Sociale taal De volgorde is:
1. Praten over een onderwerp 1 en 2 2. Het initieren en onderhouden van een gesprek met kaarten en daarna zonder kaarten 3. tegelijkertijd de regels over praten met een vriendje doornemen en bespreken 4. het praten over films 5. Het gespreksoverzicht 6. informatie over Iemand verkrijgen (1) 7. informatie over Iemand verkrijgen (2) 8. informatie over Iemand verkrijgen (3) 9. informatie over iemand verkrijgen (4) 10.
Spelkaarten informatie over iemand verkrijgen
11.
Wederkerige opmerkingen
12.
Samenhangende opmerkingen
13.
Comment - Comment
14.
Comment - Question
15.
Question - Question
16.
Answer - Question
17.
Question - Comment - Question
18.
vragen en opmerkingen over een gesprek
19.
Gespreksformulier, zelf monitoring
20.
social story over het hebben van een gesprek
21.
gespreksspel
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 1 van 20
Hoe kun je vaardigheden leren om een conversatie te starten en te onderhouden? Deze oefening leert het kind hoe je een gesprek kunt starten en onderhouden. Eerst zal het gesprek erg gestructureerd zijn. Na enige tijd, moet het kind gestimuleerd worden om het gestructureerde voorbeeld los te laten. Het werkblad Praten over een onderwerp (1) en de "hint" kaarten met vragen erop worden hiervoor gebruikt. De therapeut begint het gesprek door het kind te vragen, Therapeut: "Vraag me hoe mijn dag was" Kind (wordt geprompt door het kaartje): "Wat heb je vandaag gedaan?" Therapeut (kiest een onderwerp dat het kind interessant vindt): "ik ben naar het strand geweest" Kind (gebruik hint kaart): "wat heb je daar gedaan"? Therapeut: "Ik heb gezwommen" Kind (gebruik hint kaart): "wat heb je gezien?" Therapeut: "Veel kinderen die zandkastelen bouwden" Kind (gebruik hint kaart): "wat heb je gegeten?" Therapeut: "ik heb hamburgers en frietjes gegeten" Deze oefening zou men moeten doen totdat het gesprek op natuurlijke wijze afloopt, over het algemeen na 3 of 4 beurten. In het begin gaat het niet vanzelf en moet men de hint kaarten gebruiken. Uiteindelijk moet het gesprek vanzelf gaan lopen en dan moeten de hint kaarten weggenomen worden. Ipv hint kaarten te gebruiken, kun je ook de vragen die het kind moet stellen voorzeggen. Andere scripts en oefenformulieren zijn: • Iemand leren kennen • Films • gespreksregels. Als het kind al deze vragen van deze formulieren beheerst, dan moet de therapeut een situatie opzetten waar het kind de gelegenheid krijgt om deze vragen te stellen aan niet-therapeuten of andere kinderen. Problemen: Het gebeurt soms dat kinderen een bepaalde volgorde in vragen aan willen houden. Een oplossing hiervoor is om de kaarten te mixen. Dit om het kind te wennen aan het feit dat vragen ook gesteld kunnen worden in een andere volgorde. Bovendien, als het kind leert verschillende vragen in verschillende volgordes te leren stellen zal zijn taalgebruik natuurlijker overkomen. NB: Een gespreksoverzicht is bijgevoegd als een manier voor het kind om zijn of haar gespreksvaardigheden te generaliseren. Dit gespreksoverzicht vereist de samenwerking van de leerkracht of schoolassistent. Uiteindelijk moet het kind zelfstandig dit overzicht kunnen gebruiken.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 2 van 20
Waarom gespreksvaardigheden leren? Het hebben van gesprekken met anderen is voor kinderen (en ook volwassenen) de manier om dingen te weten te komen over je directe omgeving. Kinderen met taalontwikkelingsachterstanden of -stoornissen, beheersen deze vaardigheid meestal niet. Deze oefening is ontworpen om deze kinderen een vaardigheid te leren die de meeste andere kinderen vanzelf leren. Doordat we een verscheidenheid aan onderwerpen aanbieden, zal het kind zich realiseren dat dezelfde vragen in verschillende situaties gesteld kunnen worden en dat het initieren van een gesprek leuk is!
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 3 van 20
Wat heb je vandaag gedaan?
Wat heb je gezien?
Wat deed je?
Wat heb je gegeten?
