SPECIFIEK ONDERZOEK Landstede Groep Onderzoek bestuurlijk handelen
Oktober 2014
Plaats: BRIN: Kenmerk: Onderzoek uitgevoerd in: Conceptrapport (herzien) verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
Zwolle 01AA 280135 Maart en april 2014 12 september 2014 30 oktober 2014
Inhoudsopgave 1 Inleiding ....................................................................................... 1 2 Conclusies en vervolgtoezicht ........................................................... 5 2.1 Conclusies ........................................................................... 5 2.2 Vervolgtoezicht .................................................................... 8 3 Bevindingen ................................................................................ 11 3.1 Geschiedenis als context ..................................................... 11 3.2 Onderbouwing oordelen ...................................................... 11 Bijlage 1: financiële kengetallen ........................................................ 23 Bijlage 2: Specificaties ontwikkeling kengetallen.................................. 25 Bijlage 3: Zienswijze College van Bestuur ROC Landstede ..................... 27
1 Inleiding De Inspectie van het Onderwijs voerde in maart en april 2014 een specifiek onderzoek uit naar het bestuurlijk handelen binnen de Landstede Groep. Dit onderzoek richt zich op de vraag of de focus van het bestuur voldoende gericht is op de continuïteit van de organisatie en op de kwaliteit van het primaire proces en de randvoorwaarden daarvoor. Voor deze vraagstelling heeft de inspectie een onderzoek verricht naar de huidige problemen en naar de verbetermaatregelen van het bestuur hierop. Het gaat hier om een specifiek onderzoek in de zin van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht. De aanleiding tot dit onderzoek: In de afgelopen jaren is gebleken dat bij de Landstede Groep op het gebied van de kwaliteit en financiën (sinds 2011) doorlopend tekortkomingen zijn geconstateerd. Deze problemen concentreerden zich met name in het mbo-deel van de instelling. Het vo-deel van de instelling liet de afgelopen jaren een betere kwaliteit van onderwijs zien. Ook was daar veel meer sprake van een verbetercultuur. De inspectie heeft in de afgelopen jaren risico’s en tekortkomingen bij het bevoegd gezag aangekaart en onderzocht. Het gaat dan om de kwaliteit van het onderwijs, kwaliteitsborging, financiële ontwikkelingen, algemene organisatie, uitbreiding op gebied van huisvesting, private activiteiten en bedrijfsgerichte activiteiten. De inspectie heeft sinds 2012 haar toezicht geïntensiveerd omdat zij op verschillende terreinen (kwaliteit, financieel en organisatie) problemen constateerde. Er hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden met het college van bestuur en de raad van toezicht over de volgende punten: De kwaliteit van het onderwijs van het mbo-deel van Landstede is al jaren een zorgpunt. De kwaliteit van onderwijs was bij veel opleidingen onvoldoende en verbeteringen bij opleidingen werden door de instelling onvoldoende vertaald naar andere opleidingen met dezelfde problematiek. Daardoor ontstond het effect dat als de ene opleiding door interventies van de inspectie werd verbeterd, een andere opleiding weer als risicovol/onvoldoende naar boven kwam. Tevens constateert de inspectie dat het college van bestuur van de instelling bij verbeteringen vaak reactief was en onvoldoende uitging van de noodzaak om de eigen kwaliteit op orde te brengen. De financiële ontwikkeling is met name met betrekking tot de continuïteit al enkele jaren een punt van zorg. De financiële kengetallen van met name het mbo vallen al enkele jaren onder de signaleringsgrenzen en met name in 2011 en 2012 is de financiële situatie zorgelijk geweest. Door verschillende ontwikkelingen is Landstede Groep sinds 2002 uitgegroeid tot een grote organisatie met veel entiteiten, wat er toe leidde dat bestuurbaarheid en beheersbaarheid van de gehele organisatie een vraag voor de inspectie werd. Naast de groepsvorming
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 1 van 30
van vijf nevengeschikte moederstichtingen heeft Landstede een grote hoeveelheid publieke en private organisaties onder zijn verantwoording genomen. De inspectie heeft geconstateerd dat deze complexe organisatie een grote mate van risico met zich meebrengt op het gebied van beheers- en bestuurbaarheid. Omdat de inspectie zich op basis van de hoeveelheid onderzoeken, de diversiteit van de onderwerpen en de resultaten van de onderzoeken zorgen maakte over de continuïteit van de onderwijsinstelling is besloten om een onderzoek uit te voeren naar het bestuurlijk handelen. In dit onderzoek zijn ook de verbeterpunten die het Landstede bestuur in 2013 heeft opgepakt meegenomen. Onderzoeksopzet Het onderzoek richt zich op de punten die gebaseerd zijn op bepalingen in de Wet Educatie Beroepsonderwijs, de branchecode mbo en de kamerbrief OCW 19-04-2013. De centrale vraag was of de focus van het bestuur voldoende gericht is op de continuïteit van de organisatie en op de kwaliteit van het primaire proces en de randvoorwaarden daarvoor. Deze vraag is verder uitgewerkt in de volgende te onderzoeken punten: Voorwaarden voor bestuurlijk handelen Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het bevoegd gezag zijn verdeeld. Het intern toezicht functioneert naar behoren. Bestuur en intern toezicht werken vanuit een open en integere bestuurscultuur. De omvang en inrichting van de organisatie zijn zodanig dat het bevoegd gezag naar behoren kan sturen. Strategisch beleid en randvoorwaarden als basis voor bestuurlijk handelen Het bestuur heeft strategisch inzicht en beleid ontwikkeld op het gebied van de kwaliteit en de financiële en personele randvoorwaarden voor de middellange termijn. Het bestuur bewaakt de randvoorwaarden. Bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën Het bestuur heeft zicht op de financiële situatie. Het bestuur evalueert en analyseert de financiële situatie. Het bestuur organiseert het financiële proces op deugdelijke wijze; het financiële beheer is op orde. Het bestuur neemt passende maatregelen indien de financiële situatie dat vereist. Bestuurlijke cultuur De bestuurlijke cultuur geeft voldoende vertrouwen voor de continuïteit en kwaliteit van de organisatie als geheel en alle organisatieonderdelen op zich.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 2 van 30
De bestuurlijke cultuur en aanpak heeft voldoende draagvlak in de organisatie om effect te kunnen hebben op de continuïteit en kwaliteit.
Het onderzoek richt zich hierbij op alle lagen in de organisatie, inclusief de raad van toezicht. In dit onderzoek worden de oordelen uit het reguliere toezicht meegenomen in de analyse en conclusies. Uitvoering van het onderzoek: Het onderzoek is uitgevoerd door een multidisciplinair team waarbij bestuurlijke kennis is gecombineerd met expertise op het gebied van voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, bedrijfsgerichte trajecten en financiën. Op 14 februari 2014 heeft de instelling haar reactie1 op de aankondiging van het onderzoek gegeven. Naar aanleiding daarvan heeft de hoofdinspecteur telefonisch gesproken met het college van bestuur. Het onderzoek is op 4 maart 2014 gestart met gesprekken met het volledige college van bestuur waarna met de drie leden van het college van bestuur individuele gesprekken zijn gevoerd. Vervolgens hebben in maart en april 2014 gesprekken plaatsgevonden met de oud-directeur financiën en zijn opvolger, de controller, alle vo- en mbo-directeuren, de studentenraad mbo, de helft van het aantal landschapsmanagers, de raad van toezicht, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad vo en de centrale ondernemingsraad mbo. Ook is een bezoek aan de ict-opleidingen op locatie Harderwijk A gebracht omdat daar veel signalen vandaan kwamen over de kwaliteit van het onderwijs en dit ook mogelijk inbreng voor het onderzoek bestuurlijk handelen zou kunnen opleveren. Voorafgaand aan en tijdens het onderzoek zijn documenten opgevraagd of door de instelling zelf aangeleverd. Vervolgens heeft een tweede gesprek met het college van bestuur plaatsgevonden alvorens op 22 april 2014 de eindgeprekken met enerzijds de raad van toezicht en anderzijds het college van bestuur gevoerd zijn. Op verzoek van de instelling heeft in augustus 2014 een gesprek plaatsgevonden naar aanleiding van een eerste rapportage. Dit heeft geleid tot een tweede versie van de rapportage die als concept is gehanteerd voor het definitieve rapport. Bij dit onderzoek zijn ook alle onderzoeken betrokken die mede de aanleiding voor het onderzoek naat bestuurlijk handelen zijn. Het gaat dan om de resultaten van die onderzoeken alsmede de gesprekken met de instelling en de onderliggende correspondentie. Het betreft onderzoeken vo, mbo, bedrijfsgerichte trajecten en financieel toezicht. Ook zijn reeds in 2013 gesprekken met het college van bestuur en de raad van toezicht gevoerd over de kwaliteit van het onderwijs en de continuiteit van de instelling. Onderzoeksperiode Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de maanden maart en april 2014. Alle informatie die de inspectie tot en met die periode verkregen heeft en zelf beschikbaar had, is gebruikt bij dit onderzoek. De financiële situatie over 2013 was echter nog niet vastgesteld voor 1 juli 2014. Alle ontwikkelingen na deze onderzoeksperiode zijn niet meegenomen behalve
1
Brief college van bestuur Landstede Groep
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 3 van 30
de definitieve financiële situatie over 2013. De resultaten van deze ontwikkelingen worden bekeken in het vervolgtoezicht. De conclusies van dit onderzoek zijn gebaseerd op de combinatie van geconstateerde feiten en informatie uit de diverse gesprekken in relatie tot ontvangen informatie in beleidsdocumenten en verslagen van bijeenkomsten. Een overzicht van de van de instelling ontvangen documenten staat in de bijlage. De resultaten van het onderzoek leiden tot het bepalen van het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 2 leest u de conclusies. De bevindingen van het onderzoek vindt u in hoofdstuk 3.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 4 van 30
2 Conclusies en vervolgtoezicht In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusies we trekken uit het onderzoek en wat het vervolgtoezicht is. 2.1
Conclusies
