Schoolplan 2015-2019 Trevianum scholengroep
juni 2015
Preambule Het voorliggende schoolplan is een strategisch koersplan voor de komende vier jaren (2015-2019) voor Trevianum scholengroep. Wat wij willen met Trevianum scholengroep in deze periode: Jonge mensen van nu intellectueel en sociaal-emotioneel toerusten voor de maatschappij van morgen waarin zij een zinvol aandeel gaan leveren. Om deze doelstelling te realiseren gaan wij uit van de volgende vragen: - wie zijn de jonge mensen van nu? - met welke bagage komen zij onze school binnen? - waarop moeten wij ze voorbereiden? De antwoorden op deze vragen geven mede richting aan de ambities in het strategisch koersplan van Trevianum scholengroep. Het ambitieniveau vatten wij als volgt samen: - de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs vindt Trevianum erg belangrijk en krijgt veel aandacht. Voor de overgang naar vervolgonderwijs zal komende periode meer aandacht zijn. - het onderwijs op Trevianum houdt steeds meer rekening met talenten, leerbehoeften, interesses en verschillen tussen leerlingen. Excelleren mag. - de huidige leerling is opgegroeid met computer, internet en social media. Leren in een ICTomgeving is van belang. Trevianum zal hierop een eigen en eigentijds antwoord formuleren. - toetsen en beoordelen van leerlingen is bepalend voor de kwaliteit van onderwijs en het succes van leerlingen. Trevianum zal het niveau hiervan komende jaren verder verhogen. - de scholen van Trevianum worden nog meer verankerd in de huidige samenleving, een kennissamenleving waarop wij onze leerlingen willen voorbereiden. Dit houdt in dat Trevianum een nog opener karakter van de scholengroep wil bewerkstelligen. - wat goed is, kan altijd beter. Het streven naar goede resultaten op alle drie de scholen is een belangrijke doelstelling. Voortdurende evaluatie en reflectie zijn nodig om alle onderwijsresultaten te optimaliseren. - terugkoppelen op doelstellingen en ambities in dit schoolplan is van groot belang. Trevianum gebruikt hiervoor een kwaliteitszorgsystematiek (plan-do-check-act). - het voorliggende koersplan is het eerste plan dat een antwoord moet vinden op een structurele leerlingendaling. In het licht hiervan dient Trevianum een kleinere, slagvaardige organisatie te realiseren en dient de kwaliteit van de organisatie te worden geborgd. - we leven in een tijd van vergrijzing. Om te zorgen voor een evenwichtige samenstelling van het docententeam, voorziet Trevianum in een uitdagend en inspirerend beroepsprofiel, in combinatie met goed werkgeverschap. - het denken in blauwdrukken en structuren dient in evenwicht te zijn met de zorg voor mensen en cultuur van de organisatie. Normen en waarden zijn daarom belangrijk. Het mensgerichte wordt uitgedrukt met “elke leerling de moeite waard“ en uiteraard ook “elke medewerker de moeite waard”.
2|Schoolplan
2015-2019
Inhoud 1.
Algemeen
5
1.1
Waarom een schoolplan?
5
1.2
Hoe kwam het schoolplan tot stand?
