat is me gelukt. Ik werkte op een leuke school en ben er niet meer weggekomen.´
Hoe zag je jeugd in de Rivierenbuurt eruit?
Wat maakt Samenspraak interessant voor jou?
‘We woonden aan de rand van de stad. Achter het De Mirandabad had je een stuk braakliggend terrein, een moerassig gebiedje tegen Zorgvlied aan, waar je voortreffelijk kon spelen. Daar kon je me altijd vinden met mijn vriendje. Wij woonden in huizen van de hervormde woningbouwvereniging Patrimonium. Het blok tegenover ons was van het Oosten, van de katholieken. Door de straat liep een onzichtbare muur. Je ging niet met elkaar om.’
‘Ik vind het wel geestig. Nederlands is een idiote taal, met alle inconsequenties en zoveel uitzonderingen op de regels. Ik heb te doen met die arme lui die het moeten leren. Het is leuk met mensen te praten. Je komt bij ze over de vloer, wordt een keer uitgenodigd voor het eten. Mensen zijn je dankbaar en het genoegen is wederzijds. Je doet iets waarvan je denkt dat het nuttig is voor anderen en dat is bevredigend.’
Wat heb je voor achtergrond?
Had dat geloof verder nog gevolgen? ‘We waren stadsgereformeerden en niet zo streng. Toch was alles zeer gestructureerd. We gingen tweemaal in de week naar de kerk, stemden ARP, lazen Trouw en ik zat op het gereformeerd gymnasium. Je liep een gebaand pad, leefde ingekapseld. Daar hou je een tik van over. Mijn vrouw Tineke heeft me opgevoed. Het spijt me weleens dat de turbulente jaren ’60 me volledig zijn ontgaan, de bezetting van het Maagdenhuis bijvoorbeeld. Ik heb veel gemist.’
‘Door de straat liep een onzichtbare muur. Je ging niet met elkaar om’
26
27
Fred Pauli – 1943, Amsterdam, Nederland
Dat inconsequente Nederlands! Op zijn zestigste stopte Fred Pauli met zijn werk als docent scheikunde. Toen het onderwijs aan een volgende ronde vernieuwingen begon, vond hij het mooi geweest. ´De volgende verandering is voor de volgende generatie, vind ik. Ik schafte me een moestuin aan, maar ik wilde ook onder de mensen blijven komen.´ In de sociale kaart, het overzicht van welzijnsinstellingen, van Amsterdam vond hij Samenspraak.
Waar kwam je belangstelling voor scheikunde vandaan? ‘Ik ben altijd een lui mirakel geweest en zat vliegtuigjes te vouwen tot en met de zesde klas. Alles kwam me aanwaaien, behalve de oude talen. Ik accepteerde met gemak enen en tweeën op dat gebied, als ik maar de beste was in wiskunde en later scheikunde. De rest spreekt voor zich. Het een vloeide voort uit het ander.’
Waarom werd je docent, terwijl je dat niet wilde?
‘Ik ben geboren en getogen in Amsterdam, in de Rivierenbuurt. Ik was een nakomertje, had drie zussen van wie de jongste acht jaar ouder was dan ik. Vier moeders had ik dus. Ik werd erg vertroeteld. Mijn broer was veertien toen ik geboren werd. Dat is een groot verschil. Als ik denk aan de rangschikking bij de maaltijd zie ik mijn ouders, mijzelf, mijn zussen en later de vrijers van mijn zussen, maar mijn broer is daar nooit bij. Ik kom uit een echte onderwijsfamilie. Mijn vader was hoofd der school en ook mijn zussen zaten in het onderwijs. Daarom was ik stellig van plan niet die kant op te gaan.’
