‘Taal is de basis voor alles’ Vanja Mikus kwam als ervaren verpleegster naar Nederland. In haar geboorteland Bosnië had ze de opleiding afgerond en drie jaar werkervaring in een algemeen ziekenhuis opgedaan. ‘Ik wilde altijd al verpleegster worden’, vertelt ze. Haar diploma werd hier gewaardeerd op een mbo-3 niveau. ‘Ik was het er niet mee eens, maar ik heb het geaccepteerd. Ik ben de mbo-opleiding helpende zorg en welzijn gaan doen en daarna met veel motivatie naar de Noordelijke Hogeschool in Leeuwarden gegaan. Ik kreeg een maatwerktraject van tweeënhalf jaar aangeboden.’ Over ruim zes maanden hoopt Vanja af te studeren. Ze heeft veel geleerd tijdens de opleiding en achteraf vindt ze het prima om deze periode in Nederland te gebruiken om het vak opnieuw te leren. ‘Het gezondheidszorgsysteem is niet te vergelijken met het systeem in Bosnië en de ontwikkelingen op het gebied van de gezondheidszorg zijn ook alweer vele jaren verder.’
1
Stage Over de stageperiode vertelt Vanja: ‘Hoe meer je leert hoe beter. Ik vind het niet moeilijk om dingen te vragen en wil mijn werk zo goed mogelijk doen. Ik sta open voor alles en ik heb overal begrip voor. Ik heb net zes maanden stage gelopen in de gehandicaptenzorg bij Philadelphia in Sneek. Voor ik begon voelde ik me onzeker of ik de bewoners wel zou begrijpen. Ik wist toen niet of ik contact met hen zou kunnen krijgen en hoe ik achter hun wensen zou komen. Toen ik eenmaal begon, was ik daar helemaal niet meer mee bezig. Ik zag de bewoners al snel als mooie personen en de communicatie ging goed.’ Vanja liep ook stage in een verzorgingshuis, een verpleeghuis en in de thuiszorg. Voor haar laatste stage heeft ze gesolliciteerd naar een stageplaats in een ziekenhuis. Ze zegt hierover: ‘Ik hoop dat het lukt, want ik wil dit heel graag. Ik denk ook dat ik na mijn studie in een ziekenhuis wil werken. Ik hoop dat ik het kan, dat mijn taal goed genoeg is. Soms moet je iets meteen begrijpen en direct kunnen handelen. Het is dan zo belangrijk dat je elkaar goed begrijpt, zowel bij collega’s als bij patiënten. Als ik iets overdraag, mondeling of schriftelijk, dan moet het helemaal goed zijn.’
Wachten Vanja Mikus is afkomstig uit Bosnië en heeft samen met haar man en twee dochters een lange, lastige en onzekere periode doorgemaakt. Pas na negen jaar verblijf in een onderzoekscentrum in Zevenaar, een asielzoekerscentrum in Luttelgeest, in een kerk en bij verschillende families in Witmarsum kreeg ze kreeg ze een verblijfsvergunning en mocht ze in Nederland blijven. Ze heeft in deze moeilijke tijd gelukkig veel organisaties en mensen ontmoet die haar en haar gezin hebben gesteund.
Nederlandse taal Al na een paar dagen in Nederland zag Vanja de noodzaak van het leren van de taal. Ze zocht naar manieren om Nederlands te leren spreken en schrijven. Ze zegt: ‘Taal is de basis voor alles.’ De mogelijkheid was er echter niet. Ze probeerde zelfstudie en kreeg les van vrijwilligers in het opvangcentrum, maar ze leerde alleen woorden, geen grammatica. Doordat haar kinderen al vrij snel naar school gingen en Nederlands leerden, kwam ze meer in aanraking met de taal. ‘De school was handig’, zegt ze. ‘Maar het is jammer dat ik de taal niet direct goed kon leren. Ik heb nu nog last van die valse start.’
