BEROEP
RONDETAFELGESPREK: 30 JAAR RECHTSPRAAK VAN HET GRONDWETTELIJK HOF
Alles is een kwestie van
evenwicht Het Grondwettelijk Hof kan voor veel advocaten de ver-van-mijn-bedshow lijken, maar tegelijk staat het meer dan ooit in het brandpunt van de belangstelling. Denk aan de recente acties van de vakbonden n.a.v. de indexsprong, aan Arco en aan de gevolgen van het eenheidsstatuut. Op 5 april 2015 was het exact 30 jaar geleden dat het Grondwettelijk Hof zijn eerste arrest velde: tijd voor een kijk op verleden én toekomst. Want wat te denken van de rel die het Hof van Cassatie intussen veroorzaakte door het Grondwettelijk Hof niét te volgen?
AD REM DOORGELICHT
DOOR JAN-PIETER MATEUSEN
“Het Grondwettelijk Hof is een rechtscollege bestaande uit twaalf rechters die waken over de inachtneming van de Grondwet door de wetgevers in België. Het kan wetten, decreten en ordonnanties vernietigen, ongrondwettig verklaren en schorsen wegens schending van Titel II van de Grondwet (artikelen 8 tot en met 32 over de rechten en vrijheden van de Belgen), van de artikelen 170 en 172 (wettigheid en gelijkheid van belastingen) en 191 (bescherming voor vreemdelingen) ervan en van de bevoegdheidverdelende regels in de Grondwet en de wetten tot hervorming der instellingen.” Zo staat het op de website van het Grondwettelijk Hof en dat is ook wat de meeste advocaten in grote lijnen weten over het Hof – en dat de rechters er koningsblauwe toga’s dragen. Feit is dat het Hof voor grote maatschappelijke veranderingen heeft gezorgd en dat in een verder juridiserende maatschappij de impact nog kan toenemen. Aan de OVB-tafel neemt een eminent gezelschap plaats. Baron Marc Bossuyt was tot begin 2014 voorzitter van het Grondwettelijk Hof, advocaten Patrick Peeters en Matthias Storme behoren tot het selecte kringetje grondwetspecialisten en Stefaan Van 16
AdRem 02/2015
Hecke heeft zowel als politicus als als advocaat ervaring met het Hof. Zoals de gewoonte het wil legt Ad Rem het panel vier provocerende stellingen (niet noodzakelijk OVB-standpunten!) voor. THEMA 1 DE ALMACHT VAN HET GRONDWETTELIJK HOF STELLING: De arresten van het Grondwettelijk Hof komen in de praktijk vaak neer op beleidskeuzes. Het Hof treedt daarmee verregaand op het terrein van de wetgever. Voorbeelden daarvan zijn de arresten over het eenheidsstatuut en de splitsing van kieskring BrusselHalle-Vilvoorde. MARC BOSSUYT: “Uiteraard treedt het Hof op het
terrein van de wetgever, daarvoor is het opgericht: om na te gaan of de beleidskeuzes die het parlement in wetten giet in overeenstemming zijn met de Grondwet. Dat doet het Hof doorgaans met grote voorzichtigheid – het stelt zelf dat het geenszins dezelfde beleidsvrijheid geniet als de democratisch verkozen wetgever. (Pauzeert) Wat ik jammer vind, is dat in die stelling meteen verwezen wordt naar
LEES HET VERVOLG VAN DIT DEBAT VERDER OP WWW.ADVOCAAT.BE/ ADREM
17
BEROEP
Sinds 15 december vorig jaar is er opnieuw een probleem tussen het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie.
