STUDIEGIDS 2015-2016
Pedagogiek
DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS
DEELTIJD
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .................................................................................................................................... 3 Inleiding ................................................................................................................................................ 5 Deel 1: Studiegids ................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 1.1
Visie op het onderwijs .................................................................................................. 7
Uitgangspunten van het onderwijs ...................................................................................... 7
Hoofdstuk 2
Lesdagen en vakanties .............................................................................................. 10
2.1
Lesdagen en lestijden ........................................................................................................ 10
2.2
Jaarplanning studiejaar 2015-2016 ................................................................................... 11
Hoofdstuk 3
Doelen van de opleiding ............................................................................................ 12
3.1
Waar de Sociale Studies voor opleiden ............................................................................ 12
3.2
De opleidingen in het domein Sociale Studies .................................................................. 13
3.3
Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen ........................................................ 14
3.4
Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties .............................................................. 15
3.5
Waar kun je werken? ......................................................................................................... 18
Hoofdstuk 4
Opbouw van de opleiding .......................................................................................... 19
4.1
Onderwijsaanbod Pedagogiek ........................................................................................... 20
4.2
Drie opleidingsniveaus ...................................................................................................... 20
4.3
Opleidingsvarianten, uitstroomprofielen en PLUS-traject ................................................. 24
4.4
Praktijk als leerbron ........................................................................................................... 25
4.5
Minoraanbod van de opleiding .......................................................................................... 29
4.6
Tentamens, integrale toetsen en examens ....................................................................... 30
4.6.1
Tentamens ......................................................................................................................... 31
4.6.2
Integrale toetsen ................................................................................................................ 32
4.6.3
Examens ............................................................................................................................ 32
4.7
Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie..................................... 32
4.8
Toetsprogramma ............................................................................................................... 33
4.9
Aanwezigheidsregeling ...................................................................................................... 34
Hoofdstuk 5
Studieloopbaanbegeleiding ....................................................................................... 36
Hoofdstuk 6
Praktische informatie ................................................................................................. 37
Hoofdstuk 7
Interne organisatie ..................................................................................................... 39
7.1
Faculteiten, domeinen en instituten ................................................................................... 39
7.2
FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau............................. 39
7.3
Overleg en communicatie op instituutsniveau ................................................................... 43
7.4
Examencommissie en Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden) .......................... 43
7.5 Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) .................................................................................................................. 44 7.6
Kwaliteitszorg op instituutsniveau...................................................................................... 46
Hoofdstuk 8
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau ....................................... 48
8.1
Voorzieningen op locatie Kapittelweg................................................................................ 48
8.2
Studentenondersteuning ................................................................................................... 50
8.3
Studenteninformatievoorziening ........................................................................................ 53 3
8.4
Overige voorzieningen ....................................................................................................... 54
8.5
Taalondersteuning ............................................................................................................. 56
8.6
Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte ................................................. 57
Bijlage bij deel 1: Kernkwaliteiten ten behoeve van het beroep, competenties en beoordelingscriteria Opleiding Pedagogiek ........................................................................................................................ 60 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens .......................................................... 64 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs .................................................................................................. 65 Hoofdstuk 1
Curriculumoverzichten ............................................................................................... 66
1.1
Samenstelling propedeutische fase (deeltijd) .................................................................... 66
1.2
Samenstelling postpropedeutische fase (deeltijd) ............................................................. 67
Hoofdstuk 2
Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen Propedeutische fase ............... 68
2.1.1
Onderwijseenheden deeltijd, niveau 1, studiejaar 1 .......................................................... 68
2.1.2
Onderwijseenheden niveau 1, studiejaar 1, voor studenten gestart in februari 2015 ....... 78
2.2
Integrale toets niveau 1, voor studenten gestart in februari 2015 ..................................... 85
Hoofdstuk 3
Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase ......... 87
3.1.1
Onderwijseenheden, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2 ......................................................... 87
3.1.2
Onderwijseenheden, deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4 ................................................. 99
3.2.1
Integrale toets deeltijd, niveau 2 ...................................................................................... 110
3.2.2
Integrale toets deeltijd, niveau 3 ...................................................................................... 111
Hoofdstuk 4
Verkorte programma’s ............................................................................................. 113
Hoofdstuk 5
Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Pedagogiek ..................................... 114
Hoofdstuk 6
Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad ..................... 115
Hoofdstuk 7
Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad ..................................................................... 116
Bijlagen ................................................................................................................................................ 117 Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut ..................................................... 118 Bijlage 2: Relevante namen en adressen ........................................................................................ 125 Bijlage 3: Plattegrond ....................................................................................................................... 128
4
Inleiding Deze studiegids is onderdeel van het Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) (deel 1 en 3). In deel 1 van deze studiegids vind je informatie over de deeltijdopleiding Pedagogiek. Naast de opbouw van het onderwijs wordt beschreven welke beroepstaken en competenties in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. In deel 3 vind je onder meer een beschrijving van de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van de opleiding. Je kunt het Opleidingsstatuut vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN Insite. We wensen je veel succes én veel plezier bij je studie.
5
Deel 1: Studiegids
6
Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs 1.1
Uitgangspunten van het onderwijs
Beroepsonderwijs In elke opleiding van de hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar. Maar je leert meer. Je doet gedurende de opleiding niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij / het werkveld heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis, een professionele houding en vaardigheden aan die je helpen om je werk als professional goed te doen en om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Als je dat bereikt, ben je bekwaam (competent) voor het beroep. Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld. Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er wordt gevraagd van afgestudeerden; vorm en inhoud van het onderwijs zijn permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Leren via beroepstaken Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. “Hele” taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten maar door jou steeds in zijn totaal wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties. Theorie en praktijk vormen de basis van je studie bij de HAN. De toepassing van de theorie in de dagelijkse praktijk staat daarbij centraal. In de opleiding werk je aan opdrachten die rechtstreeks aan de praktijk zijn ontleend. Je oefent ook in de praktijk zelf met de beroepstaken uit de praktijk. Wij richten ons daarom op realistische beroepstaken. Door te werken met beroepstaken die representatief zijn voor het beroep, ontwikkel je in de loop van de opleiding de competenties waarmee je na het behalen van je bachelordiploma als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau kunt werken. De competenties en de beroepstaken komen door de hele opleiding als een rode draad terug, steeds op een hoger niveau. De opleidingsniveaus vind je in paragraaf 4.2 van deel 1. Creatief profiel De opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening heeft een creatief profiel. In de opleiding − en straks in je beroep − zijn spel, kunstzinnige en/of sportieve middelen en activiteiten belangrijk bij de hulpverlening of ondersteuning aan cliënten. Creatieve vorming is daarom een van de competenties voor je toekomstige beroep. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Je leert in de opleiding hoe je door een actieve inzet optimaal kunt leren en je leert vaardigheden die je helpen om − ook na je studie − te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Aan het einde van je opleiding verwachten we meer zelfsturing van je dan aan het begin. Logisch, want het is natuurlijk de bedoeling dat je groeit in je ontwikkeling. Uiteindelijk ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen groeiproces, maar waar nodig staat je studieloopbaanbegeleider (deeltijd/duaal: leercoach) je met raad en daad terzijde. Zelfsturing gaat over HOE je leert (steeds zelfstandiger) en over WAT je leert: het kiezen van de inhoud. Verderop kun je lezen welke keuzemogelijkheden er zijn.
7
Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan eigen profilering. Voor excellente studenten zijn er mogelijkheden om extra onderwijs te volgen in de vorm van een extra minor of extra onderwijseenheden. Zie ook: Onderwijs en Examenregeling, Artikel 3.7 Uitbreiding studielast. Uitstroomprofielen Studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Pedagogiek (PED) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) die geïnteresseerd zijn in de geestelijke gezondheidszorg, de gehandicaptenzorg of in de jeugdzorg kunnen kiezen voor een uitstroomprofiel. Middels een uitstroomprofiel worden studenten niet alleen breed opgeleid maar ook specifiek toegerust voor een baan in een bepaald werkveld. Bij MWD kan je het uitstroomprofiel GGZ-agoog of het uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen. Bij PED kan je het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg of het uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen. Bij SPH kan je het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg of het uitstroomprofiel GGZ-agoog of het uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen. Zie voor meer informatie paragraaf 4.3 van deel 1. Internationale oriëntatie De sociale opleidingen willen professionals afleveren die in staat zijn om te gaan met culturele diversiteit en die hun beroep in internationaal perspectief kunnen ontwikkelen, zowel wanneer deze professionals werkzaam zijn in eigen land als in het buitenland. Onderdeel van je opleiding is dan ook dat je je voorbereidt op een steeds intercultureler wordende beroepspraktijk. Wanneer je in je opleiding tot sociale professional een oriëntatie aangeboden krijgt op de internationale aspecten van je toekomstige beroep en/of ook vanuit een internationaal perspectief naar je beroep leert kijken, maakt dat jou een betere en kritischer professional. Een blik op het buitenland is noodzakelijk, omdat kennis en ervaring vanuit het buitenland het handelen vanuit je eigen cultuur relativeert. Ook leidt het ertoe dat je als reflectieve professional flexibeler bent en meer open kunt staan voor feedback. Kennis over en ervaring met het sociale beroep in andere landen helpen je om kritisch te kijken naar het beroep in Nederland en stimuleren je om actief te zoeken naar innovaties. Internationalisering en interculturalisering komen in je opleiding op verschillende manieren aan bod. Er is in het onderwijs ruimte gemaakt voor kennis van de internationale context van het beroep. Je krijgt te maken met internationale casuïstiek, anderstalige literatuur, internationale gastdocenten en uitwisseling met buitenlandse studenten. Deze uitwisseling vindt bijvoorbeeld plaats in een international classroom, maar ook in de International Week voor tweedejaars studenten en op de World Social Work Day, die beide jaarlijks georganiseerd worden. Deze uitwisseling kan ook ‘online’ plaatsvinden: via Collaborative Online International Learning is het bijvoorbeeld mogelijk om met studenten van internationale universiteiten en hogescholen samen te werken aan opdrachten. Daarnaast is er uiteraard de mogelijkheid om een deel van je stage en / of studie (bijvoorbeeld de minor) in het buitenland te volgen. International Week. In studiejaar 2015-2016 wordt de International Week georganiseerd van 2 tot en met 5 februari 2016. Het doel van deze International Week is om jou in contact te brengen met de internationale context van het sociale werk. Tijdens deze week wordt alle tweedejaars studenten een programma aangeboden vol lezingen en workshops over internationale ontwikkelingen in het werkveld, cultuurverschillen, (internationale) organisaties en de door hen gebruikte methoden. Deze lezingen en workshops worden verzorgd door (internationale) gastdocenten. Daarnaast wordt er een uitwisseling tussen eigen studenten en internationale studenten tot stand gebracht. Om te zorgen dat je volop van deze week kunt leren, heeft je opleiding een opdracht gekoppeld aan de International Week. Instructie ontvang je in een voorbereidende bijeenkomst en de week wordt afgesloten met een presentatie van de resultaten. World Social Work Day. De World Social Work Day is op dinsdag 15 maart 2016. De World Social Work Day wordt internationaal gevierd. Het is een dag in het jaar waarin we stilstaan bij de verworvenheden en successen van het sociaal werk. Ook jouw opleiding besteedt hier aandacht aan en organiseert jaarlijks samen met de andere sociale opleidingen voor haar studenten en docenten
8
een World Social Work Day-debat. In verschillende vormen gaan studenten, docenten en professionals uit de praktijk in gesprek over belangrijke thema’s en ontwikkelingen in het sociaal werk. Onderwijsleergemeenschappen De opleidingen werken aan het inrichten van onderwijsleergemeenschappen. Dit zijn kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld samen een optimale leeromgeving voor de studenten realiseren. Zo’n leeromgeving is uitdagend en stimulerend: studenten, docenten, lectoren en werkveld gaan samen actief op zoek naar actuele ontwikkelingen in het werkveld en het beroep en de rol van de professional daarin. De onderwijsleergemeenschap zoekt uit hoe studenten zich daarop goed kunnen voorbereiden en hoe docenten en praktijkbegeleiders hen daarbij kunnen ondersteunen. Er bestaan onderwijsleergemeenschappen binnen lectoraten, waarin studenten, docenten, professionals uit het werkveld en lectoren onderzoek doen rondom een gemeenschappelijk thema. Bijvoorbeeld het project HAN BOOTcamp waarin op locatie gewerkt wordt aan wijk- en buurtverbeteringen. Sinds studiejaar 2013-2014 is een onderwijsleergemeenschap voor deeltijdstudenten, docenten en werkveld ingericht. Toetsing en beoordeling Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat hij zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben als basis een omvang van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. Studieloopbaanbegeleiding(voltijd) / Leercoaching (deeltijd/duaal) De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN onderwijs. De studieloopbaanbegeleider (voltijd) / leercoach (deeltijd) helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of functiebeperking. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren. Een bijzondere taak van de studieloopbaanbegeleider is het ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding. Wat wordt van de student gevraagd De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent en je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt.
9
Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties 2.1
Lesdagen en lestijden
Eerste jaar, ingestroomd op 1-2-2015 heeft de lesdag op vrijdag. Eerste jaar per 1-9-2015 heeft de lesdag op dinsdag. Tweede jaar per 1-9-2015 heeft de lesdag op donderdag. Derde jaar per 1-9-2015 heeft de lesdag op donderdag. Vierde jaar per 1-9-2015 heeft de lesdag op woensdag. Lesdagen kunnen duren van 8.45-18.15 uur. De studenten die op 1-9-2015 in het eerste jaar starten hebben les van 9.30-16.45 uur. Zie voor vakanties het jaarrooster HAN hieronder. Standaardoverzichten van lesuren en lestijden Lesuur Lestijd 0
08:00
08:45
1
08:45
09:30
2
09:30
10:15
pauze 3
10:30
11:15
4
11:15
12:00
5
12:00
12:45
6
12:45
13:30
7
13:30
14:15
8
14:15
15:00
pauze 9
15:15
16:00
10
16:00
16:45
11
16:45
17:30
12
17:30
18:15
13
18:15
19:00
14
19:00
19:45
15
19:45
20:30
16
20:30
21:15
17
21:15
22:00
10
2.2
Week
Jaarplanning studiejaar 2015-2016 Datum
P/week
Onderwijsweek
Bijzonderheden
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
17-aug-15 start 1 24-aug-15 start 2 31-aug-15 1.1 3 7-sep-15 1.2 4 14-sep-15 1.3 5 21-sep-15 1.4 6 28-sep-15 1.5 7 5-okt-15 1.6 8 12-okt-15 1.7 9 19-okt-15 1.8 10 26-okt-15 herfstvakantie 2-nov-15 1.9 11
46
9-nov-15
2.1
12
47
16-nov-15
2.2
13
48 49 50 51 52 53 1 2 3 4
23-nov-15 2.3 14 30-nov-15 2.4 15 7-dec-15 2.5 16 14-dec-15 2.6 17 21-dec-15 kerstvakantie 28-dec-15 kerstvakantie 4-jan-16 2.7 18 11-jan-16 2.8 19 18-jan-16 2.9 20 25-jan-16 2.10 21
Kerstmis, vrijdag 25 + zaterdag 26 december Nieuwjaar, vrijdag 1 januari 2016
5
1-feb-16
Start 2e semester. International Week
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
8-feb-16 15-feb-16 22-feb-16 29-feb-16 7-mrt-16 14-mrt-16 21-mrt-16 28-mrt-16 4-apr-16 11-apr-16
16
18-apr-16
4.1
32
17
25-apr-16
4.2
33
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 - 33 34
2-mei-16 meivakantie 9-mei-16 4.3 34 16-mei-16 4.4 35 23-mei-16 4.5 36 30-mei-16 4.6 37 6-jun-16 4.7 38 13-jun-16 4.8 39 20-jun-16 4.9 40 27-jun-16 4.10 41 4-jul-16 afsluit 42 11-jul-16 afsluit 43 18-jul-16 zomervakantie 22-aug-16 start 1
3.1
22
voorjaarsvakantie 3.2 23 3.3 24 3.4 25 3.5 26 3.6 27 3.7 28 3.8 29 3.9 30 3.10 31
Herkansingen / opstart HAN-Introductie Start 1e semester
24 t/m 1 november
Carnaval 7 t/m 9 februari
World Social Work Day: dinsdag 15 maart Goede vrijdag, 25 maart Pasen, zondag 27 + maandag 28 maart
Koningsdag, woensdag 27 april Bevrijdingsdag + Hemelvaartsdag, donderdag 5 mei Pinksteren, zondag 15 + maandag 16 mei
Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting Herkansingen / opstart
11
Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding 3.1
Waar de Sociale Studies voor opleiden 1
De HAN verzorgt 6 opleidingen voor sociale professionals: Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijke werk en Dienstverlening (MWD), Sociaal Pedagogische hulpverlening (SPH), Pedagogiek, Creatieve Therapie opleidingen (CTO) en Toegepaste Psychologie (TP). Grofweg zijn deze HAN-opleidingen als volgt te kenmerken 2: CMV, MWD en SPH) hebben een lange traditie als sociaal-agogische ofwel ‘social work-opleidingen‘. Later heeft pedagogiek (met als kern educatie / opvoedkunde) zich daarbij gevoegd. De opleidingen Creatieve Therapie en Toegepaste Psychologie hebben ‘social work’ mede als basis, maar kennen daarnaast een sterke gerichtheid op een geheel eigen beroepsdomein (CTO) of body of knowledge (TP). In de beroepspraktijk kunnen afgestudeerden van de Sociale Studies van de HAN te maken krijgen met onderwerpen op het brede terrein van de zorg en welzijn in diverse settingen, van straathoek, sportclub, wijkcentrum en arbeidsorganisaties tot instellingen voor langdurige zorg en (psychiatrische) ziekenhuizen. Regelmatig zullen zij samenwerken met werkers die zijn opgeleid bij studies op het terrein van de (para)medische gezondheidszorg. Het sterkst geldt dit voor creatief therapeuten en toegepaste psychologen. Sociale professionals richten zich op het bevorderen van de kwaliteit van leven van mensen in hun sociale omgeving: gezin/familie, vrienden, buurt, en samenleving. De internationale definitie van sociaal werk uit 2014 stelt het zo: Het doel van sociale professionals is om mensen in staat te stellen hun mogelijkheden ten volle te ontwikkelen, hun leven te verrijken en sociale problemen te voorkomen. Het sociale werk is voortgekomen uit humanitaire en democratische idealen. Het is gebaseerd op mensenrechten en streven naar gelijkheid, waarde en waardigheid voor alle mensen en sociale rechtvaardigheid. De sector zorg en welzijn is voortdurend in beweging onder invloed van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. In het tweede decennium van de 21e eeuw voltrekken zich in Nederland een aantal ingrijpende veranderingen, die zijn vastgelegd in vier wetten: de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), de Wet Langdurige Zorg, de Participatiewet en de Wet op de Jeugdzorg. Veranderingen in de samenleving en de noodzaak om sociale ondersteuning en hulpverlening betaalbaar te houden hebben geleid tot deze wetten, die het einde van de verzorgingsstaat betekenen. Het streven is zo groot mogelijke zelfregie en volwaardige participatie voor alle mensen. Daarbij wordt een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid en onderlinge ondersteuning in de eigen omgeving. In de (para)medische gezondheidszorg zien we soortgelijke ontwikkelingen om mensen zo min mogelijk afhankelijk te maken van professionele zorgverlening. Preventie, ofwel: voorkomen dat mensen zorg of ondersteuning nodig hebben, is een steeds belangrijker aandachtsgebied waarop de sociale en (para)medische professionals samenwerken. De bedoelingen van de nieuwe wetten passen bij de uitgangspunten van sociale professionals zoals die verwoord zijn in de internationale definitie van sociaal werk en in de beroepsprofielen van creatief therapeuten en toegepast psychologen. Als deskundigen op het gebied van interactie tussen mensen en hun omgeving hebben sociale professionals de opdracht om deze bedoelingen te realiseren. Sociale professionals weten dat zij oog moeten hebben voor de mogelijkheden en de grenzen van de nieuwe werkwijzen. Ontwikkelingen in de samenleving kunnen voor individuen en groepen mensen verschillend uitpakken, al naar gelang hun mogelijkheden en beperkingen, hun gezondheid, hun sociale en economische omstandigheden en hoe zij geleerd hebben daarmee om te gaan. Door internet en sociale media zijn kennis en informatie steeds makkelijker bereikbaar voor steeds meer mensen. Veel mensen worden mondiger en willen meer zeggenschap over hun eigen leven en nemen zelf kleinschalige sociale initiatieven in buurt of wijk, zoals bijvoorbeeld: Bronnen: Gezondheidsraad (2014). Sociaal werk op solide basis. Den Haag: Gezondheidsraad. Publicatie nr. 2014/21. International Federation of Social Work (2014). Definition of Social Work. Ontleend aan: http://ifsw.org/policies/definition-ofsocial-work/ Verkenningscommissie HSAO (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen. 2 Verkenningscommissie HSAO (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen, pp. 13-14. 1
12
-
het opzetten van onderlinge uitruil van diensten, bijvoorbeeld klusjes in huis, boodschappen, invullen van formulieren, gezelschap, advies bij opvoedingsvragen; het opzetten van een ontmoetingsplek of een sportmiddag voor jongeren; initiatieven die buurtgenoten met elkaar in contact brengen zoals een buurtquiz, een telefooncirkel, een wandeling of excursie. vrijwilligerswerkplaatsen voor het opdoen van werkervaring voor (langdurig) werklozen; coaching door vrijwilligers voor vroegtijdige schoolverlaters, voor mensen met schulden of voor ex-gedetineerden; lotgenotencontacten tussen (psychisch) zieken of verslaafden.
De rol van de sociale professional die in de wijk werkzaam is, is veranderd van de organisator van dergelijke activiteiten naar ondersteuner van groepen mensen die zelf sociale initiatieven uitvoeren. Een minder gewenst effect van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is dat technologische veranderingen en het grotere beroep op zelfregie de samenleving ook ingewikkelder en complexer maken. Voor kwetsbare mensen is het daardoor lastiger om volwaardig mee te doen wat betreft opleiding, betaald werk, (openbaar) vervoer en culturele voorzieningen. Zij worden minder zelfredzaam en moeten meer beroep op anderen doen. Als het hen niet lukt om deze hulp in hun eigen omgeving te krijgen kunnen zij niet volwaardig meedoen en lopen kans te vereenzamen. In deze gevallen is individuele professionele hulp nodig om aansluiting bij de eerder genoemde buurt- en wijkinitiatieven te vinden. Soms krijgen mensen te maken met een opeenstapeling van problemen waarvoor onderlinge hulp in de buurt niet toereikend is. Ook dan speelt professionele ondersteuning een rol, waarbij zoveel mogelijk zelfregie en onafhankelijkheid van die professionele ondersteuning het doel blijft. Deze sociale ondersteuning is gericht op het tijdig signaleren van problemen, op een snelle aanpak en op voorkomen van erger. Gaat het om complexe gezins- en opvoedingsproblemen dan is het motto: één gezin, één plan, één regisseur, om te zorgen dat de verschillende problemen in samenhang worden aangepakt. Deze sociale ondersteuning speelt zich vooral af in buurten en wijken, vanuit sociale wijkteams of andere voorzieningen. De sociale professionals schakelen daarbij zoveel mogelijk de mensen uit de eigen omgeving in. Het kan gaan om tijdelijke ondersteuning, maar ook om langer durende ondersteuning, bijvoorbeeld nazorg om terugval te voorkomen of ondersteuning bij chronische problematiek. Als de complexiteit van de problematieken het vraagt, zal de professional uit het wijkteam doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp, bijvoorbeeld bij ernstige beperkingen of (geestelijke) gezondheidsproblemen. Een groot deel van creatieve therapie is gericht op dergelijke specialistische behandeling. Ook bij gespecialiseerde hulp is het streven deze zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld aangehaakt aan een wijkteam, een huisartsenpraktijk of een (behandel)team dat in de wijk werkt. Sociale ondersteuning of behandeling is meestal vrijwillig, maar kan ook in een gedwongen kader plaatsvinden, bijvoorbeeld bij gedwongen opname in de psychiatrie of bij justitiële maatregelen. 3.2
De opleidingen in het domein Sociale Studies
De meeste van de hierboven beschreven wetten zijn per 1 januari 2015 ingegaan. Hoe de veranderingen zullen uitpakken is nog niet bekend. Studenten van de sociale studies van de HAN zullen tijdens hun opleiding meewerken aan het invullen, het volgen en waar nodig verbeteren van de ingezette veranderingen. Daarbij zullen zij onderling samenwerken met studenten van de andere sociale opleidingen (vooral de studenten CMV, MWD, SPH en Pedagogiek) en met studenten van verwante opleidingen uit het domein gezondheidszorg. Het is mogelijk dat de ontwikkelingen in het werkveld zullen leiden tot een andere indeling van de sociale studies. Voorlopig hanteren we nog de indeling in 6 opleidingen, met elk hun eigen opleidingsprofiel. Een korte typering van de sociale opleidingen van de HAN: •
Creatieve therapie Opleidingen (CTO) (beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie). De professionals behandelen mensen met ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische problemen, psychosociale problemen en somatische klachten.
13
•
Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV). De professionals ontwerpen en organiseren programma’s die mensen activeren, ondersteunen en verbinden waardoor zij in staat zijn deel te nemen aan het maatschappelijke en culturele leven.
•
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). De professionals begeleiden mensen bij psychosociale en materiële problemen. Soms één op één, maar vaak ook groepsgewijs of samen met het netwerk van mensen zelf en/of vrijwilligers. Zij zijn gericht op het versterken van de eigen kracht van mensen en op het vergroten van de sociale kwaliteit van de maatschappij als geheel.
•
Pedagogiek. De professionals houden zich bezig met opvoedingsvraagstukken, ondersteunen en begeleiden daarbij zowel jeugdigen als ouders en andere betrokkenen.
•
Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). De professionals zijn sleutelfiguren die mensen met zeer uiteenlopende problematiek ondersteunen in het vormgeven van het dagelijks leven, gericht op een zinvol bestaan en maatschappelijke participatie.
•
Toegepaste Psychologie (TP). De professionals ondersteunen en begeleiden mensen en organisaties systematisch door: gedrag te beoordelen met behulp van psychodiagnostiek en assessment, gedrag te beïnvloeden door coaching en training met behulp van psychologische interventies, en de beroepspraktijk te verbeteren door praktijkgericht onderzoek te doen.
3.3
Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen
Welke opleiding je op de HAN ook volgt, tijdens je studieloopbaan ontwikkel je je beroepscompetenties in ieder geval tot het niveau dat is vastgelegd in de zogeheten Dublindescriptoren (DD), de internationale normen voor het hoger onderwijs. In je opleiding zijn deze descriptoren verwerkt in de beoordelingscriteria van de verschillende competenties. Descriptor 1: Kennis en inzicht • Kennis en inzicht hebben in het vakgebied waarin je wordt opgeleid. • Kennis hebben van recente ontwikkelingen op je vakgebied. Descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht • Kennis en inzicht op je vakgebied op professionele wijze kunnen toepassen. • Argumentaties voor het oplossen van complexe problemen op je vakgebied kunnen opstellen en verdiepen. Descriptor 3: Oordeelsvorming • Relevante gegevens (op je vakgebied) kunnen verzamelen en interpreteren. • Relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten kunnen afwegen in je oordeelsvorming. Descriptor 4: Communicatie • Informatie, ideeën en oplossingen kunnen overbrengen op zowel specialisten als leken op je vakgebied. • Sociaal en communicatief handelen. • Multidisciplinair samenwerken. Descriptor 5: Leervaardigheden • De leervaardigheden bezitten om je zelfstandig verder te ontwikkelen en te scholen. • Reflecteren op je eigen handelen.
14
3.4
Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties
Eindkwalificaties van de opleiding pedagogiek: beroepscontext en competenties Om de studie Pedagogiek succesvol af te ronden, ga je op verschillende manieren aan de slag. Je leert de diverse aspecten van het vak − de beroepstaken − onder de knie te krijgen. Beroepstaken vormen een belangrijk onderdeel van het HAN-onderwijs. Beroepstaken zijn complexe, hele taken uit de beroepspraktijk, waaraan het beroep integraal geleerd kan worden. Het programma van Sociale Studies deeltijd als integrale sociaal werk opleiding wordt breed ingevuld en sluit aan bij de actuele beroepspraktijk. De benaming van de beroepstaken wijkt af bij DT ten opzichte van de voltijd door het meer generieke karakter van het onderwijs, wat in gezamenlijkheid met SPH en MWD wordt aangeboden. De beroepstaken deeltijd instroom vanaf september 2015 Equivalent met Beroepstaken Sociale Studies deeltijd MWD Pedagogiek 3 SPH Een begeleidingsrelatie opbouwen PSH, CIH OB, ZPO MH Begeleiding geven, evalueren en afronden PSH, CIH OB, ZPO MH Begeleiden van participatie PSH, OB MH SEP Verantwoorden en verbeteren KBO KB, O&I WA (van dienstverlening en randvoorwaarden) Profileren en ontwikkelen van je beroep PO LPO PO De eindkwalificaties van de opleiding Pedagogiek (DT) bestaan uit de competenties die je moet beheersen, in combinatie met de beroepscontext waarin je ze uitvoert. De beroepscontext wordt bij Pedagogiek als volgt geformuleerd: De hbo-pedagoog ondersteunt jeugdigen en hun ouders bij het proces van opvoeden en opgroeien. Dat kan in een ambulante of in een residentiële setting waarbij de pedagoog zelf medeopvoeder is en/of andere opvoeders begeleidt. De ondersteuning heeft als doel het opvoedingsproces te optimaliseren en de kans te vergroten dat jeugdigen zich ontwikkelen tot zelfverantwoordelijke volwassen. Primair vindt opvoeding in het gezin plaats, waarbij de relatie tussen ouders en kind van wezenlijk belang is. De pedagoog is gericht op herstel van de normale opvoedingssituatie en laat de jeugdige, de ouders, het sociale netwerk en de buurt hun eigen krachten aanboren met als doel de jeugdige zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te laten opgroeien. Maar het gezin is niet de enige plek waar het kind opgroeit, dat gebeurt ook in scholen, verenigingen en op straat. Daarom kan ook ondersteuning van leerkrachten, vrijwilligers of buurtbewoners tot de taak van de pedagoog behoren. Hbo-pedagogen kunnen verschillende functies vervullen in het jeugdwelzijnswerk, de jeugdzorg, de jeugd-GGZ, de justitiële jeugdzorg, de jeugdgehandicaptenzorg en de kinderopvang. De competenties worden als volgt geformuleerd: Segment 1: Werken met namens en voor mensen in hun sociale omgeving Competentie 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren Competentie 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen Competentie 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Competentie 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen
ZPO: Zelf professioneel opvoeden; OB: Opvoeders begeleiden en ondersteunen; KB: Bijdragen aan kwaliteit en beleid rond je werk als pedagoog; O&I: Onderzoeken en innoveren; LPO: Werken aan eigen professionaliteit.
3
15
Segment 2: Werken in en vanuit een organisatie Competentie 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competentie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competentie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering Segment 3: Werken aan professionaliteit Competentie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Competentie 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Beroepstaken voor deeltijdstudenten die voor studiejaar 2015-2016 met de opleiding Pedagogiek zijn gestart De beroepstaken van de hbo-pedagoog zijn: 1. Ontwikkelingsstimulering: Met deze vorm van professioneel opvoeden richt de pedagoog zich op jeugdigen met het doel de kansen op een gewenste ontwikkeling te vergroten. 2. Opvoedingsondersteuning: Dit is een vorm van professioneel opvoeden waarbij de pedagoog ondersteuning geeft aan opvoeders om de kwaliteit van het pedagogisch handelen te vergroten. 3. Orthopedagogische hulpverlening: Bij deze vorm van professioneel opvoeden krijgt de pedagoog te maken met jeugdigen en/of opvoeders met specifieke en complexe problemen en/of situaties. De pedagoog werkt op een methodische manier met ouders die worden geconfronteerd met een ingewikkelde opvoedingstaak, of onvoldoende in staat zijn de opvoedingsvoorwaarden te creëren, waardoor het kind of de jongere met ontwikkelingsproblemen te maken krijgt. 4. Signaleren en actie ondernemen: Deze beroepstaak richt zich op het opvangen van signalen die samenhangen met het ontstaan van sociale problemen voor een groep cliënten of een specifieke doelgroep. De pedagoog onderzoekt deze problematiek en de context daarvan en stelt, indien nodig, een preventief plan van aanpak op en voert dit uit. 5. Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling: Pedagogen werken vaak in een organisatie. Van deze pedagogen wordt verwacht dat zij bijdragen aan het beleid van de organisatie en de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening. 6. Onderzoek en innovatie: Beroepen veranderen en ontwikkelen zich. Een pedagoog levert een bijdrage aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening. Hij doet daarbij ook onderzoek waarop nieuwe ontwikkelingen worden gebaseerd.
16
Voor deeltijdstudenten die voor studiejaar 2015-2016 met de opleiding Pedagogiek zijn gestart
Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep
X
X
X
X
X
X
X
Onderzoek en innovatie
X
Kwaliteitsverbeterin g en beleidsontwikkeling
X
Signaleren en actie ondernemen
Professioneel opvoeden: orthopedagogische hulpverlening
COMPETENTIES
Professioneel opvoeden: opvoedingsonderste uning
BEROEPSTAKEN
Professioneel opvoeden: ontwikkelingsstimul ering
Relatie tussen beroepstaken en competenties Beroepstaken en competenties kunnen in een matrix worden weergegeven. Daardoor kun je zien welke competenties je moet beheersen om de betreffende beroepstaken professioneel uit te kunnen voeren.
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X X X
X
X
X
X
X
X X
17
3.5
Waar kun je werken?
