Amsterdam School of Health Professions (ASHP)
Opleiding Verpleegkunde
Stagegids Stages jaar 2 AIZ
Studiehandleiding
AIZ
Jaar 2, Semester 1 en 2
Studiejaar 2013-2014
Amsterdam School of Health Professions Opleiding Verpleegkunde Tafelbergweg 51 1105 BD Amsterdam T 020 595 4180 F 020 595 4141 www.dg.hva.nl/content/dg/stage
Stages in jaar 2 In het programma van het tweede jaar van de HBOV (AIZ-variant) zijn twee stages opgenomen. Stage
Semester
Duur
Praktijk-theorie cyclus
2-1
1/2
20weken
2-2
2
5 weken
4 dgn praktijk - 1 dg theorie 4 dagen praktijk – 1 dag theorie
Competentieniveau 2
Type stageafdeling Regulier
3 en MC
MC / verkoever
Ingangseisen Stage 1 is met een voldoende afgesloten. Korte samenvatting van de stages In stage 2-1 (20 weken) leert de stagiaire zorg verlenen in situaties van oplopende complexiteit. De stage duurt 20 weken en is verdiepend ten opzichte van de vorige stage, zowel zorginhoudelijk (kennis en vaardigheden) als ten aanzien van de zorgorganisatie en de verdere ontwikkeling als professioneel verpleegkundige. De directe zorgverlening en het klinisch redeneren staat in stage 2-1 sterk op de voorgrond. Toch is dat niet het enige dat in stage 2-1 geleerd wordt, ook continuïteit en coördinatie van zorg voor één patiënt is een belangrijk leeraspect van stage 2-1. Daarnaast blijft er aandacht voor het steeds beter leren sturen en organiseren van het eigen leergedrag tijdens de stage. De student bekwaamt zich verder in de verpleegkundige zorg en werkt toe naar het competentieniveau 2, dat aan het einde van deze stage aangetoond moet worden. Via een praktijkopdracht is er speciale aandacht voor het leren gebruiken van evidence-based practice in de verpleegkundige zorgverlening. Via de praktijkopdracht Passende zorg krijgt het competentiegebied Maatschappelijk handelen extra aandacht in deze stage. Stage 2-2 (5 weken) is een stage op MC-niveau. Het is een korte stage (5 weken), waarin oriëntatie op de zorgverlening op MC-niveau op de voorgrond staat. Vanuit de basis van kennis en vaardigheden die de student inmiddels beheerst, werkt de student aan het onder begeleiding kunnen verplegen van een relatief stabiele MC-patiënt, en aan de ontwikkeling van alle competenties op niveau 3 en aan de MCcompetenties. de student zorgt ervoor dat de KKB Afname bloed uit een arterielijn wordt uitgevoerd. Let op: voor de MC-competenties is boven op competentieniveau 3 - de complexiteit van zorg, een MCniveau omschreven. Dit niveau is achterin deze stagehandleiding opgenomen. Naar dit complexiteitsniveau wordt verwezen met niveau 3-MC. Leewerkplan en competenties Voor beide stages schrijft de student een persoonlijk leerwerkplan. Met het leerwerkplan geeft de student sturing aan de stage. Daarnaast biedt het leerwerkplan inzicht aan anderen in het leerproces van de student. Bij het opstellen van leerwerkplan gebruikt de student ten minste de volgende bronnen: 1. de laatste competentiebeoordeling en de laatste lange klinische beoordeling; 2. het competentiemodel waarin alle competenties en indicatoren worden weergegeven, en waarin de complexiteitsniveaus worden beschreven; 3. de KKB’s;
