STAGEGIDS - STAGE 2V2 Auteurs: Veerle Amelinckx e.a. BACHELOR IN HET ONDERWIJS : LAGER ONDERWIJS
ACADEMIEJAAR: 2013-2014
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs Brusselsepoortstraat 93 ● 9000 GENT : 09 234 81 00 ● Fax: 09 234 80 03
DEEL 1
1.
VISIE OP DE STAGE ................................................................................................................................................ 3
2.
DOELEN VAN DE STAGE ........................................................................................................................................ 3
3.
PLANNING ............................................................................................................................................................. 3
4.
PROGRAMMA ....................................................................................................................................................... 5
5.
STAGEMAP ............................................................................................................................................................ 5
6.
BEGELEIDINGSSCHRIFT ......................................................................................................................................... 6
7.
BEGELEIDING ........................................................................................................................................................ 6
8.
BEOORDELING DOOR STAGEBEGELEIDER ............................................................................................................ 7
9.
STAGEREGLEMENT ............................................................................................................................................... 8 9.1 Algemene richtlijnen in verband met de stage .................................................................................................. 8 9.2 Communicatie tijdens de stage .......................................................................................................................... 9 9.3 Richtlijnen in verband met de lesrealisatie ........................................................................................................ 9 9.4 Sociale netwerken en privacy ............................................................................................................................. 9 9.5 Sanctie van afwezigheden – onvoldoende prestatie .......................................................................................... 9 9.6 Afwezigheid op de stagedagen .........................................................................................................................10 9.7 Niet realiseren van het programma .................................................................................................................10
10.
VRAGEN OF PROBLEMEN................................................................................................................................10
DEEL 2 Werkdocumenten
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
10-16
2
1. VISIE OP DE STAGE Voor de student1 is de stage een leerkans om actief verantwoordelijkheid op te nemen en mee vorm te geven aan zijn stageprogramma. Dit betekent dat de student er mee moet voor zorgen dat elke stagedag een zinvolle en leerrijke dag is die hij ten volle benut om een goed (beginnend) leraar te worden. De student zorgt ervoor dat hij zijn werkpunten aanpakt. Hiervoor moet de student zich goed informeren, goede afspraken maken met alle betrokkenen, reflecteren en bijsturen. Reflectie is de kern van het aansturen van zijn eigen leerproces. Daarnaast zal hij gebruikmaken van andere, binnen de opleiding verworven, didactische en pedagogische inzichten om zijn leerproces aan te sturen. Om de doelen te realiseren stelt de student voor de start van de stageperiode een programma samen. Dit gebeurt in overleg met de opleiding en de stageschool. De student zal bij het opmaken van zijn programma rekening houden met de verwachte competenties, de voorgeschreven opdrachten, de suggesties opgesteld door de docenten en het aanbod van de klasmentor.
2. DOELEN VAN DE STAGE Tijdens stage 2-V2 ligt de klemtoon op: het zelfstandig functioneren binnen de verschillende beroepscontexten: werken met leerlingen, werken met collega’s, werken met de externe instanties van de school, werken aan eigen ontwikkeling. de basiscompetenties: We baseren ons op de decretale tekst: ‘Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs’ (27.10.2007). De verantwoordelijkheden zijn: de leraar als verantwoordelijke voor de lerende, de leraar als verantwoordelijke voor de school/de onderwijsgemeenschap, de leraar als verantwoordelijke voor de maatschappij. Voor het overzicht van de verwachte competenties en de vertaling ervan in gedragsindicatoren (= concrete, observeerbare voorbeelden van gedragingen) verwijzen we naar het synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor.
3. PLANNING De student start met twee observatiedagen. Vervolgens plant de student 30 dagen actieve stage, in blokken van minstens 2 weken. De periode waarbinnen dit kan gepland worden: van 10/03/2014 tot en met 06/06/2014.
1
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
Ten behoeve van de leesbaarheid gebruiken we het woord ‘student’ om te verwijzen naar zowel student (hij) als studente (zij).