6
2
Missie en visie
2.1
Missie
7
2.2
Visie
7
3
Structuur van Trevianum
11
4
Onderwijs en begeleiding
12
4.1
Algemeen
12
4.2
Van basisschool naar Trevianum
17
4.3
Havo
21
4.4
Atheneum
26
4.5
Gymnasium
31
4.6
Topsport talentschool
35
4.7
Begeleiding
36
4.8
(Academische) opleidingsschool
42
5
Personeelsbeleid
5.1
Levensfasebewust personeelsbeleid
45
5.2
Strategische personeelsplanning
46
5.3
Gezondheidsmanagement en arbeidsomstandigheden
46
5.4
Gesprekscyclus
47
5.5
Werving en selectie
47
5.6
Opleiding, professionalisering en loopbaanplanning
47
5.7
Beloning en arbeidsvoorwaarden
48
5.8
Promotiebeleid
48
6
Communicatie
50
6.1
Visie op communicatie
50
6.2
Interne communicatie
52
6.3
Externe communicatie
54
7
Kwaliteitszorg
7.1
Planmatig
55
7.2
Kwaliteitsmetingen
55
8
Financieel beleid
57
8.1
Inleiding
57
8.2
Financieel beleid
57
8.3
Personeel beleid
59
8.4
Materieel beleid
60
9
Lijst van afkortingen en begrippen
7
44
55
62
3|Schoolplan
2015-2019
Schematische opbouw schoolplan
4|Schoolplan
2015-2019
1
Algemeen
1.1 Waarom een schoolplan? Een schoolplan is een belangrijk kwaliteitsdocument met zowel interne als externe reikwijdte. Binnen onze schoolorganisatie heeft het schoolplan de volgende functies: Het geeft richting aan de schoolontwikkeling op middellange en langere termijn, en daaruit afgeleid ook aan de koers die op korte termijn aangehouden moet worden. Het schoolplan geeft antwoord op vragen als: wat willen we met onze scholen bereiken, en op welke manier willen we de gestelde doelen bereiken? Welke aspecten van onze organisatie en het onderwijsproces continueren we, welke zijn voor verbetering vatbaar, en welke nieuwe initiatieven willen we in de komende planperiode aanzetten? Het schoolplan versterkt de gelijkgerichtheid, zorgt ervoor dat alle neuzen dezelfde kant opstaan. Opstellen van het schoolplan nodigt uit tot verdere bezinning op je visie, en aanscherping daarvan. Het schoolplan zorgt ook voor vergroting van de deskundigheid. Een schoolplan is een kwaliteitsdocument waarin het schoolbeleid wordt geëxpliciteerd. Het opstellen van het schoolplan maakt een aantal vanzelfsprekendheden helderder, bijvoorbeeld de relatie tussen docent en leerling, school en ouders en het pedagogisch-didactisch handelen op Trevianum. Dit zorgt voor een dagelijkse gang van zaken die gebaseerd is op duidelijk omschreven keuzes. Het schoolplan is een middel om de dialoog met onze omgeving aan te gaan. Primair valt daarbij te denken aan ouders, maar ook toeleverende basisscholen, lokale overheden en inspectie zijn dialoogpartners. Daarnaast is het schoolplan ook een document waarmee verantwoording kan worden afgelegd naar overheid (verticale dialoogpartners) en omgeving (horizontale dialoogpartners). Een schoolplan is overigens ook een wettelijke verplichting. De wet op het voortgezet onderwijs schrijft voor dat het bevoegd gezag tenminste eenmaal in de vier jaar het schoolplan moet vaststellen (WVO, art. 24c)1. Het schoolplan moet volgens de wet een beschrijving bevatten van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (WVO, art. 24).
1
Het onderwijs is een sector waarin men zich royaal bedient van afkortingen. Om het de lezer gemakkelijk te maken, worden alle gebruikte afkortingen aan het einde van deze publicatie verklaard.
5|Schoolplan
2015-2019
1.2 Hoe kwam het schoolplan tot stand? Het schoolplan 2015-2019 kent een aantal basisdocumenten, te weten: schoolplan 2010-2014 het visiedocument ‘Trevianum 2015-2020’ het bestuurlijk handvest (voorjaar 2015).
Schoolplan 2010-2014 De totstandkoming van het schoolplan 2010-2014 vergde de nodige sessies van algemene directie en onderwijsdirectie. Het schoolplan is voorgelegd aan een klankbordgroep van personeelsleden, in het sectieleidersberaad en coördinatorenberaad en in de bijeenkomsten van de klankbordgroepen van de afzonderlijke scholen. Ook in de GMR en de MR van elke school is het plan toegelicht.
Visiedocument ‘Trevianum 2015-2020’ In 2013 is Trevianum scholengroep gestart met een lange termijnvisie voor de periode 20152020, mede ingegeven door een demografische krimp in de regio. Na overleg met de Raad van Toezicht, directie, diensthoofden en medezeggenschapsraad is een visiedocument opgesteld om in de planperiode van dit schoolplan leidend te zijn op de terreinen onderwijs, organisatie, personeel en financiën.
Bestuurlijk handvest In een bestuurlijk handvest (voorjaar 2015) is de besturingsfilosofie van de organisatie beschreven voor de periode vanaf augustus 2015. Hierin zijn de blauwdrukken en de cultuur van de organisatie beschreven en uitgewerkt in een vijftiental thema’s. In een drietal rondes is het handvest besproken met Raad van Toezicht, directie, diensthoofden, MR-en en GMR.