1
4. de afdelingsmodule van stageafdeling. 1. De laatste competentiebeoordeling en de laatste lange klinische beoordeling In een competentiematrix geeft de student aan hoever de eigen competenties bij de start van de stage ontwikkeld zijn. Dit gebeurt door kleine kruisjes in de matrix te plaatsen. 2. Het competentiemodel Stage 2.1 (20 weken) In dezelfde competentiematrix geeft de student aan op welk tussenniveau de student de eigen competenties halverwege de stage ontwikkeld wil hebben. Dit gebeurt door grote kruizen in de matrix te plaatsen. Er zijn 4 tussenniveaus (F1 t/m F4), voor stage 2-1 geldt dat de student halverwege de stage alle competenties ten minste op tussenniveau F2, complexiteitsniveau 2 moet hebben ontwikkeld. Aan het einde van de stage geldt dat alle competenties ten minste op het eindniveau F4 van complexiteitsniveau 2 ontwikkeld moeten zijn. Stage 2.2 (5 weken) Voor stage 2.2 geldt dat de student zich orienteert op niveau 3 van de 19 HBOV-competenties, de 4 daaraan toegevoegde MC-indicatoren, en de 2 MC-competenties. In deze stage staat de oriëntatie op niveau 3, niveau 3-MC, en op de MC-competenties en indicatoren centraal. De student moet aan het einde van deze stage ten minste 2 algemene HBOV-competenties op tussenniveau F3 ontwikkeld hebben, en de twee MC-competenties ten aanzien van één relatief stabiele patiënt. Het volledige competentiemodel en een toelichting op de complexiteitsniveaus staat op www.dg.hva.nl/content/dg/stage en voor studenten ook op DLWO. Zie bijlage 4 voor complexiteitsniveau 3MC. 3. De Korte Klinische beoordelingen (KKB’s) In het overzicht van de KKB’s staat omschreven welke en hoeveel KKB’s de student in de tweedejaarsstage moet behalen. Aan de hand van de aard van de stageafdeling en de bekwaamheid van de student, plant de student per stage welke KKB’s daarin behaald moeten worden. Voor de MC-stage is in ieder geval de KKB ‘Afname van bloed uit een arterielijn’ verplicht. 4. De afdelingsmodule van de stageafdeling De afdelingsmodule bevat veel informatie over het leren op de stageafdeling. Naast informatie over de afdeling zelf geeft het overzicht wat er geleerd kan en moet worden. Het geeft informatie over normen ten aanzien van het verlenen van en het coördineren van zorg, en over hetgeen via KKB’s, praktijkopdrachten en LKB’s getoetst en beoordeeld wordt. In het leerwerkplan neemt de student vervolgens onderstaande informatie op. a. Persoonlijke toelichting op te behalen competentieniveaus (max. 1 A4): hoe is te zien dat dat niveau behaald is, wat zijn persoonlijke aandachtspunten, hoe wordt de informatie uit de afdelingsmodule gebruikt om dit competentieniveau te bereiken? b. De bewijzen die verzameld zullen worden om het competentieniveau aan te tonen (max. 1A4): KKB’s, praktijkopdrachten, feedbackformulieren. c. Beschrijving van de eigen leerstrategie en begeleidingsvraag (max. 1A4).
