Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs Kattenberg 9 ● 9000 GENT Tel.: 09 234 80 00 ● Fax: 09 234 80 01
STAGEGIDS STAGE 1V1 DEEL 1 1. VISIE OP DE STAGE .................................................................................................................. 2 2. DOELEN VAN DE STAGE........................................................................................................... 2 3. PLANNING .............................................................................................................................. 2 4. PROGRAMMA......................................................................................................................... 4 5. STAGEMAP ............................................................................................................................. 9 6. BEGELEIDINGSCHRIFT ............................................................................................................. 9 7. BEGELEIDING ........................................................................................................................ 10 8. BEOORDELING DOOR STAGEBEGELEIDER ............................................................................... 11 9. STAGEREGLEMENT................................................................................................................ 12 10. VRAGEN OF PROBLEMEN .................................................................................................... 13
DEEL 2 Werkdocumenten ............................................................................................................. 13 – 24
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
1
1.
VISIE OP DE STAGE Voor de student1 is de stage een leerkans om actief verantwoordelijkheid op te nemen en mee vorm te geven aan zijn stageprogramma. Dit betekent dat de student er mee moet voor zorgen dat elke stagedag een zinvolle en leerrijke dag is die hij ten volle benut om een goed (beginnend) leraar te worden. De student zorgt ervoor dat hij zijn werkpunten aanpakt. Hiervoor moet de student zich goed informeren, goede afspraken maken met alle betrokkenen, reflecteren en bijsturen. Reflectie is de kern van het aansturen van zijn eigen leerproces. Daarnaast zal hij gebruikmaken van andere, binnen de opleiding verworven, didactische en pedagogische inzichten om zijn leerproces aan te sturen. Om de doelen te realiseren stelt de student voor de start van de stageperiode een programma samen. Dit gebeurt in overleg met de opleiding en de stageschool. De student zal bij het opmaken van zijn programma rekening houden met de verwachte competenties, de voorgeschreven opdrachten, de suggesties opgesteld door de lectoren en het aanbod van de klasmentor.
2.
DOELEN VAN DE STAGE Tijdens de stage gaat de meeste aandacht naar de verantwoordelijkheid van de student voor de lerende, de taal en de attitudes van de student. Daarnaast maakt de student kennis met de leraar als lid van een schoolteam. Andere competenties komen pas diepgaander aan bod tijdens OLOSOV2. We maken gebruik van de competentiematrix van de reguliere opleiding. Tijdens de eerste stageweek worden de competenties verworven van de reguliere opleiding stage 1. Tijdens de tweede stageweek worden een aantal competenties verworven van de reguliere opleiding stage 2. Voor het overzicht van de verwachte competenties en de vertaling ervan in gedragsindicatoren (= concrete, observeerbare voorbeelden van gedragingen) verwijzen we naar het synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor.
3.
PLANNING
Observatiedag in de klas van de stageperiode maart: 27/02/2012.
Stageperiode maart: 5 dagen stage te plannen in overleg met de klasmentor en de stagebegeleider, in de periode 12/03/2012 - 23/03/2012 - in principe in een 2de, 3de of 4de leerjaar, per uitzondering in 5e of 6e leerjaar.
Stageperiode mei: observatiedag en 5 dagen stage te plannen in overleg met de klasmentor en de stagebegeleider in de periode 30/04/2012 – 11/05/2012, in principe in een 5de of 6de leerjaar, per uitzondering in 2e, 3e of 4e leerjaar.
1
Ten behoeve van de leesbaarheid gebruiken we het woord ‘student’ om te verwijzen naar zowel student (hij) als studente (zij).
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
2
februari
maart
1 2 3
1 2 3
4
4
5 6 7 8
6
9 10 11 12 7 13 14 15
Semesterperiode Semesterperiode Semesterperiode Semesterperiode Semesterperiode
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
NM 16 bijeenkomst klasmentoren 17 18 19 8
16 17 18 19
20 21 22
20 21 22
NM 23 Intake met stagebegeleider 24 25 26 9
23 24 25 26
27 28 29
OBSERVATIE
27 28 29 30 31
april 1 2 3
10 VM: LVB indienen en evt. observeren en/of participeren
NM: LVB ophalen en bespreken en evt. observeren en/of participeren 11
Stageperiode in maart 5 dagen in periode 12/03 – 23/03
12
Stageperiode in maart 5 dagen in periode 12/03 – 23/03
13
14
4 5 6 7 8
Paasperiode Paasperiode
1 2 3
Paasperiode
4
Paasperiode Paasperiode 15
9 10 11 12 13 14 15 16
Paasperiode Paasperiode Paasperiode Paasperiode Paasperiode
5 6 7 8
mei Dag van de arbeid Stageperiode in mei 5 dagen in periode 30/04 – 11/05
19
9 10 11 12 13 20 14 15
16 17 18 19
16 17 18 19
NM: LVB indienen en evt. observeren 20 en/of participeren 21 22 17
20 21 21 22
23 24 25 26
23 24 25 26
NM: LVB ophalen en bespreken en evt. 27 observeren en/of participeren 28 29 18 Brugdag 30
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
27 28 29 30 31
Stageperiode mei 5 dagen in periode 30/04 – 11/05 Evaluatiegesprek met klasmentor
Hemelvaart Brugdag
Pinkstermaandag
3
4.
PROGRAMMA Het programma wordt samengesteld In overleg met de klasmentor. Het programma bestaat uit: participatieopdrachten (meedoen met de mentor) om de verschillende aspecten van het beroep te verkennen (zie 4.1), lessen (zie 4.2), te integreren werkvormen en activiteiten (zie 4.3), video-opnames als begeleidingstool (zie 4.4). Daarnaast kan de student nog een aantal andere taken moeten uitvoeren, die aangestuurd worden uit andere vakken waarvoor de student is ingeschreven. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de klasmentor te informeren over deze taken. 4.1 suggesties voor PARTICIPATIE Naast de verplichte opdrachten kan de student, in samenspraak met zijn klasmentor en stagebegeleider, mee invulling geven aan zijn stageprogramma. Zo kan hij bijvoorbeeld bij bepaalde activiteiten mee doen en helpen met de klasmentor (= participeren). Hieronder geven we enkele suggesties. Na overleg met zijn klasmentor: loopt de student rond in de klas of in een andere onderwijsruimte wanneer de leerlingen zelfstandig werken. begeleidt de student een groepje kinderen tijdens individueel of groepswerk. Dit kan in alle leergebieden. begeleidt de student kinderen naar een andere ruimte. helpt de student bij de invulling van een muzische activiteit. helpt de student bij de herschikking van het klaslokaal. neemt de student actief deel aan een klasoverschrijdende activiteit. helpt de student bij het maken van leermateriaal. loopt de student tijdens de pauze met de klasmentor mee op de speelplaats. verbetert de student een taak van de leerlingen (via een correctiesleutel). begeleidt de student een sportactiviteit tijdens de middagpauze. gaat de student met de stageklas mee naar het zwembad, het bos, het museum… en participeert hij. neemt de student een deel van de taak van de klasmentor over in de eetruimte en pas je de afspraken toe. helpt de student de klasmentor bij de voorbereiding van een programma van een sportdag, een schoolfeest… participeert de student actief tijdens de nabespreking met de klasmentor/stagebegeleider. … 4.2 overzicht van de LESSEN
We laten de student bewust niet alle lessen geven. Wij menen namelijk dat hij nog heel wat kan opsteken van wat de klasmentor zegt en doet. Bij voorkeur observeert de student van elk leergebied een les van de mentor.
STAGEPROGRAMMA 2e, 3e of 4e leerjaar Lessen/Activiteiten
Nederlands 1 Schrijven
Programmering en toelichting
Aantal lessen: 5 -
Er is voldoende aandacht voor het communicatieve aspect van het schrijven. (bv. doel, beoogde lezer)
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
4
1 Begrijpend lezen
-
1 Technisch - expressief lezen
-
1 Spelling (woordpakket of systematische spellingsles)
-
1 Keuze uit: Poëziebeleving of Luisteren en spreken of Boekpromotie
-
-
Wiskunde min. 1
Getallenkennis Bewerkingen Meetkunde Metend rekenen
De verschillende fasen in de lesgang zijn herkenbaar: verzamelen van info – selecteren – ordenen – uitschrijven – verzorgen. Het is zeker niet de bedoeling dat de kinderen gewoon een tekst in stilte lezen om daarna een aantal vragen op te lossen over de tekst. Ze moeten leren wat ze moeten doen om een tekst goed te begrijpen. Ze moeten de tekst begrijpen zoals de auteur die bedoeld heeft; daarvoor hoeven ze niet elk woord te snappen Leesstrategieën en denkvaardigheden zijn van essentieel belang voor een goed verlopend leesproces. Er is voldoende aandacht voor de voorbereiding op de eigenlijke leesbeurten door de kinderen. (Enkele aandachtspunten i.v.m. leestechniek en expressie bespreken en inoefenen, inlevingsopdrachten en rolinleving, close reading en tekst bewerken…). Alleen een voldoende verklaarde, begrepen en doorvoelde tekst kan expressief worden voorgelezen. Woordpakket of systematische spellingsles. Er is voldoende aandacht voor de multisensorische benadering: waar mogelijk auditief, visueel, (spraak)motorisch, (schrijf)motorisch. Gevarieerde werkvormen nastreven, inductief te werk gaan en de verschillende strategieën flexibel aanwenden (geheugen-, analogie-, regel- en zoekstrategie). Poëziebeleving: zie leerjaar 5/6 Luisteren en spreken: De student creëert een motiverende communicatieve context waarin leerlingen gestimuleerd worden om bepaalde luister- en/of spreekvaardigheden te oefenen. Er is ook aandacht voor feedback en een terugblik op hoe er geluisterd en gesproken wordt. Boekpromotie/vertellen: In deze lesactiviteit staan een boek/boeken, een auteur/auteurs of een specifiek genre kinderboeken/verhalen centraal. Het uiteindelijke doel bij boekpromotie is dat de kinderen warm gemaakt worden om de boeken ook te lezen. Bij een zuivere vertelactiviteit hoeft dit niet de doelstelling te zijn.