3
februari 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
6 Semesterperiode Semesterperiode Semesterperiode Semesterperiode Semesterperiode 7
8
10.30 – 12.00 uur: intake met stagebegeleider
9
maart
april
10 KrokusvakantieBasisonderwijs Krokusvakantie Basisonderwijs Krokusvakantie Basisonderwijs
1 2 3 4 5
6 7 8 9
Krokusvakantie Basisonderwijs
6
Krokusvakantie Basisonderwijs
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
1 2 3 4 5
20 21 22 23 24 25 26 27 28 39 30 31
NM: Prof 2V2
mei 1 2 3 4 5 6
11
7 8 9
15 Paasperiode Paasperiode Paasperiode
Start Stage 2V2
10
Paasperiode
10
2 dagen observatie + 30 dagen stage in deze periode
11 12 13 14 15 16 17 18 19
Paasperiode
11 12 13 14 15 16 17 18 19
NM: bijeenkomst klasmentoren
12
20
13
14
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
16 Paasperiode Paasperiode Paasperiode Paasperiode Paasperiode
17 Paasmaandag
18
7 8 9
Dag van de arbeid
Brugdag 19
NM: Prof 2V2
20
21
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
22
NM: Prof 2V2
Hemelvaartdag Brugdag
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
juni 23
Einde Stage 2V2 24 Pinkstermaandag
25
26
4. PROGRAMMA Het programma is een middel om te bewijzen dat de student een aantal competenties verworven heeft. Het programma wordt samengesteld in overleg met zijn klasmentor. Aandachtspunten zijn: De eindverwachtingen stage 2-V2, zie synthesedocument stagebegeleiding - klasmentor stage 2-V2 Functioneren in de verschillende beroepscontexten zijnde: werken met leerlingen, werken met collega’s, werken met ouders en indien mogelijk de externe instanties van de school, werken aan eigen ontwikkeling. Verder inoefenen van alle algemene en vakdidactische kennis en vaardigheden die aan bod kwamen in de opleiding. Bijkomend: het plannen van evaluatiemomenten. Op basis van de evaluatiegegevens het onderwijsproces bijsturen, remediëringsactiviteiten ontwikkelen en uitvoeren, differentiatievormen, geïntegreerde toepassing van leergebiedoverschrijdende eindtermen: ICT, leren leren en sociale vaardigheden, integratie van actualiteit en educaties, minstens 1 keer een thema uitwerken volgens het principe van de multiperspectiviteit, talensensibilisering. ‘zorg’ dragen voor kinderen. Zo veel mogelijk het volledige programma van de klasmentor overnemen. Bij de werkdocumenten vindt de student toelichting bij de opdrachten ‘zorgbreed omgaan met kinderen’, ‘video-opnames als begeleidingstool’ en ‘integratie ICT-eindtermen’. Sommige studenten kunnen – afhankelijk van de opleidingsonderdelen waarvoor ze zijn ingeschreven – tijdens hun stage ook opdrachten moeten uitvoeren voor andere opleidingsonderdelen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de klasmentor te informeren over deze opdrachten. 5. STAGEMAP De student moet zijn stagemap overzichtelijk en bruikbaar samenstellen. De student geeft een persoonlijke tint aan de uitwerking van de lesvoorbereidingen. Inhoud stagemap: Deel 1: gegevens van student, stageschool en begeleiders, informatie in verband met de stageschool (enkel betekenisvolle informatie over de kenmerken van de schoolpopulatie, het schoolreglement, het aantal klassen, de naamlijst van leerlingen van de stageklas…). Deel 2: individueel traject periode maart 2014 – juni 2014, persoonlijke notities in verband met onderzoek beginsituatie, weekroosters, alle lesvoorbereidingen. Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
5
Na het realiseren van elke les vul je met de hand achteraan de ‘evaluatie van het didactisch handelen’ in. ‘Geef 8!’ Bij 8 lessen naar keuze – 4 lessen in maart en 4 lessen in mei - doe je dit volgens deze instructies: - Noteer beknopt en zakelijk, maar in volzinnen minstens een voorbeeld van wat je goed deed in je les en leg uit waarom. - Noteer minstens een voorbeeld van wat niet goed ging. Waarom was dat/Hoe kwam dat?. Doe een verbetervoorstel. - De voorbeelden die je geeft, zijn van didactische, pedagogische en/of organisatorische aard - zie document ‘leerlijn schrijven’. - Kleef op deze 8 lesvoorbereidingen een post-it met daarop ‘Geef 8!’ zodat je stagebegeleider deze lessen makkelijk herkent. Voor alle andere lessen mag je dit volgens dezelfde logica, maar in telegramstijl doen.
leerlingenschrift en de oplijsting van genomen differentiatie-initiatieven.
Deel 3: na afloop van de stage begeleidingsfiches van de stagebegeleider, begeleidingsschrift van de klasmentor, het ‘synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor stage 2-V2’. De student geeft bij de start van de stage het ‘synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor stage 2-V2’ aan de klasmentor. zelfevaluatie. Hiervoor kan de student gebruikmaken van de verwachte basiscompetenties, de commentaren van de klasmentor, de trajectmentor, de directie. 6. BEGELEIDINGSSCHRIFT Elke morgen geeft de student zijn begeleidingsschrift af aan de klasmentor zodat hij/zij tips en commentaren kan noteren. Het begeleidingsschrift wordt o.a. gebruikt voor het begeleidingsgesprek met de klasmentor en/of stagebegeleider. 7. BEGELEIDING Begeleiding vanuit de stageschool Vanuit de stageschool wordt de student begeleid door de klasmentor en (eventueel) door de schoolmentor. Aan de klasmentor vragen we om: De student leerkansen te bieden door: hem de kans te bieden om zijn programma te realiseren; hem taken te laten uitvoeren die contextgebonden zijn. De student te begeleiden door: hem te helpen bij de samenstelling van zijn programma; hem te helpen bij het inhoudelijk invullen van zijn lessenrooster; hem te informeren over de lessen die hij zal geven; de voorbereidingen van de student vooraf na te lezen en te voorzien van tips. Om een gerichte en effectieve begeleiding mogelijk te maken, is het zinvol dat de student vooraf met de klasmentor een gesprek heeft over zijn werkpunten. De student probeert ook zicht te krijgen op de verwachtingen van de klasmentor. Komen tot duidelijke wederzijdse afspraken, is hier van belang. De student gebruikt dit gesprek ook om zicht te krijgen op de leerkansen die hij in deze klas en op deze school krijgt.
