Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Jaarverslag 2011
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV Postbus 40048 7300 AX Apeldoorn telefoon: 088 - 008 40 65 datum
28 juni 2012
Inhoud 1
Voorwoord en Leeswijzer
5
1.1
Voorwoord
5
1.2
Leeswijzer
7
2
Karakteristieken
8
2.1
Missie van het fonds
8
2.2
Statutaire organen
2.2.1 2.2.2
9
Organen
14
2.3
Externe partijen
2.4
Kenmerken van de pensioenregeling vanaf 1 januari 2011
2.4.1 2.5
9
Bestuur
16 18
Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep
18
Kerncijfers
19
2.5.1
Premie-inkomen hoger dan uitkeringen
19
2.5.2
Pensioenvoorziening en vermogen leidt tot dekkingsgraad van 106,7%
19
2.5.3
Verdeling en rendementen vermogen
20
2.5.4
Verdeling aantal uitkeringen
21
2.5.5
De verhouding tussen actieve en inactieven
21
2.5.6
Leeftijdsopbouw
22
2.5.7
Overzicht Kerncijfers 2011 en 2010
25
2.5.8
Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen
28
3
Verslag van het bestuur
29
3.1
De belangrijkste bestuursbesluiten
29
3.1.1
Crisismaatregelen en belangenafweging
29
3.1.2
Dekkingstekort en herstelplan
29
3.1.3
Uitkomsten herstelplan
30
3.1.4
Communicatie
31
3.1.5
Fusie
32
3.1.6
Jaarverslag 2010 goedgekeurd
33
3.1.7
Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) herzien
33
3.1.8
Bestuur is het eens met conclusies ALM-studie
33
3.2
Risicoparagraaf
34
3.2.1
Uitbestedingsrisico
34
3.2.2
Beleggingsrisico’s
34
3.2.3
Actuariële risico’s
35
3.2.4
Operationele risico’s
36
3.3
Beleggingen
37
3.3.1
Taakverdeling beleggingen
37
3.3.2
Herinrichting bestuur vermogens- en risicobeheer
37
3.3.3
Beleggingsbeleid
38
3.3.4
Vermogensopbouw
40
3.3.5
Rendementen in 2011
40
3.3.6
Maatschappelijk Verantwoord beleggingsbeleid
41
3.3.7
Economische ontwikkelingen
41
3.3.8
Z-score
45
3.3.9
De strategische benchmark van het fonds in 2012
46
3.3.10
Kosten uitvoering pensioenregeling
47
Jaarverslag 2011
pagina 2 | 110
3.4 3.4.1 3.4.2
Goed pensioenfondsbestuur
49
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
49
Adviescommissie (inzake klachten en geschillen)
52
3.5
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
52
3.6
Pensioenontwikkelingen
52
3.7
Toezicht DNB en AFM
54
4
Jaarrekening
55
4.1
Balans per 31 december 2011
55
4.2
Staat van baten en lasten over 2011
56
4.3
Kasstroomoverzicht
57
5
Toelichting op de jaarrekening
58
5.1
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011
58
5.1.1
Inleiding
58
5.1.2
Algemeen
58
5.1.3
Rubriceringswijzigingen
58
5.1.4
Gevolgen van de fusie
58
5.1.5
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling
59
5.1.6
Grondslagen voor balanswaardering
60
5.1.7
Grondslagen voor resultaatbepaling
63
5.1.8
Grondslag kasstroomoverzicht
65
Toelichting op de balans per 31 december 2011
66
5.2 5.2.1
Activa
5.2.2
Passiva
69
5.2.3
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
73
5.3
66
Risicobeheer en derivaten
74
5.3.1
Solvabiliteitsrisico
74
5.3.2
Beleid en risicobeheer
75
5.3.3
Marktrisico
75
5.3.4
Kredietrisico
77
5.3.5
Liquiditeitsrisico
79
5.3.6
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)
79
5.3.7
Toeslagrisico (actuariële risico’s)
80
5.3.8
Concentratierisico
80
5.3.9
Overige niet-financiële risico’s
81
5.3.10
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
81
5.4
Toelichting over de staat van baten en lasten over het boekjaar 2011
83
5.4.1
Baten
83
5.4.2
Lasten
85
6
Overige gegevens
87
6.1
Actuariële verklaring
87
6.2
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
89
6.3
Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum
91
6.3.1
Ontwikkelingen van de dekkingsgraad na balansdatum
91
7
Overige informatie
91
7.1
Kerncijfers Pensioenfonds Snoep tot en met 2010
91
7.2
Kerncijfers Pensioenfonds Koek tot en met 2010
94
7.3
Verklarende woordenlijst
98
8
Slotwoord
Jaarverslag 2011
103 pagina 3 | 110
Bijlage kenmerken oude regelingen
Jaarverslag 2011
104
pagina 4 | 110
1 Voorwoord en Leeswijzer 1.1
Voorwoord
Dit is het eerste jaarverslag van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie.1 Het bestuur moet rapporteren dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds in het verslagjaar helaas is verslechterd, ondanks zeer goede rendementen. De beleggingen stegen met 11,6%. Maar een pensioenfonds kan niet alleen naar het beleggingsresultaat kijken. De verplichtingen zijn even belangrijk. Als gevolg van de daling van de lange rente stegen de verplichtingen met maar liefst 21%. De beleggingen hebben de stijging van de verplichtingen niet kunnen bijhouden. De dekkingsgraden van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep bedroegen ultimo 2010 respectievelijk 109,6% en 115,3%. De dekkingsgraad van Pensioenfonds Zoetwaren per 1 januari 2011 bedroeg 111,4%. Per saldo is de dekkingsgraad met 4,7% procentpunt verslechterd; van 111,4% per 1 januari 2011 naar 106,7% eind 2011. Het fonds had eind 2011 een reservetekort. Er geldt een korte- en langetermijnherstelplan. Het bestuur heeft besloten geen indexatie te verlenen en de premie gaat in stappen omhoog. Het bestuur betreurt dit en begrijpt dat deze maatregelen voor deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers slecht nieuws zijn. De geslaagde fusie is wel goed nieuws. In het nieuwe fonds zijn de oude regelingen samengevoegd tot één geharmoniseerde regeling. Voor de fusie was er jarenlang samenwerking tussen de fondsen. Deze kwam vooral tot uitdrukking in het gevoerde beleggingsbeleid. Maar ook over de inhoud van de beide pensioenregelingen heeft gedurende een aantal jaren afstemming plaatsgevonden. Waar mogelijk werden de besluiten zo ingevuld dat de regelingen steeds gelijker werden. In 2010 zijn het opbouwpercentage en de hoogte van het nabestaandenpensioen in beide regelingen gelijk gemaakt. In 2011 is de regeling volledig geharmoniseerd door het loonbegrip en de hoogte van de maximumgrondslag te uniformeren. Voor het loonbegrip is aansluiting gezocht bij het loonbegrip in de CAO Zoetwaren. Zo wordt de herkenbaarheid voor werkgevers en werknemers vergroot. De fusie biedt de bedrijfstak veel voordelen:
één loket voor werkgevers, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden;
breder draagvlak voor risico’s;
schaalvoordelen door integratie en combinatie;
administratieve lastenverlichting voor de werkgevers;
eenvoudigere premieheffing;
één verplichtstelling waarin de pensioenregelingen en de arbeidsvoorwaarden worden geharmoniseerd;
samenvoeging deelnemersraad, intern toezicht en het verantwoordingsorgaan;
verdere professionalisering van het bestuur.
Gesteund door deze voordelen zal het bestuur zich ook in 2012 blijven inzetten voor goed pensioen in de bedrijfstak.
1
Per 1 januari 2011 is de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie (Pensioenfonds Snoep) gefuseerd met
de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie (Pensioenfonds Koek). Het gefuseerde fonds is per 1 januari 2011 verder gegaan onder de naam Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41198154. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. De rechtsvoorganger van het fonds was Pensioenfonds Snoep. Dit fonds werd in 1963 opgericht op initiatief van een vertegenwoordiging uit de bedrijfstak.
Jaarverslag 2011
pagina 5 | 110
Het bestuur stelde de jaarrekening en het bestuursverslag vast op 28 juni 2012. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Utrecht, 28 juni 2012 Mevrouw J.A.W. de Graaff, voorzitter Mevrouw L.F.A.M. Jansen, secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 6 | 110
1.2
Leeswijzer
Het jaarverslag is verdeeld in een inleiding, de jaarrekening en de overige gegevens. Inleiding Hierin staan de missie en historie van het fonds, de samenstelling van de statutaire organen en een overzicht van de externe partijen en adviseurs waarmee het fonds werkt. De nieuwe regeling en de overgangsregelingen worden toegelicht. De kerncijfers over 2011 en de vergelijkende cijfers over 2010 staan ook in dit deel. In het bestuursverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2011. Jaarrekening In dit hoofdstuk staan de balans, de staat van baten en lasten, het kasstroomoverzicht en de toelichtingen daarop. In de jaarrekening wordt het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2011 gepresenteerd en wordt een toelichting gegeven op de gebruikte grondslagen voor de balanswaardering en de resultaatbepaling. De jaarrekening geeft ook informatie over de dekkingsgraad. Verder bevat het hoofdstuk een specificatie van de beleggingsportefeuille en de verschillende risico’s die het fonds loopt. Overige gegevens Hier staan de actuariële verklaring van de certificerend actuaris en de controleverklaring van de onafhankelijke accountant. Daarnaast bevat dit hoofdstuk de belangrijke gebeurtenissen na balansdatum. Overige informatie Hier staan de kerncijfers van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep tot en met 2010 zoals deze waren opgenomen in de oude jaarverslagen van deze fondsen. Het bestuur heeft geprobeerd het jaarverslag zo begrijpelijk mogelijk te schrijven. Het gebruik van vaktermen is echter niet te vermijden, daarom is een begrippenlijst opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 7 | 110
2 Karakteristieken 2.1
Missie van het fonds
Pensioenfonds Zoetwaren wil volgens de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen (gewezen) werknemers en hun gezinsleden beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden. Het fonds wil een goede uitvoering van de pensioenregeling verzorgen. Het bestuur wil het vermogen op een solide wijze beleggen en professionele en verantwoorde beleggingsbesluiten nemen. Bovendien wil het fonds aan de doelgroepen informatie aanbieden om hun pensioenbewustzijn en kennis over hun persoonlijke pensioensituatie te vergroten en hen waar nodig aan te zetten tot actie om het pensioeninkomen aan te vullen.
Jaarverslag 2011
pagina 8 | 110
2.2
Statutaire organen
Deze paragraaf beschrijft de verschillende organen en externe partijen rond het fonds.
2.2.1
Bestuur
Er is een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers en werkgevers. Het bestuur wil ervoor zorgen dat de belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Paritaire invulling bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit tien leden. Daarvan zijn er vijf van werkgeverszijde en vijf van werknemerszijde. De bestuursleden van werkgeverszijde worden aangewezen door de werkgeversvereniging in de sector. Dat is de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie gevestigd te ‘s-Gravenhage. De andere helft van de bestuursleden wordt in onderling overleg aangewezen door de volgende vakbonden:
FNV Bondgenoten;
CNV Vakmensen;
De Unie.
De leden van het bestuur hebben zitting voor vier jaar. Na afloop van deze periode zijn zij meteen opnieuw benoembaar. Het ene jaar kiest het bestuur de voorzitter en zijn plaatsvervanger uit de werkgeversleden en de secretaris en zijn plaatsvervanger uit de werknemersleden. Het volgende jaar wordt dit omgedraaid. Dan kiest het bestuur de voorzitter en zijn plaatsvervanger uit de werknemersleden en de secretaris en zijn plaatsvervanger uit de werkgeversleden. In een tussentijdse vacature zal de organisatie die het te vervangen lid heeft benoemd zo snel mogelijk voorzien. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te vervullen. Na afloop daarvan is het nieuwe lid meteen opnieuw benoembaar. Als de betrokken organisatie aanhoudend in gebreke blijft bij het vervullen van de vacature, mag het bestuur een voorziening treffen om de verhouding tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers te behouden. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. Algemeen bestuur Het fonds maakt beperkt gebruik van de mogelijkheid om voor bepaalde aandachtsgebieden het dagelijkse beleid over te laten aan anderen dan het voltallige bestuur. Het fonds kent in dit kader een dagelijks bestuur, een commissie van financiën, een commissie uitbesteding, een adviescommissie en een communicatiecommissie. Deze geledingen rapporteren altijd naar het voltallige bestuur. Dagelijks bestuur Het dagelijkse bestuur bestaat uit de voorzitter en de secretaris van het fonds. Zij kunnen gezamenlijk het fonds in rechte vertegenwoordigen. Zij houden zich in de praktijk bezig met het dagelijkse beleid; spoedeisende zaken worden voorgelegd aan de voorzitter en de secretaris. Daarmee wordt voldaan aan het voorschrift in de Pensioenwet dat het dagelijkse beleid van een pensioenfonds door tenminste twee personen moet worden bepaald. Het bestuur mag bepaalde omschreven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan met name genoemde personen of rechtspersonen. Het bestuur heeft daarom een deel van zijn bevoegdheden gedelegeerd aan het dagelijkse bestuur. Het dagelijkse bestuur beslist met in achtneming van de statuten namens het bestuur in de volgende gevallen:
individuele kwesties tussen een werkgever of een werknemer enerzijds en het fonds anderzijds, voor zover niet
het aangaan van overeenkomsten met vrijwillig aan te sluiten werkgevers;
behorende tot het werkterrein van de adviescommissie;
het beoordelen van uitgaande en inkomende waardeoverdrachten;
het goedkeuren van dwangbevelen, indien een werkgever in gebreke is gebleven de premie tijdig af te dragen;
het vaststellen en afstemmen van de agendapunten voor de bestuursvergaderingen.
Jaarverslag 2011
pagina 9 | 110
Samenstelling bestuur Op 31 december 2011 was het bestuur als volgt samengesteld: Leden werkgevers
zitting namens
zitting sinds
Mevrouw J.A.W. de Graaff (secretaris)
VBZ
01-01-2011
J. Groen
VBZ
01-01-2011
B. Knop
VBZ
01-01-2011
L.J.L. Dekker
VBZ
01-01-2011
F. Bambang Oetomo
VBZ
01-01-2011
Leden werknemers
zitting namens
zitting sinds
Mevrouw L.F.A.M. Jansen (voorzitter)
FNV Bondgenoten
01-01-2011
Vacature
FNV Bondgenoten
01-01-2011
J.A. Spruijt
De Unie
01-01-2011
J. Hendriks
FNV Bondgenoten
01-01-2011
Vacature
CNV Vakmensen
01-01-2011
In het verslagjaar is afgetreden de heer H. Roeten. De heer Roeten is opgevolgd door de heer R.A.J. Lahoye. In 2012 is de heer Lahoye benoemd als lid van het bestuur. In het verslagjaar was hij toehoorder bij het fonds. Nevenfuncties bestuursleden F. Bambang Oetomo Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren Directeur Stichting Mars pensioenfonds Participant OPF Kring I L. J.L. Dekker Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren J.A.W. de Graaff Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren (Interim) voorzitter Pensioenfonds Verf- en Drukinkt Participant Vrouwennetwerk VIIP J. Groen Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren J. Hendriks Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren Cao-onderhandelaar Zoetwaren Cao-onderhandelaar Diversey Cao-onderhandelaar Lantor Cao-onderhandelaar Elementis Cao-onderhandelaar Avantor Cao-onderhandelaar Loparex Cao-onderhandelaar Owens Corning Veil Cao-onderhandelaar Cargill Cocoa
Jaarverslag 2011
pagina 10 | 110
L.F.A.M. Jansen Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren Bestuurslid Pensioenfonds Kalkzandsteenindustrie (in liquidatie) Bestuurslid Pensioenfonds Vervoer Plaatsvervangend bestuurslid bij Pensioenfonds Sigarenindustrie Lid beleggingscommissie Pensioenfonds Vervoer Voorzitter Vereniging van Eigenaren 'De Ronde 48' te Utrecht B. Knop Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren R.A.J. Lahoye (toehoorder, in afwachting van benoeming) Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren Bestuurslid Pensioenfonds Dranken. Voorzitter Raad van Toezicht van het Hout- en Meubileringscollege. Bestuurslid Pensioenfonds Kappers J.A. Spruijt Bestuurslid Pensioenfonds Zoetwaren Bestuurslid Pensioenfonds Dranken Bestuurslid Pensioenfonds Hibin Bestuurslid Pensioenfonds MITT Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Banden en Wielen Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Architectenbureaus Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Kunststof - en Rubberindustrie Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Particuliere Beveiliging Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Tandtechniek Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Textielgoederen en aanverwante artikelen Plaatsvervangend bestuurslid Pensioenfonds Verf en Drukinkt Toehoorder Pensioenfonds Horeca en Catering Lid auditcommissie Pensioenfonds Horeca en Catering Lid beleggingscommissie Pensioenfonds Dranken Lid beleggingscommissie Pensioenfonds MITT Lid communicatiecommissie Pensioenfonds Dranken Lid Klantenraad AZL Lid Raad van Advies Syntrus Achmea
Jaarverslag 2011
pagina 11 | 110
Commissies Deze paragraaf beschrijft de vier commissies in het bestuur. Het bestuur benoemt deze commissies.
Commissie van financiën Deze commissie bestaat uit vier bestuursleden. Het bestuur van het fonds machtigt voor zover nodig de commissie van financiën tot het uitvoeren van de volgende taken:
coördineren van het jaarwerk en de ALM-studie;
tekenen en beoordelen nota’s;
beoordelen incasso-overzichten;
beoordelen kasstroomoverzichten.
Op 31 december 2011 was de commissie van financiën als volgt samengesteld: J. Groen B. Knop L.J.L. Dekker mevrouw J.A.W de Graaff
Jaarverslag 2011
pagina 12 | 110
Uitbestedingscommissie Deze commissie bestaat uit twee bestuursleden. Deze commissie gaat na of afspraken en overeenkomsten met externe partijen goed worden nagekomen. Het bestuur van het fonds machtigt voor zover nodig de uitbestedingscommissie tot het uitvoeren van de volgende taken:
beoordelen rapportages over serviceafspraken;
voorbereiden en beoordelen overeenkomsten met derden.
Op 31 december 2011 was de uitbestedingscommissie als volgt samengesteld: mevrouw J.A.W. de Graaff mevrouw L.F.A.M. Jansen Adviescommissie De adviescommissie bestaat uit één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid. De adviescommissie geeft het bestuur advies over geschillen met betrekking tot de uitvoering van het verplichtstellingsbesluit, de statuten en de pensioenreglementen. Het bestuur besluit over de geschillen na ontvangst van het advies van de adviescommissie. De adviescommissie heeft geen vaste bezetting. Communicatiecommissie Deze commissie bestaat uit vier bestuursleden. De communicatiecommissie heeft als taak het communicatiebeleid voor te bereiden en sturing te geven aan de uitvoering van het communicatieplan. Op 31 december 2011 was de communicatiecommissie als volgt samengesteld: mevrouw J.A.W. de Graaff mevrouw L.F.A.M. Jansen B. Knop L.J.L. Dekker J.A. Spruijt Fusie en bestuur Bij de voorbereiding van de fusie is ruim aandacht besteed aan de inrichting van het bestuur. Dit heeft geleid tot de volgende besluiten: De beleggingscommissie is vervallen Het voltallige bestuur gaat periodiek het onderwerp beleggen in de bestuursvergadering behandelen. De beleggingscommissie is vervallen. Het bestuur ziet de beleggingen als een primaire taak waar het voltallige bestuur nadrukkelijk bij betrokken moet worden. Dit sluit aan op de aanbeveling van de toezichthouder. Om hier een goede invulling aan te kunnen geven hebben de bestuurders een op maat gemaakte opleiding vermogensbeheer via SPO gevolgd. Samenstelling bestuur paritair met totaal tien bestuurders In de Pensioenwet staat dat het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds paritair moet worden samengesteld. De variant met vijf werkgeversleden en vijf werknemersleden sluit het beste aan bij Pensioenfonds Zoetwaren. Voor de functie van bestuurder wordt een functieprofiel opgesteld. Het bestuur is in het verslagjaar met het profiel gestart en dat profiel wordt in 2012 nader uitgewerkt. Elke maand vergaderen De vergaderdata worden jaarlijks in de maand september vastgesteld. Daarbij stelt het bestuur ook vast wat het hoofdonderwerp is (beleggingen of reguliere onderwerpen).
Jaarverslag 2011
pagina 13 | 110
2.2.2
Organen
Deze paragraaf beschrijft de organen rond het fonds. Het zijn de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en het interne toezicht.
Deelnemersraad De deelnemersraad vertegenwoordigt de deelnemers en pensioengerechtigden in het fonds. De deelnemersraad bestaat uit elf leden. De deelnemers hebben zes zetels, de pensioengerechtigden hebben vijf zetels. De leden van de deelnemersraad worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. Zes leden worden benoemd namens FNV Bondgenoten, twee namens CNV Vakmensen en twee namens De Unie. Eén van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigt kan worden voorgedragen door de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De deelnemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een secretaris. Deze drie personen vormen het bestuur. De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaar. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden benoemd. De deelnemersraad vergadert gemiddeld viermaal per jaar. Daarvan vindt er ten minste tweemaal per jaar een gezamenlijke vergadering met een delegatie van het bestuur plaats. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit tot:
het nemen van maatregelen van algemene strekking;
een wijziging van de statuten en pensioenreglementen van het fonds;
de vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota en een langetermijnherstelplan;
een wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft;
het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd, of het aanbrengen van wijzigingen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling;
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
liquidatie van het fonds;
het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
het terugstorten van premie of geven van premiekorting.
Jaarverslag 2011
pagina 14 | 110
De deelnemersraad was per 31 december 2011 als volgt samengesteld: Leden D.C. van der Woerd (voorzitter) F. Jongerman
zitting namens CSO CNV Vakmensen
H. Verkuijlen
FNV Bondgenoten
R.W.H. Brouwers
De Unie
S. Waiboer
FNV Bondgenoten
L.K. Vader
De Unie
P. Zoetemeijer
FNV Bondgenoten
A. Dominicus (secretaris)
FNV Bondgenoten
A. Riemersma
CNV Vakmensen
Vacature
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden. Twee van hen komen uit de deelnemersraad. Het derde lid is een vertegenwoordiger van de werkgeversvereniging. Elk lid van het verantwoordingsorgaan heeft een plaatsvervanger. Het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigt drie geledingen: de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan dit orgaan over het gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan mag een oordeel geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag en de jaarrekening. Het orgaan kan ook andere informatie gebruiken, waaronder de bevindingen van het interne toezicht over het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan was per 31 december 2011 als volgt samengesteld: Leden J. Peters Sengers R.W.H. Brouwers L. K. Vader
zitting namens werkgeversvertegenwoordiger namens VBZ uit deelnemersraad namens deelnemers uit deelnemersraad namens pensioengerechtigden
Intern toezicht Het bestuur heeft voor het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele andere wijze betrokken bij het functioneren van het fonds. Het bestuur benoemt de leden nadat het verantwoordingsorgaan advies heeft uitgebracht. Het bestuur geeft de visitatiecommissie schriftelijk de opdracht om ten minste eenmaal per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. De visitatiecommissie vervult ten minste de volgende taken:
het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances (het machtsevenwicht) binnen het fonds;
het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie heeft recht op alle informatie die zij in redelijkheid nodig acht om haar taken te kunnen uitvoeren. Het bestuur verstrekt deze informatie uit eigen beweging of op verzoek van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft voor de uitoefening van haar taken recht op overleg met het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, de accountant, de certificerende actuaris en de compliance officer van het fonds. Er heeft in 2011 geen visitatie plaatsgevonden.
Jaarverslag 2011
pagina 15 | 110
2.3
Externe partijen
Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste externe partijen waarmee het fonds in 2011 zaken deed.
Certificerende actuaris De certificerende actuaris controleert de vaststelling van de pensioenvoorziening en de hoogte van die voorziening. Hij is verantwoordelijk voor de jaarlijkse toetsing en het afgeven van het actuariële oordeel over de financiële toestand van het fonds. De certificerende actuaris is de heer R. Kruijff, verbonden aan Towers Watson. De verklaring van de certificerende actuaris is opgenomen onder de “Overige gegevens”. Adviserende actuaris De adviserende actuaris berekent de pensioenvoorziening en berekent periodiek of de aanwezige middelen voldoende zijn tegenover de aangegane verplichtingen. De actuaris geeft advies over eventueel te verlenen toeslagen, premiestelling en andere beslissingen die de financiële positie van het fonds beïnvloeden. De adviserende actuaris is mevrouw I. Badrising van Mercer. Accountant De accountant controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit in overeenstemming met Nederlands recht. De controle wordt zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Verder onderzoekt de accountant of de normportefeuille en de toelichting waarbij de gemaakte keuzes zijn onderbouwd, voldoen aan de Vrijstellingsregeling Wet BPF en controleert hij de beleggingsresultaten en de daarvan afgeleide performancetoets. Tot slot stelt de accountant een accountantsverslag op. Als accountant treedt op de heer N.M. Pul van Ernst & Young Accountants LLP. De controleverklaring is opgenomen onder de “Overige gegevens”.
Jaarverslag 2011
pagina 16 | 110
Vermogensbeheerders Het pensioenfonds maakt gebruik van vijf externe vermogensbeheerders die ieder een deel van de totale portefeuille onder beheer hebben. De vermogensbeheerders zijn:
Vanguard;
Invesco;
BlackRock;
PIMCO;
GMO.