De inspectie ziet dat er door Landstede de nodige stappen worden gezet om de kwaliteit te verbeteren, de continuïteit te waarborgen en de risico’s te verminderen. Dat blijkt uit de verbeteringen die op verschillende terreinen waarneembaar zijn. De inspectie heeft dan ook vertrouwen in de richting van veranderingen die het bevoegd gezag en de raad van toezicht hebben ingezet en de eerste stappen die daartoe zijn gemaakt. Deze reeds ingezette verbeteringen behoeven een intensief en krachtig vervolg. In de komende periode moet blijken of de resultaten tot het gewenste effect leiden. Daartoe zijn met de instelling een aantal maatregelen en meetpunten afgesproken die door de inspectie worden gemonitord. Desondanks concludeert de inspectie dat er ten tijde van het onderzoek nog niet wordt voldaan aan voorwaarden voor goed bestuurlijk handelen. Binnen het college van bestuur zijn taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden onvoldoende duidelijk toegekend. Hierdoor is het voor de raad van toezicht maar ook voor directeuren onvoldoende mogelijk om de leden van het college van bestuur persoonlijk aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Ook op het niveau van de mbodirecteuren is onduidelijk hoe taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn belegd of is dat op zodanige wijze gebeurd dat de directeuren onvoldoende integraal kunnen sturen op de met hen afgesproken resultaten. Het onderwijskundig leiderschap is daardoor onvoldoende belegd in de organisatie. Tevens functioneert het intern toezicht niet naar behoren. De raad van toezicht heeft zich in de afgelopen jaren onvoldoende kritisch opgesteld ten aanzien van de ontwikkelingen. De raad van toezicht heeft onvoldoende kunnen aantonen dat men voldoende onafhankelijk van het college van bestuur heeft geopereerd, om aan haar taken zoals die zijn voorgeschreven op grond van de WEB, artikel 9.1.4 en de Branchecode mbo2 /(waar de instelling zichzelf aan heeft gecommitteerd) te voldoen. Daarbij moet ook de tegenspraak actiever worden georganiseerd. Het college van bestuur is in diverse overlegsituaties erg agenda- en informatiebepalend geweest. Door deze cultuur zijn transparantie en tegenspraak onder druk komen te staan. Wat betreft de omvang en complexiteit van de instelling zijn er in de afgelopen periode al maatregelen genomen, enerzijds in de vorm van een juridische herstructurering, anderzijds door vermindering van het aantal entiteiten. Het doorzetten van deze ontwikkeling is noodzakelijk om een goed bestuurbare organisatie te creëren. 2
‘Goed bestuur in de bve-sector’, Datum inwerkingtreding 1 januari 2009.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 5 van 30
Landstede heeft iedere vijf jaar haar strategie geformuleerd en een strategische onderbouwing van het onderwijsconcept geschreven. Echter de keuzes in en/of uitvoering van dit beleid hebben gedurende een flinke periode niet geleid tot positieve conclusies over de kwaliteit van het onderwijs en de financiële continuïteit. De financiële positie van de Landstede groep is bij de vier bekostigde onderwijsinstellingen van de Landstede groep in 2013 verbeterd. Het mbo heeft na enkele jaren de ontwikkeling van sterk verslechterende financiën omgebogen; al vallen twee van de drie financiële kengetallen in 2013 nog onder de signaleringsgrenzen. Ook in 2014 valt de Landstede groep nog onder aangepast financieel continuïteitstoezicht. De sterk verbeterde resultaten zijn mede het gevolg van incidentele meevallers zoals een boekwinst op verkochte panden en extra rijksbijdragen. Van de vo-instellingen is het beeld wisselend positief: de rentabiliteit is van alle drie positief, de solvabiliteit is van één vo-instelling nog zeer laag en bij een tweede is de liquiditeit nog beneden de signaleringsgrens. In de afgelopen vier boekjaren heeft Landstede zijn financiële verantwoording enkele keren gewijzigd. Ook worden er binnen de Landstede groep voor materiële vaste activa verschillende waarderinsgrondslagen gebruikt. De financiële informatie van de private tak van de Landstede Groep over 2013 is ons nog niet bekend. Daardoor is het (nog) niet mogelijk een actuele analyse te maken van de financiële ontwikkelingen van de Landstede Groep. In het afgelopen jaar (2013) heeft Landstede zijn financiële afdeling versterkt. Mede daardoor heeft de organisatie tussentijds zijn financiële resultaten en prognoses enkele keren aanzienlijk bijgesteld. Voor de komende jaren verwacht Landstede gestage verbetering van zijn financiële kerncijfers bij een gestabiliseerde omvang van het aantal deelnemers. Landstede Groep heeft een diversiteit aan private activiteiten ondergebracht in de Stichting Beheer en Deelnemingen. Na 2012 is het aantal entiteiten – mede door faillissementen - terug gebracht tot 26 op dit moment. Dit betreft de kinderopvang, welzijn, kringloopwinkels, de manege, service voor gebouwen beheer en diverse ict bedrijven. Een verdere afbouw van het aantal entiteiten is voorzien. De private activiteiten zijn over 2011 en 2012 verliesgevend gebleken. De omvang hiervan wordt niet duidelijk zichtbaar verantwoord in de begroting en jaarrekening van Landstede. Van de Stichting Beheer en Deelnemingen is over 2013 nog geen jaarrekening opgesteld, evenmin zijn tussentijdse resultaten van dit groepsonderdeel bekend. Het (private) eigen vermogen zal bij het tempo van verliezen in 2011 en 2012 binnen enkele jaren zijn verdampt. Het bestuur heeft de branchevreemde private activiteiten ondergebracht in een afzonderlijk stichting en daarmee meer op afstand van zijn publieke onderwijs geplaatst, maar heeft evenwel nog steeds de mogelijkheid om de verliezen van deze instelling te financieren vanuit publieke middelen. Daarbij vragen die activiteiten veel bestuurlijke en
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 6 van 30
organisatorische aandacht, die dan niet voor het onderwijs kan worden ingezet. 2.2 Ontwikkelingen In 2013 is door Landstede Groep een flinke beweging gestart om de knelpunten in de organisatie op te heffen. In 2013 en 2014 zijn en worden entiteiten afgestoten. Daarbij is het rapport van een groep externe adviseurs (de ‘Hoge Raad’) uit 2013 leidend. Het college van bestuur heeft de conclusies uit dit rapport integraal overgenomen. Deze reeds ingezette herziening van de organisatie wordt binnen afzienbare tijd (circa één jaar) verder doorgevoerd zodat Landstede Groep uiteindelijk voor alle organisatie-eenheden een bewuste en verantwoorde keuze voor wel of niet afstoten heeft gemaakt. Dit proces van afstoting van oneigenlijke onderdelen moet naar de mening van de inspectie fors doorgezet worden. Een scherpere focus op Landstede Groep als onderwijsorganisatie zorgt immers voor meer aandacht voor kwaliteit en continuïteit. Ten aanzien van de verbetering van de handelingsdynamiek van de directeuren is een proces opgestart, beginnend met een onderzoek door een extern deskundige. De uitkomsten van het rapport (LESI-rapport) worden gebruikt voor een doorontwikkeling in 2014, gericht op verbetering van de kwaliteit en positionering van de directeuren in de organisatie. De informatievoorziening is afgelopen jaar verbeterd en transparanter geworden. In de raad van toezicht zijn in 2013 vier nieuwe leden benoemd. Deze impuls heeft gezorgd voor een positieve ontwikkeling, zoals het instellen van de commissie onderwijskwaliteit door de raad van toezicht. De inspectie ziet dat de ontwikkelingen in de goede richting gaan, maar ziet ook dat er nog een flinke slag te maken is. Van zowel het college van bestuur, de raad van toezicht, als van de directeuren vraagt dit een duidelijke visie en daarop gebaseerde daadkrachtige beslissingen die grote veranderingen voor de organisatie met zich mee zullen brengen. Voor deze benodigde kwaliteitsslag, cultuuromslag en organisatieverandering zijn zowel een daadkrachtig college van bestuur als een goed functionerende, intern toezichthouder nodig. Dat stelt hoge eisen aan zowel de kwaliteit van de leden als de samenstelling van het college van bestuur en de raad van toezicht. Het doorvoeren van de verdere veranderingen is nodig om de continuïteit van de organisatie te garanderen en de onderwijskwaliteit te borgen. Daarom hebben de inspectie en Landstede concrete resultaatgerichte afspraken gemaakt voor het vervolgtoezicht. De conclusies worden nader onderbouwd in hoofdstuk 3.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 7 van 30
2.2
Vervolgtoezicht
De inspectie voert vervolgtoezicht uit om de verbetering van de kwaliteit en continuïteit van de organisatie in de komende jaren te monitoren. De hieronder beschreven lijn van toezichtsactiviteiten en het tijdpad zijn vanuit bestuurlijk oogpunt ingezet: 1. De basis op orde brengen in omvang en kwaliteit van het college van bestuur en de raad van toezicht, inclusief de formulering van de missie/visie, toekomstbeeld en bestuursreglement en/of statuten (september – december 2014). 2. Uitvoering van analyses van de organisatie o.b.v. geformuleerd beleid (september – december 2014), leidend tot besluitvorming over de diverse organisatieonderdelen. 3. Realisatie van de benodigde organisatorische maatregelen om verantwoordelijkheidslijnen op orde te brengen. Met het bestuur van Landstede zijn de onderstaande punten en termijnen voor verbetering van de organisatie, financiën en kwaliteit van het onderwijs besproken en het bestuur onderschrijft de verbeteracties hierop. De inspectie zal door middel van onderzoek vaststellen of de verbeteractiviteiten zijn gerealiseerd en tot het gewenste resultaat hebben geleid. Indien de verbeteractiviteiten onvoldoende worden uitgevoerd of er geconstateerd wordt dat daarbij sprake is van wanbeheer van een of meer bestuurders of toezichthouders kan de Minister van Onderwijs op grond van artikel 9.1.4a van de WEB een aanwijzing geven. Verbeteracties Bestuurlijk handelen 1 Bestuursreglement of statuten waarin de taken van de raad van toezicht worden vastgesteld. 2 De raad van toezicht geeft aan hoe men aan governance code van de branche voldoet. 3 Samenstelling college van bestuur op orde brengen zowel qua aantal leden als qua professionele kwaliteit. 4 Portefeuilles van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van college van bestuur zijn vastgesteld en duidelijk vastgelegd.. 5 Actualiseren missie/visie/strategisch beleid en organisatiekenmerken voor komende jaren voor Landstede groep. 6 Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeuren en landschapsmanagers in de mbo-organisatie worden zodanig op orde gebracht dat de verantwoordingslijnen duidelijk zijn. 7 Duidelijkheid creëren rondom rol en taken alsmede financiële situatie centraal servicebureau in relatie tot uitvoeringsdelen onderwijs. 8 De samenstelling van de raad van toezicht dient in overeenkomst te worden gebracht met de
Wanneer 1 september 2014 1 september 2014 1 november 2014
31 december 2014
31 december 2014
31 december 2014
31 december 2014
31 december 2014
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 8 van 30
9
1
2 3 4
5 6
6
Branchecode. Leden in de raad van toezicht die per 31 december 2014 langer dan twee periodes van vier jaar zitting hebben in de raad van Landstede Groep en of voorgangers maken ruimte voor nieuwe leden. Verder heroverweging van alle activiteiten en de organisatie op basis van deze heroverwegingen op orde brengen.
