Stijn Sieckelinck Sanne van Buuren & Halim El Madkouri (redactie)
Hoe burgers zelf de gezagscrisis aanpakken
74
Casus 2 >
Reflectie
door Bas Levering
Opvoeden: Niet uit het boekje? Reflectie door Bas Levering Wat onmiddellijk aanspreekt in het bijzondere verhaal van Marco Mout is wat je de vanzelfsprekendheid van natuurlijk gezag zou kunnen noemen. ‘Marco heeft het’, zo gezegd. Dat wordt ook met zoveel woorden door zijn eerste gezel, Gijs, bevestigd. Dat hij met een zekere trots gewag maakt van het feit dat hij niet voor opvoeden heeft doorgeleerd, sluit bij die typering aan. Dat wordt wellicht nog het meest duidelijk in de manier waarop hij zich afzet tegen de geïnstitutionaliseerde Jeugdzorg. Daar wil hij zo weinig mogelijk mee te maken hebben. We moeten ons overigens niet in die natuurlijkheid en vanzelfsprekendheid vergissen. Het is zeer de vraag of Marco’s aanpak wel zo intuïtief is. Het is zeker niet zo dat hij op de automatische piloot vaart. Marco heeft zeer grondig over zijn aanpak nagedacht. Hij heeft een heldere opvatting over de manier waarop de jongens die aan hem worden toevertrouwd, moeten worden aangepakt. Uit alles wat hij vertelt, valt misschien wel een theorie over opvoeding af te leiden, zeker een theorie over hoe de verhouding in de opvoeding moet zijn. Over opvoedingsgezag dus. Ik zal betogen dat het bovendien om een nogal ouderwetse invulling van gezag gaat. Marco zet zich juist tegen de term ‘gezag’ af, omdat hij die associeert met leger en politie. Daarin staat hij niet alleen. Maar dat verduistert wel wat gezag in de opvoeding kan betekenen. ‘Gezag’ is een begrip dat al heel lang de theorie van de opvoeding draagt. Het lijkt goed om aan het begin van deze reflectie dát begrip van gezag te verduidelijken. Dan zou namelijk wel eens kunnen blijken dat Marco Mout veel minder ver afstaat van de traditionele opvoedingstheorie dan hij denkt en zegt. In ieder geval kan zo duidelijk worden hoe die verhoudingen liggen.
Gezag in het algemeen Om duidelijk te maken wat ‘gezag’ in de traditionele opvoedingstheorie betekent, is het goed om gezag eerst in het algemeen tegen macht af te zetten. Bij ‘macht’ tussen personen gaat het om een afgedwongen hiërarchische relatie. De een speelt de baas over de ander, de ander moet doen wat de een zegt, en de ander is het daar niet mee eens. Als Marco ‘gezag’ bekritiseert, lijkt hij het over ‘macht’ te hebben. Dat komt heel vaak voor. Bij ‘gezag’ tussen personen gaat het wel om een hiërarchische relatie, maar het is geen relatie onder dwang – zo zagen we ook al in de inleiding van deze bundel. In het geval van gezag is
Opvoeden: Niet uit het boekje?
Opvoeden
75
er sprake van instemming met de relatie door de onderliggende partij. Het gezag wordt bijvoorbeeld gelegitimeerd door het feit dat de gezagsvolger aan de ander een grotere deskundigheid toekent. Het gezag wordt erkend. Het grappige is dat ook Gijs gewag maakt van het onderscheid. Hij zegt dat je gezag op vele manieren kunt afdwingen. ‘Van gesprek tot en met een pistool.’ Het zal duidelijk zijn dat we met een pistool afgedwongen gezag geen gezag noemen, maar juist macht. Gijs noemt gezag dat koste wat kost wordt opgelegd een slechte vorm van gezag, maar dat wordt traditioneel inderdaad macht genoemd. Omdat Marco gezag met macht associeert, wil hij van die term af en kiest hij voor ‘leiderschap’. Het feit dat de term gezag veel vaker weerstand oproept, zou wel eens iets te maken kunnen hebben met het feit dat degenen die met gezag bekleed zijn niet zelden naar machtsmiddelen grijpen, omdat ze zo hun gezag denken te kunnen handhaven, maar dan zijn ze het dus al kwijt. Daarnaast moet gezag om die naam te kunnen dragen zich dus voortdurend willen verantwoorden en dat is nu ook niet het beeld dat bijvoorbeeld de autoritaire jarenvijftig vader oproept. Maar dat laat de traditionele betekenis van ‘gezag’ onverlet. In de sociologie wordt gezag al sinds Max Weber (1864-1920) opgevat als ‘gelegitimeerde macht’ en ‘legitimatie’ in termen van vrijwillige gehoorzaamheid. Webers test voor legitimiteit is het positieve antwoord op de vraag of de gezagsvolger de vrijheid heeft om niet te gehoorzamen.
