Stijn Sieckelinck Sanne van Buuren & Halim El Madkouri (redactie)
Hoe burgers zelf de gezagscrisis aanpakken
96
Casus 3 >
Reflectie
door Marion van San
Getuigen over loverboys, voorbij de grenzen van lef en kwetsbaarheid Reflectie door Marion van San Linda Futa van Goch van de Stichting Open Ogen is een hulpverlener met een missie. Als jonge vrouw heeft zij een fout vriendje gehad, iemand die men tegenwoordig loverboy zou noemen, wat voor haar een buitengewoon traumatiserende ervaring was. Nu is zij een volwassen vrouw en wil zij jonge meisjes behoeden voor de slinkse trucs van dit soort knapen. Zij doet dit op een nogal onorthodoxe wijze, namelijk door tijdens voorlichtingssessies op scholen en persoonlijke gesprekken met meisjes vooral veel over haar eigen ervaringen te vertellen en haar gevoelens de vrije loop te laten wanneer de meisjes met hun verhalen over verkeerde jongens komen. Zelf is zij er vrij zeker van dat haar aanpak werkt en ze heeft plannen om haar deskundigheid uit te breiden door bijvoorbeeld hulpverleners op te leiden volgens haar methodiek. Maar een eerste probleem met dit soort aanpakken is dat we zelden weten of ze werken. Als meisjes na het horen van het verhaal van Linda beter met hun emotionele problemen kunnen omgaan of weerbaarder zijn tegen de avances van loverboys, is dat alleen maar mooi meegenomen. Jammer genoeg weten we niet in welke mate dit te danken is aan het programma en wat de mogelijke onbedoelde neveneffecten zijn. Ik geef enkele redenen waarom deze casus voldoende kritisch moet worden benaderd. Deels hebben die te maken met de uitdagingen aan hedendaagse pedagogische gezagsdragers in het algemeen, deels ook met de limieten van deze aanpak in het bijzonder. En ik laat zien dat dit, samen met de onduidelijkheid over de effectiviteit van dit soort aanpakken, de grenzen aantoont van het steeds persoonlijkere gezicht van gezag. Linda heeft door haar eigen verleden het lef ontwikkeld om open over de problemen die zij heeft gehad te praten, wat veel jongeren zou aanspreken. Maar daarnaast blijkt dat zij zich tijdens de voorlichtingssessies en gesprekken buitengewoon kwetsbaar opstelt en haar gevoelens de vrije loop laat. Haar succes zit hem naar eigen zeggen in het feit dat zij heel dicht bij de jongeren staat, dat zij voelt wat zij voelen en daardoor bij hen een snaar weet te raken waar andere hulpverleners veel meer moeite mee hebben. Of, zoals de beleidsmedewerker die Linda vaak inzet het uitdrukt: ‘Ze herkent de signalen, ze herkent de gevoe-
Getuigen over loverboys, voorbij de grenzen van lef en kwetsbaarheid
Blootgeven
97
lens. Niet alleen van zichzelf, maar ook van de meisjes waarmee ze in het verleden ook contact heeft gehad. Dit is een ervaringsdeskundige om het zo maar te noemen en die durft en kan en weet die meisjes te raken.’ Dat zij heel dicht bij de jongeren staat, is op zich een positief teken. Aan alle pedagogisch gezag lag volgens de pedagoog Langeveld (1979) immers de identificatie van opvoeder en opvoedeling ten grondslag, waarbij volgens hem een vertrouwensrelatie tussen beide onontbeerlijk was. Was die er niet, dan was er enkel sprake van overmacht en onderwerping. Daarnaast getuigt het van lef dat zij haar eigen ervaringen deelt met jongeren, waardoor ze de jongeren blijkbaar op de een of andere manier weet te raken. Maar de vraag is of dat tegelijkertijd niet ook haar zwakte is. Is het denkbaar dat zij door het openlijk tonen van haar kwetsbaarheid haar invloed als pedagogische gezagsdrager niet ook in belangrijke mate ondermijnt? Het is over de tegenstelling lef versus kwetsbaarheid, die beide verenigd zijn in de persoon van Linda, dat deze reflectie gaat. De vragen die daarbij als leidraad dienen, zijn: Hoeveel lef moet je hebben om pedagogisch gezagsdrager te kunnen zijn? Hoe kwetsbaar mag je je opstellen? Met andere woorden: wat zijn de grenzen van het steeds persoonlijkere gezicht van gezag?