Wat heb je gedronken?
Met wie heb je gespeeld?
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 4 van 20
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 5 van 20
Praten met vrienden
1. Als je iets tegen iemand wil zeggen, zeg je eerst hun naam om hun Naam ! aandacht te krijgen.
2. Kijk altijd naar de persoon waar je tegen praat.
3. Richt je lijf naar de persoon waartegen je praat.
4. Luister altijd naar wat de ander zegt.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 6 van 20
Kaarten mbt gesprek over een film.
Heb je ........gezien?
Was het niet gaaf toen......?
Welk stuk vond jij leuk?
Weet je nog toen ......?
Ik vond het gaaf toen.....
Het leukste vond ik toen....
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 7 van 20
Gespreksformulier Het kind zou een gespreksformulier op zijn bureau moeten hebben, thuis en op school. Als dit altijd gedaan wordt, dan zal het kind gesprekken initieren ten minste 6 keer op een dag, hetgeen een minimum is. Eerst zal het kind veel geholpen moeten worden om het formulier in te vullen of moet dat voor hem gebeuren. Als het kind het zelfstandig kan doen, moet er een beloningssysteem afgesproken worden, waardoor het kind gemotiveerd wordt om het formulier in te vullen.
Gespreks formulier
Datum:
Waar:
Wie
Wat
Stel een vraag: Zeg/vraag 2 extra dingen
Stel een vraag: Zeg/vraag 2 extra dingen
Stel een vraag: Zeg/vraag 2 extra dingen
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 8 van 20
Hoe Wederkerige opmerkingen aanleren ? De therapeut begint met het maken van een opmerking zoals: ''ik vind pizza lekker". Dan wordt het kind geprompt door te zeggen: "ik vind .......... lekker". Vervolgens maakt de Therapeut een andere opmerking zoals: "Ik vind het fijn om naar piratenland te gaan", en dan prompt de therapeut het kind om te zeggen "ik vind het fijn om naar de ........te gaan" Na enige oefening hoeft de therapeut het kind niet meer te prompten om de structuur te herhalen omdat het kind dan het patroon begrijpt. De therapeut zou deze oefening met het kind moeten doen totdat het kind alle mogelijke, vanzelfsprekende, alledaagse variaties heeft geoefend (dus als pokemon "in" is dan heb je het over pokemon bijvoorbeeld) en hij duidelijk het patroon begrijpt en zelfstandig een passende opmerking kan maken. Dis is typische conversatie van veel kleuters. Ze leven zich niet echt in in wat de ander zegt, maar gebruiken dat als een cue om het over zichzelf te hebben. Problemen: Als het kind moeite heeft met deze oefening, dan is het een goed idee om gebruik te maken van een visuele cue waar hij over kan praten. Bij voorbeeld. De therapeut geeft het kind een speelgoedje en pakt er zelf ook een, en zegt dan: "ik heb een auto". Dan moet ze het kind prompten om te zeggen: "ik heb een trein"Dan zegt de therapeut nog iets over haar speelgoedje en moet het kind ook nog iets zeggen over zijn speelgoedje. B.v. T: ik heb een auto. K: ik heb een trein. T: mijn auto is geel K: mijn trein is groen! Variatie: deze oefening kun je ook doen met kleren, lichamelijke eigenschappen (b.v. ik heb bruin haar) etc. NB: dit is een leuke oefening om met een leeftijdsgenootje te doen als je in een kring zit, want de meeste kinderen vinden het leuk om over zichzelf te praten. Bovendien leert het kind zo beurt te nemen. Waarom wederkerige opmerkingen leren? Het kind moet dit geleerd worden omdat kinderen met taalontwikkelingsachterstanden en -stoornissen, hier veel moeite mee hebben. Op deze manier went het kind aan het beantwoorden, opmerking plaatsen en stellen van vragen. Dit is noodzakelijk gereedschap om een sociale conversatie te starten.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 9 van 20
Samenhangende opmerkingen (contingent statements) Spontane communicatie is heel moeilijk om aan te leren omdat het geen vaste structuur heeft. Het is een beetje gestructureerd en spontaan. Deze oefening is een poging om verschilende structuren van spontane spraak te oefenen. Door deze oefeningen te doen, van stap 1 tot en met stap 5, leert het kind de verschillende structuren kennen en raakt het bekend met deze structuren. Het uiteindelijke doel is dat het kind zelf deze structuren gaat gebruiken in zijn spontane communicatie. Een voorbeeld van een samenhangende opmerking is: Ik vind pizza lekker. Pizza bevat salami. Introductie stap: opmerkingen en vragen kunnen worden geintroduceerd dmv het werkblad "opmerkingen maken en vragen stellen". Dit werkblad is belangrijk omdat