AD REM DOORGELICHT
PATRICK PEETERS
een aantal sensationele zaken. Intussen zijn er meer dan 3 700 arresten geveld en ik nodig critici uit om hun evaluatie op basis van het geheel te maken en oog te hebben voor de achtergrond. Natuurlijk heeft de invoering van het eenheidsstatuut belangrijke gevolgen, maar er bestond al lang een consensus over het feit dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden achterhaald was. Dat had het Hof zelf ook al 18 jaar eerder vastgesteld. Wanneer de wetgever al die tijd nauwelijks iets doet, kan het Hof niet worden verweten dat het niet nog eens 18 jaar wacht. Er is zelfs een extra termijn gegeven, wat enige creativiteit heeft gevergd. Over BHV wil ik kort zijn. Ook daar zijn de problemen niet veroorzaakt door het arrest maar door het (te) laattijdig uitvoeren ervan. (het Hof stelde in zijn vernietigingsarrest van 26 mei 2003 dat de schending van het gelijkheidsbeginsel erin gelegen was dat de kandidaten in die kiesomschrijving anders werden behandeld dan die in andere kiesomschrijvingen, red.)” MATTHIAS STORME: “Je kan het Hof niet verwijten dat het vage normen uitlegt wanneer men het precies daarvoor de bevoegdheid geeft. De vraag is of de grondwetgever de juiste keuze heeft gemaakt en sommige bepalingen niet al te vaag heeft gehouden. Ik denk bijvoorbeeld aan de normen in art. 23 GW (‘Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden’, red.). Die kan men als een carte blanche lezen, wat wellicht niet de bedoeling van de grondwetgever was. Het Grondwettelijk Hof doet dus soms – weliswaar mee uit de aard van de zaak – meer dan volgens mij de intentie was. Daarnaast heeft het Hof zelf zijn beleidsvrijheid verruimd door een aantal interpretatietechnieken te gebruiken zoals de samenlezing van de Grondwet met het internationaal recht.” PATRICK PEETERS: “De bevoegdheid om wetgeving te toetsen aan het gelijkheidsbeginsel impliceert per definitie een impact op het beleid. 18
AdRem 02/2015
Ik ben het verder eens met Matthias: oorspronkelijk heeft de grondwetgever de bevoegdheid om wetgeving te toetsen aan het gelijkheidsbeginsel aan het Hof gegeven in het licht van de communautarisering van het onderwijs. Het Grondwettelijk Hof werd aanvankelijk opgericht als Arbitragehof om toe te zien op bevoegdheidsoverschrijdingen van de gemeenschappen en gewesten, die na de staatshervorming van 1970 zelf wetsbepalingen konden aannemen. Het Hof heeft die toetsingsbevoegdheid echter meteen opengetrokken naar alle andere rechten en vrijheden in de Grondwet en naar het internationaal recht. Wij schrokken daar indertijd behoorlijk van. De facto kan het Hof de plaats van de wetgever innemen, precies omdat het wetten inperkend of verruimend kan herschrijven en bij prejudiciële vragen niet alleen de Grondwet uitlegt, maar ook interpretaties aanreikt. Vergis u echter niet: dat de wetgever het gelijkheidsbeginsel absolute prioriteit heeft gegeven, is positief. Maar het impliceert ook risico’s, bijvoorbeeld door een termijn op te leggen voor de regeling van BHV heeft het er echt wel om gespannen.” STEFAAN VAN HECKE: “Ik vind niet dat het Grondwettelijk Hof te ver ging of gaat en wij als politici moeten ook in eigen boezem durven te kijken. Het is logisch dat we sommige zaken terug op ons bord krijgen wanneer we ons wetgevend werk niet goed doen, ons onvoldoende laten
WIE IS WIE
adviseren of te lang talmen. Overigens, vaak geeft het Grondwettelijk Hof het parlement tijd om een oplossing te bedenken, zonder te zeggen wat die oplossing dan moet zijn. Bij BHV heeft men niet opgedrongen hoe het moest. Men stelt louter met welke interpretatie er geen sprake is van schending. In mijn evaluatie beschermt het Hof het gelijkheidsbeginsel goed en probeert het zich niet in de plaats van de wetgever te stellen.” PATRICK PEETERS: “Bovendien is het bijna een parlementaire werkwijze geworden om bepaalde zaken over te laten aan het Grondwettelijk Hof. Vanuit de redenering: als er een probleem is of ontstaat, dan horen we het wel.” MARC BOSSUYT: “Voor sommige zaken gebeurt dat wel eens.” CONCLUSIE Het panel nuanceert de perceptie van ‘almacht’ van het Grondwettelijk Hof. De evaluatie is overwegend positief, en blijkbaar ook voor het parlement zelf. Sinds begin vorig jaar ziet het Hof daarom ook toe op het beginsel van federale loyauteit en mag het zich o.a. uitspreken over eventuele volksraadplegingen. De academici-advocaten maken weliswaar enkele kanttekeningen bij de interpretatieve methodiek van het Hof, maar zeker Marc Bossuyt en Stefaan Van Hecke vinden dat het Hof tot politieke pacificatie heeft geleid.