Hedendaagse uitdagingen voor pedagogische gezagsdragers Gezagsdragers dienen volgens Van Stokkom (2000) in de hedendaagse samen leving over veel capaciteiten te beschikken, willen ze aan de verwachtingen voldoen. Zij ontlenen hun gezag meer en meer aan het gaande houden van een open dialoog, gaan in op vragen en kritiek, geven speelruimte zodat de betrokkenen kunnen leren van hun fouten en etaleren een feilbare en behulpzame houding. De responsieve opvoedingsstijl heeft de omgang er volgens Van Stokkom niet makkelijker op gemaakt. Responsief opvoeden kost veel energie, omdat er nooit makkelijke oplossingen zijn, er voor elk plan of voorstel weer draagvlak gecreëerd moet worden en er eindeloos gecorrigeerd moet worden, terwijl de eigenheid van kinderen bewaard moet blijven. Het pedagogisch gezag is dus kwetsbaarder en feilbaarder geworden. Maar daarnaast is het heel goed mogelijk dat er in de huidige ingewikkelde tijd steeds meer lef nodig is om in
98
Casus 3 >
Reflectie
door Marion van San
aanmerking te komen voor de rol van pedagogisch gezagsdrager. Vooral omdat jongeren steeds mondiger zijn geworden en niet zomaar alles aannemen wat hen wordt voorgespiegeld.
Lef Linda vertelt zelf hoeveel lef ervoor nodig was toen zij begon met de informatiesessies op scholen waar zij haar persoonlijke verhaal vertelde. Ze begon op haar werk voor het eerst te vertellen over wat haar was overkomen. Collega’s overtuigden haar ervan dat ze iets met haar verhaal moest doen. En zo begon ze na een aantal omzwervingen met voorlichting op middelbare scholen. Tijdens die bijeenkomsten vertelde ze heel open over wat ze had meegemaakt en probeerde zo bij de jongeren een discussie los te maken. Zij kreeg wel eens complimenten van jongeren over het lef dat ze tijdens die bijeenkomsten tentoon spreidde. ‘Ik kwam wel al vanaf het begin krachtig over, dat jongeren hadden van: “U? Hoe kan dat nou? Is dat met u ook gebeurd?” Terwijl ik toen best nog wel heel kwetsbaar was.’ Daarnaast vertelt zij het verhaal van een lerares die openlijk aan haar leerlingen vertelde dat ze in de drugshandel had gezeten en hoe dat bijna haar leven had verwoest. Het verhaal had zo veel indruk gemaakt op de jongeren in de klas, dat een aantal onder hen spontaan gestopt was met blowen. Er was bij de lerares veel lef voor nodig om haar ervaringen op deze manier met haar leerlingen te delen, omdat ze dacht dat ze op die manier haar gezag zou verliezen (en misschien zal zij ook wel gedacht hebben aan eventuele repercussies vanuit de schooldirectie). Maar volgens Linda is het tegendeel waar gebleken. Doordat zij haar ervaringen met haar leerlingen ging delen, had zij namelijk indruk op hen gemaakt en hen aan het denken gezet over hun eigen gedrag. ‘Dat is de kracht van het delen van ervaringen en dat leiderschap, we weten het allemaal, leiderschap is dus leiding nemen, laten zien. Is niet van: ik ga jou vanuit mijn positie vertellen wat jij moet doen. Nee, ik ga je laten zien wat het met mij allemaal heeft gedaan en dan kunnen ze zelf kiezen wat ze ermee doen.’ Het succes van haar aanpak schuilt er volgens Linda voorts in dat zij voelt wat de jongeren voelen, omdat zij in het verleden heeft meegemaakt wat het is om onderdrukt te worden door een man. Omdat zij naar eigen zeggen de gevoelens van de jongeren begrijpt, heeft ze vaak aan één woord genoeg om te achterhalen wat er precies met hen aan de hand is. Althans, daar is zij van overtuigd.