Hbo-pedagogen kom je vooral tegen in de volgende werkvelden: jeugdwelzijnswerk, jeugdzorg, jeugdGGZ, justitiële jeugdzorg, jeugdgehandicaptenzorg en de kinderopvang. Werkveld Kinderopvang
Functies • pedagogisch medewerker en leidinggevende in de kinderopvang (pedagogisch stafmedewerker) • beleidsmedewerker (kwaliteit), kwaliteitsmedewerker • projectmedewerker in samenwerkingsverbanden als het onderwijsvoorrangsbeleid, de brede school, preventieprojecten • opvoedondersteuner • preventiemedewerker • ambulant hulpverlener (ouderbegeleider, gezinsbegeleider) • beroepskracht Bureau Jeugdzorg (medewerker plaatsing/ toewijzing) • jeugdbeschermer • jeugdreclasseerder • begeleider Pleegzorg • pedagogisch medewerker in een (semi-) residentiële instelling (groepsleider) • casemanager • spelbegeleider • medewerker bureau HALT • coördinator kindertelefoon • groepshoofd, clusterhoofd, teamleider (coördinerende functie) • dienstverleningscoördinator (dvc’er) • zorgconsulent • zorgcoördinator • persoonlijk begeleider • ambulant begeleider (gezinsbegeleider, begeleid zelfstandig wonen, jobcoach) • medewerker jeugdbescherming of jeugdreclassering • pedagogisch medewerker in een (semi-) residentiële instelling, of dagbehandeling bijv. voor sterk gedragsgestoorde cliënten met een verstandelijke beperking • casemanager • coördinerende functie op team niveau
Jeugdwelzijnswerk
Jeugdzorg (inclusief jeugd-GGZ en justitiële jeugdzorg)
Jeugdgehandicaptenzorg
18
Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is je hoofdrichting, waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. Studieadvies Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven. Het tweede t/m vierde studiejaar heet de hoofdfase (officieel de postpropedeutische fase) en heeft een studielast van 180 studiepunten (inclusief minor). In onderstaande tabel staat de opbouw van de opleiding voor wat betreft de major en minor (qua studiepunten). Indeling van een opleiding in stp Propedeuse Hoofdfase Totaal
Major
Minor
Totaal
60 150 210
30 30
60 180 240
Je kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van je studie. Het totale aanbod aan minoren vind je op insite. Het is van groot belang dat je je vroegtijdig verdiept in het maken van een minorkeuze. Voor sommige minoren gelden namelijk specifieke instapeisen. Een toelatingsvoorwaarde voor een minor kan bijvoorbeeld zijn dat je een specifiek soort stage hebt gelopen. Als je van plan bent om stage te gaan lopen in het buitenland en dus afwezig bent ten tijde van voorlichtingsactiviteiten is vroegtijdige oriëntatie en kiezen van belang. Zie ook paragraaf 4.5 Minoraanbod van de opleiding. Instroom september of februari Je kunt in september (september-instroom/september-route) of februari (februari-instroom/februariroute) starten met de opleiding. Studenten die in februari met de opleiding starten, hebben het voordeel dat ze daarmee niet tot september hoeven te wachten, maar dienen ook rekening te houden met de volgende kanttekening: de opleiding voor de februari-instroom kan - wegens organisatorische redenen - 4 jaar en 1 maand duren. In dat geval betekent dit, dat studenten van de februari-instroom 1 maand langer collegegeld betalen.
19
4.1
Onderwijsaanbod Pedagogiek
De studie Pedagogiek duurt vier studiejaren en elk jaar is verdeeld in vier blokken. Het eerste jaar, de propedeuse, wordt gevolgd door drie jaar die samen de hoofdfase vormen. Voor de propedeuse en de hoofdfase zijn onderwijseenheden ontwikkeld. Je volgt ze om je een bepaalde beroepstaak eigen te maken. De competenties die je daarvoor nodig hebt, komen in deze onderwijseenheden aan bod. Voor elke onderwijseenheid (OWE) kun je studiepunten (stp) halen. Het aantal studiepunten kan per onderwijseenheid verschillen. Dit is afhankelijk van het aantal uren dat je gemiddeld genomen aan de onderwijseenheid moet besteden: het aantal studiebelastinguren (sbu). 1 studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. In dit hoofdstuk 1 en 2 van deel 3 vind je overzichten van de onderwijseenheden van de studie Pedagogiek. 4.2
Drie opleidingsniveaus
De onderwijseenheden zijn voorzien van een niveauaanduiding. Daarmee kun je inschatten of de onderwijseenheid aansluit bij de competenties die je al hebt ontwikkeld. We onderscheiden drie niveaus: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. Niveau 1, hoofdfasebekwaam: Je kunt in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren. Dit betekent dat je op dit niveau nog een behoorlijke mate van externe sturing kunt krijgen. De beroepsproducten die je in deze fase van je studie oplevert kunnen nog onder het niveau liggen dat van een afgestudeerde Hbo-er mag worden verwacht. Niveau 2, afstudeerbekwaam: Je kunt in belangrijke mate zelfstandig een redelijk complex beroepsproduct opleveren. Je wordt op dit niveau geacht methodisch een probleem te kunnen oplossen en dat te laten zien in een beroepsproduct. In de onderwijseenheden op niveau 2 neemt de complexiteit van de opdrachten toe en de externe sturing af. De beroepsproducten die je aflevert hoeven nog niet helemaal op Hbo-niveau te zijn uitgewerkt, maar moeten wel aan hogere eisen voldoen dan die op niveau 1. Niveau 3, beroepsbekwaam: Je kunt zelfstandig een complex beroepsproduct opleveren. Als student krijg je op dit niveau nauwelijks nog sturing. Je bent zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het proces en de beroepsproducten waaraan je werkt. Alleen wanneer er nieuwe zaken worden aangesneden, kun je in het begin nog enige externe sturing verwachten. De beroepsproducten waaraan je werkt zijn complex en je wordt geacht problemen helder te identificeren, te onderzoeken en (strategisch) op te lossen. In de tabel op de volgende bladzijden zijn de niveaus verder geconcretiseerd.
20
Aspect Zelfsturing in het leerproces
1 De student ontvangt regelmatig sturing van de docent. De student krijgt relatief veel kaders / richtlijnen.
Niveau 2 Niveau 2 wordt gekenmerkt doordat een of meer variabelen (zelfsturing, verantwoordelijkheid, complexiteit inhoud) van een eenvoudig niveau zijn en de andere juist van een meer complex niveau. Voorbeeld 1 De student begeleidt in een gesimuleerde situatie een groep jeugdigen waarbij sprake is van een stressvolle situatie. Deze opdracht scoort laag op verantwoordelijkheid omdat de student deze opdracht / taak in een gesimuleerde setting uitvoert, maar de inhoud van de opdracht is complex. Voorbeeld 2 De student maakt samen met een opvoeder met een hulpvraag een plan van aanpak voor die opvoeder. Deze opdracht scoort hoog op verantwoordelijkheid omdat de student deze opdracht in de praktijk uitvoert en zijn handelen gevolgen kan hebben
21
3 Niveau 2 wordt gekenmerkt doordat een of meer variabelen (zelfsturing, verantwoordelijkheid, complexiteit inhoud) van een eenvoudig niveau zijn en de andere juist van een meer complex niveau. Voorbeeld 1 De student begeleidt in een gesimuleerde situatie een groep jeugdigen waarbij sprake is van een stressvolle situatie. Deze opdracht scoort laag op verantwoordelijkheid omdat de student deze opdracht / taak in een gesimuleerde setting uitvoert, maar de inhoud van de opdracht is complex. Voorbeeld 2 De student maakt samen met een opvoeder met een hulpvraag een plan van aanpak voor die opvoeder. Deze opdracht scoort hoog op verantwoordelijkheid omdat de student deze opdracht in de praktijk uitvoert en zijn handelen gevolgen kan hebben voor de opvoeders. Deze gevolgen worden beperkt doordat de student veel begeleiding krijgt bij de uitvoering van de opdracht. De opdracht is deels complex omdat er sprake is van een probleem bij de ontwikkeling van de jeugdige. Maar wat de opdracht deels eenvoudig maakt is dat de opvoeder gemotiveerd is om mee te werken.
Verantwoordelijkheid in relatie tot de jeugdige(n)/opvoeder(s) en collega’s (of collega studenten)
•
•
Complexiteit: inhoud opdrachten / taken
Werken met en namens mensen
De student voert opdrachten uit in een gesimuleerde setting. Hij voert de opdrachten alleen uit in de praktijk als zijn handelen weinig gevolgen heeft voor het welbevinden van de jeugdige(en) en/of opvoeder(s). De student heeft een ondersteunende rol.
Individuele oriëntatie De student begeleidt en ondersteunt jeugdigen en opvoeders in een context waarin sprake is van: • een normale/gezonde ontwikkeling en opvoedsituatie. • enkelvoudige problematiek. • een gemotiveerde doelgroep.
voor de opvoeders. Deze gevolgen worden beperkt doordat de student veel begeleiding krijgt bij de uitvoering van de opdracht. De opdracht is deels complex omdat er sprake is van een probleem bij de ontwikkeling van de jeugdige. Maar wat de opdracht deels eenvoudig maakt is dat de opvoeder gemotiveerd is om mee te werken.
Collectieve oriëntatie De student organiseert ondersteuningsbijeenkomsten met jeugdigen en/of opvoeders met als doel het opgroeien en opvoeden te bevorderen.
• •
De student werkt in de praktijk en zijn handelen is gericht op het welbevinden van de jeugdige(en) en/of opvoeder(s). De student heeft een ondersteunende en/of coördinerende rol.
Individuele oriëntatie De student begeleidt en ondersteunt jeugdigen en opvoeders in een context waarin sprake is van: • een problematische ontwikkeling en opvoedsituatie • complexe/meervoudige vraagstukken bij opvoeden en opgroeien • diversiteit in doelgroepen Collectieve oriëntatie De student werkt integraal, samen met jeugdigen, opvoeders en jeugdzorginstellingen aan een veilig en goed opvoedklimaat en versterkt hiermee de pedagogische civil society. • De student versterkt een samenhangende formele en informele zorgstructuur vanuit het netwerk van opvoeders en jeugdigen. • De student werkt aan sociale innovatie van zorg- en dienstverlening.
22
Werken in en vanuit een organisatie
De student levert een bijdrage aan de kwaliteit en beleid rond zijn werk als pedagoog, waarbij: • de student zich alleen richt op interne factoren en op de interne samenwerking. • de student kan volstaan met het beschrijven van de huidige situatie en wat hem daarin opvalt.
Werken aan professionaliteit
•
•
•
De student levert een bijdrage aan de kwaliteit en beleid rond zijn werk als pedagoog, waarbij: • de student zich richt op zowel interne als externe factoren en op de interne en externe samenwerking. • de student de dialoog aangaat ten aanzien van geconstateerde knelpunten en samen met de organisatie komt tot verandering en verbetering. • De student plaatst zijn eigen ontwikkeling binnen de bredere maatschappelijke en politieke context. De student heeft daarbij een kritische houding. • De student illustreert zijn visie op het beroep aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden. Hij onderbouw zijn visie vanuit theorie, zijn waarden en normen en praktijkervaring. • De student levert door het doen van praktijkgericht onderzoek een bijdrage aan het verbeteren van de beroepspraktijk. Het praktijkgericht onderzoek kenmerkt zich door een complexe onderzoeksvraag en bijbehorende onderzoeksopzet. De student kiest in overleg met de praktijk en de opleiding de onderzoeksmethoden (uitgebreid).
De student ontwikkelt zijn eigen professionaliteit door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief te zoeken naar nieuwe ontwikkelingen. De student illustreert zijn handelen als aankomend pedagoog aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden. Hij relateert dat handelen aan theorie, waarden en normen en praktijkervaring. De student voert praktijkgericht onderzoek uit naar de beroepspraktijk. Het praktijkgericht onderzoek kenmerkt zich door een eenvoudige onderzoeksvraag en bijbehorende onderzoeksopzet. De te gebruiken onderzoeksmethoden zijn beperkt en worden aangeboden aan de student.
23
4.3
Opleidingsvarianten, uitstroomprofielen en PLUS-traject
Opleidingsvarianten De opleiding Pedagogiek heeft twee opleidingsvarianten: voltijd en deeltijd. Beide varianten leiden tot hetzelfde diploma, dus je leert hetzelfde, alleen via een andere leerweg. Belangrijkste verschil tussen beide leerwegen is de verhouding tussen het aantal uren dat je besteedt aan leren op school en praktijkleren. In de voltijdopleiding zijn je lessen en de bijbehorende zelfstudie-uren verspreid over de hele week. Daarnaast loop je stage. In de deeltijdopleiding zijn de lessen geconcentreerd op één lesdag per week. Naast de lessen werk je tijdens je hele opleiding in de praktijk. Zowel in de voltijd- als in de deeltijdopleiding voer je leeropdrachten in de praktijk (stage / werk) uit. Op de opleiding helpen de lessen je om deze opdrachten voor te bereiden en om te oefenen. Als je de opdrachten in de praktijk hebt uitgevoerd leer je op de opleiding om kritisch te kijken naar de wijze waarop je ze hebt uitgevoerd en de resultaten ervan. Zo is er gedurende de hele studie een sterke wisselwerking tussen het leren op school en het leren in de praktijk die je helpt om de geleerde theorie en vaardigheden in de praktijk goed te kunnen toepassen. In paragraaf 4.4 kun je meer lezen over het praktijkleren. Als je specifiek geïnteresseerd bent in de jeugdzorg of in de gehandicaptenzorg dan kun je kiezen voor het Uitstroomprofiel Jeugdzorg of het Uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg. Door een uitstroomprofiel te volgen word je niet alleen breed opgeleid, maar ook specifiek toegerust voor een baan in een speciaal werkveld, in dit geval de jeugdzorg of de gehandicaptenzorg. Uitstroomprofielen Als je specifiek geïnteresseerd bent in de jeugdzorg of in de gehandicaptenzorg dan kun je kiezen voor het Uitstroomprofiel Jeugdzorg of het Uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg. Door een uitstroomprofiel te volgen word je niet alleen breed opgeleid, maar ook specifiek toegerust voor een baan in een speciaal werkveld, in dit geval de jeugdzorg of de gehandicaptenzorg. Als je een uitstroomprofiel met succes hebt gevolgd, krijg je een aantekening daarvan op je diploma. Deze aantekening geldt als één van de voorwaarden om je te laten registreren. Zo’n registratie is in de Jeugdzorg al verplicht om als jeugdzorgwerker werkzaam te mogen zijn. De Geestelijke Gezondheidszorg en de Gehandicaptenzorg gaan in de toekomst (mogelijk) werken met een verplichte registratie. Als je een uitstroomprofiel volgt, zijn alle onderdelen van het 3e en 4e leerjaar gericht op het betreffende werkveld. a) Je bent in je stage of werk werkzaam in het betreffende werkveld. b) In lessen en opdrachten verdiep je je in werkveld-specifieke thema’s. c) Je volgt een minor die aansluit op het betreffende werkveld. d) Je werkt in Onderzoek & Innovatie aan een praktijkverbetering in het betreffende werkveld. Ad a): Twee contexten in stage of werk In stage of werk komen in ieder geval twee contexten aan de orde: de ambulante setting en de (semi)residentiële setting. In een van deze twee contexten werk je of loop je stage. Op de andere context oriënteer je je gedurende minimaal 70 uur. Het is ook mogelijk (en bij het uitstroomprofiel Jeugdzorg verplicht) om in de ene context te werken / stage te lopen en een minor te volgen die op de andere context gericht is. De oriëntatie op de tweede context heeft als doel dat je kennis opdoet over de cliënten, specifieke methoden, de beroepstaken en de organisatie van het werk in deze tweede context. Ad b): Werkveld-specifieke thema’s De volgende specifieke thema’s komen in de uitstroomprofielen aan de orde Jeugdzorg Systeemgericht werken Empowerment Orthopedagogisch groepswerk Werken in een gedwongen kader
Gehandicaptenzorg Doelgroep en communicatie, LVG Recht en actuele wet- en regelgeving Maatschappelijke ontwikkelingen, participatie en inclusie 24
Multidisciplinair werken Recht Veiligheid (kindermishandeling) Psychopathologie Omgaan met weerstand Intercultureel werken Visie op opvoeding & seksualiteit Eigen professionaliteit ontwikkelen Kwaliteitsverbetering waaronder nieuwe technologieën
Sociaal en professioneel netwerk; Residentiële zorg, groepsdynamica Ambulante zorg – wijkgericht werken Multidisciplinair werken Werken in gedwongen kader Kwaliteit van zorg waaronder nieuwe technologieën Gezondheidskunde Ondernemerschap Zakelijke zorgverlening Ethiek Seksualiteit en intimiteit
Ad c): Minoren die voor de uitstroomprofielen geschikt zijn Per uitstroomprofiel kun je kiezen uit de volgende minoren
Creativiteitsontwikkeling Coachen van medewerkers in zorg en welzijn GGZ-agoog Groepsdynamica Huiselijk geweld International Sustainable Development Cooperation Levensloopbegeleiding bij autisme Professioneel opvoeden (niveau 2, dus niet voor studenten PED) * Mensen met een verstandelijke beperking Samen werken aan een duurzame civil society Sociale Psychiatrie Systeemgericht werken in de ambulante zorg Verslavingskunde Werken in gedwongen kader* Vrije minor *
Jeugdzorg * X
Gehandicaptenzorg X X
X X X X X X X X X
X X X X X X
In het uitstroomprofiel Jeugdzorg is de keuze van je minor ook afhankelijk van de context (ambulant/systeemgericht, of semi-residentieel / pedagogisch-/groepsgericht) waarin je je nog moet oriënteren omdat je daarin niet hebt gewerkt of stage gelopen.
Ad d): Onderzoek & Innovatie: aansluiting bij lectoraten Als je een uitstroomprofiel volgt, sluit je voor het onderdeel Onderzoek & Innovatie aan bij een onderzoek van een lectoraat dat zich richt op het werkveld van jouw uitstroomprofiel. Jaarlijks is er een projectenmarkt waar je je kunt oriënteren op de onderzoeksopdrachten waaruit je kunt kiezen.
4.4
Praktijk als leerbron
In je studie bekwaam je je in de beroepstaken van je vak. Daarbij gebruik je verschillende leerbronnen. De praktijk is een onmisbare leerbron. Vooral daar kun je de beroepstaken in al hun complexiteit uitvoeren. In de praktijk krijg je als student bovendien directe feedback van ervaren collega’s op je professionele handelen. Leren in de praktijk is daarom ook een belangrijke werkvorm binnen de verschillende onderwijseenheden. De mate en de vorm waarin de praktijk als leerbron aan bod komt, is afhankelijk van verschillende factoren. Tijdens de deeltijdopleiding Pedagogiek werk je gedurende de gehele opleiding 20 uur per week in de praktijk. Dit kan een betaalde baan zijn, maar ook een gerichte stage die niet betaald wordt.
25
Als je werk onvoldoende aansluit bij de beroepstaken, is een aanvullende stage elders noodzakelijk. Als deeltijdstudent besteed je ongeveer 50% van je tijd aan praktijkleren. Wil je in het derde jaar een deel van je praktijkwerk in het buitenland doen, houd er dan rekening mee dat de voorbereiding daarvan veel tijd en doorzettingsvermogen vergt. Je doet er goed aan al aan het begin van je tweede jaar met de voorbereidingen te beginnen. Meer informatie over de buitenlandstage vind je op Scholar (Praktijkbureau). Supervisie Supervisie is een essentieel onderdeel van de majoropleiding pedagogiek. Tijdens het derde jaar van de opleiding krijg je supervisie als leerbron aangeboden. Studenten die starten in 2015-2016 krijgen supervisie in hun tweede leerjaar. Supervisie is gericht op vragen en knelpunten die je in je eigen stage- of werkpraktijk tegenkomt: hoe ga je daarmee om en hoe kun je ervan leren? Specifiek zal het gaan om jouw persoonlijk functioneren in de beroepspraktijk. Supervisie is altijd gekoppeld aan een stage of werk. Supervisie vindt plaats in supervisiegroepen die bestaan uit 4 supervisanten (studenten) met één begeleidende supervisor. Met de studenten binnen je supervisiegroep voer je gesprekken over en vanuit je werkpraktijk, wat ertoe dient te leiden dat je zelfstandig het beroep van pedagoog kunt uitoefenen. Deze gesprekken worden op professionele wijze begeleid door de supervisor. Kern hierbij is dat hij /zij jou in staat stelt om te reflecteren op jouw eigen werkervaringen, op jouw huidige en toekomstige kwaliteiten als professional. Van iedere deelnemer wordt een hoge graad van inzet, bereidheid van luisteren en respect voor ieders eigen unieke wijze van leren gevraagd. Algemeen geldt binnen het sociaal agogisch werk de opvatting dat het nemen van supervisie een basisvoorwaarde is om je het beroep van social worker kwalitatief op zelfstandig uitvoerend niveau eigen te maken. Dit wil zeggen dat je als lerende professional jezelf zodanig in je beroepsvaardigheden c.q. -taken ontwikkelt dat je die in wisselende situaties en betrekkingen zelfstandig kunt voorbereiden en uitvoeren en dat je in staat bent om op basis van reflectie je handelen te verantwoorden en methodisch te onderbouwen.
Deeltijd
De deeltijdopleiding is opgezet als concurrency onderwijs, waarin praktijkleren een grote rol speelt. Leren op de opleiding en leren in de praktijk gaan voortdurend samen, doordat je de opleiding combineert met werken in de beroepspraktijk. Gedurende de hele opleiding vindt een intensieve wisselwerking tussen leren op de opleiding en leren tijdens het werk plaats. De opleiding vervult de rol van ‘laboratorium’ om met nieuwe kennis en vaardigheden te oefenen. Het werk is de plek waar kennis en vaardigheden in de volle complexiteit van de praktijk toegepast kunnen worden. De opleiding is vervolgens weer de plek om de praktijk kritisch te onderzoeken en nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Wisselwerking opleiding - praktijk Bij elke onderwijseenheid van de deeltijdopleiding horen praktijkopdrachten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bijv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bijv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). Naast het werken aan de praktijkopdrachten voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. Dat geeft je de gelegenheid om meer bewust en met meer aandacht deze dagelijkse werkzaamheden tot onderwerp van leren te maken. In de dagelijkse praktijk is daar vaak de tijd niet voor. Tijdens deze lessen en leeractiviteiten op de opleiding breng je je werkervaringen met betrekking tot de beroepstaken die aan de orde zijn in, verbindt deze aan de leerstof en wissel je erover uit met medestudenten. Naast onderwijs- en praktijkactiviteiten is tijd gereserveerd voor zelfstudie. Dit betreft o.a. literatuurstudie, uitwerken van schriftelijke opdrachten/werkstukken en voorbereiding op (deel)tentamens. Een deel van de opleidingsactiviteiten en een deel van de zelfstudie vinden plaats. Begeleiding van het praktijkleren Begeleiding van het praktijkleren vindt deels plaats op de opleiding. Het betreft voorbereiding op praktijkopdrachten (kennis opdoen, vaardigheden & houding oefenen, doelen en werkplan maken en dergelijke) en - na afloop - begeleiding bij reflectie op verloop en resultaten. Bij de reflectie wordt gebruik gemaakt van onderlinge feedback tussen de studenten in diverse vormen zoals begeleide 26
reflectie, intervisie, supervisie en collegiale consultatie. Een ander deel van de begeleiding vindt plaats op de werkplek. De leercoach in het eerste jaar bezoekt twee keer per jaar de instelling en heeft twee keer contact via Skype. Je praktijkwerk wordt (bij studenten die starten in 2015-2016) dan ook vier maal per jaar beoordeeld. Voor hoofdfasestudenten geldt dat de LPO-docent twee keer per jaar op bezoek komt. Beoordeling van het praktijkleren Hier maken we een onderscheid tussen het beoordelen van de leerresultaten en het beoordelen van de praktijkplek op geschiktheid voor het realiseren van de beoogde leerdoelen en studiebelastingsuren. Beoordeling van de leerresultaten van praktijkleren Propedeuse 2015-2016 De praktijk wordt vier keer per jaar beoordeeld, een maal per onderwijseenheid (twee maal per module). Deze praktijktoets weegt voor de helft mee bij de toetsing van een OWE, omdat je ook de helft van je studiebelasting in de praktijk werkzaam bent. Je moet wel alle toetsen van een OWE halen, wil je je studiepunten kunnen krijgen. De laatste praktijktoets die je doet in het eerste jaar, is tevens de integrale toets op niveau 1. Hoofdfase 2015-2016 Bij elke onderwijseenheid leiden de praktijkopdrachten tot resultaten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). De beoordeling van deze leerresultaten van het praktijkleren vindt per onderwijseenheid plaats aan de hand van de per (deel)tentamen en integrale toets vastgestelde beoordelingscriteria. In een aantal gevallen wordt een beoordeling door een praktijkbegeleider als input meegenomen door de examinatoren die een (deel)tentamen of integrale toets afnemen en de beoordeling vaststellen. Daarnaast krijg je een beoordeling voor het praktijkleren als geheel. Dit is een apart deeltentamen. Beoordeling van de geschiktheid van de praktijkplek Je praktijkplek moet aan een aantal criteria voldoen. Hieronder vind je de criteria die gelden voor de propedeuse 2015-2016: Als je in deeltijd of duaal gaat studeren bij MWD, Pedagogiek of SPH, dan ben je gedurende je hele opleiding werkzaam in de praktijk. De opleiding is zo ingericht dat praktijk en studie naadloos in elkaar overlopen. In de praktijk maak je opdrachten voor de opleiding en neem je materiaal vanuit de praktijk (geanonimiseerd) mee om opdrachten uit te kunnen voeren. Hieronder vind je richtlijnen voor je praktijkplek, begeleiding en je functie. Mocht je over een of meerdere richtlijnen vragen hebben, neem dan vooral contact met ons praktijkbureau op. Dit kan via Yvonne Franken
[email protected], telefoon: 024-3531539 Aantal uren praktijkwerk Voor deeltijd geldt dat je praktijkwerk 20 uur per week moet beslaan. Voor duaal geldt 24 uur per week (met daarbinnen de mogelijkheid om 4 uur aan je opleiding te werken). Je praktijkwerk hoeft geen betaalde baan te zijn, een stageplaats mag ook. Als je een arbeidscontract hebt, raden we je aan maximaal 28 uur per week te werken, om de combinatie van werken en leren mogelijk te maken. Richtlijnen met betrekking tot de organisatie • De organisatie steunt de ontwikkeling van de werknemer-student en ziet meerwaarde in de combinatie van werken en leren. • De organisatie stelt informatiebronnen beschikbaar voor het maken van beroepsproducten. • Binnen de geldende privacyregels stelt de organisatie de student in staat beeldopnames te maken van praktijksituaties. Als dit niet kan denkt de organisatie mee over alternatieven. • De organisatie is bereid de student vrij te roosteren tijdens lesdagen en toetsen. • Mocht de werkplek om een of andere reden komen te vervallen, dan zoekt de organisatie samen met student en het praktijkbureau van de opleiding naar een alternatieve plek.
27
Richtlijnen met betrekking tot de werkplekcoach De werkplekcoach is iemand in de organisatie die: • Vakinhoudelijk ten minste het opleidingsniveau heeft waarvoor hij/zij de werknemer/ student opleidt (HBO werk- en denkniveau). • In staat is de beroepscompetenties op een goede manier over te dragen op de werknemer/student (voorbeeldgedrag, mogelijkheid tot meekijken, kritisch bevragen). • In staat is de medewerker/student te stimuleren tot het ontwikkelen van een eigen beroepsidentiteit, visie en handelswijze passend bij de beroepsrol. • Bereid is vier keer per jaar een adviesbeoordeling over het werken in de praktijk te geven. Richtlijnen met betrekking tot je werkzaamheden • Je werk sluit aan bij de inhoud en beroepscontext van de opleiding. Je bent in de gelegenheid om je in een professionele werkcontext te ontwikkelen. • Bij de start van de studie dient je functie minimaal op MBO/MBO + niveau te zijn. Een toenemende moeilijkheidsgraad en mate van zelfstandigheid wordt aanbevolen. Vanaf het derde jaar geldt dat je zoveel mogelijk taken op HBO-niveau moet kunnen uitvoeren. Voorbeelden van functies en praktijkopdrachten Functies: • agogisch medewerker/groepswerker • pedagoog • opbouwwerker/jongerenwerker • medewerker/generalist sociaal wijkteam/WMO-adviseur • ambulant begeleider • preventiemedewerker • schuldhulpverlener • algemeen maatschappelijk werker • intern begeleider in het onderwijs (bij pedagogiek) • maatje bij een maatjesproject (met extra taken, alleen voor jaar 1) • medewerker bij vluchtelingenwerk/slachtofferhulp/SOS hulpdienst • medewerker kinderopvang/naschoolse opvang (met extra taken, niet op niveau 3) • onderwijsassistent speciaal onderwijs (met extra taken, niet op niveau 3) Praktijkopdrachten 1e jaar: • voeren van (intake)gesprekken met cliënten en/of cliëntsystemen • maken van een probleemanalyse en plan van aanpak met een cliënt • uitvoeren van een plan van aanpak met een cliënt • maken van een wijkanalyse t.b.v. participatie van een cliënt of cliëntengroep • maken van een organisatieanalyse m.b.t. de eigen circle of influence. Procedure met betrekking tot goedkeuring van je praktijkplek Op dit moment werken we hard aan een digitaal systeem om de praktijkplekken in te registreren. Totdat het zo ver is, vragen we de deeltijdstudenten om bijgaande werkplekscan in te vullen en gescand naar ons terug te mailen. In de werkplekscan beschrijf je kort je werkzaamheden die relevant zijn voor de opleiding. Je kunt je hierbij baseren op de competenties en beroepscontext zoals hieronder weergegeven. Mocht je werkplekscan vragen bij ons oproepen dan nemen we daar z.s.m. contact met je over op. Van duaal studenten ontvangen we graag bijgaande praktijkleerovereenkomst gescand retour. Zorg dat we uiterlijk op 25 september 2015/25 februari 2016 (bij februaristarters) in het bezit zijn van je documenten. Emailadres praktijkbureau:
[email protected]. Op niveau 2 controleert de LPO docent bij het contact met je praktijkbegeleider of je praktijkplek daaraan voldoet. Als de praktijkplek niet aan de criteria voldoet, krijg je een onvoldoende voor het deeltentamen ‘Praktijk’. Op niveau 3 moet het praktijkcontract met een werkgevende of stagebiedende instelling worden goedgekeurd door het praktijkbureau Pedagogiek.
28
Inhoudelijke criteria: • Op je werk kun je pedagogische werkzaamheden uitvoeren met jeugdigen tot 23 jaar en hun ouders/ verzorgers. • Je hebt contact met cliënten die tijdelijk of langdurig ondersteuning nodig hebben bij de opvoeding. • Je hebt de mogelijkheid om samen met de cliënt en het cliëntsysteem een plan op te stellen en uit te voeren volgens de cyclus van methodisch handelen. • Je bent in de gelegenheid om samen te werken met collega’s, vrijwilligers of andere werknemers, ook buiten je eigen organisatie. • Je wordt in de gelegenheid gesteld een bijdrage te leven aan de verbetering van de kwaliteit van de werkzaamheden binnen de organisatie (geldt niet voor eerstejaars studenten). • Je wordt in de gelegenheid gesteld een bijdrage te leveren aan het beleid van de organisatie door signalen te onderzoeken en te vertalen in verbeterplannen en aanbevelingen (geldt niet voor eerstejaarsstudenten). • Je mag een praktijkgericht onderzoek uitvoeren binnen de organisatie (geldt alleen voor vierdejaarsstudenten). Organisatorische criteria: • Je moet vanaf het begin tot het einde van de opleiding 20 uur per week werkzaam zijn in het pedagogische werkveld (geldt voor studenten die in 2013-2014 met de deeltijd starten). • Je werkt minimaal 16 uur op één en dezelfde werkplek binnen het pedagogische werkveld. • Je hebt een vaste praktijkbegeleider. De begeleider is een deskundige, agogisch geschoolde medewerker op hbo-niveau. De praktijkbegeleider maakt geen onderdeel uit van jouw privénetwerk. • Je praktijkbegeleider is bereid advies te geven over de mate waarin je de competenties binnen de praktijk hebt behaald. De eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling hiervan ligt bij de opleiding Pedagogiek. • Bij aanmelding wordt een door de werkgever ondertekende praktijkverklaring(en) overlegd waarop aard en omvang van de (arbeids)overeenkomst staan vermeld. • Een onderbreking van je werk mag maximaal 6 weken duren. Mocht dit aan de orde zijn, neem dan zo snel mogelijk contact op met de Studiecoördinatie. Zie voor verdere informatie over het praktijkleren de Handleiding Praktijk. 4.5
Minoraanbod van de opleiding
In hoofdstuk 1, 2 en 3 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs kun je lezen uit welke onderwijseenheden het majordeel van de opleiding bestaat. Daarnaast moet je een minor volgen. Een minor is een studieonderdeel dat je naar eigen keuze kunt invullen. Je kunt kiezen voor een minor die door de HAN wordt aangeboden of voor een vrije minor. Minoren geven je de gelegenheid je te verbreden of te verdiepen. Je kunt vanaf het 2e studiejaar een minor volgen, mits je in het bezit bent van een propedeutisch getuigenschrift. Bij het maken van je keuze krijg je begeleiding van je studieloopbaanbegeleider. Voor een vrije minor heb je toestemming van de examencommissie nodig. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op HAN-insite//Welke soorten minoren zijn er? Voor studenten van de sociale opleidingen (CMV, CTO, MWD, PED, SPH of TP) is er een apart formulier voor de aanvraag van een vrije minor. Onder bepaalde voorwaarden mag je twee minoren volgen. In artikel 3.7 van de Onderwijs- en examenregeling (zie deel 2 van het Opleidingsstatuut) kun je hierover meer lezen. Het is belangrijk om je tijdig, te oriënteren op minorkeuze en de toelatingseisen. Vaak ben je in het eerste jaar van de hoofdfase al met deze oriëntatie bezig. Wanneer je een uitstroomprofiel volgt, dien je een minor te volgen die aansluit bij het betreffende werkveld. Voor een overzicht van minoren die geschikt zijn bevonden per uitstroomprofiel, zie Paragraaf 4.3 Uitstroomprofielen.