Schoolplan 2015-2019 Voor het onderhavige schoolplan is de structuur en opbouw aangehouden van het vorige schoolplan van 2010-2014. Ook grote delen van dit schoolplan zijn overgenomen, want vele zaken, zienswijzen en ambities zijn onveranderd gebleven. De documenten ‘Trevianum 20152020’ en het bestuurlijk handvest zijn uiteraard ook van belang voor het onderhavige schoolplan omdat deze strategisch beleid formuleren voor de nieuwe periode. Het schoolplan 2015-2019 is besproken met Raad van Toezicht, MR-en en GMR, directie en diensthoofden. De directeuren en diensthoofden hebben de voor hen relevante onderdelen besproken met het personeel en klankbordgroepen. In de GMR-vergadering van 6 juli 2015 is het schoolplan vastgesteld. Het schoolplan geeft het koerskader aan voor de periode 2015-2019. Nadere (bij)sturing en actualisering zal met jaarlijkse kwaliteitsplannen van de scholen plaatsvinden. Hierbij wordt de kwaliteitscyclus gevolgd. 6|Schoolplan
2015-2019
2
Missie en visie
Non-profit instellingen, zoals scholen, worden betaald met gemeenschapsgelden en hebben een maatschappelijke functie. Ze hebben een reden van bestaan. Deze reden is in de missie en visie vastgelegd en is dan ook de basis voor het handelen van de scholengroep en voor een strategisch plan dat vastlegt wat de scholengroep de komende periode nastreeft.
2.1 Missie Jonge mensen van nu intellectueel en sociaal-emotioneel toerusten voor de maatschappij van straks, dat zien wij als onze missie. Onze permanente opdracht is gelegen in het bevorderen van het welzijn van de jonge mensen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd en die in deze wereld opgroeien. We willen ervoor zorgen dat onze leerlingen opgroeien tot volwassenen die leiding kunnen geven aan hun eigen leven in deze steeds veranderende wereld. Daarbij zien wij voor ons een dubbele taak weggelegd: een kwalificerende en een socialiserende taak. Om te beginnen willen wij onze leerlingen brengen naar een niveau van kennis en vaardigheden dat recht doet aan hun talenten. Dat is onze kwalificerende taak. Daarnaast zijn onze inspanningen erop gericht onze leerlingen te helpen zich te ontwikkelen tot onafhankelijke, jonge mensen die weten hoe ze het beste uit zichzelf kunnen halen en die ook weten dat voor het bereiken van resultaten het een meerwaarde heeft samen te werken met anderen. Dat zien wij als onze socialiserende taak.
2.2 Visie Pas als je gezien wordt, besta je. Je bestaat pas als mens als anderen je zien en waarderen. Dit is een belangrijke kernwaarde voor Trevianum. Vandaar dat ons motto is: elke leerling de moeite waard! Om voor elke leerling van betekenis te zijn, hem te zien, willen wij rechtdoen aan zijn capaciteiten en hem daarin bevestigen. Wij willen daartoe kwalitatief hoogwaardig onderwijs bieden in een inspirerende en veilige leeromgeving. Behalve de bovengenoemde kernwaarde vinden wij nog een aantal andere waarden erg belangrijk. Deze hangen samen met onze kwalificerende en socialiserende taak. In onderstaand schema zijn deze weergegeven en in de volgende paragrafen worden deze toegelicht.