Getuigen over loverboys, voorbij de grenzen van lef en kwetsbaarheid
Blootgeven
99
Kwetsbaarheid Naast het tonen van lef behoort het tot de stijl van Linda dat ze zichzelf tijdens de voorlichtingssessies en persoonlijke gesprekken kwetsbaar durft op te stellen en niet schroomt om haar emoties te tonen. Zij geeft naar eigen zeggen voorlichting op scholen om jongeren te helpen, maar de gesprekken die zij heeft, zijn voor haar zelf bovendien van therapeutische waarde. Jongeren delen met haar – ondanks dat hun vertrouwen geschaad is – naar eigen zeggen relatief snel hun ervaringen. De reden dat zij dat doen, heeft er volgens Linda vooral mee te maken dat zij bij haar hebben kunnen observeren dat de verhalen haar niet onberoerd laten. Door zich kwetsbaar op te stellen, jongeren veel van haar eigen ervaringen te vertellen en hen uit te leggen dat wat hen overkomen is ook anderen kan overkomen, weet zij zodanig vertrouwen op te bouwen dat jongeren relatief makkelijk hun ervaringen met haar delen. Of zoals zij het zelf uitdrukt: ‘En zelfs nu voel ik het verdriet van sommige jongeren en als ik mij daar niet voor afsluit, ik laat het bij mij binnenkomen, dan kan ik daar echt wel natte ogen van krijgen. En ik weet dat heel veel volwassenen dat niet doen, want die denken dan gezag te verliezen of autoriteit te verliezen, maar ik weet dat dat niet zo is.’
Over de risico’s van niet op effectiviteit onderzochte aanpakken Dit type aanpakken kent een aantal uitdagingen met betrekking tot de (wetenschappelijk aangetoonde) noodzaak van de methode. Het is namelijk nog maar de vraag of voorlichting over loverboyproblematiek noodzakelijk is. Uit onderzoek dat ik samen met collega’s van de Universiteit Utrecht deed (Bovenkerk e.a., 2006; Bovenkerk & Van San, 2011; Van San & Bovenkerk, in press) bleek dat er in Amsterdam bijvoorbeeld maar weinig meisjes voor de prostitutie werden geworven, waardoor een echte noodzaak voor voorlichting op scholen uit onze onderzoeksresultaten niet kon worden afgeleid. Toch bestond er in de stad een rijkelijk gevarieerd voorlichtingsprogramma dat op een groot aantal scholen liep. Baat het niet, dan schaadt het niet, zou je in dit geval kunnen zeggen, maar is dat wel zo? Daarnaast is het de vraag in hoeverre we zonder meer kunnen vertrouwen op de effectiviteit van voorlichting op scholen. In de Verenigde Staten bestaat al jarenlang ervaring met voorlichting op middelbare scholen over de risico’s van het
100
Casus 3 >
Reflectie
door Marion van San
Jonge prostituees hebben wel degelijk een actieve inbreng
gebruik van alcohol, tabak en drugs, wat bekend is onder de naam DARE (Drug Abuse Resistance Education). Het programma is al vaker geëvalueerd en het resultaat is ontmoedigend. DARE werkt niet, of zelfs averechts (West & O’Neal, 2003). Waarom het resultaat negatief is, is niet helemaal duidelijk. Is het omdat voorlichting jongeren op een idee brengt? Of maakt de afschrikkingstactiek van de voorlichter de zaak juist spannender? We weten het niet. Wat verder uit de Amerikaanse ervaringen blijkt, is dat dergelijke programma’s wel de nodige effecten zouden kunnen hebben, maar dan enkel onder specifieke condities en alleen wanneer zij worden ondersteund door andere maatregelen. Misschien is er ook wel een verschil tussen voorlichtingsprogramma’s over ongezonde leefgewoonten en voorlichting over loverboys. In ieder geval zou elk van de programma’s waarin gewaarschuwd wordt tegen loverboys – want dat zijn er landelijk vele tientallen – met een serieuze evaluatie gepaard behoren te gaan. In de praktijk wordt echter bijna geen van deze initiatieven op hun effectiviteit onderzocht.