29
Minorenaanbod HAN en de opleiding In hoofdstuk 5 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs worden de minoren beschreven, waarvan de onderwijsuitvoering wordt verzorgd door de opleiding Pedagogiek (conform het overzicht in artikel 3.4, lid 7 van de Onderwijs- en examenregeling). Het complete minoraanbod van de HAN tref je aan op HAN Insite. Per minor vind je daar onder meer informatie over de beroepstaak of -taken die in de minor centraal staan, de bijbehorende competenties en indicatoren, de onderwijseenheden die als leerbron kunnen dienen en de toelatingseisen. Algemene toelatingseisen zijn dat je een verbredende minor vanaf niveau 2 kunt volgen en een verdiepende minor vanaf niveau 3. Vrije minoren Vrije minoren komen in twee vormen voor: • Minoren die je bij een andere (onderwijs)instelling dan de HAN volgt. • Minoren die je zelf samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden van verschillende instituten van de HAN of (een) ander(e) (onderwijs)instelling(en). Wanneer je een vrije minor bij een andere onderwijsinstelling wilt volgen, kun je het minoraanbod van de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Voor het minoraanbod van de hogescholen die zijn aangesloten bij KiesOpMaat kun je daarvoor naar www.kiesopmaat.nl. Kies Op Maat is een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en onderwijseenheden van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs. Een vrije minor kun je eventueel ook in het buitenland volgen. Voorwaarde hiervoor is dat je hebt deelgenomen aan de verplichte voorbereidingsmodule buitenland. Voordat je een vrije minor gaat volgen, heb je toestemming nodig van de examencommissie. Als je een minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op: Insite GGM > Onderwijs | Minor > Aanvullende minorinformatie Gedrag en Maatschappij. Voor meer informatie over regelingen rond minoren zie: de Onderwijs- en examenregeling (paragraaf 3). De onderwijs- en examenregeling staat op HAN Insite. Ook meer praktische informatie over de minoren kun je op HAN Insite vinden. 4.6
Tentamens, integrale toetsen en examens
Tijdens je studie wordt je regelmatig beoordeeld op kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. Je studievoortgang wordt per onderwijseenheid getoetst door middel van tentamens. Zodra een onderwijseenheid meer dan één tentamen omvat, dan spreken we van deeltentamens. Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald zijn, dan wordt “het tentamen” van de onderwijseenheid geacht te zijn behaald. (Deel)tentamens zijn toetsmomenten waarbij je laat zien dat je de bestudeerde leerstof beheerst. Er bestaan diverse schriftelijke en mondelinge toetsvormen, zoals scripties, werkstukken, simulaties, presentaties of audiovisueel materiaal. Je kunt ook zonder de onderwijseenheden te hebben gevolgd, alleen via tentamens aantonen over de benodigde competenties van de betreffende onderwijseenheden te beschikken. Dit noemen we een leerwegonafhankelijk tentamen. De examencommissie bepaalt of de bewijsstukken die je aandraagt (bijvoorbeeld ervaringsverslagen, getuigschriften, referenties, reflectieverslagen, video-opnamen van beroepshandelingen, werkstukken of certificaten) voldoen voor deelname aan het leerwegonafhankelijke tentamen. Tevens bepaalt de examencommissie of je een of meer (deel)tentamens leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma aflegt of een voor jou op maat opgesteld tentamen aflegt. Een leerwegonafhankelijk tentamen kan bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding afgelegd worden. Zie ook: Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen in de Onderwijs- en Examenregeling. Daarnaast kan je via vrijstellingsverzoeken ingediend bij de examencommissie op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantonen over de benodigde competenties van de desbetreffende onderwijseenheden te beschikken. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen 30
zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs of in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC). Je hoeft geen tentamen meer af te leggen. Tijdens de opleiding wordt in ieder geval op 3 niveaus integraal beoordeeld of de beroepstaken worden beheerst. Daarbij wordt beoordeeld of je competent bent voor de volgende fase, ofwel: ben jij klaar voor de hoofdfase (hoofdfasebekwaam), voor de afstudeerfase (afstudeerbekwaam) en voor de arbeidsmarkt (beroepsbekwaam/startbekwaam)? Binnen de onderwijseenheden (OWE’s) werk je aan de competenties die je in staat stellen de beroepstaken van je latere beroep uit te voeren. Tijdens de opleiding stellen we met tentamens en integrale toetsen vast of jouw competenties het gewenste niveau hebben bereikt. Feedback Gedurende je hele opleiding krijg je feedback van docenten, praktijkbegeleiders, medestudenten en collega’s. Deze feedback geeft je een actueel beeld van de mate waarin je je competenties al hebt ontwikkeld en stelt je in staat je eigen ontwikkeling te sturen en je beter op de toetsmomenten voor te bereiden. Feedback krijg je onder meer tijdens de lessen op oefeningen, demonstraties, presentaties en producten en via diagnostische toetsen. Feedback levert inzicht, maar geen studiepunten op. Studiepunten Als je alle deeltentamens of alle deeltoetsen van een onderwijseenheid hebt behaald dan krijg je de studiepunten die bij deze onderwijseenheid horen. Je studieresultaten worden geregistreerd en kan je raadplegen in het studentinformatiesysteem van de HAN. APA-normen en toetsspecifieke voorwaarden Bij elk schriftelijk product moet je voldoen aan de volgende voorwaarden: • Het product voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn beschreven in de studenthandleiding van de OWE. • Verwijzing volgens APA-normen. • Taal: de Nederlandse taal is correct geformuleerd. De voorwaarde bij een performance is: • De performance voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn beschreven in de studenthandleiding van de OWE. Het is jouw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat je aan de voorwaarden voldoet. Als je niet aan de voorwaarden voldoet krijg je als beoordeling een 1 voor het betreffende deeltentamen of integrale toets. 4.6.1 Tentamens Een tentamen hoort bij een onderwijseenheid en bestaat meestal uit een aantal deeltentamens. De (deel)tentamens vinden meestal aan het eind van een onderwijseenheid plaats en richten zich op je handelen, beroepsproducten en meta-handelen rond de beroepstaken die in de desbetreffende onderwijseenheid aan bod zijn gekomen. Met een (deel)tentamen wordt vastgesteld of je bepaalde competenties of deelaspecten daarvan al dan niet op het gewenste niveau beheerst. Bij de deeltentamens maken we onderscheid tussen kennistoetsen, verslagen en performances. Bepalen van de cesuur bij kennistoetsen Bij kennistoetsen met open vragen hoort een antwoordmodel. In dit antwoordmodel is uitgewerkt wat het goede antwoord is en hoeveel punten je voor het goede antwoord kunt behalen. Je krijgt een voldoende als je 55% van het aantal punten dat je kunt behalen, hebt behaald. Bij kennistoetsen met meerkeuzevragen wordt per toets bepaald hoeveel punten je moet behalen voor een voldoende. Bepalen van de cesuur bij verslagen en performances Voor elk deeltentamen is een beoordelingsformulier beschikbaar. Je wordt bij elk deeltentamen beoordeeld op de competenties die voor het betreffende deeltentamen van toepassing zijn. Op het beoordelingsformulier zijn voor al deze competenties beoordelingscriteria gespecificeerd. Op het beoordelingsformulier kun je zien hoeveel punten je per competentie kunt behalen en hoeveel punten 31
je nodig hebt voor een voldoende. Voor studenten die in studiejaar 2013-2014 of later zijn ingestroomd onderscheiden we bij elk deeltentamen een of meer kritieke competenties. Dit zijn competenties waarvoor je een voldoende moet halen om voor het deeltentamen als geheel een voldoende te behalen. 4.6.2 Integrale toetsen De HAN heeft vastgesteld dat elke opleiding op elk niveau een integrale toets moet aanbieden. De integrale toets is in de OER als volgt gedefinieerd “een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen”. Volgens deze definitie zijn bijna alle toetsen binnen Pedagogiek een integrale toets. Desalniettemin krijg je op niveau 3 een aparte ‘overkoepelende’ integrale toets. 4.6.3 Examens In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: het propedeutische examen en het afsluitend oftewel bachelorexamen. Je rondt de opleiding af als je bewijzen kunt overleggen dat je zowel de tentamens als integrale toetsen van de major als de minor(s) met een positief resultaat hebt afgesloten. Je ontvangt dan een wettelijk erkend HBO-getuigschrift (diploma) en een wettelijke graad: bachelor. Daarbij hoort een Engelstalig internationaal erkend diplomasupplement. Je krijgt de mogelijkheid je afstudeerscriptie (Bachelor thesis) te bewaren en online te tonen via: www.hbo-kennisbank.nl. De opleiding bepaalt welke scripties daarvoor in aanmerking komen. Daarbij wordt onder andere gelet op kwaliteit en vertrouwelijkheid. 4.7
Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie
Om een Hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. De opleidingen van het instituut toetsen taal als onderdeel van professionele communicatie In de opleiding Pedagogiek is taaltoetsing onderdeel van alle schriftelijke producten. Bij alle schriftelijke producten hanteert de opleiding het taalalarm. De eis die we stellen aan schriftelijke producten is dat je maximaal 5 taalfouten per pagina mag maken, met een maximum van 25 voor het gehele product. Als je niet aan deze voorwaarde voldoet krijg je een 1 voor het betreffende deeltentamen of de integrale toets. Als je dyslexie hebt of Nederlands niet je moedertaal is, dan kun je op niveau 1 en 2 bij de examencommissie dispensatie aanvragen voor het taalalarm. Op niveau 3 moet elke student aan de eisen voldoen. Studenten met ernstige taalproblemen mogen daarbij gebruik maken van hulpmiddelen die ook in een professionele werkomgeving ter beschikking staan. Daarnaast gelden voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte de voorzieningen die beschreven staan in paragraaf 8.6 van deel 1 deze Studiegids. Ondersteuning van de taalontwikkeling wordt geboden door het HAN Talencentrum. Zie paragraaf 8.5 van deel 1 deze Studiegids voor het aanbod van het HAN Talencentrum. Voor de deeltijdstudenten die starten in september 2015 geldt dat er niet met taalalarm gewerkt gaat worden. Taal wordt getoetst in elke schriftelijke toets als integraal onderdeel van die toets. Voor studenten die ondersteuning nodig hebben bij het correct gebruik van de Nederlandse taal zijn kennisclips op de elektronische leeromgeving geplaatst. Is meer ondersteuning nodig, dan is de student zelf verantwoordelijk om deze in te schakelen, in overleg met zijn leercoach en bijvoorbeeld het HAN Talencentrum.
32
4.8
Toetsprogramma
Toetsprogramma niveau 1, voor studenten gestart in september 2015 OWE WEL-1CLIB Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld
WEL-1SWIU Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering WEL-1PARW Samen Werken (A): Participatie in de wijk
WEL-1PARO Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Toetscode WEL-CLIBDT1
Naam (deel)tentamen Handelingstoets met verantwoording
Toetsvorm Handelingstoets met verantwoordings-verslag
Competenties
Stp
Periode
WEL-CLIBDT2 WEL-CLIBPR WEL1SWIU-DT1
Kennistoets
Kennistoets meerkeuze
1, 2 en 9
15,0
1 en 3
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
Overdrachtsrapportag e
WEL1SWIU-DT2 WEL1SWIU-DT3 WEL1PARWDT2 WEL1PARWDT2 WEL1PARO-DT1 WEL1PARO-DT2
Reflectietoets
evaluatieverslag als overdrachtsrapportage naar derden Verslag
3, 7 en 9
15,0
2 en 4
Praktijktoets4
Beoordeling praktijkwerk
Wijkanalyse
Advies m.b.t. participatie
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
3, 7 en 9
15,0
1 en 3
Organisatieverslag
Individueel schriftelijk verslag Beoordeling praktijkwerk
8, 9 en 10
15,0
2 en 4
Praktijktoets5
Toetsprogramma niveau 1, voor studenten gestart in februari 2015 OWE PED-dOHc Orthopedagogische hulpverlening N1
PED-dK1 Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling N1 PED-dS1c Signaleren & actie ondernemen N1 PED-dLPO1 Leerlijn professionele ontwikkeling N1
Toetscode PED-dOHc2
Toetsvorm Kennistoets
Competenties
Stp
Periode
Performance
1 en 9
12,5
1
PED-dOHc3
Naam (deel)tentamen Kennistoets orthopedagogische hulpverlening Gesprek met adolescent Screening en indicatie
PED-dK11
Eindgesprek kwaliteit en beleid
Performance 5, 6, 7, 8 en 9
7,5
2
PED-dS1c1
Informatievaardigheden Probleemanalyse Praktijk
Verslag
1, 4 en 9
5,0
2
Integrale toets
Verslag & Performance
1, 2. 3, 4, 5, 6, 7, 8, en 9
10,0
(3, 4) 1, 2
Naam (deel)tentamen Filosofie Vaardighedentoets groepsgerichte O&O Gespreksvoering Opvoeder en jeugdige Werken vanuit methodieken en visies Integrale kennistoets methodieken en visies Omgaan met stressvolle situaties
Toetsvorm Kennistoets Performance
Competenties
Stp
Periode
1, 2, 3 en 9
12,5
3
1, 2, 3, 5 en 9
12,5
2
PED-dOHc1
PED-dS1c2 PEDdLPO1-3 PEDdLPO1-1
Toetsprogramma niveau 2 OWE PED-dOOc Ontwikkelingsstimuleri ng en Opvoedingsondersteu ning N2 PED-dOBc Orthopedagogische Hulpverlening N2B
Toetscode PED-dOOc2 PED-dOOc4 PED-dOOc6 PED-dOBc1 PED-dOBc2 PED-dOBc3
Kennistoets
Video-document Performance & Verslag
Performance Verslag Kennistoets Performance
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets. 5 Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets. 4
33
OWE PED-dK2c Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling N2 PED-dS2 Signaleren en actie ondernemen N2
Toetscode PED-dK2-1
PED-dOAc Orthopedagogische Hulpverlening N2A
PED-dOAc2
PED-dS2-1
PED-dOAc3 PED-dOAc6 PED-dOAc5
PED-dLPO2 Leerlijn Professionele Ontwikkeling N2
PEDdLPOA2-3
Naam (deel)tentamen Knelpunten-analyse KB2
Toetsvorm Verslag
Methodisch plan van aanpak voor preventieve actie
Verslag
Handelingsgerichte diagnostiek Ethiek Integrale toets: Casemanagementges prek Kennistoets Orthopedagogische hulpverlening 2A Praktijk
Verslag
Toetsprogramma niveau 3, studiejaar 3 OWE PED-dPOa Professioneel opvoeden N3
PED-dS3 Signaleren en actie ondernemen N3
Toetscode PED-dPOA2 PED-dPO9 PED-dPO11 PED-dPO12
PED-dS32
Naam (deel)tentamen Begeleiding- of stimulerings- of hulpverleningsplan Methodisch handelen Training kindermishandeling training COM
Competenties
Stp
Periode
5, 6, 7, 8 en 9
5,0
1
4, 5 en 9
7,5
1
1, 2, 3, 5, 6 en 9
12,5
4
1, 2, 3, 5, 7 en 9
10
1, 2, 3, 4
Toetsvorm Verslag
Competenties
Stp
Periode
Performance Performance
1, 2, 3, 5 en 9
35
1, 2, 3, 4
3, 4, 5 en 9
7,5
1, 2, 3, 4
5, 6, 7, 8 en 9
7,5
1, 2, 3, 4
5, 9 en 10
2,5
3 en 4
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9
7,5
1, 2, 3, 4
Competenties
Stp
Periode
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10
27,5
1, 2, 3, 4
5, 9 en 10
2,5
3 en 4
30
1, 2, 3, 4
Performance Performance Kennistoets Verslag en performance
Eindverslag
Kennistoets Verslag
PED-dK3a Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling
PED-dK3a-1
Beleidsnotitie KB3
Beleidsnotitie KB3
PED-dK3a-2
PED-dHISa Historie van het beroep PED-dLPO3 Leerlijn Professionele Ontwikkeling N3
PED-vdIa2
Evaluatie- en reflectieverslag KB3 Historie van het beroep
Evaluatie- en reflectieverslag KB3 Performance en verslag
PEDdLPO3-2
Supervisie
performance
PEDdLPO3-3
Praktijk
Performance & verslag
Toetsprogramma niveau 3, studiejaar 4 OWE PED-dAFS Afstuderen
PED-dHIS Historie van het beroep 6 Minor
4.9
Toetscode PED-dAFS2 PED-dAFS3 PED-dAFS1 PED-vdIa2
Naam (deel)tentamen Onderzoeksrapport en projectresultaat Individuele verantwoording onderzoek Integrale toets
Toetsvorm Verslag
Historie van het beroep
Performance en verslag
Afhankelijk van keuze
Verslag verslag & performance
Aanwezigheidsregeling
6
De onderwijseenheid Historie van het beroep (PED-dHISa) wordt voor studenten die vanaf 2015-2016 starten met onderwijsaanbod niveau 3 verplaatst van het 4e studiejaar naar het 3e studiejaar. Voor studenten die voor 2015-2016 starten met het onderwijsaanbod niveau 3 zit deze OWE nog in het onderwijsaanbod van het 4e studiejaar.
34
Leren is een actief proces. Om het onderwijsaanbod van de opleiding Pedagogiek optimaal te benutten is je aanwezigheid en je actieve deelname aan de lessen en subgroepbijeenkomsten een belangrijke voorwaarde. Je docenten en medestudenten moeten bovendien op je kunnen rekenen. Bij sommige onderdelen van het onderwijsprogramma en de toetsen ben je samen met anderen verantwoordelijk voor het eindproduct. Je moet je bijdrage daaraan kunnen aantonen. En: tijdens de opleiding ben je niet alleen bezig met theorie en vaardigheden, maar werk je ook aan je professionele beroepshouding. Een belangrijk aspect daarvan is dat je een volwaardige en betrouwbare collega kunt zijn. De opleiding Pedagogiek kent daarom een volledige aanwezigheidsplicht: we gaan er vanuit dat je alle lessen van het onderwijsprogramma actief volgt. Overmacht Er zijn incidentele overmachtsituaties denkbaar die het je onmogelijk maken aan deze aanwezigheidsverplichting te voldoen. Onder overmacht verstaan we bijzondere omstandigheden die ook in je latere beroep een aanvaardbare reden vormen om een afspraak niet na te komen. Ziekte is daarvan de belangrijkste. In geval van overmacht verwachten we dat je daar professioneel mee omgaat. Dat wil zeggen dat je je op de eerste plaats tijdig − voor zover mogelijk dus vooraf − en correct, met opgaaf van redenen afmeldt bij de begeleider van de bijeenkomst die je moet missen. Daarnaast zorg je er zelf actief voor dat je via je medestudenten te weten komt welke afspraken er tijdens de gemiste bijeenkomst zijn gemaakt. Handhaving Vanuit de opleiding zien we er op toe dat de studenten zich aan de aanwezigheidsplicht houden. Dat gebeurt als volgt: 1. De docenten registreren de aanwezigheid van hun studenten. Ben je te veel afwezig dan registreert je docent of je je tijdig, correct en met een geldige reden hebt afgemeld. 2. Wanneer de docent je handelen niet correct vindt, meldt de docent dit aan je studieloopbaanbegeleider en stelt jou daarvan op de hoogte. 3. Je studieloopbaanbegeleider spreekt je aan op je gedrag. Bijzondere omstandigheden Wanneer je kampt met bijzondere omstandigheden waardoor je vaker of voor langere tijd moet verzuimen (bijvoorbeeld chronische gezondheidsproblemen of een sterfgeval in de familie), dan overleg je met je studieloopbaanbegeleider over mogelijke regelingen en afspraken waarmee je toch met het gewenste resultaat kunt blijven functioneren in de lessen en subgroepen. Je studieloopbaanbegeleider legt deze regelingen en afspraken vast in je studiecontract. Vrijstelling van aanwezigheid voor een onderdeel van het OWE-aanbod kun je alleen krijgen als je dit voor aanvang van de betreffende onderwijseenheid met je studieloopbaanbegeleider afspreekt. Ook dergelijke afspraken worden in je studiecontract vastgelegd.
35
Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding Dit hoofdstuk is de uitwerking van Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding (Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding) van de Onderwijs- en examenregeling Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies 2015-2016. Studieloopbaanbegeleiding en leercoaching loopt als een rode draad door je leerproces en is deels ingebed in het onderwijsonderdeel Leerlijn Professionele Ontwikkeling. Tijdens je opleiding krijg je elk studiejaar een studieloopbaanbegeleider toegewezen, je docent van de leerlijn professionele ontwikkeling (LPO-docent). Dit is een docent die je begeleidt tijdens een of meer studiejaren. De studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in individuele gesprekken én in groepsbijeenkomsten. In de studieloopbaanbegeleiding overdenk je en bespreek je jouw ontwikkeling in alle onderdelen van de opleiding en het beroep. Taken van de docent Leerlijn Professionele Ontwikkeling/studieloopbaanbegeleider Je LPO-docent/slb’er fungeert als schakel tussen jouw onderwijsvraag, jouw leerroute en het aanbod van de opleiding (onderwijseenheden, toetsprogramma). Wijzigingen in je leerroute moeten eerst besproken worden met je LPO-docent/slb’er. Hij legt dit vast in een contract en accordeert dit vervolgens namens de opleiding. Je LPO-docent/slb’er heeft de volgende specifieke taken: − Informatie te verstrekken over de studieadvisering in de propedeuse in verband met de bindende studieadviezen − Begeleiding bij dreigende vertraging van je studie − Adviseren en doorverwijzen in het kader van studeren met een functiebeperking, topsportregeling, − Hij is het aanspreekpunt voor de uitvoering van de aanwezigheidsregeling (alleen voor VT). Om je te begeleiden tijdens je leertraject zijn een aantal instrumenten ontwikkeld. We beschrijven de belangrijkste hier in het kort. Portfolio Het portfolio is een digitale omgeving waarin je bestanden en documenten opslaat die jouw eigen individuele ontwikkeling (leerproces) zichtbaar maken. Je kunt ermee aantonen op welk niveau je de competenties beheerst die je nodig hebt voor de uitvoering van de beroepstaken. Persoonlijk Ontwikkelingsplan Het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) is een groeidocument dat je helpt om sturing te geven aan je eigen ontwikkeling. Op basis van feedback en reflecties formuleer je leerdoelen en voer je activiteiten uit om die leerdoelen te realiseren. Het POP is regelmatig onderwerp van gesprek met je studieloopbaanbegeleider en je begeleider in de praktijk. Het biedt hun de mogelijkheid om je groei te begeleiden en te beoordelen. Studiecontract In principe volg je het onderwijsprogramma van de opleiding. Indien je vertraging oploopt dan leg je samen met je studieloopbaanbegeleider in een studiecontract je leerroute voor het komende halfjaar vast. Deze leerroute wordt halfjaarlijks geëvalueerd en zo nodig aangepast.
36
Hoofdstuk 6 Praktische informatie Praktijkbureau Pedagogiek Het Praktijkbureau ondersteunt studenten bij het zoeken naar een stageplaats. Het beheert voor onze opleiding een database met aanbod voor praktijkplaatsen op alle niveaus. Deze database vind je op Scholar via startpagina Pedagogiek, klik op het turkoois vierkant met P van Praktijkbureau. Daarnaast onderhoudt het Praktijkbureau contacten met bestaande praktijkorganisaties en werft het nieuwe plaatsen. Ook geven de medewerkers voorlichting aan studenten en docenten. Met al je vragen over de praktijk kun je er terecht. Het Praktijkbureau is dagelijks geopend van 09.00 tot 13.00 uur, ’s middags bij voorkeur op afspraak. Medewerkers: E-mail: Telefoon: Locatie:
Maaike Kerkhoven, Wendy Morskieft, Maryan Prinse
[email protected] 024-3531688 D6.19
Voor studenten die in september 2015 starten met de opleiding is het praktijkbureau van de deeltijd de aangewezen plek om informatie te krijgen. Je vindt het praktijkbureau bij het secretariaat op D1 en contactpersoon is Yvonne Franken.
[email protected]. Toetsbureau Het toetsbureau is geopend van maandag tot en met vrijdag van 9.00u tot 12.00u. Je kunt je vragen aan het toetsbureau ook per mail stellen. Procescoördinator Toetsbureau: E-mail: Telefoon: Locatie:
Erik Dortmans
[email protected] 024-3531099 D6.18
Alumnivereniging De alumnivereniging is een samenwerking van afgestudeerden van de HAN Pedagogiek. Het belangrijkste doel van de alumnivereniging is het opbouwen van een netwerk in de beroepspraktijk. Als alumnus kun je op de HAN terecht voor bijvoorbeeld vervolgonderwijs, loopbaanoriëntatie, sociale en culturele activiteiten. Je kunt op de hoogte blijven van ontwikkelingen of activiteiten die de HAN Pedagogiek voor alumni organiseert. Als je goed geïnformeerd wilt blijven over interessante activiteiten op de HAN en in de praktijk, dan kun je je aanmelden voor de alumnivereniging, zodra je afgestudeerd bent. Het lidmaatschap van de alumnivereniging is gratis en je kunt zo lang lid blijven als je wilt. Het kan zijn dat er soms een kleine bijdrage wordt gevraagd voor deelname aan bepaalde activiteiten. Via nieuwsbrieven word je op de hoogte gehouden van zowel opleidingsgerelateerde onderwerpen als actuele onderwerpen die relevant zijn voor een HBO Pedagoog. Als alumnilid deel je dus kennis met je jaargenoten, vakgenoten, oud-docenten en huidige studenten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Pedagogiek. Voor het delen van kennis wordt naast de nieuwsbrieven en georganiseerde symposia ook social media ingezet. Ziekmelding Wanneer je ziek bent of om een andere reden niet bij de les/onderwijsbijeenkomst/groepsbijeenkomst aanwezig kunt zijn, meld je je met opgaaf van reden via e-mail of telefoon afwezig bij de betreffende docenten (en/of subgroepleden als het een groepsbijeenkomst betreft) van wie je les krijgt op de dag(en) waarop je afwezig bent. Postvakken docenten Iedere docent heeft een eigen postvak. Deze zijn te vinden op de begane grond in de C-vleugel, bij de postkamer. Supervisoren hebben postvakken op de 6e verdieping in de kast tegenover kamer D6.05.
37
Postvakken studenten Je hebt als student een eigen postvak. Deze postvakken zijn te vinden op 1e verdieping in de Dvleugel, vlakbij de lift. Kijk dus geregeld in je postvak. Medewerkers Pedagogiek Coördinator Sociale Studies deeltijd (deeltijdopleidingen MWD, SPH, Peda): Annelies de Leeuw Telefoonnummer: 0626115630 E-mail:
[email protected] Secretariaat Yvonne Franken Werkdagen: maandag tot en met donderdag. Telefoon: 024-3531539 E-mail:
[email protected]
38
Hoofdstuk 7 Interne organisatie 7.1
Faculteiten, domeinen en instituten
De HAN kent de volgende 4 faculteiten: Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat. De faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij kent de volgende domeinen: Health, Nursing, Social Studies en Sport. 7.2
FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau
De faculteit GGM verzorgt ten behoeve van ruim 12.000 studenten een breed scala van HBObacheloropleidingen. In onderstaand overzicht staan deze opleidingen en het domein waartoe ze behoren. Hierbij zijn tevens het management van de faculteit en daartoe behorende instituten vermeld. Faculteitsdirecteur: mevrouw dr. Saskia van der Lyke Domeinen en opleidingen Domein Social Studies Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) Maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) Sociale Studies deeltijd: MWD, PED en SPH
Pedagogiek (PED) Sociaal pedagogische hulpverlening (SPH)
Creatieve therapie (CT) Toegepaste Psychologie (TP) Domein Health Ergotherapie (ERGO) Fysiotherapie (FYSIO) Logopedie (LOGO) Voeding en Diëtetiek (V&D) Mondzorgkunde (MZK) (*) Domein Sport
Sport en bewegingseducatie (SBE) Sport, gezondheid en management (SGM)
Instituten en instituutsmanagement Instituut voor Maatschappelijke en SociaalCulturele Studies (IMSS) mevr. drs. Jetty Schaap, instituutsdirecteur Vacature mevr. Joke Pol, onderwijsmanager mevr. Annelies de Leeuw, coördinator Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) mevr. drs. Annet Laarman, instituutsdirecteur Vacature mevr. drs. Anna Bakker, onderwijsmanager Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) dhr. drs. Wouter van der Leeuw, instituutsdirecteur Vacature Vacature Instituut Paramedische Studies (IPS) Instituutsdirectie: dhr. drs. Menno Pistorius, instituutsdirecteur mevr. Ineke Stijnen hoofd opleiding dhr. drs. Herman Berndt, hoofd opleiding mevr. Lianne Remijn, MSc hoofd opleiding mevr. drs. Vivianne Ceelen, hoofd opleiding mevr. Agnes van Boxtel, hoofd opleiding HAN Sport en Bewegen Instituutsdirectie: dhr. Joris Hermans MSc, instituutsdirecteur dhr. Eric Versluijs MBA, adjunct-instituutsdirecteur dhr. Edwin van Gastel, teamleider mevr. Marjolein Bron, teamleider SGM-A 39
Domeinen en opleidingen Lerarenopleiding lichamelijke oefening (LLO) Domein Nursing
Verpleegkunde (HBOV) Medische Hulpverlening (MHV) (*) Lerarenopleiding gezondheidszorg en welzijn (LGW) Management in zorg en dienstverlening (MZD)
Instituten en instituutsmanagement dhr. Martijn van Aarle, teamleider SGM-B dhr. drs. Gielion de Wit, teamleider ALO-A dhr. dr. Marcel Mutsaarts, teamleider ALO-B Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Instituutsdirectie: mevr. drs. Caroline van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur mevr. drs. Marijke Beckers MSM, adjunctinstituutsdirecteur dhr. Harold Nas, teamleider mw. Maria Putman, teamleider dhr. drs. Thijs Lemmen, opleidingscoördinator
*: De opleidingen LGW, MZD en MHV behoren wel tot IVS, maar niet tot het domein Nursing. Bij de faculteit (HAN VDO) kan ook een inservice-opleiding gevolgd worden: de opleiding tot “Operatieassistent en Anesthesiemedewerker” (coördinator dhr. Friedy Bijnen). De HAN verzorgt ook een groot aantal HBO-masteropleidingen. Deze opleidingen maken sinds 1 januari 2011 deel uit van het Interfacultaire Instituut HAN Masterprogramma’s (directie: mevr. drs. Ans Gielen). De contractactiviteiten FGGM worden verricht vanuit HAN VDO (opleiding, advies en coaching), o.l.v. dhr. drs. Fernand van Westerhoven, directeur. Bij de faculteit zijn lectoren aangesteld die in kenniscentra met elkaar samenwerken en praktijkgericht onderzoek uitvoeren, ten behoeve van de ontwikkeling van het onderwijs, de beroepspraktijk en het kennisdomein. De lectoraten voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. nieuwe vormen van dienstverlening op het gebied van welzijn, sport en gezondheid. Lectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de HAN richting een University of Applied Sciences (UAS). De meeste lectoraten bestaan uit een lector en een kenniskring waaraan ook docenten deelnemen. Momenteel werkt het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) met name samen met lectoraten van de kenniscentra HAN SOCIAAL en Publieke Zaak, maar ook wel met lectoraten uit de andere kenniscentra van FGGM. Kenniscentrum HAN SOCIAAL leading lector: Martha van Biene • Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief. o Martha van Biene (lector), o Erik Jansen (associate lector) • Lectoraat Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking. o Maaike Hermsen (associate lector) • Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd. o Huub Pijnenburg (lector) o Marion van Hattum (associate lector) • Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme. o Jan-Pieter Teunisse (lector) • Lectoraat Sociale en Methodische aspecten van Psychiatrische Zorg. o Bauke Koekkoek (lector) Kenniscentrum Duurzame Zorg leading lector: Hub Hamers • Lectoraat Eerstelijns Zorg o Rob van der Sande (lector) • Lectoraat Innovatie in de Care o Marian Adriaansen (lector) o Els Verschuur (associate lector) • Lectoraat Acute Intensieve Zorg 40
•
o Lilian Vloet (lector), o Lisbeth Verharen (associate lector) o Sivéra Berben (associate lector) Lectoraat Organisatie van Zorg en Dienstverlening. o Miranda Laurant (lector) o Hub Hamers (bijzonder lector)
Kenniscentrum Revalidatie, Arbeid, Sport leading lector: Yvonne Heerkens • Lectoraat Arbeid & Gezondheid. o Yvonne Heerkens (lector) o Josephine Engels (lector) • Lectoraat Neurorevalidatie. o Bert de Swart (lector) o Esther Steultjens (associate lector) • Lectoraat Musculoskeletale Revalidatie o Bart Staal (lector) o Robert van Cingel (bijzonder lector) • Lectoraat Herkennen en Ontwikkelen van Sporttalent. o Marije Elferink (lector) • Lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid o Marian de van der Schueren (lector) o Luc van Loon (bijzonder lector) Interfacultair Kenniscentrum Publieke Zaak leading lector: Frans de Vijlder • Lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties. o Frans de Vijlder (lector) • Lectoraat Innovatie Publieke Sector. o Erik de Vries (lector) Conform het HAN-statuut Lectoraten van februari 2008 en het Strategisch Onderzoeksbeleid van de HAN leveren lectoren een bijdrage aan het onderwijs van de bachelor- en masteropleidingen. Zij doen dat o.a. door te participeren in curriculumcommissies, in examencommissies, door gastcolleges te geven en minoren te verzorgen. Verder brengen zij de verbinding tussen onderzoek en onderwijs tot stand door een bijdrage te leveren aan de doorlopende leerlijn onderzoek in de curricula, en door studenten en docenten mee te nemen en mee te laten werken in concrete praktijkgerichte onderzoeksprojecten. Doordat de vragen komen van het werkveld en de resultaten daarvan terugvloeien naar het onderwijs en curriculum wordt de relatie tussen werkveld-onderwijs-onderzoek versterkt. Bij het instituut geven lectoren les / wordt er samengewerkt in onder andere de volgende onderwijseenheden: HOOFDFASE Instituut Naam OWE HF 3, alle opleidingen HF 3: PED en SPH
Onderzoek en Innovatie
PED HF 1
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
Onderzoek en Innovatie
Opleiding
Naam OWE
PED
Mensen met een verstandelijke beperking (minor) Levensloopbegeleiding bij autisme (minor)
PED
Samenwerking met lectoraat
Studenten kunnen deelnemen aan onderzoeksprojecten van een lectoraat. Studenten die een uitstroomprofiel volgen, voeren verplicht onderzoek uit binnen een van de lectoraten.
Samenwerking met lectoraat
Simulatieweek is ontwikkeld en wordt verzorgd in samenwerking met het lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties (Frans de Vijlder). 2e-jaars studenten werken aan het verkrijgen van competenties rondom beleid en organisatie specifiek in een jeugdzorgorganisatie Het lectoraat (Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking) was betrokken bij de ontwikkeling, herziening en uitvoering van de minor. Leden kenniskring en de lector (Levensloopbegeleiding bij Autisme – Jan-Pieter Teunisse) verzorgen gastcolleges.