Beleggingsadviseur Het bestuur wordt bij het vermogensbeheer terzijde gestaan door een beleggingsadviseur van Mercer. Bewaarbedrijf Bank of New York Mellon is het bewaarbedrijf en de administrateur van de beleggingen. Administrateur De administratie van het pensioenfonds en de betaling van de pensioenen van de pensioenregelingen heeft het bestuur uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Compliance officer De compliance officer is afkomstig van het Nederlands Compliance Instituut. De compliance officer controleert de naleving van wet- en regelgeving en de gedragscode.
Jaarverslag 2011
pagina 17 | 110
2.4
Kenmerken van de pensioenregeling vanaf 1 januari 20112
Sinds 1 januari 2011 geldt de nieuwe pensioenregeling. Deze middelloonregeling is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en bestaat uit een:
levenslang ouderdomspensioen, waarbij deelnemers met 65 jaar met pensioen gaan. Deelnemers kunnen wel eerder,
risicopartnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen;
wezenpensioen van 14% van het te bereiken ouderdomspensioen.
later of gedeeltelijk met pensioen gaan;
Op de website www.pensioenzoetwaren.nl staat de regeling in begrijpelijke taal uitgelegd. Op deze website zijn ook brochures in begrijpelijke taal te downloaden.
2.4.1
Overgangsregeling voor Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep
Onder voorwaarden kan een deelnemer in aanmerking komen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. Voorwaarden voor oud-Koekdeelnemers Voor mensen geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1972 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest gold dat de deelnemer alleen van de overgangsregeling gebruik kan maken als hij zou kiezen voor vervroeging van ingangsdatum ouderdomspensioen. Deze voorwaarde is na besluitvorming in de vergadering van 5 april 2012 vervallen. Het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen, kan niet ingaan vóór de 55-jarige leeftijd, dan wel 1 januari 2021 als deze datum eerder ligt. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat op de pensioeningangsdatum. De toekenning en financiering van de extra aanspraken vinden plaats op de pensioeningangsdatum of uiterlijk 31 december 2020 als de pensionering op of na 1 januari 2021 plaatsvindt. Voorwaarden voor oud-Snoepdeelnemers Voor mensen geboren na 31-12-1949 maar vóór 1-1-1971 die onafgebroken deelnemer aan de prepensioenregeling zijn geweest geldt dat het ouderdomspensioen, inclusief het extra ouderdomspensioen niet kan ingaan vóór de 55-jarige leeftijd. Het recht op extra ouderdomspensioen ontstaat in de periode tussen 1 januari 2006 en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt, maar uiterlijk 1 januari 2021. De toekenning van de extra aanspraken vindt evenredig over de hiervoor bedoelde periode plaats indien en voor zover er sprake is van deelneming aan de pensioenregeling. Er wordt dus elk jaar een deel gefinancierd.
2
De kenmerken zijn opgenomen in de bijlage op het jaarverslag
Jaarverslag 2011
pagina 18 | 110
2.5
Kerncijfers
Deze paragraaf bevat de kerncijfers van het fonds3
2.5.1
Premie-inkomen hoger dan uitkeringen
Het premie-inkomen dat binnenkomt is hoger dan het bedrag dat het fonds aan uitkeringen betaalt. Dat is gunstig. Het fonds hoeft dus geen beleggingen te verkopen om uitkeringen te betalen.
2.5.2
Pensioenvoorziening en vermogen leidt tot dekkingsgraad van 106,7%
Eind 2011 was de dekkingsgraad 106,7%. Hierbij hoort de volgende voorziening en het volgende vermogen.
miljarden euro's
VPV en vermogen bij dekkingsgraad 106,7%
1,56 1,52 1,48 1,44 1,40 1,36 1,32 1,28 1,24 1,20 1,16 1,12 1,08 Voorziening pensioenverplichtingen
3
Belegd vermogen
De kerncijfers van de pensioenfondsen Koek en Snoep zijn ter vergelijking onder de overige informatie opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 19 | 110
2.5.3
Verdeling en rendementen vermogen
Het vermogen van 1,573 miljard euro is belegd in vastrententende waarden en aandelen.
Met dit vermogen zijn in 2011 de volgende rendementen behaald. De rendementen worden afgezet tegen de benchmark.
Jaarverslag 2011
pagina 20 | 110
2.5.4
Verdeling aantal uitkeringen
In 2011 was het aantal uitbetaalde pensioenen (8.753) als volgt verdeeld over ouderen, nabestaanden en wezen.
2.5.5
De verhouding tussen actieve en inactieven
Bij het ouderdomspensioen is de verdeling tussen deelnemers, uitkeringsgerechtigden en gewezen deelnemers (slapers) als volgt:
Verhouding actieven en inactieven ouderdomspensioen deelnemers levenslang ouderdomspensioen
40000 35000 30000
uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen
25000 20000 15000
gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen
10000 5000 0
Jaarverslag 2011
2011
pagina 21 | 110
2.5.6
Leeftijdsopbouw
De leeftijdsopbouw van de actieve deelnemers is als volgt in 2011:
Een meerjarenoverzicht van de actieve deelnemers is volgt. Hierbij zijn de cijfers van pensioenfonds Koek en Snoep opgeteld voor de jaren voor 2011:
Jaarverslag 2011
pagina 22 | 110
De leeftijdsopbouw van de pensioengerechtigden (inclusief wezen en nabestaanden) is in 2011 als volgt:
Het meerjarenoverzicht van de pensioengerechtigden
Jaarverslag 2011
pagina 23 | 110
De leeftijdsopbouw van de gewezen deelnemers (slapers) was in 2011 als volgt:
Het meerjarenoverzicht van de slapers is als volgt.
Jaarverslag 2011
pagina 24 | 110
2.5.7
Overzicht Kerncijfers 2011 en 2010 2011
4
2010
Aantallen 5
Deelnemers levenslang ouderdomspensioen : mannen
5.025
5.514
vrouwen
3.152
4.055
mannen
-
631
vrouwen
-
138
mannen
18.945
18.251
vrouwen
16.596
16.325
mannen
-
861
vrouwen
-
613
mannen
4.214
3.641
vrouwen
2.000
1.692
mannen
-
419
vrouwen
-
187
mannen
266
246
vrouwen
2.152
2.117
121
107
Deelnemers prepensioen:
67
Gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen
:
5
Gewezen deelnemers prepensioen :
8
Uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen :
9
Uitkeringsgerechtigden prepensioen :
Uitkeringsgerechtigden nabestaandenpensioen:
Wezenpensioen: jongens en meisjes
4
In de vergelijkende cijfers over 2010 zijn de aantallen van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep (stand 31 december 2010) bij elkaar opgeteld. Er
zijn echter deelnemers/ uitkeringsgerechtigden die zowel deelnemer/ uitkeringsgerechtigden waren van Pensioenfonds Koek als van Pensioenfonds Snoep. In de vergelijkende cijfers over 2010 zijn 93 actieve deelnemers, 971 gewezen deelnemers en 281 uitkeringsgerechtigden niet meegeteld. 5
Dit is exclusief aantallen premievrije deelnemers (668 mannen en 395 vrouwen)
6
Per 1 januari 2011 worden de gewezen deelnemers prepensioen meegenomen in de aantallen gewezen deelnemers ouderdomspensioen
7
De aantallen gewezen deelnemers ouderdomspensioen over 2010 zijn inclusief de vermelde gewezen deelnemers prepensioen
8
Per 1 januari 2011 worden de uitkeringsgerechtigden prepensioen meegenomen in de aantallen uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen
9
Per 1 januari 2011 worden de uitkeringsgerechtigden prepensioen meegenomen in de aantallen uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen
Jaarverslag 2011
pagina 25 | 110
2011
2010
1.470,1
1.200,1
Premie levenslang ouderdomspensioen (in %)
25,110
16,7
Belegd vermogen (in miljoenen euro)
1.573
1.371
Financiële gegevens Voorziening pensioenverplichtingen (in miljoenen euro)
Beleggingsperformance (in %) 11,6 Dekkingsgraad (in %)
106,7
Z-score
-0,12
koek
snoep
12,35
11,9
koek
snoep
109,6
115,3
koek
snoep
0,66
0,07
2011
2010
Indexaties ouderdomspensioen over het jaar Ingegane pensioenen
0
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
koek
snoep
0
0,5
Indexaties prepensioen over het jaar Ingegane pensioenen
0
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0
Aantal premiebetalende werkgevers
koek
snoep
0
0,5
2011
2010
213
215
2011
2010
1.063
1.140
Werkgevers per einde jaar
Arbeidsongeschikten Aantal deelnemers dat geheel of gedeeltelijk premievrij was
10
De premie wordt per 1 januari 2011 berekend over de pensioengrondslag. Voorheen werd de premie berekend over het pensioengevend salaris
Jaarverslag 2011
pagina 26 | 110
2011
2010
Premie (in duizenden euro) koek
snoep
Kostendekkende premie
47.216
25.484 15.615
Verschuldigde (feitelijke) premie
48.250
28.604 17.918
Gedempte kostendekkende premie
43.027
nvt 14.164
Premie voor verplichte verzekering ouderdomspensioen
44.637
44.757
132
264
koek
koek
Premie voor voortgezette verplichte verzekering Premie aanvullende verzekering
snoep
snoep
3.481
1.120
48.250
46.141
2.546
2.579
2011
2010
3.343
2.787
2011
2010
Ouderdomspensioen
6.214
5.556
Nabestaandenpensioen
2.418
2.420
121
107
-
607
8.753
8.690
2011
2010
25.423
20.741
6.950
6.462
162
143
Prepensioen
11.833
14.738
Totaal (exclusief eenmalige uitkeringen)
44.368
42.084
602
428
Subtotaal Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeidsongeschikten
Aanvullende verzekeringen (aantal personen) Vrijwillig verzekerde pensioenaanspraken voor nog niet pensioengerechtigde (gewezen) werknemers
Pensioenuitkeringen (aantal personen)
Wezenpensioen 11
Prepensioen Totaal
Uitkeringen (in duizenden euro) Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
Eenmalige uitkeringen
11
Per 1 januari 2011 worden de uitkeringsgerechtigden prepensioen meegenomen in de aantallen uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen
Jaarverslag 2011
pagina 27 | 110
2.5.8
Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen
Vrijstellingen en vrijwillige aansluitingen (per 31 december 2011) Naam werkgever
Vestigingsplaats
Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake enkel het ouderdomspensioen Van Slooten B.V.
Jirnsum
Steenland Chocolate B.V.
Gouda
Cargill B.V.
Zaandam
ADM Cocoa B.V.
Koog aan de Zaan
Gedeeltelijk vrijgestelde ondernemingen inzake enkel het ouderdomspensioen Mars Nederland B.V.
Veghel
Visser Stroopwafels B.V.
Vlijmen
Daelmans Banket Koek- en Banketbakkerijen B.V.
Vlijmen
Daelmans Bakkerijen B.V.
Vlijmen
De Kroes B.V.
Oosterhout
Gedeelteliijk vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en volledig vrijgesteld inzake het prepensioen Continental Bakeries B.V.
Dordrecht
Mars Nederland B.V.
Veghel
Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en het prepensioen WK Koekbakkerij B.V.
Sint-Johannesga
SanoRice B.V.
Veenendaal
Vrijwillige aansluitingen Dutch Cocoa B.V.
Amsterdam
Broer Bakkerijgrondstoffen B.V.
Waddinxveen
Van Delft Services B.V.
Harderwijk
J.G.P.M. van Rooij Beheer B.V.
Mill
F.H.C. van Rooij Beheer B.V.
Mill
Unipro Nederland B.V.
Goes
Old El Paso Foods B.V.
Weesp
Jaarverslag 2011
pagina 28 | 110
3 Verslag van het bestuur 3.1
De belangrijkste bestuursbesluiten
Het bestuur heeft dertien keer vergaderd.12 Dit verslag beschrijft de belangrijkste agendapunten en besluiten. De deelnemersraad heeft zeven keer vergaderd.13
3.1.1
Crisismaatregelen en belangenafweging
Het bestuur heeft een aantal maatregelen in kaart gebracht dat tijdens een crisis genomen kan worden De maatregelen
betreffen een mogelijke premieverhoging per 1 april 2012; het aanpassen van het beleggingsbeleid of het beperken of niet toekennen van toeslagen De invloed op de dekkingsgraad (gerekend van een dekkingsgraad van 100%) van enkele van de maatregelen staat in onderstaande tabel. Premieverhoging is de minst effectieve maatregel. Het korten van pensioen heeft de grootste, zij het eenmalige, invloed op de dekkingsgraad.
Tabel 1: Bron: Crisisplan uit ABTN Het bestuur weegt de belangen af van de belanghebbenden die het vertegenwoordigt. Hierbij gaat het bestuur uit van de volgende invloed op de belanghebbenden.
Tabel 2: Bron: Crisisplan uit ABTN
3.1.2
Dekkingstekort en herstelplan
Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep hadden voor de fusie beide een reservetekort en een langetermijnherstelplan. De fusie maakte een aangepast langetermijnherstelplan nodig. De ingangsdatum van het aangepaste plan is 1 januari 2011. Het plan beschrijft de verwachte ontwikkeling van het fonds. De basis is de pensioenregeling per 1 januari 2011. Per 30 september 2011 daalde de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste eigen vermogen. Hierdoor kreeg het fonds een dekkingstekort. Er was al een reservetekort. Het bestuur heeft het dekkingstekort gemeld aan toezichthouder DNB. Door het dekkingstekort werd een
12
De vergaderingen van het bestuur waren op 3 februari, 10 februari, 3 maart, 5 april, 19 mei, 16 juni, 30 juni, 30 augustus, 6 september, 4 oktober, 1
november, 22 november en 8 december 2011.
13
De vergaderingen van de deelnemersraad waren op 31 januari, 24 maart, 14 juni, 26 augustus, 21 november, 2 december en 19 december 2011.
Jaarverslag 2011
pagina 29 | 110
kortetermijnherstelplan nodig. Dit plan is onderdeel van het langetermijnherstelplan. Bij het schrijven van het herstelplan zijn de uitgangspunten gebruikt die DNB heeft voorgeschreven. DNB heeft ingestemd met het herstelplan. Het plan beschrijft een verwachting van het herstel in de toekomst. De werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad kan anders uitpakken dan het verwachte herstelpad. Hierdoor kan het herstel langer of korter duren. Dekkingsgraad In het herstelplan staat vanaf 1 januari 2011 de dekkingsgraad14. De dekkingsgraad was 111,4% per 1 januari 2011. Deze is lager dan het vereist vermogen van 112,2%. Daarom was er een reservetekort per 1 januari 2011. Herstelkracht op korte termijn voldoende Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Het pensioenfonds richt zich op de belangen van deelnemers, pensioengerechtigden en oud-deelnemers en de werkgevers. In het herstelplan heeft het fonds deze belangen evenwichtig willen behartigen. De herstelkracht is voldoende om na 3 jaar (op 30 september 2014) een dekkingsgraad te bereiken van 105% of meer. Herstelkracht op lange termijn voldoende De looptijd van het herstelplan is vijftien jaar. Na afloop daarvan, per 31 december 2025, verwacht het fonds voldoende eigen vermogen te hebben. Het fonds verwacht per 31 december 2025 een dekkingsgraad van 113,7%.
3.1.3
Uitkomsten herstelplan
Het fonds heeft in het verslagjaar besloten de premie te verhogen en geen toeslag te verlenen. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn:
geen toeslagen voor actieven en niet-actieven per 1 januari 2012;
de doorsneepremie gaat per 1 januari 2011 naar 25,1% van de pensioengrondslag;
per 1 april 2012 gaat de doorsneepremie naar 28,0% van de pensioengrondslag;
per 1 januari 2013 gaat de doorsneepremie naar 30,0% van de pensioengrondslag;
het beleggingsbeleid blijft hetzelfde.
De premie gaat omhoog Het fonds heeft een doorsneepremie; deelnemers van alle leeftijden betalen een gelijk percentage pensioenpremie. Zij betalen premie over het deel van het salaris waarover zij pensioen opbouwen (de pensioengrondslag). Met de premie wil het fonds het volgende dekken:
de toename van de toekomstige aanspraken op pensioen; de opslag voor solvabiliteit (genoeg vermogen hebben) voor de onvoorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst;
de uitvoeringskosten van het fonds.
De premie is niet bedoeld voor de kosten van het vermogensbeheer. In de Pensioenwet staan regels over de kostendekkende premie. De premie van het fonds is niet lager dan deze kostendekkende premie. De basis is een gemiddeld voortschrijdend rendement en de opslag voor solvabiliteit (genoeg vermogen hebben). Hoe bepaalt het fonds het gemiddeld voortschrijdende rendement? Door de rentetermijnstructuur per 30 september over de vijf voorafgaande jaren te middelen. Hierbij houdt het fonds rekening met de verschillende looptijden. Het fonds heeft de solvabiliteitsopslag vastgesteld volgens de Pensioenwet.
14
De dekkingsgraad houdt geen rekening met de bestemmingsreserve voor Pensioenfonds Snoep. De hoogte van de bestemmingsreserve is per 1 januari
2011 vastgesteld bij de fusie van Pensioenfonds Koek met Pensioenfonds Snoep. De dekkingsgraden van Pensioenfonds Snoep en Pensioenfonds Koek verschilden voor de fusie. De dekkingsgraad van Pensioenfonds Snoep was hoger.
Jaarverslag 2011
pagina 30 | 110
Kostendekkende premie
47.216
Gedempte premie
43.027
Feitelijke premie
48.250
De samenstelling kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigde premie voor opbouw van aanspraken, onvoorwaardelijke indexatie en risicopremies
38.556
Opslag voor uitvoeringskosten
3.377
Solvabiliteitsopslag
5.283
Benodigde premie voor voorwaardelijke toezeggingen gebaseerd op ambitie en inschattingen Kostendekkende premie
47.216
Geen toeslag per 1 januari 2012 Als prijzen stijgen en pensioen gelijk blijft, dan gaat de deelnemer of de pensioengerechtigde er in koopkracht op achteruit. Een oplossing is het verhogen van pensioen. Dat heet toeslag of indexatie. Het toeslagbeleid is voor niet-actieven en actieven. Het geldt vanaf 1 januari 2011. Door de stand van de dekkingsgraad heeft het bestuur besloten niet-actieven en actieven geen toeslag te verlenen per 1 januari 2012. Het bestuur heeft gesproken met de sociale partners over de opzet van het toeslagbeleid van het fonds. Het fonds heeft met ingang van 1 januari 2012 het doel gericht toeslag te verlenen (dat wil zeggen in beginsel gekoppeld aan enigerlei index) losgelaten.15 Dat wil zeggen dat het bestuur ieder jaar opnieuw bekijkt of de pensioenen omhoog kunnen. Als de pensioenrechten en -aanspraken gedeeltelijk verhoogd worden dan kunnen de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep tot uiterlijk 31 december 2015 een extra toeslag krijgen.
3.1.4
Communicatie
Het communicatiebeleidsplan beschrijft het algemene communicatiebeleid. Hierin staat welke communicatiemiddelen voor welke doelgroepen worden ingezet. In dit plan verklaart het fonds ook dat het alle wettelijke informatieverplichtingen nakomt. In het communicatieplan staat de activiteitenkalender met de jaarplanning voor communicatie van het fonds. De doelen die het fonds nastreeft zijn het verder vergroten van het pensioenbewustzijn en het nog meer ondersteunen van de deelnemer bij het begrip van zijn pensioen. Het bestuur wil hieraan een nadrukkelijk sterk vervolg geven in de komende jaren. Daarbij stelt het bestuur dat het aanbieden van informatie op mogelijk andere manieren dan het fonds tot nu toe heeft gedaan centraal in plaats van het opvoeren van de communicatie qua frequentie en hoeveelheid. Het pensioenfonds moet voor de deelnemers een persoonlijke en betrouwbare partner zijn. Duidelijke, eerlijke en betrouwbare communicatie in combinatie met een degelijk pensioenbeleid zijn hiervoor belangrijk. In 2011 zijn de gevolgen van de fusie speerpunt geweest in de communicatie. Hierbij kwamen inhoudelijke zaken als de wijzigingen in de regeling aan bod. Er was ook aandacht voor de nieuwe huisstijl. Nieuwe, frisse en begrijpelijke website Begin januari is de website www.pensioenzoetwaren.nl gelanceerd. Het is een nieuwe website met een frisse en moderne uitstraling. De website geeft een heldere uitleg over de pensioenregeling. De fusie en de website zijn gepromoot met de verzending van een geboortekaart met een unieke postzegel. Met deze geboortekaart werd de geboorte van het nieuwe fonds bekendgemaakt.
15
Dit betekent dat het toeslagbeleid met ingang van 1 januari 2012 past in categorie B van de toeslagmatrix. Deze categorie staat in bijlage 1a bij de Regeling
Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. De bijlage hoort bij bij artikel 6, eerste lid van deze regeling.
Jaarverslag 2011
pagina 31 | 110
Pensioenflits & digitale nieuwsbrief Deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers ontvingen drie keer de nieuwe Pensioenflits Zoetwaren. De Pensioenflits is een gedrukte nieuwsbrief. Het fonds is in 2011 begonnen met het ontwikkelen van een digitale werkgeversnieuwsbrief om informatie gemakkelijker op de juiste plek bij aangesloten bedrijven te krijgen. Nieuwe brochure en folders op de website Er is een digitale brochure gemaakt over de pensioenregeling Zoetwaren. Bovendien zijn er folders gemaakt over gebeurtenissen als scheiding, nieuwe baan en overlijden. De brochure en de folders staan op de website. Score AFM selfassessment In de Pensioenwet staan eisen aan de communicatie. De AFM houdt toezicht daarop. In 2011 heeft het fonds voor de AFM een digitale vragenlijst moeten invullen. Daarmee controleert de AFM of het fonds voldoet aan de informatieverplichtingen aan de deelnemers. Dit onderzoek noemt de AFM selfassessment. Het onderzoek wijst uit dat Pensioenfonds Zoetwaren voor 90% aan alle eisen en voorschriften voldoet, boven het gemiddelde van alle pensioenfondsen (88%). Het bestuur is blij met de goede beoordeling van de AFM. Het goed informeren van de deelnemers is voor hen heel belangrijk. Pensioenregister leidde tot bezoekerspiek website Begin januari 2011 is het pensioenregister gestart. Op www.mijnpensioenoverzicht.nl ziet iedereen zijn pensioen en AOW. Consumenten, pensioenuitvoerders en de AFM zijn positief over het pensioenregister. Het bestuur is ook positief. Op de website van het fonds is verwezen naar het pensioenregister. Dit leidde bij het fonds tot een grote piek in het websitebezoek in de eerste maanden van het jaar. Deelnemers informeren via personeelszaken Op 3 november 2011 was er een bijeenkomst voor medewerkers van de afdelingen personeelszaken van de aangesloten werkgevers. Het doel was kennisoverdracht. Met meer pensioenkennis kunnen medewerkers van personeelszaken de deelnemers beter helpen. Transparantiedocument Het bestuur heeft het transparantiedocument van het fonds op de website van het fonds laten plaatsen.
3.1.5
Fusie
De fusie is per 2011 volledig doorgevoerd in de administratie. Het pensioenreglement is aangepast. De verplichting voor bedrijven in de bedrijfstak om mee te doen is ook aangepast. Met de fusie zijn de beleggingen van Pensioenfonds Koek in 2011 overgenomen door Pensioenfonds Zoetwaren. In 2010 heeft het bestuur van de Stichting Uittreden Suikerverwerkende Industrie besloten tot liquidatie van het VUT fonds. Het batig saldo komt ten gunste van het Pensioenfonds Zoetwaren. Wijziging in overgangsregeling voor oud-Koekdeelnemers In april 2012 heeft het bestuur besloten dat oud-Koekdeelnemers ook gebruik kunnen maken van de overgangsregeling als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen niet door de deelnemer is vervroegd. Eerder kwam een deelnemer alleen in aanmerking voor de overgangsregeling als het ouderdomspensioen vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd tot uitkering kwam. Het bestuur heeft dit besluit genomen na raadpleging van DNB. Een afweging bij dit besluit was eenduidige uitvoering van de regeling; de oud-Snoepregeling kende een dergelijke bepaling niet. Verplichtstelling aangepast Per 1 januari 2011 is het voor bedrijven in de bedrijfstak verplicht om zich aan te sluiten bij het Pensioenfonds voor de Zoetwaren.
Jaarverslag 2011
pagina 32 | 110
Statuten en fondsdocumenten aangepast De statuten van het fonds zijn door de notaris aangepast per 1 januari 2011. Door de fusie zijn onderstaande reglementen aangepast:
Pensioenreglement voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950
Pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (oud Pensioenfonds Koek)
Reglement tijdelijk ouderdomspensioen voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 (oud Pensioenfonds Koek)
Pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (oud Pensioenfonds Snoep)
Reglement van de deelnemersraad
Reglement klachten- en geschillenregeling
Reglement van het verantwoordingsorgaan
Reglement visitatiecommissie
Reglement prepensioen voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (oud Pensioenfonds Snoep)
Begin 2011 zijn de reglementen vastgesteld. De cao-partijen hebben besloten het maximum pensioengevende loon te verhogen van 39.171 euro (oud Pensioenfonds Snoep), resp. 53. 693 euro (oud pensioenfonds Koek) naar 54.445 euro. De verhoging ging in per 1 januari 2011.
3.1.6
Jaarverslag 2010 goedgekeurd
Op 29 juni 2011 keurde het bestuur het jaarverslag, de jaarrekening en de staten over 2010 goed voor zowel Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep.
3.1.7
Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) herzien
In de Pensioenwet staat dat ieder pensioenfonds een ABTN moet opstellen. Deze nota beschrijft de bedrijfsvoering van het fonds. In de nota staan de uitgangspunten en maatstaven voor het financieringsbeleid. Het fonds zet op papier hoe het de regels van het financiële toetsingskader uitvoert. De nota geeft ook inzicht in de risico’s van het fonds. Op 16 juni 2011 keurde het bestuur een aangepaste versie van de nota goed.