Financiën Er worden geen nieuwe (private) activiteiten onder de publieke takken opgestart anders dan dat zij een directe bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs en voldoen aan de notitie Helderheid. De jaarrekening geeft een consistent beeld en is historisch beter vergelijkbaar. De waardering en kosten van het vastgoed worden bepaald naar bedrijfswaarde en/of aanschafwaarde of historische kostprijs. De begrotingen en exploitaties per onderdeel op tenminste een neutraal resultaat sturen.
31 december 2015
Wanneer Per onmiddellijk
Het groepsonderdeel Deelneming Private activiteiten wordt financieel geheel losgekoppeld van de rest van de Landstede Groep. Per onderdeel (brinnummer) van de Landstede Groep wordt zo snel mogelijk aan de signaleringswaarden van solvabiliteit (> 0,3), liquiditeit (> 0,5) en rentabiliteit (> 0%) voldaan. Voor het Agnieten / De Boog is meer hersteltijd nodig om aan de signaleringswaarden van solvabiliteit (> 0,3), liquiditeit (> 0,5) en rentabiliteit (> 0%) te voldoen.
31 december 2014 31 december 2014 31 december 2014
31 december 2014 31 december 2016
31 december 2017
Onderwijskwaliteit Met betrekking tot de onderwijskwaliteit lopen er diverse onderzoeken. De inspectie rapporteert afzonderlijk over deze onderzoeken. De rapporten worden op de website van de inspectie gepubliceerd. Naast het onderzoek naar deze verbeteractiviteiten voert de inspectie mede naar aanleiding van het onderzoek naar bestuurlijk handelen twee aanvullende onderzoeksactiviteiten uit. Een kwaliteitsonderzoek naar de ICT-opleidingen bij Harderwijk A. Dit onderzoek komt voort uit de signalen die de inspectie ontvangen heeft en het oriënterend bezoek dat de inspectie naar aanleiding van de signalen aan de locatie heeft gebracht. Een onderzoek bij Bison B.V., een van de onderdelen van Landstede Groep. Dit onderzoek komt voort uit meerdere signalen die de inspectie heeft ontvangen rondom de gang van zaken bij deze organisatie.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 9 van 30
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 10 van 30
3 Bevindingen In dit hoofdstuk geven we een nadere toelichting op de conclusie. 3.1
Geschiedenis als context
Om de conclusies in de juiste context te plaatsen is het van belang de geschiedenis van de organisatie te duiden. In de geschiedenis van Landstede Groep zijn duidelijk verschillen te constateren tussen enerzijds het oorspronkelijke mbo-onderdeel van de Landstede Groep met daaraan gekoppelde private activiteiten en anderzijds de scholen voor voortgezet onderwijs. Dit onderscheid was zichtbaar in de samenstelling en het opereren van het college van bestuur. Vanaf 2009, en tot medio 2013 bestond het college van bestuur uit twee leden van de oorspronkelijke mbo-organisatie en twee leden van de meer recent toegevoegde voorganisaties. Waar bij de vo-organisatieonderdelen de focus gericht was op kwaliteit van het onderwijs en de borging daarvan, bleek in het mbo-deel de kwaliteit van het onderwijs, kwaliteitsborging en de financiële situatie niet op orde. Intussen is het aantal leerlingen bij de vo-onderdelen groter dan het aantal deelnemers in het mbo-onderwijs. In de periode van 2008 tot eind 2012 is Landstede Groep gegroeid door samenvoegingen van mbo-scholen in Zwolle, Harderwijk en Raalte met voscholen in een ruime regio.3 Ook zijn in de genoemde periode diverse andere private activiteiten toegevoegd zoals een manege, diverse ictbedrijven en nog meerdere bedrijven. Dit naast de voor 2012 aanwezige private activiteiten van Landstede zoals kringloopwinkels, kinderopvangbedrijven, welzijnorganisaties en een reisorganisatie,. Inmiddels zijn enkele van de bedrijven failliet. Diverse van deze private activiteiten zijn niet direct gelieerd aan het onderwijs. Ook nieuwe deelnames in niet-bekostigde instellingen zijn in deze periode aan de orde geweest. 3.2
Onderbouwing oordelen
A. Voorwaarden voor bestuurlijk handelen De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn binnen het college van bestuur niet in duidelijke, vastgelegde portefeuilles verdeeld, het college van bestuur werkt in alle situaties altijd met twee mensen maar dit is qua samenstelling vaak wisselend. Deze volledige deling van portefeuilles betekent dat de aanspreekbaarheid van de individuele leden van het college van bestuur op hun verantwoording niet mogelijk is. In deze situatie zijn er voor de raad van toezicht als intern toezichthouder onvoldoende handvatten om de individuele leden van het college van bestuur aan te spreken op hun verantwoordelijkheid.
3
Het voortgezet onderwijs van het Vechtdal College heeft een andere positie in de organisatie, omdat deze school geen onderdeel van Landstede Groep is, maar het college van bestuur van Landstede Groep ook college van bestuur van Vechtdal College is.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 11 van 30
Ten tijde van het onderzoek waren er flinke haarscheuren in de eenheid van het huidige college van bestuur zichtbaar: uitspraken werden wel gezamenlijk gedaan, maar er waren verschillen in veranderbereidheid en opvattingen over de noodzaak van veranderingen. Binnen het college van bestuur leidt dit al een enige tijd tot spanningen, waardoor er risico’s voor de totstandkoming van noodzakelijke veranderingen zijn. Uit de verslagen van de raad van toezicht maar ook uit de diverse gesprekken die de inspectie voerde, blijkt ook dat de opvattingen over noodzaak en urgentie van veranderingen verschillen. Voor met name het mbo hingen keuzes ook samen met de ondernemende, maatschappelijk betrokken organisatie die men wilde zijn. Dit leidde ook vrij recent nog tot keuzes in participatie, overname of samenwerking die niet onderbouwd zijn vanuit strategisch vastgelegd beleid, zoals deelname in een buiten de regio gelegen niet bekostigde instelling. De afgelopen jaren zijn er forse mutaties in het college van bestuur geweest. De komst van de twee nieuwe leden in 2009 heeft weliswaar nieuwe inzichten gebracht, maar er was niet altijd sprake van eenduidigheid binnen het college. Rond de zomer van 2013 is van een van de leden van het college van bestuur afscheid genomen en recentelijk heeft de voorzitter van het college van bestuur besloten om zijn functie neer te leggen. Voor het juiste vervolg is het nodig dat het college van bestuur qua omvang en kwaliteit op kracht wordt gebracht en dat er sprake is van een stabiel bevoegd gezag. De werving voor een nieuwe voorzitter is in juni 2014 gestart en inmiddels afgerond. 4 Het intern toezicht functioneert niet naar behoren. De raad van toezicht heeft in de voorgaande jaren onvoldoende laten zien dat men als intern toezichthouder opgetreden heeft ten aanzien van de in dit rapport benoemde negatieve ontwikkelingen van de organisatie. De inspectie heeft dat afgeleid uit zowel de verkregen documenten als uit de gevoerde gesprekken. Er was wel betrokkenheid bij de organisatie, bij diverse gelegenheden waren namelijk leden van de raad aanwezig. De raad van toezicht handelt niet onafhankelijk genoeg. De raad is van oudsher erg afhankelijk van het college van bestuur wat betreft de informatievoorziening. Ook blijkt uit notulen dat de raad in diverse situaties alleen afging op mondelinge informatie van het college van bestuur, omdat de schriftelijke informatie niet vooraf werd verstrekt of niet van voldoende kwaliteit was. Dit roept ernstige twijfels op over de kwaliteit en borging van de beslissingen. Interne en externe geluiden over de zorgelijke situatie zijn door de raad van toezicht wel vernomen maar men heeft te weinig acties ondernomen en consequenties getrokken. Van de kant van de inspectie5 maar ook het Ministerie van OCW is er richting Landstede Groep met betrekking tot het mbo en de private activiteiten al jaren op gewezen dat zaken niet op orde waren, veranderingen werden voor 2013 echter niet of niet afdoende doorgevoerd.