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
6
De student feedback te geven door: met de student terug te blikken na een stagedag; commentaar en tips te noteren in zijn begeleidingsschrift; op het einde van de stage een evaluatiegesprek te houden met de student; na de stage het ‘synthesedocument stagebegeleiding – klasmentor stage 2V2’ in te vullen. Aan de schoolmentor vragen we om: de student wegwijs te maken in de schoolcontext; te bemiddelen bij eventuele problemen. Begeleiding vanuit de opleiding Elke student heeft een stagebegeleider. De stagebegeleider informeert de student over het concept van de stage en maakt afspraken. De stagebegeleider begeleidt de student bij het opstellen van zijn stageprogramma en bij het maken van voorbereidingen. De stagebegeleider staat in voor de leerbegeleiding van de student. Hierin staan de persoonlijke ervaring, de ontwikkeling en de leerstijl van de student centraal. Het doel van deze leerbegeleiding is om de student te leren reflecteren over zijn handelen en over de uitoefening van het beroep van leraar op microniveau. In het kader hiervan, kan er gebruikgemaakt worden van kleinschalige video-opnames – uiteraard mits toestemming van de directie. Deze fragmenten worden enkel intern, binnen de context van de begeleiding van de student, gebruikt. Nabesprekingen door de stagebegeleider van geobserveerde lessen en de schriftelijke neerslag hiervan, hebben een hoofdzakelijk begeleidend karakter, evenals de besprekingen en het syntheseverslag van de klasmentor. De stagebegeleider geeft regelmatig een stand van zaken en evalueert in samenspraak met de klasmentor en schoolmentor de stage van de student.
8. BEOORDELING DOOR STAGEBEGELEIDER Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een beoordeling: Het programma is gerealiseerd, De stagemap is samengesteld volgens de richtlijnen en is op de afgesproken datum ingediend. Bronnen die in aanmerking komen voor een beoordeling: De stagemap, Het synthesedocument stagebegeleiding - klasmentor(en) stage 2-V2, Gesprekken met de student, schoolmentor, klasmentor(en) en de directie van de stageschool, Beheersingsniveau van competenties: zie synthesedocument stagebegeleiding - klasmentor stage 2-V2 ‘. Welke functionele gehelen komen in aanmerking? Voor stage2-V2 worden volgende functionele gehelen (FG) beoordeeld: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, taal en attitudes. Deze FG zijn opgedeeld in decretaal omschreven basiscompetenties. In de opleiding hebben we deze basiscompetenties verder vertaald in concrete gedragingen. Een overzicht daarvan vindt de student in het synthesedocument van de klasmentor of digitaal op Dileahs. Beoordelingsnormen per functioneel geheel Voor elk FG krijgt de student van de stagebegeleider een ++ (zeer goed), + (goed/voldoende), - (onvoldoende) of - - (strikt onvoldoende). De onderliggende competenties verduidelijken welk gedrag we per FG verwachten. Hetzelfde doet de stagebegeleider voor taal en attitudes. Het is mogelijk dat de student nog niet alle onderliggende competenties verworven heeft. Dan kan hij toch nog een + halen voor een FG. Er is dus enige compensatie mogelijk. Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
7
Quoteringsnormen voor de totaalbeoordeling De beoordeling per FG wordt omgezet in een quotering voor stage. In de regel gelden onderstaande normen. De stagebegeleider kan daar van afwijken indien hij van oordeel is dat, door het volgen van onderstaande normen, de quotering niet de juiste weergave zou zijn van het totaalbeeld dat hij heeft van de stage. FUNCTIONELE GEHELEN Score Quotering Alle FG die in aanmerking komen en taal en attitudes ++ 16 of meer De meerderheid van de FG die in aanmerking komen en taal en attitudes ++ 13, 14 of 15 Alle FG en taal en attitudes + 10*, 11 of 12 Een FG of taal of attitudes 9 Twee van de FG of taal of attitudes 8 Een van de FG of taal of attitudes -Meer dan twee FG of taal of attitudes 7 of minder Meer dan een FG of taal of attitudes -10*: Bij wijze van uitzondering kan een student met één tekort op een FG toch 10 krijgen, maar dan mag dit geen tekort zijn voor FG1 of voor attitudes. De stagebegeleider argumenteert dan in het stagerapport waarom de student, ondanks het ene tekort, toch 10 krijgt. 9. STAGEREGLEMENT 9.1 Algemene richtlijnen in verband met de stage De stagegids wordt op het afgesproken tijdstip toegelicht en afgegeven aan de klasmentor door de student.