het het kind een visueel beeld geeft van opmerkingen en vragen. Stap een: een goede manier om deze oefening te introduceren is dmv een tekstverwerkingsprogramma op de computer, indien mogelijk. Eerst typt de therapeut een opmerking in en dan krijgt het kind de beurt om een hieraan gerelateerde opmerking te maken. In het begin moet waarschijnlijk heel veel hulp aan het kind gegeven worden, vanaf het moment dat het kind de structuur van de oefening begrijpt, zal men de hulp snel af kunnen bouwen. Zodra de oefening op de computer begrepen wordt, kan men beginnen met de oefening mondeling te doen. De therapeut maakt een opmerking en het kind moet een opmerking maken die gerelateerd is aan de opmerking van de therapeut. Wanneer het kind hier goed in is, is de volgende stap om verschillende gerelateerde of samenhangde opmerkingen achter elkaar te maken. (dus de opmerkingen worden gemaakt door: therapeut - kind - therapeut - kind - therapeut - kind). Pas als het kind stap een beheerst, mag doorgegaan worden naar stap 2. Verderop wordt de structuur van de oefening uitgelegd. Stap twee: Nu maakt de therapeut een opmerking en het kind maakt een hieraan gerelateerde opmerking. Dan moet het kind een vraag stellen gerelateerd aan het onderwerp. Eerst zal de therapeut veel hulp moeten bieden om het kind de vraag te laten stellen (dit kan zowel mondeling als schriftelijk). Wanneer het kind het patroon doorheeft, zal men de hulp snel kunnen afbouwen. Zodra het kind hier goed in is, kan men verder naar de volgende stap. Stap drie: Het patroon voor deze oefening is dat de therapeut een opmerking maakt en dan moet het kind de therapeut een vraag stellen. Vervolgens beantwoordt de therapeut deze vraag. Het kind moet dan een andere vraag stellen, gerelateerd aan het antwoord dat de therapeut zojuist gegeven heeft. Problemen: Stap 3 kan erg moeilijk zijn voor veel kinderen omdat ze nu moeten komen met een vraag ipv een opmerking. Het geven van de juiste hulp zal het kind hierbij moeten helpen totdat het de structuur begrijpt.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 10 van 20
Stap vier: Nu stelt de therapeut het kind een vraag. Het kind beantwoordt de vraag en maakt tevens een opmerking gerelateerd aan zijn antwoord. Vervolgens stelt de therapeut het kind een vraag, die gerelateerd is aan de opmerking en de vraag van het kind. Stap vijf: Dit is de moeilijkste variatie op deze oefening en komt het dichtsbij de natuurlijke spontane conversatie. Het kind stelt een vraag en de therapeut antwoordt. Dan maakt het kind een opmerking gerelateerd aan het antwoord van de therapeut en stelt tevens een andere vraag die betrekking heeft op het onderwerp. NB: het is een slecht idee om deze oefeningen door elkaar heen te doen totdat het kind erg goed is in iedere stap, omdat het al moeilijk genoeg is om het patroon van iedere oefening onder de knie te krijgen. De bedoeling van deze oefeningen is dat het kind confortable is als het moet praten en geconfronteerd wordt met een verscheidenheid aan type zinnen. (vraag of opmerking). Daarom is het verstandig om iedere oefening in de volgorde te doen zoals hierboven is aangegeven en om niet te snel naar de volgende stap te gaan. Je gaat pas naar de volgende oefening als hij de voorgaande perfect beheerst. Het kan lang duren voordat dit hele programma is doorlopen. De gesprekskaarten zijn een goed middel om deze vaardigheid te onderhouden. Waarom leren we dit? Aan elkaar gerelateerde opmerkingen zijn erg belangrijk omdat ze de fundering zijn van alle gesprekken. Deze oefening is nodig om aan de spontane taal te werken.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 11 van 20
Opmerkingen maken en vragen stellen Als het kind goed is in de gerelateerde woorden oefening (p20 TML) dan is het tijd om met gerelateerde opmerkingen te starten. Opmerkingen maken en vragen stellen zijn de basis samenhangde opmerkingen die geintroduceerd worden in deze oefenen. Het kind moet het werkwoord gebruiken in een zin om een opmerking te maken. Vervolgens moet de therapeut de vraag opschrijven die ze het kind gaat stellen en dan stelt ze de vraag. Het kind moet dan de therapeut antwoorden. Zodra het kind het verband begrijpt tussen het werkwoord en de vraag, dan kan het kind de therapeut vragen stellen gebaseerd op de vraag van de therapeut. (b.v.....(naam therapeut), wat eet jij graag?) Bij deze oefening wordt de structuur van opmerking en vraag visueel gemaakt door dit blad te gebruiken.
