Hogeschool Rotterdam
Stagegids derdejaars stage Opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Differentiatie Research
Juli 2013
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
2
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Inhoudsopgave: Voorwoord Afkortingenlijst en begrippenlijst Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 De opleiding 1.2 Begineisen stage 1.3 De stageperiode 1.4 De stageovereenkomst Hoofdstuk 2. Inhoud van de stage 2.1 Doelstellingen van de stage 2.2 Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en activitietenplan (PAP) 2.3 Stage-werkplan 2.4 Reflecteren 2.5 De intervisiebijeenkomsten 2.6 Meeloopdag (SLC) 2.7 Poster (SLC) Hoofdstuk 3. Afronding en beoordeling van de stage 3.1 Tussentijdse beoordeling 3.2 Eindpresentatie 3.3 Stageverslag 3.4 Eindbeoordeling stage Hoofdstuk 4. Begeleiding van de stage 4.1 Taken van de stagecoördinator 4.2 Taken van de stagedocent 4.3 Taken van de stagebegeleider Hoofdstuk 5. Overig informatie 5.1 Stage- en onkostenvergoeding 5.2 Verzekeringen 5.3 Vaccinaties 5.4 Ongewenste intimiteiten Hoofdstuk 6. Activiteiten schema stage Bijlage 1: Format persoonlijke leerdoelen (POP/PAP) Bijlage 2: Vragen en opdrachten AVM Bijlage 3: Voorbeeld Beoordelingsformulier Bijlage 4: Overzicht beoordeling stage (ABC formulier) Bijlage 5: Toelichting beoordelingscriteria ABC formulier Bijlage 6: Richtlijnen voor het schrijven van een verslag Bijlage 7: Instructies voor het maken van een poster 3
Blz. 5 6 7 7 8 9 9 11 11 12 12 13 14 14 15 16 16 16 17 17 18 18 19 19 20 20 20 21 21 22 25 26 29 30 33 37 39
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
4
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Voorwoord Deze stagegids is geschreven voor studenten die de derdejaars stage gaan uitvoeren, voor stagedocenten en voor stagebegeleiders in bedrijven en instellingen. Het bevat informatie over de stage die studenten van de Research richting van de hogere laboratorium opleiding Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek aan het begin van het derde studiejaar volgen. De BML opleiding is ondergebracht in het instituut voor Engineering en Applied Science (EAS) van de Hogeschool Rotterdam. De zogeheten derdejaars stage vindt meestal plaats in de eerste helft van het derde leerjaar (semester 5) voor studenten van het reguliere vierjarige studieprogramma en na één leerjaar (semester 3) voor studenten met een VWO diploma, die het versnelde driejarige programma volgen. Studenten met een MLO-diploma krijgen meestal vrijstelling voor deze derdejaars stage. In dit boekje wordt ingegaan op de ingangseisen, de duur van de stage, de doelstellingen ervan, de uit te voeren activiteiten, de beoordeling, de taakverdeling van de betrokken personen en een overzicht van de activiteiten die bij de stage horen. We menen dat alle belangrijke informatie in deze gids te vinden is. Mocht u echter nog vragen hebben of opmerkingen en/of aanvullingen op deze informatie hebben, dan kunt u contact opnemen met: Mw. dr. Karin Langereis Coördinator derdejaars stage Research Opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Rotterdam 010-7944840
[email protected] Bezoekadres: G.J. de Jonghweg 4-6 3015 GG Rotterdam Kamer AP.D01.007
5
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Afkortingenlijst en begrippenlijst BML EAS ECTS HLO OWP PAP POP Semester SLC
= = = = = = = = =
Biologie en Medisch Laboratorium onderzoek Instituut voor Engineering en Applied Science European Credit Transfer System (studiepunten) Hoger Laboratorium Onderwijs Onderwijsperiode; er zitten 4 OWP’s in één studiejaar Persoonlijk plan van aanpak Persoonlijk ontwikkelingsplan een half studiejaar = 2 OWPs Studie loopbaancoach (ing)
6
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 De opleiding Voor studenten van de HLO (Hogere Laboratorium Opleiding) Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML), van de Hogeschool Rotterdam proberen we tijdens de lessen, practica en de bijeenkomsten met de SLC-er (studieloopbaancoach) een zo duidelijk mogelijk beeld te schetsen van de toekomstige werksituatie. Met excursies, een meeloopdag en gastsprekers proberen we dat beeld nog meer te verhelderen, maar uiteindelijk zijn de derdejaars stage en de afstudeerstage in het vierde jaar de ultieme gelegenheden om de studenten gedurende een langere periode kennis te laten maken met de gang van zaken op de echte werkvloer en hier steeds beter te leren participeren. Het onderstaande schema geeft een globaal overzicht van de behandelde onderwerpen en de verschillende studiemogelijkheden bij de BML opleiding. 1 ECTS staat voor een studielast van 28 klokuren.
Jaar 1: Semester 1+2 60 ECTS
Algemene Lab. vaardigheden Wegen Oplossen Pipetteren Spectrofotometrie Kolomchromatografie Extractie Ijklijn bepaling Labjournaal Rapportage
Propedeuse Biologische lab. vaardigheden Microscopie Microbiologie DNA digestie Gel electroforese Spectrofotometrie
Jaar 2:
Basiskennis theorie Celopbouw Chemie Microbiologie Mol. Genetica Wiskunde / statistiek Evolutie / systematiek Anatomie/ Fysiologie
Hoofdfase
Semester 3+4 Thema’s: Biochemie, Moleculaire Biologie, Microbiologie, Anat./Fysiologie en Diagnostiek/Hematologie 60 ECTS
Na het tweede studiejaar kunnen de studenten kiezen tussen de research richting en de duale diagnostiek richting, beide met een lengte van twee studiejaren. Binnen de Research richting moet na het derde jaar gekozen worden voor de minor Life Science Research of voor de minor Biochemie. De, Research richting begint, in beide gevallen, met de derdejaars stage. Zie het schema op de volgende blz. 7
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Differentiatie Research Jaar 3: Semester 5 30 ECTS
Differentiatie Diagnostiek
Stage
Verdieping Semester 6 30 ECTS Jaar 4: 60 ECTS Semester 7
Minor Biochemie
Semester 8
Klinische Chemie
Med. Microbiologie
Duaal leertraject
Duaal leertraject
Minor Life Science
Afstudeeropdracht