4 5
September 2014 Inspectie: brieven februari en september 2014
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 12 van 30
De instelling heeft zich gecommitteerd aan de branchecode. De raad van toezicht dient op grond van artikel 9.1.4. derde lid onder d van de WEB toe te zien op de naleving van wettelijke verplichtingen en de omgang met de branchecode, bedoeld in artikel 2.5.4, eerste lid, door het college van bestuur. Ten tijde van het onderzoek voldoet de raad van toezicht niet aan de Branchecode mbo, artikel 4.1.2., omdat leden langer dan twee periodes van vier jaren lid zijn. Verdere vernieuwing van de raad van toezicht is overigens ingezet. De jaarlijkse evaluatie van het college van bestuur door de raad van toezicht voldoet niet aan artikel 4.1.5 van de branchecode. De door de inspectie ontvangen gespreksverslagen, bedoeld als jaarlijkse evaluatie van het college van bestuur, leveren met name geen beeld op van de evaluatie over de prestaties van de instelling en de bijdrage van de leden van het college van bestuur aan de prestaties van het afgelopen jaar. Het intern toezicht voldoet daarmee niet aan artikel 4.1.1 van de Branchecode mbo. De inhoud van de gespreksverslagen met de individuele leden van het college van bestuur in 2013, is niet binnen de raad van toezicht gedeeld en heeft ook niet geleid tot acties. In deze gespreksverslagen hebben 2 van de 3 leden van het college van bestuur tegenover de remuneratiecommissie aanzienlijke zorgen over de situatie geuit. Het derde lid van het college van bestuur geeft in het gespreksverslag een geheel ander beeld weer van de situatie, hetgeen ook duidt op de eerder genoemde grote verschillen binnen het college. Daarbij is binnen de raad van toezicht geen sprake van een algehele informatiedeling als het gaat om het functioneren van het college van bestuur. Daardoor is ook de transparantie binnen de raad onvoldoende. Daarnaast heeft de raad in de afgelopen jaren geen initiatieven genomen om zelfstandig informatie in te winnen van functionarissen en externe adviseurs van de instelling, ondanks dat er genoeg aanleidingen waren gezien de kwaliteits- en continuiteïtsproblemen van de instelling. Alle informatie die de raad heeft gebruikt, is alleen via het college van bestuur beschikbaar gesteld. Dit terwijl op grond van artikel 9.1.3 van de WEB en de artikel 4.1.1., vierde lid van de Branchecode van de raad een actieve houding wordt verwacht bij de uitoefening van haar taken. Er is geen vastgesteld Bestuursreglement (zie artikel 9.1.7., eerste lid, van de WEB), waarin de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het College van Bestuur en de raad van toezicht als intern toezichthouder is vastgelegd. Ook op grond van van de Branchecode zouden de taken en de werkwijze van de raad van toezicht moeten worden vastgelegd in de statuten en/of het bestuursreglement. Hier is geen sprake van. De raad van toezicht voldoet hiermee niet aan de voor haar neergelegde vereisten in de WEB en de Branchecode. Uit de gesprekken met en de verslagen van vergaderingen van de GMR en COR blijkt dat beslissingen over uitbreiding van de organisatie door het college van bestuur zijn genomen ondanks dat GMR en COR daar tegen waren. Het beslistraject over en de meerwaarde van deelnames of het eigenaarsschap van private onderdelen was niet altijd duidelijk. In de
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 13 van 30
gesprekken die de inspectie voerde kwam vooral naar voren dat dit een zaak van het college van bestuur was waar men te weinig zicht op had. In het kader van transparantie en organisatie van tegenkrachten is het noodzakelijk dat de communicatie met en het draagvlak in de organisatie wordt georganiseerd. Hiervoor is een cultuuromslag nodig, enerzijds in de verhoudingen tussen de diverse geledingen maar vooral in het organiseren en toestaan van tegenspraak. Dit kost tijd en vergt een goede visie van het college van bestuur op de gewenste organisatie en de implementatie daarvan, alsmede de communicatie daarover met alle belanghebbenden. Immers de omvang van het takenpakket van de bestuurders en de aandacht die de niet direct aan onderwijs gerelateerde onderdelen van de organisatie daar binnen vergen, kunnen ervoor zorgen dat het bestuurlijk handelen met betrekking tot het toch al omvangrijke publieke onderwijs niet optimaal verloopt. Wat omvang betreft bestaat Landstede Groep uit vele bekostigde en nietbekostigde onderdelen. Daarnaast heeft Landstede gelieerde verbanden met andere rechtspersonen. Vele rechtspersonen binnen Landstede hebben private activiteiten die geen of in geringe mate directe bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Daarmee is de aandacht voor de maatschappelijke opdracht van de onderwijsinstelling deels verlegd naar andere zaken. Ook loopt de invulling van de maatschappelijke opdracht gevaar doordat voor het private deel een (te) groot beroep op de bestuurlijke kwaliteit moet worden gedaan. In het verleden is de organisatie aan alle kanten en op verschillende manieren gegroeid, maar dit waren niet altijd keuzes die de kwaliteit van het onderwijs ten goede kwamen. Het zorgde zelfs voor grote risico’s voor de continuiteit door risicovolle deelnames of faillissement. Landstede heeft in een voorgaande periode de stimulans van het departement om als roc ondernemend te zijn, vertaald in de eigen keuze om risicodragend in private ondernemingen te partciperen of zelfs geheel over te nemen. Voorbeelden hiervan zijn kringloopwinkels, kinderopvang, een manege, een ict-bedrijf, etc. Achterliggende gedachte was dat men op deze manier bpv- en leerplekken voor mbo-deelnemers zou kunnen organiseren. Deze bpv- en leerplekken waren evenwel ook op andere manieren realiseerbaar. Ook deelnames in niet bekostigde onderwijsinstellingen hebben plaatsgevonden, waarbij het de vraag is wat dit opleverde voor de Landstede Groep en met name de studenten/leerlingen. Bij één participatie gaat het ook om opleidingen die volledig en ver buiten de regio plaatsvinden. Bij overname of participatie kunnen er financiële risico’s zijn voor de organisatie. In een aantal gevallen heeft dit ook gespeeld. Immers kan er sprake zijn van verlies of faillissement hetgeen uiteindelijk gevolgen kan hebben voor ook de bekostigde onderdelen. Vanuit de ambitie om in de regio te voorzien in een goed onderwijsconcept heeft Landstede in de loop der jaren vele vo-scholen aan de organisatie toegevoegd.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 14 van 30
In het mbo is het aantal deelnemers gegroeid, deels door onvoorziene groei van bestaande opleidingen, maar ook deels door uitbreiding naar Dronten en Lelystad. Het college van bestuur geeft aan dat deze groei – vanwege de geldende financieringsconstructie - de oorzaak is van de financiële problemen, maar de inspectie merkt hierbij op dat het vooral ook keuzes zijn die het college van bestuur zelf gemaakt heeft. De t-2 financiering die hiermee te maken heeft, is al sinds jaar en dag bekend en had beter meegewogen moeten worden in de overwegingen voor groei. Voor de groei van de verschillende bekostigde onderdelen verwijzen wij naar tabel 6 in de bijlage. Al met al is het aantal entiteiten onder Landstede Groep in de loop der jaren tot 2012 sterk gestegen en zijn zowel de risico’s als de bestuurlijke last toegenomen. In 2012 bestond Landstede Groep uit 38 rechtspersonen en had zij met nog eens 12 rechtspersonen een langdurig financiële relatie in de vorm van een kapitaalsdeelneming of bestuurlijke zeggenschap. De beheersbaarheid en bestuurbaarheid van het aantal onderdelen naast de grootte van vo als mbo met de daarbij horende grote verscheidenheid en risico’s roept op zijn minst vragen op. Onderdelen met risico’s op financieel gebied moeten in elk geval afgestoten worden en de organisatie moet terug naar de kernactiviteit: het onderwijs. Ook in het rapport van “de Hoge Raad” is dit overigens opgenomen en heeft Landstede Groep dit ook al deels gerealiseerd. Op dit moment is het aantal entiteiten terug gebracht tot 15. De matrixsituatie in het mbo is dermate complex en onduidelijk dat transparantie en verantwoordelijkheidslijnen onvoldoende zijn om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen. Directeuren sturen op hun locatie teams aan, zijn verantwoordelijk voor het personeel en de financiën, maar kunnen hun integrale verantwoordelijkheid niet nemen doordat landschapsdirecteuren en in hun verlengstuk de landschapsmanagers zich rechtstreeks met het onderwijs bemoeien. Het onderwijskundig leiderschap is daarmee niet goed belegd. Tevens ervaren de directeuren de kwaliteit en transparantie van de informatievoorziening als onvoldoende. Door de matrixorganisatie, het ontbreken van onderwijskundig leiderschap en de onvoldoende informatie is voor de mbodirecteuren sturing op kwaliteit onvoldoende mogelijk. Het externe LESI-rapport bevat conclusies over de positie en handelingsdynamiek van directeuren. Als deze conclusies moeten leiden tot een verbetering van deze positie, is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de informatie, de transparantie en verantwoordelijkheidslijnen zodanig aangepast worden dat alle directeuren hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en daarop ook aangesproken kunnen worden. Er is op dit gebied een verandertraject gestart waarin LESI een begeleidende rol heeft.