3.1.8
Bestuur is het eens met conclusies ALM-studie
Het bestuur heeft laten onderzoeken hoe de beleggingen zich verhouden tot de verplichtingen. De assetliabilitymanagementstudie (ALM-studie) is gedaan in februari 2011. Uit deze studie bleek dat de financiële positie sterk is verbeterd in het laatste kwartaal van 2010. Volgens de studie was wijzigen van het premiebeleid niet nodig. De grenzen van het toeslagbeleid konden gelijk blijven. Bij een hogere dekkingsgraad zou het fonds met beleggen meer risico kunnen nemen. Het bestuur is het eens met de conclusies van de ALM-studie.
Jaarverslag 2011
pagina 33 | 110
3.2
Risicoparagraaf
In deze paragraaf staan de risico’s die het fonds loopt. Het bestuur onderscheidt uitbestedingsrisico’s, beleggingsrisico’s, actuariële risico’s en operationele risico’s. De risico’s staan beschreven in de ABTN. Hiermee geeft het fonds uitvoering aan de wettelijke vereisten. In 2011 is het bestuur, in samenwerking met een onafhankelijk adviesbureau, gestart met het verbeteren van het integrale risico- en vermogensbeheer en bewaardiensten. Soms draagt het fonds de risico’s verbonden aan de pensioenregeling. In andere gevallen dragen de deelnemers of de werkgevers het risico. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Geen of gedeeltelijke toeslag en als laatste redmiddel het korten van pensioen bieden soelaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan wat het fonds met premieverhogingen kan bereiken. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. Deze premie kan stijgen of dalen, al streeft het fonds naar premiestabiliteit. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat premieverhogingen een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds.
3.2.1
Uitbestedingsrisico
Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed en loopt hierdoor een uitbestedingsrisico. Het bestuur heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Dit beleid staat in de ABTN. Uitbestedingsrisico pensioenadministratie Met Syntrus Achmea heeft het fonds gedetailleerde afspraken gemaakt over het niveau van de dienstverlening (SLA). Syntrus Achmea, heeft in 2011 zijn standplaats Amsterdam gewijzigd naar De Meern. Het bestuur heeft de impact van deze wijziging nauwlettend gevolgd. Daarnaast zal in 2013 een migratie plaatsvinden van het administratiesysteem. Hiervoor wordt een fondsspecifiek transitieplan opgesteld. Het bestuur houdt deze systeemmigratie nauwlettend in de gaten. De IAASB (Internal Auditing and Assurance Standards Board) heeft een nieuwe, wereldwijde standaard ontwikkeld voor de rapportering over beheersingsprocessen: de International Standard on Assurance Engagement (ISAE) 3402. Syntrus Achmea past deze nieuwe richtlijn toe met ingang van 2011 voor alle bedrijfsprocessen die voorheen SAS 70-gecerticifeerd waren. Uitbestedingsrisico vermogensbeheer Het bestuur maakt beheersafspraken met de vermogensbeheerders. Deze worden per vermogensbeheerder jaarlijks in een mandaat vastgelegd. De afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de meting van de resultaten, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en -beheersing.
3.2.2
Beleggingsrisico’s
De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s voor het fonds zijn valuta-, rente-, inflatie- en kredietrisico’s. Het fonds voert een beleggingsbeleid waarin het risico (gedefinieerd ten opzichte van de nominale verplichtingen) op mag lopen al naar gelang de financiële positie dat toestaat. De benchmark voor de z-score is begin 2011 samengesteld op basis van 20% aandelen en 80% vastrentende waarden. Operationele risico’s worden bewaakt door het selecteren van professionele dienstverleners. Bovendien zijn in de structuur een aantal checks-and-balances ingebouwd, waardoor eventuele afwijkingen van normen of richtlijnen of andere bijzondere gebeurtenissen op tijd worden gesignaleerd.
Jaarverslag 2011
pagina 34 | 110
Valutarisico In 2009 is gestart met het voor 50% afdekken van de blootstelling aan de Amerikaanse dollar door de aandelenbeleggingen. In 2010 is hier een 50% afdekking van het Britse pond aan toegevoegd. De wereldwijde vastrentendewaardeportefeuille wordt, met uitzondering van de allocatie naar staatsleningen van opkomende markten uitgegeven in lokale valuta, strategisch geheel afgedekt naar de euro door middel van valutatermijntransacties. Er is wel beperkte ruimte voor tactische afwijkingen. In 2011 is dit beleid voortgezet. Voor 2012 wordt de afdekking van de blootstelling aan de Amerikaanse dollar en het Britse pond door de aandelenportefeuille verlaagd naar 25%. Het bestuur heeft namelijk geconstateerd dat het afdekken van het dollarrisico juist risico toevoegt ten opzichte van de (nominale) pensioenverplichtingen. Bovendien kreeg het fonds al vanzelf extra risicospreiding door de sterke valuta van de Noorse en Australische en Canadese beleggingen. Renterisico Het renterisico heeft betrekking op activa en passiva. Voorbeelden van activa zijn obligaties en leningen op schuldbekentenis. Bij de passiva gaat het om de verplichtingen. De rentegevoeligheid (duratie) van de vastrentende portefeuille (inclusief swaps) bedraagt per eind 2011 20,4 jaar. Dit betekent dat indien de rente met 1% daalt, terwijl alle overige variabelen constant blijven, de marktwaarde van de vastrentende portefeuille stijgt met 13,3%. Omgekeerd leidt een rentestijging met 1% tot een daling van de marktwaarde van de vastrentende portefeuille met bijna 15%. De duratie van de nominale pensioenverplichtingen bedraagt per eind 2011 18,3 jaar. Dit correspondeert met een normrenteafdekking van circa 75% met een bandbreedte van 70 tot 80%. Als gevolg van het voor circa 75% afdekken van het renterisico van de nominale pensioenverplichtingen worden de gevolgen van renteschommelingen op de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds voor een belangrijk deel geneutraliseerd. Inflatierisico Het fonds stelt een zodanige mix samen dat in scenario’s van (onverwacht) oplopende inflatie meer kans is op indexaties. Het fonds heeft een allocatie van 10% naar reële staatsleningen. Dat zijn leningen waarbij het rendement meegaat met de inflatie. Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen, waaronder derivaten, niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Kredietrisico Het fonds loopt kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen, inclusief de kasmiddelen. De kasmiddelen zijn onder andere aanwezig als onderpand voor de swaps en andere afgeleide producten. Het is voor de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in leningen met een relatief laag risico (investment grade). Eén van de vastrentende beheerders belegt strategisch een deel van de portefeuille in relatief risicovolle leningen en een deel in opkomende markten. Het belang in niet-overheidsobligaties is beperkt. Het kredietrisico bleek in 2008 veel groter dan verwacht. Door het slechts beperkt terugbrengen van het risico van de portefeuille is in 2009 wel geprofiteerd van het fors inkomen van de risico-opslagen. Het fonds heeft in 2010 en 2011 het risico in de portefeuille verlaagd.
3.2.3
Actuariële risico’s
Beleidsinstrumenten Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee het bestuur de financiële positie kan bijsturen. Deze beleidsinstrumenten zijn het toeslagenbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid en tot slot de pensioenregeling. Met ALM (assetliabilitymanagement) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Het bestuur van het fonds besluit jaarlijks of het premie- en toeslagbeleid aangepast moet worden. De basis van dit besluit zijn de berekeningen van de adviserende actuaris. Jaarverslag 2011
pagina 35 | 110
Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Het langlevenrisico houdt in dat het fonds na pensioendatum de gepensioneerde langer pensioen moet betalen. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden veronderstellingen gehanteerd waaronder de toekomstige verbetering van de levensverwachting. Deze veronderstellingen worden periodiek bijgesteld op basis van nieuwe inzichten. Sinds 1 januari 2010 hanteert het fonds AG-prognosetafel 2010-2060. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn het kortlevenrisico. Het kortlevenrisico houdt in dat een deelnemer voortijdig overlijdt waardoor er minder premie binnenkomt dan verwacht. Zowel het kort- als het langlevenrisico wordt gedragen door het fonds.
3.2.4
Operationele risico’s
Operationele risico’s zijn risico’s die horen bij het niet goed functioneren van mens en machine op de werkvloer. Algemene operationele risico’s Deze risico’s worden afgedekt door elkaar aanvullende maatregelen, zoals bijvoorbeeld backup- en recoveryprocedures, logische en fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, et cetera. Het bestuur controleert dit door de uitvoeringsorganisatie te laten rapporteren over de uitgevoerde processen. Hierbij vindt het bestuur het belangrijk dat er een heldere toelichting wordt gegeven bij afwijkingen ten opzichte van de begroting of de gemaakte afspraken. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico dat hier is bedoeld heeft betrekking op de uitkeringen en niet op de beleggingen, zie hiervoor 3.2.2. Dit risico is voor het fonds heel klein omdat er meer geld binnenkomt dan eruit gaat. De som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden is veel groter dan de som van uitkeringen en kosten. Als achtervang is er altijd de mogelijkheid beleggingen te verkopen. Compliancerisico Het risico van het niet voldoen aan wet- en regelgeving waaronder het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn gedragscodes opgesteld. Een externe compliance officer toetst de naleving hiervan.
Jaarverslag 2011
pagina 36 | 110
3.3
Beleggingen
In dit hoofdstuk legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid en de daarbij gemaakte belangenafwegingen en kosten-batenanalyses.
3.3.1
Taakverdeling beleggingen
Het bestuur wil het vermogen op een solide wijze beleggen en professionele en verantwoorde beleggingsbesluiten nemen. Daarom heeft het bestuur de volgende taakverdeling afgesproken:
het bestuur stelt het beleggingsraamwerk vast en zorgt voor en controleert de uitvoering van de beleggingen;
professionele vermogensbeheerders voeren het feitelijke vermogensbeheer uit en rapporteren daarover;
de bewaarnemer van het fonds verzorgt de bewaarneming en de administratie van de beleggingen.
Bestuur Het beleggingsraamwerk bestaat uit het strategische beleggingsbeleid vertaald in een z-scorebenchmark en de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Het bestuur stelt het beleggingsraamwerk vast, mede op basis van een ALM-studie. De laatste studie is in 2010 uitgevoerd naar aanleiding van de fusie. Uit de studie blijkt welk risicobudget het fonds zich voor de beleggingen onder verschillende omstandigheden kan veroorloven. Het risicobudget is de afwijking van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de (nominale) pensioenverplichtingen. Periodiek bespreken partijen het gehele beleggingsraamwerk en de behaalde resultaten. Het bestuur draagt zorg voor en controleert de uitvoering van de (aansturing van de) beleggingen. Het bestuur wordt daarbij ondersteund door een beleggingsadviseur van Mercer. Ieder kwartaal evalueert het bestuur het overzicht van de beleggingsresultaten op basis van een rapportage en een toelichting door de beleggingsadviseur. Daarbij worden ook de risicoposities ten opzichte van de verplichtingen beoordeeld. Vermogensbeheerders De vermogensbeheerders rapporteren maandelijks over de performance en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark en minimaal op kwartaalbasis over de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Tijdens de bestuursvergadering doen zij, indien gewenst, verslag van het door hen over de afgelopen periode gevoerde beheer. Bewaarnemer De bewaarnemer voert een onafhankelijke performancemeting en telt de resultaten op. De bewaarnemer verzorgt de beleggingsadministratie en rapporteert over de posities ten opzichte van de neutrale posities die zijn opgenomen in het beleggingsplan. De bewaarnemer administreert ook de beleggingen die niet bij de bewaarnemer onder bewaring zijn.
3.3.2
Herinrichting bestuur vermogens- en risicobeheer
Het bestuur is in 2010 gestart met het professioneler afstemmen van het besturen van het vermogensbeheer op de complexiteit van de markten en de grootte van het gefuseerde fonds. Het bestuursmodel van het vermogensbeheer was namelijk de afgelopen elf jaar hetzelfde gebleven. Een beleggingscommissie van Pensioenfonds Snoep en Pensioenfonds Koek heeft sinds 2000 het vermogen beheerd via mandaten bij verschillende vermogensbeheerders. Een beleggingsadviseur van Mercer adviseerde deze beleggingscommissie. Als eerste stap is er vanaf 2011 geen aparte beleggingscommissie meer. Het hele bestuur vergadert eenmaal per twee maanden (of zoveel vaker als nodig) over het vermogensbeheer. Tegenwicht Het bestuur heeft besloten om zich voor het risico- en vermogensbeheer te versterken door het aanstellen van een coördinator vermogensbeheer en een onafhankelijke risicomanager. Bovendien verbetert het bestuur de interne aansturing en hun deskundigheid om tot een evenwichtige samenwerking met de coördinator en de risicomanager te komen. Met de expertise van de coördinator en de risicomanager als tegenwicht kan het bestuur het pensioenfonds professioneler en meer klaar voor de toekomst maken. Het bestuur verwacht dat voor de zomervakantie van 2012 de keuze voor beide partijen gemaakt is. Na een zorgvuldige implementatie kan dan in het derde kwartaal de organisatie ingevuld en werkend zijn. Coördinator vermogensbeheer De coördinator vermogensbeheer zal het bestuur ondersteunen bij het portefeuillebeheer en het afdekken van risico’s. Bovendien zal de coördinator het bestuur adviseren over het strategische beleid en bij de selectie van vermogensbeheerders. De selectie van Jaarverslag 2011
pagina 37 | 110
de coördinator vermogensbeheer is begeleid door Avida. Het bestuur heeft vanaf oktober 2011 een intensieve selectieprocedure georganiseerd. Eerst heeft het bestuur de voorwaarden benoemd. Daaruit kwamen vijf partijen naar voren die aan die voorwaarden konden voldoen. Na een traject met onder andere rollenspelen en kantoorbezoeken bleven twee partijen over die een offerte gaan uitbrengen. Het bestuur heeft in juni 2012 Integrated Client Solutions, onderdeel van ING Investment Management (ING IM), geselecteerd als “Coördinator Vermogensbeheer”. Onafhankelijke risicomanager De risicomanager zal het bestuur ondersteunen bij het opstellen van het strategische beleid en bij het controleren van de uitvoering van het portefeuillebeheer. De risicomanager zal zorgdragen voor onafhankelijke rapportages. Voor de selectie van de risicomanager heeft het bestuur vanaf april 2012 een vergelijkbare maar minder intensieve selectieprocedure georganiseerd.
3.3.3
Beleggingsbeleid
De toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid en de rendementen hebben betrekking op het gefuseerde fonds. Fusie en schaalvoordelen Na de fusie op 1 januari 2011 zijn de beleggingsportefeuilles van de twee fondsen feitelijk samengevoegd per 1 maart 2011. Hieraan waren vrijwel geen transactiekosten verbonden omdat de beleggingen van de oude fondsen bijna hetzelfde waren. Het bestuur is verheugd schaalvoordelen te rapporteren. De beheervergoeding voor de BlackRockportefeuille is gemiddeld verlaagd van 24 basispunten naar 18 basispunten als gevolg van de fusie. Een procent is honderd basispunten. Het gewicht van de BlackRockportefeuille is circa 30%. Op portefeuilleniveau scheelt dit circa 2 basispunten ofwel op een belegd vermogen van circa 1,5 miljard euro ongeveer 300.000 euro per jaar. De vergoeding voor Vanguard is scherp onderhandeld op een moment dat al duidelijk was dat de fondsen zouden samengaan. Dit heeft geleid tot een beduidend lagere vergoeding. Bij GMO, PIMCO en Invesco heeft het bestuur geen ruimte gekregen voor verlagingen van de vergoeding als gevolg van de fusie. De totale beheerkosten (inclusief de kosten voor bewaarneming) bedragen 47 basispunten. Dat zijn 33 basispunten beheerkosten inclusief de kosten voor de bewaarnemer en 14 basispunten als gevolg van extra vergoeding voor beleggingsprestaties voor PIMCO. Beleggingsplan De beleggingsadviseur bereidt ieder jaar een beleggingsplan voor, inclusief een z-scorebenchmark en beoogde beheerderstructuur. Hierbij houdt de adviseur rekening met de beleidskeuzematrix, de ontwikkeling van de portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Na toetsing wordt dit jaarplan uiteindelijk door het bestuur vastgesteld. Dit jaarplan vindt zijn weerslag in de beleggingsrichtlijnen voor de vermogensbeheerders. Het beleggingsplan richt zich op het doel een extra rendement te behalen ten opzichte van de waardeontwikkeling van de nominale verplichtingen binnen een bepaald risicobudget. Dat risicobudget wordt uitgedrukt in een tracking error. De tracking error is de gemiddelde afwijking van het behaalde rendement vergeleken met de norm (de benchmark). Het beleggingsplan beschrijft:
de verdeling over beleggingscategorieën;
het valutabeleid;
de samenstelling van de vastrentende portefeuille en het beoogde renteafdekkingspercentage;
de samenstelling van de aandelenportefeuille.
Beleggingsmix Eind 2010 is voor het gefuseerde fonds een ALM-studie uitgevoerd. Hierbij is ook het beleidskader herijkt. Op basis van de samenstelling van de portefeuille eind 2010, het verschil tussen de beleggingen en de verplichtingen en de verwachtingen voor de financiële markten heeft het bestuur besloten het risicoprofiel en de beleggingsmix nauwelijks te wijzigen. Het strategische risicobudget bedraagt 5%. De beleggingsmix bestaat uit 20% aandelen en 80% vastrentende waarden. Het benodigde meerrendement (extra rendement boven de verplichtingenbenchmark) is 0,7% per jaar. Het procentuele belang in aandelen is gelijk gebleven. De samenstelling van de vastrentendewaardenportefeuille is licht gewijzigd met onder andere een groter gewicht voor leningen uit opkomende landen in lokale valuta en wereldwijde relatief risicovolle obligaties. De eurostaatsleningenportefeuille met een marktconforme looptijd werd verder geconcentreerd op landen met de hoogste kredietwaardigheid (AAA). Het fonds heeft ook in het verslagjaar geen belang in grondstoffen opgebouwd. De belangrijkste reden hiervoor is dat het beschikbare risicobudget zo’n belegging nauwelijks toestaat en de onzekere mogelijke opbrengsten van grondstoffen. Het fonds belegt via breed gespreide beleggingsfondsen. Deze beleggingsproducten zijn voor de omvang van het fonds een
Jaarverslag 2011
pagina 38 | 110
goede keuze met lage beheerkosten. Er zijn twee uitzonderingen waarbij het bestuur niet in beleggingsfondsen belegt. Het bestuur heeft gekozen voor een voor het fonds gemaakte portefeuille met leningen die bij de verplichtingen passen. Dit is de matchingportefeuille. Deze wordt niet als standaard beleggingsfonds aangeboden. Het fonds heeft ook een semi-actieve Europese aandelenportefeuille bij Invesco. Ook dit is geen beleggingsfonds. Invesco belegt actief in aandelen op basis van een kwantitatief model. Het bestuur houdt deze mandaten scherp in de gaten zowel op het gebied van resultaat als op het gebied van kosten. Renteafdekking De gehanteerde norm voor renteafdekking is vastgesteld op 75% met een bandbreedte van plus en min 5%. Dat is dichtbij de feitelijke afdekking na de in 2010 doorgevoerde correctie als gevolg van de hogere levensverwachting. De deelnemersraad drong bij het bestuur aan op verlaging van de afdekking. Het bestuur wilde de gekozen rentedekking niet aanpassen. Het bestuur vond het risico op een verdere rentedaling namelijk onacceptabel groot. De gekozen renteafdekking bleek ook in 2011 zeer succesvol. Op basis van de door DNB gecorrigeerde rentetermijnstructuur bedroeg de werkelijke renteafdekking exclusief de inflatiegerelateerde leningen eind 2011 circa 68%. Inclusief de inflatiegerelateerde leningen zou de renteafdekking circa 72% zijn geweest. Deze ligt daarmee binnen de afgesproken bandbreedte. De renteafdekking vindt plaats met swaps en lange leningen. Het bestuur koos niet voor swaptions omdat deze erg duur zijn en omdat swaptions pas bij grote rentedalingen dezelfde bescherming bieden als renteswaps. De keuze voor swaps betekent dat het fonds niet profiteert van een rentestijging. Het bestuur achtte echter het risico op een verdere rentedaling onacceptabel groot. Ook voor 2012 houdt het bestuur vast aan een relatief hoge mate van renteafdekking. Strategie vastrentende waarden Ten aanzien van de vastrentende waarden is het beleid van het fonds gericht op een brede spreiding over swaprente en staatsen bedrijfsobligaties, niet alleen binnen het eurogebied maar ook daarbuiten. De nominale (met een marktconforme looptijd) staatsleningen worden strategisch belegd in leningen van landen met de hoogste kredietwaardigheid. In 2010 startte het fonds het concentreren van de eurostaatsleningenportefeuille op AAA-landen. Dit beleid is in 2011 verder doorgezet. Alle blootstellingen aan vreemde valuta zullen strategisch volledig afgedekt zijn naar de euro, met uitzondering van de vastrentende beleggingen in opkomende markten in lokale valuta. Om het renterisico voor het fonds te verminderen wordt gebruik gemaakt van renteswaps. De verplichtingenbenchmark is opgebouwd uit een portefeuille van standaardswaps, die het profiel van de uitkeringen zo goed mogelijk benaderen. De ontwikkelingen in het deelnemersbestand hebben hierop invloed. Dat geldt ook voor wijzigingen in de levensverwachting. In de richtlijnen voor de beheerders zijn de te gebruiken beleggingsinstrumenten nader omschreven. Eind 2009 is een begin gemaakt met het aanscherpen van de beleggingsrichtlijnen voor de vastrentende beheerders. Hun risicobudget ging omlaag en zij mogen geen opties meer in hun portefeuille gebruiken. De volatiliteit binnen vastrentende markten en de grote afwijkingen ten opzichte van de benchmark in zowel 2008 als 2009 lagen hieraan ten grondslag. Dit aanscherpingsbeleid wordt in 2012 verder doorgezet. Er wordt gekeken naar mogelijkheden om de swapportefeuille die nu onder beheer bij GMO is, over te zetten naar BlackRock. Deze komt dan bij de beperkt actieve matchingportefeuille op maat waarmee het fonds al een tijd werkt. De matchingportefeuille is op maat gemaakt en benadert zoveel mogelijk de verplichtingen van het fonds. Op termijn worden de mogelijke actieve posities nog verder beperkt tot een passieve matchingportefeuille op maat. De portefeuille zal een bepaalde mate van financiering met vreemd vermogen bevatten. Dat is onvermijdelijk om het gewenste matchingpercentage van 75% te kunnen bereiken. Financiering met vreemd vermogen brengt risico’s met zich mee. Het bestuur heeft echter bewust voor deze risico’s gekozen. Zonder vreemd vermogen kan het fonds de rente niet voldoende afdekken; dan zou er bijvoorbeeld geen geld over zijn om in aandelen te kunnen beleggen. Het rendement van aandelen heeft het fonds juist nodig, zo bleek uit de ALM-studie. Strategie aandelen Bij de samenstelling van de aandelenportefeuille streeft het bestuur naar een brede spreiding, zowel over regio's als over sectoren. Het fonds legt al jaren een accent op beleggingen in opkomende markten. Dit beleid wordt voortgezet. Het fonds heeft actieve en passieve beheerders. Het aandelenbeleid wordt ten minste eenmaal per jaar op basis van het advies van de beleggingsadviseur door het bestuur geëvalueerd. Keuze voor actief of passief beheer Bij passief beheer volgt de vermogensbeheerder een index. Dat is een goedkope manier van vermogensbeheer. Bij actief beheer wijkt de vermogensbeheerder van de index af om extra geld te verdienen. Hiervoor moet het fonds meer betalen. Het bestuur Jaarverslag 2011
pagina 39 | 110
heeft 11 % van de portefeuille passief belegd. Het bestuur houdt goed in de gaten of de actieve beheerders de extra kosten waard zijn. Eind 2011 heeft het bestuur geconcludeerd dat het tactische assetallocatiebeleid dat is uitbesteed aan een gespecialiseerde vermogensbeheerder over de afgelopen vijf jaar niet heeft opgebracht wat ervan verwacht mocht worden. In 2012 zal de portefeuille hierop worden aangepast. Naast het tactische assetallocatiebeleid is het als gevolg van actief beheer binnen een aantal verschillende deelportefeuilles mogelijk dat de feitelijke weging van de beleggingscategorieën vastrentende waarden en aandelen afwijkt van de normweging. Het fonds checkt met behulp van risicorapportages of het risicoprofiel van de gehele beleggingsportefeuilles zich binnen acceptabele niveaus bevindt.
3.3.4
Vermogensopbouw
De verleende mandaten aan de diverse beheerders omvatten de volgende beleggingscategorieën:
vastrentende waarden, waaronder obligaties uitgegeven door overheden en bedrijven (eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels) en renteswaps;
aandelen, (eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels);
hedge funds;
liquiditeiten.