1.2 Begineisen stage Om aan de derdejaars stage te mogen beginnen moet een student met een vierjarig studieprogramma aan de volgende eisen voldoen: • De propedeuse (het eerste studiejaar) moet afgerond zijn. • Minimaal 45 studiepunten (ECTS) van het tweedejaars programma moeten behaald zijn, inclusief de SLC21 punten. • Van alle praktijkmodules moeten er vier van de vijf met een voldoende zijn afgerond. Voor een student met een driejarig studieprogramma gelden de volgende eisen: • De propedeuse moet afgerond zijn. • Van de tweedejaars vakken moet 75% behaald zijn, inclusief de SLC21 punten. • Van alle praktijkmodules moeten er vier van de vijf met een voldoende zijn afgerond. Het kan nadelige gevolgen hebben voor de keuze van de stageplaats als een praktijkmodule nog niet is afgerond. De stagecoördinator geeft op basis van bovenstaande eisen en het advies van de studieloopbaancoach (SLC) toestemming om met de stage te beginnen. De meeste studenten kunnen, zoals in het schema is weergegeven, aan het begin van het 3e studiejaar op stage. D.w.z. in de periode van 1 september tot half januari. Er zijn echter studenten die door allerlei oorzaken begin september nog niet aan alle begineisen voldoen. Zij gaan dan één of meerdere onderwijsperiodes later op stage. 8
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
1.3 De stageperiode De derdejaars stage is de eerste stage die de studenten meemaken. Deze periode heeft een duur van 100 werkdagen, wat precies past in 1 onderwijs semester. Het aantal uren dat een student per week werkt, is conform de richtlijnen van het bedrijf of de instelling. Hetzelfde geldt voor de vakantieregeling. De vakantiedagen die in het jaarrooster van de Hogeschool Rotterdam zijn opgenomen komen daarmee voor de stageperiode te vervallen. Stagedagen die als vrije dag zijn opgenomen tellen dus niet mee als werkdagen. Ook is de stage full-time, dus 5 dagen per week. Op basis hiervan wordt de totale stageduur (inclusief vakantiedagen) meestal gesteld op 22 weken, zodat er 10 vakantiedagen opgenomen kunnen worden. Afhankelijk van persoonlijke omstandigheden kan van de 5-daagse werkweek worden afgeweken. Het aantal stagedagen blijft echter 100 dagen zodat de periode waarin de stage wordt uitgevoerd langer wordt. Dit in overleg met de stagecoördinator, destagedocent en de begeleider(s) op de stageplaats. Gedurende de stage wordt de student twee maal op school terugverwacht voor de zogeheten intervisiebijeenkomsten. Deze activiteiten nemen elk een halve dag in beslag en vormen een verplicht onderdeel van de stage. Deze activiteiten zijn zodoende onderdeel van de 100 werkdagen die een student aan zijn/ haar stage besteedt. Daarnaast kan het voorkomen dat studenten op andere momenten naar school terug moeten, b.v. om nog één of meerdere (her-) tentamens af te leggen. Studietijd voor (her-) tentamens en tijd voor deelname aan de tentamens vallen buiten de eigenlijke stagetijd.
1.4 Stageovereenkomst Voorafgaand aan de stageperiode dient er een stageovereenkomst afgesloten te worden tussen het bedrijf of instelling en de student onder goedkeuring van de Hogeschool Rotterdam. In deze overeenkomst wordt een aantal zaken geregeld: • • • • •
Tijdsduur van de stageperiode en eventuele vakantiedagen. Regeling bij ziekte, verzekering e.d. Onkosten- en/of reiskostenvergoeding. Aard van de werkzaamheden. Eventuele geheimhouding.
9
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Namens de school zal de overeenkomst door de stagecoördinator van de betreffende opleiding worden ondertekend. Bedrijven en instellingen kunnen hiervoor een door hen zelf opgestelde overeenkomst gebruiken, waarin bovenstaande punten geregeld zijn. Er is echter ook een stageovereenkomst opgesteld door de Hogeschool Rotterdam. Deze is op de website van de stagecoördinator te vinden (www.med.hr.nl/LangK) in de map stage.
10
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Hoofdstuk 2. Inhoud van de stage De derdejaars stage is zoals eerder aangegeven een essentieel onderdeel van het studieprogramma van de opleiding BML. De stage valt daardoor onder de verantwoordelijkheid van de Hogeschool Rotterdam, waarbij de stagiair zich te houden heeft aan de werktijden en regels van het bedrijf of instelling waar de stage plaatsvindt. In de hierna volgende tekst zal ingegaan worden op de doelstellingen van de stage, het maken van een stage-werkplan, het maken van de poster, de SLCopdrachten en de intervisie-bijeenkomsten. De verslaggeving en de eindbeoordeling zijn beschreven in hoofdstuk 3. De taken van de begeleidende personen worden beschreven in hoofdstuk 4.
2.1 Doelstellingen van de stage • Oriëntatie op het toekomstige beroep. • Leren functioneren binnen een professioneel team. • Kennismaken met de organisatie van het bedrijf of de instelling alsmede met de arbeidsverhoudingen op de stageplaats. • Toetsing van de eerder opgedane theoretische en praktische kennis aan de praktijk. • Het vermogen tot zelfstandig werken en probleemoplossend handelen verder ontwikkelen. • Inzicht vergroten m.b.t. de vereiste nauwkeurigheid van werken en het bewust worden van de veiligheidsaspecten op de werkplek • De eigen werkzaamheden leren organiseren en daarop reflecteren. • Leren uitvoeren van beroepsspecifieke taken (incl. werkbesprekingen, literatuur besprekingen en indien mogelijk het bijwonen van symposia of lezingen). • Het toepassen van communicatieve vaardigheden; spreken, luisteren, schrijven, lezen, schriftelijk en mondeling rapporteren. • Het uitvoeren van een (kleinschalig) literatuuronderzoek t.b.v. het praktische werk. • Het uitvoeren van een kortdurend zelfstandig project (eigen onderzoek). Dit ter voorbereiding op de afstudeerstage. • Indien mogelijk kennismaken met werken in een internationale omgeving.
11
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Om deze doelstellingen te kunnen realiseren, te evalueren en te beoordelen worden er een aantal specifieke activiteiten van de student verwacht. Deze activiteiten (Pop/Pap, stagewerkplan, reflecties schrijven, intervisiebijeenkomsten, meeloopdag, maken poster) worden hieronder stuk voor stuk beschreven. Een aantal activiteiten zijn onderdeel van Studieloopbaancoaching (SLC31) en worden als zodanig ook aangegeven. Deze opdrachten en activiteiten zijn gekoppeld aan de stageperiode, vandaar dat ze ook in deze stagegids zijn opgenomen.
2.2 Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en activiteitenplan (PAP) (SLC) Als het goed is, heeft de student voorafgaand aan de stage (als onderdeel van de SLC activiteiten voor tweedejaars studenten (SLC21)) een POP/PAP opgesteld en met zijn tweedejaars SLC besproken. In dit A4tje moet opgenomen worden welke persoonlijke leerdoelen zullen worden nagestreefd tijdens de stage. Daarin wordt aangegeven hoe de student die leerdoelen wil bereiken en hoe het bereiken ervan aangetoond gaat worden. Dit concept POP/PAP wordt in het begin van de stage ook met de stagebegeleider besproken en wordt opgenomen in het stagewerkplan. Tijdens de stage kan het POP/PAP aangepast worden, als de tussentijdse beoordeling daar aanleiding toe geeft. Een voorbeeld van een POP/PAP voor de stage is te vinden in de Bijlage 1.