Over de grenzen van het steeds persoonlijkere gezicht van gezag In het specifieke geval van Linda heeft het persoonlijke gezicht van haar gezag een duidelijk voordeel. Zij weet jongeren door haar manier van werken te raken en zou hen op die manier beter kunnen helpen dan een reguliere hulpverlener. Maar aan de andere kant heeft het persoonlijke gezicht van haar gezag ook een duidelijk nadeel. Het lijkt aannemelijk dat zij, door de goede toegang die zij heeft tot de jongeren, ook een vrij grote invloed op hen heeft. Het probleem is echter dat zij een erg eenzijdig verhaal vertelt over wat loverboys zijn en hoe zij te werk gaan. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ze een eenzijdig slachtofferdiscours voert. Het vertoog dat rond het probleem van de loverboys is ontstaan, wordt al jaren, vooral onder aanvoering van de hulpverlening, gedomineerd door het slachtofferperspectief. Dit staat echter een goed begrip van het probleem in de weg. Niet alleen wordt het meisje of de prostituee ontdaan van haar individualiteit – slachtofferschap is immers niet meer dan een conditie, een status – het reduceert het probleem ook tot dat van een beklagenswaardig en onschuldig slachtoffer, dat wordt uitgebuit door een gewetenloze boef. Of zoals Ine Vanwesenbeeck, een feministe met een stevige internationale reputatie, die veel onderzoek heeft gedaan naar prostitutie schrijft: ‘(…) when researchers have
Getuigen over loverboys, voorbij de grenzen van lef en kwetsbaarheid
Blootgeven
101
difficulty understanding rational, not to mention positive, reasons for choosing sex work and find it easier to think of prostitutes as victims, it is understandable that sex workers will rather stress their victim status and negative motivations for working’ (Vanwesenbeeck, 2001: 259). In werkelijkheid hebben jonge prostituees zelf wel degelijk een actieve inbreng, schrijft ook Weitzer (2005). De boodschap van de hulpverlening over het huidige probleem van de loverboys betekent een stap terug vergeleken met het aanvankelijke inzicht van de victimologie, dat het probleem er niet een is van een gewetenloze dader en een onschuldig slachtoffer, maar dat het schuilt in de relatie die deze twee mensen met elkaar zijn aangegaan (Bovenkerk e.a., 2006; Bovenkerk & Van San, 2011; Van San & Bovenkerk, in press). Wat uit onze onderzoeken voorts naar voren kwam, is dat het klassieke loverboyverhaal, zoals we dat kennen uit de media (jongen ontmoet meisje, overstelpt haar met cadeautjes en dwingt haar vervolgens om in de prostitutie te werken), in de praktijk maar zelden voorkomt. De souteneurs die wij spraken, hadden de begrijpelijke neiging zichzelf vrij te pleiten, maar misschien schuilt er ook wel enige waarheid in hun bewering dat meisjes die de prostitutie verlaten het verhaal van de media, of dat wat zij in het voorlichtingsverhaal van hulpverleners hebben gehoord, navertellen. Sommige jongens waren van mening dat de meisjes onder invloed van dergelijke verhalen hun aangifte bij de politie