2
d. Tijdsplanning (max 1A4): planning van gesprekken (introductiegesprek, LKB’s, voortgangsgesprek, zie bijlagen 1,2 en 3), planning van het behalen van het beschreven eindniveau per competentie. e. De competentiematrix (zie hierboven onder 1 en 2). De student levert het leerwerkplan minstens 1 week voor het introductiegesprek in bij de werkbegeleider en bij de stagedocent. Het plan moet uiterlijk week 3 van stage 2.1 goedgekeurd zijn, indien herkansing noodzakelijk is, moet die uiterlijk week 5 van stage 2.1 goedgekeurd zijn. Voor stage 2.2 geldt dat het plan in week 1 van de stage goedgekeurd moet zijn met herkansing in week 2 van stage 2.2. Tijdens het introductiegesprek wordt het leerwerkplan besproken. Het leerwerkplan wordt door de werkbegeleider beoordeeld op relevantie, haalbaarheid, meetbaarheid, en door de stagedocent op het niveau, de volledigheid, en de formulering. Overzicht van de competenties (CanMEDS-ordening) Competentiegebied 1: Verpleegkundig handelen 1a. De verpleegkundige verleent zorg in complexe zorgsituaties van opname tot ontslag. 1b. De verpleegkundige verleent preventieve zorg aan individuen en groepen. 1c. De verpleegkundige onderbouwt de zorg met behulp van klinisch redeneren. Competentiegebied 2: Communicatie 2a. De verpleegkundige gaat een vertrouwensrelatie aan met de patiënt. 2b. De verpleegkundige geeft informatie, voorlichting, GVO en advies aan individuen en groepen. 2c. De verpleegkundige zorgt voor een optimale informatie-uitwisseling met alle betrokkenen. Competentiegebied 3: Samenwerking 3a. De verpleegkundige werkt effectief samen met alle betrokkenen. 3b. De verpleegkundige adviseert en geeft consult aan collega’s binnen en buiten de eigen organisatie. Competentiegebied 4: Kennis en wetenschap 4a. De verpleegkundige draagt systematisch bij aan verbetering en vernieuwing van de zorgverlening. 4b. De verpleegkundige geeft werkbegeleiding aan studenten en medewerkers. 4c. De verpleegkundige zorgt voor het voortdurend actueel houden van de eigen kennis. Competentiegebied 5: Maatschappelijk handelen 5a. De verpleegkundige herkent en verheldert ethische problemen en beargumenteert de gekozen handelswijze. 5b. De verpleegkundige herkent structurele gezondheidsproblemen, behartigt de belangen voor de eigen patiëntenpopulatie en stelt beide op de juiste plek aan de orde binnen de organisatie.
3
Competentiegebied 6: Organisatie 6a. De verpleegkundige coördineert zorgverlening en preventieprogramma’s en waarborgt daarbij de continuïteit van zorg. 6b. De verpleegkundige ontwerpt kwaliteitszorg ten behoeve van de verpleegkundige zorgverlening. 6c. De verpleegkundige neemt de rol van klinisch leider op zich. Competentiegebied 7: Professionaliteit 7a. De verpleegkundige geeft blijk van het vermogen zich bewust te ontwikkelen. 7b. De verpleegkundige handelt volgens de waarden en normen van het verpleegkundig beroep. 7c. De verpleegkundige vervult zowel een autonome als participerende rol in de zorgverlening en kan keuzes verantwoorden. MC-competenties: 1d. De verpleegkundige bewaakt continu de vitale functies van de MC-patiënt aan de hand van observaties, metingen en inspectie, teneinde voortdurend de juiste inschatting van diens gezondheidstoestand te maken. 1e. De verpleegkundige ondersteunt continu de vitale functies van de MC-patiënt, en neemt indien nodig het initiatief de ondersteuning aan te passen. Hbo-kernkwalificaties Gedurende de stage wordt ook gewerkt aan de hbo-kernkwalificaties: 1. Brede professionalisering - Het verwerven van actuele kennis die aansluit bij recente (wetenschappelijke) kennis, inzichten concepten en onderzoeksresultaten, alsmede aan de in het beroepsprofiel geschetste (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld. - Het zelfstandig kunnen uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar. - Het functioneren binnen een arbeidsorganisatie. - De verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep. 2. Multidisciplinaire integratie - De integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden (van verschillende vakinhoudelijke disciplines) vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen. 3. Toepassing van de wetenschap - De toepassing van beschikbare relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee geconfronteerd worden. 4. Transfer en brede inzetbaarheid De toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in verschillende beroepssituaties. 5. Creativiteit en complexiteit in handelen - Vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop de standaardprocedures niet van toepassing zijn.