Opvoedingsgezag In de theorie van de Utrechtse pedagoog Langeveld (1905-1989) fungeert gezag als kern van de opvoedingsrelatie. Langeveld stelt aan het opvoedingsgezag twee voorwaarden. Het gezag moet aanvaard worden en aanvaardbaar zijn. Voor de aanvaardbaarheid van het gezag moet de opvoeder zorg dragen door zijn eisen en verwachtingen op het ontwikkelingsniveau van het kind af te stemmen. En net als bij gezag in het algemeen moet het opvoedingsgezag door de gezagsvolgeling worden aanvaard. Met andere woorden, er is alleen sprake van opvoedingsgezag als het door het kind wordt erkend. Dat kan het kind volgens Langeveld vanaf de taalontdekking. Dan kan het kind ook letterlijk ‘nee’ zeggen tegen de relatie. Net als ‘gezag’ heeft ‘gehoorzaamheid’ een ouderwetse klank. Maar bij Langeveld staat ‘gehoorzaamheid’ voor zelf erkend gezag. (In die zin voldoet Langevelds opvatting van opvoedingsgezag aan Webers legitimiteits toets.) ‘Opvoeden’ heeft bij Langeveld een ondergrens. Bij jonge kinderen kan er van opvoeden nog geen sprake zijn, omdat zij het gezag nog niet letterlijk
76
Casus 2 >
Reflectie
door Bas Levering
kunnen erkennen. Er is dan ook nog geen sprake van gehoorzaamheid, maar hooguit van primitieve volgzaamheid. Vanwege deze ondergrens van de opvoeding is Langeveld later op vele manieren bekritiseerd. Kinderen kunnen, ook voordat zij de taal machtig zijn, inderdaad al op andere manieren laten merken dat ze niet met de relatie instemmen. Langevelds theorie dateert uit 1945. Zijn begrip gezag kan naar mijn overtuiging de kritiek van Marco en Gijs aan. De eerste hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit Utrecht, J.H. Gunning Wzn. (1859-1951), was er al in het begin van de vorige eeuw van overtuigd dat je het in de opvoeding wel vergeten kunt als je je niet weet te verzekeren van de vrijwillige medewerking van het kind. Zo geformuleerd is dat uitgangspunt nog negatief te duiden. Bij Langeveld krijgt dat uitgangspunt een positieve wending, in die zin dat het kind bij hem als gezagserkenner echt een stem in het kapittel krijgt. Kinderen zijn gerechtigd om naar een verantwoording van het gezag te vragen, maar het valt te hopen dat ze dat niet voortdurend doen. Daarom is het van belang te benadrukken dat de opvoedingsgezagsrelatie ingebed ligt in een vertrouwensrelatie. Anders werkt het niet. Zonder opvoeding kunnen kinderen niet volwassen worden. Dat is de reden waarom opvoedingsgezag fundamenteel verschilt van gezag in het algemeen. Bij de opvoeding gaat het niet om een verantwoordelijkheid die wij als volwassenen in vrijheid op ons nemen. We kunnen niet anders, het kind heeft onze hulp nodig. Als een jong kind onverhoeds de straat op rent, hebben we onze hand al uitgestoken om ongelukken te voorkomen, voordat we erover hebben nagedacht of we daar eigenlijk wel verantwoordelijk voor zijn.