2011
2010*
2009*
2008*
2007*
1572,7
1.352,0
1.153,8
1.020,1
1.072,2
Vastrentende waarden
81,4%
77,3%
76,0%
82,7%
68,3%
Aandelen
18,7%
22,0%
23,0%
17,3%
28,3%
Onroerend goed
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Grondstoffen
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
1,0%
Liquiditeiten
-0,1%**
0,7%
1,0%
0,0%
2,3%
Totaal
100,00%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Marktwaarde in mln euro’s In %
Tabel 3 - Bron: Bank of New York Mellon (cijfers 2010 en 2011) en Kas Bank (cijfers 2007 t/m 2009) * Combinatie belegde vermogens Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep ** Ongerealiseerde opbrengst valuta overlay
3.3.5
Rendementen in 2011
Doordat het fonds voornamelijk belegt in vastrentende waarden en de forse afdekking van het renterisico is over 2011 een zeer goed rendement behaald. De beleggingsportefeuille steeg per saldo met 11,6%. Maar een pensioenfonds kan niet alleen naar het beleggingsresultaat kijken. Wat er met de verplichtingen gebeurd is even belangrijk. Als gevolg van de daling van de lange rente (op renteswaps) heeft de portefeuille de stijging van de verplichtingen echter niet kunnen bijhouden. De verplichtingen stegen maar liefst met 22% in waarde. De extra rendementdoelstelling werd hierdoor dit jaar niet gehaald. Per saldo is de dekkingsgraad van het pensioenfonds met 4,7% verslechterd, van 111,4% begin 2011 naar 106,7% eind 2011. Gemiddelde beleggingsresultaten (in %)
Pensioenfonds Zoetwaren
benchmark
Totaal over 2011
11,6%
11,5%
Vastrentende waarden
16,7%
16,7%
Aandelen
-6,4%
-8,7%
Tabel 4 - Bron: Bank of New York Mellon Vastrentende waarden Het fonds heeft een brede spreiding over swaprente en staats- en bedrijfsobligaties, niet alleen binnen het eurogebied maar ook daarbuiten. De nominale en reële staatsleningen zijn strategisch in het eurogebied belegd. Het fonds profiteerde van de verdere concentratie van de eurostaatsleningenportefeuille naar landen met de hoogste kredietwaardigheid. In absolute zin droegen de Jaarverslag 2011
pagina 40 | 110
risicoposities in bedrijfsobligaties, relatief risicovolle leningen en leningen uit opkomende landen bij aan het resultaat. Ten opzichte van de verplichtingen bleven deze echter achter. Als gevolg van de rentedaling lieten de vastrentendewaardenbeheerders in 2011 in absolute zin positieve resultaten zien. Gemiddeld genomen werd in lijn met de betreffende benchmarks gepresteerd. Aandelen De aandelenportefeuilles zijn gericht op brede spreiding over verschillende economische regio’s, waarbij er enige nadruk is op de Europese markt en op de opkomende landen. In absolute zin gingen de aandelenmarkten in 2011 fors omlaag. Gelukkig gingen de beleggingen van het fonds minder omlaag dan de norm. De beheerder die mede verantwoordelijk is voor tactische assetallocatie richt zich met name op kwaliteitsaandelen. Deze hebben het afgelopen jaar ten opzichte van de brede aandelenmarkt goed gepresteerd. De risicoposities in aandelen bleven zowel in absolute zin als ten opzichte van de verplichtingen achter.
3.3.6
Maatschappelijk Verantwoord beleggingsbeleid
Met ingang van 1 januari 2012 is gestart met de implementatie van de eerste stappen richting een verantwoord beleggingsbeleid. Als eerste stap is een lijst van uit te sluiten beleggingen opgesteld. Beleggingen in bedrijven die betrokken zijn bij fabricage, onderhoud of distributie van producten die in strijd zijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen, of in bedrijven of overheden die structureel en substantieel in strijd handelen met de principes van de UN Global Compact Code zijn niet langer toegestaan. Jaarlijks wordt door het bestuur bezien of de lijst aanpassingen behoeft. De lijst met uitsluitingen is inmiddels door de verschillende externe vermogensbeheerders geïmplementeerd. Concreet zijn de posities in drie Europese aandelen verkocht. De beheerders van beleggingsfondsen rapporteren vanaf 2012 of zij bedrijven of overheden van de lijst in portefeuille hebben. De transactiekosten en de te verwachten invloed op het rendement zijn gering. Voor 2012 streeft het bestuur naar ondertekening van de ‘United Nations Principles on Responsible Investing’. Dit zijn de volgende zes principes: 1.
Het fonds neemt ESG-kwesties (milieukwesties, sociale kwesties en bestuurskwesties) mee in de beleggingsanalyse en in de beslissingen.
2.
Het fonds handelt als een actieve eigenaar en neemt ESG-kwesties mee in beleid en praktijk.
3.
Het fonds vraagt om gepaste openheid op gebied van ESG door organisaties waarin het fonds belegt.
4.
Het fonds stimuleert acceptatie van de UN-principes door andere beleggers en vermogensbeheerders.
5.
Het fonds werkt samen om tot een effectieve implementatie van de UN-principes te komen.
6.
Het fonds rapporteert over de activiteiten en voortgang met betrekking tot de UN-principes.
3.3.7
Economische ontwikkelingen
Het economische herstel van 2009 en 2010 heeft in 2011 niet doorgezet. Hoewel de eerste zes maanden van 2011 positief waren, keerde de vrees voor een dubbele dip in de tweede helft van het jaar sterk terug. Deze vrees kwam door de escalerende Europese schuldencrisis en de strengere kapitaaleisen aan financiële instellingen. Om de Europese schuldencrisis te bedwingen en om faillissementen en besmettingen naar andere landen te voorkomen hebben de gemeenschappelijke eurolanden verschillende middelen ingezet. Het European Financial Stability Fund (EFSF) werd opgericht. In dit fonds hebben de eurolanden garanties afgegeven ter grootte van 780 miljard euro. Zo is er geld beschikbaar voor leningen aan noodlijdende Europese overheden. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is gevraagd om geld beschikbaar te stellen voor leningen aan noodlijdende Europese overheden. Griekenland, Ierland en Portugal zijn de eerste drie landen die steun hebben gevraagd bij het Europese noodfonds EFSF en het IMF. Zij konden hun financiële behoeften niet langer via de kapitaalmarkt financieren. Daarnaast is de private sector gevraagd om ‘vrijwillig’ een gedeelte van de Griekse schuld af te schrijven. Aanvankelijk werd hier door de financiële markten met het nodige wantrouwen op gereageerd. Gelukkig had het bestuur al in mei 2010 de laatste Griekse staatsobligaties verkocht. Het fonds hoeft dus geen Griekse staatsschulden af te schrijven. Er is dus geen verliespost voor het fonds. Tevens is de Europese Centrale Bank (ECB) opnieuw begonnen met het opkopen van staatspapier van in de problemen geraakte landen. Hiermee wil de ECB de rente drukken. Jaarverslag 2011
pagina 41 | 110
De financiële markten lijken de maatregelen met de nodige scepsis te ontvangen. Dit blijkt uit de ontwikkeling van de risico-opslag van onder meer Griekenland, Italië en Spanje, maar ook Frankrijk ten opzichte van het door de financiële markten als risicovrij beschouwde Duitsland. Grafiek 1 toont de ontwikkeling van het renteverschil van enkele probleemlanden en Frankrijk ten opzichte van tienjarige Duitse staatsleningen. Het renteverschil (spread) staat in basispunten. Een procent is honderd basispunten.
Spread ten opzichte van 10 jaars Duits staatsobligaties 3500
Spread (in basispunten)
3000 2500 2000 1500 1000 500
Spanje
Griekenland
Ierland
Italie
Portugal
1 -1 de c
1 ok t-1
11 au
g-
11 nju
1 ap r-1
b11 fe
10 cde
t-1 0 ok
g10 au
-1 0 ju n
-1 0 ap r
b10 fe
de c-
09
0
Frankrijk
Grafiek 1 – Bron: Bloomberg De zorgen over de begrotingstekorten binnen de eurozone kwamen ook tot uiting in het koersverloop van de euro. Gedurende 2011 heeft de euro sterk bewogen ten opzichte van vreemde valuta als de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en de Zwitserse franc. Zo stond de euro aan het einde van het eerste kwartaal van 2011 ten opzichte van eind 2010 op respectievelijk plus 6% (dollar), plus 8% (yen) en plus 4% (franc). Eind 2011 was dit respectievelijk min 4% (dollar), min 4% (yen) en 0% (franc). Deze koersontwikkelingen hadden een duidelijke invloed op de rendementen (gemeten in euro) van beleggingen buiten de eurozone. Rendementen beleggingscategorieën
Grafiek 2 – Bron: Thomson Reuters Datastream
Jaarverslag 2011
pagina 42 | 110
Rendementen vastrentende waarden Vastrentende waarden hebben een bewogen jaar achter de rug. In de eerste helft van het jaar steeg de rente in Nederland en Duitsland. De ECB besloot in twee stappen de rente te verhogen van 1% (eind 2010) naar 1,5%. Vanaf de zomer van 2011 werd de kredietwaardigheid van diverse landen achtereenvolgens naar beneden bijgesteld en heeft de aangewakkerde Europese schuldencrisis weer geleid tot een vlucht naar kwaliteit op de financiële markten. Met name Duits staatspapier werd door de financiële markten beschouwd als de laatste veilige haven binnen de eurozone. Als gevolg hiervan is de rente op langlopend (dertigjarig) Duits staatspapier gedaald tot onder de 2,5%. Per saldo is de tienjarige Duitse rente over 2011 met meer dan 1 procentpunt gedaald, van circa 3% eind 2010 naar onder de 2% eind 2011. Zie grafiek 3.
Ontwikkeling Rente Duitse Staatsobligaties 4,5 4 3,5
Rente (%)
3 2,5 2 1,5 1 0,5
10 jaar
de c11
-1 1 no v
ok t-1 1
se p11
au g11
ju l-1 1
ju n11
-1 1 ei m
ap r-1 1
m rt11
fe b11
ja n11
de c10
0
30 jaar
Grafiek 3 – Bron: Bloomberg Het rendement op eurostaatsobligaties over 2011 liep behoorlijk uiteen en bedroeg ongeveer 3% voor de gehele eurozone en circa 7% voor de AAA-landen binnen de eurozone met een gemiddelde duratie van zes jaar. Een portefeuille volledig opgebouwd uit Duitse en Nederlandse staatsobligaties behaalde over 2011 zelfs een rendement van 9,5%. Ter vergelijking: het rendement op Griekse en Italiaanse staatsleningen bedroeg respectievelijk min 60% en min 6%. Het rendement voor de gehele eurozone met een duratie van meer dan vijftien jaar bedroeg ruim 5%. Voor de AAA-landen binnen de eurozone was het rendement ongeveer 14%. Voor de portefeuille uitsluitend bestaande uit Nederlandse en Duitse staatsleningen bedroeg het rendement zelfs circa 20%. Bedrijfsobligaties in euro’s met relatief weinig risico behaalden een rendement van ongeveer 2%. Het rendement op wereldwijde relatief risicovolle obligaties (high yield) was circa 6% (gemeten in euro) en obligaties uit opkomende markten (EMD) behaalden een rendement van circa 12% (gemeten in euro). In lokale valuta’s bedroeg dit rendement ongeveer 3% voor high yield en 8,5% voor EMD. Grafiek 4 toont de ontwikkeling van de DNB rentetermijnstructuur (RTS) die pensioenfondsen moeten gebruiken om hun toekomstige (nominale) pensioenaanspraken contant te maken. Medio 2011 lag deze nog boven de RTS van eind december 2010, maar in de tweede helft van 2011 is de curve hard gedaald. Gebaseerd op uitzonderlijke marktomstandigheden en de gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt heeft DNB besloten om per 31 december 2011 een aangepaste RTS toe te staan voor het berekenen van de contante waarde van de verplichtingen. In plaats van de reguliere RTS moeten pensioenfondsen eind 2011 een gewogen gemiddelde swapcurve gebruiken, berekend op basis van alle werkdagen in de periode 1 oktober 2011 t/m 31 december 2011. Deze aangepaste curve lag circa 25 basispunten (een kwart procentpunt) boven de reguliere curve waardoor de dekkingsgraden gemiddeld 3 à 4% hoger uitvielen.
Jaarverslag 2011
pagina 43 | 110
DNB Rentetermijnstructuur 4,500%
4,000%
3,500%
Rente (%)
3,000%
2,500%
2,000%
1,500%
1,000%
0,500%
DNB Swap 31 december 2010
DNB Swap 30 juni 2011
DNB Swap 31 december 2011
59
57
55
53
51
49
47
45
43
41
39
37
35
33
31
29
27
25
23
21
19
17
15
13
9
11
7
5
3
1
0,000%
DNB Swap 31 december 2011 incl. correctie
Grafiek 4 – Bron: DNB De risico-opslagen (swapspread) van euro renteswaps ten opzichte van Duitse staatsleningen zijn in 2011 gestegen. De vergoeding op de dertigjarige eurorenteswap is in november 2011 even onder de vergoeding op een Duitse staatslening met een gelijke looptijd geweest. Zie grafiek 5.
SWAP spread ten opzichte van Duitse staatsobligaties 120
SWAP spreads (in basispunten)
100
80
60
40
20
0
5 jaars Swap spread
10 jaars SWAP spread
de c11
no v11
ok t-1 1
se p11
au g11
-1 1 ju l
ju n11
1 m ei -1
ap r-1 1
m rt11
fe b11
ja n11
de c10
-20
30 jaars Swap spread
Grafiek 5 – Bron: Bloomberg Rendementen zakelijke waarden Gedurende 2011 werd de impact van de Europese schuldencrisis steeds duidelijker zichtbaar. Overheden kondigden steeds strengere bezuinigingen aan om ervoor te zorgen dat de financiering van de overheidsschuld houdbaar bleef. De verwachting was dat de bezuinigingen ten koste zouden gaan van economische groei en consumptie. Daardoor koelde de wereldeconomie af. In het vierde kwartaal van 2011 kwam een aantal landen opnieuw in een recessie terecht. De politici leken met hun maatregelen echter niet het vertrouwen van de aandelenbeleggers terug te winnen. Daar slaagde de Europese Centrale Bank uiteindelijk wel in met de langetermijnherfinancieringsoperatie LTRO (Long Term Refinancing Operation). Op 21 december 2011 (fase I van LTRO)
Jaarverslag 2011
pagina 44 | 110
werd 490 miljard euro uitgeleend aan banken in de eurozone. Deze leningen waren voor een periode van drie jaar tegen 1% rente. De negatieve spiraal op de aandelenmarkten werd hiermee doorbroken. Naast de Europese schuldencrisis was er nog een aantal andere gebeurtenissen met bovenmatige impact op de aandelenmarkten. Zo werd Japan in maart getroffen door een aardbeving met een tsunami en een nucleaire ramp als gevolg. De Arabische lente zorgde voor onrust in de Arabische wereld. Beide gebeurtenissen hadden een opdrijvend effect op de olieprijs. Tevens hadden opkomende markten te maken met hoge inflatie, vreesde men voor een vastgoedbubbel in China en was er spanning over het overheidstekort en overheidsbudget van de Verenigde Staten. Dat laatste resulteerde in de afwaardering van de kredietwaardigheid van de Amerikaanse overheid van AAA naar AA+ door Standard & Poor’s in augustus 2011. Met uitzondering van de regio opkomende markten pakte het afdekken van het vreemde valutarisico ten opzichte van de euro negatief uit in 2011. Zo daalden wereldwijd de aandelen in euro gemeten met circa 2% en in lokale valuta met circa 5%. Van de verschillende aandelenregio’s presteerde de regio Noord-Amerika relatief nog het beste met een positief absoluut rendement van circa 2% in lokale valuta en 5,5% in euro. De regio’s Europa, Japan en Pacific exclusief Japan bleven hierbij achter. Aandelen uit opkomende markten scoorden over 2011 het slechtst, met een absoluut rendement van min 15% (in euro gemeten). Zie hiervoor grafiek 2.
3.3.8
Z-score
De benchmark voor de z-score is voor 2011 samengesteld op basis van 20% aandelen en 80% vastrentende waarden. Aan het einde van het jaar was deze verdeling respectievelijk ongeveer 18,7% aandelen en 81,4% vastrentende waarden. Maandelijks wordt het rendement van de totale portefeuille berekend door Bank of New York Mellon. De gehanteerde indices worden berekend inclusief de herbelegging van uitgekeerde dividenden. De z-score wordt ieder jaar vastgesteld. De z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille. De formule voor de z-score is als volgt: z = (Rf – kj) – (Rn – 0,12%) Ej Om de z-score te berekenen, wordt het feitelijke rendement (Rf) gecorrigeerd voor de beleggingskosten (kj). Het rendement van de normportefeuille (Rn) wordt, nadat het is gecorrigeerd voor de norm beleggingskosten van 0,12%, in mindering gebracht op het feitelijke rendement. Het verschil wordt gedeeld door de rendementsspreiding (Ej). De rendementsspreiding is onder andere gebaseerd op de beleggingsmix ofwel op de percentages vastrentende waarden en zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille. Wanneer de z-score van een bedrijfstakpensioenfonds na een periode van vijf jaar onder de norm uitkomt, mogen bedrijven een alternatief zoeken voor het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche. Deze norm was voor 2008 -1,28, Volgens de nieuwe methode per 2008 is de norm 0. Sinds 2008 dient er bij de score 1,28 opgeteld te worden om zo op een score van 0 uit te komen. De z-scores over 2007 - 2011 (nieuwe methode, voor 2007 t/m 2010 gecombineerde z-scores rekening houdend met het gemiddelde belegde vermogen van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep per 31 december 2010). Jaar
Z-score nieuwe methode
2007
-1,62
2008
-5,08
2009
3,54
2010
0,46
2011
-0,12
2007-2011
0,02
Tabel 5 - Bron: eigen berekening
Over 2011 werd een beperkt negatieve z-score behaald. Over de afgelopen vijfjaarsperiode komt de gecombineerde performancetoets met 0,02 nog net uit boven de kritische grens van 0.
Jaarverslag 2011
pagina 45 | 110
3.3.9
De strategische benchmark van het fonds in 2012
Ter beoordeling en bewaking van de uitvoering van het totale beleggingsbeleid stelt het bestuur jaarlijks een strategische norm vast. Hierbij kijkt het bestuur naar de samenstelling van de portefeuille aan het einde van het jaar, het risico van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gegeven de huidige financiële positie en de verwachtingen voor de financiële markten. Het bestuur ziet een langzaam en moeizaam herstel als het meest waarschijnlijke scenario. Als gevolg van de snel verslechterde situatie van de economie en het gebrek aan effectief politiek ingrijpen is het risico om terug te vallen in een recessie in de komende twaalf maanden echter toegenomen, net als de kans op een langere periode van stagnatie. Het scenario van een sterk herstel en terugkeer naar trendgroei heeft een veel kleinere kans gekregen. Bij de vaststelling van de strategische benchmark voor 2012 is het bestuur uitgegaan van een hoge mate van onzekerheid. Als gevolg hiervan heeft het bestuur nadruk gelegd op verdergaande risicospreiding. Het bestuur wil ook spreiding in de valuta, dus meer buiten de euro beleggen. Hiertoe kiest het bestuur uitsluitend voor sterke valuta van landen gedekt door omvangrijke grondstoffenreserves. Het bestuur wil ook meer transparantie in de matching- en returnportefeuille. De matchingportefeuille dient om de verplichtingen af te dekken. Met de returnportefeuille probeert het bestuur extra geld te verdienen. Meer concreet heeft het bestuur besloten het risicoprofiel en daarmee de beleggingsmix als volgt te wijzigen: 1.
De gehanteerde norm voor renteafdekking blijft 75%, met een bandbreedte van plus en min 5%.
2.
Het procentuele belang in aandelen blijft gelijk.
3.
De actieve eurostaatsleningenportefeuille (circa 4% van de totale portefeuille) bestaande uit langlopende Nederlandse, Duitse en Franse leningen heeft veel rendement opgeleverd. Het bestuur gaat winst nemen en de opbrengsten gaan naar de PIMCO-portefeuille. Het bestuur kiest voor PIMCO om het totale aantal beheerders beperkt houden. Bovendien krijgt PIMCO in de analyse van de internationale researchers van Mercer goede cijfers.
4.
De samenstelling van de vastrentendewaardeportefeuille wijzigt licht met onder andere een grotere plaats voor (euro)staatsleningen met een marktconforme looptijd (+1,5%), leningen uit opkomende markten in lokale valuta (+1,5%) en wereldwijde relatief risicovolle leningen (high yield) (+1%).
5.
De (euro)staatsleningenportefeuille met een marktconforme looptijd (circa 11,5% van de totale portefeuille) wordt voor de helft belegd in een portefeuille gericht op niet-euro staatsleningen met de hoogste kredietwaardigheid (AAA), waarbij het valutarisico bewust niet wordt afgedekt. De andere helft van deze portefeuille wordt afgezet tegen een index bestaande uit de landen Nederland, Duitsland en Oostenrijk. De belangrijkste reden hiervoor is de verlaging van de blootstelling aan Frankrijk. De wijziging loopt vooruit op mogelijke toekomstige afwaarderingen van AAA-landen zodat deze niet opnieuw leiden tot aanpassingen in de benchmark.
6.
De strategische afdekking van het valutarisico resulterend uit de Amerikaanse beleggingen uit de wereldaandelenportefeuille en de Britse pond beleggingen uit de Europese aandelenbeleggingen wordt verlaagd van 50% naar 25%.
7.
De benchmark voor de euro inflatiegerelateerde staatsleningenportefeuille wordt aangepast naar een norm van uit Duitse (25%) en Franse (75%) inflatiegerelateerde staatsleningen. De exposure naar Italiaanse (staats)leningen is hiermee beëindigd.
8.
Ter bevordering van de transparantie wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen de matchingportefeuille en de returnportefeuille binnen het GMO-mandaat. De swapportefeuille onder beheer bij GMO wordt overgeheveld naar de bestaande portefeuille bij BlackRock.
Jaarverslag 2011
pagina 46 | 110
De strategische benchmark voor de beleggingen in 2012 is in onderstaande tabel opgenomen.
Beleggingscategorie
Weging*
Benchmark
Vastrentend*
81,5
Opgebouwd uit deelindices vastrentend
Euro staat index-linked
9
BarCap Euro Gov’t ILB index AAA/AA
5,75
BarCap Global Treasury: 7/17 Duitsland, 7/17 Nederland, 3/17 Oostenrijk
5,75
BarCap Global Treasury: 1/3 Australië, 1/3 Canada, 1/3 Noorwegen
Verplichtingenportefeuille / Lange duratie
55
Verplichtingen benchmark
Korte rente
-7,5
Libor 6 maands
3
JP Morgan EMBI Global Index (100% hedged)
6
JPMorgan GBI-EM Global Diversified Index
Wereldwijde risicovolle leningen (high yield)
4,5
ML GHY BB-B rated constrained Index (100% hedged)
Aandelen
18,5
Opgebouwd uit deelindices aandelen
Europa
5,5
MSCI Europa
Wereld
7,5
MSCI Wereld
Opkomende markten
5,5
MSCI EMF
100
Composite**
Nominale staat euro AAA
Nominale staat niet-euro AAA
Schulden opkomende markten
Schulden opkomende markten
Totale portefeuille Tabel 6 - Bron: ABTN * weging in % van totale portefeuille
** incl. 25% valuta hedge aandelenexposure in USD en GBP Voor 2012 wordt de helft van de nominale staatsleningenportefeuille met een marktconforme looptijd belegd in leningen uitgegeven door landen buiten de eurozone met de allerhoogste kredietwaardigheid (AAA). In het bijzonder wordt belegd in leningen uitgegeven door Australië, Canada en Noorwegen. Het bestuur maakt deze keuze in verband met een scenario waarin het niet goed afloopt met de euro.
3.3.10 Kosten uitvoering pensioenregeling Het fonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling diverse kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het fondsbestuur vindt het belangrijk open te zijn over deze kosten. Onderstaand is in dit kader een rapportage over de kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 47 | 110
De kosten worden gepresenteerd overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Hierdoor kunnen de kosten die pensioenfondsen maken, eenvoudig met elkaar worden vergeleken. De kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling bedragen voor 2011 € 4.319.049 Omgerekend naar kosten per deelnemer/pensioengerechtigde (17.87216) is dit € 241,67 Het bedrag aan uitvoeringskosten bestaat onder meer uit: kosten deelnemer
€
2.007.065
kosten werkgever
€
165.660
kosten bestuur en financieel beheer
€
1.529.834
De kosten deelnemer hebben betrekking op alle werkzaamheden die de administratie van het fonds verricht om de pensioenaanspraken te administreren, de uitkeringen van de pensioengerechtigden te verzorgen en alle deelnemers en gerechtigden te informeren. Te denken valt hierbij aan het verwerken van waardeoverdrachten, het afkopen van kleine pensioenen, het toekennen van pensioenen en de communicatie met alle doelgroepen (helpdesk, website, pensioenplanner, nieuwsbrief, Uniform Pensioenoverzicht, start- en stopbrief enzovoorts). De kosten werkgever hebben betrekking op alle activiteiten die voortvloeien uit het beheer van het bestand van aangesloten werkgevers, de aanlevering en verwerking van de werknemersgegevens, het opleggen en innen van de pensioenpremies en het onderhouden van de contacten met die werkgevers. De kosten bestuur en financieel beheer hebben betrekking op de bestuurlijke kosten (bestuur, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan), het voeren van het secretariaat, het opstellen van het jaarverslag en het samenstellen van financiële rapportages, de kosten van het wettelijk toezicht (DNB, AFM) en de advies- en controlekosten (actuaris, accountant, aan derden uitbestede activiteiten). De kosten van het vermogensbeheer zijn verdeeld over 5 partijen; te weten Vanguard; Invesco; BlackRock; PIMCO en GMO. De totale kosten van vermogensbeheer bedragen € 6.497.000. De kosten zijn niet per vermogensbeheerder uitgesplitst en ook zijn uit de vermogensbeheerkosten nog niet de transactiekosten gefilterd. In het jaarverslag over 2012 zal hier wel een uitsplitsing van plaats vinden.