Voorbereidingen van lessen/activiteiten worden ten laatste drie werkdagen voor de realisering aan de klasmentor afgegeven, tenzij door de klasmentor anders aangegeven en verwacht.
Ten laatste twee werkdagen voor het begin van de stage bezorgt de student (via e-mail of uitprint volgens afspraak met de stagebegeleider) aan de stagebegeleider één volledig en nauwkeurig ingevuld uurrooster (hij gebruikt hiervoor enkel het standaarddocument - zie Chamilo).
Alle fundamentele wijzigingen die later aan het uurrooster aangebracht worden, deelt de student tijdig (telefonisch of via e-mail, volgens afspraak met de begeleider) mee aan de stagebegeleider die hierover met de student verdere concrete afspraken zal maken.
Dezelfde procedure volgt de student bij ziekte of andere niet voorziene gewettigde afwezigheid op de stageschool. De student bevraagt de mentor vooraf grondig over allerlei activiteiten (zwemmen, viering, uitstap, toneel…) tijdens de stageperiode zodat de student achteraf minimaal wijzigingen moet melden. De verwachtingen betreffende aanwezigheid voor, tussen en na de lessen: de student is ten minste 15 minuten voor de aanvang van de lessen aanwezig en vroeger wanneer de voorbereiding van de lessen dit vereist; de student verlaat de klas slechts wanneer ze volledig op orde gebracht werd; de student biedt zich aan bij directie en klasmentor bij aanvang van de stage en telkens weer wanneer de mogelijkheid zich voordoet, voor hulp bij extra pedagogische en extra didactische taken; de student is om vier uur ter beschikking voor eventuele nabespreking met klasmentor, directeur en/of stagebegeleider; de student is tijdens de actieve stage permanent aanwezig op de stageschool, dus ook op die momenten dat hij eventueel zelf geen les geeft. Die tijd zal hij immers gebruiken om bijv. te observeren, allerlei opdrachten uit te voeren, gesprekken te hebben met bijv. de directeur, de zorgcoördinator, een CLB-medewerker, vakbondsafgevaardigde… Wij verwachten dat de student stage aangrijpt om verder te werken aan zijn competenties van de leraar als lid van een schoolteam en als partner van ouders en externen. Stagegids – stage2V2 – 2013 2014 8
de student participeert zo intens mogelijk aan alle facetten van het schoolgebeuren, wel in het besef
dat hij als student van de initiële opleiding aanwezig is; de student neemt op een passende wijze afscheid van de klasmentor en de directie op het einde van de stage. De student geeft blijk van een enthousiaste, bezielende houding. Hij toont een kritische houding ten aanzien van zijn eigen inbreng. Hij is ontvankelijk voor opmerkingen en begeleiding. Hij toont engagement en werkt conform de afspraken vermeld in o.a. de stagegids. Op de stageschool is er tussen de student en iemand van het personeel geen verwantschap. De student geeft zijn e-mailadres van bij de aanvang van zijn stage ook door aan de klasmentor en aan de stageschool. Op die manier is de student steeds voor iedereen vlot bereikbaar. 9.2 Communicatie tijdens de stage De student geeft zijn e-mailadres van bij de aanvang van zijn stage door aan de klasmentor en aan de stageschool. Op die manier is de student steeds voor iedereen vlot bereikbaar. 9.3 Richtlijnen in verband met de lesrealisatie Een les/activiteit die onvoldoende werd voorbereid en/of niet werd verbeterd, kan niet gegeven worden. Dit geldt ook voor de herwerkte voorbereidingen. Deze beslissing wordt genomen door de klasmentor of de stagebegeleider. De student vraagt aan de klasmentor de toelating om didactisch materiaal te gebruiken. Ontleende materialen en boeken worden zo snel mogelijk teruggebracht. Dit geldt ook voor gecorrigeerde schriften en werkbladen. De stagegids en de stagemap liggen tijdens het lesgeven altijd samen achteraan in de klas en worden spontaan ter inzage aangeboden aan de klasmentor en de stagebegeleider. Tijdens het lesgeven houdt de student rekening met de gegeven richtlijnen en aanvullingen op de lesvoorbereiding. Daarom moet de oorspronkelijke lesvoorbereiding samen met de herwerking in de stagemap steken. 9.4 Sociale netwerken en privacy De student is tijdens de stage aan de slag in een professionele context. Dat betekent dat de student met informatie en materiaal (verslagen, foto's, film-opnames...) gemaakt of verzameld tijdens de stage, discreet omgaat. Dit houdt in dat de student de privacy respecteert van de kinderen in de klas, de klasmentor, andere teamleden van de stageschool... en geen zaken publiceert op sociale netwerken (Facebook, Twitter, Netlog...). De student maakt een professionele fout indien hij dit wel doet. 9.5 Sanctie van afwezigheden – onvoldoende prestatie Enkel een gewettigde afwezigheid kan die afwezigheid rechtvaardigen. Alle ongewettigde afwezigheden en het niet respecteren van afspraken en richtlijnen kunnen aanleiding geven tot een specifiek remediëringstraject. Het ontbreken van zin voor verantwoordelijkheid en het niet naleven van de leefregels op de stageschool kunnen aanleiding geven tot het stopzetten van de stage. De onderwijsregeling omschrijft onder de bepalingen in verband met de onderwijsactiviteiten de ‘gewettigde afwezigheden’, de ‘sanctie van afwezigheden – onvoldoende prestatie’ en ‘sancties’ (zie Studiecontract 2013 - 2014 Deel 1. Onderwijsregeling 3. Bepalingen i.v.m. onderwijsactiviteiten art.52, Deel 4. Orde en tuchtregeling Art. 142 Ordemaatregelen en tuchtsancties).