B. Strategisch beleid en randvoorwaarden als basis voor bestuurlijk handelen Het bestuur heeft tot 2013 in de uitvoering van het beleid op het gebied van de kwaliteit en de financiële en personele randvoorwaarden voor de
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 15 van 30
middellange termijn onvoldoende resultaten behaald op het gebied van de kwaliteit en kwaliteitsborging van het mbo. Daarnaast zijn er risico’s geweest door de uitbreiding van de organisatie met bekostigde en nietbekostigde onderdelen en zijn er tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van de financiën. Er wordt in diverse documenten gewezen op de externe factoren die de oorzaak of aanleiding zouden zijn voor genomen beslissingen en er is onvoldoende naar het eigen handelen gekeken. Het college van bestuur wees op het stimuleren van ondernemerschap door het Ministerie van OCW in het verleden. De directe relatie tussen het beleid en de gemaakte keuzes ontbreekt. Hetzelfde geldt voor de organisatie van stageplekken voor het mbo door het deelnemen in of de overname van private activiteiten. Groei van de organisatie en de keuzes daardoor zijn min of meer als gegeven beschouwd en niet als onderdeel van een bewust uitgevoerd strategisch beleid. De informatiesystemen met betrekking tot financiën en opbrengsten leverden tot voor kort onvoldoende informatie of deze was kwalitatief onvoldoende. Goed bestuurlijk handelen wordt daardoor moeilijk. Tevens was de transparantie van de informatie onder de maat. Ook zijn de rol en taken alsmede de financiële situatie van het centraal servicebureau in relatie tot de uitvoeringsdelen van het vo- en mbo-onderwijs in ontwikkeling. Het gaat dan met name om de kwaliteit van de dienstverlening en de bijdrage die de verschillende onderwijsonderdelen af moeten staan voor het in stand houden van deze dienstverlening. C. Bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën Per 1 januari 2009 is de bestuurlijke unie van de mbo instelling Stichting Landstede6 en die van de vo-instellingen Stichting Agnieten / De Boog7 , Stichting Ichtuscollege8 en Stichting CVMBO9 leidend tot de Landstede Groep geëffectueerd. In de afgelopen vier boekjaren is de samenstelling van de financiële verantwoording vier keer gewijzigd. De jaarrekening 2013 van de Stichting Bestuur Landstede groep is op dit moment (begin september 2014) nog niet beschikbaar. Daardoor is het (nog) niet mogelijk een actuele financiële analyse van de Landstede als groep te maken. Op basis van de negatieve ontwikkeling van de primaire financiële kengetallen van de Landstede Groep, die alle drie onder de signaleringswaarden van OCW staan (ultimo 2012: solvabiliteit II 0,26; liquiditeit 0,26; rentabiliteit – 3,4%), zijn alle instellingen van deze groep sinds eind 2012 bij de inspectie onder aangepast financieel continuïteitstoezicht geplaatst. Voor de kengetallen van elk van de bekostigde instellingen van de Landstede groep verwijzen wij naar tabel 1,3,4 en 5 in bijlage 2.
6 7 8 9
Bevoegd gezag nummer 40810 Bevoegd gezag nummer 41430 Bevoegd gezag nummer 41429 Bevoegd gezag nummer 41158
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 16 van 30
De financiële ontwikkeling van het mbo heeft een sterke relatie met de omvangrijke investeringen in materiële vaste activa over de jaren 2007 tot en met 2011 (zie hiervoor ook tabel 2). Het vermogensbeslag hiervoor enerzijds en de oplopende kosten hiervan anderszijds hebben de financiële kengetallen tot en met 2012 aanzienlijk onder druk gezet. Daarvan valt de solvabiliteit nog lager uit indien een conservatievere – en in de sector meer gebruikelijke - waardering op aanschafwaarde en/of historische kostprijs zou worden toegepast. In een iets mindere mate geldt ook voor twee (van de drie) vo instellingen dat investeringen invloed hebben op hun verslechter(en)de financiële kengetallen. In tegenstelling tot het mbo wordt de materiële vaste activa van het vo van Landstede groep gewaardeerd tegen aanschafwaarde en/of historische kostprijs. De totale omvang van gebouwen als onderdeel van de materiele vaste activa is aanzienlijk groter dan de interne normen van Landstede. In het vo is dit circa 30% en in het mbo circa 50%. De geconsolideerde jaarrekening 2012 van de Landstede groep geeft een gesegmenteerd beeld van de financiele ontwikkelingen van de mbo en voinstellingen. De drie bekostigde vo instellingen van de groep hebben eigen jaarrekeningen waarvan de waarderingsgrondslag voor materiële vaste activa afwijken van die van het mbo. In de geconsolideerde jaarrekening van de Landstede Groep is voor de materiële vaste activa één waarderingsgrondslag gehanteerd. De verschillen met de waardering van de materiële vaste activa van de vo-instellingen is niet toegelicht. In het afgelopen jaar (2013) heeft Landstede tussentijds zijn financiële resultaten en prognoses en liquiditeitsprognoses enkele keren aanzienlijk moeten bijstellen. Dit is overigens mede het gevolg van de versterking van de financiële functie van de Landstede groep. In 2012 is een concerncontroller aangetrokken en in 2013 is de financiële functie opgesplitst in financiën en huisvesting en is een nieuwe financiële directeur aangetrokken. Mede daardoor zijn in de afgelopen twee jaar de financiële overzichten en prognoses verder ontwikkeld en is het inzicht in de financiele positie en verwachtingen verbeterd. Onderstaand worden de financiële kengetallen van elk van de bekostigde instellingen van de Landstede groep behandeld. Mbo-Stichting Landstede (zie tabel 1 bijlage 2) De sterke toename van de solvabiliteit II (inclusief voorzieningen) van Stichting Landstede in 2008 is het gevolg van een wijziging van de waardering van de materiële vaste activa van historische kostprijs / aanschafprijs naar een hogere actuele waarde. Zonder deze boekhoudkundige aanpassing zou de solvabiliteit II gestaag zijn gedaald tot circa 0,10 eind 2012 tegenover een gemiddelde solvabiliteit II van 0,52 van de branchegenoten (ROC’s). In 2013 is de solvabiliteit II lichtelijk verbeterd van 0,26 naar 0,27. De liquiditeit is in de drie boekjaren ruim onder de signaleringsgrens is gedoken. Tegenover een gemiddelde liquiditeit eind 2012 van de
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 17 van 30
branchegenoten van 0,95 is die van Landstede 0,24. In 2013 stijgt deze licht, maar de omvang van de liquide middelen van Landstede is laag. Eind 2012 had Landstede de grens van zijn (aanvullende) bankkrediet overschreden. De rentabiliteit toont over de jaren een sterk wisselend beeld, met over 2011 en 2012 negatief opgelopen tot -4,5% tegenover 0,3% gemiddeld van de branchegenoten. De oorzaken hiervan vallen globaal uiteen in het wegvallen van een deel van de baten en het oplopen van kosten. Uit de tabel (zie bijlage) over de ontwikkeling van diverse posten uit de jaarrekeningen van Landstede blijkt dat aan de batenkant vooral overige opbrengsten zijn weggevallen (kinderopvang, welzijn en dergelijke) en in mindere mate de overige overheidsbijdrage (educatie) is afgenomen. Anderzijds blijkt dat met name de huisvestingskosten gestaag en sneller gestegen zijn dan zowel de andere kosten posten als de totale baten. Over 2013 is het resultaatsterk verbeterd tot 4% positief. Dit is vooral het gevolg van incidentele baten zoals verkoop met boekwinst van enkele panden en hogere rijksbijdragen. Voor de komende jaren verwacht Landstede een gestage verbetering van zijn financiële kerncijfers bij een gestabiliseerde omvang van het aantal deelnemers. vo-school Agnieten/De Boog (zie tabel 4 in bijlage 2) De solvabiliteit van Agnieten / De Boog is in 2013 licht verbeterd, maar nog zeer zwak. Daarbij was de absolute omvang van de liquide middelen van deze instelling eind 2012 zeer beperkt. Dit is in 2013 verbeterd met het aangaan van een langlopende lening. De rentabiliteit is een aantal jaren wisselend positief en negatief. Voor verdere specificaties zie bijlage 3. vo-school Ichthus (zie tabel 5 in bijlage 2) De solvabiliteit en liquiditeit van Ichthus zijn al een aantal jaren stabiel en ruim boven de signaleringswaarden. De negatieve rentabiliteit is na een aantal jaren van aanvolgende in 2013 tot positief omgebogen. Voor verdere specificaties zie bijlage 3. vo-school CVMBO (zie tabel 6 in bijlage 2) De solvabiliteit en liquiditeit van het CVMBO zijn in 2011 en 2012 onder druk komen te staan door investeringen in materiële vaste activa, die grotendeels met eigen liquide middelen zijn betaald. In 2013 zijn beide kengetallen verbeterd. De rentabiliteit is na een aantal jaren van wisselend positief en negatief al enkele jaren stijgend positief. Voor verdere specificaties zie bijlage 3. Ontwikkeling van investeringen in materiële vaste activa en hieraan gerelateerde kosten van Landstede groep Uit tabel 2 in bijlage 2 blijkt dat de ontwikkeling van de financiële kengetallen leidend tot de huidige financiële positie niet los kan worden gezien van het beleid van het bestuur van Landstede met betrekking de investeringen in materiële vaste activa vanaf 2007 in met name het mbo. Het mbo van Landstede (Stichting Landstede) heeft vóór 2007 een groots meerjarig investeringsplan opgesteld en waarvan de uitvoering in 2012 nagenoeg is afgerond. Hieraan is over die jaren in totaal circa € 99,2 mln.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 18 van 30