2.3 Stage-werkplan Om te doelstellingen van de stage te concretiseren wordt de student geacht in de eerste 6-8 weken een stage-werkplan te schrijven. Hierin moeten de volgende onderdelen zijn opgenomen: • Informatie over de organisatie (in eigen woorden), waarbij de positie van de afdeling duidelijk is t.o.v. het grote geheel en de belangrijkste doelstellingen en werzaamheden naar voren komen. Week 1 • In de eerste weken moet de student de veiligheidsregels en voorzieningen op het stage-lab in kaart brengen. Aan de hand van bijbehorende opdrachten (zie bijlage 2) kan dit worden uitgevoerd en opgeschreven. Dit is het zogeheten AVM verslag (je). Week 2-3 • Eigen onderzoek. Gedurende de stage wordt de student door de stagebegeleider ingewerkt in de te gebruiken technieken en de dagelijkse gang van zaken op het laboratorium. Hieruit volgt een opdracht voor een 12
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
eigen onderzoekje (of die is al eerder geformuleerd). Beschrijf de titel van het (komende) eigen onderzoek, het doel, de achtergrond (en), de opzet (gebruikte technieken) en noem ook een aantal gebruikte literatuurbronnen op. Het beknopte stage-werkplan moet uiterlijk in week 8 ingeleverd zijn bij de stagedocent nadat het is goedgekeurd door de stagebegeleider. Dit stagewerkplan kan later gebruikt worden als basis voor het eindverslag. De omvang van het onderzoeksdeel is 4-8 blz.
2.4 Reflecteren (SLC) Het doel van reflecteren is dat de stagiair, maar ook de stagedocent, inzicht krijgt in het leerproces van de stagiair. Niet de grootste hobby van de meeste studenten, maar wel een belangrijke en nuttige activiteit. Voorafgaand aan de stage moet opgeschreven worden • waarom gekozen is voor deze stageplaats; • wat daarvan verwacht wordt; • een toelichting op het formulier met beoordelingscriteria (ABC, zie Bijlage 4). De eerste 4 weken, en daarna elke vierde week, moet er een reflectie worden beschreven waarin het volgende kort wordt besproken: o wat geleerd is; o wat opgevallen is op de stageplaats; t.a.v. de eigen werkzaamheden en de samenwerking met de stagebegeleider(s) en andere medewerkers; o hoe de communicatie verloopt; vragen stellen, resultaten bespreken o of en hoe schriftelijk rapporteren gaat (labjournaal, opdrachten, verslag schrijven); o wat goed gegaan is; o wat moeilijk gevonden wordt en waarom; o wat verbeterd gaat worden en hoe. Deze reflectie moet worden opgestuurd naar de stagedocent en/of opgenomen worden in N@Tschool (bespreek dat met de stagedocent). Ongeveer halverwege de stage (week 12) geeft de stagiair: • een motivatie bij de opnieuw over zichzelf ingevulde beoordelingscriteria van de stage (ABC, zie Bijlage 4); • reactie op de tussentijdse beoordeling van de stagebegeleider; 13
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
• aan hoe het gaat met het realiseren van de leerdoelen die geformuleerd staan in het POP/PAP; Aan het eind van de stage geeft de stagiair: • een eindreflectie waarin de POP/PAP en de door de stagebegeleider ingevulde beoordelingscriteria van de stage (ABC, zie Bijlage) wordt besproken; • een overzicht van de gemaakte vaktechnische ontwikkelingen en een overzicht van aspecten die nog aandacht behoeven; • aan of zijn/haar verwachtingen zijn uitgekomen.
2.5 De intervisiebijeenkomsten Tijdens de hele stageperiode wordt de student twee maal op school verwacht voor een zogeheten intervisiebijeenkomst. De eerste keer (in week 2 – 4) staat het bespreken en onderling uitwisselen van de eerste indrukken van de stage op het programma met een aantal stagiaires en de stagedocent op het programma en komen ook de verschillende activiteiten die uitgevoerd moeten worden tijdens de stage aan bod. De tweede keer (na 10 – 14 weken) houdt iedere student een presentatie (met PPT) van 10 minuten over de stageplaats, de werkzaamheden, een techniek, of over het uitgevoerde of uit te voeren onderzoek op het lab. Hoe de afronding van de stage gaat/ moet verlopen wordt besproken. Tijdens de tweede intervisie bijeenkomst wordt er gekeken in hoeverre de in het POP/PAP genoemde doelen zijn bereikt en/of wat daarvoor nog moet gebeuren. De stagedocent bezoekt de stageplaats in week 6 – 8.
2.6 Meeloopdag (SLC) Er wordt van de stageplaats verwacht dat de stagiair één keer tijdens de stageperiode één of twee tweedejaars studenten van de HLO-BML opleiding mag rondleiden en begeleiden. Dit is in het kader van de studieloopbaancoaching van de studenten (oriëntatie op het beroep en stage mogelijkheden) en die van de stagiair (oefenen in uitleg geven over het eigen werk en instrueren van anderen). Het is de bedoeling dat de tweedejaars studenten een hele dag op het lab meemaken om zo een realistisch beeld te krijgen van de dagelijkse gang van zaken.
2.7 Poster (SLC) 14
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Eén maal per jaar (meestal begin februari) wordt een voorlichtingsdag voor tweedejaars studenten georganiseerd waarbij een aantal (oud) stagiaires over hun stageperiode vertellen en alle stagiaires een poster presenteren (1,5 uur) over het uitgevoerde onderzoe. De 3 best gewaardeerde posters worden beloond met een prijs. Op deze manier laten we de eerste- en tweedejaars studenten zien welke mogelijkheden er zijn in de beroepspraktijk. Tevens maken de stagiaires kennis met een veel gebruikte techniek om hun resultaten te laten zien (de poster), anders dan via een verslag of via een presentatie. De winnende posters worden gedurende tenminste één jaar prominent in lijsten in de gang op de opleiding opgehangen. De richtlijnen voor het maken van de poster staan in bijlage 6.
15
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Hoofdstuk 3. Afronding en beoordeling van de Stage Het is de bedoeling dat de student steeds zelfstandiger gaat meewerken in het onderzoek. Aan de student is een deelvraag als eigen project toegekend. De student moet voor dit deelproject een werkplan opstellen, die uitvoeren en de resultaten duidelijk en overzichtelijk rapporteren. De student en de stagebegeleider bespreken de inhoudelijke resultaten van het werk, liefst in een wekelijkse bespreking. Hierbij leert de student met begeleiding van de stagebegeleider om zelf de resultaten te interpreteren en te bespreken en zo mogelijk vervolgexperimenten te bedenken en te benoemen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van de student besproken door de stagebegeleider aan de hand van het POP/PAP en de punten in het ABC stage beoordelingsformulier. (zie bijlage 4). Indien de stagebegeleider de student op één of meerdere onderdelen onvoldoende beoordeelt, laat hij/zij dit aan de student weten en spreekt af wat de student moet doen om zich hierin te verbeteren.
3.1 Tussentijdse beoordeling Halverwege de stage beoordeelt de stagebegeleider de student met het ABC stage beoordelingsformulier. De ondertekende tussentijdse beoordeling wordt naar de stagedocent gestuurd/gemaild vóór dat de tweede intervisiebijeenkomst plaats vindt. Indien één of meerdere onderdelen onvoldoende zijn, overleggen de stagedocent en stagebegeleider over de te nemen maatregelen.