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
9
9.6 Afwezigheid op de stagedagen Een afwezigheid op een stagedag wordt onmiddellijk gemeld aan de klasmentor en de stagebegeleider. Afwezigheid op een stagedag wegens ziekte wordt steeds gewettigd door een doktersattest dat afgegeven wordt aan de balie. Als de student meerdere dagen (gewettigd) afwezig is tijdens de stage, loopt hij een inhaalstage. Volgende afspraken gelden: 1 tot 4 dagen gemist: geen inhaalstage 5 tot 9 dagen gemist: één week inhaalstage 10 tot 14 dagen gemist: twee weken inhaalstage.
De stagebegeleider zal in overleg met de stagecoördinator zoeken naar een haalbare regeling en invulling van deze inhaalstage. 9.7 Niet realiseren van het programma Onvoldoende prestaties kunnen aanleiding geven tot een specifiek begeleidingstraject. Een aangepast traject van een aanvullende of vervangende stageperiode zal toegewezen worden door de opleidingsdirecteur en bij delegatie door de stagecoördinator in overleg met de stagebegeleider. 10.VRAGEN OF PROBLEMEN Bij vragen of problemen kan de stageschool contact opnemen met de stagebegeleider of de stagecoördinator Veerle Amelinckx ( 09 234 81 21 –
[email protected]). DEEL 2 WERKDOCUMENTEN Beginsituatie onderzoeken Lessen voorbereiden Zorgbreed omgaan met kinderen Integratie ICT eindtermen Video-opnames als begeleidingstool Digitale borden Aansprakelijkheid en verzekering van de student tijdens de stage Beginsituatie onderzoeken Maak een relevante algemene beginsituatieanalyse en stop ze in je stagemap. Lessen voorbereiden De student maakt van elke les of activiteit een voorbereiding. Het uitgangspunt is ‘zo kort als het kan, zo lang als het moet’. De student vult op de lesvoorbereidingen de volgende rubrieken nauwkeurig in: administratieve rubriek, leerplan, doelstellingen en bronnen. Hij zorgt ook voor een overzichtelijke lesstructuur, de timing per fase en een uitwerking van de lesfasen. Voor de beginsituatie verwijst de student naar het leerlingenschrift. Samenhangende lessen kan de student op één document uitschrijven. Bij sterk parallel verlopende lessen volstaat één uitgebreide modelvoorbereiding met voor de volgende lessen een beknopte voorbereiding met betrekking tot eventuele variaties op het model. Het bordschema moet steeds uitgeschreven worden. De oefeningen die in de les door de leerlingen gemaakt worden, zal de student steeds vooraf zelf oplossen; deze oplossingen steekt de student bij de lesvoorbereiding. We laten ook toe dat de student voor de lesgang de handleiding kopieert en kritisch bewerkt. Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
10
In principe dient de student drie werkdagen vóór het geven van de les de lesvoorbereidingen in bij de klasmentor, bij voorkeur op papier. De klasmentor maakt dan zelf uit of hij het nodig vindt deze voorbereidingen na te kijken. Het behoort tot de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de klasmentor hierover met de student andere afspraken te maken. Uiteraard houdt de student rekening met de op- of aanmerkingen en past hij zo nodig de voorbereiding aan. Studenten kunnen elkaar in de voorbereidingstijd helpen en ondersteunen: - niet door zo maar lesvoorbereidingen aan elkaar door te geven en te kopiëren. - wel door elkaar te informeren, samen te brainstormen, te overleggen, ideeën uit te wisselen omtrent gelijklopende stageopdrachten... Enkel het professioneel samenwerken zal als positief worden geëvalueerd. Zorgbreed omgaan met kinderen In stage 2V2 wordt van de student verwacht dat hij op een positieve wijze kan omgaan met verschillen tussen kinderen. Dit wil zeggen dat hij niet enkel oog heeft voor de talenten en moeilijkheden van elk kind, maar ook dat hij op basis daarvan onderwijs op maat van elk kind kan aanbieden zodat het zich maximaal kan ontplooien. Dus, differentiatie op alle vlak: tempo, niveau, instructie, interesse, leerstijl, omgang, enz. Dit (zijn vaststellingen en zijn gedifferentieerde aanpak) zal in zijn verdere onderwijsloopbaan de basis vormen voor zijn MDO verslagen en zijn aanvullingen van het LVS. Concreet: Informatie verzamelen over de – zich steeds wijzigende – brede beginsituatie. 1. De student verzamelt voor zijn stage informatie over de beginsituatie van elk kind. Hij gaat dus breed observeren: naast de leerprestaties observeert hij ook het welbevinden en de betrokkenheid, de sociaal/culturele achtergrond, het zelfvertrouwen en het zelfbeeld, de sociale competentie, de leerstijl, het interesseprofiel (vb. meervoudige intelligentie). 