uitgegeven. Hiervan betreft circa € 57,1 mln. gebouwen en circa € 42,1 mln. inventaris en apparatuur (waaronder ict). De vo-instellingen van de Landstede groep hebben over die jaren circa € 17,6 mln. geïnvesteerd in activa waarvan € 11,8 mln. in gebouwen en terreinen. De verhouding tussen de omvang van de materiële vaste activa in relatie tot de totale baten eind 2012 is voor het mbo van Landstede 1,37 tegenover 0,75 van de branchegenoten. De verhouding tussen de omvang van de materiële vaste actvia in relatie tot de totale baten eind 2012 van de vo-instellingen van Landstede is 0,24 tegenover 0,28 van de branchegenoten. De kosten voor huisvesting (huisvestingslasten en afschrijvingen) zijn in die jaren met 40% gestegen tegenover een stijging van 13% van de totale lasten. De verhouding tussen de kosten voor huisvesting en de totale lasten is bij Landstede 0,18 tegenover 0,14 van de branche. Daarnaast zijn de jaarlijkse (per saldo) rentelasten in 2012 ten opzichte van 2006 met ruim € 3 mln. (600%) gestegen tot € 3,7 mln. Deze lasten hebben een direct verband met de gestegen externe langlopende leningen waarmee een groot deel van de investeringen zijn gefinancierd. Tegenover de kosten voor huisvesting en financieringslasten van het vastgoed kunnen verhuuropbrengsten worden geplaatst, die in 2012 ruim € 1,8 mln. bedroegen (in 2006 circa € 1,6 mln.). Per bekostigde deelnemer/leerling (totaal 12.516per 1-10-2012, waarvan mbo 10.979 en vo 1.537) bedragen de kosten van huisvesting (exclusief het saldo van rentelasten en huuropbrengsten) € 1.383, tegenover €1.053 gemiddeld van ROC’s10 in 2012. In het jaarverslag 2012 maakt Stichting Landstede melding van zijn huisvestingsgegevens. Hieruit blijkt dat het ROC met een bruto vloeroppervlakte van ruim 84.000 m2 bijna 29.000 m2 (52%) meer heeft dan volgens Landstede de norm is (55.000 m2). Private activiteiten Er zijn geen resultaten over 2013 of tussentijdse resultaten van de private activiteiten bekend. Het (private) eigen vermogen zal bij het tempo van verliezen van de afgelopen twee jaren (2011 en 2012) binnen enkele jaren zijn verdampt. Onderstaand worden de instellingen van de Landstede Groep afzonderlijk behandeld. De reden hiervan is dat volgens de onderwijswetgeving de instellingen van het vo en mbo niet aan elkaar mogen uitlenen. Ook het beleid met betrekking tot de private activiteiten heeft invloed op de rentabiliteit. De private – niet direct onderwijs gerelateerde activiteiten van Stichting Landstede (mbo) betreffen contractonderwijs en onderzoek, werk in opdracht voor derden, verhuur, detachering, sponsoring en een niet nader gespecificeerde post overige baten. Deze baten bedragen in 2012 in totaal circa € 8,1 mln. en vormen daarmee ongeveer 8,6% van de totale baten. Daarnaast heeft de Landstede Groep een diversiteit aan private activiteiten ondergebracht in 26 afzonderlijke rechtspersonen in de Stichting Beheer en Deelnemingen. Dit betreft de kinderopvang, welzijn, kringloopwinkels, de manege, service voor 10
Bron DUO Financiële gegevens BVE 2008-2012 en bekostigde deelnemers 2012
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 19 van 30
gebouwen beheer en diverse ict bedrijven. Volgens de (geconsolideerde) jaarrekening 2012 bedragen de totale baten van private activiteiten €19,6 mln. (inclusief € 8,1 mln. van Stichting Landstede en in totaal € 1,6 mln. van de drie vo instellingen) en vormen daarmee circa 11,3% van de totale baten. Over 2012 heeft de Landstede Groep een negatief resultaat op private activiteiten geleden van € 1,7 mln. D. Bestuurlijke cultuur Aan verbetering van de bestuurlijke cultuur wordt gewerkt. Er zijn tijdens het onderzoek al verbeteringen geconstateerd en de ingezette lijn geeft voorzichtig vertrouwen dat de verbeteracties en –plannen de organisatie de goede richting uit sturen. De resultaten moeten in komende periode uitwijzen of dit ook het geval is. Er was onvoldoende transparantie binnen de Landstede Groep. Zowel binnen de bestuurlijke lagen als tussen de bestuurlijke lagen is de afgelopen jaren onvoldoende informatie gedeeld. Ook werd er onvoldoende tegenspraak georganiseerd. Uit de diverse gesprekken is gebleken dat men ervoer dat er niet altijd ruimte was voor in- of tegenspraak. Ook was de informatie voor de raad van toezicht, de (centrale) ondernemingsraad en de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad vaak niet tijdig beschikbaar of werd de kwaliteit daarvan niet altijd als toereikend ervaren. Transparantie in informatievoorziening, afspraken en regels rondom besluitvorming, zonder doorzettingskracht te verliezen, zijn nodig om de continuïteit van Landstede te kunnen waarborgen. Het bestuurlijk handelen is vanuit het mbo vooral gedurende de jaren 2007-2012 gericht geweest op extern, ondernemend gedrag. Op zich passend in de tijdgeest, maar met een eigen keuze voor de invulling daarvan. Dit uitte zich in uitbreiding van eigen activiteiten maar ook overname van en/of samengaan met andere publieke en private organisaties. Deze uitbreidingen zijn vaak wel ingegeven vanuit een sociaal maatschappelijke betrokkenheid en werden door het college van bestuur deels verklaard vanuit onderwijskundige argumenten, maar onvoldoende doordacht vanuit de continuïteit en bestuurbaarheid van de organisatie. Daarbij richtte het college van bestuur zich in het mbo-deel vooral op ondernemen, creativiteit en nieuwe onderwijsconcepten maar bleef de borging van de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs achter. Dit bleek uit de resultaten van de vele inspectieonderzoeken. Daarbij is door diverse leden van het college van bestuur in de afgelopen jaren meerdere malen in het overleg met de inspectie aangegeven dat men verbeteractiviteiten vooral ondernam omdat de inspectie de opdracht had gegeven. Het zelf bewust zijn van de mogelijke risico’s en problemen is door de inspectie als onvoldoende ervaren, omdat men in het mbo alleen actie ondernam als de inspectie dat aangaf. Ook werden verbeteracties niet breed doorgevoerd, maar alleen op de geconstateerde situatie. De verbetercultuur was derhalve ontoereikend. In de bestuurlijke gesprekken van de inspectie die met het college van bestuur in februari en september 2013 en met de raad van toezicht in maart 2013 bleek dit telkens weer naar boven te komen.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 20 van 30
Kwaliteit van het onderwijs Bij het mbo zijn de afgelopen jaren door de inspectie vele kwaliteitsonderzoeken en onderzoeken naar kwaliteitsverbetering uitgevoerd. Van de 116 verzorgde opleidingen zijn er volgens de situatie in mei 2014 nog 10 met onvoldoendes voor onderwijsproces en/of opbrengsten, 5 met onvoldoende voor examinering en diplomering en 8 opleidingen hebben een onvoldoende voor wettelijke vereisten. Al met al volgden in mei 2014 28,9% van de ruim 11.000 mbo-studenten een opleiding waarbij door de inspectie tekortkomingen zijn geconstateerd. Het landelijk gemiddelde is 7%.11 Tot 2012 werd er na afloop van een inspectieonderzoek wel gewerkt aan verbetering, maar deze verbeteringen werden niet breder doorgevoerd bij andere opleidingen. Er was geen sprake van een interne verbetercultuur; verbeteringen werden doorgevoerd omdat de inspectie het voor die opleidingen had aangegeven. Naar aanleiding van het onderzoek naar de staat van de instelling in 2012 is hier verandering in gekomen en zijn door instelling de conclusies van de inspectie wel instellingsbrede opgepakt. Zo is de verantwoordelijkheid van de examencommissie verbeterd en heeft de kwaliteitsborging zich verder binnen de instelling ontwikkeld. Maar het blijvend zicht houden op de kwaliteit van het onderwijs blijft een punt van aandacht, zoals bijvoorbeeld uit recente inspectieonderzoeken blijkt. Kwaliteitsborging op instellingsniveau is dan ook nog steeds onvoldoende. Er vinden in het mbo veel initiatieven tot onderwijsontwikkeling plaats, onduidelijk is echter of deze leiden tot de gewenste verbeteringen en daarmee het effect hebben wat ze beogen. In het gesprek met de lanschapsmanagers bleek dat er geen eenduidige beelden waren van de gewenste resultaten van de verbeteringen. Ook is hier de vraag of de teams zelfstandig in staat zijn onderwijs te verzorgen dat qua bedrijfsvoering ook verantwoord is. Het gaat dan onder meer het gebrek aan besef over de doorlooptijd van deelnemers in opleidingen en daarmee de beheersbaarheid van de inzet van arbeidskrachten versus de werkdruk en kosten. De werkdruk is in de gehele organisatie juist een issue, teams ervaren een enorme toename van werkdruk. Het aantal VO afdelingen van de Landstede Groep met een aangepast was en is gering. Weliswaar heeft de inspectie in de loop van de jaren in het VO wel risico’s/tekortkomingen geconstateerd, maar deze waren in relatie tot de omvang van het VO niet veel en werden ook terstond aangepakt. Begin 2013 is voor de VO-scholen een kwaliteitszorgmedewerker aangesteld om de kwaliteit van het onderwijs op de scholen te monitoren en verbetertrajecten uit te zetten. Dit heeft een kwaliteitsimpuls gegeven. Uit de kwaliteitsonderzoeken die het voorjaar 2014 zijn uitgevoerd blijkt maar weer dat de cultuur in het voortgezet onderwijs gericht is op kwaliteit en kwaliteitsverbetering. Diverse bedrijfsgerichte trajecten die in de afgelopen jaren door de inspectie onderzocht zijn, blijken niet te voldoen aan de 11