3.2 De eindpresentatie Indien mogelijk geeft de student op de afdeling een eindpresentatie over het uitgevoerde onderzoek met de nadruk op het deel dat als eigen (deel) project is opgezet en uitgevoerd. Deze presentatie is geen expliciet onderdeel van de beoordeling maar is wel een goed middel voor de stagebegeleider om meerdere competenties in het ABC beoordelingsformulier te toetsen. Enkele studenten zullen door de opleiding worden gevraagd om tijdens de posterdag van de opleiding op de Hogeschool Rotterdam (week 10 van OWP 2) in een korte presentatie van 15 minuten een indruk van hun stage te geven.
16
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
3.3 Stageverslag De stage dient afgerond te worden met een verslag. Het stageverslag mag zowel in het Nederlands als in het Engels worden geschreven. De verschillende onderdelen van het verslag staan beschreven in bijlage 5. Een (compleet) conceptverslag, dat door de stagebegeleider is goedgekeurd, moet uiterlijk 2 weken voor het beëindigen van de stage bij de stagedocent worden ingeleverd. De stagedocent geeft de student feedback op hoofdlijnen. Het definitieve verslag moet 1 week voor het beëindigen van de stage bij de stagedocent in geprinte vorm en digitaal ingeleverd worden. De stagedocent beoordeelt het verslag en geeft de digitale versie door aan de stagecoördinator. De beoordeling wordt tijdens het tweede bezoek aan de stageplaats (bij voorkeur in de laatste week van de stage) met de student besproken. Voor een positieve afronding van de stage dient het verslag met een voldoende beoordeeld te zijn.
3.4 Beoordeling van de stage De beoordeling van de stage komt tot stand in overleg tussen de stagebegeleider van het bedrijf of instelling en de stagedocent van de opleiding. Het beeld dat zij gedurende de stage hebben gekregen moet aan de hand van de beoordelingscriteria zoals die in bijlage 3 zijn weergegeven, worden gekwalificeerd en gekwantificeerd. Deze beoordeling dient voldoende te zijn om de stage succesvol te kunnen beëindigen. Daarnaast dienen de reflectiemap (met de aan het begin opgestelde POP/PAP en een eindreflectie) en het stageverslag met een voldoende te zijn beoordeeld. De eindbeoordeling wordt in een afgerond cijfer vastgelegd, onder verantwoordelijkheid van de stagedocent. De stage is voldoende als hij is afgesloten met een cijfer ≥ 6. De beoordeling wordt met de stagiair besproken, waarna de student een kopie krijgt van het beoordelingsformulier. Een met een voldoende afgeronde stage (BMLSTG10) is 30 ECTS waard.
17
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Hoofdstuk 4. Begeleiding van de stage Bij de begeleiding van de stage zijn verschillende personen betrokken; de stagecoördinator, de stagebegeleider en de stagedocent, die tevens / studieloopbaancoach (SLC) is. De stagedocent neemt vrij snel na aanvang van de stageperiode contact op met de stagiair en nodigt hem/haar uit voor de eerste intervisiebijeenkomst in week 2 - 4. Binnen een termijn van 6-8 weken na aanvang van de stage brengt de stagedocent een eerste bezoek aan de stageplaats. Tijdens dat bezoek wordt kennis gemaakt en worden de taken en het stage werkplan besproken. Het tweede bezoek aan de stageplaats vindt aan het einde van de stage plaats, waarbij de beoordeling wordt vastgesteld en uitgesproken. In de tussenliggende periode vindt er nog één intervisie-bijeenkomst op school plaats, waarin de student een presentatie geeft (bij voorkeur in week 10 – 14) . Daarnaast onderhoudt de stagedocent contact met de stagiair en de stagebegeleider(s) om op de hoogte te blijven van het verloop van de stage. Aan het einde van de stageperiode stellen de stagedocent en de stagebegeleider het cijfer voor het praktisch gedeelte van de stage vast aan de hand van het ABC-formulier (bijlage 4). Het eindcijfer van de stage, waarvoor ook de reflectiemap en het stageverslag meetellen, wordt door de stagedocent, in overleg met de stagebegeleider, vastgesteld De taken van de stagecoördinator, de stagedocent en de stagebegeleider(s) worden hieronder puntsgewijs weergegeven.
4.1 Taken van de stagecoördinator De stagecoördinator: • regelt de voorlichting aan studenten omtrent de stage; • speelt een rol bij de verdeling van de stageplaatsen; • is aanspreekpunt voor de stage-instellingen, stagedocenten en stagiaires; • zorgt voor de administratieve verwerking naar de stageverlenende instantie toe; • zorgt voor de toewijzing van een stagedocent; • bewaart de digitale stageverslagen; • verzamelt de eindcijfers en beoordelingsformulieren van de stagiaires.
18
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
4.2 Taken van de stagedocent / studieloopbaancoach (SLC) De stagedocent is verbonden aan de opleiding die door de student gevolgd wordt (BML) en vervult tevens de rol van SLC. De stagedocent: • begeleidt de stagiair vanuit de opleiding; • houdt met de stagiair, op school, een tweetal intervisiegesprekken; de eerste na 2-4 weken, de tweede na 10 – 14 weken; • bezoekt de stageplaats tweemaal gedurende de stageperiode; één maal na 6-8 weken (o.a. voor het bespreken van het stagewerkplan) en éénmaal in de laatste week van de stageperiode (om de eindbeoordeling van de stageperiode vast te stellen); • houdt contact met de stagebegeleider; • beoordeelt de reflectiemap en het stageverslag. Maakt in overleg met de stagebegeleider(s) een eindbeoordeling van de stage, deelt dit mee aan de stagiair en geeft dit door aan de stagecoördinator; • is voor zowel de stagiair als voor de stagebegeleider aanspreekpunt bij gerezen problemen en zoekt oplossingen. • onderhoudt, indien nodig, gedurende de stageperiode contact met de student over de afronding van nog openstaande vakken, • bekijkt na afloop van de stage de reflectie-map en bespreekt dit met de student.
4.3 Taken van de stagebegeleider(s) De stagebegeleider is diegene die de stagiair in de stageverlenende instelling (dagelijks) begeleidt. Er kan meer dan één stagebegeleider zijn. De stagebegeleider: • introduceert de stagiair op de werkplek; • begeleidt de stagiair bij het bijstellen en uitvoeren van het persoonlijk ontwikkelplan (POP) en persoonlijk activiteitenplan (PAP); • stelt de stagiair in staat de geplande werkzaamheden uit te voeren en de beoogde leerdoelen te bereiken; • begeleidt de stagiair bij de verschillende vormen van mondelinge en schriftelijke rapportage zoals b.v. werkbespreking, labjournaal of logboek, stageverslag; 19
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
• stelt de stagiair in staat deel te nemen aan activiteiten die op een afdeling gebruikelijk zijn, bijvoorbeeld werkbesprekingen, literatuurbesprekingen, lezingen, symposia (voor zover niet in strijd met geheimhoudingseisen); • bespreekt tweemaal de vorderingen/ontwikkelingen van de stagiair a.d.h.v. de beoordelingslijst (ABC-formulier) met de stagiair en de stagedocent; doet een voorstel voor de eindbeoordeling van de stagiair.