Het gezag van Marco Mout Zoals gezegd, Marco heeft een doordachte theorie over opvoeding en opvoedingsgezag, al spreekt hij dan liever over leiderschap. Het werkt alleen als het uit je zelf komt. Wat je doet is belangrijker dan wat je zegt. Het gaat om voorleven, zegt hij (daarom rookt en drinkt hij ook niet). Dit zijn overigens allemaal inzichten die in de boeken staan waaruit je het volgens Marco niet leren kan. Authenticiteit kun je inderdaad niet uit een boekje leren, maar dat het heel belangrijk is staat er vast en zeker in. Het gaat hier om jongens die het thuis niet meer redden. Marco neemt tijdelijk de opvoeding van thuis over om ervoor te zorgen dat ze zelf de regie weer pak-
Opvoeden: Niet uit het boekje?
Opvoeden
77
ken. Zijn uitgangspunt is dat het thuisfront wat dat betreft een negatieve rol speelt. Ze worden daarin in zijn visie juist door hun zorgende moeders belemmerd. Dat is de reden dat hij het thuisfront op afstand zet. Hij pakt het anders aan, hij gooit ze in het diepe. Dat doet hij al bij de opdracht die hij ze bij de intake geeft. Contractueel wordt vastgelegd dat contact met ouders en vrienden zes maanden lang verboden is; geld en telefoon worden ingenomen. Het lijkt allemaal een beetje op de aanpak van Rijksinrichting Den Engh waar destijds zoveel over te doen is geweest. Een aantal jaren werd de onorthodoxe aanpak door middel van de zogeheten sociogroepsstrategie (SGS) door velen met belangstelling gevolgd. In 2004 promoveerde de inrichtingsdirecteur Arjan Jonker aan de Universiteit Groningen op een onderzoek onder de titel ‘Niet opsluiten, maar opvoeden’, dat aan een evaluatie van de aanpak was gewijd. Wat mij betreft was er echter juist wél van opsluiten sprake, maar mocht de met groepsdwang doorspekte aanpak zeker de naam ‘opvoeden’ niet dragen.1 Maar in Marco’s aanpak ontbreekt de gewraakte groepsdruk die in Den Engh juist als belangrijkste opvoedingsmiddel werd ingezet. Marco zet zijn eigen persoon als middel in. Hij kent zijn grenzen en stelt ze ook. Hij wil alleen met jongens werken. Hij vraagt zich af of zijn directe communicatieve methode bij allochtone jongeren ook zal werken. Hij eist oogcontact, directe communicatie. Marco heeft uitgesproken opvattingen. Facebook vindt hij niks en dat is dus taboe voor de jongens. Hij wil dat ze hun leven zo snel mogelijk met echte contacten opbouwen. Ze hoeven geen huur te betalen in het gezellenhuis in Zutphen, maar moeten wel actief zijn in de buurt. Dat vertelt hij pas achteraf. Hij gooit ze dus niet alleen in het diepe, maar zet ze ook op andere manieren voor het blok. Je moet soms onzekerheid creëren, vindt Marco. Daar worden de jongens creatief van. Marco heeft het land aan een softe vrouwelijke aanpak. Aan het verhaal van Gijs valt af te lezen hoe Marco’s getrapte aanpak werkt. Zodra dat mogelijk is, krijgen de jongeren de verantwoordelijkheid over een nieuweling.
1 Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie nam in 2006 afstand van de cijfermatige resultaten van het onderzoek van Jonker, waarin hij claimde dat door zijn aanpak minder jongeren na vertrek opnieuw een misdrijf plegen. Op de korte termijn bleken de effecten van eenzelfde orde als die van de andere jeugdinrichtingen.