16
Dit betreft het totaal aantal deelnemers-/- gewezen deelnemers
Jaarverslag 2011
pagina 48 | 110
3.4
Goed pensioenfondsbestuur
Gedragscode niet overtreden Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld. In die code staat een aantal algemene bepalingen met betrekking tot gedragsregels voor bestuursleden en andere betrokkenen van het fonds. De code bevat ook meer specifieke regels inzake privétransacties. De door het bestuur benoemde compliance officer ziet toe op de naleving van deze code en heeft toegang tot alle geledingen binnen het fonds. Hiertoe is een complianceprogramma opgesteld. Dit is het geheel aan beleid en beleidsvoornemens, interne regelgeving, voorlichtingsactiviteiten en het controleprogramma, dat moet leiden tot het realiseren van de compliancedoelstelling. De compliance officer heeft in 2011 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd. Deskundigheid bestuur vergroot Het bestuur vindt permanente scholing noodzakelijk voor het bestuur als geheel en voor individuele bestuursleden afzonderlijk. Het bestuur heeft in 2011 opleidingen gevolgd, voornamelijk op het gebied van beleggingen en vermogensbeheer en seminars en lezingen op pensioengebied bijgewoond. Verder hebben de bestuursleden literatuur bijgehouden en ervaringen met andere bestuursleden uitgewisseld. Zelfevaluatie voorzien voor 2012 Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. Het bestuur heeft besloten na afloop van het boekjaar zijn functioneren, zowel van het gehele bestuur als van de individuele bestuursleden te beoordelen. In 2011 heeft het bestuur grote stappen gezet voor de verbetering van de kwaliteit van het bestuur.
3.4.1
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
Algemeen Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwaren is het VO dat als zodanig functioneert na de juridische fusie tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende industrie Pensioenfonds Koek) en de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerwerk en Chocoladeverwerkende Industrie (Pensioenfonds Snoep). Het bestuur van Pensioenfonds Zoetwaren legt verantwoording af aan het VO over het beleid dat over het verslagjaar 2010 vóór de juridische fusie door beide genoemde fondsen is uitgevoerd en nadien door Pensioenfonds Zoetwaren is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag volgend op het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur van de fusiefondsen de werkwijze van het VO in een reglement vastgelegd. Het VO telt 3 leden en 3 plaatsvervangende leden. De leden die de deelnemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen worden benoemd uit en door de deelnemersraad. Het lid dat de werkgevers vertegenwoordigt, wordt benoemd door de werkgeversvereniging VBZ. Het VO is op 7 oktober 2011 bijeengeweest ter bespreking van de aangeleverde stukken en om vragen te formuleren richting het bestuur. Op 15 december 2011 heeft er een bespreking plaatsgevonden met een delegatie van het bestuur. Het VO heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op overleg met de actuaris en de accountant. Het VO heeft kennis genomen van de jaarverslagen van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep, de jaarrekeningen, de rapporten van de adviserende en certificerende actuaris, het accountantsverslag, de reglementen en de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het beleggingsplan en de notulen van de vergaderingen van de (gezamenlijke) besturen. Bevindingen Jaarverslagen 2010 De beleggingsresultaten over 2010 zijn voor beide fondsen goed geweest, De lage rente echter heeft een sterk negatief effect gehad op de dekkingsgraad. Dankzij het gevoerde rente-afdekkingsbeleid is het rente-effect bij beide fondsen gedempt. De fondsen zijn gefuseerd met dekkingsgraden van 109,6% (Pensioenfonds Koek) en 115,3% (Pensioenfonds Snoep). Het VO constateert voor beide fondsen een forse stijging van de uitvoeringskosten17.
17
De stijging van de uitvoeringskosten wordt voornamelijk veroorzaakt door de fusie. En voor een beperkter deel door de professionalisering van het bestuur.
Jaarverslag 2011
pagina 49 | 110
Fusie Het bestuur geeft aan dat het fusietraject heel goed is verlopen. Het fonds krijgt complimenten uit de pensioenwereld en ook DNB heeft haar tevredenheid geuit. Ook de administratieve vereenvoudiging van de regelingen is goed verlopen. Kosten van de fusie zijn inzichtelijk gemaakt. Van een overall kostenbesparing lijkt echter geen sprake te zijn. Sommige kosten zijn naar het oordeel van het bestuur volgens verwachting afgenomen maar bepaalde kosten die samenhangen met verdere professionalisering worden anderzijds ook hoger. Governance en Principes voor goed pensioenfondsbestuur Bestuur Het bestuursmodel van Pensioenfonds Zoetwaren is de afgelopen periode verder geprofessionaliseerd. Naast verdere opleidingen van bestuurders zijn ook taken over bestuursleden verdeeld. Beleggingen worden in het gehele bestuur besproken en communicatie en jaarwerk worden in commissies voorbereid. De rol van het dagelijks bestuur is minder prominent dan voorheen. Deskundigheid Het bestuur werkt aan een aangepast deskundigheidsplan. De deskundigheid van bestuurders is naar het oordeel van het bestuur op niveau 2 en men voldoet aan de profielindeling zoals die door de Pensioenfederatie is vastgesteld. Communicatie De communicatie naar de achterban (werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden) geschiedt door een nieuwsflits. De inhoud wordt vooraf getoetst door enkele gebruikers. Werkgevers krijgen vanaf 2012 een digitale nieuwsbrief. Ook worden eenmaal per jaar werkgeversbijeenkomsten georganiseerd. Het bestuur constateert dat de betrokkenheid en kennis vanuit de aangesloten werkgevers nog kan worden verbeterd. Het VO constateert dat de communicatie tussen bestuur en deelnemersraad is verbeterd. De wisselende vertegenwoordiging vanuit het bestuur in de deelnemersraad heeft daar in belangrijke mate toe bijgedragen. Rapportage visitatiecommissie In 2011 is geen nieuwe visitatieronde geweest. Daardoor ontbreekt een belangrijke informatiebron voor het VO. Het bestuur geeft aan dat het waarschijnlijk pas in 2013 een nieuwe visitatieronde laat plaatsvinden. Of dit doorgaat is mede afhankelijk van de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen die het mogelijk zal maken voor andere vormen van (intern) toezicht te kiezen. Ook overweegt men om adviesrechten en verantwoording in de deelnemersraad samen te brengen indien de nieuwe wetgeving dat mogelijk maakt. Het eerdere advies van het VO om in 2012 een visitatieronde te doen heeft het bestuur niet overgenomen. Om een oordeel te kunnen vormen of de beleids- en bestuursprocedures binnen Pensioenfonds Zoetwaren op orde zijn en of er voldoende checks en balances binnen het fonds aanwezig zijn acht het VO een visitatie in 2012 wenselijk. Over het geheel genomen constateert het VO dat het bestuur de Principes van goed pensioenfondsbestuur goed heeft nageleefd. Beleidskeuzes voor de toekomst Premie Met de sociale partners is overeengekomen dat de huidige premie van 25,1% van de pensioengrondslag per 1 april 2012 wordt verhoogd naar 28% van de pensioengrondslag en vervolgens per 1 januari 2013 wordt verhoogd naar 30% van de pensioengrondslag. Beleggingsbeleid en risicobeheer Het VO heeft met het bestuur uitgebreid stilgestaan bij de thema’s beleggingsbeleid en risicobeheer. Het bestuur heeft een risicoanalyse gemaakt en heroverweegt momenteel de wijze waarop het vermogens- en risicobeheer is ingericht. Een externe partij begeleidt dit proces. Er wordt overwogen een coördinator vermogensbeheer aan te stellen die binnen een uitvoeringsmandaat beslissingen kan nemen. Toeslagbeleid en -ambitie Over het jaar 2010 is door Pensioenfonds Koek geen toeslag toegekend. Pensioenfonds Snoep heeft over 2010 nog wel toeslagen verleend. In het kader van de fusie heeft Zoetwaren ten behoeve van het oude Snoep-deelnemersbestand vanwege verschillen in dekkingsgraad een bestemmingsreserve gevormd. Deze wordt op advies van de accountant meegenomen in de berekening van de dekkingsgraad van Zoetwaren. De ontwikkelingen op de financiële markten en de stijgende levensverwachting spelen ook het fonds parten. De dekkingsgraad (ultimo december 2011: 106,7%) is zodanig dat het fonds een kortetermijnherstelplan bij DNB heeft ingediend. Daardoor is inmiddels het beleidskader losgelaten en is de indexatie-ambitie Jaarverslag 2011
pagina 50 | 110
aangepast. Het toeslagbeleid voor de groep oud Snoep-deelnemers in relatie tot de bestemmingsreserve is daarmee onduidelijk en niet nader ingevuld. Adviesrechten Aan het VO komen adviesrechten toe. Het VO heeft over 2010 en 2011 geen adviesaanvragen ontvangen met betrekking tot onderwerpen waarvoor het wettelijk adviesrecht geldt. Het VO verwacht dat adviesplichtige onderwerpen tijdig, dus voor besluitvorming, door het bestuur aan het VO voor nader advies worden voorgelegd. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het VO tot het volgende oordeel:
het bestuur heeft afdoende informatie aan het VO verstrekt om zich een oordeel te vormen.
het handelen van de besturen in 2010 is zoveel mogelijk in overeenstemming geweest met het door hen vastgestelde beleid;
de besturen hebben in 2010 een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn;
het fusietraject is zowel door beide besturen en het fusiebestuur (vanaf 1 januari 2011) naar behoren uitgevoerd.
Aanbevelingen Het VO beveelt het (fusie) bestuur aan om in de toekomst transparantie naar alle betrokken partijen te blijven betrachten en deze verder te vergroten. Het vraagt het bestuur om de komende periode bijzondere aandacht te besteden aan:
Spoedige besluitvorming en implementatie van het aangekondigde, nieuwe risicobeheersingsmodel.
De forse premiestijgingen baren zorgen. Het VO beveelt aan om verwachte premiestijgingen vroegtijdig aan te kondigen
De HR-bijeenkomsten dragen bij aan kennisverbreding bij aangesloten werkgevers. Het VO adviseert om deze
Continue aandacht voor de beheersing van de kostenontwikkeling bij de pensioenuitvoering.
bij sociale partners. bijeenkomsten vroegtijdig bij de werkgevers onder de aandacht te brengen.
Het VO adviseert om in 2012 een nieuwe visitatie uit te laten voeren.
Het kortetermijnherstelplan heeft gevolgen voor het beleidskader en leidt tot een noodzakelijke bijstelling van de ambities van het fonds. Het VO dringt aan op spoedige vaststelling van nieuwe beleidskaders waarbij het bestuur verantwoordt hoe het daarbij de belangen van de ex-Koek- en ex-Snoeppopulaties op evenwichtige wijze vertegenwoordigt.
Amsterdam, 22 maart 2012 Het Verantwoordingsorgaan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie R.W.H. Brouwers, lid J. Peters Sengers, voorzitter L. K. Vader, lid Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Tijdens een vergadering op 5 april 2012 heeft het bestuur kennis genomen van het positieve oordeel van het VO over het handelen van het bestuur in 2010 en 2011. Het bestuur onderschrijft het oordeel van het VO en zal passende maatregelen nemen naar aanleiding van de aanbevelingen van het VO. Het bestuur deelt de zorg van het VO over de hoogte van de premie. Bestuur en sociale partners zullen hierover met elkaar in gesprek blijven en waar nodig elkaar van informatie en suggesties voorzien. Het bestuur heeft het voornemen om in 2013 een visitatie te laten plaatsvinden. Niet eerder omdat het bestuur in 2012 de governance rondom vermogensbeheer meer gaat afstemmen op de complexiteit van de markten en de grootte van het fonds. Als dat proces is afgerond zal het bestuur ervoor zorgen dat er intern toezicht plaatsvindt. Ten aanzien van de opmerking van het VO dat het toeslagbeleid voor de groep oud-Snoepdeelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in relatie tot de bestemmingsreserve onduidelijk is nu het fonds geen doelgericht toeslagenbeleid meer kent, merkt het bestuur het volgende op. Ondanks het feit dat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken niet doelgericht toeslag wordt verleend, kan het bestuur wel besluiten om een toeslag te verlenen indien de financiële situatie van het fonds dat toelaat. Het beleidskader vormt hierbij nog steeds de leidraad, ook voor wat betreft de bestemmingsreserve die het bestuur heeft Jaarverslag 2011
pagina 51 | 110
gevormd om het mogelijk te maken eventuele extra toeslagen te verlenen aan de per de fusiedatum (1 januari 2011) deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van Pensioenfonds Snoep.
3.4.2
Adviescommissie (inzake klachten en geschillen)
In 2011 zijn aan de adviescommissie geen klachten voorgelegd.
3.5
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Het fonds wil belanghebbenden informeren over zijn visie over maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Het afleggen van verantwoording betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De rapportage over deze aspecten is op diverse plaatsen terug te vinden in het jaarverslag. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed hiervan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. Deze algemene aspecten zijn opgenomen in de paragrafen 3.1 De belangrijkste bestuursbesluiten en 3.6 Pensioenontwikkelingen. In deze laatste paragraaf wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar. Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaalmaatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In 2011 is een begin gemaakt met het ontwikkelen van beleid omtrent maatschappelijk verantwoord beleggen. In paragraaf 3.3 wordt dit beleid besproken. Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden. Deze onderwerpen komen eveneens aan de orde in de 3.1 De belangrijkste bestuursbesluiten en 3.6 Pensioenontwikkelingen.
3.6
Pensioenontwikkelingen
Deze paragraaf beschrijft kort enkele relevante externe ontwikkelingen op het gebied van pensioen. Goed pensioenfondsbestuur Het kabinet wil de wettelijke regels in de Pensioenwet over bestuur en medezeggenschap voor pensioenfondsen herzien. Het kabinet gaat hiermee verder dan het initiatiefwetsvoorstel over bestuursdeelname van pensioengerechtigden. Minister Kamp stuurde op 31 oktober 2011 het wetsvoorstel voor spoedadvies naar de Raad van State. De Eerste Kamer wil de voorstellen van het kabinet en de Kamerleden begin 2012 gezamenlijk behandelen. In een voorontwerp van 1 juli stelde minister Kamp drie bestuursmodellen voor:
paritair bestuursmodel;
gemengd bestuursmodel (later vervallen);
extern bestuursmodel.
In het paritaire en het externe bestuursmodel wordt intern toezicht uitgeoefend door een raad van toezicht. Kamp wijzigde enkele zaken in het in oktober aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel. In het paritaire bestuur worden pensioengerechtigden opgenomen. Daarom vervallen de adviestaken van de deelnemersraad. In het paritaire bestuur kunnen externe deskundigen op ‘neutrale’ zetels worden benoemd. Het gemengde bestuursmodel is vervallen. Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan De Wet bestuur en toezicht beperkt het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag vervullen bij pensioenfondsen tot vijf. Iemand met een bestuursfunctie mag die met maximaal twee toezichthoudende functies combineren. Deze beperking heeft geen gevolgen voor een zittende bestuurder of toezichthouder, behalve bij herbenoeming. De wet treedt naar verwachting in werking op 1 juli 2012. Er is een reparatiewet in voorbereiding waarbij heel kleine fondsen van deze wet worden uitgezonderd. De Pensioenfederatie vindt deze reparatiewet niet ver genoeg gaan. De Pensioenfederatie vroeg daarom aan het ministerie van SZW te werken aan een specifieke regeling voor pensioenfondsen.
Jaarverslag 2011
pagina 52 | 110
Uitwerking pensioenakkoord De sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) werden het in juni 2011 eens over de uitwerking van het eerder gesloten pensioenakkoord. Met dit akkoord deden zij voorstellen over de AOW, pensioen en de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Het kabinet legt het akkoord in wetgeving vast. Door het vallen van het kabinet in 2012 staat deze uitwerking op losse schroeven. Het bestuur volgt de ontwikkelingen op de voet. UWV meldt arbeidsongeschiktheid, maar het kan beter In de Pensioenwet staat dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) arbeidsongeschiktheid van deelnemers aan pensioenfondsen moet melden. Toch moeten veel gegevens nog specifiek worden aangeleverd op contractbasis. Het fonds vindt de kwaliteit van de aangeleverde gegevens nog niet voldoende. Extra controle is voorlopig nodig. Het UWV werkt aan verbetering. Vervroegen van de pensioeningangsdatum en gelijktijdig doorwerken Eerder met pensioen en gelijktijdig doorwerken kan vanaf 7 september 2011 zonder problemen met de belastingdienst. Deelnemers van 60 jaar en ouder die deels met pensioen gaan, hoeven nu niet meer te bewijzen dat hun dienstverband deels is gestopt. Voor deelnemers jonger dan 60 jaar verandert er niets. Zij moeten dus wel bewijzen dat hun dienstverband deels is gestopt. Met deze ommezwaai kwam de staatssecretaris van Financiën tegemoet aan bezwaren vanuit de praktijk. Zo werd meer flexibiliteit mogelijk. De werkgever en het pensioenfonds moeten de mogelijkheid wel opnemen in de pensioenregeling. Het bestuur heeft in de vergadering van 9 februari 2012 besloten om het reglement hierop aan te passen. Inlooprisico en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Verzekeringen kennen inlooprisico en uitlooprisico. Inlooprisico gaat over oud zeer van voor de startdatum van de verzekering. Uitlooprisico gaat over ziekte of schade na de einddatum van de verzekering. Verzekeraars sluiten deze risico’s regelmatig uit; dan betalen ze niet. Bij arbeidsongeschiktheid spelen deze risico’s ook. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) ziet het uitsluiten van het inlooprisico bij arbeidsongeschiktheid als onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte. Dit onderscheid is bij verzekeraars te rechtvaardigen, maar bij pensioenfondsen niet altijd. Daarom willen het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie het uitlooprisico dekken en het inlooprisico beperken. Gaat een gedeeltelijk arbeidsongeschikte naar een andere werkgever? Dan houdt hij het arbeidsongeschiktheidspensioen dat hij bij zijn oude werkgever had. Dat betekent dat het uitlooprisico is gedekt. Wat is het beperken van het inlooprisico? Als de gedeeltelijk arbeidsongeschikte bij zijn oude werkgever geen arbeidsongeschiktheidspensioen kreeg, krijgt hij het bij de nieuwe werkgever ook niet. Arbeidsongeschikte deelnemers kunnen bij het fonds pensioen blijven opbouwen. Dat heet premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Hierbij willen het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie een beperkte dekking van het uitlooprisico. Zij willen ook hier het inlooprisico beperken. De afspraken gelden voor iedereen die vanaf januari 2013 recht krijgt op een WIA-/WAO- of WAZ-uitkering. Het bestuur verwacht dat de minister van SZW de afspraken een wettelijke basis geeft. Aandacht uit Europa heeft mogelijk grote invloed De Europese bevolking vergrijst en de lidstaten hebben grote staatsschulden. Daarom willen de Europese instellingen meer invloed op het pensioenbeleid van de lidstaten. Pensioenen zijn namelijk onlosmakelijk verbonden met de economie. Sinds 2006 is de Europese pensioenrichtlijn opgenomen in de Nederlandse Pensioenwet. De Europese Commissie wil die richtlijn herzien. Dat kan ingrijpende gevolgen hebben voor Nederlandse pensioenfondsen. Bijvoorbeeld doordat Brussel andere financiële eisen gaat stellen dan die van het huidige Financiële Toetsingskader. In 2011 hebben de Europese Commissie en de Europese Toezichthouder op pensioenfondsen de mening van de markt gevraagd over aanpassing van pensioenwetgeving. De Pensioenfederatie levert een actieve bijdrage aan het Europese debat.
Jaarverslag 2011
pagina 53 | 110
3.7
Toezicht DNB en AFM
Geen boetes en dwangsommen, wel een herstelplan Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. DNB en AFM hebben geen aanwijzingen aan het fonds gegeven. Er is geen bewindvoerder aangesteld. Het fonds had geen toestemming van de toezichthouder nodig bij het gebruik van de normale bevoegdheden. In 2011 is een herstelplan ingediend. Het kortetermijnherstelplan is onderdeel van het langetermijnherstelplan. De dekkingsgraad was eind 2011 106,7%. Hiermee liep het fonds voor op het herstelplan.
Utrecht, 28 juni 2012 namens het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie: mevrouw J.A.W. de Graaff, voorzitter mevrouw L.F.A.M. Jansen, secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 54 | 110
4 Jaarrekening 4.1
Balans per 31 december 2011
BALANS PER 31 DECEMBER 2011 (VOOR RESULTAATBESTEMMING) (in eenheden van duizend euro) 31 december 2011 €
31 december 2010 €
ACTIVA Beleggingen
(1)
Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Herverzekeringsdeel technische voorziening
(2)
Vorderingen en overlopende activa Premies Overige vorderingen
(3)
Overige activa Liquide middelen
(4)
292.113 1.022.158 169.796 88.681 1.572.748
290.635 954.264 59.252 66.558 1.370.709
962
792
3.096 19.023 22.119
513 113.481 113.994
2.191
4.750
1.598.020
1.490.245
31 december 2011 €
31 december 2010 €
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Nog te bestemmen saldo Extra reserve Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers BPF Snoep
(5)
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Spaarfonds gemoedsbezwaarden
(6)
Andere voorzieningen
(38.196) 114.697 22.630 99.131
24.441 112.886 137.327
1.470.079 41 1.470.120
1.200.139 43 1.200.182
(7)
97
128
Langlopende schulden
(8)
-
111
Overige schulden en overlopende passiva
(9)
Dekkingsgraad op basis van FTK ( in %)
Jaarverslag 2011
28.672
152.497
1.598.020
1.490.245
106,7%
111,4%
pagina 55 | 110
4.2
Staat van baten en lasten over 2011
(in eenheden van duizend euro) 2011 €
BATEN
2010 €
Premiebijdragen risico pensioenfonds
(10)
48.766
47.940
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(11)
159.517
135.909
Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekering
(12)
94
127
Overige baten
(13)
245
2.615
208.622
186.591
37.800 16.173 (43.414) (124) 200.148 66.364 (7.007) 269.940
32.471 1.901 13.915 (41.794) (258) 109.618 27.007 11.210 (4.755) 149.315
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichting Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
(14)
Pensioenuitkeringen
(15)
44.970
42.512
Pensioenuitvoeringskosten
(16)
4.319
4.037
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
(17)
(170)
23
Wijzigingen overige technische voorziening
(18)
(2)
14
Wijzigingen andere voorzieningen
(19)
(31)
(42)
Saldo overdracht van rechten
(20)
(72.208)
(33.921)
Premies herverzekering
(21)
-
Overige lasten
(22)
Saldo van baten en lasten
(44)
246.818
256 162.150
(38.196)
24.441
(62.637) 1.811 22.630 (38.196)
(96.547) 120.988 24.441
Bestemming van het saldo van baten en lasten Nog te bestemmen saldo Extra reserve Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers BPF Snoep Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2011
pagina 56 | 110
4.3
Kasstroomoverzicht
Jaarverslag 2011
pagina 57 | 110
5 Toelichting op de jaarrekening 5.1 5.1.1
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011
Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zoetwaren, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zoetwaren. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche Suikerverwerkende Industrie, Suikerwerk- en Chocolade- verwerkende Industrie verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
5.1.2
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610.
5.1.3
Rubriceringswijzigingen
Met betrekking tot diverse posten in de jaarrekening vindt in 2011 een andere uitsplitsing of samenvoeging plaats, die het inzicht in de jaarrekening bevordert. De vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoelen aangepast. Dit heeft niet geleid tot wijzigingen in het resultaat of vermogen. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
5.1.4
Gevolgen van de fusie
Met ingang van 1 januari 2011 zijn de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerwerkende Industrie (verdwijnende stichting) en de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocolade- verwerkende Industrie (verkrijgende stichting) gefuseerd tot Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zoetwaren. Verwerking fusie De fusie is op 1 januari 2011 tot stand gekomen. De fusie is overeenkomstig de fusieakte verwerkt in het jaarverslag 2011 van het pensioenfonds met ingang van 1 januari 2011. De fusie is in de jaarrekening verwerkt onder toepassing van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving hoofdstuk 216 paragraaf 6 betreffende fusies en overnames van stichtingen en verenigingen. In overeenstemming met deze richtlijn is de fusie verwerkt als zijnde een samensmelting van belangen. De in deze jaarrekening opgenomen vergelijkende cijfers betreft de samenvoeging van de jaarrekeningen over het boekjaar 2010 van beide pensioenfondsen. De waarderingsgrondslagen van beide fondsen zijn identiek. Met betrekking tot het vermogen heeft bestuur als volgt besloten:
Jaarverslag 2011
pagina 58 | 110
Bestemmingsreserve Uit hoofde van de fusie per 1 januari 2011 hebben de besturen van beide pensioenfondsen (vanaf 1 januari het bestuur van Pensioenfonds Zoetwaren) in 2010 besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen beide fondsen uit hoofde van evenwichtige belangafweging tussen de deelnemers. De bestemmingsreserve bedraagt per 1 januari 2011 € 22.630. Met betrekking tot de bestemmingsreserve stelt het bestuur vast dat deze reserve wordt vastgesteld enkel en alleen om de toeslagen van de oud-deelnemers van Pensioenfonds Snoep vanaf 1 januari 2011 te kunnen aanvullen. Er vinden geen toevoegingen vanuit het fondsrendement plaats. Op het moment dat deze bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening gehouden te hebben met een eventuele onttrekking per 1 januari 2016, komt deze reserve te vervallen. Het eventuele restsaldo komt ten gunste van het fonds.
5.1.5
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling
Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Jaarverslag 2011
pagina 59 | 110
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
5.1.6
Grondslagen voor balanswaardering
Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde. 1.
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van actuele waarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
Jaarverslag 2011
pagina 60 | 110
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde obligaties is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2010 betreft dit beleggingen in hedge fondsen. De waardering hiervan geschiedt tegen de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. 2.
Herverzekeringsdeel technische voorziening Dit betreft de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringspolissen, berekend volgens de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen waarvan de contantmaking geschied tegen de rente volgens de DNB rentetermijnstructuur. Vorderingen en schulden uit hoofde van herverzekering worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
3.
Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
4.
Overige activa Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
5.
Reserves Nog te bestemmen saldo Het resultaat van het boekjaar wordt als nog te bestemmen saldo op de balans opgenomen. Dit onverdeelde resultaat wordt op grond van door het bestuur genomen besluiten in het volgende boekjaar bestemd.