Aantal lessen: 5 De student mag in overleg met de klasmentor zijn programma samenstellen..
Toepassingen
Schrift Aanvankelijk schrijven de (2 lj)
Aantal lessen: 1 de
-
De student die stage loopt in een 2 lj, geeft een les aanvankelijk schrijven (aanleren van een nieuwe hoofdletter).
-
De student die in het 3 of 4 lj staat, geeft een les voortgezet schrijven. De klemtoon ligt op een uitdagende, boeiende en creatieve schrijfopdracht met aandacht voor de communicatieve functie, het leesbaar schrijven en de vormgeving.
de
Voortgezet schrijven de de (3 of 4 lj)
Wereldoriëntatie
Een thema
Stageperiode maart
-
3 lessen binnen het lopende thema van de klasmentor
-
Stageperiode mei
de
-
Thema uitwerken -
Binnen deze lessen komen bij voorkeur doelen aan bod uit verschillende domeinen/bestaansdimensies. De student kan deze lessen situeren binnen het verloop van het thema en koppelt zijn leerplan- en lesdoelen aan de beoogde doelen van het thema. Het overzicht van het thema met de eigen lessen erin aangeduid, is in de stagemap terug te vinden bij de beginsituatie. De student ontwikkelt zelf geen thema. De student neemt– na afspraak met de klasmentor – actief deel aan de andere lessen van het thema. (bv.: begeleiden, differentiëren, …) De student bepaalt in samenspraak met de klasmentor het thema (rekening houdend met de beginsituatie en de leerlijn wereldoriëntatie binnen de school en de jaarplanning van de klas). We vragen dat de klasmentor de leerplandoelen waaraan moet gewerkt worden opgeeft. De student werkt het thema uit met aandacht voor de criteria van een thema wereldoriëntatie (zie cursus DT4). In het thema komen verschillende domeinen/bestaansdimensies aan bod. De multiperspectiviteit van het thema komt o.a. tot uiting in de hoofddoelen van het thema. De lessen binnen het thema vertonen samenhang. In het thema worden brongebruik, samenwerkingsvaardigheden en ICT-vaardigheden geïntegreerd. Binnen het thema kan een leerwandeling georganiseerd worden. Het aanleggen van een themamap maakt deel uit van het uitwerken van het thema. De student richt een themahoek in.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
5
Muzische vorming (beeld, muziek, beweging) Muziek
Aantal lessen: 3 -
1
Beweging
-
Beeld
-
1
1
-
Een les aanleren van een nieuw lied: het aanleren van het lied staat centraal, maar de student schenkt tevens aandacht aan een muzische verwerking van het lied. Criteria van een goed kinderlied: zie cursus didactiek muziek. Keuze van het lied steeds in overleg met de mentor. Cd- materiaal mag bij een les aanleren van een lied enkel gebruikt worden in de verwerkingsfase. Het klokkenspel wordt minimum gebruikt voor de toonovername (of een ander melodisch instrument). Studenten mogen een begeleidingsinstrument gebruiken. Een luisterles met meerdere muzikale omgangsvormen: maken van, luisteren naar, spreken over, bewegen op en vastleggen van muziek. De student geeft steeds volledige lessen muzikale opvoeding. Lesonderwerpen worden steeds in samenspraak met de mentor bepaald. De student voorziet een liedblad (notenbalken) voor de kinderen. De student maakt gebruik van het klokkenspel of ander instrument om de toonhoogte en melodie te bepalen. De student voorziet voldoende verwerkingsvormen, zowel bij het aanleren van een lied, als bij een luisterles of andere. De student beschikt zelf over het liedboek ‘eigen-wijs’. De lessen muzikale opvoeding zijn gebaseerd op het leerplan en staan los van de muzikale tussendoortjes. De les bewegingsopvoeding mag gegeven worden uit volgende domeinen of bewegingsthema’s uit MC6 van het nieuwe leerplan bewegingsopvoeding: Domein praktische vaardigheden: 1. Balanceren: eenvoudige vormen, 4. Heffen en dragen, 5. Kruipen en klauteren: eenvoudige vormen, 7. Lopen,12 Trekken en duwen Domein van de bal- en dingvaardigheden:2. Bal- en dingvaardigheden: eenvoudige vormen Domein van de springvaardigheden:10. Springen: eenvoudige oefeningen(= MC 6.44: touwtje springen) Domein van de spelen: 5. Kleine spelen en sportspelen Domein van de ritmiek en domein van de expressie:8. Ritmisch en expressief bewegen Domein van het zwemmen:13 Zwemmen: Participerend zwemmen Lesgeven in sportkledij! Het onderwerp kiezen in overleg met de mentor. Het onderwerp moet toelaten om de fantasie van de leerlingen aan te wakkeren, om creatieve oplossingen te vinden, om te experimenteren met techniek en materiaal en beeldaspecten te bespreken. Voldoende aanschouwelijk materiaal gebruiken. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met materiaal dat in de klas voorhanden is. ( bevragen bij observatie) In de cursus Dt2, vinden de studenten instructies hoe een les beeld op te bouwen. Stappenplan aan bord brengen en goede afspraken maken, ook naar organisatie Bij aanbreng techniek en materiaal, altijd demonstreren. Opdracht voorzien voor de vlugge werkers in afspraak met de mentor. Op het einde van de les de werkjes en het proces klassikaal bespreken. Proces is belangrijker dan product.
STAGEPROGRAMMA 5de of 6de leerjaar Lessen/Activiteiten
Programmering en toelichting
Nederlands
Aantal lessen: 5
1
Taalbeschouwing
-
1
Spelling
-
1
Poëziebeleving
-
Voor taalbeschouwing besteedt de student aandacht aan de vorm én de betekenis van het behandelde taalaspect (bij voorkeur het concrete taalgebruik). Voor taalbeschouwing liever geen zinsleer (gezien de nieuwe eindtermen). Woordpakket of systematische spellingsles. Er is voldoende aandacht voor de multisensorische benadering: waar mogelijk auditief, visueel, (spraak)motorisch, (schrijf)motorisch. Gevarieerde werkvormen nastreven, inductief te werk gaan en de verschillende strategieën flexibel aanwenden (geheugen-, analogie-, regel- en zoekstrategie). Via allerlei werkvormen die aangepast zijn aan het gedicht en aan de kinderen,
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
6
-
2
Keuze uit: Begrijpend lezen of Expressief lezen of Luisteren en spreken of Boekpromotie/leesbevordering of Schrijven
Wiskunde
Aantal lessen: 5 Getallenkennis Bewerkingen Meetkunde
min. 1 min. 1
-
wordt ervoor gezorgd dat het bijzondere van een gedicht krachtiger tot uiting komt. De inhoud, het specifieke taalgebruik of de vorm kunnen op verschillende manieren verder worden uitgediept, besproken of verduidelijkt, maar het beleven van het gedicht blijft centraal staan. Zie leerjaar 2/3/4
De student mag in overleg met de klasmentor zijn programma samenstellen.
Metend rekenen Toepassingen
Schrift
Aantal lessen: 1 -
Voortgezet schrijven
Wereldoriëntatie
Een thema
Stageperiode maart
-
3 lessen binnen het lopende thema van de klasmentor
-
Stageperiode mei
-
Thema uitwerken -
-
Muzische vorming (beeld, muziek, beweging) Muziek
De klemtoon ligt op een uitdagende, boeiende en creatieve schrijfopdracht met aandacht voor de communicatieve functie, het leesbaar schrijven en de vormgeving.