20
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Hoofdstuk 5. Overige informatie 5.1 Stage- en onkostenvergoeding De stagegever staat het vrij om een onkostenvergoeding of stagevergoeding aan de stagiair(e) uit te keren volgens de regels van de stageverlenende instelling.
5.2 Verzekeringen De Hogeschool Rotterdam heeft ten behoeve van studenten (d.w.z. voor diegenen die als zodanig bij de hogeschool staan ingeschreven) twee verzekeringen lopen; • een aansprakelijkheidsverzekering • een ongevallenverzekering. Voor de aansprakelijkheidsverzekering geldt dat: • het een aanvullende verzekering is, d.w.z. dat eerst bezien moet worden of andere verzekeringen van toepassing zijn. Alleen als dat niet het geval is komt de aansprakelijkheidsverzekering van de hogeschool in beeld; • het gaat om functiedekking, d.w.z. de aanspraak kan alleen ontstaan vanuit een relatie met het functioneren als student (en dan zowel op school als daarbuiten, b.v. op stage en of afstudeeropdracht); • de dekking wereldwijd is; • de maximumdekking € 1.250.000 per gebeurtenis is, met een eigen risico van € 250; • voor schade aan goederen van bedrijven waar de student werkzaam is, een maximum van € 12.500 per gebeurtenis is, met een eigen risico van € 500. Voor de ongevallenverzekering geldt dat: • voorzien wordt in een uitkering bij overlijden of een uitkering bij blijvende invaliditeit, ontstaan door een ongeval (voor dit deel is de verzekering niet aanvullend, dus m.a.w. onafhankelijk van andere verzekeringen); • t.a.v. geneeskundige en tandheelkundige kosten ingevolge een ongeval de verzekering wel aanvullend van kracht is, dus alleen van toepassing voor zover die kosten niet elders verzekerd zijn; • de dekking wereldwijd is. 21
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
In geval van schade of voor nadere inlichtingen kan contact worden opgenomen met de afdeling algemene bestuurlijke zaken (010-7944061) of met mw. Digna Trimpe (
[email protected])).
5.3 Vaccinaties Studenten worden door de opleiding in het eerste studiejaar in de gelegenheid gesteld zich te laten inenten tegen hepatitis B. Indien dit onverhoopt niet of onvoldoende is gebeurd, of er nog andere vaccinaties noodzakelijk zijn voor een veilige uitvoering van de stage werkzaamheden dient de stageverlener hiervoor te zorgen. N.B. Met de inenting moet tijdig begonnen worden!!
5.4 Ongewenste intimiteiten De Hogeschool Rotterdam heeft een beleid dat er op gericht is een sfeer te creëren waarin ongewenste intimiteiten geen kans krijgen. In dit kader is een speciale brochure verkrijgbaar die kan worden aangevraagd bij de decanen. Meer informatie over vertrouwenspersonen op de locatie Academieplein is te vinden op de website van de hogeschool. Tevens is er een klachtenregeling ongewenste intimiteiten. Deze is te vinden in de mediatheek, bij de decanen en bij de vertrouwenspersonen. Zie http://hint.hro.nl.
22
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Hoofdstuk 6 Activiteitenschema stage Voorafgaand aan de stage: -Schrijf een POP/PAP en bespreek dit met je SLC-docent. -Vul het ABC-formulier in en geef dit aan je stagedocent. -Stagecontract regelen en aan stage-coördinator en stagebegeleider geven. -Stage-adresformulier invullen en aan stage-coördinator geven. -Ingevulde zelfbeoordeling en POP/PAP doorgeven aan de stagedocent. Deze is tevens de derdejaars (SLC31) coach. -De stagegids doornemen en eventuele vragen met de stagedocent of stagecoördinator bespreken. -Reflectie “voorafgaand aan de stage“ schrijven (zie 2.4) Tijdens de stage: Week 1: informatie opzoeken en opschrijven over de organisatie en opsturen naar de stagedocent met de reflectie van de eerste week (zie ook 2.3). Week 1-4: elke week een reflectie verslagje naar de stagedocent opsturen. Week 2-3: AVM vragen en opdrachten maken en opsturen naar stagedocent (zie ook 2.3). Week 2-4: Eerste intervisie/terugkom bijeenkomst inventariseren van de eerste indrukken van de stage en de stagebegeleiding reflectiemap laten zien en doornemen met stagedocent het leereffect van de stage peilen via de reflectie Week 6-8: Kennismakingsbezoek stagedocent aan de stage-instelling kennismaking docent met stagebegeleider toelichting stagegids geven rollen en verwachtingen t.o.v. elkaar bespreken bespreken van de persoonlijk leerdoelen bespreken voortgang stage bespreken stagewerkplan Week 8, 12 en 16: inleveren reflectieverslag. Bespreek in week 12 de tussentijdse beoordeling (van week 10) Week 10: invullen ABC formulier door student en apart door stagebegeleider. Formulieren vergelijken en bespreken. Week 10 – 14:Tweede intervisie/terugkombijeenkomst. presentatie van 10 min. voor de intervisiegroep tweede helft stage en afrondingstraject bespreken Tweede helft stage: meeloopdag 23
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Week 20: Eindbeoordelingsgesprek stage bespreking zelfbeoordeling van de student in combinatie met de bevindingen van de stagebegeleider resultaten stage bespreken aan de hand van het stagewerkplan, de uitgevoerde opdracht en het stageverslag voorstel van de stagebegeleider t.a.v. de stagebeoordeling uiteindelijke cijfermatige beoordeling door de stagedocent afronding reflectieverslag door student met de eindreflectie op de eindbeoordeling Begin februari: posterpresentatie op school voor de 1ste- en 2e jaars studenten. Je kan gevraagd worden om een korte presentatie te geven.
24
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlage 1.
Format persoonlijke leerdoelen (POP/PAP) (zie ook www.med.hr.nl/LangK in de map stage)
Naam Student nr
: :
I Leerdoelen 1
Ik wil leren hoe je een labjournaal goed en compleet bijhoudt
Persoonlijk OntwikkelingsPlan II III Waarom wil je dit leren? Meetbaar resultaat Omdat ik al meerdere keren Vóór de tweede bij een labjournaal toets intervisiebijeenkomst heeft mijn niet precies kon stagebegeleider mijn labjournaal terugvinden hoe ik een een keer ingezien en kan hij/zij proef had uitgevoerd. De alle gegevens over een docenten zeggen dat dat op willekeurig experiment een lab problemen gaat terugvinden zonder dat ik geven maar ik blijf het hem/haar daarbij help. onduidelijk vinden wat je nu In de rest van de stage doet hij/zij wel en niet op moet dat nog een keer maar dan schrijven onaangekondigd.
2
3
Persoonlijk ActiePlan V VI Hoe wil je aan het leerdoel werken? Wanneer kan dat? Ik ga aan meerdere analisten vragen of ik Vanaf de eerste stageweek navragen bij mag zien hoe zij het labjournaal bijhouden analisten. en vraag dan welke manier zij me De tips uiterlijk eind week2 bespreken met aanraden om het dagelijks bij te houden. begeleider en vanaf week 3 gaan gebruiken. Deze tips bespreek ik met mijn stagebegeleider en vervolgens kies ik een systeem uit wat ik ga gebruiken.