4
6. Probleemgericht werken - Het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit hiervan. 7. Methodisch en reflectief denken en handelen - Het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig) handelen op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie. 8. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid - Het communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt. 9. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid - Begrip en betrokkenheid met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de toepassing van kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk zijn ontwikkeld. Beoordeling Het praktijkfunctioneren wordt beoordeeld op basis van het leerwerkplan van de student, aan de hand van het beoordelingsformulier van de stages en het stageverslag van de student. De werkbegeleider beoordeelt de student in termen van onvoldoende, voldoende, goed. Dit oordeel is een advies aan de stagedocent. De stagedocent geeft uiteindelijk de definitieve beoordeling, en doet dit met een van de volgende cijfers: 4, 7, of 9. Praktijkfunctioneren onvoldoende (4) / voldoende (7) / zeer goed (9) De student maakt aan het begin van elke stage een leerwerkplan, dat in het introductiegesprek (planning introductiegesprek in stage 2-1: week 3; stage 2-2: eind week 1) wordt besproken. Een handleiding voor het opstellen van een leerwerkplan staat op www.dg.hva.nl/content/dg/stage en op DLWO. Daar is ook een overzicht van de Korte Klinische Beoordelingen te vinden. In de vierde week van stage 2-1, en in week 3 van stage 2-2, vindt een voortgangsgesprek plaats. Hierin bespreken de werkbegeleider en de student de voortgang van het leerwerkplan en de eerste indrukken van beiden over het verloop van de stage. In stage 2-1 wordt halverwege de stage een lange klinische beoordeling (LKB) gehouden, die door student en werkbegeleider is voorbereid aan de hand van het leerwerkplan van de student. De stagedocent is bij deze lange klinische beoordeling aanwezig. Aan het einde van de stage volgt de eindbeoordeling van de stage in de vorm van een lange klinische beoordeling. Bij stage 2-2 is de stagedocent bij deze LKB aanwezig. Het oordeel van de stageafdeling over het praktijkfunctioneren wordt op het beoordelingsformulier toegelicht en resulteert in een onvoldoende, voldoende of zeer goed. Deze beoordeling is een advies aan de stagedocent, de opleiding is verantwoordelijk voor het definitieve oordeel. De stagedocent verwerkt het advies en zet
5
dit om in een van de volgende cijfers: 4, 7 of 9. Bij dit definitieve oordeel wordt ook het stageverslag van de student betrokken. Als alle competenties behaald zijn en de doelen uit het stagewerkplan gerealiseerd zijn, voldoet de student aan de norm voor de stage en krijgt zij daarvoor een voldoende toegekend. De stagedocent zal deze voldoende als een 7 verwerken. Alleen in die gevallen dat een student op alle competenties boven het voor de stage gebruikelijke niveau gepresteerd heeft is een zeer goed op zijn plaats die de stagedocent als 9 verwerken. Indien de docent een advies van de werkbegeleider van voldoende omzet naar een onvoldoende, of andersom, neemt de stagedocent hierover eerst contact op met de werkbegeleider Bij de beoordelingen worden de volgende normen in acht genomen: Stage 2-1
2-2
Normen voor de LKB halverwege de stage Voorwaarden tussentijdse beoordeling: Alle competenties zijn minstens op tussenniveau F2 van complexiteitsniveau 2 ontwikkeld. Normen voor de LKB einde van de stage Voorwaarden eindbeoordeling: Alle competenties zijn minstens op eindniveau F4 van complexiteitsniveau 2 ontwikkeld.
Onder begeleiding één relatief stabiele MC-patiënt kunnen verplegen (F3).
Herkansing Indien ten minste • 15 van de 19 competenties, • waaronder in ieder geval de competenties 1abc, 2a en 3a, • op het eindniveau (F4) van complexiteitsniveau 2 ontwikkeld zijn, kan de student in stage 2-2 herkansen. Indien in stage 2-2 alsnog aan het eindniveau van stage 2-1 wordt voldaan, wordt er alsnog een voldoende aan stage 2-1 toegekend. Indien • minder dan 15 competenties • en/of een of meer van de competenties 1abc, 2a, 3a, • niet op eindniveau (F4) van complexiteitsniveau 2 ontwikkeld zijn, valt de student onder de herkansingsregeling die hieronder in de paragraaf ‘Herkansingen’ wordt beschreven. Indien ten minste • 1 van de 21 competenties, • op tussenniveau F3 van complexiteitsniveau 3
6
Twee van alle 19 HBOVcompetenties (op complexiteitsniveau 3) en 2 MCcompetenties zijn voor 1 patiënt, minstens op tussenniveau F3 ontwikkeld. De student heeft zich op de andere 18 competenties en MC-indicatoren georiënteerd. De KKB ‘Afname van bloed uit een arterielijn’ is uitgevoerd.