Binnen deze lessen komen bij voorkeur doelen aan bod uit verschillende domeinen/bestaansdimensies. De student kan deze lessen situeren binnen het verloop van het thema en koppelt zijn leerplan- en lesdoelen aan de beoogde doelen van het thema. Het overzicht van het thema met de eigen lessen erin aangeduid, is in de stagemap terug te vinden bij de beginsituatie. De student ontwikkelt zelf geen thema. De student neemt– na afspraak met de klasmentor – actief deel aan de andere lessen van het thema. (bv.: begeleiden, differentiëren, …) De student bepaalt in samenspraak met de klasmentor het thema (rekening houdend met de beginsituatie en de leerlijn wereldoriëntatie binnen de school en de jaarplanning van de klas). We vragen dat de klasmentor de leerplandoelen waaraan moet gewerkt worden opgeeft. De student werkt het thema uit met aandacht voor de criteria van een thema wereldoriëntatie (zie cursus DT4). In het thema komen verschillende domeinen/bestaansdimensies aan bod. De multiperspectiviteit van het thema komt o.a. tot uiting in de hoofddoelen van het thema. De lessen binnen het thema vertonen samenhang. In het thema worden brongebruik, samenwerkingsvaardigheden en ICT-vaardigheden geïntegreerd. Binnen het thema kan een leerwandeling georganiseerd worden. Het aanleggen van een themamap maakt deel uit van het uitwerken van het thema. De student richt een themahoek in.
Aantal lessen: 3 -
1 -
Een les aanleren van een nieuw lied: het aanleren van het lied staat centraal, maar de student schenkt tevens aandacht aan een muzische verwerking van het lied. Criteria van een goed kinderlied: zie cursus didactiek muziek. Keuze van het lied steeds in overleg met de mentor. Cd- materiaal mag bij een les aanleren van een lied enkel gebruikt worden in de verwerkingsfase. Het klokkenspel wordt minimum gebruikt voor de toonovername (of een ander melodisch instrument). Studenten mogen een begeleidingsinstrument gebruiken. Een luisterles met meerdere muzikale omgangsvormen: maken van, luisteren naar, spreken over, bewegen op en vastleggen van muziek. De student geeft steeds volledige lessen muzikale opvoeding. Lesonderwerpen worden steeds in samenspraak met de mentor bepaald. De student voorziet een liedblad (notenbalken) voor de kinderen.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
7
Beweging
-
Beeld
-
1
1
-
De student maakt gebruik van het klokkenspel of ander instrument om de toonhoogte en melodie te bepalen. De student voorziet voldoende verwerkingsvormen, zowel bij het aanleren van een lied, als bij een luisterles of andere. De student beschikt zelf over het liedboek ‘eigen-wijs’. De lessen muzikale opvoeding zijn gebaseerd op het leerplan en staan los van de muzikale tussendoortjes. De les bewegingsopvoeding mag gegeven worden uit volgende domeinen of bewegingsthema’s uit MC6 van het nieuwe leerplan bewegingsopvoeding: Domein praktische vaardigheden: 1. Balanceren: eenvoudige vormen, 4. Heffen en dragen 5. Kruipen en klauteren: eenvoudige vormen, 7. Lopen, 12 Trekken en duwen Domein van de bal- en dingvaardigheden: 2. Bal- en dingvaardigheden: eenvoudige vormen Domein van de springvaardigheden: 10. Springen: eenvoudige oefeningen(= MC 6.44: touwtje springen) Domein van de spelen: 5. Kleine spelen en sportspelen Domein van de ritmiek en domein van de expressie: 8. Ritmisch en expressief bewegen Domein van het zwemmen: 13 Zwemmen: Participerend zwemmen Lesgeven in sportkledij! Het onderwerp moet toelaten om de fantasie van de leerlingen aan te wakkeren , om creatieve oplossingen vinden, om te experimenteren met techniek en materiaal en beeldaspecten te bespreken. Het onderwerp wordt gekozen in overleg met de mentor en er wordt zoveel mogelijk gewerkt met materiaal dat in de klas aanwezig is. ( dit wordt bevraagd bij de observatie). Voldoende aanschouwelijk materiaal voorzien. In de cursus DT2, deel 4, vinden de studenten de instructies hoe een les beeld op te bouwen. Stappenplan aan bord brengen en goede afspraken maken, ook naar organisatie. Bij aanbreng van techniek en materiaal altijd demonstreren. Opdracht voorzien voor de vlugge werkers, in overleg met de mentor. Op het einde van de les de werkjes en het proces klassikaal bespreken. Proces is belangrijker dan product.
4.3 te integreren WERKVORMEN en ACTIVITEITEN Volgende werkvormen en activiteiten integreert de student functioneel en stemt hij af op de beginsituatie van de klasgroep : Coöperatieve werkvormen waarbij expliciet aandacht is voor samenwerkingsvaardigheden, Differentiatievormen (vb. contract/hoekenwerk indien mogelijk), Bewegingsintegratiemomenten, Muzische activiteiten vanuit de muzische gebieden (muziek, beeld, bewegingsexpressie, muzische taalgebruik, drama en media), Regelmatig een rugoefening van 2 minuten uitvoeren, Talensensibilisering, Voorlezen en vertellen. 4.4 VIDEO-OPNAMES ALS BEGELEIDINGSTOOL Doel van deze opdracht is de competenties bij de student duidelijker zichtbaar maken door zichzelf te filmen. Bij de student is er sprake van het ‘spiegeleffect’, de confrontatie met zichzelf, door het bekijken van het gefilmde videomateriaal. Maar het leereffect zal des te groter zijn als deze beeldfragmenten nadien via begeleidings- en feedbackgesprekken met klasmentor en stagebegeleider duidelijker geplaatst en geduid worden binnen het referentiekader van de basiscompetenties.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
8
Opdrachten De student vraagt toestemming aan de school om zichzelf te filmen tijdens het lesgeven. Mits toestemming filmt de student zichzelf meermaals tijdens het lesgeven. Dit gebeurt discreet en vanuit vast camerastandpunt en brengt vooral de leerkracht in beeld. De student gebruikt dit filmmateriaal om zichzelf bij te sturen en waar haalbaar en relevant ook te bespreken met mentor en stagebegeleider. Op het einde van de stage selecteert de student het beste fragment. Dit fragment wordt geüploaded als verborgen filmbestand volgens de gestelde procedure. De student registreert het fragment via het online formulier. Bijkomende info De context en de opdrachten worden beschreven in de bijhorende website. De student stuurt de weblink door naar de directie en de klasmentor. Website http://www.arteveldehogeschool.be/olo/ict/VIDEOinSTAGE2web/index.htm
5.
STAGEMAP
Deel 1: Administratie identificatiegegevens en weekroosters. Informatie Hier stopt de student informatie in verband met de kennismaking met de stageschool (enkel betekenisvolle informatie omtrent de kenmerken van de schoolpopulatie, het schoolreglement, het aantal klassen, de namenlijst van leerlingen van de stageklas,…); hier komt ook de algemene beginsituatieanalyse, die tijdens de stage wordt aangevuld met observatiegegevens. Alle voorbereidingen van activiteiten/lessen, ook de herwerkte versie. Elke voorbereiding bevat volgende onderdelen: - Definitieve versie van de lesvoorbereiding. Na het realiseren van de les vult hij met de hand achteraan de ‘evaluatie van het didactisch handelen’ in. - Bordplan (met de hand geschreven) - Bijlagen (ingevuld werkblad, verhaal, de kopie van de handleiding, …) - Eventueel de eerste versie van de lesvoorbereiding(en) samen met de feedback van de klasmentor, de lector, de praktijkbegeleider, … Deel 2: Overzicht realisering programma: hierin duidt de student aan wanneer hij welke les realiseerde. Begeleidingsschrift klasmentor: elke ochtend geeft de student zijn schrift aan de klasmentor, die er feedback en tips kan in noteren. Begeleidingsfiche(s) stagebegeleider. Na stageweek 1 (maart): het ‘synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor’. Na stageweek 2 (mei): het ‘synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor’. Zelfevaluatie: na de laatste stagedag maakt de student op basis van zijn ervaringen en de gekregen feedback een zelfevaluatie.
6.
BEGELEIDINGSSCHRIFT Elke morgen geeft de student zijn begeleidingsschrift aan de klasmentor zodat hij/zij tips en commentaren kan noteren. Het begeleidingsschrift wordt o.a. gebruikt voor het begeleidingsgesprek met de klasmentor en/of stagebegeleider.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
9
7.