25
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlage 2.
Vragen en opdrachten AVM
Voorafgaand aan de stageperiode is de in verschillende modules student wegwijs gemaakt in wetgeving en regels voor ARBO, het veilig werken en veilig omgaan met gevaarlijke (afval-) stoffen in een laboratorium. De verworven kennis moet gebruikt worden om dit te beschrijven in een concrete werksituatie (de stage) en in week 2-3 inleveren. Hierin beschrijf je hoe enkele zaken rond Arbo-VeiligheidMilieu zijn georganiseerd en welke inhoudelijke afspraken hierover zijn gemaakt. De AVM-tekst bestaat uit de puntsgewijze beantwoording van onderstaande vragen. En dit in ongeveer 5 tot 10 pagina’s. Je mag de vragen zelf letterlijk in de AVM tekst opnemen. Cursief is hieronder een korte toelichting op de vragen gegeven. 1. Geef een korte beschrijving van het soort laboratorium • Is het onderzoek fundamenteel wetenschappelijk, toegepast onderzoek, patient-gebonden onderzoek, moleculaire diagnostiek ontwikkeling en/of ziekenhuis-diagnostiek? • Welke soort onderzoekstechnieken worden er gebruikt? (analyse van DNA/eiwit/enzym/etc, recombinant DNA, celkweek, anatomie/fysiologie etc) 2. Wie is direct verantwoordelijk voor Arbo zaken voor jouw lab? • Geeft hier de naam van diegene waar jij contact mee op moet nemen als je een vraag over AVM-zaken hebt, en die ervoor verantwoordelijk is dat die zaken geregeld zijn op het lab waar jij werkt. 3. Hoe is de inrichting van het lab? (kort!, plattegrond?)? • Maak een plattegrond en geef aan waar de veiligheidsmiddelen zijn, net zoals je op school bij de PLV practica hebt moeten doen. 4. Hoe wordt er overlegd over Arbo zaken? • Misschien is er een regelmatige terugkerende vergadering. 5. Wie heeft welke verantwoordelijkheid? • Deze vraag doelt op: chemicaliën-beheer, chemisch afval, biologisch afval, evt. VMT/ML lab (Biologisch Veiligheidsfunctionaris en Verantwoordelijk Medewerker), radioactiviteitlab en eventueel andere Arbo-Veiligheid-Milieuzaken.
26
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
6. Is er een RI&E (Risico Inventarisatie & Evaluatie) geweest? Zo ja, welke maatregelen zijn er genomen of welke aanpassingen zijn er gedaan om de geconstateerde risico’s te verminderen? • Als er geen RI&E is geweest, of niet terug te vinden is, is dan bijvoorbeeld in notulen van een lab-overleg terug te vinden wat de laatste maatregel(en) is/zijn geweest? 7. Hoe wordt omgegaan met gevaarlijke stoffen (opslag en beschermingsmaatregelen)? • Bijvoorbeeld: Waar vind je de voorschriften?, welke voorzieningen (zoals zuurkast) zijn er? Moet je een logboek invullen? Waar moet je afval in doen? Wat gebeurt er daarna met dat afval? 8. Wordt er gewerkt met ziekteverwekkende microorganismen of ggo’s (genetisch gemodificeerde organismen)? Zo ja, hoe zijn de taken, verantwoordelijkheden en afspraken hierover geregeld? • Wie is je aanspreekpunt? Waar vind je voorschriften?, welke voorzieningen (zoals bijvoorbeeld MLI-lab, speciale containers met desinfectans, sluis met gootsteen voor handen wassen en labjassen) zijn er? Moet je een logboek invullen? Wat moet je in zo’n logboek invullen? Waar moet je afval in doen? Wat gebeurt er daarna met dat afval? 9. Wordt er gewerkt met radioactieve stoffen? Zo ja, hoe zijn hier taken, verantwoordelijkheden en afspraken hierover geregeld? • Bijvoorbeeld: Waar vind je de voorschriften?, welke voorzieningen (zoals lekbakken om in te werken, schermen om achter te staan tijdens het werk) zijn er? Moet je een logboek invullen? Wat moet je in zo’n logboek invullen? Waar moet je afval in doen? Wat gebeurt er daarna met dat afval? 10.Wordt er door anderen in de onderzoeksgroep gewerkt met proefdieren? Zo ja, hoe zijn hier taken, verantwoordelijkheden en afspraken hierover geregeld? • Bijvoorbeeld: Waar vind je de voorschriften?, welke speciale ruimten zijn er? Moet men een logboek invullen? Wat moet men in zo’n logboek invullen? Wie verzorgt de dieren? Wie voert experimenten uit? Moet je daar speciale diploma’s voor hebben?
27
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Wijkt dat wat je hierboven hebt beschreven af van wat je op de opleiding leert? Als je ziet dat dat wat er op je lab gebeurt, afwijkt van wat wij je hebben geleerd vraag je dan af: is dat een probleem? of zijn er goede argumenten voor? Deze beschrijving van de actuele gang van zaken op het stagelaboratorium kan wat betreft correcte weergave van de situatie alleen door de stagebegeleider worden beoordeeld, en vormt hiermee deel van de beoordeling van het veilig werken door de student.
28
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlage 3.
Beoordeling van de stage door docent
Beoordeling van de stage (modulecode BMLSTG10) Opleiding: Voltijdonderwijs, cursusjaar _______________________________________________ Naam student : ________________________________________________________ Studentnummer : _____________________ Stageperiode van ___________ t/m ______________ Stageverlenende instantie: _______________________________________________ Adres: _______________________________________________________________ De beoordeling is uitgebracht door de stagebegeleider, namens de stageverlenende instantie: __________________________________________________________________________ De stagedocent, namens de Hogeschool Rotterdam ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De stage is afgerond en beoordeeld : []
met onvoldoende resultaat
[]
met goed gevolg
Cijfer:
Bij de (cijfermatige) beoordeling zijn meegewogen A: Beoordelingscriteria 1 t/m 10 (aan te geven door aankruisen); zie bijlage 4 Onv. / vold. ( cijfer =
)
B: Beoordeling van het stagerapport
)
Onv. / vold. ( cijfer =
C: Beoordeling van de zelfreflectiemap
Onvoldoende/ voldoende
Handtekening stagebegeleider:
Handtekening stagedocent (HLO):
Datum: _____________ ____
Cijferadm. d.d. ____________
29
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlage 4.
Voorbeeld beoordelingsformulier (ABCformulier)
Naam stagiair: ____________________________________Studentnummer: ________ Beoordeling voor de stage. Om enerzijds een zo gelijkvormig mogelijke beoordeling te krijgen en anderzijds de resultaten van de stagiair in de diverse bedrijven of instellingen zo goed mogelijk te kunnen vergelijken, is getracht de beoordeling van de onderscheiden punten, voor zo ver van toepassing, samen te vatten met al dan niet voldoen aan gestelde verwachtingen. Een toelichting op deze criteria is te vinden in bijlage 5. De te gebruiken waarderingen zijn: A. Voldoet in het algemeen goed tot zeer goed aan de verwachtingen; heeft goede indruk gemaakt. B. Voldoet op veel punten aan de verwachtingen, welke gesteld mogen worden aan 3e jaarsstudenten; een aantal onderdelen dient verbeterd te worden. C. Voldoet niet aan de verwachtingen, moet zich (sterk) verbeteren Waardering 1.