‘Ik ontmoette Tineke, we kregen een huis, er kwam een kind. In die tijd was het vanzelfsprekend dat ik de kostwinner werd. Bedrijfsleven en universiteit zaten niet om mij te springen, dus dan in hemelsnaam maar het onderwijs. De eerst sollicitatie was meteen raak. Ik heb de rector nog gevraagd of het wel verstandig was mij aan te nemen, zonder didactische achtergrond. Als student had ik in een jeugdhonk gewerkt met de asfaltjeugd van de Albert Cuyp. Dat vonden ze wel aardig. Ik heb me als taak gesteld om het onderwijs leuk te vinden en dat is me gelukt. Ik werkte op een leuke school en ben er niet meer weggekomen.´
Hoe zag je jeugd in de Rivierenbuurt eruit?
Wat maakt Samenspraak interessant voor jou?
‘We woonden aan de rand van de stad. Achter het De Mirandabad had je een stuk braakliggend terrein, een moerassig gebiedje tegen Zorgvlied aan, waar je voortreffelijk kon spelen. Daar kon je me altijd vinden met mijn vriendje. Wij woonden in huizen van de hervormde woningbouwvereniging Patrimonium. Het blok tegenover ons was van het Oosten, van de katholieken. Door de straat liep een onzichtbare muur. Je ging niet met elkaar om.’
‘Ik vind het wel geestig. Nederlands is een idiote taal, met alle inconsequenties en zoveel uitzonderingen op de regels. Ik heb te doen met die arme lui die het moeten leren. Het is leuk met mensen te praten. Je komt bij ze over de vloer, wordt een keer uitgenodigd voor het eten. Mensen zijn je dankbaar en het genoegen is wederzijds. Je doet iets waarvan je denkt dat het nuttig is voor anderen en dat is bevredigend.’
Wat heb je voor achtergrond?
Had dat geloof verder nog gevolgen? ‘We waren stadsgereformeerden en niet zo streng. Toch was alles zeer gestructureerd. We gingen tweemaal in de week naar de kerk, stemden ARP, lazen Trouw en ik zat op het gereformeerd gymnasium. Je liep een gebaand pad, leefde ingekapseld. Daar hou je een tik van over. Mijn vrouw Tineke heeft me opgevoed. Het spijt me weleens dat de turbulente jaren ’60 me volledig zijn ontgaan, de bezetting van het Maagdenhuis bijvoorbeeld. Ik heb veel gemist.’
‘Door de straat liep een onzichtbare muur. Je ging niet met elkaar om’
28
29
Vijf jaar Samenspraak Oost/Watergraafsmeer
Ook een beetje leren samenleven Samenspraak begon als deelproject van de vrijwilligersorganisatie Gilde Samenspraak Centrum. Oudere Amsterdammers gingen nieuwkomers helpen met de taal. Dat sloeg aan. Omdat Samenspraak groeide en mensen soms veel reistijd kwijt waren om elkaar te ontmoeten, ontstond het idee voor buurtgerichte varianten. Een van de eerste was Samenspraak Oost/ Watergraafsmeer. Anne-Marie Dierick was er vanaf het begin bij. ‘Bij ons kunnen ook jongere vrijwilligers meedoen’, vertelt Anne-Marie. ‘Al hebben we, opvallend genoeg, wel jonge werkende vrouwen, maar geen jongere mannen in ons bestand.’ Bij het koppelen van mensen, zegt ze, speelt vooral gevoel een rol. ‘We gaan uit van de wensen van de Nederlandstalige vrijwilliger. Wil die een hoogopgeleide gesprekspartner of juist iemand die analfabeet is? Welk land van herkomst heeft de voorkeur? Al is het niet de bedoeling dat een vrijwilliger bijvoorbeeld een Zuid-Amerikaan vraagt om zelf Spaans te kunnen leren. Doel van de ontmoetingen is echt dat de anderstalige beter Nederlands leert spreken.’