zodanig inkleedden dat het leek alsof ze het klassieke verhaal precies zo hadden meegemaakt. En ja, er zijn meisjes die relaties aangaan met jongens die uiteindelijk uitlopen in prostitutie. Maar die relaties kennen veel varianten. Meestal nemen de mannen het initiatief, soms de vrouw. Vaak komt er dwang, geweld en in ieder geval overwicht aan te pas, maar soms ook niet. Soms maken de jongens gebruik van een relatie met onwetende meisjes, anderen zoeken speciaal vrouwen op die al in de prostitutie zitten. Soms doorloopt de relatie een patroon en zijn er aparte stadia te onderscheiden, maar soms zijn die moeilijk te herkennen. Sommige relaties worden vroegtijdig verbroken, in andere worden er stadia ‘overgeslagen’ of begint het meisje een nieuwe cyclus met een andere jongen. Soms worden de meisjes beroepsprostituees, bij anderen duurt de bevlieging niet meer dan een paar maanden. Net zoals er dus veel verschillende typen prostituees zijn, zijn er dus veel verschillende typen pooiers en het klassieke loverboyverhaal is daar maar een variant van, dat, zoals gezegd, in de praktijk maar zelden voorkomt.
102
Casus 3 >
Reflectie
door Marion van San
Het is evenwel goed mogelijk dat meisjes onder invloed van het verhaal van Linda hun eigen verhaal gaan aandikken, omdat zij zich zodanig met haar vereenzelvigen dat zij nog maar moeilijk de realiteit zien van wat hen is overkomen. Een mooi voorbeeld hiervan komt naar voren uit het gesprek met Emine, die een vriendje heeft gehad dat nu niet meteen een voorbeeld is van een trouwe liefdespartner. Toen Emine weigerde op zijn seksuele avances in te gaan, had hij haar zelfs tot seks gedwongen, wat voor Emine een buitengewoon nare ervaring was geweest. Emine had het voorlichtingsverhaal van Linda gehoord en had daarna een afspraak met haar gemaakt, omdat het indruk op haar had gemaakt. Linda had haar vervolgens gevraagd om mee te doen met een langer traject, waarbij ze in contact kon komen met meisjes die ook met een loverboy (!) te maken hadden gehad. Emines vriendje was, zoals reeds gezegd, niet het voorbeeld geweest van een betrouwbare partner, maar om hem op basis van wat er gebeurd was een loverboy te noemen, gaat mijns inziens wel erg ver. Hetzelfde overkwam ons voortdurend tijdens ons onderzoek op de Wallen in Amsterdam. Veel van de meisjes die achter de ramen stonden en waar wij gesprekken mee aanknoopten, hadden het steevast over hun loverboy. Bij verder doorvragen bleek vaak dat deze meisjes hun zogenoemde loverboy hadden leren kennen toen ze al in de prostitutie werkten of dat ze tijdens hun relatie vrijwillig in de prostitutie waren gestapt en hun vriendje gaandeweg mee was gaan profiteren van het geld dat zij verdienden. Ook hoorden we verhalen dat zij sinds de dag dat zij in de prostitutie werkten hun vriendje overstelpten met cadeautjes (het omgekeerde verhaal dus van wat vaak wordt verteld!), zodat hij toch bij hen zou blijven. Want hun loverboy was geen uitbuiter zoals al die anderen! Tussen hen was het echte liefde!