Jaarverslag 2011
pagina 61 | 110
Extra reserve Het bestuur streeft ernaar de extra reserve ieder jaar door winstbestemming en/of toevoeging uit andere reserves te brengen op een niveau van 5% van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo vorig boekjaar. De extra reserve wordt gedoteerd vanuit het nog te bestemmen resultaat. Bestemmingsreserve Aanvulling toeslag oud-deelnemers Pensioenfonds Snoep Het bestuur heeft besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen de twee gefuseerde pensioenfondsen uit hoofde van evenwichtige belangenafweging tussen de deelnemers. De bestemmingsreserve bedraagt per 1 januari 2011 € 22.630. Met betrekking tot de bestemmingsreserve stelt het bestuur vast dat deze reserve wordt vastgesteld enkel en alleen om de toeslagen van de oud-deelnemers van Pensioenfonds Snoep vanaf 1 januari 2011 te kunnen aanvullen. Er vinden geen toevoegingen vanuit het fondsrendement plaats. Op het moment dat deze bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening gehouden te hebben met een eventuele onttrekking per 1 januari 2016, komt deze reserve te vervallen. Het eventuele restsaldo komt ten gunste van het fonds. 6.
Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden de berekende pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen, contant gemaakt op basis van de Rentetermijnstructuur, zoals door De Nederlandsche Bank gepubliceerd per de datum van vaststelling, inclusief de toeslag per 1 januari volgend op de balansdatum. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB gepubliceerde RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad. Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, is de netto voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 2%. Toegepaste sterftegrondslagen / gehuwdheidsfrequentie De overlevingskansen en sterftetrend van mannen en vrouwen worden ontleend aan de AG Generatietafel 2010-2060 toegepast met correcties op basis van ervaringssterfte. Dit betekent dat de overlevingskansen, afgeleid uit de AG prognosetafel 2010-2060, zijn aangepast met leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren (inkomensgroep hoogmidden, correctiefactor 1,6 man en 0,6 vrouw). Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man. Voor de wezen zijn geen sterftekansen in aanmerking genomen. De gehuwdheidsfrequentie loopt regelmatig op. Voor de verplichte verzekeringen wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequentie zoals opgenomen in de AG-tafels over de waarnemingsperiode 1980-1985; boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de echtgenoot/partner. Voor het uitgeruilde nabestaandenpensioen wordt uitgegaan van een gehuwdheidsfrequentie van 100% op de uitruildatum; boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de echtgenoot/partner. De voorziening pensioenverplichtingen van niet ingegaan wezenpensioen is gevormd door de voorziening pensioenverplichtingen van niet-ingegaan levenslang weduwen- en weduwnaarspensioen te verhogen met 5%. In de voorziening pensioenverplichtingen is vanaf ultimo 2010 tevens rekening gehouden met een reservering voor de voorwaardelijke lasten, die per 31 december 2005 zijn vastgesteld conform het reglement en die uiterlijk ultimo 2020 dienen te worden gefinancierd. Deze voorziening wordt vanaf ultimo 2010 jaarlijks vastgesteld als zijnde de contante waarde van de verwachte lasten uit de overgangsregeling ultimo 2020, te reserveren vanaf boekjaar 2010 tot en met
Jaarverslag 2011
pagina 62 | 110
2020 (dat wil zeggen jaarlijks 1/11 deel). De contante waarde van de verwachte lasten wordt bepaald aan de hand van de grondslagen zoals in de abtn genoemd en de aanspraken van de deelnemers, die ultimo 2020 de toezegging naar verwachting zullen krijgen. Er wordt hierbij geen gebruik gemaakt van ontslagkansen. Voorziening uitlooprisico PVD Voorziening voor de toekomstige schadelast voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden en daarom premievrijstelling kunnen krijgen. De hoogte is gelijk aan 1% van de kostendekkende premie van het boekjaar en 1% van de kostendekkende premie van het voorafgaande boekjaar. Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling bestaat thans uit een verzekerd:
levenslang ouderdomspensioen;
prepensioen voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950; Deelnemers ex-Pensioenfonds Koek: opbouw tot 1 januari 2003:
weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen ;
tijdelijk weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen ;
wezenpensioen; vanaf 1 januari 2003:
risico-nabestaandenpensioen. Deelnemers ex-Pensioenfonds Snoep : opbouw tot 1 januari 2006:
weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen ;
tijdelijk weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen ;
wezenpensioen; vanaf 1 januari 2006:
risico-nabestaandenpensioen.
7.
Andere voorzieningen
Voorziening voor nakomende verplichtingen De voorziening voor nakomende verplichtingen is het totaal van de nog te betalen, reeds ingegane VUT-uitkeringen. 8.
Langlopende schulden
De langlopende schulden betreft het werkgeversdepot, welke in het verleden is gevormd voor de koopsommen die zijn betaald door werkgevers die aangesloten waren bij ex-Pensioenfonds Koek. Deze werd gevormd zodat de pensioenopbouw voor groepen werknemers kon worden voortgezet als er een afvloeiingsregeling gold. Het bestuur heeft in het boekjaar besloten om het depot uit hoofde van afvloeiingsregeling te laten vrijvallen ten gunste van het fonds. 9.
Overige schulden en overlopende passiva
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
5.1.7
Grondslagen voor resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 10. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
Jaarverslag 2011
pagina 63 | 110
11. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. 12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken m.b.t. de actuariële waarde. Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten Verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de voorziening bepaald op basis van AG-prognosetafels 2010-2060. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening van € 10.155 in 2010. In 2011 is naar huidig inzicht geen aanvullende verhoging nodig. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen.
Jaarverslag 2011
pagina 64 | 110
13. Saldo overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarde van pensioenaanspraken. Overige baten en lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
5.1.8
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2011
pagina 65 | 110
5.2
Toelichting op de balans per 31 december 2011
(In eenheden van duizend euro)
5.2.1
Activa
1. BELEGGINGEN Beleggingen voor risico pensioenfonds Verloopstaat 2011
Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Bij: derivaten met negatieve waarde Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2011
Overige beleggingen
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
590 423 (826) (55) 132
290.045 262.479 (235.016) (25.527) 291.981
954.264 4.484.581 (4.434.814) 18.127 1.022.158
40.549 33.199 (49.342) 124.666 149.072 20.724
66.558 58.271 (43.770) 7.622 88.681
1.352.006 4.838.953 (4.763.768) 124.833 1.552.024 20.724
132
291.981
1.022.158
169.796
88.681
1.572.748
Derivaten
Totaal
Het pensioenfonds heeft ultimo boekjaar op een custody rekening onderpand ontvangen voor ontstane posities inzake afgesloten derivatencontracten. De waarde van het onderpand bedraagt 159.779 (2010: 51.178). De beheerder van het aandelenfonds Vanguard Emerging Market Stock Index Fund heeft eind 2011 ongeveer 1,9% van de beleggingen uitgeleend (2010: 0,5%). Verloopstaat 2010
Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Bij: derivaten met negatieve waarde Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2010
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
799 132 (423) 82 590
265.493 80.908 (96.455) 40.099 290.045
762.937 3.386.381 (3.234.430) 39.376 954.264
590
290.045
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
10.074 23.673 (23.001) 29.803 40.549 18.703
60.872 6.199 (499) (14) 66.558
1.100.175 3.497.293 (3.354.808) 109.346 1.352.006 18.703
59.252
66.558
1.370.709
954.264
2011 €
2010 €
132
590
Aandelen
291.981
290.045
Totaal zakelijke waarden
292.113
290.635
Obligaties
1.022.158
954.264
Totaal vastrentende waarden
1.022.158
954.264
Vastgoedbeleggingen Het fonds heeft geen beleggingen in direct vastgoed.
De beleggingen in zakelijke waarden betreffen voor € 82 miljoen (2010: € 90 miljoen) aan beursgenoteerde aandelen en bedrijfsobligaties en voor € 210 miljoen (2010: € 201 miljoen) aan beleggingen in (niet-)genoteerde fondsen. Vastrentende waarden
De beleggingen in vastrentende waarden betreffen voor € 445 miljoen (2010: € 471 miljoen) aan hoofdzakelijk overheids- en bedrijfsobligaties en voor € 577 miljoen (2010: € 484 miljoen) aan beleggingen in (niet-)genoteerde fondsen.
Jaarverslag 2011
pagina 66 | 110
Derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden. 2011 €
2010 €
Rentederivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo
166.227 (11.129) 155.098
57.240 (13.419) 43.821
Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo
823 (5.696) (4.873)
1.308 (3.796) (2.488)
Overige derivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo
2.746 (3.899) (1.153)
704 (1.488) (784)
149.072
40.549
Hedge funds
88.681
66.558
Totaal overige beleggingen
88.681
66.558
1.552.024 20.724 1.572.748
1.352.006 18.703 1.370.709
Totaal derivaten Overige Beleggingen
Totaal beleggingen risico pensioenfonds Derivaten met negatieve waarde Beleggingen risico pensioenfonds overeenkomstig activazijde balans Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(Directe en afgeleide) markt noteringen
Direct Waarderingsmodellen en -technieken
(Directe en afgeleide) markt noteringen
Indirect Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties Derivaten Overige beleggingen Totaal
82.418 445.383 527.801
149.072 149.072
132 209.563 576.775 88.681 875.151
-
132 291.981 1.022.158 149.072 88.681 1.552.024
31 december 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties Derivaten Overige beleggingen Totaal
544 89.995 470.573 561.112
40.549 40.549
46 200.050 483.691 66.558 750.345
-
590 290.045 954.264 40.549 66.558 1.352.006
Voor € 374 miljoen aan beleggingen in fondsen (indirecte beleggingen) zijn geen gecertificeerde opgaven per 31 december 2011 ontvangen, evenwel is beoogd een indirecte vorm van zekerheid te verkrijgen door middel van SSAE16 rapportages, back-testing prijzen en periodieke bespreking performance met beheerders. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van vorenstaande, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn.
Jaarverslag 2011
pagina 67 | 110
2. HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENING
2011 €
2010 €
Stand per 1 januari
792
815
(31) 201 170
(32) 9 (23)
Stand per 31 december
962
792
3. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
2011 €
2010 €
396 (225) 171 2.925 3.096
583 (301) 282 231 513
Mutaties Tegenboeking opslag verbeterde sterfte Vermeerdering
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorzieningen tegen verlies op premievorderingen Nader vast te stellen volgend boekjaar
Overige vorderingen Rekening-courant derden Rekening-courant vermogensbeheer
Zakelijke waarden Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties
Derivaten Derivaten
Beleggingen Te ontvangen inzake verkopen Overige vorderingen
Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten
Kosten Administratiekosten
Diverse vorderingen Debiteuren Overige vorderingen
Totaal overige vorderingen
4. OVERIGE ACTIVA Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers Totaal liquide middelen
3.900 3.900
20.863 20.863
220 220
126 126
7.566 7.566
8.242 8.242
6.829 6.829
5.932 5.932
-
77.802 83 77.885
272 221 493
266 103 369
-
55 55
9 6 15
-
19.023
9 9 113.481
2011 € 2.191 2.191
2010 € 4.750 4.750
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
Jaarverslag 2011
pagina 68 | 110
5.2.2
Passiva
5. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES 2011 % 106,7% 104,6% 112,2% 106,7%
Solvabiliteit en dekkingsgraad Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
€ 99.131 67.545 179.386
€ 137.327 53.329 156.941
2010 % 111,4% 104,4% 113,1% 111,4%
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als reservetekort Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model. Per 31 december 2011 voldoet het fonds aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen. In 2009 hebben beide per 1 januari 2011 gefuseerde fondsen een korte- en langetermijn herstelplan ingediend. Met ingang van 1 januari 2011 is naar aanleiding van de fusie een aangepast langetermijn herstelplan ingediend. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB. Per 30 september 2011 voldeed het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist vermogen. Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen per 30 september 2011 hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en is een korte-termijnherstelplan en een aangepast lange-termijnherstelplan ingediend. Deze herstelplannen zijn goedgekeurd door DNB. Er worden de volgende maatregelen genomen: de voorwaardelijke toeslag wordt niet toegekend en de premie gaat omhoog. Indien het herstel uitblijft, zal een of meerdere van de volgende instrumenten worden gebruikt: - Verhoging van de premie - Aanpassing van het beleggingsbeleid - Verlenging van de periode waarin geen toeslagverlening plaatsvindt Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het langetermijn herstelplan In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het langetermijn herstelplan als volgt ontwikkeld: Werkelijk 2011 % 111,4
Herstelplan 2011 % 102,3
Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten
0,1 0,4 0,0 (15,9) 11,3 (0,6)
(0,1) 0,0 0,0 0,0 0,2 0,0
Dekkingsgraad per 31 december 2011
106,7
102,4
Dekkingsgraad per 1 januari 2011
De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2011 106,7% en liep daarmee voor op het herstelplan dat uitgaat van 102,4% op die datum. De belangrijkste oorzaak voor de daling van de dekkingsgraad is de gedaalde RTS die door DNB wordt gepubliceerd in combinatie met het niet volledig afgedekte renterisico. In het herstelplan wordt geen rekening gehouden met een wijziging van de rentetermijnstructuur. Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het kortetermijn herstelplan Op 9 december 2011 heeft het fonds een kortetermijn herstelplan ingediend dat uitkomt op een verwachte dekkingsgraad van 102,4% utlimo 2011. De afwijking ten opzichte van de werkelijke dekkingsgraad wordt in belangrijke mate verklaard doordat in het plan is uitgegaan van een lagere rentetermijnstructuur dan de door DNB gepubliceerde (driemaandsgemiddelde) rentetermijnstructuur. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Wanneer deze aanpassing niet zou hebben plaatsgevonden zou de dekkingsgraad circa 3,5% per 31 december lager zijn uitgekomen. Crisisplan Het bestuur heeft in het eerste kwartaal 2012 een crisisplan ingediend bij DNB. Het bestuur heeft in het kader van het crisisplan niet tot aanvullende maatregelen besloten. Dit crisisplan bevat een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief zou kunnen inzetten indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt.
Jaarverslag 2011
pagina 69 | 110
2011 €
2010 €
Nog te bestemmen saldo Stand per 1 januari
24.441
120.988
Mutaties Mutatie nog te bestemmen saldo voorgaand boekjaar Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
(24.441) (38.196) (38.196)
(120.988) 24.441 24.441
Extra reserve Stand per 1 januari
112.886
(8.102)
1.811 1.811 114.697
120.988 120.988 112.886
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Nog te bestemmen saldo vorig boekjaar Stand per 31 december Bestemmingsreserve aanvulling toeslag oud-deelnemers Pensioenfonds Snoep Stand per 1 januari Mutaties Nog te bestemmen saldo vorig boekjaar Stand per 31 december
-
-
22.630 22.630 22.630
-
Het bestuur heeft bij de fusie van de Pensioenfondsen Koek en Snoep een bestemmingsreserve gevormd om het mogelijk te maken extra toeslagen te verlenen aan de per de fusiedatum aanwezige (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Snoep. Het doel van deze bestemmingsreserve is om de toeslagen van deze specifieke groep aan te vullen. Indien de dekkingsgraad boven de 109% ligt kan het bestuur besluiten een toeslag toe te kennen. Indien een toeslag wordt toegekend kan het bestuur besluiten om aan de voormalige Pensioenfonds Snoep deelnemers een extra toeslag toe te kennen. De hoogte van de extra toeslag zal worden bepaald door het bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de hoogte van de bestemmingsreserve. De benodigde koopsommen voor deze extra toeslag zullen inclusief een bufferopslag, ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad, aan deze bestemmingsreserve worden onttrokken. Op het moment dat deze bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening gehouden te hebben met een eventuele onttrekking per 1 januari 2016, komt deze reserve te vervallen ten gunste van het fondsvermogen. In geval sprake is van een situatie van onderdekking en of dekkingstekort en eventuele korting van aanspraken aan de orde komt, zal bij de bepaling van de korting een verschillende mate van korten (evenwichtige belangenbehartiging) worden meegenomen voor een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2011. In feite zal de situatie zonder fusie als uitgangspunt worden genomen, waarbij de verschillende inbreng zal worden gerespecteerd. De bestemmingsreserve, zoals hierboven genoemd, zal in dit geval worden gebruikt om de eventuele korting te verminderen voor de per de fusiedatum aanwezige (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Snoep. De bestemmingsreserve is in eerste plaats een reserve voor het fonds, die alleen wordt aangewend indien het bestuur concludeert dat het fonds voldoende vermogen heeft, het bestuur volgens de geldende regels besluit tot toeslagverlening en vervolgens besluit een extra toeslag te verlenen. Dit is geen verplichting voor het bestuur, deelnemers kunnen hieraan geen rechten ontlenen.
Jaarverslag 2011
pagina 70 | 110
2011 €
6. TECHNISCHE VOORZIENINGEN
2010 €
Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari Mutaties Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten Wijzigingen uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutaties
1.200.139
Stand per 31 december
1.470.079
1.050.824
37.800 16.173 (43.414) (124) 200.148 66.364 (7.007) 269.940
32.471 1.901 13.915 (41.794) (258) 109.618 27.007 10.155 1.055 (4.755) 149.315 1.200.139
De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw. De rentetoevoeging is gebaseerd op 1,296% (2010: 1,303%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De wijziging marktrente betreft de stijging van de voorziening als gevolg van een daling van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten heeft voor € 69.448 betrekking op de actuariële waarde van inkomende waardeoverdrachten en voor € 3.084 betrekking op de actuariële waarde van uitgaande waardeoverdrachten. Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer Aantal Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
9.240 8.753 35.541 53.534
2011 € 522.978 460.563 486.538 1.470.079
2010 €
Aantal* 10.338 8.409 36.050 54.797
434.498 383.263 382.378 1.200.139
* De vergelijkende cijfers van de aantallen deelnemers zijn in bovenstaande tabel gecorrigeerd indien de deelnemers zowel in Pensioenfonds Koek als Pensioenfonds Snoep waren geregistreerd. Spaarfonds gemoedsbezwaarden
Stand per 1 januari Mutaties Storting bijdragen Interestvergoedingen Overig Stand per 31 december
7. ANDERE VOORZIENINGEN
2011 €
2010 €
43
29
-
9 5
4 (6) (2) 41
14 43
2011 €
2010 €
128
170
(31) (31) 97
(42) (42) 128
97
128
Voorziening voor nak omende verplichtingen Stand per 1 januari Mutaties Onttrekking voorziening Stand per 31 december
Totaal andere voorzieningen per 31 december
Jaarverslag 2011
pagina 71 | 110
8. LANGLOPENDE SCHULDEN
2011 €
2010 €
111
132
1 (13) (99) (111) -
7 (32) 4 (21) 111
Depot uit hoofde van afvloeiingsregeling Stand per 1 januari Mutaties Interest Premie Correcties voorgaande jaren Vrijval depot ten gunste van het resultaat Langlopend deel per 31 december Totaal langlopende schulden
9. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Te verrek enen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies Verschuldigd wegens te hoog vastgestelde premies
Pensioenen Belastingen en sociale lasten Uitkeringen Waardeoverdrachten
Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds Rentederivaten risico pensioenfonds Overige derivaten risico pensioenfonds
Beleggingen Te betalen inzake aankopen Variation margin op swaps
Kosten Administratiekosten Advies- en controle kosten Beleggingskosten Bestuurskosten Overige
Diverse schulden Crediteuren
Totaal overige schulden en overlopende passiva
-
111
2011 €
2010 €
95 95
41 784 825
1.063 78 1.414 2.555
873 7 75 955
5.696 11.129 3.899 20.724
3.796 13.419 1.488 18.703
1.618 1.618
130.313 130.313
476 211 2.869 124 3.680
85 242 1.013 2 114 1.456
-
245 245
28.672
152.497
Verbonden partijen De aangesloten werkgevers, bestuurders van de aangesloten werkgever en de bestuurders van het Pensioenfonds zijn te kwalificeren als verbonden partijen. Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting ‘bestuurdersbeloning’ in de toelichting op de staat van baten en lasten. Ultimo 2011 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Pensioenfonds. Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgevers zich jegens het Pensioenfonds bij overeenkomst (de zogenoemde uitvoeringsovereenkomst) hebben verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende abtn verschuldigde pensioenpremie.
Jaarverslag 2011
pagina 72 | 110
5.2.3
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
(bedragen in eenheden van duizend euro) Administratie Het fonds heeft de lopende uitbestedingsovereenkomsten van de gefuseerde fondsen met Syntrus Achmea overgenomen. Deze overeenkomsten zijn ingegaan op 1 januari 2010 voor een periode van vijf jaar. Tenzij het fonds de overeenkomsten voor het einde van de lopende termijn opzegt worden de overeenkomsten met 5 jaar verlengd. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa € 2.750. De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt circa € 8.250.
Jaarverslag 2011
pagina 73 | 110
5.3
Risicobeheer en derivaten
In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan. Er is geen doorkijkprincipe met betrekking tot beleggingen in fondsen gehanteerd bij de onderverdelingen naar looptijd, regio, sectoren, rating en valuta omdat deze gegevens niet beschikbaar zijn. Er is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de hoofdcategorie van de beleggingen.
5.3.1
Solvabiliteitsrisico
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. In 2011 heeft de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkeld. In de pensioenwet en in het pensioenreglement, zijn maatregelen opgenomen voor elke situatie. Indien de solvabiliteit zich verder negatief ontwikkelt, kan het fonds in een situatie van onderdekking terecht komen. In een situatie van onderdekking heeft het pensioenfonds geen ruimte beschikbaar voor een eventuele toeslagverlening voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Ook kunnen pensioenfondsen in een financiële situatie terecht komen dat de pensioenpremie moet bijdragen aan herstel. In de huidige pensioenwet wordt het korten (afstempelen) van pensioenrechten als uiterst herstelmiddel gehanteerd. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 2011
2010
€
€
1.470.120
1.200.182
50.593
63.876
104.230
95.450
81.578
53.006
-
-
S5 Kredietrisico
63.038
33.075
S6 Verzekeringstechnisch risico
53.418
37.861
(173.471)
(126.327)
179.386
156.941
1.649.506
1.357.123
1.569.251
1.337.509
(80.255)
(19.614)
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering), inclusief spaarfonds
(a)
gemoedsbezwaarden Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico
Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
(b)
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)
(a+b)
Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) Tekort
Jaarverslag 2011
pagina 74 | 110
Het aanwezig vermogen is het totaal van de activa onder aftrek van de schulden, de voorziening voor nakomende verplichtingen. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix (door middel van toepassing doorkijkprincipe) in de evenwichtssituatie. Het standaardmodel kent daarnaast nog het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9). Deze risico’s worden gelijk aan 0 verondersteld. Een toelichting inzake deze risico’s is opgenomen in de hiernavolgende paragraaf Beleid en risicobeheer.
5.3.2
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
Beleggingsbeleid
Premiebeleid
Herverzekeringsbeleid
Toeslagverleningsbeleid
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
5.3.3
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in ABTN Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversifieerd naar sector en regio. Valutarisico Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 17% (2010: 30%) van de beleggingsportefeuille. Hiervan is 47% (2010: 57%) afgedekt middels valutaderivaten. De netto risico positie bedraagt 9% (2010: 13%). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. Met betrekking tot beleggingen in fondsen is geen doorkijkprincipe gehanteerd.
Jaarverslag 2011
pagina 75 | 110
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2011 Voor
Valuta-derivaten
Nettopositie (na)
€
€
EUR
1.291.643
120.033
1.411.676
GBP
59.365
-43.361
16.004
JPY
5
-
5
USD
182.212
-78.892
103.320
23.672
-2.653
21.019
1.556.897
-4.873
1.552.024
Overige
Een restrisico betreft de categorie overige valuta, deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. 2010 Voor
Valuta-
Nettopositie
derivaten
(na)
€
€
EUR
948.269
229.221
1.177.490
GBP
46.751
-33.883
12.868
JPY
71
-2.070
-1.999
USD
316.990
-183.478
133.512
42.413
-12.278
30.135
1.354.494
-2.488
1.352.006
Overige
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Een deel van het renterisico is afgedekt met rentederivaten. Het renterisico geeft het effect weer van een ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur. Volgens de tabel, zoals opgenomen in de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” en gepubliceerd in de Staatscourant op 29 december 2006, worden afhankelijk van de looptijd de te hanteren opslagen weergegeven. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico weer. Omgekeerd betekent dit dat bij een rentestijging zowel de TV als de waarde van de vastrentende waarden afneemt. Met ingang van 1 januari 2010 is het niet langer toegestaan om voor de berekening van het renterisico gebruik te maken van de benaderingsmethode zoals weergegeven in Artikel 29 lid 3 van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling”. Tot en met het boekjaar 2009 werd voor de berekening van de benodigde buffer voor het renterisico gebruik gemaakt van deze benaderingsmethode. Vanaf 1 januari 2010 wordt de benodigde buffer voor het renterisico vastgesteld als het verschil in contante waarde van de alle beleggingen met een voorspelbare kasstroom enerzijds en de verwachte kasstroom van de verplichtingen anderzijds. Hierbij wordt de contante waarde berekend op basis van de rentetermijnstructuur vergeleken met de contante waarde op basis van de rentetermijnstructuur in geval van een rentedaling en in het geval van een rentestijging. Voor de rentedaling en de rentestijging Jaarverslag 2011
pagina 76 | 110
wordt gebruik gemaakt van de looptijdafhankelijke correctiefactoren zoals weergegeven in Bijlage 3 van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling”. De kasstromen van de beleggingen hebben betrekking op de rentegevoelige kasstromen. Dit zijn de kasstromen van de inflation linked bonds en de kasstromen van de vastrentende waarden exclusief die van de Emerging Market Debt en high Yield Debt. De hieronder gepresenteerde duration per 2010 is de gewogen gemiddelde duration van de twee gefuseerde fondsen eind 2010. Balans-
31
Balans-
31
waarde
december
waarde
december
2011
2010
€
€
Duration vastrentende waarden (na derivaten)
1.022.158
20,4
954.264
24,9
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
1.470.079
18,3
1.200.182
17,8
De gestegen renteafdekking wordt verzorgd door het afsluiten van een hogere notionals van de swaps en het kopen van meer langlopende staatsobligaties. Beleid is om de rente mismatch te beperken waarbij de strategisch beoogde renteafdekking in 2011 circa 75% is. Ook heeft het fonds swaps gekocht. Het fonds krijgt het recht om gedurende een lange periode in de toekomst een vaste lange rentetarief te ontvangen, door middel van een rente swap, het is vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie zonder eindaflossing en het fonds betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “durationmismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swap kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden (directe beleggingen) naar looptijd is als volgt: 31 december 2011
31 december 2010
€
%
€
%
53.769
12
58.026
12
Resterende looptijd < > 5 jaar
173.595
39
168.973
36
Resterende looptijd ≥ 5 jaar
218.019
49
243.574
52
445.383
100
470.573
100
Resterende looptijd < 1 jaar
De indirecte beleggingen in vastrentende waarden bedragen € 576.775 (2010: € 483.691). Dit betreffen beleggingen in fondsen, waarvan ultimo 2011 € 247.530 aan beleggingen in liquiditeitsfondsen betreft. De onderliggende activa van deze fondsen hebben naar aard van deze fondsen een kortlopend karakter.