THEMA 2 DE ONMACHT VAN HET GRONDWETTELIJK HOF STELLING: Het Grondwettelijk Hof is door zijn samenstelling een speelbal van politici: de helft van de rechters zijn weliswaar professionele juristen, maar de andere helft zijn ex-politici die worden afgevaardigd door het federaal parlement. De werking zou drastisch verbeteren met echt onafhankelijk benoemde rechters. PATRICK PEETERS: “Kwalificatie en onafhankelijk-
heid hebben op zich niets met elkaar te maken. Ik stel vast dat eens de rechters benoemd zijn, ze in volle onafhankelijkheid hun job doen. Men heeft een ingenieus beurtrolsysteem uitgewerkt waardoor de taalgroepen afwisselend de overhand hebben. Dat weten ze van elkaar, en men neemt dus beslissingen in de wetenschap dat ze kunnen worden teruggeschroefd, wat voor evenwicht zorgt. De essentie is ook dat er beslissingen vallen, niet dat er patstellingen worden gecreëerd.” MARC BOSSUYT: “De vraag is eenvoudigweg wie de rechters dan wel zou moeten benoemen. De balie of zo? (Hilariteit bij het panel) Er is geen alternatief voor de voordracht door het parlement. De gedachte die sommigen koesteren dat wie niet in het parlement heeft gezeten, geen politieke overtuiging zou hebben, getuigt van grote naïviteit. Uiteraard moet elke rechter, ongeacht zijn overtuiging, oordelen in volle onafhankelijkheid. Wel zou het goed zijn dat er
MARC BOSSUYT 17 jaar rechter aan het Grondwettelijk Hof, waarvan 6 jaar als voorzitter. Was ook o.a. hoogleraar internationaal recht aan de UA, commissaris-generaal voor de vluchtelingen en lid van diverse VNcommissies mensenrechten.
PATRICK PEETERS Advocaat-vennoot NautaDutilh, hoofddocent federale systemen aan de KU Leuven, plaatsvervangend raadsheer aan het hof van beroep te Antwerpen. 19
BEROEP
Door alle ingebouwde evenwichten in de samenstelling van het Hof krijg je een consequente en onafhankelijke rechtspraak. STEFAAN VAN HECKE
WIE IS WIE
AD REM DOORGELICHT
STEFAAN VAN HECKE Advocaat en sinds 2007 Kamerlid voor Groen. Zetelt in o.a. de commissies justitie, binnenlandse zaken, wetsevaluatie en herziening van de Grondwet.
MATTHIAS STORME Advocaat-vennoot Storme Leroy Van Parys, gewoon hoogleraar handelsen insolventierecht en rechtsfilosofie aan de KU Leuven, bestuurder van o.a. het interfederaal gelijkekansencentrum, lid van het N-VA partijbestuur. 20
AdRem 02/2015
in de toekomst misschien nog extra gelet wordt op bepaalde expertises, aangezien de zaken die bij het Hof belanden steeds complexer worden. Ik loop ook even vooruit op het vierde thema en wil erop wijzen dat het Grondwettelijk Hof op een zeer evenwichtige wijze is samengesteld.” MATTHIAS STORME: “En transparant: iedereen kan nagaan wie door welke partij werd voorgedragen. Er is natuurlijk wel een scheeftrekking, omdat de politieke verhoudingen binnen het Hof per taalgroep worden bepaald, en niet voor het geheel. Nu, als advocaat voel je in de rechtspraak wel waar de meerderheid in het Hof zit. Wanneer het over de interpretatie van sociale grondrechten gaat, merk je duidelijk dat er lange tijd een numeriek overwicht aan de linkerzijde was. De samenstelling van het Hof loopt 10 à 15 jaar achter op die van het parlement, dat is wellicht onvermijdelijk. Waar ik wel kritiek op heb gehad, is dat er soms inderdaad te weinig expertise was, bijvoorbeeld in privaatrecht. In mijn vakgebied insolventierecht heb ik dat duidelijk gemerkt. Gelukkig heeft het Hof dat ook ingezien, want er zijn positieve koerswijzigingen geweest ten opzichte van eerdere arresten, zoals bij borgtocht.” STEFAAN VAN HECKE: “Het evenwicht zit vrij goed. Wanneer een partij een kandidaat voorstelt, moet die met een 2/3de meerderheid worden aanvaard, wat overleg met de oppositie impliceert. Daardoor krijg je een consequente en onafhankelijke rechtspraak. Toen ik nog niet was verkozen, ben ik als advocaat ooit opgetreden voor het Grondwette-