41
PED
Samenwerken aan een duurzame Civil Society (minor)
SPH
Levensloopbegeleiding bij autisme (minor) Themadag WMO deeltijd
SPH SPH
Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2
SPH
Coaching voor medewerkers in zorg en welzijn (minor)
SPH
Narratief onderzoek en ontwikkeling intercultureel vakmanschap (minor intercultureel werken) Ontwerpen en begeleiden van interculturele leeractiviteiten (minor intercultureel werken)
SPH
Het lectoraat “Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief” is betrokken bij de ontwikkeling van de minor en de lector en leden van de kenniskring verzorgen een deel van het onderwijs. Leden kenniskring en de lector (Levensloopbegeleiding bij Autisme – Jan-Pieter Teunisse) verzorgen gastcolleges. Gastcollege vanuit het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Uitvoering organisatie simulatie in samenwerking met het lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisatie. Het lectoraat lokale dienstverlening vanuit klantperspectief is betrokken bij de leerinhoud, levert tools aan en lector Martha van Biene verzorgt een gastcollege over leercoaches in wijkteams. Samenwerking met het lectoraat Lokale dienstverlening van Klantperspectief. Verzorging van hoorcollege en gastcolleges. Excursie WMO werkplaats vanuit lectoraat Lokale dienstverlening van Klantperspectief
Lectoren leveren een bijdrage aan de professionalisering van docenten in onderzoeksvaardigheden en aan de ontwikkeling en implementatie van een doorlopende leerlijn onderzoek in het curriculum van de opleidingen van FGGM. Docenten worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de kenniskringen en onderzoeksprojecten van de lectoraten. De kenniskringen voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. in de vorm van nieuwe inzichten voor hulp- en dienstverlening in het sociaal agogisch werkveld. Enkele actuele voorbeelden van praktijkgericht onderzoek: WMO / Welzijn Nieuwe Stijl, Autisme en Eigen Kracht. Ook studenten kunnen aan onderzoeksprojecten in een lectoraat deelnemen bijv. in het kader van de volgende onderwijseenheden/beroepstaken in de hoofdfase; Onderzoek en Innovatie. Zij kunnen op die manier met behulp van de lectoraten afstudeeropdrachten werven. Studenten die een uitstroomprofiel volgen, voeren verplicht onderzoek uit binnen een van de lectoraten. Studenten kunnen ook in een eerdere fase van hun opleiding waarin zij in aanraking komen met onderzoeksvaardigheden participeren in projecten van een lectoraat, zoals bijvoorbeeld het BOOTproject. Docenten van het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) die afstudeeronderzoek begeleiden en nog geen master hebben, zijn verplicht de cursus 'introductie onderzoeksvaardigheden' te volgen bij de HAN Academy, die verzorgd wordt door onderzoekers van het kenniscentrum HAN SOCIAAL. Bij FGGM zijn vrijwel alle BA-opleidingen, alsmede de faculteitsdirectie en het faculteitsbureau gehuisvest op de HAN-campus Nijmegen (Kapittelweg 33). De BA-opleidingen van het instituut Sport en Bewegingsstudies zijn ondergebracht in het Gymnasion (Heyendaalseweg/Nijmegen) en de BAopleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in het pand aan de Prof. Molkenboerstraat te Nijmegen. De BA-opleiding Mondzorgkunde is gehuisvest in het gebouw aan de Philip van Leydenlaan (hier bevindt zich ook de faculteit Tandheelkunde van de RU Nijmegen). De AD-/BA-opleidingen LGW en MZD zijn evenals HAN VDO aan de Berg en Dalseweg 81 te Nijmegen. HAN-campus Nijmegen, de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) en het UMC St. Radboud maken onderdeel uit van “Campus Heyendaal”.
42
7.3
Overleg en communicatie op instituutsniveau
Met ingang van 1 september 2015 is het Instituut Sociale Studies opgedeeld in 3 kleinere instituten: Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) (sociaal werk) Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) (sociaal werk) Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS)
• • •
De opleidingen creatieve therapie (CT) en toegepaste psychologie (TP) vallen onder het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies. De opleidingen culturele en maatschappelijke vorming (CMV) en maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) vallen onder het Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies. De opleidingen pedagogiek (PED) en sociaalpedagogische hulpverlening (SPH) vallen onder het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies. Twee van de drie instituten zijn georganiseerd rondom vier opleidingen sociaal werk. De drie deeltijdopleidingen sociaal werk van MWD, PED en SPH zijn organisatorisch ondergebracht bij het team Sociale Studies deeltijd. Er wordt onderling nauw samengewerkt. Zowel inhoudelijk als ook organisatorisch doorlopen de 3 instituten ontwikkeltrajecten waarbij - in de geest van professionele leergemeenschappen - wordt toegewerkt naar resultaatverantwoordelijke teams. Ieder instituut wordt aangestuurd door een instituutsdirecteur. Deze directie vormt samen met de onderwijsmanagers/teamleiders het managementteam van het instituut. Het MT overlegt regelmatig en stuurt de onderwijsorganisatie van het instituut aan. Alle instituutsdirecteuren maken samen met onderwijsmanager/teamleider(s) samenwerkingsafspraken met het werkveld. Elke opleiding heeft een onderwijsmanager/teamleider(s) die verantwoordelijk is/zijn voor de inhoudelijke kwaliteit en actualiteit van het onderwijs binnen zijn of haar opleiding, de aansluiting ervan op de arbeidsmarkt en de aantrekkelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs voor studenten. De onderwijsmanagers/teamleider(s) beschikken over brede en actuele vakkennis en hebben affiniteit met externe communicatie. De onderwijsmanager/teamleider rapporteert aan de instituutsdirectie. Waar mogelijk en zinvol wordt onderwijs ontwikkeld en aangeboden over de grenzen van de opleidingen heen. Dat geldt in het bijzonder voor de minoren. De managementteams van de 3 instituten bepalen het minoraanbod van de instituten. De onderwijsorganisatie heeft betrekking op de randvoorwaarden en infrastructuur die nodig zijn om opleidingen succesvol uit te voeren en de kwaliteit van het onderwijs te borgen. De organisatie van het onderwijs is deels ondergebracht bij het servicebedrijf. Een aantal specifieke, instituutsbrede taken wordt ondergebracht bij medewerkers met een speciale taakaanstelling voor het hele instituut. Te denken valt aan kwaliteitszorg, internationalisering en de coördinatie van het minoraanbod. Naast primaire onderwijstaken voeren de instituten projecten uit met als doel verdere innovatie en verbetering van kwaliteit en van rendement te realiseren. Dit betekent dat nieuwe initiatieven worden ondersteund of opgezet die leiden tot versterking van de relaties met het werkveld, ontwikkeling van onderzoek, verbetering van student- of medewerkerstevredenheid, en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Projecten hebben altijd een tijdelijk karakter en staan onder leiding van een projectleider die wordt aangesteld door de directie. 7.4
Examencommissie en Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden)
De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan. De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het reglement examencommissies in deel 2 van het Opleidingsstatuut.
43
Examencommissie Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) SPH Tina Bolte, voorzitter PED: Judith Hovius, secretaris SPH: Thea Penterman, lid, tevens extern lid Excie IMSS SPH: Iris te Paske, lid PED: Yvonne Burghard, lid PED: Susanne van Capelleveen, lid PED: Cecile Fransen, lid SPH: Kristin Kainzinger, alleen taak m.b.t. Duitse vrije minoren E-mail:
[email protected] Commissie Toelatingsonderzoek FGGM IVPS: Pieter van Leeuwen, voorzitter IPS: Ria Schipper-Kersbergen, secretaris IVS: Marjo Kwast, lid ISBS: Angèle Welie, lid ISPS: Tina Bolte, lid IMSS: Frank Hendriks, lid Ambtelijk secretaris: Theo Teeuwen 7.5 Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Er zijn opleidingscommissies, faculteitsraden en een (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie PED Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC) die inspraak heeft. Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken. Bijvoorbeeld over de Onderwijsen Examenregeling en de uitvoering ervan. Het aantal leden van de opleidingscommissie bestaat voor de helft uit docenten en de helft uit studenten. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Zie ook het HAN-reglement opleidingscommissies (deel 2 van het Opleidingsstatuut). De samenstelling van de opleidingscommissie PED (peildatum 20-04-2015) is: Personeelsgeleding Richard Sleegers, docent, voorzitter:
[email protected] Jos van Veen, docent:
[email protected] Jacqueline Marti-van der Houwen, docent:
[email protected] Marije Lammersen, docent:
[email protected] Studentgeleding Irene Kroonenburg:
[email protected] Puck van Buuren:
[email protected] Yvonne Broeks:
[email protected] Emmie Horsmeier:
[email protected] Brenda Wiggers:
[email protected] Maaike van Kalmthout:
[email protected] Marthe Alting:
[email protected] Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten. 44
Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat dat om beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. De FR praat dus ook mee over de instituten. De samenstelling van de faculteitsraad GGM (peildatum 20-02-2015): Personeelsgeleding Ad den Dekker, docent CMV:
[email protected] Ine van de Heuvel, voorzitter examencommissie Paramedische Studies:
[email protected] Renelle Koppers, docent HAN Sport en Bewegen:
[email protected] Amel Yahyaoui, docent MWD:
[email protected] Reinhard Schulte, opleider, coach, HAN VDO en HMP:
[email protected] Ruud Kroes, docent SPH:
[email protected] Studentgeleding Siebe Bosman:
[email protected] Melissa Breukel:
[email protected] Eveline Freeriks:
[email protected] Kimberly Pastoors:
[email protected] Isabel Widdershoven:
[email protected] Anouk Scholten:
[email protected] Joery van den Bogaard:
[email protected] De faculteitsraad wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris en een beleidsmedewerker. Zij vormen samen het ambtelijk secretariaat. Zij leveren een bijdrage aan het functioneren van de FR. Ambtelijk secretariaat Sandra Schiks, ambtelijk secretaris FR:
[email protected] Hans Oolbekkink, beleidsmedewerker FR:
[email protected] De voorzitter, vicevoorzitter en secretaris worden aan het begin van het nieuwe studiejaar opnieuw gekozen. Voor meer én actuele informatie zie: insite/ggm/faculteitsraad. Medezeggenschapsraad (MR) Via de Medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht. De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. De samenstelling van de medezeggenschapsraad (peildatum 20-02-2015): Personeelsgeleding Theo de Wit, HAN algemeen:
[email protected] Ton Ammerlaan, HAN algemeen:
[email protected] Renee Jenniskens, Service Bedrijf:
[email protected] Martin Pel, Service Bedrijf,
[email protected] Sanne Gruyters, GGM:
[email protected] Cees Vloon, FEM:
[email protected] Jean Hendriks, Techniek:
[email protected] Wilma Christiaens, Educatie:
[email protected] Studentgeleding Dex de Boer, HAN algemeen:
[email protected] Maarten ten Hag, HAN algemeen:
[email protected] Renzo Roso, HAN algemeen:
[email protected] Timo Eversen, HAN algemeen:
[email protected] 45
Roel Remij, GGM:
[email protected] Nikki Buijs, Techniek:
[email protected] Marloes van Dommelen, Educatie:
[email protected] Paul Zwinkels, FEM:
[email protected] Contactpersoon voor het bureau medezeggenschap Hans Oolbekkink:
[email protected] 7.6
Kwaliteitszorg op instituutsniveau
Systeem van kwaliteitszorg van het instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. Door deelname aan de periodieke schriftelijke evaluaties, deelname aan periodieke mondelinge evaluatiegesprekken en lidmaatschap van de opleidingscommissie hebben studenten invloed op de kwaliteit. Voorts is er een klachtenregeling waar studenten gebruik van kunnen maken. Deze klachtenregeling is opgenomen in het Studentenstatuut van de HAN. Het Studentenstatuut kan worden geraadpleegd op de website van de HAN. Resultaten vanuit studentevaluaties worden besproken met betreffende uitvoerende docenten en de verschillende commissies op opleidings-/instituutsniveau, zoals: de curriculumcommissie, de toetscommissie, de commissie studieloopbaanbegeleiding. Iedere commissie heeft zijn eigen aandachtsgebied t.a.v. de zorg voor kwaliteit. Op basis van een analyse van gegevens uit evaluaties (zoals: notulen studentenoverleg, jaarevaluaties of evaluaties t.a.v. onderwijseenheden, toetsing en studieloopbaanbegeleiding) formuleren de teams van uitvoerende docenten en/of commissies verbetermaatregelen. Bij hernieuwde evaluatie controleert een commissie tevens het effect van de eerdere verbeteringen. Iedere commissie rapporteert al dan niet via de kwaliteitszorg-/evaluatiecoördinator aan de onderwijsmanager van de opleiding c.q. het managementteam van het instituut. Resultaten vanuit studentevaluaties t.a.v. het functioneren van docenten worden door het betreffende team van uitvoerende docenten besproken en kunnen mede input zijn voor de jaarlijkse Resultaat- en Ontwikkelinggesprekken die de onderwijsmanagers/leidinggevenden voeren met docenten/ medewerkers. Naast het terugblikken over uitgevoerde werkzaamheden en een beoordeling over het functioneren, is het maken van nieuwe afspraken over resultaten en professionalisering een belangrijk onderdeel van de R&O-gesprekken. Voor nadere informatie over professionalisering(sbeleid) volg klikroute: HAN-insite > Service Bedrijf > Human Resources. Voor medewerkers is er een breed aanbod cursussen en trainingen gericht op professionalisering beschikbaar, die gevolgd kunnen worden via de HAN Academy. Terugkoppeling van zowel schriftelijke als mondelinge evaluaties en verbeterpunten aan studenten gaat onder meer via studentenoverleg, inleidingen van studiehandleidingen (waar de gerealiseerde verbeteracties worden benoemd) en Intranet/Insite. Het systeem van kwaliteitszorg wordt besproken en beoordeeld binnen de opleidingscommissie(s), zowel op opleidingsniveau als op instituutsniveau. De opleidingscommissie(s) geven advies als verbetermaatregelen t.a.v. het systeem nodig zijn. Zie ook: HAN-reglement opleidingscommissies (in deel 2 van dit Opleidingsstatuut). Werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens twee maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de werkveldadvies-/beroepenveldcommissie.
46
De werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s), bestaande uit vertegenwoordigers uit het werk- en beroepenveld heeft/hebben als hoofdtaken: - het toetsen van de diverse opleidingsprofielen aan de eisen van de arbeidsmarkt; - het bijdragen tot de kwaliteitsbewaking, met name vanuit werkveldperspectief; - de bevordering van een geregeld contact van de diverse opleidingen met het werk- en beroepenveld. Daartoe wordt geadviseerd over beleids- en activiteitenplannen en het praktijkgehalte van de opleiding(en). Basis hiervoor zijn relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tevens participeren de werkveldcommissies in een driejaarlijkse evaluatie door de opleiding van de eindkwalificaties en de onderbouwing daarvan in het programma. Bij de samenstelling van de werkveldadvies/-beroepenveldcommissie(s) wordt bewaakt dat de commissies representatief zijn voor het werk- en beroepenveld waarvoor de opleidingen studenten opleiden. Extern toezichthouders Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) c. de organisatorische kwaliteit van het examen. Ledenoverzichten externe toezichthouders (peildatum 05-06-2015) De externe toezichthouders bij de opleiding Pedagogiek zijn: • Ard Vark • vacature • vacature De externe toezichthouders bij de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening zijn: • Dagmar Kaplan • Karin Janssen • Eric Keizers • Marleen van Steen • Jan Traeder
47
Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau Een overzicht van de belangrijkste studentenvoorzieningen van de HAN staat in het algemeen deel van het Studentenstatuut. Zie ook de HAN website: www.han.nl/studentenstatuut. In dit hoofdstuk staan de voorzieningen centraal die relevant zijn voor de faculteit GGM. Openingstijden gebouwen (peildatum: 25-02-2015) Kapittelweg 33
ma t/m do vr
7.30 tot 22.00 uur 7.30 tot 18.30 uur
Prof. Molkenboerstraat 3
ma t/m do vr
7.30 tot 19.00 uur 7.30 tot 18.00 uur
Heyendaalseweg 121 (Albertinum)
ma t/m vr
8.30 tot 17.00 uur
Heyendaalseweg 141 (Gymnasion)
ma t/m do vr
7.30 tot 20.00 uur 7.30 tot 18.00 uur
Tijdens de schoolvakanties zijn er voor alle gebouwen afwijkende openingstijden. Kijk voor meer informatie op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw. 8.1
Voorzieningen op locatie Kapittelweg
Het Vraagpunt Dit bevindt zich op de begane grond op B0.16. Je kunt bij het Vraagpunt op de Kapittelweg terecht voor: - adreswijzigingen doorgeven via Studielink aan de HAN - bewijs van betaling collegegeld - bewijs van in- of uitschrijving - uitgifte propedeuse - vragen over je collegegeld en collegekaart - informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten, inschrijven voor tentamens etc. - reserveren van onderwijslokalen Zie ook HAN Insite / Service Bedrijf / Studentzaken / over ons / afdelingen studentzaken Tijdens openingstijden zijn de medewerkers van 't Vraagpunt te bereiken via: Telefoon: 024-3531650 E-mail:
[email protected] Openingstijden: ma t/m vr: 8.30-13.00 uur. In de piektijden (bijv. start studiejaar) is het Vraagpunt tot 16.30 uur open. Receptie Onze recepties vind je veelal in het hart van het gebouw. De medewerkers van de receptie zijn het eerste aanspreekpunt voor alle bezoekers van de HAN-gebouwen. Deze bevindt zich aan één balie in de centrale hal (A0.07). Hier worden bezoekers te woord gestaan en de telefooncentrale beheerd. Naast de behandeling van de telefoon en het ontvangen van bezoekers kun je bij de receptie ook hen terecht voor: - het aanmelden en laten ontvangen van bezoekers - ziek- en herstelmeldingen - het melden van calamiteiten (brand/ongevallen) - het melden van wensen, ideeën en klachten m.b.t. het gebouw/de locatie - gevonden en verloren goederen Tijdens openingstijden is de receptie intern te bereiken via het nummer 024-3531111. Openingstijden: ma t/m do: 08.00-22.00 uur en vrijdag: 08.00-18.00 uur. Kijk voor informatie over de receptie ook op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / balies
48
Servicedesk De ServiceDesk is op de Campus in Nijmegen hét aanspreekpunt voor alle facilitaire en ICT-vragen, meldingen, reserveringen en klachten. De ServiceDesk is telefonisch bereikbaar van maandag t/m donderdag van 8.00 tot 19.00 uur en op vrijdag van 8.00 tot 17.30 uur. De balies van de ServiceDesk in Arnhem en Nijmegen zijn geopend van maandag t/m vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur. De ICT studentenbalie is op maandag t/m vrijdag geopend van 8.30 tot 16.30 uur. Balie: Kapittelweg 33 Nijmegen, C-vleugel, ruimte C1.54 Telefoon: 024-3531666 E-mail:
[email protected] Tijdens schoolvakanties gelden afwijkende openingstijden. De Servicedesk vind je online op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / balies Reserveren studie- en vergaderruimten, catering en AV-middelen Zelf online een studie- of vergaderruimte of een AV-middel reserveren? Ga naar Insite / Servicebedrijf / Facilitaire Zaken. Heb je hulp nodig bij het reserveren of heb je vragen? Neem dan contact op met de ServiceDesk. Afhalen van gereserveerde AV-middelen: - Bij de meeste gebouwen binnen de HAN kun je het gereserveerde AV-middel afhalen bij de receptie van het desbetreffende gebouw. - Op de Kapittelweg 33 kun je AV-middelen afhalen bij de AV-balie in de D vleugel (D1.37) Studenten moeten zich identificeren bij het ophalen van het gereserveerde AV-middel. Voor medewerkers is het mogelijk om diverse AV-middelen te laten bezorgen. Deze service kan men aanvragen via de ServiceDesk. HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten Snellaadstations smartphones en tablets Raakt de batterij van jouw smartphone of tablet ook zo snel leeg? Geen nood! Binnen de HAN zijn op een aantal locaties snellaadstations voor smartphones en tablets aanwezig. Hoe werkt het? De snellaadstations bestaan uit 10 kluisjes: 2 voor tablets en 8 voor smartphones. In iedere locker kan een apparaat aan de oplader worden gelegd. Dankzij USB-technologie is een telefoon of tablet binnen een half uur weer klaar voor gebruik. De display van het snellaadstation geeft aan wanneer een smartphone of tablet is opgeladen. Je vindt de snellaadstations op de volgende locaties: - Kapittelweg 33 in Nijmegen (kantine) - Kapittelweg 35 in Nijmegen (kantine) - Laan van Scheut 10 in Nijmegen (centrale hal) Wil je meer informatie over de snellaadstations? Kijk dan op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten. HANCard voor studenten Binnen de HAN wordt de HANCard gebruikt als betaal- en identificatiemiddel. Nieuwe HAN studenten krijgen automatisch een HANCard thuisgestuurd. Met de HANCard kun je - nadat je privésaldo hebt opgewaardeerd - gebruik maken van de volgende faciliteiten: - Printen, kopiëren en scannen - Betalen bij de cateraars - Betalen van boetes bij de studiecentra - Betalen bij de readerwinkels en copyshops - Lenen van boeken bij de studiecentra Daarnaast heb je de HANCard nodig om je te identificeren bij tentamens.
49
Je kunt het privésaldo van je HANCard online opwaarderen via de HANCard portal op het tabblad ´Credit´. Opwaarderen kan met iDeal of Sofort (Europese iDeal) en op termijn ook met je creditcard. Daarnaast is opwaarderen (met pinpas of creditcard) mogelijk bij een van de oplaadpunten in de hal van de volgende locaties: - Kapittelweg 33, Nijmegen - Laan van Scheut 10, Nijmegen Als je je HANCard kwijt bent geraakt kun je deze via de HANCard portal blokkeren (via tabblad ´account´ / ‘meld kaart kwijt’). Hier kun je ook een nieuwe HANCard aanvragen. Hier zijn eenmalig kosten (€ 12,50) aan verbonden. Lees meer over de HANCard op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / HANCard 8.2
Studentenondersteuning
Campusdecanaat HAN Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Daarnaast geven zij ondersteuning aan (senior)studieloopbaanbegeleiders. Ook geven ze gevraagd en ongevraagd advies aan de opleidingen/instituten/faculteiten. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je slb´er beantwoordt vragen en ondersteunt je bij je studie. Als je slb´er je niet kan helpen, stuurt hij je in eerste instantie door naar de senior slb´er van je opleiding. Alleen in bijzondere gevallen kun je voor begeleiding terecht bij de campusdecaan, zoals: - Financiële problemen t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; - Persoonlijke problemen waardoor je niet goed kunt studeren en verwijzing nodig is; - Een functiebeperking of chronische ziekte waarvoor je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; - Algemene vragen over de combinatie topsport en studie; - Uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; - Hulp bij bezwaar- en beroepsprocedures. Voor contactgegevens van de Campusdecanen HAN-Nijmegen zie: Bijlage 2: Relevante namen en adressen van deze Studiegids of kijk voor meer informatie en de contactgegevens van de campusdecanen op HAN Insite / Service Bedrijf / Onderwijs en Onderzoek / Producten en diensten / Campusdecanaat. Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Voor contactgegevens van de vertrouwenspersonen zie: Bijlage 2: Relevante namen en adressen van deze Studiegids of kijk voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen op HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Vertrouwenspersonen. Aandachtsfunctionarissen meldcode Huiselijk Geweld Een uitgangspunt van HAN-beleid is, dat wij alle medewerkers en studenten een veilige omgeving willen bieden. In zo’n omgeving - op de hogeschool of thuis - is geweld in een afhankelijkheidssituatie onacceptabel. Maar wat moet je doen, als je vermoedt dat er sprake is van bijv. huiselijk geweld of kindermishandeling? De landelijk ingevoerde meldcode Huiselijk Geweld biedt daarbij uitkomst. Als er signalen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling kan iedereen die op de HAN werkt of studeert contact opnemen met een aandachtsfunctionaris. Zij bieden hulp bij de uitvoering van de vijf stappen van de meldcode. De aandachtsfunctionarissen van de HAN zijn Pia in ’t Veld en Marianne de Bruijn. E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] 50
Voor meer informatie en de contactgegevens van de aandachtsfunctionarissen zie: HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Meldcode Huiselijk Geweld. Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via: E-mail:
[email protected] Telefoon: 026-3691504 Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. E-mail:
[email protected] B: Bisschop Hamerhuis, kamer H2.24b, Verlengde Groenestraat 75 in Nijmegen De Regeling Ombudsman kun je terugvinden in het Studentenstatuut. Studentenpsycholoog HAN SOC Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met persoonlijke problemen, die het functioneren in je studie beïnvloeden. Voorbeelden zijn: studiestress en faalangst, negatief zelfbeeld, overmatig piekeren, somberheid, gevoelens van angst, uitstelgedrag en motivatieproblemen. De studentenpsychologen zijn gebonden aan de kwaliteitskaders en beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen en hebben een beroepsgeheim. Na doorverwijzing door een van de campusdecanen krijg je een intakevragenlijst toegestuurd. Zodra je deze ingevuld terugstuurt, wordt er een intakegesprek ingepland met een van de studentenpsychologen. Door het invullen van de vragenlijst kan het intakegesprek zo efficiënt mogelijk gebruikt worden. Het intakegesprek is bedoeld om te bekijken welke hulp het beste bij je past. Het SOC biedt intake, indicatiestelling, begeleiding en verwijzing van studenten met een psychologische hulpvraag. Concreet ziet dit er als volgt uit: Na de intake en indicatiestelling zijn er de volgende mogelijkheden: Individuele gesprekken (ongeveer 5) met een studentpsycholoog Deelname aan een van de volgende trainingen: - Training omgaan met studiestress en faalangst - Training assertiviteit - Training mindfulness - Training constructief denken - Training zelfvertrouwen - Themagroep omgaan met rouw en verlies Indien er meer nodig is, wordt er samen met je gekeken welke ondersteuning (buiten de HAN) het beste bij je past. De studentenpsychologen hebben zowel in Arnhem als in Nijmegen een werkplek. In Nijmegen is dit het Bisschop Hamerhuis, kamer H3.06. Studie(loopbaan)begeleiding en Studiekeuze Binnen de HAN zijn er verschillende personen waar je terecht kunt als je vragen hebt over je studie(loopbaan) of studiekeuze: - De studieloopbaanbegeleider is je eerste aanspreekpunt binnen de HAN. Je kunt bij hem of haar terecht als je vragen over je studie hebt of als je ondersteuning bij je studie kunt gebruiken. Hij of zij helpt je reflecteren op je keuzes en stuurt je aan bij het ontwikkelen van competenties. Per jaar heb je enkele individuele gesprekken met je slb’er waarin onder andere je studievoortgang en de te maken keuzes aan de orde komen. 51
-
-
Als je door persoonlijke problemen studievertraging oploopt of als bijvoorbeeld ziekte aparte aanpassingen vraagt in het studieprogramma, dan stuurt de slb’er je door naar de senior studieloopbaanbegeleider van je opleiding. Ook als je vragen hebt over bijvoorbeeld speciale voorzieningen bij tentamens en colleges, de combinatie topsport en studie, uitschrijving of de overstap naar een andere studie kan de senior-slb’er je van dienst zijn. Bij opleiding overstijgende vragen over bijvoorbeeld financiële of persoonlijke problemen of over bezwaar-/beroepsprocedures, stuurt de (senior) slb’er je door naar de campusdecaan. Ook voor studieproblemen, waarbij je graag een onafhankelijk advies zou willen hebben, kun je bij de campusdecaan terecht.
Studiewisselpunt Veranderen van studie? Twijfel jij over je studiekeuze? Stop je met je studie en je weet niet wat je moet kiezen? Heb je een vraag over studiekeuze? In de centrale hal (D0.42) vind je het Studiewisselpunt, hier kun je terecht voor: - Alle vragen over studiekeuze die je maar kunt bedenken. - Kort studiekeuzegesprek - Individueel traject - Workshop Studiekeuze: Kiezen met Passie - Online studiekeuzetips - Hulp bij Studiekeuze Telefoon: 024-3530856 E-mail:
[email protected] Op werkdagen krijg je binnen 24 uur een reactie. Openingstijden: ma, di, do: 11.00-12.00 uur Financiële ondersteuning bij bijzondere omstandigheden (o.a. profileringsfonds) Hieronder vind je de verschillende mogelijkheden die er zijn voor financiële ondersteuning. Studiefinanciering (DUO): verlenging prestatiebeurs Als je door ziekte of een functiebeperking (waaronder ook dyslexie) studievertraging oploopt in de prestatiebeursperiode, kun je bij DUO een extra jaar prestatiebeurs aanvragen. Beroep doen op financiële steun uit het Profileringsfonds van de HAN als: - Je door ziekte of een functiebeperking aantoonbaar meer studievertraging hebt dan één jaar. - Je door zwangerschap en bevalling of door bijzondere familieomstandigheden aantoonbare studievertraging oploopt. - De oorzaak van de studievertraging aantoonbaar ligt bij de manier waarop de opleiding is ingericht of het onderwijs is georganiseerd. - Je naast je studie steeds bezig bent met het beoefenen van topsport en je over een jaarlijkse HAN-(topsport)verklaring beschikt en aantoonbare studievertraging hebt. - Je een bestuursfunctie hebt bij een studentenorganisatie en je hierdoor studievertraging oploopt. Dit geldt ook voor het lidmaatschap van de opleidingscommissie, de faculteits-, instituuts- of medezeggenschapsraad. Financiële noodsituaties In geval van acute en incidentele financiële nood kun je een beroep doen op het noodfonds van de HAN. In een aantal financiële noodsituaties kun je een beroep doen op een particulier fonds. Neem bij vragen contact op met het campusdecanaat. De Regeling Profileringsfonds kun je terugvinden in het Studentenstatuut. Netwerk Diversiteit FGGM Het Netwerk Diversiteit FGGM stimuleert beleidsontwikkeling en -uitvoering waarbij, zowel vanuit het student- als vanuit het medewerkersperspectief, optimaal rekening gehouden wordt met het feit dat individuen van elkaar verschillen, niet alleen allochtoon en autochtoon, maar ook man en vrouw, jong en oud, wel en niet met een functiebeperking of chronische ziekte, seksuele geaardheid, religie, burgerschap, burgerlijke staat, enzovoort. Het Netwerk streeft naar een klimaat waarbinnen er voor studenten en medewerkers continue aandacht is voor de eigen positie en de daarmee samenhangende individuele (on)mogelijkheden. 52
Daarnaast dient uiteraard ook aandacht te zijn voor de collectieve onderwijs- en organisatiedoelstellingen. Het Netwerk ziet het als een uitdaging om die beide belangen (individu – organisatie) tot zijn recht te laten komen.
[email protected] Telefoon: 024-3531066 Nevzat Cingöz, voorzitter Netwerk 8.3
Studenteninformatievoorziening
HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN Voorlichtingscentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN Voorlichtingscentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00-17.00 uur. Telefoon: 024-3530500 E-mail:
[email protected] Studiecentra De HAN beschikt over 6 studiecentra, 2 in Arnhem en 4 in Nijmegen. De studiecentra HAN voorzien studenten, docenten, onderzoekers en lectoren t.b.v. studie of werk van vakliteratuur, zowel fysiek als digitaal en ondersteunen en bemiddelen bij het zoeken, vinden, beoordelen, verwerken en publiceren van deze vakinhoudelijke informatie. Op de volgende locaties kun je van een studiecentrum gebruik maken: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Sport en Bewegen Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum MWD Nijmegen; Prof. Molkenboerstraat 3, Nijmegen Studiecentrum Educatie; Kapittelweg 35, Nijmegen Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: www.han.nl/studiecentra International Office Het HAN International office kent twee locaties, één in Arnhem op de Ruitenberglaan 31 en één in Nijmegen op de Kapittelweg 33. Het HAN International Office ondersteunt de faculteiten, instituten en opleidingen met het realiseren van de doelstellingen ten aanzien van internationalisering. Daarnaast kunnen medewerkers en studenten bij het HAN International Office terecht met vragen over onder andere staf en studenten uitwisseling, beursprogramma’s, partner universiteiten en instellingen, buitenlandse samenwerking, Internationale projecten, aanmelding studie-stage buitenland, registratie staf mobiliteit buitenland en vragen over visa buitenlandse studenten (bachelor en exchange). Het HAN International Office heeft een informatie balie welke op werkdagen (maandag t/m vrijdag) geopend is van 11.00-13.00 uur en van 14.00-15.30 uur. Meer informatie over het HAN International Office is te vinden op HAN Insite / Service Bedrijf / International Office.
53
De Faculteit GGM kent haar eigen contactpersonen binnen het HAN International Office; Yvonne van der Meijs, beleidsmedewerker Internationalisering Monique Nederhoed, proces coördinator/exchange coördinator Laura Kapitein, medewerkster International Office - beurzen/voorbereidingsmodule buitenland Verplichte voorbereidingsmodule buitenland Vanaf 1 januari 2013 is het voor iedere student van de faculteit GGM die in het kader van zijn/haar studie naar het buitenland gaat verplicht om een voorbereidingsmodule te volgen. Een student heeft een aantal mogelijkheden: - een voorbereiding als onderdeel van de minor Internationalisering, - een voorbereiding als onderdeel van de minor International Sustainable Development Cooperation, - de voorbereidingsmodule Sociale Studies (alleen voor studenten CTO, CMV, MWD, PED, SPH en TP), - de facultaire voorbereidingsmodule voor alle overige FGGM studenten. Voor alle studenten die geen voorbereidingsmodule volgen in het kader van een minor of de voorbereidingsmodule Sociale Studies is een faculteitsbrede voorbereidingsmodule ontwikkeld, bestaande uit 4 verplichte bijeenkomsten, vaak aangevuld met een instituuts- of opleidingsspecifiek deel. Je meldt je voor de facultaire voorbereidingsmodule aan door het aanmeldformulier in te vullen en een email te sturen naar
[email protected]. Ben je student van het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies neem dan contact op met de contactpersoon Vrije Minor Buitenland voor studie of voor stage met het Praktijkbureau. Voor meer informatie over de inhoud van het voorbereidingsprogramma en de data van de bijeenkomsten, kun je terecht op de website van het International Office. Het Hogeschoolblad Sensor Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het 2-wekelijkse magazine Sensor vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: http://www.sensor-magazine.nl. 8.4
Overige voorzieningen
Kantine en Studentencafé De kantine is van maandag tot en met donderdag van 08.30-19.30 uur geopend. Op vrijdag is de kantine tot 16.30 uur geopend. Tussen 16.30 en 18.30 uur kun je in de kantine terecht voor een warme maaltijd. Tijdens schoolvakanties is de kantine beperkt geopend: van 10.00-14.00 uur. Studentencafé in de Zalloon is op maandag tot en met vrijdag van 10.00-17.00 uur geopend. Op dinsdag en donderdag is het café tot 20.00 uur geopend. Op tentamen- en lesvrije dagen is het café gesloten. Campuswinkel In de winkel voor kantoorartikelen en readers van Arnhem en Nijmegen kun je terecht voor: - Kantoorartikelen - Readers - HAN-artikelen of relatiegeschenken - Kaarten - Hygiëne-artikelen De campuswinkel in Nijmegen is te vinden op de Kapittelweg 33 in ruimte D0.40. De winkel is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.30 tot 17.00 en op vrijdag tot 16.00.