Aandacht voor de mens Over de verschillen tussen Nederland en Bosnië zegt Vanja: ‘Wat me al vrij snel opviel in Nederland, waren de rolstoelen op straat, mensen met een beperking die onafhankelijk of met begeleiding overal zichtbaar waren. Gehandicapten maken in Nederland veel meer deel uit van de samenleving. Ik vind het fijn dat ze zo aanwezig zijn en betrokken zijn bij de maatschappij. In Bosnië wonen veel gehandicapten thuis. Ze krijgen nauwelijks de kans zich te ontwikkelen. Dat is een groot verschil.’ Andere verschillen die Vanja opvallen: ‘In Nederland is aandacht voor de mens: we luisteren hier naar de patiënt, we vragen hem naar zijn behoeftes en wensen, en daar passen we ons aanbod op aan. Dat gaat in Bosnië niet zo, daar bepalen de hulpverleners de inhoud van de zorg. Hier gaat alles in overleg, in teamverband. Je beslist samen en je kunt je vragen en problemen bespreken. Dat is zo goed en mooi hier. Net als de betrokkenheid van de familie, zij speelt een belangrijke rol.’
2
Vrijheid en verantwoordelijkheid ‘De organisatie van de gezondheidszorg is heel anders in Nederland’, vertelt Vanja. ‘Het is zo goed geregeld, de zorgketen die hier bestaat was er niet in Bosnië. Het hulpaanbod is hier ook zoveel groter, dat is heel mooi. Het vak van zorgverlener is daarnaast in Nederland ook inhoudelijker: je hebt meer vrijheid en meer verantwoordelijkheid. Zo mag je in Nederland verpleegstersdiagnoses vaststellen. Ik moet alles wat ik doe en beslis kunnen verantwoorden. In Bosnië werk je als verpleegkundige individueler en ben je meer een uitvoerder. Daar zegt de arts of een leidinggevende wat je moet doen en dan doe je dat. Het grote probleem in Nederland is wat mij betreft het personeelstekort. Ik zou zo graag willen dat er meer mensen betrokken zijn bij het werk, dat je ook tijd hebt om met een patiënt te praten.’
Het UAF Pas nadat haar dochter de middelbare school had afgerond, kwam Vanja via de school van haar dochter in contact met het UAF. Het UAF hielp niet alleen haar dochters bij de begeleiding van hun studie, maar dankzij het UAF volgt Vanja nu een hbo-opleiding. Van de gemeente mocht ze niet hoger dan op mbo-niveau studeren, omdat het anders te lang zou duren. ‘Het UAF heeft de gemeente overtuigd, zodat ik nu toch een hbo-studie mag doen. Het UAF betaalt mijn collegegeld, boekengeld en reiskosten. De eerste periode vond ik het heel moeilijk. Ik heb wel zes maanden gezweefd: ik begreep nauwelijks iets, het ging snel en ik kende de taal onvoldoende. Mede dankzij de stimulans van mijn decaan en het UAF heb ik doorgezet. Ik dacht steeds: ik moet het halen – halen - halen! Af en toe heb je het vertrouwen van andere mensen nodig om door te gaan.’
Oproep Tegen medewerkers in de gezondheidszorg wil Vanja zeggen: ‘Als je een vluchteling als collega krijgt, heb je te maken met een leergierige werker, die iets wil bereiken en bereid is alles te doen wat nodig is.’
‘Een divers team is een volwaardig team, tegenpolen zijn nodig’ Ingrid Breuker was de leidinggevende van Vanja, maar niet haar stagebegeleider. Ze zegt: ‘Ik heb haar op enige afstand meegemaakt. Ik heb respect gekregen voor de manier waarop ze haar stage vorm gaf en bewonder haar doorzettingsvermogen. Ook van collega’s kreeg ik het beeld dat Vanja een goede stagiaire was. Ze draaide al gauw mee als een volwaardige collega. Zelfs zo dat we haar in de zomermaanden gevraagd hebben vakantiewerk bij ons te doen. Dat zegt toch wel wat.’ Philadelphia Ingrid Breuker is zelf tien jaar geleden bij Stichting Philadelphia Zorg in dienst gekomen. Philadelphia is een grote landelijke organisatie in de gehandicaptenzorg. Ze heeft de opleiding sociaal pedagogische hulpverlening afgerond en is bij Philadelphia ’op de vloer’ begonnen. Sinds een aantal jaren heeft ze haar
3
huidige functie: leidinggevende van veertig medewerkers die op verschillende groepen werkzaam zijn. Sinds één jaar op deze locatie. Ze zegt: ‘Ik doe dit werk met veel plezier. We hebben net een groot veranderingsproces achter de rug om de kwaliteit van zorg te verbeteren.’