BEGELEIDING Begeleiding vanuit de stageschool Vanuit de stageschool wordt de student begeleid door de klasmentor en (eventueel) door de schoolmentor. Aan de klasmentor vragen we om: De student leerkansen te bieden door: hem de kans te bieden om zijn programma te realiseren; hem taken te laten uitvoeren die contextgebonden zijn. De student te begeleiden door: hem te helpen bij de samenstelling van zijn programma; hem te helpen bij het inhoudelijk invullen van zijn lessenrooster; hem te informeren over de lessen die hij zal geven; de voorbereidingen van de student vooraf na te lezen en te voorzien van tips. Om een gerichte en effectieve begeleiding mogelijk te maken, is het zinvol dat de student vooraf met de klasmentor een eerlijk gesprek heeft over zijn werkpunten. Op die manier kan er gerichte begeleiding zijn. De student probeert ook zicht te krijgen op de verwachtingen van de klasmentor. Komen tot duidelijke wederzijdse afspraken, is hier van belang. De student gebruikt dit gesprek ook om zicht te krijgen op de leerkansen die hij in deze klas en op deze school krijgt. De student feedback te geven door: met de student terug te blikken na een stagedag; commentaar en tips te noteren in zijn begeleidingsschrift; op het einde van de stage een evaluatiegesprek te houden met de student; na de stage het ‘synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor’ in te vullen. Aan de schoolmentor vragen we om: de student wegwijs te maken in de schoolcontext; te bemiddelen bij eventuele problemen. Begeleiding vanuit de opleiding Elke student heeft een stagebegeleider. De stagebegeleider informeert de student over het concept van de stage en maakt afspraken. De stagebegeleider begeleidt de student bij het opstellen van zijn stageprogramma en bij het maken van voorbereidingen. De stagebegeleider staat in voor de leerbegeleiding van de student. Hierin staan de persoonlijke ervaring, de ontwikkeling en de leerstijl van de student centraal. Het doel van deze leerbegeleiding is om de student te leren reflecteren over zijn handelen en over de uitoefening van het beroep van leraar op microniveau. In het kader van de begeleiding, kan er gebruikt gemaakt worden van kleinschalige video-opnames – uiteraard mits toestemming van de directie. Deze fragmenten worden enkel intern, binnen de context van de begeleiding van de student, gebruikt. Nabesprekingen door de stagebegeleider van geobserveerde lessen en de schriftelijke neerslag hiervan, hebben een hoofdzakelijk begeleidend karakter, evenals de besprekingen en het syntheseverslag van de klasmentor. De stagebegeleider geeft regelmatig een stand van zaken en evalueert in samenspraak met de klasmentor en schoolmentor de stage van de student.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
10
8.
BEOORDELING Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een beoordeling: Het programma is gerealiseerd; De stagemap is samengesteld volgens de richtlijnen en is op de afgesproken datum ingediend. Bronnen die in aanmerking komen voor een eindbeoordeling: De stagemap; Het synthesedocument stagebegeleiding - klasmentoren; Gesprekken met de student, klasmentor(en), schoolmentor en de directie van de stageschool; Beheersingsniveau van competenties: zie synthesedocument stagebegeleiding- klasmentor ‘. Welke functionele gehelen komen in aanmerking? Voor de beoordeling van stage1-V1 delen we de functionele gehelen (FG) op in 2 groepen: De FG die summatief beoordeeld worden deze spelen mee in de beslissing of de student al dan niet slaagt voor stage1-V1: FG 1, 2, 3, 4, 5, 10, taal en attitudes. Een FG dat formatief beoordeeld wordt dit speelt niet mee in de beslissing of de student al dan niet slaagt voor stage1-V1: FG 6. Deze FG zijn opgedeeld in decretaal omschreven basiscompetenties. De opleiding heeft deze basiscompetenties verder vertaald in concrete gedragingen. Een overzicht daarvan vindt de student in het synthesedocument van de klasmentor of digitaal op Dileahs. Beoordelingsnormen per functioneel geheel Voor elk FG krijgt de student van de stagebegeleider een ++ (zeer goed), + (goed/voldoende), (onvoldoende) of - - (strikt onvoldoende). De onderliggende competenties verduidelijken welk gedrag we per FG verwachten. Hetzelfde doet de stagebegeleider voor taal en attitudes. Het is mogelijk dat de student nog niet alle onderliggende competenties verworven heeft. Dan kan hij toch nog een + halen voor een FG. Er is dus enige compensatie mogelijk. Quoteringsnormen voor de totaalbeoordeling De beoordeling per FG wordt omgezet in een quotering voor stage. In de regel gelden onderstaande normen. De stagebegeleider kan daar van afwijken indien hij van oordeel is dat, door het volgen van onderstaande normen, de quotering niet de juiste weergave zou zijn van het totaalbeeld dat hij heeft van de stage. FUNCTIONELE GEHELEN Alle FG die in aanmerking komen en taal en attitudes De meerderheid van de FG die in aanmerking komen en taal en attitudes Alle FG en taal en attitudes Een FG of taal of attitudes Twee van de FG of taal of attitudes Een van de FG of taal of attitudes Meer dan twee FG of taal of attitudes Meer dan een FG of taal of attitudes
Score ++ ++ + ---
Quotering 16 of meer 13, 14 of 15 10*, 11 of 12 9 8 7 of minder
10*: Bij wijze van uitzondering kan een student met één tekort op een FG toch 10 krijgen, maar dan mag dit geen tekort zijn voor FG1 of voor attitudes. De stagebegeleider argumenteert dan in het stagerapport waarom de student, ondanks het ene tekort, toch 10 krijgt.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
11
9.
STAGEREGLEMENT Algemene richtlijnen in verband met de stage De stagegids wordt afgegeven aan de klasmentor en toegelicht. Voorbereidingen van lessen/activiteiten worden (ten laatste) op de geplande indienmomenten aan de klasmentor afgegeven. Mits toelating van de directie van de school zal de student de pedagogische studiedag(en), gepland tijdens de stageperiode, bijwonen. De pedagogische studiedag is een extra activiteit. De student is op de geplande data permanent aanwezig op de stageschool. Hij zal kennismaken met de werking van de lagere school, observatie- en stageopdrachten uitvoeren, assisteren en de voorbereide lessen/activiteiten realiseren. De student is aanwezig op de stageschool zolang de mentor dat nodig acht, maar minstens een kwartier voor en na de bel. De student is een behulpzame en bescheiden gast in de stageschool. De student geeft blijk van een enthousiaste, bezielende houding. Hij toont een kritische houding ten aanzien van zijn eigen inbreng. Hij is ontvankelijk voor opmerkingen en begeleiding. Hij toont engagement en werkt conform de afspraken vermeld in o.a. de stagegids. Op de stageschool is er tussen de student en iemand van het personeel geen verwantschap. Richtlijnen in verband met de lesrealisatie Een les/activiteit die onvoldoende werd voorbereid en/of niet werd verbeterd, wordt niet gegeven. Dit geldt ook voor de onvoldoende herwerkte voorbereidingen. Deze beslissing wordt genomen door de klasmentor of de stagebegeleider. Als de lessen van de student niet kunnen plaatsvinden, observeert hij of neemt hij deel aan de activiteit die in de plaats komt. Niet gegeven lessen worden ingehaald en de planning wordt in samenspraak met de stagebegeleider opgemaakt. De student vraagt aan de klasmentor de toelating om didactisch materiaal te gebruiken. Ontleende materialen en boeken worden zo snel mogelijk terug gebracht. Dit geldt ook voor gecorrigeerde schriften en werkbladen. De stagegids en de stagemap liggen tijdens de les altijd achteraan de klas en worden ter inzage aangeboden aan de klasmentor en de stagebegeleider. Tijdens het lesgeven houdt de student rekening met feedback en aanvullingen op de lesvoorbereiding. Daarom moet de oorspronkelijke lesvoorbereiding samen met de herwerkte in de stagemap zitten. De lessen worden het liefst afgewerkt, maar zin elk geval altijd zinvol afgerond (de begonnen activiteit beëindigen, materiaal en schriften wegbergen…). De student dient zich voor de nabespreking van de lessen te schikken naar de mogelijkheden van de klasmentor en de stagebegeleider. Afwezigheid op de stagedagen Een afwezigheid op een stagedag wordt onmiddellijk gemeld aan de klasmentor en de stagebegeleider. Afwezigheid op een stagedag wegens ziekte wordt steeds gewettigd door een doktersattest dat afgegeven wordt aan de balie. Elke gewettigde afwezigheid tijdens een stagedag kan aanleiding geven tot het opleggen van een aanvullende of vervangende stagedag door de opleidingsdirecteur en bij delegatie door de stagecoördinator in overleg met de stagebegeleider (aanvulling bij art. 51). Sanctie van afwezigheden – onvoldoende prestatie Enkel een gegronde reden kan een afwezigheid rechtvaardigen. Alle ongewettigde afwezigheden en het niet respecteren van afspraken en richtlijnen kunnen aanleiding geven tot een specifiek remediëringstraject. Als studenten beoordelingstaken niet maken, sanctioneert de docent die de taak heeft opgegeven. Het ontbreken van zin voor verantwoordelijkheid en het niet naleven van de leefregels op de stageschool kunnen aanleiding geven tot het stopzetten van de stage.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
12
De onderwijsregeling omschrijft onder de bepalingen in verband met de onderwijsactiviteiten de ‘gewettigde afwezigheden’, de ‘sanctie van afwezigheden – onvoldoende prestatie’ en ‘sancties’ (zie Studiecontract 2011 - 2012 Deel 1. Onderwijsregeling; 4. Bepalingen i.v.m. onderwijsactiviteiten art. 49; Deel 4. Orde en tuchtregeling art.140 Ordemaatregelen en tuchtsancties). Inhalen van de afwezigheid tijdens de stage Korte gewettigde afwezigheid tijdens de stage (een dag) De student plant in overleg met de klasmentor de momenten waarop een beperkt inhaalprogramma wordt gerealiseerd. Liefst binnen de geplande stage (inhaaldag). Indien een beperkt stageprogramma niet gerealiseerd kan worden op de inhaaldag zal de student dit bespreken met zijn stagebegeleider en zijn klasmentor. De student informeert onmiddellijk de stagebegeleider over de wijzigingen. Een inhaaldag kan ook gepland worden in een volgende stageweek. Langdurige gewettigde afwezigheid tijdens de stage (vanaf twee dagen) De student plant in overleg met de klasmentor en de stagebegeleider de periode waarin het stageprogramma wordt gerealiseerd. De student haalt de stage zo vlug mogelijk in. De student dient ten minste twee lesdagen vóór de start van zijn stage zijn stagerooster in bij de stagebegeleider. De student voert zijn stageprogramma uit vóór de examenperiode. Niet realiseren van het programma Onvoldoende prestaties kunnen aanleiding geven tot een specifiek begeleidingstraject. Een aangepast traject van een aanvullende of vervangende stageperiode zal toegewezen worden door de opleidingsdirecteur en bij delegatie door de stagecoördinator in overleg met de stagebegeleider.