54
Copyshop De copyshop bevindt zich op de begane grond van de D-vleugel (D0.39). Studenten kunnen bij de copyshop o.a. terecht voor: - zwart-wit kopieën vanaf een oplage van 70 pagina´s - het kopiëren van sheets - het inbinden en/of lamineren van verslagen e.d. - het maken van kleurkopieën Tijdens openingstijden is de copyshop intern te bereiken via toestel 024-3531892. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.30-17.00 uur. N.B.: Op elke verdieping staan kopieerapparaten (copiers/printers) waar studenten en medewerkers met hun HAN-card zelf kunnen kopiëren. Behandelcentrum IPS Het Behandelcentrum IPS biedt studenten en medewerkers van de HAN met dreigende en reeds aanwezige lichamelijke klachten behandelingen aan op het gebied van Ergotherapie (werkplekonderzoek), Fysiotherapie, Logopedie en Voeding en Diëtetiek. Het Behandelcentrum IPS is primair opgezet om studenten de mogelijkheid te geven in huis echte patiënten te behandelen en te begeleiden onder supervisie van een gekwalificeerde paramedische professional. Bezoekadres: Behandelcentrum IPS Kantoor: B1.02 (administratie) Behandelkamer: C1.25 Kapittelweg 33 6525 EN Nijmegen Meer informatie is te vinden op: www.han.nl/insite/behandelcentrumips. Audiovisueel Centrum FGGM Bij het Audiovisueel Centrum FGGM (AVC) kun je terecht voor verschillende diensten op het gebied van audiovisuele media. Hoe kun je ons bereiken? Je kunt ons bereiken via
[email protected] (024-35)30823. Of kom langs in D1.26 aan de Kapittelweg. We zijn alle werkdagen van 08.30-17.00 uur aanwezig. Voor alle aanvragen/reserveringen geldt: minimaal 2 weken van te voren aanvragen. Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een “sportkaart” aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de Gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen Topsportvoorzieningen Ben je topsporter en studeer je aan de HAN? De HAN kent een topsportregeling waarin voorzieningen voor topsporters zijn vastgelegd. Er zijn speciale voorzieningen voor topsporters om de combinatie van onderwijs en topsport te vergemakkelijken. Het betreft onder meer voorzieningen m.b.t.: • Roosterfaciliteiten met het oog op trainingstijden; • Spreiding of verschuiving van tentamens tijdens wedstrijden en trainingskampen; • Vervangende opdrachten bij verzuim van verplichte colleges of bij het missen van tentamens; • (werk) colleges volgen binnen andere groepen. Als je gebruik wilt maken van de topsportregeling, meld je je bij de campusdecaan. Daar krijg je een toelichting en word je doorverwezen naar de HAN-topsportcoördinator. 55
HAN-topsportcoördinator is Lotte Visschers Postadres: Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Telefoon: 026-3691483 of 06-16419577 E-mail:
[email protected] Voor meer informatie zie HAN Insite en/of: het Studentenstatuut, Hoofdstuk 5, Artikel 5.3 Studenten met een sportcarrière. HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via dit loket vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) Wil je aan de slag met valorisatie en ondernemerschap? HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (HAN CvVO) is de plek waar je terecht kunt voor ondersteuning en extra slagkracht. HAN CvVO biedt voor studenten een aantal minoren rondom ondernemen en adviseren. Ook kun je bij ons terecht voor starters- en afstudeerbegeleiding. HAN CvVO ondersteunt bij ondernemerschapsonderwijs, valorisatie, netwerkontwikkeling, subsidieverwerving en het leggen en onderhouden van externe contacten. Onze medewerkers denken graag met je mee. Zie voor meer informatie over het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap de volgende website: www.han.nl/cvvo 8.5
Taalondersteuning
HAN-Talencentrum Taalondersteuning (studenten) In de meeste opleidingen moeten studenten veel schrijven of mondeling presenteren. Dat gaat niet bij iedereen vanzelfsprekend goed. Bij het HAN-Talencentrum kunnen studenten terecht voor cursussen schrijven, spelling en presenteren. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Cursussen en trainingen (studenten, medewerkers, externen) Naast de taalondersteuning voor studenten hebben wij een groot en gevarieerd aanbod aan cursussen en trainingen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. Zie voor meer informatie en de contactgegevens HAN Insite / Educatie / Talencentrum. Taalondersteuning Nederlands Om een hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. Voor studenten voor wie taalvaardigheid een belemmerende factor is in de studievoortgang of voor studenten die vanuit andere motieven hun taalvaardigheden willen vergroten, zijn er diverse vormen van taalondersteuning beschikbaar. FGGM-studenten (bacheloropleidingen) kunnen voor cursussen taalvaardigheid terecht bij het HAN-Talencentrum (HTC). HTC biedt (voor studenten) 10 cursussen aan gericht op de Nederlandse taalondersteuning. Per cursus is uitgebreide informatie beschikbaar op de website van het HTC over: doelgroep, inhoud, lesmateriaal, startdatum, cursusduur, locatie en kosten. Zie: HAN Insite / Educatie / Talencentrum.
56
Kosten en mogelijke kostenvergoeding Een cursus taalondersteuning kost €165,-. Als een student een doorverwijzing heeft van zijn/haar slb´er, sturen wij de rekening naar het instituut. In de meeste instituten monitoren de senior-slb’ers het aantal inschrijvingen. Studenten die deelnemen aan de cursus vullen de eerste les een eenmalige machtiging in van €50,00. Alleen als de student onvoldoende aanwezig is geweest, of onvoldoende inzet heeft getoond maken we gebruik van deze machtiging. De overige kosten van de cursus declareren we dan bij het instituut van de betreffende student. Taalcursussen die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding: Type cursus Voor wie? Schrijfvaardigheid 1 Propedeusestudenten met Nederlands als moedertaal Propedeusestudenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren Schrijfvaardigheid 2 Studenten in de hoofd- en eindfase met Nederlands als moedertaal Studenten in de hoofd- en eindfase die Nederlands als moedertaal ervaren Schrijven met Studenten met (vormen van) dyslexie dyslexie Werkwoordspelling Studenten met Nederlands als moedertaal Studenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren Schrijfvaardigheid 1 Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben (NT2) gehaald Schrijfvaardigheid 2 Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben (NT2) gehaald Spreekvaardigheid Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben (NT2) gehaald Schrijfvaardigheid Duitstalige studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen voor Duitstaligen Spreekvaardigheid Duitstalige studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen voor Duitstaligen Schrijfvaardigheid Antilliaanse en Arubaanse HAN-studenten. voor Antilliaanse en Arubaanse studenten 8.6
Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte
Voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte is studeren soms lastig. Vaak moeten er op de instelling speciale faciliteiten zijn. Zulke functiebeperkingen zijn bijvoorbeeld doofheid of blindheid, maar ook rolstoelgebruik, epilepsie, dyslexie, diabetes of psychische problemen. De HAN houdt hier waar redelijk en haalbaar rekening mee door verschillende voorzieningen. De examencommissie van de betreffende opleiding beslist over toekenning daarvan. Mogelijke voorzieningen - Aanpassingen toegankelijkheid gebouwen - Studiehulpmiddelen - Tentamenfaciliteiten - Mogelijke alternatieven in het studieprogramma - Roosteraanpassingen - Beperkte aanwezigheidsplicht - Financiële voorzieningen bij studievertraging Uitzondering: persoonlijke verzorging Studenten met een functiebeperking die hulp nodig hebben bij persoonlijke (dagelijkse) verzorging moeten zelf zorg dragen voor deze ondersteuning. Regelen van de nodige voorzieningen vanwege een functiebeperking Als je een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je wilt gebruik maken van speciale voorzieningen dan kun je het beste contact opnemen met het campusdecanaat voor een intakegesprek. Als je al met de opleiding bent gestart, kan dit intakegesprek ook tijdens de opleiding geregeld worden met de senior studieloopbaanbegeleider. Maar, bij voorkeur vindt zo´n gesprek plaats vóórdat je begint met de opleiding; voor zover mogelijk is de senior studieloopbaanbegeleider van de betreffende opleiding hierbij aanwezig. In het gesprek wordt besproken welke begeleiding en 57
welke voorzieningen gewenst zijn. Ook komen de mogelijke belemmeringen bij de studie en de toekomstige beroepsmogelijkheden aan bod. De campusdecaan geeft je informatie over de faciliteiten die HAN-breed zijn vastgesteld. Na het intakegesprek neemt de campusdecaan de wensen t.a.v. begeleiding, regelingen en voorzieningen op in een verslag en stuurt dit naar de senior studieloopbaanbegeleider van de betreffende opleiding. Na overleg (indien nodig) met examencommissie en faculteitsdirectie kunnen de definitieve afspraken schriftelijk worden vastgelegd. Je kunt je aanmelden voor een intakegesprek via www.han.nl/meldjefunctiebeperking. Vermeld je naam, de opleiding, studentnummer en je functiebeperking. Rechten bij de HAN als er sprake is van dyslexie Als je een officiële dyslexieverklaring hebt, kun je een beroep doen op speciale voorzieningen, zoals extra tijd bij tentamens, teksten met een groter lettertype en aangepaste toetsvormen. Mogelijke voorzieningen Bij alle HAN-opleidingen kom je in aanmerking voor: - verlenging van tijd bij tentamens (25% van de tentamentijd); - tentamens met een groter lettertype. In sommige gevallen heb je misschien verdergaande vormen van ondersteuning nodig. Je hebt daar alleen dan recht op voor zover de aanpassingen geen onevenredige belasting vormen voor de opleiding en niet de inhoudelijke eisen van de opleiding aantasten. De examencommissie beslist of dergelijke voorzieningen daadwerkelijk geboden kunnen worden. Voorbeelden: - afleggen van een tentamen met open vragen op een computer met spellingcorrector; - afleggen tentamen in apart lokaal; - alternatieve toetsvormen: take-home tentamen, tentamen met vragen op band; - aanpassen vraagvorm toets: multiplechoicevragen vervangen door open vragen; - aangepaste tentamenopmaak; - aangepaste normering voor spelfouten en/of grammaticale fouten; - extra tijd bij het inleveren van opdrachten; - opschorten van het negatief bindend studieadvies op grond van bijzondere omstandigheden. Als je gewend bent bepaalde hulpmiddelen te gebruiken ter ondersteuning bij dyslexie (bijv. readingpen, daisy-speler, Kurzweil) kun je bespreken of dat ook mogelijk is binnen je opleiding. In principe ben je zelf verantwoordelijk voor de kosten van de aanschaf van dergelijke hulpmiddelen. Wat je kunt doen als je denkt dat je dyslexie hebt Diagnose dyslexie en dyslexieverklaring Als het vermoeden bestaat dat er sprake is van dyslexie, kun je je laten testen. Als het onderzoek uitwijst dat je dyslectisch bent, krijg je een officiële dyslexieverklaring. Je hebt dan recht op extra voorzieningen, zoals extra tentamentijd. Als je studievertraging oploopt, kom je tevens in aanmerking voor een extra jaar prestatiebeurs. Vrijwel elke orthopedagoog is in staat een onderzoek naar dyslexie af te nemen. De kosten hiervoor bedragen dan al gauw € 700 tot € 1000. Soms vergoedt het ANGOfonds een deel van deze kosten. Meer informatie hierover is verkrijgbaar bij de campusdecaan. Onderzoek naar dyslexie (studentvriendelijke prijzen) OPM Nijmegen, een maatschap van orthopedagogen en GZ-psychologen, neemt bij studenten een dyslexieonderzoek af en geeft bij constatering van dyslexie een officiële dyslexieverklaring af. Kosten liggen tussen € 400 en € 450. Contactgegevens Adres: Toernooiveld 5, Nijmegen Telefoon: 024-3611066. Studenten kunnen bellen voor een afspraak op donderdagavond tussen 19.00 en 21.00 uur en vragen naar Monique Braat of Mieke Willemsen Internet: www.opmnijmegen.nl
58
Begeleiding/cursussen voor studenten met dyslexie Rini Leunissen, lees- en taaldidactica / orthodidactica, Postdwarsweg 16 in Nijmegen. Telefoon: 0243227154. Hulpmiddelen dyslexie (Kurzweil) Sinds december 2009 is het softwareprogramma Kurzweil beschikbaar in alle studiecentra van de HAN. Kurzweil is een softwareprogramma dat bestemd is voor dyslectische studenten. Het leest alle soorten teksten voor en kan ook gebruikt worden als je zelf teksten schrijft. Het programma spreekt tijdens het typen de letters, woorden of hele zinnen uit. Zo hoor je zowel de spelling als de zinsconstructie. Dyslectische studenten kunnen Kurzweil uitproberen in de studiecentra. Voor thuisgebruik dien je het programma zelf aan te schaffen. Een handleiding voor Kurzweil is te vinden op elearn.han.nl. ANGO-fonds en dyslexie Het ANGO-fonds is een particulier fonds voor studenten met een functiebeperking / chronische ziekte. ANGO staat voor "Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie". De ANGO is de grootste algemene belangenorganisatie van, voor en door mensen met een functiebeperking en chronisch zieken in Nederland. De organisatie beoogt ondersteuning te geven door persoonlijk advies en praktische hulp. Financiële hulpverlening Iedere Nederlandse ingezetene kan een beroep doen op een financiële bijdrage vanuit het ANGOfonds wanneer hij of zij een lichamelijke beperking of een lichamelijke chronische aandoening heeft of een verstandelijke / psychische beperking heeft. In dit laatste geval is de leeftijdsgrens 27 jaar. Er is een aantal uitzonderingen: zie www.ango.nl. Voorzieningen De ANGO werkt aanvullend op wettelijke regelingen. De meeste voorzieningen waarvoor een aanvraag kan worden gedaan liggen op het persoonlijk vlak (inrichtingskosten, duurzame gebruiksgoederen, kleding en schoenen, rijlessen). Op studiegebied kan een (beperkte) financiële ondersteuning gevraagd worden voor een computer, voor studiekosten en voor de vergoeding van een dyslexieonderzoek. Vergoeding dyslexieonderzoek De kosten van het dyslexieonderzoek worden vergoed tot een maximum van 400 euro. Aanvraag voor financiële ondersteuning moet voorafgaan aan het feitelijke dyslexieonderzoek. Na de toezeggingbrief van het ANGO kan een afspraak gemaakt worden voor het onderzoek. Eerder uitgevoerd dyslexieonderzoek komt niet voor vergoeding in aanmerking. Aanvraagformulieren ANGO-fonds zijn te verkrijgen bij het campusdecanaat.
59
Bijlage bij deel 1: Kernkwaliteiten ten behoeve van het beroep, competenties en beoordelingscriteria Opleiding Pedagogiek Kernkwaliteiten ten behoeve van het beroep Authentieke nieuwsgierigheid Je hebt vanuit maatschappelijke betrokkenheid een oprechte interesse voor alle betrokkenen rond het opvoedproces van de jeugdige. Vanuit deze interesse ben je geëngageerd met de mensen voor en met wie je werkt en ben je belangstellend in hun leef- en belevingswereld. Je wilt je inleven in de situatie van jeugdigen en hun systeem en laat hierin een onderzoekende houding zien. Je bent op zoek naar de drijfveren en dynamiek van de jeugdige en zijn systeem en je bent in staat kwaliteiten, talenten en potenties er in te herkennen en deze te waarderen. Je benadert de jeugdige en zijn systeem met respect en oordeelt niet en kan je eigen waarden en normen loslaten; verschillen in visie nodigen je eerder uit tot gesprek vanuit een houding van “niet weten”. Daarnaast ben je op zoek naar factoren vanuit de maatschappij of vanuit de organisatie waar je voor werkt die belemmerend zijn voor het opvoedproces; zowel op meso- als op macroniveau. Je hebt een open mind en je bent nieuwsgierig naar verschillende culturen, leefstijlen, generaties en maatschappelijke lagen van mensen en toont dit in je benadering. Je bent leergierig en nieuwsgierig naar kennis en ervaring van collega’s. Vanuit je ervaringen ga je op zoek naar nieuwe ontwikkelingen binnen jouw vakgebied. Lef Je laat zien wie je bent en waar je voor staat; je profileert je. Je durft te experimenteren en weet je te onderscheiden. Je stelt vragen bij zaken waar jij je over verwondert. Je neemt waar nodig weloverwogen risico’s als je denkt daarmee een beter resultaat te behalen. Je neemt initiatief, je bent zelfsturend en proactief. Je treedt zo nodig buiten de gangbare paden en doet voorstellen die niet altijd voor de hand liggen, maar wel haalbaar zijn; je kan deze verdedigen ten overstaan van betrokkenen. Je deelt je kennis en ervaring met anderen. Je hebt de moed fouten toe te geven; je (h)erkent jouw eigen aandeel en draagt de consequenties. Stevige persoonlijkheid Je stelt je op als iemand die respect verdient. Je hebt een positieve en professionele uitstraling naar alle betrokkenen en straalt zelfvertrouwen uit. Je bent zelfverzekerd in je optreden. Je kunt doortastend handelen als dat nodig is en kan dit onderbouwen. Je bent je bewust van het spanningsveld in de driehoek “organisatie-cliëntsysteem-hulpverlener” waarvan je deel uit maakt en de dilemma’s die dit met zich meebrengt in het uitoefenen van je beroep. Je kan een goede afweging maken in het belang van de opvoeder versus het belang van de jeugdige, in het waarborgen van de privacy versus transparant werken; in het balanceren tussen betrokkenheid op het cliëntsysteem en distantie. Je stelt grenzen aan uitingen en gedrag van jeugdigen en opvoeders wanneer deze kwetsend zijn. Je kunt onderhuidse conflicten signaleren en bespreekbaar maken en je weet effectief om te gaan met rivaliserende en conflicterende partijen. Je kent je verantwoordelijkheid en neemt deze. Gepassioneerd Je hebt liefde voor je vak en je praat enthousiast en met warmte over de ouders en jeugdigen met wie je werkzaam bent. Je zet je in om je werk zo goed mogelijk te doen. Je laat passie en gedrevenheid zien: een oprecht enthousiasme van waaruit jij je inspanning levert om de opvoed(ings)situatie samen met de betrokkenen die het aangaan positief te beïnvloeden. Je praat meer in mogelijkheden dan beperkingen, je straalt geloof uit in je eigen overtuiging en je verwoordt argumenten op een voor de doelgroep aansprekende manier. Je bent voortdurend gericht op de verdere ontwikkeling van jouw bekwaamheid als pedagoog. Dat vertaalt zich onder meer in het betrokken zijn bij en nauwlettend volgen van maatschappelijke ontwikkelingen die je vak raken en het lezen van vakliteratuur. Integriteit Je bent eerlijk en betrouwbaar in het nakomen van afspraken. Je gaat zorgvuldig om met informatie van de jeugdigen en gezinnen met wie je werkt, zij weten dat persoonlijke informatie bij jou in goede handen is en dat deze niet zonder hun toestemming wordt doorgegeven aan anderen. Je kent je eigen (sociale en ethische) waarden en normen en je weet hoe deze zich vertalen in het vak dat jij uitoefent 60
binnen de organisatie waarin je werkzaam bent. Je hebt je verbonden aan de beroepscode en bewaakt deze. Je gaat zorgvuldig om met rechten en belangen van betrokkenen bij het uitvoeren van praktijkonderzoek. Je bent eerlijk over de bronnen die je gebruikt en aanspreekbaar op je gedrag tijdens het uitvoeren van praktijkonderzoek. Je houdt je aan de gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het HBO. Voorwaarden Schriftelijke producten • Het product voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn beschreven in de studenthandleiding van de OWE. • Verwijzing volgens APA-normen. • Taal: maximaal 5 taalfouten per pagina, met een maximum van 25 voor het gehele product. Performance • De performance voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn beschreven in de studenthandleiding van de OWE. Competenties Competentie 1: Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren Je kunt 1. actief contact maken met een individuele jeugdige / opvoeder en/of groep jeugdigen / opvoeders; je bent hierin empathisch, communicatief vaardig. 2. in contact met jeugdigen / opvoeders het evenwicht bewaren tussen afstand en nabijheid en een vertrouwensrelatie opbouwen. 3. in het contact met jeugdigen / opvoeders erkenning geven en respect tonen voor de jeugdige / opvoeder en zijn situatie, waarbij je rekening houdt met zijn sociaaleconomische context en culturele achtergrond en ontwikkelingsniveau. 4. bij groepen inspelen op verschillen tussen jeugdigen / opvoeders. 5. een oriëntatie en analyse uitvoeren die inzicht geeft in vragen of behoeften van de jeugdige(n) / opvoeder(s) en resulteert in een adequate beschrijving van de opvoedingssituatie van de jeugdige(n) / opvoeder(s) in relatie tot zijn omgeving. 6. een pedagogische diagnose stellen die aansluit op de uitgevoerde analyse en waarin de jeugdige / opvoeder zich herkent. 7. onderscheid maken tussen objectieve, subjectieve en normatieve aspecten binnen de context van de opvoedingssituatie. 8. een analyse maken en beargumenteren vanuit meerdere relevante kennisgebieden en theorieën. Competentie 2: In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen Je kunt 1. het plan van aanpak samen met de jeugdige(n) / opvoeder(s) ontwerpen. 2. heldere en concrete doelen formuleren. 3. aantoonbaar rekening houden met de autonomie, de mogelijkheden en beperkingen van de jeugdige(n) / opvoeder(s). 4. het sociale netwerk waarbinnen de opvoeding plaatsvindt betrekken bij het ontwerpen van het plan van aanpak. 5. doelen formuleren en interventies kiezen die aansluiten op de uitgevoerde analyse en de gestelde diagnose en passen bij de vastgestelde visie en/of methode. 6. de doelen, de gekozen interventies, het tijdspad en de evaluatiemomenten duidelijk beschrijven in het plan. 7. de gemaakte keuzes ten aanzien van het plan van aanpak verantwoorden (beargumenteren) vanuit meerdere relevante kennisgebieden en theorieën en eventueel vanuit onderzoeksresultaten.
61
Competentie 3: In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Je kunt 1. de jeugdige / opvoeder en/of groep jeugdigen / opvoeders begeleiden volgens het plan van aanpak. 2. flexibel omgaan met onverwachte veranderingen en waar nodig plannen en handelen bijstellen. 3. het evenwicht bewaren tussen vasthouden aan het plan en meebewegen met veranderende wensen van de jeugdige(n) / opvoeder(s). 4. betrokkenen binnen het sociale netwerk van de jeugdige(n) / opvoeders(s) betrekken bij de uitvoering en evaluatie van de pedagogische interventie. 5. de jeugdige / opvoeder en/of groep jeugdige(n) / opvoeder(s) stimuleren om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gedrag. 6. positie (stelling) innemen, onderhandelen, bemiddelen en met conflicten omgaan. 7. regie houden in een gesprek met een jeugdige / opvoeder en bij een bijeenkomst met een groep jeugdige(n) / opvoeder(s). 8. groepsdynamische processen herkennen en hanteren. 9. zo mogelijk samen met de jeugdige / opvoeder de doelen, de interventie en/of de begeleiding evalueren. 10. verbetersuggesties doen op grond van de uitgevoerde evaluatie. 11. de gebruikte methoden verantwoorden (beargumenteren) vanuit meerdere relevante kennisgebieden en theorieën. Competentie 4: Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen Je kunt 1. factoren herkennen in de maatschappij die invloed hebben op de ontwikkeling en het opvoedingsproces van groepen jeugdigen. 2. op methodische wijze een onderzoek uitvoeren naar een opgevangen signaal. 3. heldere en concrete doelen formuleren voor een preventieve interventie. 4. realistische en haalbare preventieve interventies aanbevelen die passen in de context. 5. draagvlak creëren voor de implementatie van een preventieve interventie. 6. een preventieve interventie uitvoeren en evalueren. 7. de gemaakte keuzes verantwoorden (beargumenteren) vanuit meerdere relevante kennisgebieden en theorieën. Competentie 5: Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Je kunt 1. initiatieven nemen en eigen ideeën, kennis en ervaring delen met anderen. 2. actief en constructief participeren in overlegsituaties. 3. je eigen handelen en rol binnen de samenwerking verantwoorden. 4. open staan voor andere inzichten en deze meenemen in je overwegingen. 5. collega’s opbouwende feedback geven. 6. om feedback of hulp vragen waar je dat nodig hebt. 7. een actieve bijdrage leveren aan het oplossen van samenwerkingsproblemen. 8. gemaakte afspraken nakomen. 9. je handelen afstemmen op de kaders en richtlijnen van de organisatie. Competentie 6: Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Je kunt 1. samenwerkingsgesprekken voeren met collega’s. 2. een team resultaatgericht begeleiden op zowel taak als proces. 3. regie houden in een gesprek. 4. taken verdelen en samenwerkingsafspraken maken. 5. collega’s betrekken en meenemen in een veranderingsproces en zo draagvlak creëren. 6. de keuzes die je maakt bij werkbegeleiding en leidinggeven verantwoorden (beargumenteren) vanuit relevante kennis en theorieën.
62
Competentie 7: Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Je kunt 1. je eigen werkzaamheden effectief en efficiënt plannen en organiseren en hierover communiceren. 2. organisatorische voorwaarden, zoals budget, ruimte en materialen, beheren en bewaken bij de organisatie en uitvoering van een (groeps)bijeenkomst. 3. noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten zoals administratieve taken en dossiervorming. 4. een verslag / rapport schrijven dat logisch samenhangt en taalkundig correct is. 5. omgaan met vertrouwelijke informatie. Competentie 8: Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering Je kunt 1. instrumenten en procedures hanteren t.b.v. de kwaliteitszorg. 2. een analyse maken van een organisatie die is gebaseerd op een organisatieanalyse model of kwaliteitszorgmodel. 3. systematisch en methodisch werken aan organisatievraagstukken. 4. een valide en betrouwbaar onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit en het beleid van een organisatie. 5. draagvlak creëren bij je collega’s door de dialoog aan te gaan over een vernieuwing of verandering 6. verbetersuggesties doen die logisch voortvloeien uit de analyse die je van de organisatie hebt gemaakt. 7. een implementatieplan maken en hierbij rekening houden met de organisatorische randvoorwaarden en het draagvlak. 8. rekening houden met de invloed van randvoorwaarden op het primaire proces. 9. de gemaakte keuzes ten aanzien van de analyse, het onderzoek en de communicatie hierover, verantwoorden (beargumenteren) vanuit relevante kennis en theorieën. Competentie 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Je kunt 1. verantwoorden en bespreekbaar maken op welke manier je werkt aan je eigen professionele ontwikkeling. 2. door middel van methodisch reflecteren je eigen professionaliteit vergroten. 3. je visie op je handelen als pedagoog onderbouwen vanuit je eigen veronderstellingen en verwoorden vanuit verschillende perspectieven 4. handelen in overeenstemming met je visie op het beroep. 5. je professionele ontwikkeling doorlopend vormgeven en vertalen in een concreet persoonlijk ontwikkelingsplan. 6. je handelen aanpassen op grond van feedback die je hebt gekregen. 7. kansen benutten die zich voordoen om iets te leren. 8. een transfer maken naar andere beroepssituaties. 9. dilemma’s (h)erkennen in het handelen en verantwoorde keuzes maken. 10. de belangrijkste discussies, vernieuwingen en trends in het pedagogische vakgebied vertalen naar het eigen handelen. Competentie 10: Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Je kunt 1. maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren op de betekenis die deze hebben voor het beroep. 2. een onderzoeksopzet maken voor praktijkgericht onderzoek. 3. een onderzoeksvraag formuleren t.b.v. praktijkgericht onderzoek. 4. praktijkgericht onderzoek uitvoeren naar nieuwe trends en ontwikkelingen. 5. resultaten interpreteren en conclusies verantwoorden uit praktijkgericht onderzoek. 6. innovatieve producten of methodieken ontwikkelen gebaseerd op praktijkgericht onderzoek. 7. draagvlak creëren voor de implementatie van een nieuw product of methodiek 8. buiten de geijkte kaders denken en handelen en dit verantwoorden.
63
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Voor deel 2 zie: Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies 2015-2016. Alle documenten die deel uit maken van het opleidingsstatuut zijn te vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN insite.
64
Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen.
65
Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten 1.1
Samenstelling propedeutische fase (deeltijd)
Conform artikel 4.1 lid 1 van de OER De propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. In de onderstaande overzichten kun je vinden welke onderwijseenheden in de propedeuse per periode worden aangeboden. Tussen ( ) staat het aantal te behalen studiepunten vermeld. Curriculumoverzicht deeltijd instroom september 2015
Studiejaar 2015-2016 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Module C1 Methodische basis van Module C2 Samen Werken sociaal werk
Propedeuse Jaar 1 Niveau 1
Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld Leercoaching (15 stp)
Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
Leercoaching (15 stp)
Leercoaching (15 stp)
Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Leercoaching + IT (15 stp)
Module C2 Samen Werken
Module C1 Methodische basis van sociaal werk
Samen Werken (A): Participatie in de wijk
Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld
Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
Leercoaching
Leercoaching + IT
Leercoaching (15 stp)
Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
Leercoaching (15 stp)
(15 stp)
Curriculumoverzicht deeltijd instroom februari 2015 Propedeuse Jaar 1 Niveau 1
Samen Werken (A): Participatie in de wijk
(15 stp)
Blok1 Ontwikkelingsstimulering
Blok 2 OpvoedingsOndersteuning A
Blok 3 Orthopedagogische hulpverlening
Blok 4 Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling
12,5 stp
5 stp OpvoedingsOndersteuning B
12,5 stp
7,5 stp Signaleren en Actie ondernemen
7,5 stp
Leerlijn Professionele Ontwikkeling 10 stp
66
5 stp
1.2
Samenstelling postpropedeutische fase (deeltijd)
Conform artikel 6.1 lid 1 van de OER De postpropedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast.
Hoofdfase Jaar 2 Niveau 2
Blok1 Ontwikkelingsstimulering en Opvoedingsondersteuning
Blok 2 Orthopedagogische hulpverlening B
Blok 3 Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling
Blok 4 Orthopedagogische hulpverlening A
12,5 stp
5 stp Signaleren en Actie ondernemen
12,5 stp
12,5 stp
7,5 stp Leerlijn Professionele Ontwikkeling 10 stp Professioneel Opvoeden 35 stp Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling 7,5 stp Signaleren en Actie ondernemen 7,5 stp
Hoofdfase Jaar 3 Niveau 3
Leerlijn Professionele Ontwikkeling 7,5 stp Historie van het beroep 2,5 stp Hoofdfase Jaar 4 Niveau 3
Minor
Afstuderen 27,5 stp
30 stp
2,5 stp
67
Historie van het beroep
Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen Propedeutische fase Conform artikel 4.1 lid 2 van de OER 2.1.1
Onderwijseenheden deeltijd, niveau 1, studiejaar 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld
(WEL-1CLIB)
Methodical base of Social Work (A): Getting to know the client 1.
Opleiding
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
2.
Doelgroep
Studenten deeltijd. Studiejaar 2015-2016
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Een begeleidingsrelatie opbouwen Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Een begeleidingsrelatie opbouwen
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
(Deze beroepstaak is equivalent met de beroepstaak orthopedagogische hulpverlening en zelf professioneel opvoeden bij pedagogiek voltijd)
5.
(Beroeps)producten
Intake of kennismakingsgesprek met een cliënt. probleemanalyse plan van aanpak
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Contacttijd
36
Praktijkleren
210
Zelfstudie
174
Totaal
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: • Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld • Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE leert de student contact maken met een cliënt, zijn situatie analyseren met gebruikmaking van theoretische inzichten en een plan van aanpak te maken. Dit doet de student aan de hand van de cliënten die hij in zijn praktijkwerk tegenkomt. Verbreding van de context vindt plaats door het lezen en beoordelen van producten van medestudenten. Methodische vaardigheden worden getraind op het gebied van gespreksvoering en het analyseren en maken van een handelingsplan. Theoretische verdieping vindt plaats op het gebied van humanistische psychologie, behaviorisme, sociologische basiskennis en diversiteitstheorie. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
1: Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2: In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
11.
Beoordelingscriteria
Handelingsdemonstratie met verantwoordingsverslag • Je bent in staat contact te maken met de cliënt (of cliëntsysteem). • Je maakt een analyse van krachten en belemmeringen van de cliënt en analyseert relevante factoren op persoons-, omgevings- en maatschappijniveau. • Je ondersteunt de cliënt bij het stellen van doelen en koppelt hier activiteiten aan. • Je koppelt waargenomen gedrag van de cliënt aan wetenschappelijke- en praktijktheoretische inzichten.
68
Je specificeert wat je eigen wijze van contact maken is en hoe je in het contact met de cliënt streeft naar onvoorwaardelijke acceptatie, echtheid en empathie. • Je ontvangt en verwerkt feedback van peers adequaat. Kennistoets De kennistoets bestaat uit vragen over ontwikkelingspsychologie, sociologische basiskennis en methoden van hulpverlening. In het antwoordmodel van het tentamen is de cesuur en het goede antwoord per vraag vastgelegd. •
Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding. 12.
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordeli ngsvorm
WELCLIBDT1
Handelingstoets met verantwoording
55% van de te behalen punten
WELCLIBDT2 WELCLIBPR
Kennistoets
Handelingstoets met verantwoordings -verslag Kennistoets meerkeuze
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
13.
Verplichte literatuur
• • • • • • • •
Weging
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
45 van de 60 vragen goed
Cijfer
5,5
1
55% van de te behalen punten
Cijfer
5,5
1
1
Becker, A. (2014). Inleiding in de pedagogiek (2e druk). Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Delfos, M.F. (2014). Luister je wel naar mij?: Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar (17e druk). Amsterdam: SWP Uitgevers BV. Feldman, R. (2012). Ontwikkelingspsychologie (5e druk). Amsterdam: Pearson. Geenen, M.J. (2014). De reflectieve professional. Bussum: Coutinho. Gerritsen, M.M. (2015). Basiswerk MWD (2e druk). Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Gerritsen, M.M. & Vlasman, I. (2013). Training gespreksvaardigheden voor social work. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie: Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening en opvoeding (4e druk). Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding (2e druk). Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum.
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
Les en ELO De student volgt 6 lesdagen per periode en werkt daarnaast op de elektronische leeromgeving en in de praktijk. De toeleiding naar de toetsing vindt plaats in de vorm van deelopdrachten die de student voor het grootste deel op de praktijkplek kan invullen of met behulp van de praktijkplek kan maken. Deze deelopdrachten vormen de koppeling tussen het schoolse leren en het leren op de werkplek. Een tweede koppeling vindt plaats in de lessen Leercoaching die onderdeel zijn van de OWE. Hierin wordt de student begeleid in het maken van de verbinding tussen praktijk en studie. Praktijkwerk
69
De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback. Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het voeren van intakegesprekken. • Contact leggen met cliënten en/of de mensen in het systeem van de cliënt • Gesprekken voeren. • Het inzetten van creativiteit als middel om contact te maken. • Het schrijven van een probleemanalyse en een handelingsplan. • Het stellen van doelen en bepalen van activiteiten samen met een cliënt. 16.