2. Deze informatie kan hij bekomen via verschillende bronnen. Hij bevraagt zijn stagementor. Zeker en vast kunnen ook de bijzondere leermeester LO, de taakleerkracht, de GOK/GON -leerkracht, de zorgcoördinator, of verslagen van MDO’s, het LVS extra info opleveren. Het is niet de bedoeling dat hij deze (geschreven) bronnen zomaar kopieert. De student selecteert de kern in functie van een optimale begeleiding van elk kind. Tijdens de observatiedagen observeert de student zelf de leerlingen (in de klas, op de speelplaats…) en maakt gesprekjes met kinderen. Eventueel doet de student een schriftelijke rondvraag bij de leerlingen. Op deze wijze bekomt hij per kind gegevens omtrent zijn/haar leerprestaties/kunnen, maar hij noteert ook gegevens omtrent zijn/haar sociale vaardigheden, welbevinden enzovoort. 3. De student noteert (=schrijft!) voor de aanvang van de stage deze gegevens per leerling op een overzichtelijke en concrete manier in een losbladig leerlingenschriftje. 4. Tijdens zijn stage vult de student dit leerlingenschriftje dagelijks aan met relevante gegevens (dateren!) uit eigen observaties, gesprekken, foutenanalyses … De student kan dit ook tijdens de dag doen. Het spreekt voor zich dat hij niet dagelijks nieuwe gegevens voor elk kind heeft. 5. Uitdaging: de student bekijkt op het einde van zijn stage de kinderen vanuit de bril van ‘meervoudige intelligentie’ (zie schema).
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
11
Informatie gebruiken van de – zich steeds wijzigende – brede beginsituatie. 1. Vanaf het moment van de voorbereiding van de lessen en tijdens de stage is een leerlingenschrift een bron van informatie om zijn pedagogisch-didactisch handelen echt op maat te maken van de kinderen met wie hij werkt. Bij het opmaken of bewerken van voorbereidingen houdt de student expliciet rekening met vastgestelde (en evoluerende) mogelijkheden van elk kind, zodat het zich maximaal kan ontplooien. 2. Op de lesvoorbereiding noteert de student bij ‘leerling-specifieke gegevens’ die concrete gegevens die van belang zijn voor die specifieke les. Bijvoorbeeld bij de les ‘wiskunde: ongelijknamige breuken optellen’ noteer je in telegramstijl: “Svetlana & Maarten: problemen met berekenen kgv; Ruth: geen inzicht, telt gewoon op; Jacobinda: foutloos alle oefeningen in werkboek 6b hierover reeds gemaakt”. Dat Kobe ASS heeft en Daan ADHD is hier niet van belang en noteer je dus niet. Tenzij Kobe en/of Daan omwille van hun problematiek hier nood hebben aan specifieke ondersteuning. 3. Op diezelfde lesvoorbereiding zal dan bij een fase het structuurwoord ‘differentiatie’ te vinden zijn, waar de student expliciet aangeeft hoe zijn aanpak voor Svetlana & Maarten, Ruth, Jacobinda en Kobe is, m.a.w. dit zijn de sticordi maatregelen. Bijvoorbeeld: Differentiatie: Svetlana & Maarten: oefenen op kgv via educatieve software op 2 computers in de klas. Ruth: aparte instructie met de breukstaven (½+⅟₄= ⅓ + ⅟₆= ⅓ +⅟₉= ½+⅓ =) + eigen werkblad breuken gelijknamig maken met behulp van de breukstaven. Jacobinda: uitdaging: Somplex. Kobe: compensatie: stappenplan. 4. In zijn leerlingenschrift zal hij die dag dan noteren wat de genomen sticordi maatregelen opgebracht hebben. Op basis van deze nieuwe gegevens neemt de student dan opnieuw maatregelen bij een volgende les breuken of bij een gedifferentieerd contractwerk of gestuurd aanbod in de kieskast of … Dit noteert hij dan bij de leerling-specifieke gegevens en bij de fase waarin de verdere of nieuwe (voor andere leerlingen) differentiatie plaatsvindt. Het is dus onmogelijk dat hij dezelfde beginsituatie noteert voor beide lessen van breuken. 