10. VRAGEN OF PROBLEMEN Bij vragen of problemen kan de stageschool contact opnemen met de stagebegeleider of de stagecoördinator Veerle Amelinckx ( 09 234 81 21 –
[email protected]).
DEEL 2 WERKDOCUMENTEN Basisverwachtingen bij het voorbereiden van lessen en activiteiten - Beginsituatie onderzoeken - De ‘leidraad lesvoorbereiding opmaken’ vind je terug op de website: www.arteveldehogeschool.be >> bedrijf of organisatie >> Informatie voor partnerorganisaties van de opleidingen Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs en Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs vind je hier. Specifieke aandachtspunten Burgerlijke aansprakelijkheid van de student
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
13
BASISVERWACHTINGEN BIJ HET VOORBEREIDEN VAN LESSEN EN ACTIVITEITEN BEGINSITUATIE ONDERZOEKEN
Algemene beginsituatieanalyse Bij aanvang van de stage kan de student, voor het uitwerken van de algemene beginsituatieanalyse, gebruikmaken van de leidraad op de volgende pagina’s, in verband met het lokaal, de klassfeer, het klasklimaat, de klasmentor, en de stagelessen en –activiteiten. De student moet hier geen verslag van maken. Hij kan persoonlijke notities opnemen in de stagemap. INFORMATIE IN VERBAND MET HET KLASLOKAAL Aandachtspunten o
Bekijk de mogelijkheden van de klasinrichting. Zijn de stoelen en tafels verplaatsbaar? Is er een tapijt? Zijn er kussens? Kunnen de kinderen zich nog verplaatsen in de klas?
o
Bekijk de mogelijkheden van het bord (de borden).
o
Indien er werkhoeken zijn, welke activiteiten vinden er plaats?
o
Welke informatie merk je allemaal op de klaswand? Let op de verhouding decoratie /informatie/referentiegegevens. Zijn deze gegevens tijdelijk of permanent? Zijn ze accuraat of zijn het ‘restanten’ van vorige lessen (jaren)?
o
Zijn er informatiebronnen (naslagwerken, leesboeken, computers) ter beschikking? Zijn de informatiebronnen toegankelijk voor de kinderen of alleen via de onderwijzer? …
INFORMATIE OVER DE KLASGROEP Aandachtspunten o
Waarvoor hebben de kinderen belangstelling?
o
Welke elementen uit de leefwereld herken je (bv. thuiscultuur, actualiteit…)?
o
Zijn de kinderen gewoon om spontaan, actief te reageren? Zijn ze nieuwsgierig en uitgedaagd?
o
Let ook op de omgang tussen de kinderen onderling (in de klas)…
INFORMATIE OVER HET KLASHOUDEN VAN DE LERAAR Aandachtspunten o
Wat zijn de klasgewoonten: dagopening, dagsluiting, lesovergangen, zinvol bezig zijn na de oefenfase, afspraken in verband met het verlaten van de klas, drankbedeling…
o
Hoe tracht de klasmentor de aandacht gaande te houden?…
INFORMATIE OVER DE LESSEN EN DE WERKWIJZE VAN DE LERAAR Aandachtspunten o
Algemene informatie: per leergebied ° Welke schriften/boeken/methode worden gebruikt? ° Welk materiaal wordt gebruikt?
o
Specifiek voor elke les afzonderlijk ° Waaruit bestaat de voorkennis? ° Welke methodiek mag je toepassen? ° Verwacht de klasmentor dat je zelf oefenbladen opstelt?…
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
14
SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN BIJ HET REALISEREN VAN DE LESSEN EN DE ACTIVITEITEN We geven per activiteit een overzicht van de punten waar de student extra aandacht moet aan besteden. Hiervoor legt de student de stagegids steeds op de juiste bladzijde open. Algemene aandachtspunten
Werd de beginsituatie uitgediept ? Wordt de beginsituatie in de herhalingsfase getoetst bij alle leerlingen en voorziet de student bijsturing indien nodig’? Is een efficiënte controle voorzien, zowel in de instructiefase als in de herhalingsfase? Wordt bijsturing voorzien doorheen de les? Worden differentiatievormen toegepast? Wordt groepswerk functioneel geïntegreerd? Wordt contractwerk goed opgezet? Heeft de student spontaan aandacht voor talensensibilisering? Wordt er voor gezorgd dat alle leerlingen die participeren aan de klassikale les, constant en zoveel mogelijk gelijktijdig bij de les betrokken worden? Primeert de zelfontdekking? Groeit het bordplan doorheen de les en werden het werkmateriaal en de opdrachten er vooraf op aangebracht? Wordt het aanschouwelijk materiaal aangebracht als middel om tot de leerinhoud te komen en minder als illustratie ervan? Worden de muzische aspecten (muziek, beeld, bewegingsexpressie, drama en in verband met figurentheater) geïntegreerd?
Vakgebonden aandachtspunten Technisch schrijven Aandachtspunten bij een les aanvankelijk schrijven (2de leerjaar) o Bij de aanbreng zet je volgende stappen: demonstreren – becommentariëren – analyseren – inoefenen. o Zorg tijdens het inoefenen voor directe bijsturing en besteed aandacht aan de schrijfhouding, o De ligging van het schrift, het hanteren van schrijfgerief en linkshandige kinderen. o Hanteer zelf het normschrift (zie letterkaart stageklas). o Je bordplan moet overeenkomen met het schrift van de kinderen. o Probeer doorheen je les een creatief moment in te bouwen. Aandachtspunten bij een les voortgezet schrijven (3de tem. 6de leerjaar) o Zorg voor een functionele schrijfopdracht! Dat wil zeggen: o Dat je onderwerp werkelijkheidsnabij is (uit het dagelijks leven van de kinderen). o Dat je aandacht hebt voor elementen van de leesbaarheid (regelmaat, vorm en verbindingen). o Dat je aandacht hebt voor de taal (het conceptuele, het expressieve en het communicatieve) o en vooral het schrijftechnische. o Dat je zelf het normschrift hanteert (zie letterkaart stageklas). o Dat je bordplan goed gestructureerd is (aandachtspunten en voorbeelden).
Nederlands Taalbeschouwing Besteedt de student voldoende aandacht aan de (relevante aspecten van de) 9 kernbegrippen van het taalmodel die vetgedrukt staan in het leerplan: de zender? De boodschap, enz. Besteedt de student aandacht aan vorm én betekenis van het behandelde taalaspect? Stimuleert de student de leerlingen tot nadenken over (het behandelde) taal(aspect) en taalgebruik? Is er ruimte voor verwondering over en genieten van taal? Respecteert de student de inductieve werkwijze? Maakt de student, ook bij zinsleer, gebruik van zinvolle contexten? Integreert de student waar mogelijk het opbouwen, afbouwen, ombouwen en substitueren?
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
15
Vertellen en voorlezen Vertellen en voorlezen worden geïntegreerd in een les. Aandachtspunten bij het voorlezen of vertellen van een verhaal Het verhaal is goed gekozen. Het verhaal wordt indien nodig ingeleid en afgerond. Je zorgt voor een gepaste klasschikking. Je maakt voldoende oogcontact met de kinderen. De kinderen worden bij het verhaal betrokken. Je gebruikt een Algemeen Nederlandse uitspraak, articuleert goed en past je spreektempo en volume aan het verhaal en aan de klas aan. Je zorgt voor voldoende variatie in intonatie en maakt gebruik van functionele pauzes, klemtonen, volume- en tempowisselingen, stemeigenaardigheden. Je brengt het verhaal tot leven door middel van mimiek en gebaren. Je maakt eventueel gebruik van attributen om het geheel te ondersteunen. Je toon is levendig en enthousiast en de je ‘geniet’ van de activiteit. Je leeft je in het verhaal in en vertelt het verhaal van 'binnenuit'. De kinderen luisteren geboeid en genietend naar het verhaal. Technisch lezen (tweede / derde leerjaar) 1. Inleiding Motivatie Voorkennis activeren Voor je een tekst leest... 2.