Werkvormen
Trainingen Opdrachten maken op de ELO Workshops lichaamstaal en gebruik van AVV
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
1 en 3
19.
Maximum aantal deelnemers
30
Titel onderwijseenheid (OWE)
Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering (WEL-1SWIU) Methodical base of Social Work (B): Social Work in progress
1.
Opleiding
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
2.
Doelgroep
Studenten deeltijd propedeuse. Studiejaar 2015-2016
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Begeleiding geven, evalueren en afronden Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiding geven, evalueren en afronden
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
(Deze beroepstaak is equivalent met de beroepstaak orthopedagogische hulpverlening en zelf professioneel opvoeden bij pedagogiek voltijd)
5.
(Beroeps)producten
evaluatieverslag uitvoeren van een plan van aanpak overdrachtsrapportage
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Contacttijd
36
Praktijkleren
210
Zelfstudie
174
Totaal
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: • Methodische basis van sociaal werk (A): De cliënt in beeld • Methodische basis van sociaal werk (B): Sociaal werk in uitvoering
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
70
9.
Algemene omschrijving
In de huidige samenleving wordt er steeds meer nadruk gelegd op de eigen regievoering van de cliënt. De cliënt wordt gestimuleerd zoveel mogelijk met eigen oplossingen te komen en waar dit niet mogelijk is wordt er actief een appèl gedaan op zijn netwerk. Daarnaast wordt er vanuit de mogelijkheden en talenten van de cliënten gekeken in plaats vanuit zijn beperkingen. Eigen regievoering, empowerment- en systeemgericht werken vormen dus een vast onderdeel van het handelingsarsenaal van de huidige sociale professional. Deze drie benaderingen worden uitgesplitst in een kennis- en vaardighedenlijn met bijbehorende houdingsaspecten. In deze OWE voer je een opgesteld handelingsplan in de praktijk uit. Tijdens en na de uitvoering van het handelingsplan evalueer je samen met de cliënt (en andere betrokkenen) het verloop en het resultaat met behulp van een evaluatieplan. Je schrijft de resultaten, conclusies en aanbevelingen in de vorm van een overdrachtsrapportage die geschikt is voor derden op en/of buiten jouw werkplek. Tijdens een door jou georganiseerd teamoverleg presenteer je je bevindingen en aanbevelingen aan de hand van deze rapportage. Daarnaast kies je een betekenisvol moment dat plaats heeft gevonden tijdens de uitvoering van het handelingsplan en doorloop je de 4 fasen uit het stappenmodel van reflecteren. De uitkomsten van deze reflectie zet je om in een zelf gekozen format (verslag, videopresentatie, mindmap etc.) dat voldoet aan de beoordelingscriteria. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
3: In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 7: Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
11.
Beoordelingscriteria
Overdrachtsrapportage • Je voert op methodische wijze interventies uit. • Je verantwoordt de keuzes die je maakt tijdens de uitvoering en onderbouwt die met theoretische bronnen. • Door middel van tussentijdse evaluatie(s) bewaak je de voortgang van het hulpverleningsproces op onderbouwde wijze met relevante betrokkenen. • Aan het einde van het hulpverleningsproces evalueer je (methodisch) op basis van een zelf opgesteld plan met relevante betrokkenen. • Je rapporteert op effectieve en efficiënte wijze schriftelijk en mondeling aan derden. Reflectietoets • Je reflecteert naar aanleiding van een gesprek met een cliënt. • Je beschrijft de context van de handeling krachtig. • Je expliciteert het betekenisvolle moment en licht het toe. • Je koppelt relevante (praktijk)theorie en begrippen betekenisvol aan de reflectie. • Je leidt jouw leerdoelen logisch af uit stap 1 tot en met 3. Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding.
12.
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t. De reflectietoets wordt beoordeeld door de leercoach.
71
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordelingsvorm
WEL1SWIU -DT1
Overdrachtsrapportage
Evaluatieverslag als overdrachtsrapporta ge naar derden
55% van de te behalen punten
WEL1SWIU -DT2 WEL1SWIU -DT3
Reflectietoets
Verslag
Praktijktoets 7
Beoordeling praktijkwerk
55% van de te behalen punten 55% van de te behalen punten
13.
Verplichte literatuur
-
Weging
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
1
Cijfer
5,5
1
1
Horst, J. ter (2015). Rapporteren in de hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie, stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening en opvoeding. Bussum: Coutinho. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Wilken, J.P. & D. Den Hollander (2012). Handboek integrale rehabilitatie benadering. Utrecht: SWP Vane, S. (2013). Werk en met de Roos van Leary. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Geenen, M.J. (2014). De reflectieve professional. Bussum: Coutinho
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
De student volgt 6 lesdagen per periode en werkt daarnaast op de elektronische leeromgeving en in de praktijk. De toeleiding naar de toetsing vindt plaats in de vorm van deelopdrachten die de student voor het grootste deel op de praktijkplek kan invullen of met behulp van de praktijkplek kan maken. Deze deelopdrachten vormen de koppeling tussen het schoolse leren en het leren op de werkplek. Een tweede koppeling vindt plaats in de lessen Leercoaching die onderdeel zijn van de OWE. Hierin wordt de student begeleid in het maken van de verbinding tussen praktijk en studie. De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback. Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het uitvoeren van (delen van) een handelingsplan. • Het maken van rapportages ten behoeve van een cliënt. • Het maken van een overdrachtsrapportage. • Het doen van nader onderzoek naar de situatie van de cliënt. • Het geven van een presentatie over een cliënt aan collega’s en/of de cliënt en zijn systeem.
16.
Werkvormen
Trainingen Opdrachten maken op de ELO Bekijken van online kennisclips Blogs schrijven Workshops lichaamstaal en gebruik van drama
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
2 en 4
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets.
7
72
19.
Maximum aantal deelnemers
30 per lesgroep
Titel onderwijseenheid (OWE)
Samen Werken (A): Participatie in de wijk (WEL-1PARW) Working together (A): Participation in the neighbourhood
1.
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
Opleiding
2.
Doelgroep
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Begeleiden van participatie Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van participatie
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
Studenten deeltijd propedeuse. Studiejaar 2015-2016.
(Deze beroepstaak is equivalent met de beroepstaak Orthopedagogische hulpverlening bij Pedagogiek voltijd.)
5.
(Beroeps)producten
Wijkanalyse advies ten behoeve van participatie in de wijk
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu
Deeltijd
Contacttijd
36
Praktijkleren
210
Zelfstudie
174
Totaal
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: Samen Werken (A): Participatie in de wijk Samen Werken (B): Participatie in een organisatie
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid ga je samen met je cliënt op zoek naar mogelijkheden om meer mee te doen in de wijk. Je ondersteunt je cliënt bij het letterlijk in beeld brengen van de mogelijkheden die de wijk biedt. Je onderzoekt potentiële hulpbronnen in het netwerk van de cliënt. Daarnaast formuleer je naar aanleiding van een wijkanalyse en gesprekken met sleutelfiguren uit wijkorganisaties, nieuwe kansen tot participatie voor je cliënt. Dit doe je steeds zoveel mogelijk samen met de cliënt. Tot slot verbind je wensen van de cliënt en mogelijkheden in de wijk met elkaar in een advies, dat je aan een aantal betrokkenen presenteert. De focus op burgerparticipatie als middel om sociale kwaliteit te verhogen is een kenmerk van onze huidige samenleving. Deze maatschappelijke trend heeft ook gevolgen voor de rol van sociaal werk. In deze onderwijseenheid plaats je deze huidige trend in historisch maatschappelijk perspectief. Daarnaast onderzoek je de rol van sociaal werkers in de wijk en je koppelt dit aan je eigen socialisatie. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
4: Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5: Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7: Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
11.
Beoordelingscriteria
Advies m.b.t. participatie • Je onderzoekt met de cliënt diens potentiële behoefte aan participatie in de wijk. • Je onderzoekt met behulp van een netwerkanalyse potentiële
73
• • • •
hulpbronnen van de cliënt. Je formuleert nieuwe kansen voor participatiemogelijkheden van de cliënt. Dit doe je naar aanleiding van een wijkanalyse en gesprekken met sleutelfiguren uit formele en/of informele wijkorganisaties. Je verbindt wensen van cliënten en mogelijkheden in de wijk met elkaar in een advies. Je plaatst ‘participatie in de wijk’ in historisch maatschappelijk perspectief. Je brengt je eigen socialisatie als lid van de Civil Society in beeld en je maakt een koppeling met het beroep.
Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding. 12
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordelingsvorm
WEL1PAR W-D1 WEL1PAR W-DT2
Wijkanalyse
Advies m.b.t. participatie
Praktijktoets
Beoordeling praktijkwerk
55% van de te behalen punten 55% van de te behalen punten
13.
Verplichte literatuur
Vosters, N., Petrina, R. & Heemskerk, I. (2013). Inclusief. Werken aan zorg en welzijn voor iedereen. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
De student volgt 6 lesdagen per periode en werkt daarnaast op de elektronische leeromgeving en in de praktijk. De toeleiding naar de toetsing vindt plaats in de vorm van deelopdrachten die de student voor het grootste deel op de praktijkplek kan invullen of met behulp van de praktijkplek kan maken. Deze deelopdrachten vormen de koppeling tussen het schoolse leren en het leren op de werkplek. Een tweede koppeling vindt plaats in de lessen Leercoaching die onderdeel zijn van de OWE. Hierin wordt de student begeleid in het maken van de verbinding tussen praktijk en studie. De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback.
Weging
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
1
1
Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met • Het onderzoeken van de behoefte aan participatie van een specifieke cliënt. • Het onderzoeken van de participatiemogelijkheden en een bepaalde wijk waar een cliënt woont • Het analyseren van de mogelijkheden tot participatie in een bepaalde wijk en het daar waar mogelijk positief beïnvloeden van deze mogelijkheden. • Het bespreken van mogelijkheden tot participatie met een cliënt
74
16.
Werkvormen
Trainingen Opdrachten maken op de ELO Bekijken van online kennisclips Workshops AVV
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
1 en 3
19.
Maximum aantal deelnemers
30 per lesgroep
Titel onderwijseenheid (OWE)
Samen Werken (B): Participatie in een organisatie (WEL-1PARO) Working together (A): Participation in an institution
1.
Opleiding
Sociale Studies deeltijd (MWD, PED, SPH)
2.
Doelgroep
Studenten deeltijd propedeuse. Studiejaar 2015-2016
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Verantwoorden en verbeteren (van dienstverlening en randvoorwaarden) Profileren en ontwikkelen van je beroep
4.
Centrale beroepstaak
Verantwoorden en verbeteren (van dienstverlening en randvoorwaarden)
Naar: curriculumoverzicht propedeuse
(Deze beroepstaak is equivalent aan de beroepstaken Kwaliteit en Beleid en Onderzoek en Innovatie bij Pedagogiek voltijd.)
5.
(Beroeps)producten
Verslag organisatiebeschrijving en functioneren in een organisatie
6.
Studiepunten/studielast
15 stp /420 SBU
Deeltijd
Contacttijd
60
Praktijk
210
Zelfstudie
150
Totaal
420
7.
Samenhang met andere OWE(en)
De volgende 2 onderwijseenheden vormen samen een module van 30 stp: Samen Werken (A): Participatie in de wijk Samen Werken (B): Participatie in een organisatie Deze beroepstaak vraagt op niveau 1 het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie, bezien vanuit de primaire proces. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie.
8.
Ingangseisen
Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE maak je aan de hand van een voorbeeld een analyse van de basale organisatiekundige aspecten die van invloed zijn op het primaire proces in zorg en welzijn. Je beschrijft je een verbetersuggestie die betrekking heeft op het primaire proces. Daarnaast leer je hoe je besluitvormingsprocessen kunt beïnvloeden en jezelf proactief kunt opstellen. De student voert tijdens deze OWE wekelijks 20 uur praktijkwerk uit op een relevante werkplek. Werktijd is leertijd in die zin dat de student tijdens zijn werk opdrachten uitvoert die vanuit de opleiding worden ingegeven en hij materiaal uit zijn werkpraktijk gebruikt om in de opleiding verder te leren en als toetsmateriaal.
10.
Competenties
8: Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10: Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep
75
11.
Beoordelingscriteria
Organisatieverslag • Je analyseert het primaire proces aan de hand van een organisatiekundig model. • Je verduidelijkt de organisatie-aspecten die van invloed zijn op het primaire proces aan de hand van voorbeelden. • Je beschrijft invloeden op het primaire proces vanuit het micro-, meso- en macro perspectief. • Je illustreert de wijze waarop je invloed uitoefent op besluitvormingsprocessen aan de hand van voorbeelden op zijn/haar werkplek. • Je expliciteert wat je dient te ontwikkelen om je invloed op het besluitvormingsproces te vergroten. • Je formuleert een onderbouwde verbetersuggestie t.a.v. een actueel thema op je werkplek. Beoordeling praktijkwerk • Je hebt zicht op je eigen beroepsidentiteit en je kunt je eigen visie op jouw beroep formuleren. • Je kunt zelf sturing geven aan je eigen professionele ontwikkeling. • Je handelt professioneel zowel in de opleiding- als in de werksituatie. • Je hebt een onderzoekende houding.
12.
Tentaminering
Voor alle deeltentamens geldt: Aantal kansen: 2 Aantal examinatoren: 1 Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
Toetscode
Naam (deel)tentamen
Toetsvorm
Voorlopige cesuur
Beoordelingsvorm
WEL1PARO -DT1 WEL1PARO -DT2
Organisatieverslag
Individueel schriftelijk verslag Beoordeling praktijkwerk
55% van de te behalen punten 55% van de te behalen punten
13.
Verplichte literatuur
Praktijktoets 8
-
Wegi ng
Cijfer
Minimaal vereist resultaat 5,5
Cijfer
5,5
1
1
Ytsma, W. (2010). Basisboek Werken in een organisatie. Baarn: Thieme Meulenhoff. ISBN: 9789006978087 Artikelen worden op Scholar beschikbaar gesteld
14.
Software
Virtual learning community
15.
Activiteiten
Zie 9. Verder: De activiteiten die de student uitvoert in het kader van deze onderwijseenheid vinden voor een deel in de praktijk plaats. De opdrachten zijn zo ingericht dat de praktijk en de ervaring die de student daar opdoet, steeds het vertrekpunt is bij de onderwijsactiviteiten. De student voert per week 20 uur praktijkwerk uit. Hij gebruikt dit praktijkwerk in de opleiding door het inbrengen van praktijkervaringen in de opleidingsactiviteiten en door het maken van opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk. Hij wordt begeleid in de praktijk door een deskundige op het gebied van sociaal agogisch werk en reflecteert hiermee op de opgedane werkervaringen. De student integreert het geleerde op de opleiding en tijdens het werken op de elektronische leeromgeving in de praktijk en koppelt dit terug via verslagen, deelopdrachten en het ontvangen en geven van peerfeedback. Specifiek ten aanzien van deze onderwijseenheid oefent de student in de praktijk met: • Het onderzoeken van de eigen cirkel van beïnvloeding in de organisatie waar de student werkt. • Het onderzoeken van beleid, missie en visie van de organisatie waar de student werkt. • Het analyseren van basale organisatieprocessen die van invloed zijn op het primaire proces. • Het beïnvloeden van besluitvormingsprocessen
Als de student deze toets in periode 4 van het schooljaar aflegt (resp. periode 2 voor de februaristroom), dan geldt deze toets tevens als integrale toets.
8
76
•
Het ontwikkelen van een proactieve houding ten aanzien van de organisatie.
16.
Werkvormen
Interactieve colleges, werkcolleges, e-learning
17.
Les-/contacturen
36
18.
Onderwijsperiode
2 en 4
19.
Maximum aantal deelnemers
30 per lesgroep
77
2.1.2
Onderwijseenheden niveau 1, studiejaar 1, voor studenten gestart in februari 2015
Titel OWE
Orthopedagogische hulpverlening N1
Internationale titel
Remedial education assistance N1
Code OWE
PED-dOHc
1.
Opleiding
Pedagogiek
2.
Doelgroep
Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 1, studiejaar 1
3.
Beroepstaak/taken
Orthopedagogische hulpverlening
4.
Centrale beroepstaak
Zie punt 3
5.
(Beroeps)Producten
Een gesprek met een adolescent
6.
Studiepunten/studielast
12,5 stp – 350 sbu
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
Naar: overzicht onderwijsaanbod
Geprogrammeerde contacttijd: 42 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 133 uur • praktijkleren: 175 uur Deze OWE hangt samen met de OWE Orthopedagogische hulpverlening A en B op niveau 2, en met professioneel opvoeden op niveau 3. Op niveau één ligt de focus op oriëntatie op de hulpvraag en planmatig werken, Op niveau twee ligt de focus op het verkennen en toepassen van verschillende methodieken en visies. Op niveau drie ligt de focus op het integreren van de geleerde kennis en vaardigheden in de dagelijkse praktijk en de daar uit te voeren opdrachten. Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). In deze onderwijseenheid richten we ons op planmatig hulpverlenen binnen een situatie waar sprake is van stoornissen en problemen bij jeugdigen. We werken hierbij van probleem tot plan – van hulpvraag tot aanbod. 1: Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 9: De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: ‘Kennistoets orthopedagogische hulpverlening’ en ‘Screening en indicatie’ De kennistoets gaat over begrippen uit de theorie over psychologie van de adolescentie, psychopathologie en spelbegeleiding. In het antwoordmodel van deze deeltentamens is per vraag vastgelegd wat het goede antwoord is. Deeltentamen: ‘Screening en indicatie’ De kennistoets gaat over het achterhalen van behoeften bij een kind die ten grondslag kunnen liggen aan het (probleem)gedrag en beargumenteren of ouders van deze kinderen een passend opvoedingsantwoord geven. In het antwoordmodel van deze deeltentamens is per vraag vastgelegd wat het goede antwoord is. Deeltentamen: Gesprek met adolescent Competenties
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage)
1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
1, 3, 5
78
1, 2, 5
12.
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Kennistoets orthopedagogische hulpverlening
13.
Verplichte literatuur
14. 15. 16. 17.
Aanbevolen literatuur Software Overig materiaal Activiteiten
18.
Werkvormen
19. 20. 21.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
PEDdOHc2
Toetsvorm Kennistoets
Cijf er ja
Minimaal resultaat 5,5
Weging 1
Gesprek met PEDPerformance ja 5,5 1 adolescent dOHc1 Screening en PEDKennistoets ja 5,5 1 indicatie dOHc3 Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: bij kennistoetsen wordt per toets bepaald hoeveel punten je moet behalen voor een voldoende. Voor verslagen en performances geldt dat je 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald moet hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Adriaansen, M. Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. • Delfos, M. (2009). Ik heb ook wat te vertellen! Amsterdam: SWP. • Kohnstamm, R. (2009). Kleine Ontwikkelingspsychologie lll. De puberjaren. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. • Rigter, J. & Van Hintum, M. (2013). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Couthino. N.v.t. Scholar N.v.t. • Psychopathologie Bij psychopathologie wordt een aantal ontwikkelingsstoornissen behandeld en ontdek je het effect van zo’n stoornis op de ontwikkeling van het kind en op de extra eisen die daardoor worden gesteld aan de opvoeder en de opvoeding. • Orthopedagogiek Bij orthopedagogiek maak je kennis met een systeemgerichte manier van kijken, waarbij niet de stoornis van het kind centraal staat maar het unieke kind in zijn eigen specifieke context. Hierbij kijk je dus ook naar de ouders, andere opvoeders, de omgeving en de invloed die deze factoren op elkaar hebben. • Psychologie van de adolescentie De psychologie van de adolescentie houdt zich bezig met de veranderingen die plaats vinden bij jeugdigen tussen 12 en 23 jaar, bij de adolescent. Deze veranderingen treden op diverse gebieden op en hebben ook invloed op de beleving en identiteitsontwikkeling. • Communiceren met adolescenten Je leert hier communiceren met een adolescent. • Spelbegeleiding Spelbegeleiding is een bijzondere manier waarop contact gemaakt kan worden met een jeugdige en waarmee de ontwikkeling extra gestimuleerd kan worden. In de lessen oefenen we vaardigheden en krijg je toelichting op de theoretische achtergrond van deze manier van werken. • Praktijkleren Je voert in de praktijk een gesprek met een adolescent (zie beroepsproduct). Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de
ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Werkcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 1 (blok 3) N.v.t.
79
Titel OWE
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling N1
Internationale titel
Quality improvement & policy development N1
Code OWE
PED-dK1
1.
Opleiding
Pedagogiek
2.
Doelgroep
Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 1, studiejaar 1
3.
Beroepstaak/taken
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling
4.
Centrale beroepstaak
Zie punt 3
5.
(Beroeps)Producten
Analyse van de praktijkinstelling aan de hand van het HKZ-model
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp – 210 sbu
Naar: overzicht onderwijsaanbod
Geprogrammeerde contacttijd: 22 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 83 uur • praktijkleren: 105 uur Deze OWE hangt samen met de OWE Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling niveau 2 en niveau 3. Op niveau 1 leer je te kijken naar een organisatie, op niveau 2 zie je de verbanden tussen de verschillende onderdelen en op niveau 3 kun je een gericht beleidsadvies formuleren.
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7).
9.
Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid leer je met het HKZ model, een kwaliteitszorgmodel, te werken. Ook moet je kunnen laten zien en verantwoorden dat je in een team kunt functioneren.
10.
Competenties
5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering
11.
Beoordelingscriteria
9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Kennistoets kwaliteit en beleid 1 De kennistoets gaat over begrippen uit de theorie over kwaliteit met beleid, effectieve projectgroepen en praktijkonderzoek in zorg en welzijn. In het antwoordmodel van dit deeltentamen is per vraag vastgelegd wat het goede antwoord is. Deeltentamen: Eindgesprek kwaliteit en beleid Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
80
1, 2, 3, 7, 8 2, 3, 4, 6 1, 4 1, 2, 8, 9 1, 2
12.
Tentaminering
13
Verplichte literatuur
14
Aanbevolen literatuur
15
Software
16
Overig materiaal
17
Activiteiten
18.
Werkvormen
19
Les- / Contacturen
20.
Onderwijsperiode
21.
Maximum aantal deelnemers
Deeltentamens
Code
Toetsvorm
Cijfer
Minimaal resultaat 5,5
Weging 1
Eindgesprek PED-dK1-1 Performance ja kwaliteit en beleid Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1. • Cesuur: bij kennistoetsen wordt per toets bepaald hoeveel punten je moet behalen voor een voldoende. Voor verslagen en performances geldt dat je 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald moet hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Donk, C. van der & Lanen, B.V. van der (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. • Schermer, K. (2009). De effectieve projectgroep. Groningen: Noordhof. • Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met Beleid. Basisboek voor Sociale Studies. Bussum: Coutinho. N.v.t. Scholar N.v.t.
• Werkplaats Na een algemene instructie werk je iedere week met het HKZ-model en leg je de koppeling met je eigen organisatie. Je werkt in projectgroepen. Per week presenteert een groep een onderdeel van het HKZ-model. • Hoorcolleges Kwaliteit en Beleid In de hoorcolleges wordt aandacht besteed aan verschillende onderdelen van het HKZ-model en de PDCA-cyclus. • Hoorcolleges maatschappelijke ontwikkelingen In deze hoorcolleges wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke ontwikkelingen die hun invloed (kunnen) hebben op de beleidsvoering van organisaties in het onderwijs en de zorg. • Training Taakgericht werken Samenwerkingsoverleg, teamvergadering, cliëntbesprekingen, het zijn allemaal overlegvormen die in de praktijk veel voorkomen. Of het overleg nu formeel is of informeel, elk overleg is er bij gebaat dat de deelnemers bepaalde regels volgen. Regels over de diverse rollen binnen een overleg, over het verloop van een overleg, over hoe elkaar te informeren, onderhandelingsstrategieën, etc. Daarnaast is het belangrijk om je bewust te zijn van je eigen en elkaars kwaliteiten. In de training en in de projectgroepen oefen je deze vaardigheden. • Praktijkleren Je maakt een analyse van de praktijkinstelling aan de hand van het HKZmodel (zie beroepsproduct). Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor meer informatie par. 4.4). • Werkplaats • Hoorcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 2 (blok 4) N.v.t.
81
Titel OWE
Signaleren & actie ondernemen N1
Internationale titel
Spotting & taking action N1
Code OWE
PED-dS1c
1. 2. 3. 4. 5.
Opleiding Doelgroep Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 1, studiejaar 1 Signaleren en actie ondernemen Zie punt 3 • Verslag informatievaardigheden • Videodocument probleemanalyse 5 stp – 140 sbu
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
Geprogrammeerde contacttijd: 30 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 40 uur • praktijkleren: 70 uur Deze OWE hangt samen met de OWE Signaleren en actie ondernemen op niveau 2 en niveau 3. In deze beroepstaak leer je signalen op te vangen die maatschappelijke implicaties hebben. Door middel van onderzoek naar het probleem en de factoren die hierop van invloed zijn, ontwikkel je interventies die tot doel hebben het probleem te voorkomen, verminderen of de gevolgen ervan te verzachten. Op niveau 1 leer je hoe je op basis van een signaal een probleemanalyse maakt. Op niveau 2 ga je op zoek naar de factoren die van invloed zijn op het probleem om zo te komen tot aangrijpingspunten voor een interventie. Op niveau 3 voer je op je praktijkplek daadwerkelijk een preventieve maatregel uit, die je implementeert en evalueert. Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). In deze onderwijseenheid krijg je inzicht in de wijze waarop zowel overheden als instellingen omgaan met gesignaleerde problemen die om preventieve interventies vragen. Je onderzoekt een signaal door een probleemanalyse te maken aan de hand van literatuurstudie en toetst deze in de praktijk. Je leert om systematisch op te zoek te gaan naar kwalitatief goede informatie en deze op een correcte wijze te (her)gebruiken. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: probleemanalyse Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Informatievaardigheden Competenties
12.
Tentaminering
1, 2, 3 1, 2, 7 2 Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage)
4. Signaleren, onder de aandacht brengen en 2 actie ondernemen 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 2 Deeltentamens Code Toetsvorm Cijfer Informatievaardigheden
PEDdS1c1
82
Verslag
ja
Minimaal resultaat 5,5
Weging 1
Probleemanalyse
13.
Verplichte literatuur
14. 15. 16. 17.
Aanbevolen literatuur Software Overig materiaal Activiteiten
18.
Werkvormen
19. 20. 21.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
PEDVideoja 5,5 1 dS1c2 document Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Andriessen, D., Onstenk, J., Delnooz, P., Smeijsters, H. & Peij, S. (augustus, 2010). Gedragscode voor het voorbereiden en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs in Nederland. HBO raad. Online beschikbaar. • Donk, C. & Lanen, B.V. van der (2011). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. • Kok, H. (2005).Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden: NIGZ. • Terlouw, H. & Visser B. (2010). Relaties hanteren. Beroepshouding en vaardigheden in woord en beeld. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. N.v.t. Scholar N.v.t. • Werkplaats In de werkplaats word je ondersteund bij de uitvoering van de probleemanalyse van een signaal dat je in duo’s onderzoekt. Je leert hoe je in het studiecentrum bronnen kunt vinden ten behoeve van je literatuuronderzoek en hoe je deze informatie verwerkt in de probleemanalyse. Ook leer je hoe je een interview afneemt. • Hoorcolleges Signaleren en actie ondernemen In deze colleges krijg je een beeld van de inhoud van deze beroepstaak, de wijze waarop de landelijke en lokale politiek omgaat met maatschappelijke signalen die van invloed zijn op de ontwikkeling van jeugdigen en voorbeelden van preventieve interventies in de praktijk. • Hoorcolleges Onderzoeksvaardigheden In deze hoorcolleges maak je kennis met praktijkgericht onderzoek: de onderzoekscyclus, kwaliteitscriteria, het opzetten van een eenvoudig onderzoek t.b.v. de probleemanalyse. • Hoorcolleges Sociologie Deze hoorcolleges geven inzicht in de maatschappelijke ontwikkelingen vanuit het sociologisch perspectief, waarmee je kennis omtrent relevante signalen in het kader van deze beroepstaak vergroot wordt. • Hoorcollege Ethiek Het hoorcollege Ethiek is een kennismaking met normatieve vraagstukken in het pedagogisch vak. Het helpt je bewust te zijn van je eigen normatieve oordelen bij het doen van een probleemanalyse. Het behandelt de Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek. • Instructiecollege Videoverwerking Omdat een van de deeltentamens bestaat uit een videodocument, is het belangrijk dat jullie weten hoe je video-opnames maakt, maar vooral ook verwerkt tot een goed document. • Praktijkleren Je toetst in de praktijk een probleemanalyse die je hebt gemaakt van een opgevangen signaal (zie beroepsproduct). Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor meer info par. 4.4). • Werkplaats • Werkcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 2 (blok 4) N.v.t.
83
Titel OWE
Leerlijn professionele ontwikkeling N1
Internationale titel
Learning continuity pathway: Professional Development N1
Code OWE
PED-dLPO1
1. 2. 3.
Opleiding Doelgroep Beroepstaak/taken
4. 5.
Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 1, studiejaar 1 Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogische hulpverlening, Signaleren en actie ondernemen, Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling N.v.t. • Persoonlijk Ontwikkelplan • Feedback van de praktijkbegeleider op jouw functioneren in de
praktijk
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
• Sollicitatiebrief en -gesprek 10 stp – 280 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 28,5 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 111,5 uur • praktijkleren: 140 uur Deze OWE hangt samen met de leerlijn professionele ontwikkeling op niveau 2 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Voor deelname aan de integrale toets mag je maximaal 3 onvoldoendes hebben voor een deeltentamen van niveau 1 tot en met het moment van de 1e gelegenheid van blok 3. In de leerlijn Professionele Ontwikkeling leer je om je planmatig en doelgericht te ontwikkelen tot pedagoog met een duidelijke persoonlijke- en beroepsidentiteit. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Praktijk Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1. Contacten leggen en in dialoog met 1, 2, 3, 4 betrokkenen oriënteren en analyseren 3. In dialoog met betrokkenen een interventie 1, 2, 5, 7 uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en 1, 2, 4, 6, 8, 9 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van 1, 3, 4, 5 werkzaamheden 9. De eigen professionaliteit blijvend 1, 2, 5, 6, 7, 9 ontwikkelen Deeltentamen: Integrale toets Je kunt: • jouw handelen beschrijven aan de hand van praktijkvoorbeelden. • herkennen welke van de aangeboden theorie betrekking heeft op jouw
84
handelen. benoemen welke waarden en normen een rol spelen bij jouw handelen. • een transfer maken vanuit je eigen praktijkervaring. • inzichtelijk maken hoe jij de kernkwaliteiten van het beroep inzet binnen jouw handelen. • beschrijven, o.a. op grond van de uitgevoerde werkveldoriëntatie, binnen welke werkvelden en functies een hbo-pedagoog werkzaam kan zijn. • je motivatie en inspiratie voor het werk van een pedagoog overtuigend overbrengen en onderbouwen. • een dilemma benoemen dat je in de praktijk bent tegen gekomen. Deeltentamens Code Toetsvorm Cijfer Minimaal Weresultaat gin g Praktijk PEDPerformance ja 5,5 1 dLPO1-3 & Verslag Integrale toets PEDVerslag & ja 5,5 1 dLPO1-1 Performance Integrale toets • Aantal examinatoren: 2 • Cesuur: op het beoordelingsformulier wordt een aantal beoordelingsaspecten onderscheiden. Je krijgt per beoordelingsaspect een score op een zespuntsschaal (zo; o, v, rv, g, zg). De gemiddelde score moet een v zijn. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Geenen, M.J. (2010). Reflecteren, leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho. • Janssen, H. (2011). Samen opvoeden. Oriëntatie op pedagogische werkvelden. Bussum: Coutinho. N.v.t. •
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
Aanbevolen literatuur
15.
Software
16.
Overig materiaal
17.
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
Les- / Contacturen
20.
Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
21.
2.2
N.v.t. De professionele leerlijn loopt dwars door alle onderwijseenheden heen. Alle onderwijseenheden bieden een bijdrage aan jouw professionele ontwikkeling. Daarnaast komt professionele ontwikkeling expliciet aan bod binnen studieloopbaanbegeleiding. Praktijkleren: je voert in de praktijk de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. In de slb-lessen breng je je werkervaringen in, verbindt deze aan de leerstof en wissel je erover uit met medestudenten. • Werkcolleges • Praktijkleren Zie punt 6 1, 2, 3 en 4 N.v.t.
Integrale toets niveau 1, voor studenten gestart in februari 2015
Titel integrale Toets 1. Opleiding 2. Doelgroep 3. Beroepstaken 4.
Scholar
(Beroeps)producten
Integrale toets niveau 1 (PED-dLPO1-1) Pedagogiek Pedagogiek studenten deeltijd, niveau 1, studiejaar 1 Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogische hulpverlening, Signaleren en actie ondernemen, Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling, Onderzoek en innovatie Sollicitatiebrief en -gesprek
85
5.
Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens
6. 7. 8.
Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens Ingangseisen Algemene omschrijving
9.
Competenties
10.
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage)
11.
Integrale toetskenmerken en -vormen
12.
Verplicht en aanbevolen materiaal Onderwijsperiode
13.
De integrale toets is een deeltentamen binnen de Leerlijn professionele ontwikkeling. In deze OWE worden op niveau 1 nog andere deeltentamens afgenomen. In totaal staat voor deze deeltentamens 10 studiepunten. De integrale toets is een deeltentamen binnen de Leerlijn professionele ontwikkeling. In deze OWE worden op niveau 1 nog andere deeltentamens afgenomen. N.v.t. De integrale toets bestaat uit een sollicitatiegesprek. Je kunt hierbij kiezen uit een aantal vacatures. In het sollicitatiegesprek moet je duidelijk maken waarom je die vacature hebt gekozen en waar meer in algemene zin jouw passie ligt. Ook moet je kunnen onderbouwen waarom jij geschikt bent voor die vacature 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Integrale toets Je kunt: • jouw handelen beschrijven aan de hand van praktijkvoorbeelden • herkennen welke van de aangeboden theorie betrekking heeft op jouw handelen • benoemen welke waarden en normen een rol spelen bij jouw handelen • een transfer maken vanuit je eigen praktijkervaring • inzichtelijk maken hoe jij de kernkwaliteiten van het beroep inzet binnen jouw handelen • beschrijven, o.a. op grond van de uitgevoerde werkveldoriëntatie, binnen welke werkvelden en functies een hbo-pedagoog werkzaam kan zijn • je motivatie en inspiratie voor het werk van een pedagoog overtuigend overbrengen en onderbouwen. • een dilemma benoemen dat je in de praktijk bent tegen gekomen • Code (t.b.v. HAN-SIS): PED- dLPO1-1 • Toetsvorm: schriftelijk en mondeling • Aantal examinatoren: 2 • Beoordeling: cijfer • Cesuur: op het beoordelingsformulier wordt een aantal beoordelingsaspecten onderscheiden. Je krijgt per beoordelingsaspect een score op een vijfpuntsschaal (zo; o, v, g, zg). De gemiddelde score moet een v zijn. • Aantal gelegenheden: 2 Alle op niveau 1 aangeboden literatuur en materiaal. Periode 2 (blok 4)
86
Hoofdstuk 3 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase Conform artikel 6.1 lid 2 van de OER 3.1.1
Onderwijseenheden, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2
Titel onderwijseenheid (OWE)
Ontwikkelingsstimulering en Opvoedingsondersteuning N2 (PEDdOOc) Development stimulation & Education support N2
1.