78
Casus 2 >
Reflectie
door Bas Levering
Verschillen met aanpak in de Jeugdzorg De aanpak van Marco Mout verschilt sterk met de aanpak die ik zelf in de Jeugdzorg ben tegengekomen. Op verzoek van een jeugdzorginstelling deden we onderzoek naar wat we de ‘effectieve pedagogisch medewerker’ hebben genoemd. We spraken jongeren die voor langere tijd met de instelling te maken hadden gehad en er voor kortere of langere tijd verbleven. We spraken ook met hun ouders. Meestal ging het om jongeren die thuis niet meer te handhaven waren. De uithuisplaatsing is in zulke gevallen eigenlijk altijd een drama. De kinderen blijven het hun leven lang hun ouders verwijten en de ouders blijven de uithuisplaatsing hun leven lang als nederlaag ervaren. In tegenstelling tot de aanpak van Marco is het voor de instelling essentieel om samen met de ouders op te trekken. In heel veel gevallen is er sprake van een haat-liefdeverhouding tussen de ouders en de kinderen, ze kunnen niet met, maar zeker ook niet zonder elkaar. Uit de gesprekken met de jongeren en met de ouders hebben we zeventien kenmerken van de ‘effectieve pedagogisch medewerker’ kunnen destilleren. We zijn onder de indruk gekomen van hun professionaliteit en betrokkenheid. Pedagogisch medewerkers moeten bijvoorbeeld kunnen omgaan met woede, boosheid en agressie. Deze jongeren zijn meestal heel erg boos. Dat is een van de redenen dat ze thuis niet te handhaven waren. De bewondering voor de vaardigheid van de pedagogisch medewerkers konden we letterlijk uit de monden van de ouders optekenen. De ouders zagen natuurlijk ook heel scherp dat het om een vaardigheid ging waar het hen juist aan ontbrak. Die rust, dat overwicht. De jongeren zeiden het anders. Zij vertelden dat ze zich gekend voelden in hun agressiviteit. De aanpak van de instelling lijkt haaks te staan op de aanpak van Marco Mout. Hij dwingt de jongeren juist om afstand te nemen van thuis. Hij stelt wat dat betreft hoge eisen. Uitgangspunt van de instelling is de presentiemethode van Andries Baart. Die methode houdt in dat je niet in de eerste plaats eisen moet stellen aan de jongere, maar dat je er vooral voor de jongere moet zijn. We zijn onder de indruk gekomen van de bereidheid van de pedagogisch medewerkers om te luisteren, van hun enorme geduld. De pedagogisch medewerkers bleken voor de jongeren van alles en nog wat te regelen. Bij instanties traden ze op als pleitbezorgers. In de interviewvragen waren we erop gericht geweest om van de jongeren en hun ouders te horen wat de pedagogisch medewerkers nu precies
Opvoeden: Niet uit het boekje?
Opvoeden
79
‘Zij liet mij zijn, wie ik op dat moment wou zijn.’
deden waar ze uiteindelijk wat aan hadden gehad, wat hen op het goede pad had gebracht, en waardoor ze het uiteindelijk toch zelf konden. Uit de mond van een van de meisjes tekenden we na veel doorzagen en doorvragen naar de effectieve handelingen van de pedagogisch medewerker op: ‘Zij liet mij zijn, wie ik op dat moment wou zijn.’ Die zin hebben we maar als titel voor ons eindrapport gekozen (Levering, 2011). Marco Mout laat zijn jongeren juist niet zijn wie ze denken te willen zijn. Hij stelt harde eisen aan de jongeren en heeft een duidelijk beeld waar de jongeren in zijn ogen aan moeten voldoen. Gezagserkenning in de opvoeding is zoals we zagen niet uitsluitend een rationele zaak. Gezag kan niet zonder vertrouwen. Als we het over vertrouwen in de opvoeding hebben, hebben we het over het vertrouwen dat het kind in de opvoeder heeft. Vertrouwen is het enige wat het jonge kind beschikbaar heeft. Het vertrouwen van het jonge kind valt bij wijze van spreken samen met het gevoel van veiligheid. Later wordt de gezagsaanvaarding rationeler, maar de basis blijft vertrouwen. Een pedagogisch medewerker moet het vertrouwen van een jongere winnen. Gezag krijgt de pedagogisch medewerker alleen als hij of zij het verdient. Het wordt hem of haar op vrijwillige basis verstrekt. Toch spreken we als we het over gezag hebben ook van mensen die gezag uitstralen. We spreken zelfs van gezag afdwingen. Dat is paradoxaal, want op vrijwillige basis gezag aanvaarden lijkt haaks te staan op gedwongen worden. Maar dan hebben we het toch niet over de manier waarop Marco dwingt. Marco eist respect. Omdat hij als een soort eindstation fungeert, heeft hij macht. Zijn jongeren kunnen eigenlijk geen kant op, ook al doet hij er nog zo laconiek over. Hij zet de stappen wel heel doordacht en vraagt aan de jongere om, voordat ze tekenen, goed over het contract na te denken. Ze moeten goed weten waar ze instappen, want regels zijn regels en als de jongeren zich er niet aan houden, zet hij ze uit het traject. Voor Marco is het vanzelfsprekend dat de jongeren naar hem luisteren: ‘Ze luisteren gewoon.’