Voorbereiden op het technisch lezen: moeilijke woorden in de tekst Deze fase is afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de tekst en het leesniveau van de kinderen. Deze fase kan dus in sommige gevallen weggelaten worden, als de klemtoon ligt op leesbogen zie fase 5. Instructie aan de hand van moeilijke woorden uit de tekst Strategiegericht Visueel en auditief waarnemen Woorden verklaren vanuit de context
3. Lezen De tekst moet zinvol zijn om aan techniek en/of expressie te werken. Eventuele opdrachten voor vlugge lezers. De leerlingen lezen de tekst in stilte: indien nodig leest de leerkracht of een vlugge lezer het laatste deeltje voor (nooit een ongeziene tekst laten voorlezen). Wijskaart? Leeshouding 4. Gesprek over de tekst ‘Geen lezen zonder begrip’ Gesprek Woordverklaring Opdrachten en vragen 5. Voorbereiding op het technisch lezen: leesbogen Deze fase kan achterwege gelaten worden als er een fase 2 is! Instructie: leesbogen (a.d.h.v. zinnen uit de tekst) Grotere leesvelden leren overzien, minder fixatiepauzes Aandacht voor interpunctie De leerlingen duiden zelf leesbogen aan en oefenen om de tekst te lezen met leesbogen. 6. Leesbeurtjes nooit een onvoorbereide tekst laten voorlezen stimuleren, bevestigen hardnekkige fouten: bijsturen en opnieuw instructie geven bespreken en evalueren van de leesbeurten aandacht voor leeshouding en bijwijzen alle kinderen krijgen een leesbeurt de hele tekst komt aan bod
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
16
7. Evaluatie Expressief lezen Opbouw van een les expressief lezen Vooraf: De student besteedt voldoende aandacht aan de tekstkeuze. De tekst moet zinvol zijn om aan techniek en/of expressie te werken. 1. INLEIDING sfeer oproepen motiveren tekstfragment situeren eventueel woordverklaring 2. LEZEN VAN DE TEKST leerlingen lezen de tekst in stilte leerkracht leest laatste deeltje voor opdrachten voor vlugge lezers (of 1. en 2. vervangen door een voortaak die thuis uitgevoerd wordt) 3. KORT GESPREK OVER DE TEKST begrijpen, doorvoelen, evt. moeilijke woorden verklaren, samen inoefenen evt. opdrachten voor vlugge lezers bespreken 4. VOORBEREIDING OP HET EXPRESSIEF LEZEN klassikaal: instructie, beperkt fragment, enkele punten bespreken en inoefenen (volume, uitspraak, tempo, pauzes, accenten, intonatie, steminleving, oogcontact, mimiek, doorleefd, leeshouding): kies één centraal aandachtspunt individueel, per twee of in groepjes: zelfstandig oefenen, fluistertoon, eventueel aanduiden in de tekst 5. EXPRESSIEF LEZEN leesbeurten: kinderen lezen de tekst duidelijk, aangenaam, met gevoelsinleving voor andere kinderen luisteren feedback i.f.v. de gekozen aandachtspunten aandacht voor leeshouding en bijwijzen 6. AFSLUITEN Evaluatie van het proces: vragen wat de leerlingen gedaan hebben om beter voor te lezen Evaluatie van het product: werd er mooi voorgelezen? Welke aspecten werden reeds goed toegepast? Boekpromotie, voorlezen, actualiseren Opdrachten voor vlugge lezers bespreken ... Begrijpend lezen Het is zeker niet de bedoeling dat de kinderen gewoon een tekst in stilte lezen om daarna een aantal vragen op te lossen over de tekst. Ze moeten leren hoe ze een tekst het best kunnen aanpakken, wat ze moeten doen om een tekst goed te begrijpen. Leesstrategieën en denkvaardigheden zijn van essentieel belang voor een goed verlopend leesproces. Enkele belangrijke leesstrategieën: bepalen van leesdoel, activeren en gebruiken van voorkennis, vinden van het thema en de hoofdgedachte, achterhalen van de soort tekst en de structuur van de tekst, leggen van verbanden tussen woorden en zinnen, voorspellen van de afloop of de inhoud van de volgende alinea, sturen en bewaken van het eigen leesgedrag, bedoeling van de auteur achterhalen… Enkele belangrijke denkvaardigheden: analyseren, ordenen en vergelijken, rubriceren, onderken-nen van veranderingsprocessen, verbanden leggen… Criteria voor een goede les begrijpend lezen: 1. De leerlingen lezen veel (stil) en herlezen. 2. De leerlingen worden gemotiveerd om te lezen. 3. De leesopdracht is betekenisvol, ingebed in een communicatieve situatie. Geen lezen ‘om te lezen’, maar vanuit een bepaald leesdoel. 4. De tekst en/of de bijbehorende opdracht zijn ‘moeilijk’, dagen de leerlingen uit om net boven hun niveau te OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
17
5. 6.
functioneren. De opdrachten zijn gericht op: het voorstellingsvermogen ontwikkelen, het inzicht in ‘tekst is communicatie’ vergroten, denkvaardigheden stimuleren. De leerlingen voelen zich veilig: fouten maken mag. De leerlingen krijgen ondersteuning TERWIJL ze met de opdracht bezig zijn. Ofwel van elkaar (groeps- of partnerwerk, heterogene groepen) ofwel door de leerkracht die actief rondloopt.
Lesfasen: VOOR het lezen Introductie op de tekst : - voorkennis oproepen: wat weten we er al over? - voorspellen (titel, tekening, structuur...) - indien nodig woordenschat (niet enkel de ‘woordenboekuitleg’) - tekstsoort, manier van lezen... - een opdracht geven die het lezen van de tekst nodig maakt (dus niet: ‘Lees de tekst’!) TIJDENS het lezen - stil lezen (eventueel deel per deel) en instructie geven, voordoen, hardop denken, aandacht schenken aan leesstrategieën... NA het lezen gesprek: reacties, synthese, bedoeling, boodschap... opdrachten die het begrijpen bevorderen afronding: * evaluatie: proces * (eventueel expressieve) verwerking van de inhoud van de tekst Schrijven Geen expressie zonder impressie: is er voldoende aandacht (geweest) voor het verzamelen van indrukken, beleving, leefwereld, interesse…van de leerling? Sluit de schrijfopdracht aan bij de belangstelling van de leerlingen, hun leefwereld, hun interesse, de actualiteit…? Krijgen de leerlingen ook een voorbeeld te zien? Hoe slaagt de student erin de schrijfact klassikaal (individueel) te ondersteunen en te motiveren (tussentijds laten voorlezen, uitwisselen met medeleerling…)? Is er voldoende aandacht voor het communicatieve aspect van het schrijven? Hoe slaagt de student erin het drieluik zender - boodschap – ontvanger volledig te bespelen? (Wat is het doel van de schrijfact; wie leest de werkjes, hoe en wanneer?) Welke werkvormen voorziet de student? Wordt bijvoorbeeld voldoende aandacht besteed aan het associëren (onder meer woordveld, originele combinaties bedenken, woordschilderij opbouwen… ), zowel bij creatief schrijven als bij zakelijke teksten? Hoe herkenbaar zijn de verschillende fasen in de lesgang: verzamelen van info (brainstormen, interview…) selecteren – ordenen (zoals uitschrijven van een schrijfplan, volgorde van gebeurtenissen, tussentitels etc.) – uitschrijven (formulering) – verzorgen (lay-out, spelling…). Lezen
In welke mate wordt aandacht besteed aan talige en niet-talige vormkenmerken van een tekst: lay-out, titels, illustraties… ? Hoe doet de student een beroep op het voorstellingsvermogen van de kinderen? Waaruit blijkt dat de student oog heeft voor de communicatieve aspecten van een schriftelijke boodschap (schrijver, tekst, lezer) ? Waaruit blijkt voldoende aandacht voor gevarieerde opdrachten bij de verwerking van een tekst? (reproduceren, interpreteren, beoordelen, integreren in gedrag) Wat valt waar te nemen over de vraagstelling: ja/nee–vragen, open en gesloten vragen, vragen naar eigen mening of beleving en dergelijke? Hoe besteedt de student aandacht aan de verschillende tekstniveaus: woord(groep), zin, alinea, volledige tekst? Hoe slaagt de student erin verschillende denkvaardigheden aan te spreken in de verwerking van de tekst? (zoals: sleutelwoorden herkennen, verwijswoorden interpreteren, figuurlijk taalgebruik herkennen, de essentie
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
18
van een tekst mondeling weergeven…) Heeft de student aandacht voor leesstrategieën? Waaruit blijkt dat de student oog heeft voor de persoonlijke verwerking van de tekst(inhoud)? Is er bij technisch/expressief lezen voldoende aandacht voor de voorbereiding op de eigenlijke leesbeurten door de kinderen? (Enkele aandachtspunten i.v.m. leestechniek en expressie bespreken en inoefenen, inlevingsopdrachten en rolinleving, close reading en tekst bewerken…). Alleen een voldoende verklaarde, begrepen en doorvoelde tekst kan expressief worden voorgelezen. Krijgen alle kinderen een leesbeurt en worden de leesbeurtjes besproken in het licht van enkele concrete aandachtspunten? Wordt er voldoende aandacht geschonken aan leeshouding en bijwijzen? Is er voldoende afwisseling tussen klassikaal, individueel en in groep werken? Door welke activiteit of opdracht(en) stimuleert de student het leesplezier bij de leerlingen?