7|Schoolplan
2015-2019
Waarden behorend bij kwalificerende en socialiserende taak Trevianum
2.2.1 Kwalificerende taak en bijbehorende waarde Een school heeft primair een kwalificerende taak. Zij moet zorgen dat elke leerling een opleiding krijgt die past bij zijn talenten, en dat die opleiding bekroond wordt met een diploma. Maar in deze zich snel ontwikkelende en steeds complexer wordende maatschappij, mede gezien de ontwikkelingen in ICT, is een diploma slechts een startkwalificatie. Jonge mensen moeten worden voorbereid op een levenlang leren, een voortdurende ontwikkeling van hun capaciteiten. Wat ze tijdens hun verblijf op Trevianum moeten ervaren, is dat kennis en vaardigheden niet macht, maar vooral genot zijn; dat het aangenaam is veel kennis te vergaren en vaardigheden op te doen en die te delen met anderen. In verband daarmee wordt op Trevianum leergierigheid, gekoppeld aan intrinsieke motivatie als een belangrijke waarde beschouwd. We zien het als onze opdracht deze verder op allerlei manieren en vanuit diverse invalshoeken te stimuleren. Van buiten gekeken naar een school heeft de kwalificerende taak een belangrijke rol in de regio, nationaal of zelfs mondiaal. Immers, de jongeren van nu zijn over een aantal jaren de actoren in cultureel, maatschappelijk en economisch opzicht. Ook vanuit dit perspectief gezien heeft de school een opdracht te vervullen. Hoeveel kennis en vaardigheden je echter ook vergaart, als je als mens geen positieve sociale ontwikkeling doormaakt, zal je intellectuele bagage nooit optimaal benut kunnen worden. Een positieve sociale ontwikkeling is ook van toenemend en groot belang in het kader van de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Steeds meer treedt op de voorgrond dat competenties zoals kunnen samenwerken, in dat kader, belangrijk zijn. Vandaar dat er op Trevianum ook veel aandacht is voor een aantal waarden binnen de socialiserende taak waartoe Trevianum zich gesteld ziet.
8|Schoolplan
2015-2019
2.2.2 Socialiserende taak en bijbehorende waarden Door onder andere psychologen wordt, ondermeer voortbouwend op de theorie van Abraham Maslow, ervan uitgegaan dat ieder mens geboren wordt met de behoefte om te groeien en zijn talenten te benutten. Wisselwerking met de omgeving is de manier waarop de groei vorm krijgt. Voorwaarde tot groei is het ervaren van competentie, autonomie en verbondenheid. Deze drie ziet men als psychologische basisbehoeften. Trevianum hanteert als leidraad bij zijn socialiserende taak allereerst een drietal waarden op individueel niveau. Om te beginnen is dat zelfvertrouwen, zorgen dat ieder leerling een positief zelfbeeld ontwikkelt, het gevoel heeft dat hij goed is in wat hij doet, zich competent voelt. Een tweede belangrijke waarde is autonomie: in contact staan met wie je echt bent (authenticiteit) en de vrijheid ervaren om keuzes te maken die passen bij wie je bent. Wat wij op Trevianum willen, is ertoe bijdragen dat de jonge mensen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, zich naar hun talenten ontwikkelen tot zelfstandige burgers in een democratische maatschappij. Voor vervulling van de belangrijkste psychologische basisbehoefte, de behoefte aan verbondenheid met anderen, is nog een derde individuele waarde van belang, eerlijkheid. In de omgang met elkaar moet je volledig op elkaar kunnen vertrouwen en is eerlijkheid van enorm belang. Mensen zijn sociale wezens, gedijen pas optimaal in omgang met anderen. In verband daarmee koestert Trevianum ook een drietal waarden op sociaal niveau: empathie, respect en vertrouwen. Als je weet dat je eerlijk bent tegenover elkaar, elkaar kunt vertrouwen, kan er sprake zijn van echt samen leven en samen werken. Maar, voor samen leven en werken gelden als basisvoorwaarden dat je oprecht geïnteresseerd bent in de ander, het vermogen bezit tot empathie, en op basis van wederzijds respect met elkaar wilt omgaan.
2.2.3 De visie op de identiteit In een hoofdstuk over missie en visie is het goed ook aandacht te besteden aan de achtergrond van Trevianum. Trevianum is een scholengroep voor bijzonder onderwijs op confessionele grondslag, met zijn wortels in de katholieke traditie. Hierbij vindt Trevianum inspiratie in het christelijk-humanistisch gedachtegoed, waarin men elkaar open en gastvrij benadert. Iedereen is welkom die deze identiteit respecteert. Daarbij wenst Trevianum zich te binden aan: 1.
Respect Ieder mens moet de kans krijgen zich te ontwikkelen, zijn talenten optimaal te ontplooien. Leerlingen en medewerkers moeten zich op school gekend, gezien, gehoord en gewaardeerd weten. Er moet sprake zijn van een klimaat waarin men mag zeggen: wat ik van jou verlang, verlang ik ook van mezelf.
9|Schoolplan
2015-2019
2.