5. De student vergeet ook niet om gebruik te maken van andere, brede observatiegegevens (die hij trouwens ook de hele tijd aanvult) in functie van groepssamenstellingen, keuze van thema’s, aanbieden van materiaal, selecteren van voorbeelden, enz. Voor alles geldt: gegevens over kinderen zijn strikt privé: daarmee moet de student dus zorgvuldig omspringen, zeker als gast in een stageschool. Om de anonimiteit van kinderen te garanderen, maakt de student gebruik van de voornaam of van initialen. Maak duidelijke afspraken met de school over het omgaan met vertrouwelijke informatie (bijvoorbeeld inzage in leerlingendossiers, bijwonen van leerlingenbesprekingen enzovoort). De student vraagt vooraf aan de klasmentor om een MDO te kunnen bijwonen. INTEGRATIE ICT EINDTERMEN Doel van deze opdracht is om door middel van ICT-integratie ervoor zorgen dat de student de nodige aandacht besteedt aan de ICT-eindtermen. De student zal door doelgerichte en goed voorbereide activiteiten de nodige competenties bewijzen. Hierbij houden we rekening met de verschillen qua infrastructuur en de mogelijkheden per school/klas maar zonder dat dit een alibi kan/mag zijn om deze uitdaging totaal te minimaliseren. Ook kleinschalige initiatieven doorheen de stage worden geapprecieerd. Opdrachten De student contacteert de ICT-coördinator en mentor en neemt via een gesprek een enquête af. De student plant van bij het begin, op regelmatige basis, ICT-integratie om bepaalde lesdoelen te realiseren en creëert zo een krachtige leeromgeving. De student registreert heel kort alle gerealiseerde initiatieven via het bijhorende document. Stagegids – stage2V2 – 2013 2014 12
De student kiest en beschrijft 5 realisaties uitgebreider via het steekkaartdocument. De student geeft het feedbackdocument aan de mentor, de mentor evalueert tijdens de laatste dagen van de stage de ICT-integratie. Alle documenten worden toegevoegd aan de stagemap. Tijdens een stagebezoek moet de bezoekende docent steeds zicht krijgen op de reeds gerealiseerde activiteiten.
Bijkomende info De context en de opdrachten worden beschreven in de bijhorende documenten. De student geeft deze aan de mentor en aan de ICT-coördinator of verwijst naar de bijhorende website door de weblink door te sturen naar mentor en ICT-coördinator. Website http://www.arteveldehogeschool.be/olo/ict/ICTinSTAGEweb/index.htm
FILMOPNAMES ALS BEGELEIDINGSTOOL Doel van deze opdracht is de competenties bij de student duidelijker zichtbaar maken door zichzelf te filmen. Bij de student is er sprake van het ‘spiegeleffect’, de confrontatie met zichzelf, door het bekijken van het gerealiseerde filmmateriaal. Maar het leereffect zal des te groter zijn als deze filmfragmenten nadien via begeleidings- en feedbackgesprekken met mentor en stagebegeleider duidelijker geplaatst en geduid worden binnen het referentiekader van de basiscompetenties. Opdrachten De student vraagt toestemming aan de school om zichzelf te filmen tijdens het lesgeven. De student filmt zichzelf meermaals (tijdens de eerste helft van de stageperiode) tijdens het lesgeven. Hij/zij filmt een fragment waarbij instructie sterk naar voor komt (een krachtig moment van leraarschap) Dit gebeurt discreet en vanuit vast camerastandpunt en brengt vooral de leerkracht in beeld. De student gebruikt dit filmmateriaal om zichzelf bij te sturen en waar haalbaar en relevant ook te bespreken met mentor en stagebegeleider. Op het einde van de stage selecteert de student de 3 beste fragmenten. Deze 3 fragmenten worden samen met alle bijhorende bestanden (lesvoorbereiding, bordplan, werkbladen enz) op cd/dvd gebrand en volgens de gestelde procedure ingediend bij de stagebegeleider. De student registreert online het al dan niet realiseren van de opdracht volgens de gestelde procedure. Ook wanneer de student de opdracht niet realiseert moet de student de specifieke procedure volgen. Bijkomende info De context en de opdrachten worden beschreven in de bijhorende documenten. De student geeft deze aan de directie en aan de mentor of verwijst naar de bijhorende website door de weblink door te sturen naar mentor en directie. Website http://www.arteveldehogeschool.be/olo/ict/VIDEOweb/START/index.htm
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
13
DIGITALE BORDEN Sinds enkele jaren worden onze studenten steeds meer geconfronteerd met digitale borden in het basisonderwijs. Op basis van metingen bij onze derdejaarsstudenten komen we momenteel aan 40% scholen waar digitale borden in meer of mindere mate aanwezig zijn. Om tegemoet te komen aan deze veranderende context willen we vanuit onze opleiding enige herderheid creëren wat betreft verwachtingen t.o.v onze studenten en tevens ondersteuning bieden om zich verder op zelfstandige wijze te bekwamen. Door de verscheidenheid aan digitale bordtypes en de bijhorende bordsoftware is daar niet steeds een éénduidige instructie mogelijk. Opdracht Indien de student binnen de context van stage/praktijk kan beschikken over een digitaal bord dan verwachten wij ook dat hij/zij dit integreert