5.3.4
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico.
Jaarverslag 2011
pagina 77 | 110
Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Met betrekking tot premiedebiteuren is er een risico dat de werkgevers de premiebijdragen niet kunnen betalen. Het fonds voert incassobeleid uit om de premiebijdragen zo snel mogelijk te innen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen inclusief de onder de passiva verantwoorde derivaten naar sector weergegeven. Met betrekking tot beleggingen in fondsen is geen doorkijkprincipe gehanteerd. 2011 Overheidsinstellingen
2010
€
€
253.061
241.020
Beleggingen in fondsen
868.497
748.935
Financiële instellingen
163.136
236.839
Handel- en industriële bedrijven
59.945
51.746
Nutsbedrijven
18.066
25.690
Vastgoed Andere instellingen *
132
590
189.187
47.186
1.552.024
1.352.006
* Onder andere instellingen zijn de derivaten opgenomen. Dit betreft voor 2011 € 149.072 en voor 2010 € 40.549. De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel. Met betrekking tot beleggingen in fondsen is geen doorkijkprincipe gehanteerd. De fondsen Vanguard Emerging Markets Stoc Index, PIMCO Emerging INST BD (USD) en PIMCO Emerging Local Bond Fund zijn opgenomen onder ‘Emerging markets’.
Mature markets Emerging markets
Jaarverslag 2011
2011
2010
€
€
1.293.484
1.097.899
258.540
254.107
1.552.024
1.352.006
pagina 78 | 110
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille (directe beleggingen) kan het volgende overzicht worden gegeven: 2011 € AAA
2010
%
€
%
287.687
64
322.357
69
AA
48.325
10
56.783
12
A
20.072
5
18.018
4
7.286
2
13.262
3
BBB < BBB
11.219
3
10.987
2
Geen rating
70.794
16
49.166
10
445.383
100
470.573
100
Met betrekking tot beleggingen in fondsen (indirecte beleggingen) is geen doorkijkprincipe gehanteerd. Ultimo 2011 betreffen de indirecte beleggingen € 576.775 (2010: € 483.691), waarvan € 247.230 aan beleggingen in liquiditeitsfondsen. De onderliggende activa van deze fondsen zijn kortlopend van aard en hebben volgens opgave van de vermogensbeheerder veelal een rating van A Het pensioenfonds heeft de afgelopen jaren de directe exposure (staatsobligaties) op de zogenaamde PIIGS landen (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje) afgebouwd. Ultimo 2011 bedraagt de directe exposure op Spanje € 5,1 miljoen. Het fonds heeft ultimo 2011 geen beleggingen in staatsobligaties van Portugal, Italië, Ierland en Griekenland. In 2010 bedroeg de directe exposure op Spanje € 1,7 miljoen en op Italië € 2,6 miljoen. De directe exposures op Portugal, Ierland en Griekenland waren ultimo 2010 eveneens nihil.
5.3.5
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen, waaronder derivaten, niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
5.3.6
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico op basis van huidige inzichten nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Door gebruik te maken van de nieuwe AG-prognosetafel 2010-2060 is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafel. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft dit Jaarverslag 2011
pagina 79 | 110
risico niet herverzekerd. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd.
5.3.7
Toeslagrisico (actuariële risico’s)
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur. De toeslagverlening is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Er bestaat daarom geen recht op de toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het fonds stelt jaarlijks het eventuele toeslagpercentage vast. Voor de toeslagen voor de actieven als ook de inactieven in de prepensioenregeling geldt dat maximaal de loonindex (CAO lonen in de bedrijfstak) kan worden toegekend. Voor de inactieven en pensioengerechtigden geldt dat maximaal de prijsindex (CPI afgeleid) kan worden toegekend. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het fonds te typeren is conform de toeslagcategorie B van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW. Naast het bovenstaande kan het bestuur indien de bestemmingsreserve, die bij de fusie is vastgesteld, hiervoor toereikend is op basis van het onderstaande beleidskader besluiten om de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden per 31 december 2010 van Pensioenfonds Snoep een aanvulling te geven op deze toeslag. Deze aanvullende toeslag zal gelden over de tot 31 december 2010 opgebouwde aanspraken van deze (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Op het moment dat de bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk op 1 januari 2016, na rekening gehouden te hebben met een eventuele aanvulling per 1 januari 2016, zal deze aanvullende toeslag niet meer worden verleend.
5.3.8
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december de volgende posten:
2011
2010
€
€
126.056
100.794
83.507
99.255
133.645
129.531
Zakelijke waarden World Opportunities Equity Alloc Fund Vanguard Emerging Markets Stoc Index Vastrentende waarden PIMCO Euro Real Return Fund PIMCO Emerging INST BD (USD)
44.819
47.193
BUNDESREPUB. DEUTSCHLAND
93.135
116.213
Pimco Global High Yield Bond Fund
56.358
47.562
PIMCO Emerging Local Bond Fund
73.723
48.014
France (Govt of)
83.374
59.803
Inst Liquidity Fund EUR Agency
183.550
171.912
BNY Mellon Euro Liquidity Fund
58.076
-
Koninkrijk der Nederlanden
57.711
-
-
33.943
88.681
66.558
Alpha Libor Offshore Overige beleggingen Multi-Strategy Fund Offshore Euro Jaarverslag 2011
pagina 80 | 110
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
5.3.9
Overige niet-financiële risico’s
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale dan wel Europese financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
5.3.10 Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Jaarverslag 2011
pagina 81 | 110
De posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren: 2011 Type contract
Instrument
FFX forward
Diverse currency
Rentederivaten
Swaps/ Intrest rate /futures
Kredietderivaten
Credit default swaps
Actuele waarde
Actuele waarde
Onderliggende
Activa
Passiva
waarden
€
€
823
5.696
279.574
166.227
11.129
1.380.883
2.746
3.899
154.375
169.796
20.724
1.814.832
2010 Type contract
Instrument
FFX forward
Diverse currency
Rentederivaten
Swaps/ Intrest rate
Kredietderivaten
Credit default swaps
Jaarverslag 2011
Actuele waarde
Actuele waarde
Onderliggende
Activa
Passiva
waarden
€
€
1.080
3.568
379.869
57.240
13.419
702.943
932
1.716
88.086
59.252
18.703
1.170.898
pagina 82 | 110
5.4 5.4.1
Toelichting over de staat van baten en lasten over het boekjaar 2011
Baten
(In eenheden van duizend euro) 2011 € 89.431
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
2010 € 77.756
10. PREMIEBIJDRAGEN RISICO PENSIOENFONDS Werkgeversgedeelte € Periodieke premies - Verplichte verzekering - Aanvullende verzekering - Prepensioen - Vrijwillige verzekering
29.907 3.481 160 33.548
Werknemersgedeelte €
2010 €
44.637 3.481 132 48.250
43.865 1.640 892 264 46.661
Koopsommen Mutaties inzake voorziening premievorderingen Bijdragen spaarfonds voor gemoedsbezwaarden Afschrijving premievorderingen
525 76 (6) (79) 48.766
1.425 (139) 9 (16) 47.940
Samenstelling premiebijdragen
2011 € 47.216 48.250 43.027
2010 € 41.099 46.596 -
2011 € 3.377 5.283 38.556 47.216
2010 € 3.542 4.436 33.121 41.099
2011 € 3.377 4.778 34.872 43.027
2010 € -
De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (exclusief premie oude jaren) De gedempte premie over het boekjaar bedraagt
14.730 (28) 14.702
2011 €
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen Actuarieel benodigde premie t.b.v. voorwaardelijke rechten De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen Actuarieel benodigde premie t.b.v. voorwaardelijke rechten
Voorgaand jaar werd bij Pensioenfonds Koek geen gedempte premiesystematiek gehanteerd. Derhalve zijn geen vergelijkende cijfers opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 83 | 110
11. BELEGGINGSRESULTATEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten € 20 6.851 20.509 13.684 117 41.181
Indirecte beleggingsopbrengsten € (55) (25.527) 18.127 124.666 7.622 124.833
Kosten van vermogensbeheer € (1.299) (5.198) (6.497)
Totaal € (35) (19.975) 33.438 138.350 7.739 159.517
Kosten van vermogensbeheer € (906) (3.626) (4.532)
Totaal € 91 46.734 50.631 37.798 655 135.909
Ten aanzien van indirecte beleggingen (beleggingen in fondsen) geldt dat rendementen met de direct toe te rekenen beleggingskosten zijn verlaagd. In de jaarrekening wordt derhalve voor deze posities het netto rendement getoond. Voor zover kosten direct in rekening zijn gebracht bij het pensioenfonds, worden deze separaat getoond als aftrekpost op de directe beleggingsopbrengsten. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2010
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten € 9 7.541 14.881 7.995 669 31.095
Indirecte beleggingsopbrengsten € 82 40.099 39.376 29.803 (14) 109.346 2011 €
2010 €
94
127
13. OVERIGE BATEN
2011 €
2010 €
Schikking Koraal en PF Dutch Vrijval depot uit hoofde van afvloeiingsregeling Compensatie verliezen van commodities Overige
146 99 245
12. UITKERINGEN EN WINSTAANDEEL UIT HOOFDE VAN HERVERZEKERING Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
2.740 (125) 2.615
In de schikkingsovereenkomst inzake de claim van Koraal Holding B.V. is het door Pensioenfonds Zoetwaren te betalen bedrag vastgesteld op € 99 duizend. In 2010 was een bedrag als last opgenomen van € 245 duizend. Het teveel geraamde bedrag is in 2011 als bate opgenomen. In 2011 heeft het bestuur besloten het werkgeversdepot uit hoofde van afvloeiingsregeling op te heffen. Het restsaldo ad € 98 duizend valt vrij ten gunste van het fonds.
Jaarverslag 2011
pagina 84 | 110
5.4.2
Lasten
14. MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN Pensioenopbouw Pensioenopbouw Toeslagverlening Toeslagverlening actieve deelnemers Toeslagverlening pensioengerechtigden Toeslagverlening gewezen deelnemers
Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,296% (2010: 1,303%) Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen Toevoeging aan technische voorziening in verband met kosten voorziening
Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
Wijzigingen uit hoofde van actuariële grondslagen Verzwaring overlevingstafels Overig
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op mutaties Voorziening uitlooprisico PVD
2011 €
37.800
32.471
-
359 539 1.003 1.901
16.173
13.915
(43.414)
(41.794)
(880) 756 (124)
(661) 403 (258)
200.148
Ouderdomspensioen Nabestaanden pensioen wezenpensioen Prepensioen Overige uitk eringen: - Afkoop wegens gering bedrag
Jaarverslag 2011
109.618
69.448 (3.084) 66.364
30.803 (3.796) 27.007
-
10.155 1.055 11.210
(2.822) (4.185) (7.007)
(1.518) (3.315) 78 (4.755)
269.940
15. PENSIOENUITKERINGEN
2010 €
149.315
2011 €
2010 €
25.423 6.950 162 11.833
20.741 6.462 143 14.738
602
428
44.970
42.512
pagina 85 | 110
16. PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar Vorig boekjaar Andere k osten: Advieskosten Kosten actuaris inzake jaarwerk Honoraria accountant Bestuurskosten De Nederlandsche Bank Incassokosten Overige kosten
2011 €
2010 €
2.944 280 3.224
2.880 22 2.902
181 464 139 136 93 (17) 99 1.095
70 561 121 178 104 (9) 110 1.135
4.319
4.037
112
134
Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt Personeel Het fonds heeft zowel in 2011 als in 2010 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. Honoraria accountant De externe accountant is Ernst & Young Accountants LLP. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: Controle van de jaarrekening en verslagstaten Andere niet controlediensten
122 17 139
121 121
De controle van de jaarrekening en verslagstaten omvat de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening, verslagstaten, normportefeuille en z-score. Niet-controlediensten betreft onderzoek inzake de conversie van de pensioenadministratie. 17. MUTATIE HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN Mutatie technische voorziening herverzekeraar
(170) (170)
23 23
(2) (2)
14 14
(31) (31)
(42) (42)
(1.282) (73.847) 1.554 1.367 (72.208)
(2.253) (34.278) 2.610 (33.921)
18. WIJZIGINGEN OVERIGE TECHNISCHE VOORZIENINGEN Spaarfonds gemoedsbezwaarden
19. WIJZIGINGEN ANDERE VOORZIENINGEN Mutatie voorziening voor nakomende verplichtingen
20. SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom collectief Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom collectief
Het saldo inkomende waardeoverdrachten collectief 2011 betreft de inkomende collectieve waardeoverdracht van Perfetti-Van Melle. Het saldo uitgaande waardeoverdrachten collectief 2011 betreft de uitgaande collectieve waardeoverdrachten van Ahold Coffee Company. Het saldo inkomende waardeoverdrachten collectief 2010 betreft de inkomende collectieve waardeoverdracht van pensioenfonds LU Nederland. In 2010 bedroegen de (interne) waardeoverdrachten tussen Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep € 207. Het vergelijkend cijfer inzake individuele inkomende en uitgaande waardeoverdrachten wijkt derhalve € 207 af van de optelling van de jaarrekeningen 2010 van Pensioenfonds Koek en Pensioenfonds Snoep met betrekking tot individuele inkomende en uitgaande waardeoverdrachten. 21. PREMIES HERVERZEKERINGEN Premies herverzekeringen overlijdensrisico
22. OVERIGE LASTEN Intrestlasten depot Schikking Koraal en PF Dutch
Jaarverslag 2011
-
(44) (44)
-
11 245 256
pagina 86 | 110
6 Overige gegevens 6.1
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
vermogen toereikend zijn vastgesteld; en Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 28 juni 2012 R. Kruijff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Jaarverslag 2011
pagina 87 | 110
6.2 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW,met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Jaarverslag 2011
pagina 88 | 110
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 28 juni 2012
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. N.M. Pul RA
Jaarverslag 2011
pagina 89 | 110
6.3
6.3.1
Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum
Ontwikkeling van de dekkingsgraad na balansdatum
De dekkingsgraad van januari tot en met mei 2012 staat in de onderstaande tabel.
Overzicht dekkingsgraden
Eind januari 2012*
107,8%
Eind februari 2012*
106,7%
Eind maart 2012*
105,1%
Eind april 2012*
105,3%
Eind mei 2012*
112,7%*
* De vermelde dekkingsgraden 2012 zijn gebaseerd op schattingen.
*Maandelijks berekent het pensioenfonds de dekkingsgraad. Per 31 mei 2012 is de dekkingsgraad van Pensioenfonds Zoetwaren 112,7%. Het fonds berekent de waarde van de pensioenverplichtingen op basis van de door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde rentetermijnstructuur. DNB past sinds eind december 2011 correcties toe op de rentetermijnstructuur.
Jaarverslag 2011
pagina 90 | 110
7 Overige informatie 7.1
Kerncijfers Pensioenfonds Snoep tot en met 2010
De kerncijfers van Pensioenfonds Snoep zijn overgenomen uit het laatste jaarverslag van het fonds, namelijk het verslag over 2010. 2010
2009
2008
2007
mannen
2.160
2.174
2.162
2.135
vrouwen
1.415
1.418
1.493
1.513
mannen
12
27
62
79
vrouwen
11
11
24
39
mannen
7.651
7.796
8.142
7.903
vrouwen
5.968
5.910
6.030
5.761
mannen
315
319
321
342
vrouwen
235
237
235
270
mannen
1.421
1.350
1.235
1.176
vrouwen
534
494
440
401
mannen
92
103
106
111
vrouwen
59
61
62
69
Aantallen
18
Deelnemers levenslang ouderdomspensioen :
19
Deelnemers prepensioen :
Gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen:
Gewezen deelnemers prepensioen:
Uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen:
Uitkeringsgerechtigden prepensioen:
Nabestaandenpensioen: mannen
84
82
75
74
vrouwen
721
707
671
665
57
61
53
62
2010
2009
2008
2007
Wezenpensioen: jongens en meisjes
18
Deze cijfers zijn exclusief de aantallen premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid
19
Deze aantallen zijn al in totaal aantal deelnemers levenslang OP meegenomen
Jaarverslag 2011
pagina 91 | 110
Financiële gegevens Voorziening pensioenverplichtingen (in miljoenen euro) Premie levenslang ouderdomspensioen (in %)20 Premie prepensioen (in %) Belegd vermogen (in miljoenen euro) Beleggingsperformance (in %) Dekkingsgraad (in %) Z-score
396,9
350,9
334,9
256,0
16,7
14,57
14,57
14,57
-
-
-
-
465,4
376,7
324,0
350,1
11,9
12,8
-5,6
-1,5
115,3
115,4
103,6
142,1
0,07
3,51
-5,80
-1,74
2010
2009
2008
2007
0,5%
0,4%
0%
1,48%
Indexaties ouderdomspensioen over het jaar Ingegane pensioenen Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0,5%
0,4%
0%
1,48%
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0,5%
0,4%
0%
1,48%
Ingegane pensioenen
0,5%
1,75%
0%
4,18%
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0,5%
1,75%
0%
4,18%
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0,5%
1,75%
0%
4,18%
2010
2009
2008
2007
88
91
90
88
2010
2009
2008
2007
369
393
307
328
2010
2009
2008
2007
15.615
17.960
10.939
12.758
Indexaties prepensioen over het jaar
Aantal premiebetalende werkgevers Werkgevers per einde jaar
Arbeidsongeschikten Aantal deelnemers dat geheel of gedeeltelijk premievrij was
Premie (in duizenden euro) Kostendekkende premie Verschuldigde (feitelijke) premie
17.918
16.385
16.041
14.143
Gedempte kostendekkende premie
14.164
15.044
nvt
nvt
Premie voor verplichte verzekering ouderdoms- en prepensioen
17.264
Premie voor voortgezette verplichte verzekering Premie aanvullende verzekering
20
15.305
13.194
67
15.532 220
218
333
587
633
494
368
Per 1 januari 2006 geldt één premiepercentage
Jaarverslag 2011
pagina 92 | 110
Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeidsongeschikten Totaal
1.429
1.283
-21
-
19.347
17.668
16.017
13.895
2010
2009
2008
2007
1.383
1.126
1.842
1.864
2010
2009
2008
2007
1.955
1.844
1.675
4.398
805
789
746
1.732
Aanvullende verzekeringen (aantal personen) Vrijwillig verzekerde pensioenaanspraken voor nog niet pensioengerechtigde (gewezen) werknemers
pensioenuitkeringen (aantal personen) Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
57
61
53
53
151
164
168
3.171
2.968
2.858
2.642
9.354
2010
2009
2008
2007
Ouderdomspensioen
5.781
5.205
4.805
4.398
Nabestaandenpensioen
1.973
1.844
1.689
1.732
87
69
53
53
Prepensioen Totaal
Uitkeringen (in duizenden euro)
Wezenpensioen Prepensioen Totaal (exclusief eenmalige uitkeringen) Eenmalige uitkeringen
21
2.852
3.213
3.382
3.171
10.693
10.331
9.929
9.354
142
274
145
214
Niet in cijfers over 2008 en 2007 vermeld.
Jaarverslag 2011
pagina 93 | 110
7.2
Kerncijfers Pensioenfonds Koek tot en met 2010
De kerncijfers van Pensioenfonds Koek zijn overgenomen uit het laatste jaarverslag van het fonds, namelijk het verslag over 2010. 2010
2009
2008
2007
mannen
3.096
3.673
3.450
3.649
vrouwen
2.101
2.797
2.382
2.737
mannen
632
637
646
630
vrouwen
138
147
152
181
mannen
632
687
759
807
vrouwen
138
169
208
256
mannen
11.111
10.692
10.796
10.572
vrouwen
10.766
10.571
10.641
10.565
mannen
580
549
527
548
vrouwen
395
374
365
324
mannen
8.321
8.383
8.403
8.419
vrouwen
7.746
7.770
7.756
7.793
mannen
2.383
2.290
2.204
2.112
vrouwen
1.218
1.154
1.070
998
mannen
328
341
363
368
vrouwen
128
129
133
138
mannen
170
157
148
149
vrouwen
1.445
1.394
1.390
1.370
mannen
27
25
29
25
vrouwen
23
22
27
27
Aantallen 22
Deelnemers levenslang ouderdomspensioen :
Deelnemers uitsluitend prepensioen:
Deelnemers prepensioen:
Gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen:
Gewezen deelnemers uitsluitend prepensioen:
Gewezen deelnemers prepensioen:
Uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen:
Uitkeringsgerechtigden prepensioen:
Nabestaandenpensioen:
Wezenpensioen:
22
Deze cijfers zijn in 2010 exclusief de aantallen premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid. Voorgaande jaren zijn inclusief.
Jaarverslag 2011
pagina 94 | 110
2010
2009
2008
2007
803,3
700,0
697,2
552,0
16,7
16,05
16,0523
14,424
Belegd vermogen (in miljoenen euro)
886,6
723,4
625,4
671,8
Beleggingsperformance (in %)
12,35
13,1
-5,7
-1,1
11,7
9,3
-0,4
0,7
109,6
108,4
97,1
129,5
0,66
3,56
-4,71
-1.56
2010
2009
2008
2007
Ingegane pensioenen
0%
0%
0%
1,48%
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0%
0%
0%
1,48%
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0%
0%
0%
3,0%
Ingegane pensioenen
0%
0%
0%
3,0%
Nog niet ingegane pensioenen gewezen deelnemers
0%
0%
0%
3,0%
Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers
0%
0%
0%
3,0%
2010
2009
2008
2007
127
128
134
122
Financiële gegevens Technische voorzieningen totaal (in miljoenen euro) Premie levenslang ouderdomspensioen (in %)
Benchmark (in %) Dekkingsgraad (in %) Z-score
indexaties ouderdomspensioen over het jaar
Indexaties prepensioen over het jaar
Aantal premiebetalende werkgevers Werkgevers per einde jaar
23
Exclusief extra heffing van 2% vanaf 1 juli 2005
24
Exclusief extra heffing van 2% vanaf 1 juli 2005
Jaarverslag 2011
pagina 95 | 110
2010
2009
2008
2007
20.546
21.662
17.617
15.555
Premie (in duizenden euro) Actuarieel benodigde premie Opslag voor uitvoeringskosten
2.288
2.183
2.836
3.111
Opslag voor instandhouden vereist eigen vermogen
2.650
2.924
2.174
1.640
Kostendekkende premie
25.484
26.769
22.627
20.306
Verschuldigde (feitelijke) premie inclusief premie voor risico deelnemers
28.604
27.283
27.175
26.052
Premie voor verplichte verzekering levenslang ouderdomspensioen
26.606
25.679
24.830
23.334
Premie voor verplichte verzekering prepensioen
887
848
983
2.086
Premie voor voortgezette verplichte verzekering
197
185
210
433
1053
556
1.061
165
Premie aanvullende verzekering Koopsommen Subtotaal Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeidsongeschikten
1.425
5
94
18
30.168
27.283
27.178
26.036
1.150
1.139
1.277
1.319
31.318
28.422
28.455
27.355
2010
2009
2008
2007
771
616
668
696
2010
2009
2008
2007
1.404
1.105
1.052
996
2010
2009
2008
2007
Ouderdomspensioen
3.601
3.444
3.274
3.101
Nabestaandenpensioen
1.615
1551
1.538
1.519
50
47
56
52
456
470
496
506
5.722
5.512
5.364
5.178
Totaal
Arbeidsongeschikten Aantal deelnemers dat geheel of gedeeltelijk premievrij was
Aanvullende verzekeringen (aantal personen) Vrijwillig verzekerde pensioenaanspraken voor nog niet gepensioneerde (gewezen) werknemers
Pensioenuitkeringen (aantal personen)
Wezenpensioen Prepensioen Totaal
Jaarverslag 2011
pagina 96 | 110
2010
2009
2008
2007
14.960
13.288
12.788
11.794
4.489
3.999
3.898
3.449
56
62
59
52
Prepensioen
11.886
12.231
12.071
11.999
Totaal (exclusief eenmalige uitkeringen)
31.391
29.580
28.810
27.294
286
149
258
448
Uitkeringen (in duizenden euro) Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
Eenmalige uitkeringen (afkoopsommen betaald in plaats van kleine pensioenen)
7.3 Verklarende woordenlijst Aandelen Bewijs van eigendom in een onderneming. Sommige aandelen zijn via de beurs te kopen of te verkopen. Als de onderneming winst uitkeert heet dat dividend. Op aandelen kan het fonds daarnaast koerswinst of koersverlies maken. Actief beleggen Vorm van beleggen waarbij de vermogensbeheerder actief afwijkt van de norm om extra geld te verdienen. Actuaris De actuaris berekent hoeveel premie er nodig is voor het pensioen. Hij berekent ook hoe groot het vermogen moet zijn om de pensioenen te kunnen betalen. Hij gebruikt de leeftijden van de werknemers, de sterftekansen en het verwachte rendement van de beleggingen. De certificerende actuaris controleert de belangrijke stukken. De adviserende actuaris geeft advies. AFM - Autoriteit Financiële Markten De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten let erop of pensioenfondsen duidelijk zeggen wat de deelnemer of pensioengerechtigde moet weten. De AFM kijkt onder andere naar de verplichte startbrief en het verplichte pensioenoverzicht. De AFM heeft ook andere taken. ALM - assetliabilitymanagement Een methode om te kijken hoeveel, waarin en hoe het pensioenfonds moet beleggen. Hierbij houdt het fonds rekening met de te betalen pensioenen, nu en in de toekomst. Het onderzoek heet ALM-studie. Bedrijfstakpensioenfonds Een pensioenfonds dat de pensioenregeling voor een hele bedrijfstak uitvoert. Alle bedrijven uit de bedrijfstak vallen hieronder. Beleggingscategorie Soorten beleggingen zoals aandelen, obligaties, vastgoed en grondstoffen. Beleggingsmix De verdeling van het vermogen over bijvoorbeeld aandelen en obligaties. Beleggingsplan Jaarlijks plan waarin het bestuur het beleid voor beleggen beschrijft. Benchmark De norm waarmee de beleggingsresultaten worden vergeleken.