Hoe uitzonderlijk is Marco’s aanpak? In zijn oratie onder de titel De werkmeester. Het belang van de verbindende schakel bij het stoppen van crimineel gedrag, uitgesproken op 22 juni 2012 bij de aanvaarding van het lectoraat Jeugd en Veiligheid aan de Avans Hogeschool in
80
Casus 2 >
Reflectie
door Bas Levering
Den Bosch, besprak Hans Werdmölder een aanpak die in bepaalde opzichten met die van Marco te vergelijken is. Werdmölder deed verslag van het werkervaringsproject De Herstelling, dat zeer laag geschoolde werkloze jongeren de mogelijkheid biedt om met een stevige duw in de rug op eigen benen te gaan staan. De Herstelling is een onderdeel van de Gemeentelijke Dienst Werk en Inkomen die de uitkering van de jongeren in eigen beheer heeft. Daarmee heeft de aanpak een stok achter de deur, want wie niet meewerkt wordt gekort. Het project heeft de zogeheten ‘top 600’, de gewelddadige veelplegers, als klant. Zo’n 75 procent van de jongeren heeft een Marokkaanse achtergrond. De Herstelling werkt aan het herstel van de negentiende-eeuwse forten rond Amsterdam. In het project wordt teruggegrepen op het meester-gezelsysteem, zoals dat al eeuwenlang in de opleiding van vaklieden bestaat. De werkmeesters zijn geen kunstenaars, zoals Marco, maar het zijn wel geschoolde professionals op hun vakgebied. Werdmölder ziet drie taken voor de werkmeester: het corrigeren en disciplineren van de leerlingen, het overbrengen van kennis en vaardigheden en de brug slaan van de cultuur van de straat naar de gewone wereld. Er wordt gewerkt in kleine groepen van hooguit acht personen, want de begeleiding is intensief. De stabiele omgeving met veel structuur en duidelijkheid is ideaal voor het aanleren van praktische vaardigheden en een goede werkhouding. Deze jongeren moeten heel veel leren. Ze hebben al heel veel moeite met op tijd komen. De dagelijkse contacten in een ongedwongen, informele sfeer vormen de voorwaarde voor het ontstaan van een vertrouwensrelatie. Ook in dit project wordt duidelijk dat de jongeren juist in activiteiten veel van zichzelf laten zien. Dus juist niet in het frontale gesprek. Helaas is de uitval relatief hoog. Daarom worden de jongens flink achter de broek gezeten, bijvoorbeeld met huisbezoeken. Er is nog geen sluitende aanpak; het is ook een heel moeilijke groep. De jongeren geven altijd anderen of de wereld de schuld en nooit zichzelf. De goede werkmeester staat open voor wat de jongere beweegt. De jongeren werden in hun leven al heel vaak gestraft, maar eigenlijk nooit gecorrigeerd. Je laten corrigeren vraagt om een sfeer van vertrouwen. Welke kwaliteiten moet de werkmeester hebben? Werdmölder spreekt over ‘situationeel leiding kunnen geven’. Dat wil zeggen, leiding geven aangepast aan de persoon en de situatie. In het kader van het project De Herstelling houdt dat in: stevig op de inhoud, ondersteunend op mogelijkheden, zacht en betrokken
Opvoeden: Niet uit het boekje?
Opvoeden
81
op de relatie. In het werkervaringsproject De Herstelling vinden we heel veel van de aanpak van Marco Mout terug. Werdmölder spreekt van een beschreven methode die zich in de praktijk als effectief bewezen heeft.