Hoe verder? Er zijn dus wel degelijk bepaalde grenzen aan het steeds persoonlijker wordende gezag, zoals deze casus mooi laat zien. In dit specifieke geval is duidelijk dat door de hulpverlener een eenzijdig verhaal wordt verteld waarin jonge meisjes worden meegezogen en waardoor ze het gevoel krijgen dat ze worden omgeven door loverboys. Dat dit nadelige gevolgen kan hebben, hoeft uiteraard geen betoog. De vraag is daarom wat daaraan te doen valt. In de eerste plaats is het, zoals eerder betoogd, maar zeer de vraag of voorlichting op scholen over loverboys effectief is. Dat is in Nederland in ieder geval
Getuigen over loverboys, voorbij de grenzen van lef en kwetsbaarheid
Blootgeven
103
nooit onderzocht en buitenlandse ervaringen naar vergelijkbare voorlichtingsprogramma’s doen het ergste vermoeden. Maar daarnaast is de vraag of de boodschap die door hulpverleners tijdens dergelijke sessies wordt meegegeven het nodige effect sorteert. De hulpverlening zou dus wat dat betreft veel meer gebruik moeten maken van inzichten uit de victimologie. Deze laten zien dat bij kwetsbare relaties – wat de relatie tussen een zogeheten loverboy en zijn vriendinnetje toch ook is – het probleem er niet een is van een gewetenloze dader en een onschuldig slachtoffer, maar dat het probleem schuilt in de relatie die deze twee mensen met elkaar zijn aangegaan. De eenzijdige focus op slachtofferschap staat immers een goed begrip van het probleem in de weg. Voorts laat deze casus zien dat er een spanning is tussen persoonlijke betrokkenheid van de hulpverlener en professionele distantie. Dat een hulpverlener zich kwetsbaar opstelt, heeft misschien wel meerwaarde voor meisjes die inderdaad iets heel heftigs hebben meegemaakt, maar de vraag is of het ook werkt voor ‘gewone’ pubers. In dit geval is het waarschijnlijk veel verstandiger dat hulpverleners in koppels van twee werken, waarbij de ene hulpverlener persoonlijke betrokkenheid toont en de andere de nodige professionele distantie bewaakt, die een hulpverlener ook dient te hebben om goed te functioneren.
104
Casus 3 >
Bronnen • Bovenkerk, F. & San, M. van (2011). Loverboys in the Amsterdam Red Light District: A realist approach to the study of a moral panic. Crime, Media, Culture, vol. 7, no. 2, 185-199.
• Bovenkerk, F., San, M. van, Boone, M. Boekhout van Solinge, T. & Korf, D. (2006). Loverboys of modern pooierschap. Amsterdam: Augustus.
• Langeveld, M. (1979). Mensen worden niet geboren. Inleiding tot de pedagogische waardenleer. Nijkerk: Intro.
• San, M. van & Bovenkerk, F. (2012). Secret Seducers. True Tales of Pimps in the Red Light District of Amsterdam. Crime, Law and Social Change (in press).
• Stokkom, B. van (2000). Jeugdgeweld: Ouderlijk falen of socialisering in vrijetijdsarena’s. Pedagogiek, 20, 2.
• Vanwesenbeeck, I. (2001). Another Decade of Social Scientific Work on Sex Work: A Review of Research 1990-2000. Annual review of Sex Research, 12, 242-289.
• Weitzer, R. (2005). New directions in research on prostitution. Crime, Law and Social Change, 43, 4/5, 211-235.
• West, S.L & O’Neal, K.K. (2004). Project D.A.R.E. outcome effectiveness revisited. American Journal of Public Health, 94 (6), 1027-1029.
Colofon © 2013 FORUM | Boom Lemma uitgevers Tekst S. Sieckelinck (auteur), S. van Buuren & H. El Madkouri (red). Ontwerp Volta_ontwerpers, Utrecht Fotografie Jeroen Alberts (portretten), Hollandse Hoogte, Martijn Beekman (foto pagina 108) Druk Drukkerij Wilco, Amersfoort
FORUM is een onafhankelijk kennisinstituut op het terrein van multiculturele vraagstukken vanuit het perspectief van de democratische rechtsstaat, sociale cohesie en gedeeld burgerschap. FORUM vergaart kennis op het brede terrein van integratie, stelt deze beschikbaar en zet de kennis om in praktisch toepasbare methoden en producten. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. ISBN 978-90-5931-942-4 NUR 741 www.forum.nl www.boomlemma.nl