Opleiding
Pedagogiek
2.
Doelgroep
Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2
3.
Beroepstaak/taken
Ontwikkelingsstimulering en Opvoedingsondersteuning
4.
Centrale beroepstaak
Zie punt 3
5.
(Beroeps)Producten
• •
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
Naar: overzicht onderwijsaanbod
Uitvoering van een (bestaande) groepsgerichte bijeenkomst voor specifieke (beroeps-)opvoeders of jeugdigen. Een pedagogisch gesprek met een (beroeps-)opvoeder en een jeugdige.
12,5 stp – 350 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 44 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 166 uur • praktijkleren: 140 uur Deze OWE hangt samen met de OWE ‘Ontwikkelingsstimulering en Opvoedingsondersteuning’ op niveau 1 en ‘Professioneel Opvoeden’ op niveau 3. Op niveau 1 ligt de focus op het stimuleren van de ontwikkeling van jeugdigen die een gewone ontwikkeling doorlopen en het bieden van opvoedingsondersteuning aan opvoeders met een eenvoudige opvoedingsvraag. Op niveau 2 ligt de focus op het stimuleren van jeugdigen met lichte opgroeiproblemen (achterstandsbestrijding) en in het vergoten van het pedagogische handelen bij lichte opvoedproblemen. Op niveau 3 ligt de focus op het integreren van de geleerde kennis en vaardigheden in de dagelijkse praktijk en de daar uit te voeren opdrachten. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald. Deze onderwijseenheid richt zich op het brede scala van projecten en programma’s dat ouders ondersteunt bij het opvoeden en jeugdigen ondersteunt in hun ontwikkelingsproces. De onderwijseenheid richt zich niet alleen op individuen, maar ook op groepen opvoeders en groepen jeugdigen. Je leert daarbij o.a. om adviesgesprekken te voeren met opvoeders en jeugdigen, observaties uit te voeren om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van een jeugdige (of op een opvoedingssituatie) en om daarover te rapporteren. Je maakt gebruik van de sociale kaart. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
87
11.
Beoordelingscriteria
Deeltentamen: filosofie In de kennistoets moet je een eigen positie innemen met betrekking tot een bepaalde casus. Deze positie moet je onderbouwen door je vooronderstellingen te bespreken en in te gaan op de normatieve aspecten van je mensbeeld. In het antwoordmodel van dit deeltentamen is per vraag vastgelegd wat het goede antwoord is. Deeltentamen: vaardighedentoets groepsgerichte O&O Competenties
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 3, 4
1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie 2, 3, 5, 7 ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie 1, 3, 7, 8, 9, 11 uitvoeren en evalueren Deeltentamen: gespreksvoering Opvoeder en jeugdige Competenties
1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren
12.
Tentaminering
2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamens Code Toetsvorm
5, 7
Filosofie
13.
Verplichte literatuur
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
PEDdOOc2 PEDdOOc4
Kennistoets
1, 2 Cijfer ja
Minimaal resultaat 5,5
Weging 1
Vaardighedento Performance ja 5,5 1 ets groepsgerichte O&O GespreksPEDPerformance ja 5,5 1 voering dOOc6 Opvoeder en jeugdige Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: Bij meerkeuzevragen moet je het aantal vragen goed hebben dat je statistisch gezien goed hebt als je alles raadt plus 55% van de overige vragen. Voor alle overige deeltentamens geldt dat je 55% van totaal aantal te behalen punten behaald moet hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. • Bakker, I. Blokland G. & Wijnen, H. (2010). Samen delen. Methodiekboek voor opvoedingsondersteuning in groepen. Amsterdam: SWP. • Bil, P. (2008). Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren. Amsterdam: Boom uitgevers. • Blokland, G. (2010). Over opvoeden gesproken. Amsterdam: SWP. • Burggraaff-Huiskes, M. (2011). Opvoedingsondersteuning als bijzondere vorm van preventie. Bussum: Coutinho. • Delfos, M. (2011). Ik heb ook wat te vertellen. Amsterdam: SWP. • Delfos, M. (2011). Luister je wel naar mij? Amsterdam: SWP.
88
Gielis, P., Konig, A. & Lap, J. (2007). Begeleiden van de groep. Houten: EPN. • Luitjes, M. & Zeeuw-Jans, I.J. de (2011) Ontwikkeling in de groep. Groepsdynamica bij kinderen en jongeren. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Scholar • Filosofie Veel vraagstukken uit de opvoedkundige praktijk zijn normatieve vraagstukken of bevatten in ieder geval normatieve aspecten. Het is van belang dat je je eigen vooronderstellingen leert herkennen en benoemen. Bovendien is het van belang dat je in dialoog met ouders, jeugdigen, collega’s en alle andere mensen waarmee je in gesprek staat, ook de vooronderstellingen die zij als uitgangspunt nemen kunt herkennen en benoemen. • Individuele O&O Bij individuele O&O staat het bieden van opvoedingsondersteuning aan opvoeders en het bieden van ontwikkelingsstimulering aan jeugdigen centraal. Je oefent gespreksvaardigheden in de vorm van een intake en/of adviesgesprek. • Groepsgerichte O&O Als pedagoog zul je later in meer of mindere mate ingezet worden voor het geven van een cursus, training of informatieavond voor groepen deelnemers. Dit is dan ook de kern van dit vak. Je gaat in dit vak samen met medestudenten zo’n bijeenkomst uitvoeren. • Observeren Wat is het verschil tussen een systematische observatie en een gewone waarneming? Welke plek heeft observeren binnen het hulpverleningsproces? En hoe pak je een observatie nu methodisch aan? Welke middelen kun je daarbij gebruiken? Allemaal vragen die beantwoord zullen worden in dit vak • Praktijkleren Je voert in de praktijk een (bestaande) groepsgerichte bijeenkomst uit voor specifieke (beroeps-)opvoeders of jeugdigen. Daarnaast voer je een pedagogisch gesprek met een (beroeps-)opvoeder en een jeugdige. Ook is het de bedoeling dat je de taken uitvoert die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Werkplaats • Werkcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 1 en 3 N.v.t. •
14. 15.
Software Activiteiten
16.
Werkvormen
17. 18. 19.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
Orthopedagogische Hulpverlening N2B (PED-dOBc) Remedial education care N2B
1.
Opleiding
Pedagogiek
Naar: overzicht onderwijsaanbod
2.
Doelgroep
Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2
3.
Beroepstaak/taken
Orthopedagogische Hulpverlening
4.
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
Zie punt 3 Een handelingsplan volgens de methodiek competentiegericht werken waarbij koppelingen gemaakt worden met andere methoden en manieren van kijken.
6.
Studiepunten/studielast
12,5 stp – 350 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 42 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 168 uur • praktijkleren: 140 uur
89
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
Deze OWE hangt samen met de OWE ‘Orthopedagogische Hulpverlening’ op niveau 1 en ‘Professioneel Opvoeden’ op niveau 3. Op niveau 1 ligt de focus op oriëntatie op de hulpvraag en planmatig werken. Op niveau 2 ligt de focus op het verkennen en toepassen van verschillende methodieken en visies. Op niveau drie ligt de focus op het integreren van de geleerde kennis en vaardigheden in de dagelijkse praktijk en de daar uit te voeren opdrachten. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald. Binnen deze onderwijseenheid ga je verschillende manieren van werken en beschouwen bij orthopedagogische hulpverlening vergelijken. Je komt tot voorkeuren op basis van de hulpvraag van de cliënt en zijn context en op basis van je eigen competenties en leerpunten. Competenties 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventies uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: integrale kennistoets methodieken en visies De kennistoets gaat over begrippen uit de theorie over contextueel en sekse specifiek werken en methodisch werken in de gehandicaptenzorg. In het antwoordmodel van dit deeltentamen is per vraag vastgelegd wat het goede antwoord is. Deeltentamen: werken vanuit methodieken en visies Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1. Contacten leggen en in dialoog met 5, 7, 8 betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie 2, 5, 7 ontwerpen 5. Samenwerken met vrijwilligers en 5, 6 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend 3, 9 ontwikkelen Deeltentamen: omgaan met stressvolle situaties Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1. Contacten leggen en in dialoog met 1, 2, 3 betrokkenen oriënteren en analyseren 3. In dialoog met betrokkenen een interventie 1, 2, 5, 6 uitvoeren en evalueren Deeltentamens Code Toetsvorm Cijfer Minimaal Weresultaat ging Werken vanuit PEDVerslag ja 5,5 1 methodieken en dOBc1 visies Integrale PEDKennistoet ja 5,5 1 kennistoets dOBc2 s methodieken en visies Omgaan met PEDPerforman ja 5,5 1 stressvolle situaties dOBc3 ce Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: Bij meerkeuzevragen moet je het aantal vragen goed hebben dat je statistisch gezien goed hebt als je alles raadt plus 55% van de overige vragen. Voor alle overige deeltentamens geldt dat je 55% van totaal aantal te behalen punten behaald moet hebben voor een voldoende.
90
13.
Verplichte literatuur
14. 15.
Software Activiteiten
16.
Werkvormen
17. 18. 19.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
Aantal gelegenheden: twee per studiejaar Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t. Adriaansen, M. & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. • Groot, K. (2002). Waar halen ze ’t lef vandaan. Omgaan met agressief gedrag. Zaltbommel: Thema. • Ieperen-Schelhaas, K. van (2011). Contextuele hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. • Nijgh, L. (2011). Basisboek ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. • Oosten, N. van (2009). Seksespecifieke hulpverlening. Bussum: Coutinho. • Slot, W. & Spanjaard, H. (2009). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg. Baarn: HB Uitgevers. • Verstegen, R. & Lodwijks, H.P.B. (2012). Interactiewijzer. Analyse en aanpak van interactieproblemen in professionele opvoedingssituaties. Assen: Van Gorcum. Scholar • Contextueel en Sekse specifiek werken Bij dit vak leer je je bewust te worden van twee factoren die invloed hebben op gedrag, problemen en de coping daarmee: de verschillen tussen de seksen en de verhoudingen die er in gezinnen door de generaties zijn. Bij contextuele hulpverlening leer je hoe het komt dat kinderen hun ouders altijd in bescherming nemen en blijven investeren in hun ouders. Daarnaast komen verklaringsmodellen aan bod rond negatieve spiralen in families en het doorbreken daarvan. • Methodisch werken in de verstandelijk gehandicaptenzorg In dit vak leer je vuistregels, methoden en visies voor de begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking. • Competentiegericht werken Bij het vak competentiegericht werken leer je een situatie te analyseren door het maken van een competentieanalyse. Hierbij kijk je naar factoren die de draagkracht vergroten dan wel verlagen. Vanuit deze analyse formuleer je doelen en werkpunten voor de hulpvrager(s). • Omgaan met stressvolle situaties In dit vak ga je aan de slag met je eigen sterke communicatieve vaardigheden en houdingsaspecten t.b.v. stresssituaties en die bouw je uit om je zwakkere kanten te versterken. • Praktijkleren Je maakt in de praktijk een handelingsplan volgens de methodiek competentiegericht werken waarbij koppelingen gemaakt worden met andere methoden en manieren van kijken. Daarnaast voer je de taken uit die bij je • • • •
functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Werkcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 2 en 4 N.v.t.
Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling N2 (PED-dK2c) Quality improvement & Policy development N2
1.
Opleiding
Pedagogiek
Naar: overzicht onderwijsaanbod
2.
Doelgroep
Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2
3.
Beroepstaak/taken
Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling
4.
Centrale beroepstaak
Zie punt 3
91
Analyse van knelpunten in een organisatie Evaluatie en reflectie van de uitgevoerde analyse
5.
(Beroeps)Producten
• •
6.
Studiepunten/studielast
5 stp – 140 sbu
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14. 15.
Software Activiteiten
Geprogrammeerde contacttijd: 21 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 63 uur • praktijkleren: 56 uur Deze OWE hangt samen met de OWE Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling op niveau 1 en niveau 3. Op niveau 1 leer je te kijken naar een organisatie, op niveau 2 zie je de verbanden tussen de verschillende onderdelen en op niveau 3 kun je een gericht beleidsadvies formuleren. Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). Je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald. In deze onderwijseenheid ga je een knelpuntenanalyse maken op basis van een omgevings- en organisatieanalyse en praktijkonderzoek. Je onderzoekt een probleem binnen het primaire proces. Je leert verbanden te zien tussen de verschillende onderdelen binnen een organisatie en de invloed van maatschappelijke ontwikkelingen op de organisatie. Competenties 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Knelpuntenanalyse KB2 Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 5. Samenwerken met vrijwilligers en 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding 2, 3, 4, 6 geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en 1, 2, 3, 4, 5 organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling 1, 2, 3, 4, 8, 9 en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend 1, 2, 6, 9 ontwikkelen Deeltentamens Code Toetsvorm Cijfer Minimaal Weresultaat ging KnelpuntenPEDVerslag ja 5,5 1 analyse KB2 dK2-1 Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. • Doelen, A. & Weber, A. (2010). Organiseren en managen, het 7Smodel toegepast. Groningen: Wolters-Noordhoff. • Terlouw, H. & Visser, B. (2010). Relaties Hanteren, Beroepshouding en Vaardigheden in Woord en Beeld. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. Scholar • Werkplaats In de werkplaatsbijeenkomsten werk je aan je beleidsadvies. Daarnaast komen ook analyse- en onderzoeksvaardigheden aan de orde om een
92
16.
Werkvormen
17. 18. 19
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
meer gefundeerde keuze van probleemstelling, methode en werkwijze bij het praktijkonderzoek te kunnen maken. • Hoorcolleges Kwaliteit en Beleid In deze hoorcolleges wordt aandacht besteed aan omgevings- en organisatieanalyse (SWOT-analyse aan de hand van STEP en 7 S model), het volledige 7 S model, implementatie van verbetervoorstellen en diversiteitbeleid. Je bekijkt deze hoorcolleges zelfstandig via een link op Scholar In week 5 krijgen ze de mogelijkheid om in een responsiecollege hierover vragen te stellen. • Hoorcolleges analyse- en onderzoeksvaardigheden: In de hoorcolleges wordt stilgestaan bij de manier waarop onderzoek gedaan wordt. Je leert om een meer gefundeerde keuze voor een probleemstelling, methode en werkwijze te maken. • Hoorcolleges maatschappelijke ontwikkelingen. In deze hoorcolleges wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke ontwikkelingen die hun invloed (kunnen) hebben op de beleidsvoering van organisaties in het onderwijs en de zorg. • Training overleg, onderhandelen en conflicthantering Belangentegenstellingen zijn in een organisatie aan de orde van de dag. Overleggen, Onderhandelen en Conflicthantering, zijn de belangrijkste communicatieve ingrediënten om te komen tot onderlinge afstemming. In deze training leer je naast inzicht ook vaardigheden om beter om te kunnen gaan met diverse ‘partijen’ en belangen binnen een organisatie. • Praktijkleren In de praktijk ga je een knelpuntenanalyse maken op basis van een omgevings- en organisatieanalyse en praktijkonderzoek. Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Werkplaats • Hoorcolleges (deeltijd via Scholar) • Training • Praktijkleren Zie punt 6 3 N.v.t.
Signaleren en actie ondernemen N2 (PED-dS2) Spotting & taking action N2
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Opleiding Doelgroep Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten Studiepunten/studielast
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2 Signaleren en actie ondernemen Zie punt 3 Methodisch plan van aanpak voor een preventieve actie 7,5 stp – 210 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 21 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 105 uur • praktijkleren: 84 uur Deze OWE hangt samen met de OWE ‘Signaleren en actie Ondernemen’ op niveau 1 en niveau 3. In deze beroepstaak staat preventie centraal. Je leert te signaleren en op basis daarvan tot een aanpak te komen die er voor zorgt dat problemen voorkomen kunnen worden of kunnen verergeren. Op niveau 1 leer je hoe je op basis van een signaal een probleemanalyse maakt. Op niveau 2 vindt verdieping plaats. Je werkt een signaal verder uit en doet naast literatuurstudie ook praktijk onderzoek. Op niveau 3 ga je in de praktijk daadwerkelijk een preventieve maartregel uitvoeren. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald.
93
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
In deze onderwijseenheid staat het ontwerpen van een methodisch plan van aanpak voor een actie centraal en ligt de nadruk op preventie. Je vangt een signaal op. Je onderzoekt of dit signaal relevant, ernstig, specifiek en uitvoerbaar is en of het vaak voorkomt. Vervolgens doe je onderzoek naar de problematiek en context achter het signaal en formuleert daarbij een relevante onderzoeksvraag. Je beoordeelt of er actie ondernomen moet worden. Competenties 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Methodisch plan van aanpak voor preventieve actie Competenties 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
Software
15.
Activiteiten
Deeltentamens
Code
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 3, 4, 5, 7 4, 5, 6 3, 9, 10
Toetsvorm
Cijfer
Minimaal resultaat
Weging
Methodisch plan PEDVerslag ja 5,5 1 van aanpak voor dS2-1 preventieve actie • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. • Andriessen, D., Onstenk, J., Delnooz, P., Smeijsters, H. & Peij, S. (augustus, 2010). Gedragscode voor het voorbereiden en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs in Nederland. HBO raad. Online beschikbaar. • Donk, C. & Lanen, B.V. van der (2011). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. • Kok, H. et al. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden: NIGZ. Scholar • Werkplaats In de werkplaats word je ondersteund bij de verschillende stappen die je moet zetten om tot een goed plan van aanpak te komen en worden de verschillende leerbronnen geïntegreerd. • Hoorcolleges ethiek In dit hoorcollege staan de ethische aspecten van preventieprojecten centraal. Van welke mensvisie wordt uitgegaan in de aanpak en uitvoering van het project? • Hoorcollege Signaleren Tijdens de hoorcolleges wordt ingegaan op het belang van preventie. De niveaus en momenten van preventie worden besproken en het aspect gedragsverandering wordt uitgelegd. Het ecologisch model komt aan bod. Preventiemethoden en preventiebeleid worden geïllustreerd. • Vaardigheidslessen communicatievaardigheden T.b.v. het creëren van draagvlak leer je discussiëren, argumenteren, onderbouwen en overtuigen waarom een instelling een signaal zou moeten oppakken en waarom je voor een bepaalde aanpak kiest. Ook leer je open te staan voor opvattingen, argumenten en belangen van verschillende partijen. • Praktijkleren
94
16.
Werkvormen
17.
Les- / Contacturen
18.
Onderwijsperiode
19.
Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
Je vangt in de praktijk een signaal op. Je onderzoekt dit signaal en maakt op grond daarvan een methodisch plan van aanpak voor een preventieve actie. Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Werkplaats • Werkcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 3 N.v.t.
Orthopedagogische Hulpverlening N2A (PED-dOAc) Remedial education care N2A
1. 2. 3. 4. 5.
Opleiding Doelgroep Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2 Orthopedagogische Hulpverlening Zie punt 3 • Advies aan een beroepsopvoeder op grond van een uitgevoerd onderzoek / analyse. • Een plan van aanpak bij een casus met een ethisch dilemma op basis van een ethische analyse. • Een gesprek over een cliënt met verschillende betrokkenen. 12,5 stp – 350 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 49,5 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 160,5 uur • praktijkleren: 140 uur Deze OWE hangt samen met de OWE ‘Orthopedagogische Hulpverlening’ op niveau 1 en ‘Professioneel Opvoeden’ op niveau 3. Op niveau 1 ligt de focus op oriëntatie op de hulpvraag en planmatig werken. Op niveau 2 ligt de focus op het verkennen en toepassen van verschillende methodieken en visies. Op niveau 3 ligt de focus op het integreren van de geleerde kennis en vaardigheden in de dagelijkse praktijk en de daar uit te voeren opdrachten. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald. In deze onderwijseenheid besteden we aandacht aan de rol van de casemanager en handelingsgerichte diagnostiek en werk je aan je eigen professionaliteit met betrekking tot orthopedagogische hulpverlening. Competenties 1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: kennistoets Orthopedagogische Hulpverlening 2A De kennistoets gaat over theoretische begrippen vanuit psychopathologie, recht, casemanagement en handelingsgerichte diagnostiek. In het antwoordmodel van dit deeltentamen is per vraag vastgelegd wat het goede antwoord is.
95
Deeltentamen: Handelingsgerichte diagnostiek Competenties
12.
Tentaminering
13.
Verplichte literatuur
14.
Software
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 5, 6, 7
1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie 5 ontwerpen 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 1 Deeltentamen: Ethiek Competenties Beoordelingscriteria 2. In dialoog met betrokkenen een interventie 4, 7 ontwerpen 5. Samenwerken met vrijwilligers en 2, 4 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 3, 9 Deeltentamen: Casemanagementgesprek Competenties Beoordelingscriteria 1. Contacten leggen en in dialoog met 1, 2, 3 betrokkenen oriënteren en analyseren 3. In dialoog met betrokkenen een interventie 2, 5, 6 uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en 2, 4, 7 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Werkbegeleiding en leidinggeven 2, 3, 4 Deeltentamens/ Code Toetsvorm Cijfer Minimaal W toetsvorm resultaat egi ng HandelingsPED-dOAc2 Verslag ja 5,5 1 gerichte diagnostiek Ethiek PED-dOAc3 Performan ja 5,5 1 ce Integrale toets: PED-dOAc4 Performan ja 5,5 1 Casemanageme ce ntgesprek Kennistoets PED-dOAc5 Kennistoet ja 5,5 1 Orthopedagos gische hulpverlening 2A Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: Bij meerkeuzevragen moet je het aantal vragen goed hebben dat je statistisch gezien goed hebt als je alles raadt plus 55% van de overige vragen. Voor alle overige deeltentamens geldt dat je 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald moet hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. • Ebskamp, J. (2006). Basisboek beroepsethiek voor Social Work. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. • Lohuis, G. (2008). Van bemoei- naar groeizorg. Groningen: Noordhoff. • Pameyer, N. & Beukering, T. van (2004). Handelingsgerichte diagnostiek. Leuven: Acco. • Riet, N. & Wouters, H. van (2010). Casemanagement. Assen: Van Gorcum. • Rigter, J. (2008). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Couthino. Scholar
96
15.
Activiteiten
16.
Werkvormen
17.
Les- / Contacturen
18.
Onderwijsperiode
19.
Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
• Vaardigheden casemanagement De casemanager heeft als taak om hulpverleners in een samenwerkingsverband te organiseren, te coördineren en te ondersteunen met als doel om gezamenlijk het functioneren en welbevinden van cliënten te optimaliseren. De casemanager heeft hiervoor zicht nodig op de processen die hierbij een rol spelen en veel gesprekstechnische vaardigheden. Beide komen aan bod tijdens dit vak. • Handelingsgerichte diagnostiek Aan de hand van een concrete vraag van een beroepsopvoeder van jouw praktijkplek ga je onderzoeken of de hypothese/veronderstelling die je hebt klopt en wat er daarna nodig is aan nader onderzoek of aan begeleiding. • Psychopathologie Bij psychopathologie wordt een aantal ontwikkelingsstoornissen behandeld (angst- en stemmingsstoornissen, gedragsproblemen en eetstoornissen) en ontdek je het effect van zo’n stoornis op de ontwikkeling van het kind en op de extra eisen die daardoor worden gesteld aan de opvoeder en de opvoeding. • Recht Binnen het werk als pedagoog heb je altijd te maken met juridische onderwerpen: van privacyregels tot dwangmaatregelen, van ondertoezichtstellingen tot uit huis plaatsing. In de hoorcolleges recht worden de juridische onderwerpen behandeld. • Ethiek Van de pedagoog wordt verwacht dat hij/zij verantwoord en professioneel met indringende ethische vraagstukken kan omgaan. Een eerste stap daarbij is het maken van een ethische analyse. Aan de hand van een casus of een praktijksituatie ga je aan de slag met een moreel vraagstuk via een stappenplan. • Praktijkleren Je geeft in de praktijk een advies aan een beroepsopvoeder op grond van een uitgevoerd onderzoek / analyse. Daarnaast maak je een plan van aanpak bij een situatie uit jouw praktijk met een ethisch dilemma op basis van een ethische analyse. Ook voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Werkcolleges • Hoorcolleges • Training • Praktijkleren Zie punt 6 4 N.v.t.
Leerlijn Professionele Ontwikkeling N2 (PED-dLPO2) Learning continuity pathway: Professional Development N2
1.
Opleiding
Pedagogiek
Naar: overzicht onderwijsaanbod
2.
Doelgroep
Pedagogiek studenten, deeltijd, niveau 2, studiejaar 2
3.
Beroepstaak/taken
4. 5.
Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogische Hulpverlening, Signaleren en actie Ondernemen, Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling N.v.t. Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) Feedback van de praktijkbegeleider op jouw functioneren in de praktijk 10 stp – 280 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 7 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 161 uur • praktijkleren: 112 uur
97
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
Deze OWE hangt samen met de ‘Leerlijn Professionele Ontwikkeling’ op niveau 1 en 3 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken. Voor deelname aan de OWE: • je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald; • je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). Voor deelname aan de integrale toets: je mag maximaal 3 onvoldoendes hebben voor een deeltentamen van niveau 2 tot en met het moment van de 1e gelegenheid van blok 3. In de ‘Leerlijn Professionele Ontwikkeling’ leer je om je planmatig en doelgericht te ontwikkelen tot pedagoog met een duidelijke persoonlijke- en beroepsidentiteit. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: Praktijk Competentie Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1. Contacten leggen en in dialoog met 1, 2, 3, 4 betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een 3 interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een 1, 2, 5, 7, 8 interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en 1, 2, 4, 6, 8, 9 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren 1, 3, 4, 5 van werkzaamheden 9. De eigen professionaliteit blijvend 1, 2, 4, 5, 6, 7, 9 ontwikkelen Deeltoetsen Code Toetsvorm Cijfer Minimaal Weging resultaat Praktijk PEDverslag en ja 5,5 N.v.t. dLPO2-2 performance Aantal examinatoren: 2 Cesuur: examinator bepaald of grond van vastgestelde criteria of je hebt voldaan aan de cesuur • Aantal gelegenheden: 2 per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. Meer, W. de & Rombout, T. (2005). Intervisie, een wegwijzer (pp. 44-57). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. (deze literatuur is op Scholar te vinden). Scholar De professionele leerlijn loopt dwars door alle onderwijseenheden heen. Alle onderwijseenheden bieden een bijdrage aan jouw professionele ontwikkeling. Daarnaast komt professionele ontwikkeling expliciet aan bod binnen studieloopbaanbegeleiding. Praktijkleren: je voert in de praktijk de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. In de slb-lessen breng je je werkervaringen in, verbindt deze aan de leerstof en wissel je erover uit met medestudenten. • Werkcolleges • Praktijkleren Zie punt 6 1, 2, 3 en 4 N.v.t. • •
13.
Verplichte literatuur
14. 15.
Software Activiteiten
16.
Werkvormen
17. 18. 19.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
98
3.1.2
Onderwijseenheden, deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4
Titel onderwijseenheid (OWE)
Professioneel opvoeden N3 (PED-dPOa) Professional parenting N3
1. 2.
Opleiding
3. 4. 5.
Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Doelgroep
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiek studenten, incl. Pedagogiek studenten die het uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg (UGZ) volgen, deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 Professioneel opvoeden Zie punt 3 • Stimulerings-, hulpverlenings- en/of begeleidingsplan voor een jeugdige of een groep jeugdigen. • Uitvoeren van een pedagogische interventie (ouder – kind). • Deelname aan een multidisciplinair overleg. • Voeren van een collegiaal gesprek. 35 stp – 900 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 66 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 424 uur • praktijkleren: 490 uur Deze OWE hangt samen met de OWE ‘Ontwikkelingsstimulering, Orthopedagogische Hulpverlening en Opvoedingsondersteuning’ op niveau 1 en op niveau 2. Op niveau 3 zijn de werkterreinen Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning en Orthopedagogische hulpverlening samengevoegd in één beroepstaak. Niveau 3 betekent dat beroepstaken die binnen deze werkterreinen vallen complexer zijn en in de werkelijke situatie worden uitgevoerd en dat je een hoge mate van zelfsturing en integratie van de verschillende competenties moet laten zien bij de uitvoering van de beroepstaken. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 2 voor maximaal 4 deeltentamens / integrale toets nog geen voldoende behaald, waarvan maximaal 2 van de volgende deeltentamens: o Vaardighedentoets groepsgerichte O&O; o Gespreksvoering Opvoeder en jeugdige; o Omgaan met stressvolle situaties; o Casemanagementgesprek; • Je hebt de praktijk op niveau 2 behaald. Kenmerkend van de onderwijseenheid is dat je zelfstandig en individueel in een meer complexe praktijksituatie opdrachten uitvoert op het gebied van professioneel opvoeden. De opdrachten omvatten de taken die een professionele opvoeder in de praktijk uitvoert. Je krijgt hiervoor opdrachten vanuit de opleiding die je moet inpassen in het ‘normale pedagogische handelen’ op de praktijkplek. Als je het UGZ of het UJZ volgt moet je de opdrachten uitvoeren binnen de context van gehandicaptenzorg respectievelijk de jeugdzorg. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
99
11.
Beoordelingscriteria
Deeltentamen: begeleiding- of stimulerings- of hulpverleningsplan Competenties 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: methodisch handelen Competenties 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: training kindermishandeling Competentie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: training COM Competentie
12.
Tentaminering
9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamens Code Toetsvorm Begeleiding- of stimulerings- of hulpverleningsplan Methodisch handelen Training kindermishandeling Training COM
13.
Verplichte literatuur
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 5, 6, 7, 8 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 3, 4, 9 1, 2, 6
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 3 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11 3, 4, 9 1, 2, 3, 4, 6, 9
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 7, 9
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 7, 9 Cijfer
PED-dPO2
Verslag
ja
Minimaal resultaat 5,5
PED-dPO9
Performan ce Performan ce Performan ce
ja
5,5
Weging 1
1
PEDnee voldaan N.v.t dPO11 . PEDnee voldaan N.v.t dPO12 . Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. Werkplaats • Nabuurs, M. (2007). Basisboek systeemgericht werken. Amersfoort: Thieme Meulenhoff Afhankelijk van de training waaraan deelgenomen wordt:
100
• • • • •
Dekker, J. (2004). Video-interactiebegeleiding. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. (incl. dvd met beeldmateriaal orthopedagogisch centrum) Hoffman, E. (2009). Interculturele gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Janssen, H. & Wentzel, W. (2012). Basisboek huiselijk geweld. Bussum: Coutinho. Jong, P. de (2004). De kracht van oplossingen, handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Amsterdam: Pearson Assessment en information Schuur, G. (2009). Omgaan met agressie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg • Egberts, C. (2010). De blinde vlek van de orthopedagogiek: Orthopedagogen en de driehoek cliënt, ouders en begeleider. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 49, 186-213. • Gronden, K. van de, (2010). Toepassingen van systeemtherapie in de hulpverlening aan mensen met een verstandelijke beperking. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 49, 214-223. • Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) Competentieprofiel D. Competentieprofiel beroepskrachten met een hogere functie. Utrecht: VGN. • Een boekje met een ‘ervaringsverhaal’ van ouders of een cliënt over het hebben van een beperking, gerelateerd aan de doelgroep waar je mee werkt zoals: o Haverkamp, A. (2010). Dolgelukkig zijn wij. Amsterdam: Nieuw Amsterdam of: o Hilhorst, D. (2010). Altijd anders. Leven met een zorgintensief kind. Den Haag: Frisse Zin. 14.
Software
15.
Activiteiten
16.
Werkvormen
17.
Les- / Contacturen
18.
Onderwijsperiode
19.
Maximum aantal deelnemers
Scholar • Werkplaats In de werkplaats krijg je begeleiding van een docent bij werken aan de beroepsproducten. In deze werkplaatsen worden verschillende thema’s behandeld zoals systeemgericht werken, contact maken en ouderbegeleiding. De verbinding tussen de praktijk en de theorie staat hierbij centraal. Daarnaast volg je twee trainingen: de training ‘kindermishandeling en huiselijk geweld’ en een training omgaan met communicatieproblemen • Video Interactie Analyse (VIA) • Praktijkleren In de praktijk voer je de volgende opdrachten uit: o maken van stimulerings-, hulpverlenings- en/of begeleidingsplan voor een jeugdige of een groep jeugdigen. o uitvoeren van een pedagogische interventie (ouder – kind). o deelnemen aan een multidisciplinair overleg. o voeren van een collegiaal gesprek. Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). • Training • Werkplaats Zie punt 6 1, 2, 3 en 4 N.v.t.
101
Titel onderwijseenheid (OWE)
Signaleren en actie ondernemen (PED-dS3) Spotting & taking action N3
1. 2.
Opleiding
3. 4.
Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Doelgroep
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiekstudenten, incl. Pedagogiekstudenten die het uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg (UGZ) volgen, deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 Signaleren en actie Ondernemen Zie punt 3 Verslag van de uitvoering van een preventieve actie op basis van een uitgevoerde analyse. 7,5 stp – 210 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 12 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 93 uur • praktijkleren: 105 uur Deze OWE hangt samen met de OWE Signaleren en actie Ondernemen’ op niveau 1 en op niveau 2. In deze beroepstaak staat preventie centraal. Je leert te signaleren en op basis daarvan tot een aanpak te komen die er voor zorgt dat problemen voorkomen kunnen worden of kunnen verergeren. Op niveau 1 heb je geleerd hoe je op basis van een signaal een probleemanalyse maakt. Op niveau 2 heb je een signaal verder uitgewerkt en heeft verdieping plaatsgevonden. Op niveau 3 ga je in de praktijk daadwerkelijk een preventieve maatregel uitvoeren. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 2 voor maximaal 4 deeltentamens / integrale toets nog geen voldoende behaald, waarvan maximaal 2 van de volgende deeltentamens: o Vaardighedentoets groepsgerichte O&O; o Gespreksvoering Opvoeder en jeugdige; o Omgaan met stressvolle situaties; o Casemanagementgesprek; • Je hebt de praktijk op niveau 2 behaald. In deze onderwijseenheid staat de uitvoering van een methodisch plan van aanpak voor een preventieve maatregel en het maken van transfer centraal. Je doorloopt daarvoor eerst de stappen van een projectvoorstel en draaiboek. Als je het UGZ of het UJZ volgt moet je de opdrachten uitvoeren binnen de context van gehandicaptenzorg respectievelijk de jeugdzorg. 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren. 4.Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: eindverslag Competenties 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren. 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen
102
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 9, 10 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 4, 5 2, 3, 4, 6, 9
12.