lijk Hof: de groenen vonden de kiesdrempel voor de provincieraad te hoog. Je zou bij wijze van boutade kunnen stellen dat je dat niet haalt als 7 van de 12 rechters niet werden voorgedragen door Groen of Ecolo. Maar het Hof heeft ons goed beluisterd. En sommige politieke zeden zijn toch ook verbeterd. Bij de recente benoemingen in de Raad van State heb ik kunnen vaststellen dat er over de partijgrenzen heen echt op wordt gelet dat kandidaten bijzonder gekwalificeerd zijn.” MARC BOSSUYT: “Er kunnen sterke ideologische overtuigingen bestaan bij de rechters van het Hof, maar die worden gecounterd door even sterke overtuigingen in de andere richting. Daarom ook ben ik terughoudend voor terugtrekkingen van een rechter uit de zetel. Het Hof zetelt steeds vaker met 12 rechters (het kan ook met 7 en in uitzonderlijke gevallen met 3, red.) Wanneer een beslissing met 12 rechters wordt genomen, kan niemand van hen nadien zeggen dat het met hem of haar anders was geweest. Als er een gevaar is voor de rechters van het Hof is het eerder maatschappelijk isolement. Als voorzitter zie je nog wel eens wat mensen, maar in tegenstelling tot wat sommigen denken, lopen politici de deur van de rechters van het Hof niet plat, noch omgekeerd. Door de scheiding der machten moeten rechters terughoudend zijn in hun contacten, terwijl het Grondwettelijk Hof wel de voeling met de maatschappij moet bewaren. Nu, vele rechters geven nog les aan de universiteit: dat is een goeie zaak.” CONCLUSIE Het panel vindt dat het Grondwettelijk Hof in zijn werking niet zo politiek gekleurd is als vaak wordt beweerd. De panelleden wijzen naar de media. De kwestie Arco, waarover het Grondwettelijk Hof besliste een prejudiciële vraag te stellen aan het Europees Hof van Justitie, komt ter sprake. Patrick Peeters: “Hoe kan de pers een beslissing toelichten als ze zelfs het wettelijk kader niet juist schetst?” Stefaan Van Hecke beaamt: “Het Grondwettelijk Hof heeft nu eenmaal die methodiek (zie volgend thema) en die is er mee op vraag van de politiek zelf. Het gevaar zit hem inderdaad eerder in de eenzaamheid van de functie. Als politicus kan je met iedereen spreken, als magistraat is grote terughoudendheid vereist.”
THEMA 3 SLAAF VAN EUROPA? STELLING: In echt gevoelige dossiers mist het Grondwettelijk Hof ruggengraat en stelt het telkens prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. MATTHIAS STORME: “De toonzetting van de
stelling vind ik fout, wat niet wegneemt dat er wel erg interessante zaken te vertellen zijn die ermee verband houden. Er zijn enerzijds de prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie en anderzijds de interpretatie van Belgisch recht in samenlezing met internationaal recht. Het Hof had een fundamenteel andere keuze kunnen maken waarvoor vele andere grondwettelijke hoven opteerden. Die kijken uitsluitend of de wet in overeenstemming is met de Grondwet. Zijn er andere problemen, dan spreken zij zich daarover niet uit, en ze laten er zich ook niet door beïnvloeden. Op die manier is een Grondwettelijk Hof de hoeder van de Grondwet en niet die van het EVRM noch van de EU. Desbetreffende vragen moeten dan door de bodemrechter worden gesteld. Akkoord: er zijn een aantal pragmatische redenen – proceseconomisch bijvoorbeeld – om dat in een aantal zaken anders te doen, maar dat werpt dan weer fundamentele vragen op over de verhouding tussen Grondwet en internationaal recht. In de zaken waarbij het Hof van Justitie in Luxemburg wordt geconsulteerd heb ik daar weinig problemen mee, omdat het vaak getuigt van een nuttige dialoog. Dat neemt niet weg dat er wel een probleem kan rijzen: wat als het Hof van Justitie ons verplicht om iets te doen wat eigenlijk ingaat tegen de Belgische Grondwet, die volgens mij nog