Instellingsprofiel Landstede Groep – Bron website Inspectie van het Onderwijs, mei 2014
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 21 van 30
onderwijsovereenkomst met een crebo-opleiding als basis. De maatwerktrajecten voor het bedrijfsleven werden ten onrechte met een crebo-opleiding ingevuld. De opzet en uitrol van deze trajecten waren van onvoldoende kwaliteit in relatie tot reeds lang bestaande wet- en regelgeving voor erkende mbo-opleidingen. Maar ook is de kwaliteitsborging op deze trajecten tot voor kort onvoldoende gebleken. De bedoelde bedrijfsgerichte trajecten zijn intussen overigens zo goed als afgebouwd.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 22 van 30
Bijlage 1: financiële kengetallen Tabel 1: Ontwikkeling van de primaire financiële kengetallen In de onderstaande tabel is een weergave gegeven van de ontwikkeling van de drie primaire financiële kengetallen over de jaren 2006 tot en met 2013 van Stichting Landstede (bevoegd gezag nummer 40810). Kengetal Solvabiliteit II Liquiditeit Rentabiliteit
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Signal erings -grens
Gemiddel d ROC’s 2012
0,29
0,41
0,37
0,31
0,25
0,26
0,27
0,3
0,52
0,38 1,7%
0,60 1,0%
0,52 0,4%
0,71 0,2%
0,33 -2,7%
0,24 -4,5%
0,32 4,3%
0,5 > 3jr < 0%
0,96 0,32
Bron: DUO
Tabel 2: In de onderstaande tabel zijn enkele financiële posten die een relatie hebben met de bovenstaande financiële kengetallen weergegeven. Omschrijving* Investeringen Materiële vaste activa Liquide middelen Eigen Vermogen** Lang vreemd vermogen Balanstotaal
2007 23.519 64.431
2008 6.558 85.329
2009 14.098 93.668
2010 21.491 109.316
2011 29.167 129.377
2012 4.366 129.180
2013 1.712 117.075
3.644
6.228
2.076
7.926
1.467
691
1.260
19.310
30.209
30.632
37.744
35.331
35.722
34.141
27.730 74.625
39.027 98.403
46.814 106.583
64.700 129.224
75.046 144.738
71.357 140.187
67.764 128.474
Totaal baten Personeelslast en Huisvestingskosten*** Overige lasten Interest (saldo last) Resultaat
87.852 58.895
92.542 62.104
97.293 65.168
104.735 69.847
91.801 64.802
94.190 64.776
98.183 65.915
12.935
13.625
14.606
16.620
14.784
17.134
16.605
13.334 -/-1.234
14.605 -/-1.319
15.231 -/-1.865
15.868 -/-2.414
11.980 -/-3.199
13.409 -/-3.671
12.278 -/- 3.442
-/-1.046
-/- 609
423
164
-/-2.524
-/-4.195
4.135
*
Bedragen x € 1.000 ontleend (via DUO) uit de jaarrekeningen van Stichting Landstede (bevoegd gezag nummer 40810). ** Sinds 2008 inclusief herwaarderingsreserve. *** Dit betreft de huisvestingslasten en afschrijvingen van materiële vaste activa (gebouwen en apparatuur).
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 23 van 30
Tabel 3: Financiële ontwikkeling Agnieten / De Boog Ontwikkeling financiële kengetallen bevoegd gezag nummer 41430 Stichting Agnieten / De Boog Kengetal
Solvabiliteit II Liquiditeit Rentabiliteit
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Signale ringsgrens
0,47
0,31
0,18
0,18
0,06
0,08
0,06
0,3
0,59 -4,2%
0,34 -0,2%
0,22 -3,0%
0,50 -1,0%
0,23 -3,6%
0,29 0,7%
0,94 0,38
0,5 >3 jr. < 0%
Vergelijkings -groep Sector VO 2012 0,56 0,90 1,2%
Tabel 4: Financiële ontwikkeling van Ichtus Ontwikkeling financiële kengetallen bevoegd gezag nummer 41429 Stichting Ichtus Kengetal
Solvabiliteit II Liquiditeit Rentabiliteit
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Signale ringsgrens
0,70
0,50
0,59
0,60
0,54
0,61
0,65
0,3
1,49 -2,1%
0,80 1,9%
0,63 1,5%
0,80 - 1,5%
0,91 -4,0%
0,98 -0,1%
1,432 2,0%
0,5 >3jr. <0%
Vergelijkings -groep Sector VO 2012 0,56 0,90 1,2%
Tabel 5: Financiële ontwikkeling van CVMBO Ontwikkeling financiële kengetallen bevoegd gezag nummer 41158 Stichting CVMBO Harderwijk Kengetal
Solvabiliteit II Liquiditeit Rentabiliteit
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Signale ringsgrens
0,70
0,60
0,57
0,49
0,43
0,33
0,42
0,3
1,94 -4,4%
1,43 -1,0%
1,36 0,1%
1,20 -3,6%
0,25 0,5%
0,35 2,3%
0,41 4,2%
0,5 >3jr. <0%
Tabel 6: Ontwikkeling over de jaren 2007 tot en met 2013 aantal leerlingen van Landstede Groep. Bron: directie Kennis Jaar Instelling Landstede CVMBO Ichtus Agnieten Vechtdal Totaal vo Landstede mbo Totaal % toename
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
1333 958 2481 4168
1304 949 2485 4049
1290 957 2386 4066
1307 1026 2452 4117
1414 925 2603 4116
8940
8787
8699
8902
9058
1537 937 2771 4241 3442 12928
1488 868 2934 4389 3644 13323
9701
9752
9803
9924
10446
10979
11067
18641
18539 -0,5%
18502 0%
18826 1,7%
19504 3,6%
23907 22.5%
24390 2%
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 24 van 30
Vergelijkings -groep Sector VO 2012 0,57 1,19 1,5%
Bijlage 2: Specificaties ontwikkeling kengetallen vo-school Agnieten/De Boog (zie ook tabel 4 in bijlage 2) De gebouwen en terreinen zijn – anders dan in het mbo van Landstede – gewaardeerd tegen aanschafprijs / kostprijs en bedraagt eind 2012 € 5,5 mln. op een balanstotaal van € 11,7 mln. De instelling heeft geen gebouwen voor onderwijs in eigendom, maar gebruikt – verspreid over 9 locaties - schoolpanden van gemeenten of huurt deze van derden. Volgens het jaarverslag 2012 heeft de instelling met een bruto vloer oppervlakte van ruim 49.000 m2 circa 11.000 m2 (29%) meer in gebruik dan genormeerd. De kosten voor huisvesting (afschrijvingen en huisvestingslasten) over 2012 bedragen € 3,5 mln. en zijn 10,7% van de totale lasten. Per bekostigde deelnemer (4004 per 1-10-2012) bedragen de kosten van huisvesting € 688, tegenover € 765 gemiddeld in het vo in 2012. De private – niet direct onderwijs gerelateerde - activiteiten van Agnieten / De Boog betreffen verhuur, detachering en een niet nader gespecificeerde post overige baten en bedragen in totaal circa € 0,8 mln. en ongeveer 2,4% van de totale baten. De invloed van deze activiteiten op de financiële ontwikkeling is daarmee zeer beperkt. vo-school Ichthus (zie ook tabel 5 in bijlage 2) De gebouwen en terreinen zijn – anders dan in het mbo van Landstede – gewaardeerd tegen aanschafprijs / kostprijs en bedraagt eind 2012 € 1,4 mln. op een balanstotaal van € 7,0 mln.. De instelling heeft geen gebouwen voor onderwijs in eigendom, maar gebruikt – verspreid over 3 locaties – schoolpanden van gemeenten of huurt deze van derden. Volgens het jaarverslag 2012 heeft de instelling met een bruto vloeroppervlakte van 34.000 m2 circa 11.000 m2 (48%) meer in gebruik dan genormeerd. De kosten voor huisvesting (afschrijvingen en huisvestingslasten) over 2012 bedragen € 2,8 mln. en zijn 13,7% van de totale lasten. Per bekostigde deelnemer (2639 per 1-10-2012) bedragen de kosten van huisvesting € 1.044, tegenover € 765 gemiddeld in het vo12 in 2012. De private – niet direct onderwijs gerelateerde - activiteiten van Ichtus betreffen verhuur, detachering en een niet nader gespecificeerde post overige baten en bedragen in totaal ruim € 0,5 mln. en ongeveer 2,8% van de totale baten. De invloed van deze activiteiten op de financiële ontwikkeling is daarmee zeer beperkt. vo-school CVMBO (zie ook tabel 6 in bijlage 2) 2012 1537 937 2771 4241 3442 12928 10979
2013 1488 868 2934 4389 3644 13323 11067
23907 22.5%
24390 2%
De gebouwen en terreinen zijn – anders dan in het mbo van Landstede – gewaardeerd tegen aanschafprijs / kostprijs en bedraagt eind 2012 € 3,3 12
Bron: DUO Financiële gegevens vo 2008-2012 en bekostigde leerlingen 2012.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 25 van 30
mln. op een balanstotaal van € 5,6 mln. Het CVMBO heeft vier locaties in gebruik, waarvan een in eigendom en drie kleinere in gebruik van de gemeente of gehuurd van derden. Er is geen volledig beeld gegeven van de totale bruto vloer oppervlakte. Volgens het jaarverslag 2012 is de bruto vloeroppervlakte van het pand in eigendom van 12.000 m2 circa 4.400 m2 (58%) groter dan genormeerd. De kosten voor huisvesting (afschrijvingen en huisvestingslasten) over 2012 bedragen € 1,2 mln. en zijn 13,8% van de totale lasten. Per bekostigde deelnemer (933 per 1-10-2012) bedragen de kosten van huisvesting € 1.260, tegenover € 765 gemiddeld in het vo De private – niet direct onderwijs gerelateerde - activiteiten van CVMBO betreffen verhuur, detachering en een niet nader gespecificeerde post overige baten en bedragen in totaal € 0,3 mln. en ongeveer 3,5% van de totale baten. De invloed van deze activiteiten op de financiële ontwikkeling is daarmee zeer beperkt.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 26 van 30