2.
Leerproces -
aanpassingsvermogen
-
omgaan met feedback
-
inzicht
Vakkundigheid
Handvaardigheid -
curriculum vaardigheden
-
tempo en handigheid
Vakkennis -
curriculum vakkennis
-
overige ( + verworven) vakkennis
30
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
3.
4.
5.
6.
Raadplegen van informatiebronnen -
methode
-
toepassing
Organiseren -
zelfstandigheid
-
initiatief
-
plannen
Probleemanalyse -
probleemherkenning
-
probleemaanpak
Kwaliteit Accuratesse -
praktisch handelen
-
gegevensverwerking
Ethische, milieu en veiligheidsaspecten 7.
8.
Samenwerken -
Collegiaal
-
Hiërarchisch
Communiceren -
Mondeling
-
Schriftelijk
31
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
9.
Instelling -
Betrokkenheid bij de werkzaamheden
-
Werkhouding
10.
Labjournaal
Cijfer: ………………..
Datum
Handtekening stagebegeleider:
32
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlage 5. formulier.
Toelichting beoordelingscriteria ABC-
Enkele voorbeelden van competenties behorende bij de evaluatiecriteria 1. Leerproces: a. Aanpassingsvermogen -heeft geen problemen met omschakelen van de school naar de werksituatie -weet juist om te gaan met tijdsdruk en productiedruk -kan naar aanleiding van verkregen resultaten de werkzaamheden bijstellen b. Omgaan met feedback -accepteert feedback; geeft gemaakte fouten toe -analyseert als dingen niet goed gingen -concentreert zich op manieren om zaken een volgende keer beter te doen c. Inzicht -heeft inzicht in eigen vaardigheden en het gemis daarvan -kan op grond van dit inzicht leerdoelen formuleren -vindt mogelijkheden om dingen te leren en zich verder te ontwikkelen 2. Vakkundigheid: 1. Handvaardigheid a. curriculum vaardigheden -beheerst de handvaardigheid die gewoonlijk in het doorlopen gedeelte van de opleiding geleerd wordt -beheerst de elementaire laboratoriumvaardigheden -kan de gebruikelijke standaardapparatuur bedienen b. tempo en handigheid -kan voorkomende handelingen in een vlot tempo uitvoeren -kan op een handige manier (bijvoorbeeld aan een opstelling) “sleutelen” -werkt gestructureerd en snel 2. Vakkennis a. curriculum vakkennis -beheerst de (theoretische) vakkennis die in het doorlopen gedeelte van het programma van de opleiding zit -heeft een zodanige theoretische basiskennis dat voorkomende werkzaamheden op een verantwoorde, veilige en kritische wijze kunnen 33
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
worden uitgevoerd b. overige (inclusief verworven) vakkennis -past huidige technische kennis en opgedane ervaring bij het stagebedrijf binnen verschillende situaties effectief toe -kan de achterliggende oorzaken van praktische problemen identificeren -toont (gedetailleerde) kennis met betrekking tot het uitgevoerde werk 3. Raadplegen van informatiebronnen: a. methode: -verzamelt informatie uit verschillende bronnen -gaat bij anderen te rade -stelt relevante vragen -maakt aantekeningen -zoekt dingen tot op de bodem uit b. toepassing -kan de verkregen informatie ordenen -onderkent de samenhang in de informatie -maakt onderscheid tussen hoofd en bijzaken -toetst informatie op betrouwbaarheid -kan de verkregen informatie vertalen naar een werkplan 4. Organiseren: a. Zelfstandigheid -maakt ingrijpen van anderen zoveel mogelijk overbodig -rapporteert zelf tijdens de uitvoering -kan zelfstandig een analyse (of onderzoek) uitvoeren b. Initiatief -zet de juiste middelen in om de eigen doelstellingen te realiseren -evalueert na afloop of het doel gerealiseerd is -controleert het bereiken van de eigen doelstelling c. Plannen -maakt (in overleg) correcte tijdsplanning -richt zich op het halen van deadlines -gaat bij voorbereidingen gestructureerd te werk -stelt prioriteiten voor eigen werk en werkt conform deze prioriteiten -bepaalt wat realistisch bij de planning -zorgt voor voldoende ruimte in de planning om niet voorziene problemen op te vangen -checkt met regelmaat of de gemaakte afspraken zijn gevolgd -past de planning aan als creatief naar oplossingen gezocht moet worden -overziet de samenhang tussen te plannen en organiseren activiteiten 5. Probleemanalyse: 34
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
a. Probleemherkenning -onderscheidt hoofd en bijzaken -maakt onderscheid tussen oorzaak en gevolg -is in staat om complexe vraagstukken te herkennen en te signaleren -benoemt de kern van het probleem b. Probleemaanpak -is in staat (mogelijke) oplossingen voor problemen voor te stellen -weegt voor- en nadelen van een bepaalde oplossing af -trekt de juiste conclusies op basis van beschikbare informatie -speelt vlot in op het werk als onvoorziene problemen of storingen optreden 6. Kwaliteit: 1. Accuratesse a. praktisch handelen -kan nauwkeurig en betrouwbaar werken -pakt het werk kritisch en systematisch aan -stelt (hoge) eisen aan de kwaliteit van eigen werk -zoekt voortdurend naar manieren om kwaliteit te verbeteren b. gegevensverwerking -werkt accuraat en controleert het werk zorgvuldig -heeft aandacht voor afronden en nauwkeurigheid van de meetwaarden -werkt zonodig met diagrammen, schema’s en modellen 2. Ethische, milieu en veiligheidsaspecten -heeft kennis van specifieke veiligheids-, milieutechnische- en hygiënische eisen bij het werk, -ziet het belang van deze eisen in -past deze veiligheids-, milieu- en hygiënische eisen in de praktijk toe 7. Samenwerken: a. Collegiaal -luistert naar anderen en waardeert ieders inbreng -past zich aan de belangen van het team aan en stelt zich constructief op -is bereid om afgesproken taken samen aan te pakken om deze uit te voeren -biedt hulp aan anderen die onder druk staan b. Hiërarchisch -houdt zich aan afspraken -stelt zich correct op jegens leidinggevenden 8. Communiceren: a. Mondeling 35
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
-kan actief luisteren; geeft samenvattingen -brengt zaken duidelijk onder woorden -argumenteert helder -presenteert informatie gestructureerd b. Schriftelijk -gebruikt correcte taal en spelling -schrijft vloeiend, duidelijk en beknopt -brengt structuur aan in de geschreven tekst -kan de resultaten van het werk samenvatten, interpreteren en presenteren 9. Instelling: a. betrokkenheid bij de werkzaamheden -wint informatie in die verband houdt met het werk -zet zich actief in om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op het vakgebied b. werkhouding -vertoont een positieve werkhouding -is niet te beroerd om (indien nodig) wat langer te werken -straalt energie en enthousiasme uit 10.