altijd voorgaat omdat een land alleen binnen de grenzen van de Grondwet bevoegdheden aan de EU kan overdragen? Heel concreet zijn er al enkele zaken geweest waar het Grondwettelijk Hof een omweg heeft moeten nemen om onder het Europees Recht uit te raken. Ik denk aan de anti-witwaswetgeving, waar men een prejudiciële vraag heeft gesteld rond een bepaald aspect en het deksel op de neus kreeg. Men heeft het probleem dan opgelost op basis van een andere grond waardoor wij als balie uiteindelijk – en uiteraard terecht – gelijk hebben gekregen, maar eigenlijk werd het Europees Hof van Justitie zo onrechtstreeks een neus gezet. Ten tweede blijft er toch de kwestie of het Grondwettelijk Hof door de systematische samenlezing van onze grondwetsbepalingen met analoge bepalingen van internationaal recht het beschermingsniveau van bepaalde Belgische
grondrechten niet heeft verlaagd. Met name de vrijheid van vereniging en meningsuiting zijn zo verminderd.” PATRICK PEETERS: “Precies: de filosofie achter het EVRM was minimumstandaarden te installeren. Wat het stellen van prejudiciële vragen betreft, is het Grondwettelijk Hof alleszins kampioen in Europa en zal het dat nog lang blijven. Het Hof heeft zichzelf dat aangedaan. Anders dan in andere landen heeft men zich via de toetsing aan het gelijkheidsbeginsel tegelijk ook opgeworpen als de grote toetser aan het EU-recht. In het kader van de taakverdeling Hof van Justitie-Grondwettelijk Hof is men dan wel verplicht om die prejudiciële vragen te stellen, maar eigenlijk vloeit dat alles voort uit die uitbreidende rechtspraak waarover ik het eerder had. Nu, het Hof is er meen ik ook fier op dat het de uitspraken van het EHRM intensief incorporeert in zijn eigen rechtspraak. Het verwijst daar in vele arresten ook nadrukkelijk naar.” MARC BOSSUYT: “Het Hof is geen onderaannemer van Straatsburg en zelfs wat het Hof van Justitie betreft, gaat het ten slotte op 30 jaar tijd over 24 prejudiciële vragen. Die worden niet bij gebrek aan kennis of ruggengraat gesteld, maar meestal omdat ze gesteld moéten worden, bijvoorbeeld bij betwistingen over de geldigheid of de interpretatie van Europese verordeningen en richtlijnen. Ik blijf ook een groot voorstander van het samenlezen. De meeste mensenrechtenbepalingen in de Grondwet dateren uit 1831. Je kan niet anders dan die te toetsen in het licht van de hedendaagse samenleving. Mensenrechten - en dat is heel belangrijk - zijn per definitie universeel. Er zijn geen ‘Belgische’, ‘Europese’ of ‘VN’-mensenrechten. Sommige formuleringen kunnen weliswaar verschillen, maar de kern is gemeenschappelijk. Dus moét je gaan kijken naar de internationale verdragen die België binden. Een andere kwestie is dat het probleem in Straatsburg er eerder in bestaat dat dat Hof al te extensief interpreteert. Het is de taak van dat Hof om na te gaan of de wetgeving en rechtspraak van de verdragstaten in overeenstemming zijn met het EVRM en niet om hun beoordeling in de plaats te stellen van de nationale instanties.” STEFAAN VAN HECKE: “Ik zie in dit alles ook een opdracht voor het parlement. Het ergert mij enorm dat de commissie wetsevaluatie – die nochtans op de hoogte is van alle problemen inzake wetgeving – niet functioneert bij gebrek aan belangstelling.”
CONCLUSIE Een verschil in visie tussen de academici. Marc Bossuyt is gewonnen voor het samenlezen, maar waarschuwt voor het overmatige ‘dynamisme’ van het EHRM. Matthias Storme: “In de praktijk zijn er hoe dan ook heel wat arresten te vinden die niet in het oog springen waar eigenlijk wordt gesteld dat men sommige vrijheden mag inperken wanneer dat nodig is op basis van allerlei andere grondrechten. Het gaat dan over beperkingen die niét in de Belgische Grondwet staan. Door de praktijk van samenlezing, kan er dus een neerwaartse spiraal ontstaan.”