Juiste vragen Over Vanja zegt Ingrid: ‘Vanja heeft hier zes maanden stage gelopen. Ze was een betrokken collega en zorgverlener. Ik heb al snel gemerkt dat ze op de goede momenten en met de juiste vragen bij me kwam. Dat geldt niet voor alle stagiaires. Zodra ze iets zelf kon doen, deed ze het ook zelf. Hieraan merk je al dat het goed gaat.’ Dit kreeg Vanja ook van haar stagebegeleidster Annelies te horen. Annelies gaf aan dat ze het leuk vond om een stagiaire te begeleiden die volwassener is dan de meeste stagiaires, al veel kennis heeft, die de juiste vragen stelt en zelf zoveel in de stage investeert. Vanja is de enige allochtoon - voor zover Ingrid weet bij Philadelphia regio Noord. Voor Ingrid is het een eerste kennismaking met een medewerker die zo’n andere achtergrond heeft: een eye opener. Ze staat zeker open voor meer mensen die afkomstig zijn uit een andere cultuur. Het liefst zou Ingrid een mix van mensen en kwaliteiten op haar cliëntgroepen hebben: mannen, vrouwen, oud, jong, allochtoon en autochtoon. ‘Een divers team is een volwaardig team’, zegt Ingrid. ‘Zo blijf je nadenken en word je met andere ideeën geconfronteerd. Tegenpolen zijn nodig. Dat is in deze sector en in deze provincie helaas niet altijd haalbaar.’
Communicatie Ingrid heeft een duidelijke mening over het aannemen van stagiaires: ‘Iedere stagiaire moet een kans hebben, je mag groeien en dat moet je kunnen laten zien. Het is soms lastig om in een sollicitatiegesprek goed te beoordelen of iemand past. Soms is het voor een stagiaire moeilijk om iets goed te verwoorden, waardoor je niet altijd het goede beeld krijgt. Het gesprek hoeft daarom niet altijd de doorslag te geven. Stagiaires moeten het vak kunnen leren, daar moeten we met elkaar in investeren. Bij Vanja blijft de taal bijvoorbeeld lastig, communicatie is een voortdurend aandachtspunt. Bij haar moest ik altijd even schakelen, extra goed luisteren en me goed concentreren. Dat is niet zozeer omdat haar taal niet goed genoeg is, maar het gaat ook om de nuance: begrijp ik wat ze zegt, bedoelt ze het zoals ik het interpreteer? Over een aantal jaren zie ik Vanja als een heel goede verpleegkundige in een ziekenhuis. Het is iets wat ze zeker zal kunnen. Ze heeft mij in ieder geval als referentie!’
Oproep Tegen collega’s in de gezondheidzorg zegt Ingrid: ‘Mensen hebben kansen nodig, ze moeten kunnen groeien en zich laten zien. In het begin moet je investeren, dat moet altijd, maar je krijgt dat later terug. De verwachting is dat we in de toekomst veel tekorten in de gezondheidszorg zullen krijgen. Dus: laten we vluchtelingen de gelegenheid geven hun kennis en ervaring in te zetten. De kennis en de vaardigheid nemen ze mee uit hun land van herkomst. Ze moeten hier in het systeem groeien en wij moeten leren dat te zien. We moeten verder kijken, achter de mensen kijken!’
4
Tekst: Wies Kalsbeek, Uit de Verf Fotografie: Ardeshir Sourmehi
Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF is een particuliere stichting en ondersteunt 3000 talentvolle vluchtelingen bij hun studie en werk. Dit interview is onderdeel van Met glans! , een publicatie in het kader van het UAF-project ‘Latente Talenten’, dat als doel heeft om gevluchte (para)medici efficiënter in te laten stromen in de gezondheidszorg.
Januari 2011
5