Spelling Is er voldoende aandacht voor de multisensorische benadering in een les spelling: waar mogelijk auditief, visueel, (spraak)motorisch, (schrijf)motorisch. Blijkt uit de les een goed evenwicht tussen instructietijd, inoefenfase, controle en bespreking? Gevarieerde werkvormen nastreven: ludieke, creatieve (maar relevante) opdrachten bij het kopiëren of noteren van woorden (bijvoorbeeld woordslang, creatieve voorstelling van woorden...) Hoe bouwt de student een leergesprek op rond een spellingprobleem? Welk bord-gebruik wordt eraan verbonden? Op welke wijze rubriceert de student woordenrijen aan het bord? In hoeverre ondersteunt het bordschema het individueel schrijven van de kinderen? Welke meerwaarde heeft het gebruik van kleurkrijt? Kan de student alert inspelen op een onvoorziene problematiek, een onverwachte repliek van een leerling? Gaat de student voldoende inductief tewerk of kan hij/zij verantwoorden waarom een andere werkwijze wordt gevolgd? Worden de verschillende strategieën flexibel aangewend? (geheugen-, analogie-, regel- of zoekstrategie) Op welke wijze voorziet de student een (tussentijdse) foutenanalyse? Krijgen leerlingen de kans om hun oplossingsstrategie te verwoorden? (bijvoorbeeld vanuit een bepaalde spellingregel een spellingprobleem oplossen) Hoe wordt aandacht besteed aan de betekenis van de (gedicteerde) tekst of woorden? Spreken / luisteren Waaruit blijkt voldoende aandacht voor het ontwikkelen van communicatieve vaardigheden: spreektechnische vaardigheden, taalvaardigheden (op het niveau van klank, woord, zin, tekst of betekenis) ? Waaruit blijkt dat de student tijdens de les voldoende aandacht besteedt aan het aanmoedigen en waarderen van een correct taalgebruik (cf. reversibel taalgebruik van de leerkracht), het toepassen van gespreksregels, het appreciëren van muzisch taalgebruik? In hoeverre blijkt uit de activiteiten dat de student oog heeft voor gevarieerde werkvormen in luister - en spreekonderwijs? (variatie in gespreksvormen: monoloog, dialoog, interview, kringgesprek, dramatische werkvormen: dramatiseren, charade, woordmozaïek …) Boekpromotie en vertellen Voor je activiteit rond boekpromotie kan je kiezen uit volgende opties: 1. 1 boek in de kijker 2. 1 auteur in de kijker 3. 1 genre in de kijker (bv. sprookjes, griezelverhalen, dagboekverhalen, informatieve boeken, avonturenverhalen, strips...) 4. 1 onderwerp in de kijker (interessante boeken ‘promoten’ rond bv. het W.O.-thema, het thema van de jeugdboekenweek, een onderwerp dat leerlingen boeit...) 5. activiteit rond boeken of lezen in het algemeen (bv. activiteiten rond boeken die leerlingen zelf meebrengen, leren kiezen uit een boekenaanbod, Boekenbeesten leren kennen (zie www.boekenbeesten.be), leerlingen laten kennismaken met www.boekenzoeker.org, leesonderzoekje doen onder de leerlingen (wie leest wat graag en waarom?), ... Opbouw van een les boekpromotie 1. NAAR EEN BOEK TOEWERKEN
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
19
via de kaft van het boek of een andere startactiviteit de leerlingen nieuwsgierig maken naar het boek/genre/de auteur/… 2. EIGENLIJKE BOEKAANBIEDING het hele boek of fragmenten voorlezen, vertellen, vertellend voorlezen, de leerlingen lezen een stuk stil of ze lezen een stuk voor, langdradige passages samenvatten, rollenspel, het vervolg voorspellen… -
Niet alles prijsgeven: je wil leerlingen stimuleren om zelf het boek verder te lezen. Zeker niet het hoogtepunt voorlezen, want dat kan ontgoochelend werken als ze nadien het boek lezen en merken dat de rest minder spannend is.
-
Het fragment mag niet te weinig informatie geven, want dan worden de leerlingen niet nieuwsgierig gemaakt. Het moet echter wel een algemeen beeld geven van het verhaal.
3. HET BOEK VERWERKEN een nagesprek, spel, creatieve verwerking… rond het boek Verplichte ingrediënten van een les boekpromotie: Voorlezen Je leest bij voorkeur voor uit het boek zelf, niet van een kopie. Voorflap bekijken Waar zou het boek over gaan? Waarom denk je dat? Ken je deze auteur? Zal het een spannend boek zijn? (aandacht voor de juiste terminologie) Kinderen krijgen een aandenken Om kinderen in staat te stellen achteraf het gepromote boek op te zoeken, hebben ze de gegevens nodig (auteur, titel, uitgeverij, jaartal). Zet die op een werkblad, laat ze overschrijven in een werkschrift, of bedenk een passend ‘souvenir’. Plezier Zelf veel plezier uitstralen en ook plezierige activiteiten uitkiezen rond het boek. Het boek is aanwezig Het tonen van het boek is van belang voor het bekijken van de flap, het voorlezen komt prikkelender over dan wanneer je van een kopie voorleest en bovendien kun je ook het boek achteraf een speciaal plekje in de klas geven waardoor het nog beter bijblijft. In je lesvoorbereiding noteer je: De drie stappen van een les boekpromotie met passende titels De bron van je boek volgens de gemaakte afspraken (zie Prof 1)! Vereiste bijlagen bij de lesvoorbereiding: Fragmenten die je voorleest of vertelt zitten in de bijlage en zijn bewerkt. Wanneer je een stuk van het boek vertelt mag je ook een vertelbewerking of structuurplan toevoegen i.p.v. alle pagina’s te kopiëren. eventueel (kopies van) de prenten die je wil gebruiken Poëziebeleving Via allerlei werkvormen die aangepast zijn aan het gedicht en aan de kinderen, wordt ervoor gezorgd dat het bijzondere van een gedicht krachtiger tot uiting komt. De kinderen worden ertoe aangezet het geheel actief en intens mee te beleven. Ze worden gevoelig gemaakt voor en leren genieten van de muzische taal. Afhankelijk van de leeftijd van de kinderen zal het gedicht, op een passend ogenblik, mondeling of schriftelijk aangebracht worden. Het gedicht wordt niet stuk gemaakt door (te) ver doorgedreven analyse. De inhoud, het specifieke taalgebruik (taal genieten) of de vorm kunnen op verschillende manieren verder worden uitgediept, besproken of verduidelijkt, maar het beleven van het gedicht blijft centraal staan. Afhankelijk van het gedicht wordt beslist of het eventueel door de kinderen expressief wordt gezegd/voorgelezen. Dit kan echter niet onvoorbereid gebeuren (‘eerst goed beleven en dan pas goed zeggen’) en het mag zeker geen hoofddoel zijn. Zelfs al is er geen uitgebreide verwerking, dan moet er toch gezorgd worden voor een aangepaste afronding van het geheel. OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
20
WISKUNDE 10 aandachtspunten bij de opmaak van een les wiskunde BEGINSITUATIE en DOELSTELLINGEN 1. 2.
Bevat de beginsituatie voldoende informatie over de vorige lessen rond dit onderwerp (denk aan aanpak, materiaalgebruik, notatie, verwoording)? Kan je de doelen koppelen aan de concrete oefeningen die gemaakt worden tijdens de les?
LESOPBOUW 3. 4.
5.
Is eventuele herhaling van geziene leerstof in functie van de aanbreng van de nieuwe leerstof? Wordt de nieuwe leerstof stapsgewijs opgebouwd? Worden de leerlingen door de les voldoende voorbereid op de oefeningen? Is er eventueel een tussentijdse evaluatie om het niveau van de leerlingen in te schatten? Zijn de werkblaadjes ingevuld door de student? Tempodifferentiatie: is er rekening gehouden met snelle werkers? Is het duidelijk hoe en wanneer de oefeningen geëvalueerd worden?
Toepassing van de DIDACTISCHE WEGWIJZERS 6. 7. 8. 9.
Wordt de (nieuwe) leerstof inzichtelijk opgebouwd? Zijn ALLE leerlingen voldoende ‘actief’ bezig in de les? Zijn eventuele betekenisvolle situaties realistisch en op maat van de leerlingen? Worden oplossingsmethodes en redeneringen verwoord (ook door de leerlingen)? Is deze verwoording (vraag en antwoord) letterlijk opgenomen in de lesvoorbereiding? 10. Wordt de leerinhoud aanschouwelijk voorgesteld op het bordschema? Biedt het bordschema een ondersteuning aan de leerlingen tijdens individuele oefenmomenten? Zijn de notaties op het bord correct?
Metend Rekenen Les rond grootheden/eenheden o Herleidingen gebeuren bij voorkeur in betekenisvolle situaties. o Er is aandacht voor schatten en meten. o Er wordt gebruikgemaakt van referentiematen. Les rond omtrek/oppervlakte/volume o Er is voldoende aandacht voor de begrippen.