Opmerkingen maken en vragen stellen.
1. ( Eten Ik eet
)
3. ( spelen
)
Ik lees
eet
jij graag ?
Koen
, wat drink
jij graag ?
graag
)
Ik speel
4. ( lezen
, wat
graag
2. ( drinken Ik drink
Jan
Mark
, waarmee speel jij graag?
Lars
, wat lees
graag
) graag
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 12 van 20
jij graag?
Opmerkingen maken en vragen stellen Als het kind goed is in de gerelateerde woorden oefening (p20 TML) dan is het tijd om met gerelateerde opmerkingen te starten. Opmerkingen maken en vragen stellen zijn de basis samenhangde opmerkingen die geintroduceerd worden in deze oefenen. Het kind moet het werkwoord gebruiken in een zin om een opmerking te maken. Vervolgens moet de therapeut de vraag opschrijven die ze het kind gaat stellen en dan stelt ze de vraag. Het kind moet dan de therapeut antwoorden. Zodra het kind het verband begrijpt tussen het werkwoord en de vraag, dan kan het kind de therapeut vragen stellen gebaseerd op de vraag van de therapeut. (b.v.....(naam therapeut), wat eet jij graag?) Bij deze oefening wordt de structuur van opmerking en vraag visueel gemaakt door dit blad te gebruiken.
Opmerkingen maken en vragen stellen.
1. ( Ik
)
)
Ik
Ik
, wat
jij graag ?
graag
)
Ik
4. (
jij graag ?
graag
2. (
3. (
, wat
, waarmee
jij graag?
graag
)
, wat graag
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 13 van 20
jij graag?
Voorbeelden van gerelateerde opmerkingen Dit zijn voorbeelden van de verschillende stappen in de gerelateerde opmerkingen oefeningen die het kind doorloopt. Het is belangrijk om niet verder te gaan naar de volgende stap voordat het kind de huidige stap begrijpt. Dit is een oefening die je jaren zal oefenen omdat het zo belangrijk is om de vaardigheid om te kunnen converseren goed te ontwikkelen. Deze oefening zou dagelijks gedaan moeten worden. Voorafgaand aan stap 1, opmerking - opmerking, moet men eerst de contingente woorden oefening doen (p. 20 TML)
Stap 1: Opmerking - Opmerking
Trainer: Ik vind het leuk om naar het strand te gaan ! Kind: Ik vind het leuk om in de zee te zwemmen Trainer: De zee heeft grote golven. Kind: Je kunt dolfijnen in de zee zien Trainer: Er zijn heel veel soorten vissen in de oceaan.
OPMERKING OPMERKING
Stap 2: Opmerking - Vraag
Trainer: Het is gaaf om in het park te gaan picknicken Kind: Ik vind het leuk om in de zandbak te spelen in het park OPMERKING Kind: Wat vind jij leuk in het park? VRAAG Trainer: Ik vind de glijbaan erg leuk!
Stap 3: Vraag - Vraag
Trainer: Ik kijk graag TV. Kind: Wat is jouw favoriete video? Trainer: Mijn favoriete video is de leeuwenkoning Kind: Vind je alladin leuk? Trainer: Ja, alladin was gaaf.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 14 van 20
VRAAG VRAAG
Stap 4: Antwoord - Opmerking
Trainer: Ben jij ooit naar de efteling geweest? kind : ja! Kind: Ik vond de droomvlucht geweldig Trainer: en wat vond je van de panda droom? Kind: ja, dat was leuk!