Niet uit het boekje, maar wel buiten het boekje? Er zijn vanzelfsprekend ook grote verschillen tussen de aanpak van Marco Mout en het project De Herstelling, waar Hans Werdmölder verslag van doet – het gaat ook om andere jongeren. Maar in beide gevallen gaat om jongeren die in de gebruikelijke verbanden het gewone leven niet zelfstandig weten op te pakken. Bij De Herstelling gaat het ook nog eens om het stoppen van crimineel gedrag. Bij De Herstelling is nadrukkelijk sprake van situationeel leiding geven, terwijl Marco’s uitgangspunt is dat de jongeren zich aan zijn stijl moeten aanpassen. Marco zet zich af tegen ‘opvoeding uit het boekje’. Hans Werdmölder probeert in zijn beschrijving van het project De Herstelling nadrukkelijk bij de traditionele pedagogische theorievorming aan te sluiten. Dat probeerde Arjan Jonker met zijn sociogroepsstrategie ook. Bij hem ging het om jongeren die een straf moesten uitzitten. Jonker ging duidelijk buiten zijn boekje. In zijn instituut bleek sprake te zijn van ongeoorloofde machtsuitoefening. Ook zijn claim dat de aanpak binnen Den Engh effectief zou zijn, hield geen stand. Die claim moet in het geval van het project De Herstelling ook nog maar eens nader onder de loep worden genomen. In Marco’s aanpak is de mate van effectiviteit niet goed aan te geven, omdat die individuele trajecten die niet lijken te slagen al in een vroeg stadium worden afgebroken. Tot slot: in alle drie de hiervoor beschreven projecten oogt de aanpak onorthodox, maar ook ouderwets. De opvoedingsstijl kent een vorm van gezagsuitoefening uit voorbije tijden en de vraag is dan ook of het om een vorm van opvoeden gaat die voorbereidt op een volwassen bestaan in de huidige samenleving, laat staan in die van morgen. In die gevallen waarin Marco Mout veel bereikt, moet dat van doen hebben met het feit dat hij van meet af aan uitgesproken veel verantwoordelijkheid bij de jongere zelf legt. Gijs was, zoals we hebben gezien, een van die jongeren die zich door die aanpak uitgedaagd voelde. De vraag blijft of dat voor de meesten zou gelden.
82
Casus 2 >
Bronnen • Gunning, J.H. (1940). Keur uit de werken van Prof. Dr. J.H. Gunning Wzn. Groningen: Wolters.
• Jonker, A. (2004). Niet opsluiten, maar opvoeden (diss. Groningen). Utrecht: Agiel. • Langeveld, M.J. (1945/1979). Beknopte theoretische pedagogiek. Groningen: Wolters- Noordhoff.
• Levering, B. (i.s.m. Kommer, T., Lammerink, E., Schans, F van der & Schrauwen, A.) (2011). ‘Zij liet mij zijn wie ik op dat moment wou zijn.’ Op zoek naar de effectieve pedagogisch medewerker. Tilburg: Fontys Hogeschool Pedagogiek.
• Wartna, B.S.J., Kalidien, S. & Essers, A.A.M. (2004). Replicatie recidivemeting JJI Den Engh. Den Haag: WODC.
• Weber, M. (1922). Die drei reinen Typen der legitimen Herrschaft. Preußische Jahrbücher. • Werdmölder, H. (2012). De werkmeester. Het belang van de verbindende schakel bij het stoppen van crimineel gedrag (lectorale rede). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Colofon © 2013 FORUM | Boom Lemma uitgevers Tekst S. Sieckelinck (auteur), S. van Buuren & H. El Madkouri (red). Ontwerp Volta_ontwerpers, Utrecht Fotografie Jeroen Alberts (portretten), Hollandse Hoogte, Martijn Beekman (foto pagina 108) Druk Drukkerij Wilco, Amersfoort
FORUM is een onafhankelijk kennisinstituut op het terrein van multiculturele vraagstukken vanuit het perspectief van de democratische rechtsstaat, sociale cohesie en gedeeld burgerschap. FORUM vergaart kennis op het brede terrein van integratie, stelt deze beschikbaar en zet de kennis om in praktisch toepasbare methoden en producten. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. ISBN 978-90-5931-942-4 NUR 741 www.forum.nl www.boomlemma.nl