Bijlage 3: Zienswijze College van Bestuur ROC Landstede Bij brief van 10 november 2014 heeft het College van Bestuur aan de Inspectie van het Onderwijs de volgende zienswijze op bovenstaand rapport kenbaar gemaakt: Zienswijze bij het rapport naar aanleiding van het specifiek onderzoek Landstede Groep, Onderzoek bestuurlijk handelen Op basis van eerdere onderzoeken en door ons zelf uitgevoerde audits waren wij ons al bewust van een aantal knelpunten binnen onze organisatie op het gebied van onderwijskwaliteit en financiën. Op basis van deze signalen is de afgelopen jaren hard gewerkt aan het doorvoeren van verbeteringen. We zijn daarom verheugd om te constateren dat de Inspectie van het Onderwijs de eerste resultaten herkent en heeft weergegeven in het rapport. Met ons ziet de Inspectie dat Landstede Groep de nodige stappen heeft gezet om de kwaliteit te verbeteren, de continuïteit te waarborgen en de risico’s te verminderen. Dat blijkt uit de verbeteringen die op verschillende terreinen waarneembaar zijn. Met genoegen constateren we dat de Inspectie vertrouwen heeft in de richting en de veranderingen die het College van Bestuur en de Raad van Toezicht hebben ingezet en de eerste stappen die daartoe zijn gemaakt. Voorts is de Inspectie met ons van mening dat de financiële positie van de vier bekostigde stichtingen, waarin het onderwijs is georganiseerd, van Landstede Groep in 2013 sterk is verbeterd. Ook ziet de Inspectie terecht dat in 2013 door Landstede Groep een flinke beweging gestart is om de knelpunten in de organisatie op te heffen. Ook signaleert de Inspectie dat er met betrekking tot de omvang en complexiteit van de instelling al maatregelen genomen zijn, enerzijds in de vorm van juridische herstructurering, anderzijds door de vermindering van het aantal entiteiten. Verder constateert de Inspectie dat de informatievoorziening het afgelopen jaar is verbeterd en transparanter is geworden. Ook stelt de Inspectie vast dat in de Raad van Toezicht in 2013 vier nieuwe leden zijn benoemd. Deze impuls heeft gezorgd voor een positieve ontwikkeling, zoals het instellen van de commissie onderwijskwaliteit door de Raad van Toezicht. De Inspectie geeft aan dat aan de bestuurlijke cultuur wordt gewerkt. Tijdens het onderzoek zijn er al verbeteringen geconstateerd en de ingezette lijn geeft de Inspectie vertrouwen dat de verbeteracties en – plannen de organisatie in de goede richting sturen. Naar aanleiding van het onderzoek “De staat van de instelling” in 2012 constateert de Inspectie in lijn hiermee dat hierin verbetering is gekomen en dat de instelling de conclusies van de Inspectie, instelling breed heeft opgepakt. Zo is de verantwoordelijkheid van de examencommissie
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 27 van 30
verbeterd en heeft de kwaliteitsborging zich verder binnen de instelling ontwikkeld. Voorts is er in 2012 een concerncontroller aangetrokken en in 2013 is de financiële functie opgesplitst in financiën en huisvesting en is een nieuwe directeur financiën aangetrokken. Mede daardoor zijn in de afgelopen twee jaar de financiële overzichten en prognoses verder ontwikkeld en is het inzicht in de financiële positie en verwachtingen verbeterd. Zoals gesteld in de inleiding van deze zienswijze heeft zowel dit specifiek onderzoek als eerdere interne en externe onderzoeken geresulteerd in een aantal gerichte keuzes, acties om de geconstateerde knelpunten op te heffen. De belangrijkste acties worden hieronder benoemd. Kwaliteitsbeleid Landstede is in 2011 begonnen om, naar aanleiding van signalen, het kwaliteitsbeleid opnieuw vorm te geven door middel van een beleidsnota “Kwaliteit”. Onderdeel van dit beleid was een nulmeting in de vorm van een kwaliteitsscan per team. Vervolgens heeft ieder team een jaarlijkse audit ondergaan gebaseerd op het toezichtskader dat de Inspectie hanteert. Vanuit deze audits werden de verbeteringen door de auditoren gemonitord. De resultaten van deze aanpak zijn zichtbaar aanwezig. College van Bestuur Zoals in het rapport is geconstateerd heeft er een forse verschuiving plaatsgevonden binnen het College van Bestuur. Twee van de oorspronkelijke vier leden hebben het bestuur verlaten. Per 1 november 2014 is er een nieuwe voorzitter tot het College toegetreden. Hij heeft nadrukkelijk de opdracht om leiding te geven aan het krachtig doorzetten van de ingezette veranderingen. Wij geven zo invulling aan de door de Inspectie weergegeven opvatting dat ingezette verbeteringen een intensief en krachtig vervolg moeten krijgen. Op deze wijze maken wij nog een flinke slag. Dit moet leiden tot het doorzetten van de geconstateerde verbetering van de onderwijskwaliteit, versterking van het onderwijskundig leiderschap, een verder versterken van de financiële kengetallen en het herstel van het vertrouwen van de inspectie in de instelling. Binnen ons vernieuwde College van Bestuur zal gewerkt worden met een duidelijke portefeuilleverdeling. Veranderagenda Inmiddels hebben wij op basis van de al ingezette en door de inspectie vastgestelde lijn van verbeteringen en de nieuwe inzichten van het ministerie van onderwijs (brief Minister van OC&W dr. J. Bussemaker dd. 2 juni 2014; “Ruimbaan voor vakmanschap: een toekomstgericht MBO”) een veranderagenda opgesteld. Deze veranderagenda moet richting geven aan het krachtig doorzetten van de benodigde verbeteringen. Onder andere de volgende thema’s worden uitgewerkt: • Vervangen matrix organisatie voor colleges
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 28 van 30
• Verder versterken van de onderwijskwaliteit • Afbouwen/afstoten van de niet kerntaak versterkende activiteiten • Verbreken van de bestuurlijke verbinding met de private activiteiten In het voorjaar 2015 zullen wij de belangrijkste thema’s in uitvoering hebben. Samenstelling Raad van Toezicht De samenstelling van de Raad van Toezicht is de afgelopen periode aanzienlijk veranderd. Voor het werven van geschikte kandidaten voor de Raad van Toezicht is in 2013 een open procedure gevolgd. Dit heeft geresulteerd in de benoeming van vier nieuwe leden van de Raad van Toezicht. De Inspectie constateert terecht dat er nog één lid van de Raad van Toezicht langer dan twee perioden van vier jaar lid is van de Raad. Dit is een bewuste keuze van de Raad van Toezicht. Zij achten de specifieke kennis en ervaring van dit lid van de Raad van Toezicht in de huidige situatie dusdanig waardevol dat besloten is een uitzondering te maken op de zittingstermijn, mede tegen de achtergrond van de majeure wijziging in de samenstelling van de Raad van Toezicht in 2013 en het aantreden van een nieuwe voorzitter per 1 januari 2015. De Raad van Toezicht blijft hiermee bij zijn eerder vastgesteld rooster van aftreden. De Raad van Toezicht is betrokken bij het opstellen van de veranderagenda en zal de komende periode de implementatie hiervan scherp blijven volgen. Waarderingsgrondslag van het onroerend goed Wij blijven ons houden aan de regels die gelden voor het opstellen van een jaarrekening zoals vastgelegd in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ). Uiteraard voert onze accountant hierop jaarlijks een audit uit. Financiële cijfers en kengetallen Jaarcijfers In 2013 is de wijziging van verantwoording ingezet door de verantwoording van de groep in Stichting Bestuur Landstede Groep. Direct gevolg is dat de enkelvoudige jaarrekeningen van de onderwijs stichtingen beter vergeleken kunnen worden binnen de branche. Voor Stichting Landstede geldt dat de verbetering in resultaat in 2014 wordt gecontinueerd. Door de groei van deelnemers en t-2 bekostiging zal significante verbetering van het resultaat in 2015 en 2016 merkbaar zijn. Hier wordt in het begrotingsproces 2015 het uitgangspunt gehanteerd dat de kerncijfers in 2 jaar weer op het gewenste niveau komen te liggen. Ten aanzien van de VO stichtingen dient opgemerkt te worden dat voor Stichting Agnieten College – De Boog het niet haalbaar is om binnen 2 jaar de ratio’s op de gewenste normen te krijgen. Hier wordt aan een meerjarenplan gewerkt om dit op de langere termijn wel te kunnen realiseren.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 29 van 30
Overigens merken wij op dat de Inspectie in haar presentatie van de jaarcijfers van de Stichting Landstede (tabel 2 van bijlage 2) de geconsolideerde en enkelvoudige cijfers door elkaar gebruikt. Hierdoor zijn de cijfers niet goed vergelijkbaar en wordt de beoordeling negatief beïnvloed. Kengetallen huisvesting Onder leiding van de nieuwe bestuursvoorzitter zal het bestaande meerjaren huisvestings beleidsplan worden herijkt.
Definitief rapport specifiek onderzoek bestuurlijk handelen – Landstede Groep pagina 30 van 30