Jaarverslag 2011
pagina 97 | 110
CAO-partijen De CAO-partijen zijn de vakbonden en de werkgevers. De vakbonden zijn FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie. Voor de werkgevers is er de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie VBZ. CSO - Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties Het CSO komt op voor ouderen. Deelnemer Werknemer voor wie het fonds tijdens een dienstverband premie krijgt. De deelnemer bouwt pensioen op. Deelnemersraad In de deelnemersraad van een pensioenfonds zitten werknemers en pensioengerechtigden. De raad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur van het pensioenfonds. Dekkingsgraad Het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door de verplichtingen. Hoe hoger hoe beter. De dekkingsgraad laat zien in hoeverre het fonds aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dekkingstekort Als de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste eigen vermogen is gedaald. DNB - De Nederlandsche Bank De toezichthouder De Nederlandsche Bank let erop of er genoeg geld is om de pensioenen te betalen. DNB toetst ook of bestuurders deskundig en betrouwbaar zijn. DNB heeft ook andere taken. Dispensatie Dispensatie betekent vrijstelling. In uitzonderlijke gevallen kan een bedrijf vrijstelling krijgen van de wettelijke verplichting deel te nemen aan het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist over deze vrijstelling. Doorsneepremie Doorsneepremie wil zeggen dat voor alle werknemers een gelijk premiepercentage geldt. Het percentage is dan niet afhankelijk van de leeftijd of van het geslacht van de werknemer. Alleen het salaris verschilt. EMD Obligaties uit opkomende landen (vroegere ontwikkelingslanden). Franchise Over dit deel van het brutosalaris bouwt de deelnemer geen aanspraken op. Het woord komt uit de Franse taal en betekent vrijstelling of eigen risico. FTK
Financieel Toetsingskader
Toezichthouder DNB toetst op grond van het FTK of er genoeg geld is om de pensioenen te betalen. Het FTK is een onderdeel van de Pensioenwet. Gewezen deelnemer Een gewezen deelnemer is een werknemer die niet meer in de bedrijfstak werkt. Hij heeft nog wel zijn opgebouwde pensioen in het pensioenfonds gelaten. Herstelplan In dit plan staat hoe het fonds verwacht weer boven water te komen. Een fonds moet een langetermijnherstelplan maken bij een reservetekort. Een kortetermijnherstelplan is verplicht bij een dekkingstekort.
Jaarverslag 2011
pagina 98 | 110
High yield Leningen met relatief veel risico. Indexatie (ook: toeslag) Een verhoging van de pensioenen om prijsstijging (inflatie) goed te maken. Indexatie kan alleen als er genoeg geld is. De deelnemer heeft er geen recht op. Hier geldt de voorwaardelijkheidsverklaring. Inflatie Inflatie betekent dat alles duurder wordt. Investmentgrade Leningen met relatief laag risico. Maximumsalaris De deelnemer kan pensioen opbouwen tot een maximumsalaris. Dit bedrag verandert ieder jaar. Middelloonregeling Bij een middelloonregeling bepaalt het gemiddelde salaris tijdens de loopbaan het pensioen. Obligaties Leningen van bedrijven of overheden. Opbouwpercentage Het opbouwpercentage geeft aan hoeveel pensioen de deelnemer ieder jaar kan opbouwen. De opbouw vindt plaats over de pensioengrondslag tot het maximumsalaris. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is een levenslange uitkering vanaf de pensioenleeftijd. Het ouderdomspensioen stopt als de pensioengerechtigde overlijdt. Paritair bestuur Bestuur dat is verdeeld over werkgevers en werknemers. Passief beleggen Een vorm van beleggen waarbij de vermogensbeheerder een index volgt. Pensioenaanspraak Dit is het bedrag dat iedere werknemer opbouwt aan toekomstig pensioen. Pensioendatum De datum waarop het aanvullend pensioen of prepensioen ingaat. Pensioengrondslag Het deel van het salaris waarover de deelnemer pensioen opbouwt. De pensioengrondslag is het deel van het pensioengevend loon boven de franchise tot het maximum. Pensioenreglement Hierin staan alle afspraken waarop pensioengerechtigden, werknemers, hun partners en kinderen kunnen rekenen.
Jaarverslag 2011
pagina 99 | 110
Pension fund governance - goed pensioenfondsbestuur Dit is onder andere eerlijk en transparant handelen door het pensioenfondsbestuur. Zeggen wat je doet, en doen wat je zegt. Hierbij hoort ook goed toezicht en het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid. Premie Het prijskaartje van pensioen. Werknemers en werkgevers betalen ieder een deel van de premie. Premievrije deelneming Een arbeidsongeschikte kan onder voorwaarden tijdelijk pensioen blijven opbouwen, zonder dat hij daarvoor premie hoeft te betalen. Dit heet premievrije deelneming. Dit is ook mogelijk bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Prepensioen Prepensioen is een tijdelijke uitkering die stopt als de werknemer 65 wordt. Rendement Het geld dat met de beleggingsportefeuille wordt verdiend. Rendement kan bestaan uit koerswinst, rente of dividend. Reservetekort Als de dekkingsgraad onder het vereiste eigen vermogen is gedaald. Risicobudget De afwijking van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de (nominale) pensioenverplichtingen. Slapers Dit zijn werknemers die niet langer in de bedrijfstak werken en dus geen pensioen meer opbouwen. Zij betalen ook geen premie meer. Zij hebben nog wel geld in het pensioenfonds, omdat zij niet voor waardeoverdracht hebben gekozen. Solvabiliteit In hoeverre het fonds aan zijn verplichtingen kan voldoen. De dekkingsgraad meet de solvabiliteit. Hoe hoger, hoe beter. Strategisch beleggingsbeleid Het beleid waarmee het pensioenfonds probeert de beleggingen zo goed mogelijk bij de verplichtingen te laten passen. Tactische assetallocatie of tactisch beleggingsbeleid Het beleid waarmee de vermogensbeheerder probeert extra geld te verdienen door afwijkingen van de normportefeuille of benchmark. Toeslag (ook: indexatie) Een verhoging van de pensioenen om prijsstijging goed te maken. Toeslag kan alleen als er genoeg geld is. De deelnemer heeft er geen recht op. Hier geldt de voorwaardelijkheidsverklaring. Tracking error De gemiddelde afwijking van het rendement van de norm. Verplichtstelling Bedrijven in de bedrijfstak zijn verplicht deel te nemen aan het pensioenfonds. Voorwaardelijkheidsverklaring De toekenning van de verhoging van de pensioenrechten en pensioenaanspraken is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op jaarlijkse toeslag. Of er een toeslag wordt gegeven en in welke mate is
Jaarverslag 2011
pagina 100 | 110
afhankelijk van de financiële middelen van het fonds en van het oordeel van het bestuur. In het verleden verleende verhogingen geven geen zekerheid over toeslagen in de toekomst. Vrijstelling In uitzonderlijke gevallen kan een bedrijf vrijstelling krijgen van de wettelijke verplichting deel te nemen aan het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist over deze vrijstelling. Waardeoverdracht Als een deelnemer buiten de bedrijfstak gaat werken, kan deze het opgebouwde pensioen naar het nieuwe pensioenfonds meenemen. Dit heet waardeoverdracht. Een andere vorm van waardeoverdracht is inkomend. Dan neemt een nieuwe medewerker oud pensioen mee. Z-score De z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille.
Jaarverslag 2011
pagina 101 | 110
8 Slotwoord Het bestuur bedankt iedereen die in het verslagjaar voor het fonds heeft gewerkt. Utrecht, 28 juni 2012 Namens het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie mevrouw J.A.W. de Graaff, voorzitter
mevrouw L.F.A.M. Jansen, secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 102 | 110
Bijlage kenmerken oude regelingen Prepensioen voormalig Pensioenfonds Snoep geboren voor 1950 De regeling inzake het prepensioen is op 1 januari 1996 in werking getreden en is laatstelijk gewijzigd met terugwerkende kracht tot 1 juni 2004. De regeling is vanaf 1 januari 2006 uitsluitend nog van toepassing op de werknemers die zijn geboren voor 1950 en heeft de volgende kenmerken: Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a en onder b van de
Toetredingsleeftijd prepensioen
De deelneming vangt aan op de datum van
statuten van het fonds, geboren op of ná 1 januari 1936. indiensttreding bij een aangesloten werkgever, op grond van de arbeidsovereenkomst, doch niet voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd. Normpensioendatum
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 61 jaar
Pensioengrondslag
Het loon over de gewerkte dagen, vakantie- en snipperdagen inclusief
wordt. vakantietoeslag, toeslagen, overwerkgeld en aanvulling op ziekengeld c.q. doorbetaling bij ziekte (loon SV). Deze pensioengrondslag wordt gemaximeerd op een jaarlijks door het bestuur vast te stellen maximum. Het maximum bedraagt per 2011 49.297 euro. Prepensioen
Het jaarlijks prepensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2000 2,223% van de pensioengrondslag voor het betreffende jaar. In dit percentage is het overbruggingspensioen opgenomen. Het overbruggingspensioen wordt gedurende de deelnemingsperiode opgebouwd.
Het prepensioen gaat in op de normpensioendatum en eindigt op de pensioendatum dan wel – bij eerder overlijden – op de laatste dag van de maand waarin de prepensioengerechtigde is overleden. Op verzoek van de deelnemer gaat het prepensioen in vóór dan wel na de normpensioendatum; echter niet eerder dan de 55jarige leeftijd en niet later dan de 65-jarige leeftijd. In dit geval wordt het prepensioen verlaagd dan wel verhoogd volgens voor mannen en vrouwen gelijke factoren.
Tijdelijk ouderdomspensioen (voormalig Pensioenfonds Koek) De aflopende regeling inzake tijdelijk ouderdomspensioen (TOP) (voorheen prepensioenregeling) bestaat uit drie delen:
de prepensioenregeling;
het overbruggingspensioen, en
een overgangsregeling.
De regeling inzake het prepensioen trad op 1 januari 1997 in werking en wijzigde op 1 januari 2003 in de TOP-regeling. De TOP-regeling kent de volgende kenmerken: Deelnemer Toetredingsleeftijd prepensioen
De deelnemer als bedoeld in artikel 1.2 van het reglement. De deelneming vangt aan op de datum van indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
TOP-datum
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 61 jaar wordt.
Jaarverslag 2011
pagina 103 | 110
Loon
Onderscheid wordt gemaakt tussen vast en variabel loon. Onder vast loon wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Het vaste loon is gemaximeerd. Per 1 januari 2011 bedraagt dit maximum 54.445 euro. Onder variabel loon wordt verstaan de volgende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren.
Pensioengrondslagen
Pensioengrondslag I is gelijk aan het vaste loon minus een franchise. Pensioengrondslag II is gelijk aan het variabele loon. Hierop wordt geen franchise in mindering gebracht. Beide grondslagen worden op 1 januari van het kalenderjaar vastgesteld.
Franchise
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de ontwikkeling van de CAO-lonen in de bedrijfstak. Deze franchise bedraagt in 2010 12.898 euro.
Premie
De premie bedraagt een percentage van de som van het vaste en
Opbouw
Het op te bouwen jaarlijkse TOP bedraagt:
variabele loon. - 1,75% van de laatste vastgestelde pensioengrondslag I over alle deelnemersjaren (= eindloonregeling), én - 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II (= middelloonregeling). De totale aanspraak is de som van de aanspraken in de TOP-regeling. Deze aanspraak wordt aangevuld met het overbruggingspensioen (zie hierna). Toeslag gemiste opbouwjaren
Voor de onderhavige deelnemers, die vanaf 1 januari 1997 onafgebroken
prepensioen januari
deelnemer zijn gebleven tot de TOP-datum dan wel eerdere ingangsdatum TOP, kon een toeslag gemiste opbouwjaren prepensioen worden toegekend op de ingangsdatum TOP door middel van een daartoe strekkend besluit door het bestuur.
Overbruggingspensioen (OBP)
Bij de opbouw van het prepensioen wordt rekening gehouden met het ontbreken van de AOW-uitkering. De AOW-uitkering start namelijk pas vanaf de leeftijd van 65 jaar. Om het ontbreken van een AOW-uitkering tijdens het ontvangen van de TOP te compenseren is er een overbruggingspensioen. Het overbruggingspensioen gaat net als het prepensioen in bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd en loopt door tot de leeftijd van 65 jaar. De hoogte van het overbruggingspensioen is net als de hoogte van het prepensioen afhankelijk van de diensttijd van de werknemer. Voor ieder dienstjaar wordt 2,5% van de laatstelijk vastgestelde franchise, met een maximum van 100% (2,5 x 40), opgebouwd.
Toeslag gemiste opbouwjaren
Voor de onderhavige deelnemers, die vanaf 1 januari 1997 of latere aanvangsdatum aan de regeling inzake prepensioen onafgebroken deelnemer zijn gebleven tot de TOP-datum, dan wel eerdere ingangsdatum TOP, kan een toeslag gemiste opbouwjaren overbruggingspensioen worden toegekend op de ingangsdatum TOP door middel van een daartoe strekkend besluit door het bestuur.
Toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Jaarverslag 2011
pagina 104 | 110
Het tijdelijk ouderdomspensioen (de som van prepensioen en overbruggingspensioen) gaat in op de TOP-datum en eindigt op de pensioendatum dan wel – bij eerder overlijden – op de laatste dag van de maand waarin de prepensioengerechtigde overlijdt. Op verzoek van de deelnemer gaat het tijdelijk ouderdomspensioen in vóór dan wel na de TOP-datum. In dit geval wordt het prepensioen verlaagd dan wel verhoogd volgens voor mannen en vrouwen gelijke factoren. Het tijdelijk ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt en niet later dan de pensioendatum. Het TOP mag het fiscale maximum niet overschrijden. Indien het tijdelijk ouderdomspensioen het maximum zou overschrijden, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen gesteld op het fiscale maximum en wordt de niet toegekende aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen omgerekend tot een verhoging van het ouderdomspensioen. Prepensioenregeling (voormalig Pensioenfonds Snoep) De prepensioenregeling is vanaf 1 januari 2006 vervallen voor deelnemers die op 1 januari 2005 jonger waren dan 55 jaar. De prepensioenaanspraken van deelnemers die zijn geboren in 1950 of later zijn per 1 januari 2006 omgerekend naar extra aanspraken op ouderdomspensioen in de nieuwe pensioenregeling. De regelingen voor het ouderdomspensioen en het prepensioen zoals die golden op 31 december 2005 blijven in stand voor die deelnemers die voor 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren. Slapers en pensioengerechtigden blijven, ongeacht hun leeftijd op 1 januari 2005, eveneens onder de oude regelingen vallen. In de nieuwe pensioenregeling wordt het nabestaandenpensioen op risicobasis verzekerd. Het tot 1 januari 2006 opgebouwde nabestaandenpensioen blijft echter behouden. Bij uitdiensttreding of op pensioendatum kan een deel van het ouderdomspensioen worden geruild voor een nabestaandenpensioen. Bij uitdiensttreding gebeurt deze ruil automatisch, maar de deelnemer kan echter met instemming van de eventuele partner kiezen om niet te ruilen. Op 1 januari 1996 trad naast de regeling van de toenmalige Stichting Uittreden Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie (VUT-regeling) een prepensioenregeling in werking. Daarna is de inhoud van deze prepensioenregeling enkele keren aangepast.
Jaarverslag 2011
pagina 105 | 110
Kenmerken pensioenregeling geboren op of na 1 januari 1950 De pensioenregeling die geldt voor alle werknemers geboren op of na 1 januari 1950, heeft de volgende kenmerken: Regeling
Middelloonregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a - d van de statuten van het fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt.
Loon
Onder loon wordt verstaan: het in de maand uitbetaalde schaalsalaris; vakantietoeslag; vriestoeslag; 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren per week; meeruren; diplomatoeslag; persoonlijke toeslag; contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering; prestatiepremie; ploegentoeslag; sprongvergoeding; overwerktoeslag; afbouwregelingtoeslag; roostertoeslag meeruren; verschoven uren; consignatie; slaapuren; toeslag voor arbeid op ongunstige uren. Het loon is gemaximeerd. Per 1 januari 2011 bedraagt het maximum 54.445 euro.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het loon verminderd met een franchise.
Franchise
De franchise wordt door het bestuur vastgesteld en bedraagt per 1 januari 2011 12.898 euro. De franchise bedraagt ten minste het fiscale minimum zoals genoemd in de Wet op de loonbelasting 1964.
Premie
De premie bedraagt een percentage van de pensioengrondslag. In 2011 was de premie 25,1%.
Ouderdomspensioen
2,2% van de pensioengrondslagen in de betreffende deelnemersjaren.
Partnerpensioen
Na het overlijden van de werknemer heeft zijn nabestaande recht op een partnerpensioen van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering kan een partnerpensioen worden verkregen door uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, tenzij de werknemer en zijn of haar partner hiervan willen afwijken.
Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Wezen van wie beide ouders zijn overleden, hebben recht op 28% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Jaarverslag 2011
pagina 106 | 110
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast conform de algemene verhogingen van de lonen krachtens de CAO. Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Snoep geboren voor 1950 Uitgegaan wordt van het pensioenreglement geldend voor de deelnemers Pensioenfonds Snoep dat in werking is getreden per 22 juni 1963 en voor het laatst is gewijzigd per 26 november 2009. Deze regeling is vanaf 1 januari 2006 nog uitsluitend van toepassing op degenen die zijn geboren voor 1950 en de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten met recht op voortzetting van de pensioenopbouw. Vanaf 1 januari 2006 is er een nieuwe pensioenregeling in werking getreden ter vervanging van de hiervoor bedoelde regeling inzake ouderdomspensioen en de regeling inzake prepensionering. De aflopende regeling inzake ouderdomspensioen voor de beperkte groep deelnemers zoals hiervoor omschreven heeft de volgende kenmerken: Regeling
Opbouwregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a -d van de statuten van het fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, doch niet voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd.
Pensioendatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar
Loon
Het loon over de gewerkte dagen inclusief vakantietoeslag en overige
wordt. toeslagen zoals overwerk. Het loon is gebaseerd op het gemaximeerde CSV-loon. Het maximum bedraagt per 2011 39.437 euro. Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is gelijk aan het loon.
Ouderdomspensioen
0,4% van het loon per jaar tot 70% van het maximumloon respectievelijk 1,35% van het eventuele loongedeelte boven 70% van het maximum. Voor deelnemers van tenminste 57 jaar en ouder gold tot 1 juni 2004 dubbele pensioenopbouw tot uiterlijk de leeftijd van 61 jaar.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 75% van het maximaal op te bouwen ouderdomspensioen. Er is sprake van kapitaalopbouw inzake partnerpensioen. Het partnerpensioen kan op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen worden uitgeruild voor verhoging van het ouderdomspensioen.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 17,5% van het ouderdomspensioen waarvan het nabestaandenpensioen is afgeleid, voor nabestaanden van de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemers (risicoregeling tijdens deelnemerschap). Dit tijdelijk pensioen wordt tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd van de nabestaande uitgekeerd.
Wezenpensioen
15% van het bereikbare ouderdomspensioen.
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WAO)
mate van arbeidsongeschiktheid:
Jaarverslag 2011
Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
15-25%
20% pagina 107 | 110
25-35%
30%
35-45%
40%
45-65%
50%
65% of meer
100%
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WIA)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag kan jaarlijks op grond van een daartoe uitdrukkelijk door het bestuur genomen besluit worden verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage waarmee de salarissen volgens de CAO zijn gewijzigd. Ouderdomspensioen voormalig Pensioenfonds Koek geboren voor 1950 Uitgegaan wordt van het pensioenreglement geldend voor de deelnemers van Pensioenfonds Koek, dat in werking is getreden per 22 mei 1963 en voor het laatst is gewijzigd per 26 november 2009. Deze regeling is vanaf 1 januari 2006 uitsluitend nog van toepassing op degenen die zijn geboren vóór 1 januari 1950 én de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten met recht op voortzetting van de pensioenopbouw en die niet meer werkzaam zijn bij een aangesloten werkgever. Vanaf 1 januari 2006 is er een nieuwe pensioenregeling in werking getreden ter vervanging van de hiervoor bedoelde regeling inzake levenslang pensioen en de regeling inzake prepensionering. De aflopende regeling inzake ouderdomspensioen voor de beperkte groep deelnemers zoals hiervoor omschreven kent de volgende kenmerken: Regeling
Eindloon- c.q. middelloonregeling.
Deelnemer
De deelnemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a - d van de statuten van het fonds.
Toetredingsleeftijd
De deelneming vangt aan bij indiensttreding bij een aangesloten werkgever, ongeacht de leeftijd.
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar
Loon
Onderscheid wordt gemaakt tussen vast en variabel loon. Onder vast loon
wordt. (loon I) wordt verstaan: functieloon, waarderingspremie, vriestoeslag, vakantietoeslag, 5 uur functiegebonden regelmatig gewerkte overuren, diplomatoeslag en contractueel vastgestelde jaarlijkse uitkering. Het vaste loon is gemaximeerd. Per 1 januari 2011 bedraagt dit maximum 54.445 euro. Onder variabel loon (loon II) wordt verstaan de volgende loonbestanddelen: prestatiepremie, ploegentoeslag, sprongvergoeding, overwerktoeslag, meeruren, verschoven uren, consignatie en toeslag voor arbeid op ongunstige uren. Pensioengrondslagen
Pensioengrondslag I is gelijk aan het vaste loon verminderd met een franchise. Pensioengrondslag II is gelijk aan het variabele loon. Hierop wordt geen franchise in mindering gebracht. Beide grondslagen worden op 1 januari van het kalenderjaar vastgesteld.
Franchise
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de ontwikkeling van de CAO-lonen in de bedrijfstak. Deze franchise bedraagt in 2011 12.898 euro.
Jaarverslag 2011
pagina 108 | 110
Premie
De premie bedraagt een percentage van de som van pensioengrondslagen I en II.
Opbouw
Het op te bouwen jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt: - 1,75% van de laatste vastgestelde pensioengrondslag I over alle deelnemersjaren (= eindloonregeling), én - 1,75% van de som van de pensioengrondslagen II (= middelloonregeling). De totale aanspraak is de som van de aanspraken in de eindloon- en middelloonregeling.
Partnerpensioen
In deze pensioenregeling bestaat het partnerpensioen uit twee delen. Bij het overlijden van de werknemer heeft zijn nabestaande recht op een partnerpensioen van 56% van het bereikbare ouderdomspensioen. Daarnaast heeft de nabestaande recht op een tijdelijk partnerpensioen van 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen loopt door tot de nabestaande de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering kan een partnerpensioen verkregen worden door uitruil van een deel van het het ouderdomspensioen in partnerpensioen verkregen door een uitruil van een deel van het het ouderdomspensioen in partnerpensioen, tenzij de werknemer en zijn of haar partner hiervan willen afwijken.
Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Volle wezen, waarvan beide ouders zijn overleden, hebben recht op 28% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Voorwaardelijke toeslagen
Het fonds kent geen doelgericht toeslagenbeleid. Er is geen ambitie om jaarlijks een toeslag te verlenen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Het fonds kent voor een eventuele toeslag verlening geen maatstaf. Zowel de toekenning als de hoogte van een eventuele toeslag is afhankelijk van een beslissing van het bestuur.
Jaarverslag 2011
pagina 109 | 110
Premievrijstelling bij
De premievrijstelling is volgens de onderstaande tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid (WAO en WIA)
mate van arbeidsongeschiktheid: Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
15-25%
20%
25-35%
30%
35-45%
40%
45-65%
50%
65% of meer
100%
Bij aanvang van de premievrije deelneming wordt de laatste pensioengrondslag vóór arbeidsongeschiktheid gehanteerd. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast conform de algemene verhogingen van de lonen krachtens de CAO. Als een deelnemer arbeidsongeschikt wordt volgens de WIA, geldt de navolgende tabel:
Jaarverslag 2011
Mate arbeidsongeschiktheid
Voortzetting pensioenopbouw
0-35%
0%
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
pagina 110 | 110
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie p/a Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Postbus 40048 7300 AX Apeldoorn
www.pensioenzoetwaren.nl