ontwikkeld zijn, kan de student in stage 3-1 herkansen. Indien in stage 3-2 alsnog aan het eindniveau van stage 2-3 wordt voldaan, wordt er alsnog een voldoende aan stage 2-3 toegekend.
Indien • geen competentie op tussenniveau F3 van complexiteitsniveau 3 ontwikkeld is, valt de student onder de herkansingsregeling die hieronder in de paragraaf ‘Herkansingen’ wordt beschreven.
Stageverslag onvoldoende (4) / voldoende (7) / zeer goed (9) Elke student beschrijft het eigen leren en leerproces in het stageverslag. Op www.dg.hva.nl/content/dg/stage en op DLWO staan de vereisten die aan het stageverslag gesteld worden. Het stageverslag moet uiterlijk een week na de stage worden ingeleverd bij de stagedocent. Stageopdrachten onvoldoende (4) / voldoende (7) / zeer goed (9) Elke student maakt in stage 2-1 vier stageopdrachten (praktijkopdracht Klinisch redeneren en praktijkopdracht Verpleegkunde: verpleegplan, praktijkopdracht EBP en praktijkopdracht Passende zorg). De opdrachten moeten op de stageafdeling gericht worden. De werkbegeleider beoordeelt de opdracht op juistheid, de stagedocent beoordeelt de opdrachten op niveau en kent aan de opdrachten Klinisch redeneren, Passende zorg en praktijkopdracht EBP een cijfer toe. De opdracht verpleegplan wordt op de afdeling met de praktijkopleider besproken. Op www.dg.hva.nl/content/dg/stage en op DLWO, zijn de precieze stageopdrachten en beoordelingscriteria te vinden. Herkansingen Leerwerkplan: Stageopdrachten:
Stagebeoordeling:
Herkansing kan plaatsvinden tot uiterlijk week 5 (stage 2-1) of week 2 (stage 22) van de stage. Herkansing indien mogelijk voor het einde van de stage. Indien dit niet mogelijk is dan herkanst de student de stageopdrachten in de weken na de stage. Hiertoe maakt de student afspraken met de stagedocent. Een onvoldoende beoordeling voor de herkansing van een stageopdracht in stage 2-1, betekent dat de betreffende stageopdracht onvoldoende is. Deze kan dan in stage 3.1 opnieuw herkanst worden. Afhankelijk van de aard van de onvoldoende wordt bekeken of de hele stage overgedaan moet worden, of dat een verlengde stage (bijvoorbeeld 5 weken) voldoende is om tot een voldoende beoordeling te komen. Of dit laatste gerealiseerd kan worden is uiteraard ook afhankelijk van de mogelijkheden van de stageafdeling.
7
Stageverslag:
Uiterlijk 14 dagen na de onvoldoende beoordeling door de stagedocent levert de student een bijgesteld stageverslag in.