Hele maaltijden Als je met elkaar praat, gaat het vroeg of laat over gewoontes, zo subtiel soms, dat een nieuwkomer die niet te horen krijgt. ‘Zo gebeurt dat gewoon.’ Anne-Marie weet dat uit eigen ervaring. ‘Ik groeide op in een dorp in Zeeuws-Vlaanderen en kwam naar Amsterdam om scheikunde te studeren. Ik stortte me in het studentenleven, ontmoette mijn man, kreeg een kind. Bij mijn Amsterdamse schoonfamilie werd voor een verjaardag nooit iemand uitgenodigd. Je kwam gewoon. Dus de eerste keer dat ze ’s ochtends op de stoep stonden, keek ik heel raar op.’ Ook de vrijwilliger wacht verrassingen. ‘Een vrijwilligster had contact met een Turkse vrouw, die koekjes meebracht. Leuk, maar de volgende keer kwam zij met grotere koeken en daarna met hele maaltijden. Het was te veel van het goede, maar hoe zeg je dat?’ Op zo’n vraag een antwoord vinden, is een beetje leren samenleven.
Lapjes kopen De meeste anderstaligen zijn vrouw en velen willen na één jaar graag door. Samenspraak helpt hen vaak om kleine maar belangrijke stappen ze zetten. Anne-Marie noemt het voorbeeld van een Marokkaanse, van wie de man was overleden. ‘Zij kwam eraan toe zich meer te oriënteren op de Nederlandse samenleving. Samen met de vrijwilligster ging ze naar de markt, waar ze lapjes wilde kopen. Als de vrijwilligster nu eens aan de koopman vroeg…. Die moedigde haar aan: doe het maar zelf. Als iemand dat dan durft!’ Niet altijd houdt een koppel het een jaar met elkaar uit. ‘Maar als het niet klikt, zoeken we een ander maatje’, zegt Anne-Marie. ‘Sinds de verplichte inburgering is ingevoerd, komen trouwens niet alle mensen vrijwillig. Dat is wel lastig. Zo was er een man die een tolk wilde meenemen, maar dan maken we duidelijk waar onze grens ligt.’
Samenspraak helpt mensen om kleine maar belangrijke stappen te zetten
Theo van Gogh Soms houden contacten juist langer dan een jaar stand. Een jonge Marokkaanse bijvoorbeeld had in korte tijd heel goed Nederlands geleerd en toen ze een jaartje later op de hogeschool werkstukken moest schrijven, wilde de vrijwilligster haar graag helpen met de moeilijke termen. Heel bijzonder vond Anne-Marie de jonge vrouw die na de moord op Theo van Gogh naar Samenspraak kwam. ‘Zij woonde in de Vrolikstraat, niet ver van de plek waar het gebeurd was en zei: “Ik merk dat iedereen kankert op buitenlanders, maar wat doe ik eigenlijk zelf?” Haar vader was van het type “wat de Nederlander niet kent, dat moet ie niet” en zo wilde zij absoluut niet zijn. We koppelden haar aan een Poolse en die twee werden hartsvriendinnen.’
28
29
Vijf jaar Samenspraak Oost/Watergraafsmeer
Ook een beetje leren samenleven Samenspraak begon als deelproject van de vrijwilligersorganisatie Gilde Samenspraak Centrum. Oudere Amsterdammers gingen nieuwkomers helpen met de taal. Dat sloeg aan. Omdat Samenspraak groeide en mensen soms veel reistijd kwijt waren om elkaar te ontmoeten, ontstond het idee voor buurtgerichte varianten. Een van de eerste was Samenspraak Oost/ Watergraafsmeer. Anne-Marie Dierick was er vanaf het begin bij. ‘Bij ons kunnen ook jongere vrijwilligers meedoen’, vertelt Anne-Marie. ‘Al hebben we, opvallend genoeg, wel jonge werkende vrouwen, maar geen jongere mannen in ons bestand.’ Bij het koppelen van mensen, zegt ze, speelt vooral gevoel een rol. ‘We gaan uit van de wensen van de Nederlandstalige vrijwilliger. Wil die een hoogopgeleide gesprekspartner of juist iemand die analfabeet is? Welk land van herkomst heeft de voorkeur? Al is het niet de bedoeling dat een vrijwilliger bijvoorbeeld een Zuid-Amerikaan vraagt om zelf Spaans te kunnen leren. Doel van de ontmoetingen is echt dat de anderstalige beter Nederlands leert spreken.’