Labjournaal -houdt consequent het labjournaal bij op de juiste momenten -produceert een net, verzorgd labjournaal -schrijft alle relevante gegevens in het labjournaal -maakt nauwkeurige notities en aantekeningen van het uit te voeren of het uitgevoerde werk
36
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlae 6.
Richtlijn verslag
In deze bijlage wordt ingegaan op de eisen die gesteld worden aan de lay-out en de inhoud van het stageverslag. Om misverstanden te voorkomen zijn ook aspecten opgenomen die eigenlijk voor zich spreken. De genoemde paginaaantallen zijn richtlijnen. Ze zijn bedoeld om de student te leren om hoofd- en bij-zaken te onderscheiden in de soms grote hoeveelheid van experimentele gegevens. Het verslag: • heeft A4-formaat, is geprint en ingebonden. Het verslag moet ook digitaal als Word document worden ingeleverd. • heeft een omvang van maximaal 20-25 pagina’s (exclusief bijlagen); • bevat een apart voorblad met daarop de titel, de naam van de auteur en de datum; • bevat een titelpagina met daarop de titel, de naam van de auteur, het studentnummer, de datum, het stageverlenende bedrijf of instelling, de naam van de stagebegeleider, van de stagedocent, de data van de stageperiode; • bevat de naam Hogeschool Rotterdam alsook de naam van het instituut en van de opleiding; • bevat een inhoudsopgave; • heeft een overzichtelijke en nette lay-out en een duidelijke letter (≥ pt 12). Het verslag geeft het uitgevoerde werk weer in ca. 20 - 25 bladzijden. Hierin zijn de volgende punten verwerkt: doel, aanpak, resultaten en conclusies en gebruik daarvoor onderstaande hoofdindeling: Informatieve titel Waaraan te zien is waar het onderzoek over ging Samenvatting Waarin de volgende onderdelen kort worden genoemd: probleemstelling, doelstelling, essentie van je aanpak, wat in grote lijnen de resultaten waren (belangrijkste concreet noemen met getalwaarde) en wat jullie eindconclusie is. Inleiding Waarin wordt uitgelegd (is dus iets anders dan alleen noemen) op welke techniek of proces het onderzoek zich heeft gericht, wat het op te lossen probleem is, wat de concrete doelstelling is, wat de essentie is van de aanpak. Zo uitleggen dat het aansluit bij het kennisniveau van de lezer (doelgroep is in 37
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
dit geval een opdrachtgever en je mede-studenten) en dat die met die uitleg de rest van het verslag kan begrijpen. Noem de doelstelling in hooguit enkele zinnen, zo concreet mogelijk formuleren! Materialen en Methoden Geef de werkwijze in de stijl die je eerder in wetenschappelijke artikelen hebt gezien. De gegevens moeten voldoende zijn voor een professioneel analist om het experiment te herhalen. Resultaten Geef hier steeds kort aan welke vraag je met een experiment wil beantwoorden, geef de meetgegevens. Let op dat je de bijschriften van Tabellen en Figuren zo schrijft dat je medestudenten begrijpen wat er te zien is. Bespreek wat het resultaat van het experiment is. Discussie Bespreek hier de betrouwbaarheid van je resultaten. Die haal je onder andere uit de controle-experimenten. Een tweede indicatie is de vraag of andere onderzoekers soortgelijke resultaten hebben gevonden. Gebruik literatuur om naar te verwijzen Conclusie Indien de resultaten betrouwbaar zijn, wat is dan je eindconclusie (ofwel je antwoord op de overall projectvraag)? Indien de resultaten niet betrouwbaar zijn, waarom dan niet? Wat moet de volgende keer anders? Tenslotte, wat is de consequentie van je conclusie? Wat kan men met het resultaat van je project? Literatuur Verwijzingen naar gebruikte bronnen waar je in de tekst naar hebt verwezen. Zie module LIT11. Bijlagen Alle meetgegevens, eventuele foto’s en andere informatie die voor sommige lezers (maar niet alle) nuttig zijn om te kunnen bekijken, maar die de leesbaarheid van de hoofdtekst zouden verminderen.
38
Stagegids derdejaars stage research BML 2013-2014
Bijlage 7.
Instructies voor het maken van een poster
Je poster moet vertikaal (“portrait”) worden afgedrukt, op A1 formaat. Let op het lettertype, en de lettergrootte. Een poster moet je van een afstand van 1 m kunnen lezen. Maak een korte titel waarmee direct duidelijk is over welk onderwerp je onderzoek gaat, of wat je hebt ontdekt. Denk er daarbij aan dat dat ook duidelijk moet zijn voor medestudenten die jouw onderzoek niet kennen. De (fictieve) titel: “CYP4502A10 correleert met therapiefalen in CML” zegt niets, “Ontgiftingsenzym CYP450 heeft effect op chemotherapie bij leukemie” is al makkelijker te begrijpen. Vergeet niet te noemen: je eigen naam, je opleiding en differentiatierichting, de periode waar in het onderzoek is uitgevoerd, je stagebegeleider en de volledige naam van het lab/afdeling waar het onderzoek is uitgevoerd. Een logo van de Hogeschool Rotterdam naast een van de stageplaats staat ook erg netjes, een voorbeeld is hiervan is los bijgevoegd. Verplaats je in de toeschouwers; jullie stageposters hebben tot doel de lagerejaars en je jaargenoten te informeren over het type experimenten wat je hebt gedaan en wat de belangrijkste resultaten zijn. Je moet dus niet proberen alle experimenten weer te geven. Een poster is snel te vol met informatie, en niet zo snel te “leeg”. Voor de lagerejaars is het ook belangrijk dat de technieken en experiment-opzet begrijpelijk is. Je weet zelf nog wel wat je halverwege het tweede jaar wist van verschillende technieken. Wat bijvoorbeeld goed werkt is als je de belangrijkste techniek cq experiment waarmee je bijvoorbeeld je belangrijkste resultaat hebt behaald apart uitlegt met een plaatje en/of tekening en/of foto van eventueel gebruikte apparatuur. Als een medestudent je dan vraagt om uitlegt heb je zelf ook direct nut van je uitleg op de poster en kan je alles aanwijzen. Ieder onderzoek is anders …. Als je denkt dat jouw onderzoek zich niet leent voor bovenstaande aanpak, bespreek het dan met je stagedocent. Als je je poster niet kunt afdrukken op de stageplaats kan het voor een klein bedrag (zwart-wit hooguit 10 EURO) ook op school, via de XEROX copy shop. Als je het via school wilt laten doen, lever dan uiterlijk donderdag 30 januari je poster in pdf format in door hem te mailen naar
[email protected], onder vermelding van poster voor BML posterpresentatie ……februari 2014. Meneer De Geest verzamelt dan alle posters voor dit doel, en laat ze vervolgens collectief, en hierdoor goedkoper,afdrukken. K. Langereis Stagecoördinator BML Research
M. van der Wardt Coördinator SLC21 39