ANTWOORD OPMERKING
Stap 5: Vraag - Opmerking - Vraag
Kind: Wat bestel jij graag bij Mc Donalds? VRAAG Trainer: ik bestel graag een happy meal met cola. Kind: Ik vind happy meals ook lekker OPMERKING Kind: Vind jij hamburgs of cheeseburgers lekker? VRAAG Trainer: Ik vind de kipnuggets lekker in mijn happy meal.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 15 van 20
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 16 van 20
Hoe conversatie te leren? Het eerste formulier, vragen en opmerkingen over een onderwerp van gesprek. De trainer begint deze oefening door het kind vragen te laten stellen over een bepaald onderwerp. b.v. "we gaan het nu hebben over het strand (kies een onderwerp dat het kind aanspreekt), welke vragen kun je dan stellen? Deze vragen vul je in op de linkerkant van het blad. Vervolgens moet het kind de vragen beantwoorden en die schrijf je dan op op de rechterkant van het formulier. Als de bovenste kant van het formulier ingevuld is, dan oefen je nogmaals de conversatie, waarbij je gebruik maakt van het formulier. En als laatste haal je het formulier weg, en dan moeten trainer en kind het gesprek hebben zonder hulp. Dit zou opgenomen moeten worden om te vergelijken met toekomstige gesprekken. Het is belangrijk om zeker te stellen dat de opmerkingen en vragen verband houden met elkaar. Om er zeker van te zijn dat een verscheidenheid aan vragen gesteld worden, kan de trainer het kind hints geven door Wat, Waar, Wie en Welke vragen te stellen. Uiteindelijk moet het kind zelf kunnen komen met een verscheidenheid aan vragen. Stel geen vragen waarop ja en nee geantwoord kan worden. Ook hoeft het kind niet te antwoorden in vol zinnen, dat doen andere kinderen immers ook niet altijd. Het andere formulier, Zelf monitoren van gesprekken, is een manier voor het kind om bij te houden waar hij zit in een gesprek. Het verlegt ook de verantwoordeijkheid voor het gesprek van de trainer naar het kind en anders om. Het kind kiest het onderwerp en begint dan met een vraag of opmerking, en stelt dan een vraag. De trainer beantwoordt de vraag. Het kind moet dan weer een opmerking maken of een vraag stellen om het gesprek gaande te houden. Iedere keer dat hij een nieuwe vraag stelt of opmerking maakt, zet hij een kruis in de box. Het kind moet het gesprek gaande houden voor ten minste 8 beurten. Het kind gebruikt de bovenste regel als hij een vraag stelt, en de onderste als hij een opmerking maakt.
Waarom leren we zo gesprekken te voeren? Dit is een andere manier om het kind de structuur van gesprekken te leren. Sommige kinderen zullen herkennen dat een gesprek is samengesteld uit gerelateerde vragen en opmerkingen, maar andere kinderen zullen dit beter begrijpen als ze het in zijn geheel zien.
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 17 van 20
1. Formulier
Vragen en opmerkingen voor een gesprek over een bepaald onderwerp. Onderwerp:
Vragen die ik kan stellen: maken:
Opmerkingen die ik kan
Gesprek:
(oefen bovenstaande en praat dan vervolgens over het onderwerp zonder visuele prompt en schrijf dat hier beneden op)
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 18 van 20
2. Het zelf monitoren van een gesprek Mijn taak: het gesprek gaande houden voor ten minste 8 beurten door het stellen van vragen of het maken van opmerkingen.
Onderwerp:
Samenvatting:
Onderwerp:
Samenvatting:
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 19 van 20
Een gesprek hebben
Met mensen een gesprekje voeren is ERG BELANGRIJK Een gesprek met iemand hebben betekent PRATEN MET IEMAND. Wanneeer je met iemand een gesprek voert, praat je over een ONDERWERP. Er zijn meerdere ONDERWERPEN waar je over kunt praten. Je kunt praten over • Je favoriete film • Wat je graag eet • Waar je graag naartoe gaat • Je familie • Een tv serie die je gezien hebt • Iets dat gaaf was • Sporten Wanneer je met iemand praat dan praat je OMSTEBEURT. Je kunt OPMERKINGEN maken en VRAGEN STELLEN om je gesprek gaande te houden. Probeer iedere dag VEEL GESPREKJES te hebben met mensen, want dat is cool!
C ABA-Instituut, Caroline Peters, BCABA
pagina 20 van 20