Hele maaltijden Als je met elkaar praat, gaat het vroeg of laat over gewoontes, zo subtiel soms, dat een nieuwkomer die niet te horen krijgt. ‘Zo gebeurt dat gewoon.’ Anne-Marie weet dat uit eigen ervaring. ‘Ik groeide op in een dorp in Zeeuws-Vlaanderen en kwam naar Amsterdam om scheikunde te studeren. Ik stortte me in het studentenleven, ontmoette mijn man, kreeg een kind. Bij mijn Amsterdamse schoonfamilie werd voor een verjaardag nooit iemand uitgenodigd. Je kwam gewoon. Dus de eerste keer dat ze ’s ochtends op de stoep stonden, keek ik heel raar op.’ Ook de vrijwilliger wacht verrassingen. ‘Een vrijwilligster had contact met een Turkse vrouw, die koekjes meebracht. Leuk, maar de volgende keer kwam zij met grotere koeken en daarna met hele maaltijden. Het was te veel van het goede, maar hoe zeg je dat?’ Op zo’n vraag een antwoord vinden, is een beetje leren samenleven.
Lapjes kopen De meeste anderstaligen zijn vrouw en velen willen na één jaar graag door. Samenspraak helpt hen vaak om kleine maar belangrijke stappen ze zetten. Anne-Marie noemt het voorbeeld van een Marokkaanse, van wie de man was overleden. ‘Zij kwam eraan toe zich meer te oriënteren op de Nederlandse samenleving. Samen met de vrijwilligster ging ze naar de markt, waar ze lapjes wilde kopen. Als de vrijwilligster nu eens aan de koopman vroeg…. Die moedigde haar aan: doe het maar zelf. Als iemand dat dan durft!’ Niet altijd houdt een koppel het een jaar met elkaar uit. ‘Maar als het niet klikt, zoeken we een ander maatje’, zegt Anne-Marie. ‘Sinds de verplichte inburgering is ingevoerd, komen trouwens niet alle mensen vrijwillig. Dat is wel lastig. Zo was er een man die een tolk wilde meenemen, maar dan maken we duidelijk waar onze grens ligt.’
Samenspraak helpt mensen om kleine maar belangrijke stappen te zetten
Theo van Gogh Soms houden contacten juist langer dan een jaar stand. Een jonge Marokkaanse bijvoorbeeld had in korte tijd heel goed Nederlands geleerd en toen ze een jaartje later op de hogeschool werkstukken moest schrijven, wilde de vrijwilligster haar graag helpen met de moeilijke termen. Heel bijzonder vond Anne-Marie de jonge vrouw die na de moord op Theo van Gogh naar Samenspraak kwam. ‘Zij woonde in de Vrolikstraat, niet ver van de plek waar het gebeurd was en zei: “Ik merk dat iedereen kankert op buitenlanders, maar wat doe ik eigenlijk zelf?” Haar vader was van het type “wat de Nederlander niet kent, dat moet ie niet” en zo wilde zij absoluut niet zijn. We koppelden haar aan een Poolse en die twee werden hartsvriendinnen.’