Tentaminering
Deeltentamens
Code
Toetsvor m Verslag
Cijfer
Minimaal resultaat 5,5
Weging 1
13.
Verplichte literatuur
14. 15.
Software Activiteiten
16. 17. 201 8. 19.
Werkvormen Les- / Contacturen Onderwijsperiode
Eindverslag PED-dS3-2 ja • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: 2 per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. • Kok, H. (2005). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Woerden: NIGZ. • Donk, C. & Lanen, B.V. van der (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Scholar • Intervisiebijeenkomsten In intervisiebijeenkomsten kun je met medestudenten uitwisselen hoe de voortgang is van deze onderwijseenheid. Je werkt in steungroepjes gevormd door vier studenten. Deze groepjes ondersteunen elkaar het hele jaar bij het maken van de integrale opdracht. Je werkt in grote zelfstandigheid aan je beroepsproduct. • Praktijkleren Je voert in de praktijk een preventieve maatregel uit op grond van een methodisch plan van aanpak. Daarnaast voer je de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4). intervisiebijeenkomsten Zie punt 6 1, 2, 3 en 4
Maximum aantal deelnemers
N.v.t.
Titel onderwijseenheid (OWE)
Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling (PED-dK3a)
1. 2.
Opleiding
3. 4. 5.
Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiekstudenten, incl. Pedagogiekstudenten die het uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg (UGZ) volgen, deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling Zie punt 3 • Beleidsnotitie met beleidsvoorstellen op basis van een uitgevoerde analyse. • Evaluatie en reflectie van de (totstandkoming van de) beleidsnotitie. 7,5 stp – 210 sbu
Doelgroep
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
Geprogrammeerde contacttijd: 10,5 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 94,5 uur • praktijkleren: 105 uur Deze OWE hangt samen met de OWE ‘Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling’ op niveau 1 en op niveau 2. Op niveau 1 leer je te kijken naar een organisatie, op niveau 2 zie je de verbanden tussen de verschillende onderdelen en op niveau 3 kun je een gericht beleidsadvies formuleren. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 2 voor maximaal 4 deeltentamens / integrale toets nog geen voldoende behaald, waarvan maximaal 2 van de volgende deeltentamens: o Vaardighedentoets groepsgerichte O&O; o Gespreksvoering opvoeder en jeugdige; o Omgaan met stressvolle situaties; o Casemanagementgesprek. • Je hebt de praktijk op niveau 2 behaald.
103
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
De opdracht: Formuleer op basis van een analyse van een specifiek vraagstuk binnen je werkkring (praktijkgericht onderzoek) een beleidsadvies en schrijf een implementatieplan om deze voorstellen te implementeren binnen de organisatie. In deze onderwijseenheid ga je ofwel verder werken met de al verkende modellen (verdieping) ofwel met een (of meer) ander organisatieanalysemodel(len) (verbreding). Als verbreding wordt het kwaliteitszorgmodel INK behandeld. Je mag echter ook andere kwaliteitsmodellen (bijv. HKZ) gebruiken als die in de sector waar jij werkt, gebruikt worden. Doel van de opdracht is dat je je inzicht in ‘kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling’ binnen de betreffende organisatie toepast op een concreet, beroepsrelevant organisatie/beleidsthema. Als je het UGZ of het UJZ volgt moet je de opdrachten uitvoeren binnen de context van gehandicaptenzorg respectievelijk de jeugdzorg. 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Beleidsnotitie KB3 Competenties 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8.Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering Evaluatie en reflectieverslag KB3
Tentaminering
3, 4, 5
1 1, 2, 5
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 3, 5, 6, 7
Competenties
12.
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van 1, 3 werkzaamheden 9. De eigen professionaliteit blijvend 1, 2, 5, 9 ontwikkelen Deeltentamens Code Toetsvorm Cijfer Minimaal Weresultaat ging Beleidsnotitie PED-dK3a- Verslag ja 5,5 1 KB3 1 Evaluatie- en PED-dK3a- Verslag ja 5,5 1 reflectieverslag 2 KB3 Voor alle deeltentamens geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
104
13.
Verplichte literatuur
14. 15.
Software Activiteiten
Donk, C. & Lanen, B.V. van der (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Scholar Een bijdrage leveren aan kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling is alleen mogelijk binnen een ‘organisatiecontext’. Er vindt dus altijd een organisatieanalyse plaats als er beleid ontwikkeld en/of kwaliteit verbeterd wordt. Een organisatieanalyse methodiek ofwel –model (bijv. SWOT, 7 S) of een kwaliteitszorgmodel (bijv. INK, HKZ) en het uitvoeren van (kleinschalig) praktijkgericht onderzoek zijn dan ook steeds het uitgangspunt van het onderwijs rondom deze beroepstaak, op alle niveaus. •
In deze OWE voer je in je eigen praktijk een praktijkgericht onderzoek uit. Op grond van dat onderzoek schrijf je een beleidsadvies voor je eigen organisatie en een implementatieplan. Daarnaast voer je de taken uit die
bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk (zie voor verdere informatie par. 4.4).
In de werkplaats die op de opleiding plaatsvindt wordt je ondersteund bij de opdracht die je in de praktijk uitvoert.
16.
Werkvormen
17. 18. 19.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
Werkplaats Praktijkleren Zie punt 6 1, 2, 3 en 4 N.v.t.
Historie van het beroep (PED-dHISa) History of the profession
1. 2.
Opleiding
3. 4. 5.
Beroepstaak/taken Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Doelgroep
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiekstudenten, incl. Pedagogiekstudenten die het uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg (UGZ) volgen, deeltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4 Onderzoek en innovatie. N.v.t. Een betoog waarin je een actueel pedagogisch vraagstuk in een historisch perspectief plaatst. 2,5 – 70 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 12 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 46 uur • praktijkleren: 12 uur Binnen diverse onderwijseenheden in het curriculum leren studenten om vanuit verschillende perspectieven naar een pedagogisch vraagstuk te kijken. In deze onderwijseenheid staat het historisch perspectief centraal. Je hebt: • op niveau 2 alle studiepunten behaald, • de stage op niveau 3 behaald, • supervisie op niveau 3 behaald. In deze onderwijseenheid verwerf je kennis van de historie van pedagogiek, Je werkt toe naar het presenteren van een actuele en pedagogische stelling die je beargumenteert en onderbouwt vanuit historisch, maatschappelijk en pedagogisch perspectief. 5. Samenwerken met vrijwilligers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep
105
11.
Beoordelingscriteria
Deeltentamen Historie van het beroep Competenties
12.
Tentaminering
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 3
5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend 1, 2, 3, 7, 8, 9, 10 ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling 1 en profilering van het beroep Deeltoetsen Code Toetsvorm Cijfer Minimaal resultaat Historie van het PEDPerformance ja 5,5 beroep vdIa2 en verslag
Weging 1
Aantal examinatoren: 1 Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar • Toegestane hulpmiddelen: geen • Compensatiemogelijkheid: n.v.t. Weijers, I. (2007). De creatie van het mondige kind. Amsterdam: SWP. N.v.t. Het ondersteunende onderwijs bestaat uit acht werkcolleges waarin theoretische uitwisseling gecombineerd wordt met interactieve opdrachten. Werkcolleges Zie punt 6 3 en 4 N.v.t. • •
13. 14. 15.
Verplichte literatuur Software Activiteiten
16. 17. 18. 19.
Werkvormen Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
Titel onderwijseenheid (OWE)
Leerlijn Professionele Ontwikkeling (PED-dLPO3) Learning continuity pathway: Professional Development N3
1. 2.
Opleiding
3.
Beroepstaak/taken
4. 5. 6.
Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten Studiepunten/studielast
Doelgroep
7.
Samenhang
8.
Ingangseisen
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiekstudenten, incl. Pedagogiekstudenten die het uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg (UGZ) volgen, niveau 3, deeltijd, studiejaar 3 Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogische Hulpverlening, Signaleren en actie Ondernemen, Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling N.v.t. POP 7,5– 210 sbu Geprogrammeerde contacttijd: 35 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 70 uur • praktijkleren: 105 uur Deze OWE hangt samen met de ’Leerlijn Professionele Ontwikkeling’ op niveau 1 en 2 en er is een continue samenhang met alle beroepstaken van de opleiding. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). • Je hebt op niveau 2 voor maximaal 4 deeltentamens / integrale toets nog geen voldoende behaald, waarvan maximaal 2 van de volgende deeltentamens: o Vaardighedentoets groepsgerichte O&O; o Gespreksvoering opvoeder en jeugdige; o Omgaan met stressvolle situaties; o Casemanagementgesprek. • Je hebt de praktijk op niveau 2 behaald.
106
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
In de Leerlijn Professionele Ontwikkeling leer je om je planmatig en doelgericht te ontwikkelen tot pedagoog met een duidelijke persoonlijke- en beroepsidentiteit. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: supervisie Competenties 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen: praktijk Competenties
12.
Tentaminering
1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltoetsen Code Toetsvorm
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 3, 4, 5, 6, 8 1, 2, 3, 5, 6, 9, 10
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1, 2, 3, 4, 5, 7 1, 3, 4, 6 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 1 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 1, 3
1, 3, 4, 5 5, 6 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10 Cijfer
Supervisie
PED-dLPO32
performanc e
nee
Minimaal resultaat voldaan
Praktijk
PED-dLPO33
Performan ce & verslag
ja
5,5
Weging N.v.t. 1
Aantal examinatoren: 1 Cesuur: examinator bepaalt op grond van vastgestelde criteria of je hebt voldaan aan de eisen. Aantal gelegenheden: 2 (voor zover uitvoerbaar bij supervisie en praktijk). Toegestane hulpmiddelen: geen Compensatiemogelijkheid: n.v.t.
107
13.
Verplichte literatuur
14.
Software
15.
Activiteiten
16.
Werkvormen
17.
Les- / Contacturen
18.
Onderwijsperiode
19.
Maximum aantal deelnemers
Geenen, M.J. (2010). Reflecteren, leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho. • Janssen, H. (2011). Samen Opvoeden. Oriëntatie op Pedagogische werkvelden. Bussum: Coutinho. N.v.t. •
De professionele leerlijn loopt dwars door alle onderwijseenheden heen. Alle onderwijseenheden bieden een bijdrage aan jouw professionele ontwikkeling. Daarnaast komt professionele ontwikkeling expliciet aan bod binnen studieloopbaanbegeleiding en supervisie. Praktijkleren: je voert in de praktijk de taken uit die bij je functie horen. Je betrekt de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. In de slb-lessen breng je je werkervaringen in, verbindt deze aan de leerstof en wissel je erover uit met medestudenten. • Werkcolleges • Praktijkleren Zie punt 6 1, 2, 3 en 4 N.v.t.
Titel onderwijseenheid (OWE)
Afstuderen (PED-dAFSa)
1. 2.
Opleiding
3.
Beroepstaak/taken
4. 5.
Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Pedagogiek Naar: overzicht onderwijsaanbod Pedagogiekstudenten, incl. Pedagogiekstudenten die het uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg (UGZ) volgen, deeltijd, niveau 3, studiejaar 4 Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogische Hulpverlening, Signaleren en actie Ondernemen, Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling, Onderzoek en innovatie. N.v.t. • Een ontwerp van een nieuw of vernieuwend product / dienst op basis van een zelf uitgevoerd onderzoek en onderzoeksrapportage. • Een pleidooi waarin je jouw visie op het beroep beschrijft, deze onderbouwt en beschrijft hoe je volgens die visie handelt 27,50 stp – 770 sbu
7.
Doelgroep
Samenhang
Geprogrammeerde contacttijd:55,5 uur Geprogrammeerde onderwijstijd: • zelfwerkzaamheid: 329,5uur • praktijkleren: 385 uur Bij het afstuderen staat: ‘Onderzoeken en innoveren’ en de Integrale toets centraal. In de voorgaande studiejaren heb je binnen de beroepstaken signaleren en actie ondernemen en kwaliteit en beleid al onderzoeksvaardigheden opgedaan. Je hebt praktijkonderzoek uitgevoerd en je weet hoe je een probleemanalyse moet maken. Bij het afstuderen ga je onderzoek doen met als doel een innovatief product te ontwikkelen. Bij de integrale toets staat het metahandelen centraal. In het derde studiejaar is volop aandacht besteed aan het pedagogisch handelen met cliënten (segment 1) en is beoordeeld of je dit op dit op niveau 3 beheerst. Bij de integrale toets moet je laten zien dat je een eigen visie op het beroep hebt ontwikkeld en dat je die visie kunt onderbouwen vanuit theoretische kennis en inzichten, jouw normen en waarden, werkervaring in het beroepenveld en maatschappelijke ontwikkelingen. Hieraan is in de voorgaande studiejaren vooral in de Leerlijn Professionele Ontwikkeling uitgebreid aandacht besteed.
108
8.
Ingangseisen
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
Je hebt: • op niveau 2 alle studiepunten behaald, • de praktijk op niveau 3 behaald, • supervisie op niveau 3 behaald. Om deel te mogen nemen aan de Integrale toets zijn aanvullende ingangseisen: • Je hebt alle deeltentamens van de OWE’s ‘Professioneel Opvoeden’, ‘Signaleren en actie Ondernemen’ en ‘Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling’ op niveau 3 behaald en alle deeltentamens die behoren tot de ‘Leerlijn Professionele Ontwikkeling’ van het derde studiejaar. • Je hebt O&I en de minor (bijna) afgerond. Omdat de uitslag van sommige van deze deeltentamens vaak niet bekend zijn voor afname van de integrale toets, is geen voorwaarde dat je voor al die deeltentamens al een voldoende hebt behaald. Het is wel van belang dat je O&I en de minor (bijna) hebt afgerond, omdat daarover vragen worden gesteld bij de integrale toets. In deze onderwijseenheid werk je zelfstandig en op systematische, planmatige en projectmatige wijze aan de uitvoering van een opdracht van een professionele organisatie op het werkterrein van de hbo-pedagoog. De opdracht is gericht op het realiseren van een voor de beroepsuitoefening relevant, vernieuwend en bruikbaar projectresultaat. Als je het UGZ of het UJZ volgt moet je de opdrachten uitvoeren binnen de context van de gehandicaptenzorg respectievelijk de jeugdzorg. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Deeltentamen onderzoeksrapport en projectresultaat Competenties
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Deeltentamen Individuele verantwoording onderzoek 5.Samenwerken 1, 2, 3, 7, 8 9. Eigen professionaliteit ontwikkelen 4, 6, 9 10. Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep 4, 5, 7 Integrale toets
Je kunt • jouw visie op het handelen van een pedagoog beschrijven en onderbouwen aan de hand van praktijkvoorbeelden • jouw visie op het handelen van een pedagoog onderbouwen vanuit theorie • benoemen welke waarden en normen leidend zijn voor jouw visie op het handelen van een pedagoog • een transfer maken naar verschillende werkvelden • beschrijven wat de toegevoegde waarde is van een hbo-pedagoog bij het optimaliseren van het opvoedingsproces binnen verschillende werkvelden • aan de hand van concrete voorbeelden illustreren welke betekenis maatschappelijke ontwikkelingen hebben voor het beroep • actuele maatschappelijke pedagogische dilemma’s noemen en onderbouwen welke keuzes jij hierin zou maken
109
12.
Tentaminering
Deeltentamens Onderzoeksrapport en projectresultaat Individuele verantwoording onderzoek Integrale toets
Code
Cijfer
PED-dAFS-2
Toetsvorm Verslag
ja
Minimaal resultaat 5,5
Weging 1
PED-dAFS-3
Verslag
ja
5,5
1
PED-dAFS-1
verslag & perform ance
ja
5,5
1
Voor het onderzoeksrapport geldt: • Aantal examinatoren: 1 • Cesuur: je moet 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: twee per studiejaar
13.
Verplichte literatuur
14. 15.
Software Activiteiten
16.
Werkvormen
17. 18. 19.
Les- / Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
3.2.1
Integrale toets deeltijd, niveau 2
Titel integrale Toets 1. Opleiding 2. Doelgroep 3. Beroepstaken 4. (Beroeps)producten 5. Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens 6.
Integrale toets: • Aantal examinatoren: 2 • Cesuur: op het beoordelingsformulier wordt een aantal beoordelingsaspecten onderscheiden. Je krijgt per beoordelingsaspect een score op een vijfpuntsschaal (zo; o, v, g, zg). De gemiddelde score moet een v zijn. • Aantal gelegenheden: 2 • Donk, C. & Lanen, B.V. van der (2011). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Scholar • Begeleiding in kleine groepjes bij de uitwerking van de onderzoeksopdracht. • Daarnaast vindt ondersteunend onderwijs plaats met betrekking tot: o methoden van onderzoek, onderzoeks- en analysevaardigheden o innovatieve technieken Praktijkleren: je voert de onderzoeksopdracht in de praktijk uit. Je krijgt begeleiding bij het afstuderen en ondersteunende lessen Onderzoeksvaardigheden. Zie punt 6 1, 2, 3 en 4 N.v.t.
7.
Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens Ingangseisen
8.
Algemene omschrijving
Integrale toets niveau 2 (PED-vLPO2-1) Pedagogiek Pedagogiekstudenten, niveau 2, deeltijd Orthopedagogische Hulpverlening Een gesprek over een cliënt met verschillende betrokkenen De integrale toets is een deeltentamen binnen de OWE ‘Orthopedagogische hulpverlening A’. In deze OWE worden op niveau 2 nog andere deeltentamens afgenomen. In totaal staat voor deze deeltentamens 12,5 studiepunt. De integrale toets is een deeltentamen binnen de OWE ‘Orthopedagogische hulpverlening A’. In deze OWE worden op niveau 2 nog andere deeltentamens afgenomen. • Je hebt op niveau 1 minimaal 45 studiepunten behaald. • Je beschikt over een werkkring die voldoet aan de vastgestelde criteria (zie studiegids par. 4.4. en OER art. 2.7). Vanuit de functie van casemanager inzake een multi-probleemgezin voer jij, in samenspraak met en in aansluiting op de behoeften van de opvoeder(s) een casemanagementgesprek. In het overleg zijn zowel relevante mensen uit het netwerk van de opvoeder(s) aanwezig als professionals die een rol spelen bij het optimaliseren van de opvoedsituatie. Het gaat hierbij om een gesimuleerde setting.
110
9.
Competenties
10.
Beoordelingscriteria
11.
Integrale toetskenmerken en -vormen
12.
Verplicht en aanbevolen materiaal
1 Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren onderhouden 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competenties Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage) 1 Contacten leggen en in dialoog met 1, 2, 3 betrokkenen oriënteren en analyseren onderhouden 3. In dialoog met betrokkenen een 2, 5, 6 interventie uitvoeren en evalueren 5. Samenwerken met vrijwilligers en 2, 4, 7 medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 2, 3, 4 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie • Code (t.b.v. HAN-SIS): deeltijd: PED-dOAC2 • Toetsvorm: mondeling • Aantal examinatoren: 1 • Beoordeling: cijfer • Cesuur: je moet 55% van het totaal aan te behalen punten behaald hebben voor een voldoende. • Aantal gelegenheden: 2 • Riet, N. & Wouters, H. van (2010). Casemanagement. Assen: Van Gorcum.
13.
Onderwijsperiode
Periode 4
3.2.2
Integrale toets deeltijd, niveau 3
Titel integrale Toets 1. Opleiding 2. Doelgroep 3.
Beroepstaken
4.
(Beroeps)producten
5.
Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens Ingangseisen
6. 7.
Integrale toets niveau 3 (PED-dLPO4-1) Pedagogiek Pedagogiek studenten deeltijd incl. Pedagogiek studenten die het ‘uitstroomprofiel jeugdzorg (UJZ)’ en het ‘uitstroomprofiel gehandicaptenzorg’ (UGZ) volgen, deeltijd, niveau 3, studiejaar 4 Ontwikkelingsstimulering, Opvoedingsondersteuning, Orthopedagogische Hulpverlening, Signaleren en actie Ondernemen, Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling, Onderzoek en Innovatie. Een pleidooi waarin je jouw visie op het beroep beschrijft, deze onderbouwt en beschrijft hoe je volgens die visie handelt De integrale toets is een deeltentamen binnen de OWE Afstuderen. In deze OWE worden op niveau 3 nog andere deeltentamens afgenomen. In totaal staat voor deze deeltentamens 27,5 studiepunt. De integrale toets is een deeltentamen binnen de OWE Afstuderen. In deze OWE worden op niveau 3 nog andere deeltentamens afgenomen. • Je hebt alle deeltentamens van niveau 1 en niveau 2 behaald. • Je hebt alle deeltentamens van de OWE’s ‘Professioneel Opvoeden’, ‘Signaleren en actie ondernemen’ en ‘Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling’ op niveau 3 behaald en alle deeltentamens die behoren tot de ‘Leerlijn Professionele Ontwikkeling’ van het derde studiejaar. • Je hebt O&I en de minor (bijna) afgerond. Omdat de uitslag van sommige van deze deeltentamens vaak niet bekend zijn voor afname van de integrale toets, is geen voorwaarde dat je voor al die deeltentamens al een voldoende hebt behaald. Het is wel van belang dat je O&I en de minor (bijna) hebt afgerond, omdat daarover vragen worden gesteld bij de integrale toets.
111
8.
Algemene omschrijving
9.
Competenties
10.
Beoordelingscriteria (de nummers verwijzen naar de criteria in de bijlage)
11.
Integrale toetskenmerken en -vormen
12.
Verplicht en aanbevolen materiaal Onderwijsperiode
13.
Voor de integrale toets moet je een pleidooi schrijven waarin je beschrijft wat jouw visie is op het beroep van de hbo-pedagoog. Je moet daarbij aantonen dat je volgens die visie kunt handelen en voldoet aan de eisen die de opleiding daaraan stelt. Bij dit pleidooi hoort een theoretische onderbouwing. Vervolgens heb je een gesprek met twee examinatoren. Dit gesprek begint met een korte presentatie van jouw pleidooi. Daarna krijg je vragen over jouw pleidooi en krijg je een aantal vragen n.a.v. een casus. 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Je kunt: • jouw handelen beschrijven aan de hand van praktijkvoorbeelden • herkennen welke van de aangeboden theorie betrekking heeft op jouw handelen • benoemen welke waarden en normen een rol spelen bij jouw handelen • een transfer maken vanuit je eigen praktijkervaring • inzichtelijk maken hoe jij de kernkwaliteiten van het beroep inzet binnen jouw handelen • beschrijven, o.a. op grond van de uitgevoerde werkveldoriëntatie, binnen welke werkvelden en functies een hbo-pedagoog werkzaam kan zijn • je motivatie en inspiratie voor het werk van een pedagoog overtuigend overbrengen en onderbouwen. • een dilemma benoemen dat je in de praktijk bent tegen gekomen • Code (t.b.v. HAN-SIS): PED-dLPO4-1 • Toetsvorm: schriftelijk (pleidooi en portfolio) en mondeling • Aantal examinatoren: 2 • Beoordeling: cijfer • Cesuur: op het beoordelingsformulier wordt een aantal beoordelingsaspecten onderscheiden. Je krijgt per beoordelingsaspect een score op een vijfpuntsschaal (zo; o, v, g, zg). De gemiddelde score moet een v zijn. • Aantal gelegenheden: 2 Alle op niveau 3 aangeboden literatuur en materiaal Periode 4
112
Hoofdstuk 4 Verkorte programma’s Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER Voor sommige welomschreven doelgroepen is het mogelijk op basis van vrijstellingen aan een verkort programma deel te nemen. Niet van toepassing voor de opleidingen Sociale Studies
113
Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Pedagogiek Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt en de daartoe behorende onderwijseenheden. Conform artikel 3.4 lid 7 van de OER. Zie: Studiegids Pedagogiek voltijd 2015-2016 Het complete minoraanbod van de HAN tref je aan op HAN Insite.
114
Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Conform artikel 3.2 lid 8 van de OER Opsomming van de onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding die na het behalen van de ADgraad nog behaald moeten worden om de bachelorgraad te verkrijgen. Niet van toepassing.
115
Hoofdstuk 7 Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad Conform artikel 1.3 van de OER Beschrijving van de eindkwalificaties die de student dient te verwerven om de HBO-bachelorgraad te behalen. Eindkwalificaties van de opleiding Pedagogiek 1A 1B 2 3 4 5
6
7 8 9 10
Competentie
Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep
Competentiebeschrijving
Contact leggen en onderhouden met jeugdigen en hun opvoeders. Zich oriënteren op behoeften en vragen van jeugdigen en opvoeders die betrekking hebben op het opvoedingsproces en deze in dialoog met jeugdigen en hun opvoeders analyseren en diagnosticeren. Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen gericht op optimalisering van het opvoedingsproces. Methodisch handelen volgens een pedagogisch plan van aanpak en evalueren van zowel het handelen als het plan. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij die van invloed zijn op het opvoedingsproces van groepen van jeugdigen signaleren en deze beïnvloeden op micro-, meso- en macroniveau. Samenwerken met vrijwilligers, medewerkers en functionarissen zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie. Leiding en (werk)begeleiding geven aan vrijwilligers, medewerkers en stagiaires.
De noodzakelijke beheersmatige activiteiten voor het professioneel opvoeden verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid m.b.t. professioneel opvoeden en de zorg voor kwaliteit van de pedagogische dienstverlening. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en actief zoeken naar nieuwe ontwikkelingen. Een bijdrage leveren aan ontwikkeling en profilering van beroep en beroepsuitoefening van hbo-pedagoog met behulp van praktijkgericht onderzoek.
116
Bijlagen
117
Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste afkortingen en begrippen in alfabetische volgorde) 9
Afkortingen In het opleidingsstatuut worden de volgende afkortingen gehanteerd: - CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs - CvB: college van bestuur van de HAN - DC: dagelijkse commissie - DGGM: de directie van FGGM - DT: deeltijd - DU: duaal - DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs - EVC: Erkenning Verworven Competenties - FGGM: faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van de HAN - FR: faculteitsraad - HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen - HAN-SIS: studie informatiesysteem van de HAN - HTC: HAN Talencentrum - IDS: Internationaal Diploma Supplement - MR: Medezeggenschapsraad - NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie - OC: Opleidingscommissie - OER: onderwijs- en examenregeling - OS: opleidingsstatuut - OWE: onderwijseenheid - POP: persoonlijk ontwikkelingsplan - SBU: studiebelastingsuren - SIA: Studenten Inschrijf Administratie - SLB: studie(loopbaan)begeleiding - Slb-er: studie(loopbaan)begeleider - STP: studiepunt - VAR: verklaring arbeidsrelatie - VDO: (business unit) VDO Opleiding en Advies - VT: voltijd - WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - ZZP: zelfstandig zonder personeel Begrippen In het Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder: A Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. B Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. 9 In bijlage 1 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs- en examenregeling (OER), - het Reglement examencommissies, - het Reglement opleidingscommissies (OC’s), - het Studentenstatuut.
118
Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, op grond waarvan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd. De beroepstaken zijn de bouwstenen voor het curriculum en hebben meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Body of… : Een door de opleiding gemaakte selectie van onderwerpen die tijdens de opleiding geleerd en getoetst worden. Bij de puntjes staat ingevuld om wat voor soort onderwerpen het gaat. Vaak wordt deze term afgekort tot Bo. Voorbeelden zijn: BoK = Body of Knowledge, betreft professionele kennis; BoS = Body of Skills, betreft professionele vaardigheden; BoA = Body of Attitudes, betreft professionele houdingsaspecten; BOM = Body of Methods, betreft professionele methoden (gehanteerd bij CTO); BOAS = Body of Artistic Skills, betreft kennis m.b.t. mediumvakken (gehanteerd bij CTO). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 2.2 van het reglement examencommissie. Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft 119
benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. Dublin descriptoren: in Europees verband afgesproken criteria voor het HBO-bachelorniveau. E Eindkwalificaties/Eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Empowerment: Iemand sterker en zelfverzekerder maken, vooral ten aanzien van de controle over het eigen leven en het claimen van waar men recht op heeft. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: de commissie - als bedoeld in artikel 7.12 WHW - die wordt ingesteld voor een opleiding of een groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extern toezichthouder: een externe deskundige niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: een door de examencommissie aangewezen persoon - zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW - afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-SIS: het voormalig StudentInformatieSysteem van de HAN. HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN; Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). 120
Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is over het algemeen een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het College van Bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerlijn: Een samenhangend geheel van onderwijsleeractiviteiten om een bepaalde basiskennis of basisvaardigheid te leren. Een leerlijn heeft een opbouw die over een of meer leerjaren kan doorlopen. Voorbeelden zijn: De Onderzoeksleerlijn, die aangeeft hoe een student leert onderzoeksuitkomsten te gebruiken en zelf onderzoek te doen. De Leerlijn Professionele Ontwikkeling, die aangeeft hoe de student in de loop van de vier leerjaren een beginnende professionele identiteit ontwikkelt. De Conceptuele Leerlijn, die aangeeft hoe de student kennis en denkvaardigheden opbouwt. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: tentamen zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-Bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een 121
gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R 122
Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Senior studieloopbaanbegeleider: medewerker (ook wel coördinator studieloopbaanbegeleiding of studieadviseur genoemd) belast met coördinerende taken betreffende studieloopbaanbegeleiding. Service Bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleidsen beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: Service unit van het Service Bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de Service unit Studentzaken van het Service Bedrijf HAN die de BackOffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De 123
betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. U Uitstroomprofiel: zie afstudeerrichting. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een VWO-diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naar oordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig verklaard is. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform het HANjaarplanning (zie Opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
124
Bijlage 2: Relevante namen en adressen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Ruitenberglaan 31, Arnhem Postbus 5375, 6802 EJ Arnhem College van Bestuur: Dhr. dr. C.P. Boele, voorzitter Dhr. F.H.J. Stöteler, lid Mevr. dr. D. de Jong, lid
(026) 3691500
Faculteitsdirectie & staf Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Faculteitsdirecteur: Mevr. dr. S.M. van der Lyke Faculteitsbureau/Staf faculteitsdirectie: - secretaris faculteitsdirectie: dhr. B. Maertens MSc - secretariaat: mevr. J. Veltman en mevr. S. Freriks Instituut Paramedische Studies (IPS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. drs. M. Pistorius, instituutsdirecteur Mevr. drs. T. Komen, adjunct-instituutsdirecteur
(024) 3531111
(024) 3531111
Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. J. Schaap Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. A. Laarman Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. drs. W. van der Leeuw HAN Sport en Bewegen Heyendaalseweg 141, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. J. Hermans MSc, instituutsdirecteur Dhr. E. Versluijs, adjunct-instituutsdirecteur
(024) 3531111
(024) 3531111
(024) 3531111
(024) 3511400
Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. C. van Mierlo-Renia, instituutsdirecteur Mevr. drs. M. Beckers MSM, adjunct-instituutsdirecteur
125
(024) 3531111
HAN VDO Berg en Dalseweg 81, Nijmegen Postbus 9029, 6500 JK Nijmegen Directeur: Dhr. drs. F. van Westerhoven
(024) 3530600 fax (024) 3559866
Leslocatie Molkenboerstraat Professor Molkenboerstraat 3, Nijmegen 6524 RN Nijmegen
(024) 3277833
Studenten Inschrijf Administratie HAN (SIA) Antwoordnummer 2023
[email protected] 6800 WR Arnhem
(026) 3691045 fax (026) 3691750
Service unit Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV) t.b.v. FGGM Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Teamleider: mevr. drs. V. Koper HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) (onderdeel van MCV)
[email protected] / www.han.nl Ruitenberglaan 26, Arnhem Coördinator: mevr. J. Steenwinkel
(06) 14318616
(024) 3530500
International Office Nijmegen (Onderdeel van Service Centrum Onderwijs/SCO) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) 3530403/406 Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Beleidsmedewerker t.b.v. FGGM: mevr. drs. Y. van der Meijs Service unit Facilitaire Zaken/locatie GGM Laan van Scheut 10, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. B. Horsting
(024) 3531111
Service unit Informatie en Communicatietechnologie/locatie GGM Kapittelweg 33, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. drs. R. Frielink Faculteitsraad GGM Bisschop Hamerhuis Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Secretariaat: mevr. S. Schiks
(024) 3531111
(024) 3530362 fax (024) 3530355
Noodfonds HAN
(de regeling Noodfonds is opgenomen in de bijlage van het algemeen deel van het studentenstatuut)
Contactpersonen: Vacature Zie bij Studentendecanen
Campusdecanen HAN-Nijmegen Kapittelweg 33, Nijmegen, kamer C3.27 Mevr. drs. E.B.W.M. Diemel Dhr. drs. P. Hoekstra Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
(024) 3530246 (024) 3531330
126
Vertrouwenspersonen ongewenst gedrag Mevr. Marianne de Bruijn Mevr. Pia in ‘t Veld Vertrouwenspersonen t.b.v. Duitstalige studenten FGGM Mevr. Anke Noback
06-55291248
Vertrouwenspersoon allochtone studenten Dhr. Nevzat Cingöz
06-55291301
Ombudsman HAN Dhr. E. Hulshof
[email protected] of
[email protected] Bisschop Hamerhuis Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen
06-55240793 06-55291222
(024) 3530528/06-23228974
Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen (SSHN) Laan van Scheut 4, Postbus 1175, 6501 BD Nijmegen Openingstijden: werkdagen: 10.00-16.30 uur; di tot 19.00 uur
[email protected] Universitair Sportcentrum (USC) Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen Openingstijden: ma t/m vr: 08.30-23.00 uur; za & zo: 08.30-21.00 uur Universiteitsbibliotheek (UB) Erasmuslaan 36, 6525 GG Nijmegen; Postbus 9100, 6500 HA Nijmegen Openingstijden: ma t/m do: 08.30-22.00 uur; vr: 08.30-20.00 uur; za: 09.00-17.00 uur; zo: 10.00-17.00 uur. Catalogus op Internet: www.ru.nl/ubn
127
(024) 3594939 www.sshn.nl (024) 3612392
(024) 3612400
Bijlage 3: Plattegrond 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Receptie Auditorium Kantine Seneca Sportzaal Campuswinkel Studentverenigingen Vraagpunt
128
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Studiewisselpunt ICT-helpdesk Muzieklokalen La Pluche Studentencafé Centrale hal Binnentuin