Diensten tijdens de stages Tijdens de stage kunnen alle diensten volgens rooster gedraaid worden. Afwezigheid Alle stagedagen zijn verplichte stagetijd. Behalve op de door de HvA vastgestelde feestdagen en vakanties (zie jaarrooster) is er geen recht op afwezigheid. Er kunnen dwingende (geldige) redenen (ziekte, begrafenis, huwelijk) zijn waardoor (enkele dagen) afwezigheid onvermijdelijk is. Deze dagen worden in overleg met de stage-instelling in principe ingehaald. Als dit door overmacht niet mogelijk is mag de student maximaal 5 dagen afwezig zijn. De absentiedagen zijn geen vakantie- of vrije dagen. Bij hogere absentie, of bij absentie vanwege een ongeldige reden, of indien het niet mogelijk is de absentie van meer dan 5 dagen te compenseren kan het zijn dat de stage niet beoordeeld kan worden. In dat geval wordt de stage in overleg met de stagedocent als ‘onvoldoende’ gekwalificeerd. De werkbegeleider/praktijkopleider heeft de volgende taken: Voorwaardenscheppende taken Het verzorgen van een algemeen introductieprogramma. Zorgdragen voor continuïteit in de begeleiding. Ondersteunende en begeleidende taken Introductie op de afdeling en ondersteuning bieden bij het realiseren van de oriëntatie. Toetsen van het leerwerkplan op relevantie, haalbaarheid, meetbaarheid. Ondersteunen bij de uitvoering van het leerwerkplan en leermomenten creëren. Taken met betrekking tot evaluatie en toetsing van de student Evaluatie aan de hand van het leerwerkplan, aanvankelijk wekelijks, later in de stage tweewekelijks (de stagiaire neemt het initiatief voor deze evaluaties). Voeren van het introductiegesprek, voortgangsgesprekken, Lange Klinische Beoordelingen. Beoordelen van Korte Klinische beoordelingen, en van de voorbereiding, uitvoering en juistheid van de stageopdrachten. Adviseren van de opleiding met betrekking tot de beoordeling, invullen van de formulieren van de (lange en korte) klinische beoordelingen. Tools Op DLWO kun je de volgende tools vinden voor de stages: • CanMEDS-ordening van de competenties, inclusief indicatoren • MC-competentieprofiel • Toelichting complexiteitsniveaus competenties • Leerwerkplan opstellen • Feedbackformulier • Overzicht Korte Klinische Beoordelingen • Handleiding Lange Klinische Beoordeling • Formulier Korte Klinische Beoordeling
8
• • • • • •
Handleiding introductiegesprek Handleiding voortgangsgesprek Praktijkopdracht Klinisch redeneren Praktijkopdracht Verpleegkunde: verpleegplan Praktijkopdracht EBP Praktijkopdracht Passende zorg
9
Bijlage 1: Formulier introductiegesprek Naam student: Studentnummer: Naam werkbegeleider: Datum gesprek: Verslag evaluatie 1e (2 a 3) weken
Verslag digitaal portfolio
Verslag wederzijdse verwachtingen
Feedback leerwerkplan
Verslag praktijkhandleiding: voor alle partijen duidelijk?
Gemaakte afspraken
Handtekening(en) voor akkoord begeleider(s) in het ziekenhuis
Handtekening akkoord / gezien student
Handtekening voor akkoord stagedocent
10
Bijlage 2: Formulier voortgangsgesprek Naam student: Studentnummer: Naam werkbegeleider: Datum gesprek: Verslag voortgang leerproces algemeen
Verslag behaalde resultaten leerwerkplan tot dusver
Verslag aandachtspunten
Verslag begeleiding
Verslag (eventuele) aanpassingen leerwerkplan
Gemaakte afspraken
Handtekening(en) voor akkoord begeleider(s) in het ziekenhuis
Handtekening akkoord / gezien student
Handtekening voor akkoord stagedocent
11
Bijlage 3: Formulier lange klinische beoordeling Naam student: Studentnummer: Aanwezige begeleiders:
Datum: Groep: Afdeling:
Beoordeling beoordelaars in de praktijk in onvoldoende/voldoende/goed