in stage en praktijk door volwaardige digitale bordlessen te ontwerpen. Tijdens de observatiedagen is het de bedoeling dat de mentor de student introduceert in de hardware en de bijhorende bordsoftware. Alle studenten hebben een gratis toegang tot de bordsoftware van Prowise en Gynzy. Deze bordsoftware kan op elk type bord gebruikt worden mits internetaansluiting (webbased, geen installatie nodig) We verwachten dan ook dat de student deze tools gebruikt. De student kreeg tevens vanuit de opleiding de nodige informatie om op zelfstandige basis zich te bekwamen in deze vaardigheid aan de hand van een ondersteunende website waarbij voorbeelden en toepassingen worden aangeboden. Op basis van deze info en de begeleiding door de mentor moet de student in staat zijn deze uitdaging aan te pakken. Website http://www.arteveldehogeschool.be/olo/ict/DIGIBORDweb/index.htm
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
14
BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE STUDENT INFORMATIE BESTEMD VOOR DE DIRECTIE VAN DE STAGESCHOOL ARTIKEL 11 AANSPRAKELIJKHEID EN VERZEKERING -
De Arteveldehogeschool heeft voor haar studenten een globale hogeschoolpolis afgesloten die de waarborgen Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid (BA), Lichamelijke Ongevallen en de Rechtsbijstand dekt. Conform het studiecontract blijven, ook tijdens de stage, deze waarborgen van toepassing.
-
SCHADE AAN DERDEN De waarborg Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid (BA) dekt de lichamelijke en materiële schade veroorzaakt aan derden door een fout, nalatigheid of onvoorzichtigheid van de stagiair. Tevens vergoedt deze waarborg de schade die de stagiair accidenteel veroorzaakt aan de door de stageplaats toevertrouwde voorwerpen, zoals didactisch materiaal of een werkinstrument. De waarborg BA is niet van toepassing op weg naar en van de stageplaats. Schade aan een voertuig is ook niet gedekt. De Wettelijk verplichte Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) is hier van toepassing.
-
ARBEIDSONGEVAL OP DE STAGEPLAATS Op basis van het KB van 13 juni 2007 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 werden de onbezoldigde stagiairs opgenomen in de arbeidsongevallenverzekering onderschreven door de Arteveldehogeschool. Deze polis dekt, onder bepaalde voorwaarden, de lichamelijke ongevallen die zich voordoen op de stageplaats. De lichamelijke ongevallen op weg naar en van de stageplaats kunnen ten laste genomen worden door de hogeschoolpolis, waarborg lichamelijke ongevallen. De stagiair, die het slachtoffer wordt van een arbeidsongeval op de stageplaats, zal zo vlug mogelijk de stagementor en de stagebegeleider verwittigen. De stagiair start de aangifteprocedure onmiddellijk op. De hogeschool zal binnen de wettelijk vastgestelde termijn, vermeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, aangifte doen van het arbeidsongeval (normaliter 8 kalenderdagen, igv een dodelijk ongeval binnen 24 u).
-
EIGEN SCHADE AAN DE WAGEN – WOON-WERKVERKEER Indien de stagiair zich tijdens het woon-werkverkeer met de eigen wagen verplaatst en een ongeval in fout veroorzaakt, valt de eigen schade aan de wagen ten laste van de student/ouders. De hogeschool kan niet aansprakelijk worden gesteld. In uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden is afwijking mogelijk.
-
EIGEN SCHADE AAN DE WAGEN – IN OPDRACHT VAN DE STAGEGEVER / DIENSTVERPLAATSINGEN De stagegever informeert de stagiair of hij wel of niet verzekerd wordt in een collectieve polis omnium dienstverplaatsingen. Indien dit niet het geval is, wordt de eigen schade aan de wagen igv van een ongeval in fout tijdens een dienstverplaatsing, gedragen door de student/ouders. De hogeschool kan niet aansprakelijk worden gesteld. In uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden is afwijking mogelijk.
-
SCHADE AAN BEDRIJFSWAGEN De stagiair die in het kader van de stageactiviteiten een bedrijfswagen bestuurt en een ongeval in fout veroorzaakt kan niet aansprakelijk gesteld worden voor de schade aan de bedrijfswagen noch voor de franchise. De Arteveldehogeschool kan evenmin aansprakelijk worden gesteld.
-
VERZEKERINGSATTEST De stagementor ontvangt een verzekeringsattest als bewijs dat de Arteveldehogeschool de noodzakelijke verzekeringscontracten afgesloten heeft.
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
15
Stagegids – stage2V2 – 2013 2014
16