30
31
Nog twee vrijwilligers aan het woord
‘Ik wil dat mensen een goede kans krijgen’ ‘Door een ziekte kan ik niet werken. Daarom doe ik vrijwilligerswerk, want dan doe je iets goeds terug voor de maatschappij. Als ik mijn vrienden vertel dat ik Nederlandse les geef, vinden ze dat altijd heel leuk. Veel mensen spreken nog niet zo goed Nederlands. Dan zegt de kasssière in de supermarkt: “Dat is 16 euro 50” en hoor je “Hoeveel, hoeveel…?” Overal kom je dat tegen, op de markt, bij de groenteboer… ik doe dit omdat ik wil dat deze mensen ook een goede kans krijgen in de maatschappij.’ Fatima (27 jaar)
Rauw klimaat ‘Zelf heb ik in Polen gewoond. Door zo’n ervaring begrijp je welke misverstanden er kunnen ontstaan. Als je afhankelijk bent van wat mensen je vertellen, kan wat je hoort heel gekleurd zijn. Als je met iedereen kunt praten, krijg je veel meer een idee hoe de maatschappij is. Op dit moment heerst een rauw klimaat in Nederland. Dat vind ik pijnlijk. Als Samenspraakpartner kun je mensen helpen hun weg te zoeken, want soms hebben ze geen flauw idee wat ze kunnen verwachten. Je leert er zelf van en het is gewoon leuk om te doen.’ Wim (61 jaar)
Meld je aan Is je belangstelling voor Samenspraak gewekt? Je kunt altijd een keer komen praten met Greet, Marijke, Anneke, Hil of Anne-Marie, de contactpersonen van Samenspraak. Bel of mail voor een afspraak. T 020 463 51 41 (maandag en dinsdag van 9.30 tot 11.30 uur) E
[email protected] W www.wijkopbouworgaan-wgm.nl
30
31
Nog twee vrijwilligers aan het woord
‘Ik wil dat mensen een goede kans krijgen’ ‘Door een ziekte kan ik niet werken. Daarom doe ik vrijwilligerswerk, want dan doe je iets goeds terug voor de maatschappij. Als ik mijn vrienden vertel dat ik Nederlandse les geef, vinden ze dat altijd heel leuk. Veel mensen spreken nog niet zo goed Nederlands. Dan zegt de kasssière in de supermarkt: “Dat is 16 euro 50” en hoor je “Hoeveel, hoeveel…?” Overal kom je dat tegen, op de markt, bij de groenteboer… ik doe dit omdat ik wil dat deze mensen ook een goede kans krijgen in de maatschappij.’ Fatima (27 jaar)
Rauw klimaat ‘Zelf heb ik in Polen gewoond. Door zo’n ervaring begrijp je welke misverstanden er kunnen ontstaan. Als je afhankelijk bent van wat mensen je vertellen, kan wat je hoort heel gekleurd zijn. Als je met iedereen kunt praten, krijg je veel meer een idee hoe de maatschappij is. Op dit moment heerst een rauw klimaat in Nederland. Dat vind ik pijnlijk. Als Samenspraakpartner kun je mensen helpen hun weg te zoeken, want soms hebben ze geen flauw idee wat ze kunnen verwachten. Je leert er zelf van en het is gewoon leuk om te doen.’ Wim (61 jaar)
Meld je aan Is je belangstelling voor Samenspraak gewekt? Je kunt altijd een keer komen praten met Greet, Marijke, Anneke, Hil of Anne-Marie, de contactpersonen van Samenspraak. Bel of mail voor een afspraak. T 020 463 51 41 (maandag en dinsdag van 9.30 tot 11.30 uur) E
[email protected] W www.wijkopbouworgaan-wgm.nl
32
Woord van dank Dank aan allen die bereid waren zich te laten interviewen en de buitenwereld op deze manier een kijkje in hun leven en achter hun voordeur gunnen.
Colofon Interviews Truus Groenewegen en Leontine Bijman (p 8) Eindredactie Willy Francissen Fotografie Geesje van Haren Ontwerp en vormgeving Maria Schilder Idee en productie Truus Groenewegen Druk Aeroprint Oplage 3000 ISBN 978-90-813583-1-6 ‘Taal is alles!’ is tot stand gekomen dankzij steun van onder meer Fonds Sociale Vernieuwing van stadsdeel Oost/Watergraafsmeer en het RCOAK (Roomsch Catholijk Oude Armen Kantoor). © Samenspraak Oost/Watergraafsmeer 2008 Alle rechten voorbehouden
In ‘Taal is alles!’ geven migranten uit Syrië, Verenigde Staten, Iran, Polen, Congo, Marokko en Thailand een kijkje in hun leven. Nederlandstalige vrijwilligers vertellen waarom zij de ontmoetingen met anderstaligen boeiend en leuk vinden.
Taal is alles!