onvoldoende / voldoende / goed
Verslag situatiebesprekingen STARR per besproken competentie
12
Competentiegebied Digitaal Portfolio Verpleegkundig handelen 1a zorg
Niveau 2 F1 F2 F3
Verpleegkundig handelen 1b preventieve zorg Verpleegkundig handelen 1c klinisch redeneren MC: Verpleegkundig handelen 1d bewaken vitale functies MC-patiënt MC: Verpleegkundig handelen 1e ondersteunen vitale functies MC-patiënt Communicatie 2a vertrouwensrelatie Communicatie 2b informatie, voorlichting, GVO en advies Communicatie 2c informatie-uitwisseling betrokkenen Samenwerking 3a samenwerken Samenwerking 3b adviseren en consulteren Kennis en wetenschap 4a systematische verbetering en vernieuwing van de zorg Kennis en wetenschap 4b werkbegeleiding geven Kennis en wetenschap 4c eigen kennis actualiseren Maatschappelijk handelen 5a ethische problemen Maatschappelijk handelen 5b structurele gezondheidsproblemen Organisatie 6a coördinatie en continuïteit van zorg Organisatie 6b kwaliteitszorg Organisatie 6c klinisch leiderschap Professionaliteit 7a bewust zelf ontwikkelen Professionaliteit 7b volgt normen en waarden Professionaliteit 7c autonoom en participatief handelen
Verslag aandachtspunten tweede deel stage
13
Niveau 3 Niveau 3-MC F4 F1 F2 F3 F4 F1 F2 F3 F4
Bijlage 4: Complexiteitsniveau 3-MC (Complexiteit van zorg) De onderstaande criteria zijn een aanvulling op complexiteitsniveau 3 van het competentiemodel. Tabel: Complexiteit van zorg Niveau 3: hoogcomplex Stabiliteit van de Gezondheidstoestand en gedrag zijn zorgsituatie sterk wisselend en onvoorspelbaar; er is voortdurend herziening van de zorgplanning nodig Kans op risicovolle Zullen zich vrijwel zeker voordoen situaties Meervoudige Er zijn drie of meer soorten problematiek problemen of handicaps (somatisch en/of psychisch), die elkaar kunnen beïnvloeden Multidisciplinaire samenwerking Verpleegtechnische interventies (w.o. risicovolle en voorbehouden handelingen) Ziekte-inzicht
Gemotiveerdheid
Intensieve zorg Beschikbaarheid mantelzorg Begeleiding mantelzorg Communicatiemogelijkheden
Samenwerking met vier of meer andere disciplines Verpleegtechnische vaardigheden omvatten vaardigheden van niveau 3 (zie lijst)1
De patiënt heeft (vrijwel) geen ziekteinzicht: kan veranderingen zelf niet signaleren, heeft voortdurend verscherpt toezicht nodig De patiënt is niet of nauwelijks gemotiveerd en niet of nauwelijks te motiveren tot het volgen van de behandeling Behoeft meer dan twee maal per dag intensieve zorg Er is geen mantelzorg beschikbaar
Mantelzorg behoeft voortdurend aandacht en inspanning Beperkte communicatiemogelijkheden, er is voortdurende aandacht en inspanning nodig
14
Niveau 3-MC: medium care Gezondheidstoestand en gedrag zijn sterk wisselend en onvoorspelbaar; er is voortdurend herziening van de zorgplanning nodig Zullen zich continu voordoen Er zijn drie of meer soorten problemen of handicaps (somatisch en/of psychisch), en er moet één of meer vitale functie ondersteund worden Samenwerking met vier of meer andere disciplines Verpleegtechnische vaardigheden omvatten vaardigheden van niveau 3-MC (zie lijst)1
De patiënt heeft (vrijwel) geen ziekteinzicht: kan veranderingen zelf niet signaleren, heeft voortdurend verscherpt toezicht nodig De patiënt is niet of nauwelijks gemotiveerd en niet of nauwelijks te motiveren tot het volgen van de behandeling Behoeft continu intensieve zorg en bewaking Mantelzorg is door de specialistische zorgsituatie maar zeer beperkt mogelijk Mantelzorg behoeft voortdurend aandacht en inspanning Beperkte communicatiemogelijkheden, er is voortdurende aandacht en inspanning nodig