21
BEROEP AD REM DOORGELICHT
THEMA 4 NA DE EERSTE OORLOG MET CASSATIE, SINDS DECEMBER DE TWEEDE STELLING: Voor de rechtseenheid en voor de rechtzoekenden zou één opperste gerechtshof te verkiezen zijn als remedie tegen een mogelijke guerre des juges tussen het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad van State. Er is geen hiërarchie. STEFAAN VAN HECKE: “GRECO (The Group of
States against Corruption, red.), een onderdeel van de Raad van Europa, heeft zopas vastgesteld dat niemand in dit land kan zeggen hoeveel administratieve rechtscolleges er zijn. Dus kan GRECO ook niet nagaan hoe de magistraten ervan worden benoemd, waar de waarborgen van onafhankelijkheid zitten, enz. Dat is een hallucinant probleem, want die colleges zijn politiek benoemd tot en met, en werken tergend traag. Dat oplossen lijkt me belangrijker en urgenter dan de drie hoogste rechtscolleges samen te voegen.” PATRICK PEETERS: “Zoals in de stelling zit vervat is er sinds 15 december vorig jaar opnieuw een probleem tussen het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie. Om daarbij duiding te geven: vroeger had het parlement schrik van een gouvernement des juges, en wilde het daarom niet dat de wet werd getoetst aan de Grondwet. Tot in ’71 het Hof van Cassatie, op conclusie van procureur-generaal bij het Hof van Cassatie Ganshof van der Meersch, toeliet dat élke rechter de wet mocht toetsen aan rechtstreeks werkende verdragsbepalingen. Dat noemt men het diffuus systeem. Na de staatshervorming moest er echter arbitrage mogelijk zijn om toe te zien op de naleving van de bevoegdheidsverdeling door de federale en deelstatelijke wetgevers. Daarom heeft men in 1980 het Grondwettelijk Hof opgericht, dat het monopolie kreeg om de wet te toetsen aan de Grondwet. Een centraal systeem van grondwetstoetsing werd zo gecombineerd met een diffuus systeem van toetsing aan verdragsbepalingen met rechtstreekse werking. Nu blijkt dat sommigen bij het Hof van Cassatie dat nooit goed verteerd hebben, ook al was de strijdbijl begraven met artikel 26.4 van de Bijzondere Wet op het Grondwettelijk Hof dat bepaalt dat men eerst dat Hof moet horen en zich loyaal moet voegen naar de uitspraak ervan wanneer toetsing aan analoge grondrechten in het geding is. Dat is in december Extra pagina
AdRem 02/2015
niet gebeurd en Cassatie baseert zijn eigen toetsingsbevoegdheid op de zogeheten FrancoSuisse Le Ski-uitspraak uit 1971, nota bene uit de tijd dat het Grondwettelijk Hof nog niet bestond. Je stelt hiermee opnieuw een systeembotsing vast. Eigenlijk is een spook uit een grauw verleden opgedoken.” STEFAAN VAN HECKE: “Voor mij is het logisch dat elke macht zijn waakhond heeft, elk met een andere finaliteit, vandaar dat de samenstelling anders is. Ik weet dat er een probleem is, maar eigenlijk zou ik de details van het conflict verder willen kennen.” MARC BOSSUYT: “Het gaat over pensioenen van vreemdelingen. De wet zegt dat een vreemdeling die in België een pensioen geniet dat bij terugkeer naar zijn land verliest, tenzij dat land aan Belgen in dezelfde omstandigheden ook een pensioen uitkeert. Een pure reciprociteits- en gelijkheidskwestie dus. Het Grondwettelijk Hof oordeelde na samenlezing met de verdragsbepalingen dat er geen discriminatie was, maar een Franstalige kamer van het Hof van Cassatie, samengesteld uit vijf raadsheren, heeft zich niet gevoegd naar dat arrest. Zelfs al aanvaard ik dat het Grondwettelijk Hof, zoals elk rechtscollege, zich zou kunnen vergissen, dan komt het laatste woord toe aan het Hof van Straatsburg en niet aan het rechtscollege dat de vraag heeft gesteld, ook al is dat het Hof van Cassatie. Dat laatste verwijst in zijn arrest zelfs niet naar dat van het Grondwettelijk Hof, noch analyseert het de rechtspraak van het EHRM in tegenstelling tot het arrest van het Grondwettelijk Hof. Naar mijn mening kan dat juridisch niet. Twee hoge rechtscolleges kunnen over hetzelfde beginsel geen tegengestelde beslissingen nemen en allebei gelijk hebben. Ik kom terug op wat ik zei over mensenrechten: er is discriminatie of er is geen discriminatie. Het kan zijn dat een rechter nog enige marge heeft na een uitspraak van het Grondwettelijk Hof, maar niet over de vraag of er wel of niet discriminatie is. Het is onbegrijpelijk dat het hoogste rechtscollege van de rechterlijke macht dat doet. Nu worden Belgen met pensioenaanspraken in het buitenland gediscrimineerd door die uitspraak. Eén federale hoogste rechtbank is echter niet de oplossing. Het zou snel een grote warboel worden. Het volstaat dat de verwijzende rechter, wanneer hij een vraag stelt aan het Grondwettelijk Hof, zich voegt naar het antwoord dat daarop wordt gegeven.”