Meetkunde Situering In de basisschool moeten leerlingen in aanraking komen met meetkundige verschijnselen, die we globaal in twee clusters delen die we ‘oriëntatie in de ruimte’ en ‘vlakke en ruimtefiguren’ noemen. We richten ons hier vooral op de studie en de classificatie van de vlakke figuren en de lichamen. Aandachtspunten les meetkunde Meetkundige inzichten laten ontstaan vanuit betekenisvolle situaties. Opbouw van het bordschema, met aandacht voor meetkundige classificaties. Correct formuleren van definities en eigenschappen. Passende keuze van materiaal.
Toepassingen Aanbreng van een bepaald type (bv. bruto-netto-tarra / snelheid / schaal / …) o Er is voldoende aandacht aan de begrippen die bij dit type vraagstukken aan bod komen. De betekenis van de begrippen wordt verwoord, en indien mogelijk wordt er gebruik gemaakt van een concrete herkenbare situatie, materiaal, een rollenspel,... o Er wordt een systematische oplossingsmethode aangereikt. De bijhorende vraagstelling is voorbereid, de methode wordt indien mogelijk ondersteund door een schema. - Inoefening van bepaald(e) type(s) o De vraagstukken in de instapfase zijn zo gekozen dat ze representatief zijn voor de opgaven uit de inoefenfase. Begrippen en oplossingsmethode worden herhaald. De student gebruikt de schema’s en verwoordingen die in OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
21
de klas gehanteerd worden. - Problemen o De student creëert een klascultuur waarin kinderen open spreken over en waarderend luisteren naar verschillende oplossingswijzen. o De student laat leerlingen waardevolle aanpakstrategieën demonstreren via de techniek van hardop denken. o De student geeft ondersteunende aanwijzingen, suggesties en terugkoppelingen aan leerlingen die individueel of in groep bezig zijn met de uitvoering van een taak. - Algemeen: o De student informeert vooraf over de werkwijze bij lessen vraagstukken (gebruik stappenplan / notatie gegeven, gevraagd,… ) en over de gebruikte schema’s en verwoordingen bij bepaalde types vraagstukken. o Er is voldoende aandacht voor de fase van de probleemrepresentatie. o Er is voldoende aandacht voor de oplossingsmethodes van de leerlingen. o Waar mogelijk gebruikt de student uitdagende contexten in functie van een thema, een element uit de leefwereld van de leerlingen,.. o Formules worden inzichtelijk aangebracht.
MUZISCHE VORMING BEWEGING Lesgeven in aangepaste sportkledij! Worden de leerlingen maximaal ingezet in de organisatie: opstellen en opruimen van materiaal, ballen…. ook bij bewegingsintegratie (B.I.)? Wordt de uitleg kort en bondig gegeven? Wordt de uitleg ondersteund door een gelijktijdige demonstratie door lk. of ll.? Worden er inspanningen gedaan om het veelvuldig en gedurende lange tijd stilstaan te vermijden? Is er een efficiënte controle? Is die ook in de lesvoorbereiding voorzien? Is er voldoende verbetering in functie van een correct bewegingsverloop (o.a. door het geven van tips, klassikale en individuele instructies, fysieke tussenkomst met manipulaties i.f.v. de juiste houding of uitvoering)? Wordt er voor gezorgd dat allen participeren aan de les en constant bij de les betrokken worden? Zijn er herkenbare of discrete tussenkomsten i.f.v. motivatie en aanmoediging? Ligt het activiteits- en aandachtsgehalte voldoende hoog? Is er voldoende oefenkans (herhaling) voorzien? Voor de zwemles participerend observeren, zie fiche. BEELD Aanbod van lesonderwerpen - “Mama in de bloemetjes” : fotomontage = collage van uitgeknipte foto’s bloemen uit tijdschriften op een foto ( landschap, interieur, parfumreclame, wolkenhemel….) vb van kalender, tijdschrift… Foto van “mama” of woord “mama” kan hierbij gecombineerd worden. ( beeldaspecten: kleur, vorm, compositie). -· “ Zeepjes maken” : Boetseren met zeepvlokken en badschuim, eventueel combineren met toffe geschenkverpakking als leuk cadeautje Moederdag. ( beeldaspecten, kleur, vorm, textuur) -· “ Mobiele voor Pasen” : Ruimtelijke constructie met verschillenden materialen of voorwerpen, vb. versierde of verpersoonlijkte uitgeblazen eieren. ( beeldaspecten: kleur, vorm, ritme) -· “Spelende Paaskuikentjes” : Schetsen met potlood in combinatie met kleurpotloden, kleurkrijt of vingerverf. Vertrekken van basisgrondvorm de cirkel. ( beeldaspecten : kleur, vorm, compositie.) -· “Takje bloesem” ; Waarnemingstekenen met potlood in combinatie met kleurpotloden, vingerverf, wasco of kleurkrijt. ( beeldaspecten : kleur, vorm ) -· “Spelende kleuren” : Schilderen met ecoline, vloeibare lijm, wasco….. ( beeldaspecten : kleur, vorm, lijn, compositie ) -· “ Een fantastisch dier”, “ fantastische tuin”, “Fantastisch aquarium”, “ Fantastische bloem” : Collage met zijdepapier en behangerslijm ( platte lijmpenselen)( beeldaspecten : kleur, vorm, compositie ) -· “Kleurrijke schuddoosjes”: Collage zijdepapier en behangerslijm, figuratief of abstract werken. ( beeldaspecten, kleur, vorm, eventueel textuur)
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
22
Burgerlijke aansprakelijkheid van de student Informatie bestemd voor de directie van de stageschool. ARTIKEL 11 AANSPRAKELIJKHEID EN VERZEKERING -
De Arteveldehogeschool heeft voor haar studenten een globale hogeschoolpolis afgesloten die de waarborgen Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid (BA), Lichamelijke Ongevallen en de Rechtsbijstand dekt. Conform het studiecontract blijven, ook tijdens de stage, deze waarborgen van toepassing.
-
SCHADE AAN DERDEN De waarborg Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid (BA) dekt de lichamelijke en materiële schade veroorzaakt aan derden door een fout, nalatigheid of onvoorzichtigheid van de stagiair. Tevens vergoedt deze waarborg de schade die de stagiair accidenteel veroorzaakt aan de door de stageplaats toevertrouwde voorwerpen, zoals didactisch materiaal of een werkinstrument. De waarborg BA is niet van toepassing op weg naar en van de stageplaats. Schade aan een voertuig is ook niet gedekt. De Wettelijk verplichte Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) is hier van toepassing.
-
ARBEIDSONGEVAL OP DE STAGEPLAATS Op basis van het KB van 13 juni 2007 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 werden de onbezoldigde stagiairs opgenomen in de arbeidsongevallenverzekering onderschreven door de Arteveldehogeschool. Deze polis dekt, onder bepaalde voorwaarden, de lichamelijke ongevallen die zich voordoen op de stageplaats. De lichamelijke ongevallen op weg naar en van de stageplaats kunnen ten laste genomen worden door de hogeschoolpolis, waarborg lichamelijke ongevallen. De stagiair, die het slachtoffer wordt van een arbeidsongeval op de stageplaats, zal zo vlug mogelijk de stagementor en de stagebegeleider verwittigen. De stagiair start de aangifteprocedure onmiddellijk op. De hogeschool zal binnen de wettelijk vastgestelde termijn, vermeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, aangifte doen van het arbeidsongeval (normaliter 8 kalenderdagen, igv een dodelijk ongeval binnen 24 u).
-
EIGEN SCHADE AAN DE WAGEN – WOON-WERKVERKEER Indien de stagiair zich tijdens het woon-werkverkeer met de eigen wagen verplaatst en een ongeval in fout veroorzaakt, valt de eigen schade aan de wagen ten laste van de student/ouders. De hogeschool kan niet aansprakelijk worden gesteld. In uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden is afwijking mogelijk.
-
EIGEN SCHADE AAN DE WAGEN – IN OPDRACHT VAN DE STAGEGEVER / DIENSTVERPLAATSINGEN De stagegever informeert de stagiair of hij wel of niet verzekerd wordt in een collectieve polis omnium dienstverplaatsingen. Indien dit niet het geval is, wordt de eigen schade aan de wagen igv van een ongeval in fout tijdens een dienstverplaatsing, gedragen door de student/ouders. De hogeschool kan niet aansprakelijk worden gesteld. In uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden is afwijking mogelijk.
-
SCHADE AAN BEDRIJFSWAGEN De stagiair die in het kader van de stageactiviteiten een bedrijfswagen bestuurt en een ongeval in fout veroorzaakt kan niet aansprakelijk gesteld worden voor de schade aan de bedrijfswagen noch voor de franchise. De Arteveldehogeschool kan evenmin aansprakelijk worden gesteld.
-
VERZEKERINGSATTEST De stagementor ontvangt een verzekeringsattest als bewijs dat de Arteveldehogeschool de noodzakelijke verzekeringscontracten afgesloten heeft.
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
23
OLOSOV1, stage 1 – V1, stagegids 2011 - 2012
24