MATTHIAS STORME: “Ook al vind ik in theorie
het diffuse model beter, toch ben ik blij dat er, gegeven alle historische achtergrond, een apart Grondwettelijk Hof in ons land is gekomen. Hierdoor zijn zeker een aantal ongelijkheden weggewerkt, niet in het minst communautair. Maar mijn antwoord is genuanceerd, omdat er lacunes in de bescherming van de Grondwet zijn geslopen door de beperking van de bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof tot wetten, decreten en ordonnanties. Er zijn te veel overheidshandelingen die ontsnappen aan de grondwettigheidscontrole omdat ze noch tot de bevoegdheid van de Raad van State noch tot die van het Grondwettelijk Hof behoren en waaraan je ook via het subjectief contentieux niet aan kan. Beslissingen van het parlement die geen wetten zijn kan je niet toetsen, denk aan het reglement van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Nog frappanter zijn de reglementen van de rechtbanken. In elk reglement van de rechtbanken van eerste aanleg staat nochtans een bepaling die me mateloos stoort. De verdeling van de strafzaken over de kamers wordt door de voorzitter beslist op voorstel van het Openbaar Ministerie. Als ik
in een strafzaak pleit, is het dus mijn tegenstander die voorstelt voor welke rechter een zaak komt. Dat is manifest in strijd met de wapengelijkheid zoals bepaald in de Grondwet, maar er is geen mogelijkheid om dat voor de rechter te brengen. De grondwetsbepalingen die rechtstreeks moeten worden toegepast, zoals het recht op een jury bij politieke misdrijven, zijn paradoxaal genoeg die die het minst beschermd worden. Daarvoor heb ik zowat 150 keer om een prejudiciële vraag verzocht, maar men weigert systematisch de zaak voor te leggen aan het Grondwettelijk Hof.” MARC BOSSUYT: “Ik kan alleen maar hopen dat het Hof van Cassatie tot inzicht komt dat het evenwicht zoals nu geregeld in de bijzondere wet, loyaal wordt gerespecteerd. Weliswaar zei Andersen, de eerste voorzitter van de Raad van State (waarmee het Grondwettelijk Hof voor alle duidelijkheid niet het minste probleem ooit heeft gehad), treffend in de Senaat dat geen enkele wetsbepaling grensincidenten en schermutselingen kan verhinderen, maar wanneer er geen loyale toepassing is, verstoort men een in ons land zo belangrijk evenwicht.”
CONCLUSIE Een zorgelijke vaststelling: het natuurlijke evenwicht waarin de rechterlijke macht de wetten interpreteert zoals de wetgever dat heeft gewild en het Grondwettelijk Hof nagaat of dat wat de wetgever heeft gewild wel mag volgens de Grondwet, lijkt volkomen verstoord. Stefaan Van Hecke vindt het gebeurde een slechte zaak voor de democratie maar is niet bijzonder verbaasd en verwijst naar de kleine ingrepen die gebeurden bij de laatste staatshervorming. Zo mag bij een vernietiging door de Raad van State de Raad voortaan ook de schade bepalen. “Dat heeft vanuit het Hof van Cassatie voor ongelooflijk lobbywerk tégen gezorgd.” Cynische vaststelling: de federale loyauteit geldt blijkbaar overal, behalve tussen de hoogste rechtscolleges.
Extra pagina
AdRem 02/2015