Medemenselijkheid Door vertrouwen in, en respect voor elkaar is de school een veilige plaats voor ontmoeting en samenwerking van mensen van verschillende culturen en religies. ‘Heb de ander lief zoals jezelf’ is daarbij een uitgangspunt dat niet alleen geldt binnen de muren van de school. We hopen dat alle leden van onze scholengroep dat ook buiten school uitdragen.
3.
Tolerantie Leren gebeurt met vallen en opstaan. Fouten spelen een belangrijke rol in het leerproces van vooral leerlingen. Onze leerlingen willen wij laten ervaren dat in dat leerproces nieuwe kansen een vanzelfsprekendheid zijn. Op school gelden daarbij duidelijke leefregels. School biedt kansen op correctie en verbetering. Tolerantie houdt niet alleen verdraagzaamheid in, maar ook onvoorwaardelijk respect voor en rekening houden met de ander.
4.
Ontwikkeling We streven ernaar om leerlingen liefde voor alle leven bij te brengen en een positieve kijk op de toekomst. Daarnaast wordt hun ook geleerd om verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de wereld dichtbij en veraf. Goed voorbeeld doet goed volgen. Van medewerkers verwachten wij dan ook dat ze zich realiseren dat ze een voorbeeldfunctie hebben.
5.
Bezieling We kiezen voor waarde(n)vol onderwijs. We brengen leerlingen bij een louter materiële kijk op het leven te relativeren. We streven naar een respectvolle ontmoeting tussen mensen met een verschillende religieuze en culturele achtergrond. We hebben aandacht voor het verleden, de culturele erfenis en kunst. Om onze leerlingen vertrouwd te maken met het religieuze en spirituele in ons bestaan, wordt het vak levensbeschouwing gegeven, en organiseren wij vieringen en bezinningsmomenten waarvoor leerlingen en medewerkers uitgenodigd worden.
10 | S c h o o l p l a n
2015-2019
3
Structuur van Trevianum
Trevianum scholengroep omvat drie zelfstandige scholen: havo, atheneum en gymnasium. De eerste jaren van het schoolplan 2010-2014 kende de scholengroep een structuur met twee leden College van Bestuur, vier onderwijsdirecteuren, een stafdirecteur, een hoofd P&O en een hoofd facilitair. In de planperiode 2015-2019 dienen in de structuur van College van Bestuur, directie, diensthoofden en coördinatoren een aantal wijzigingen, dat afgelopen periode al deels is doorgevoerd, te worden afgerond en een stabiele basis te krijgen. Een en ander is gebaseerd op het strategisch plan Trevianum 2015-2020 en het bestuurlijk handvest uit het voorjaar 2015. Vanaf 2015 zal de structuur van Trevianum als volgt zijn: De onderwijskundige leiding van elke school berust bij een onderwijsdirecteur. Trevianum heeft ook twee diensthoofden, hoofd facilitair en hoofd financiën, personeel en administratie. De onderwijsdirectie en diensthoofden staan onder leiding van het College van Bestuur, dat bestaat uit de bestuurder/algemeen directeur. Deze wordt ondersteund door een bestuurssecretaris en is verantwoording verschuldigd aan de Raad van Toezicht. Daarnaast zijn in schooljaar 14-15 de coördinatoren (her)benoemd. In onderstaand organogram is de structuur weergegeven.
RvT
CvB
Bestuurssecretaris
hoofd facilitair medewerkers
hoofd fin/adm/pers
dir. Ath.
dir. HAVO
dir. Gym.
medewerkers Co. 1 medewerkers
Co.2,3 medewerkers
Co.4 medewerkers
Co .5 medewerkers
Co.1,2 medewerkers
Co. 3,4 medewerkers
Co. 5,6 medewerkers
Co. 3-6
Co. 1,2 medewerkers
medewerkers
Organogram van Trevianum scholengroep
11 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4
Onderwijs en begeleiding
4.1 Algemeen Trevianum is een scholengroep bestaande uit drie aparte scholen. Iedere school kent haar eigen (strategisch) beleid. Niettemin is er ook een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten voor de gehele scholengroep. In dit hoofdstuk worden deze besproken.
4.1.1 Pedagogisch-didactisch klimaat Bij vakinhouden en didactiek ligt het sturen van het leerproces in handen van de docent. Deze zorgt ervoor dat leerlingen zich kennis eigen maken en (aangereikte) informatie ordenen op een relevante manier. Daarbij wordt steeds meer ingegaan op verschillen tussen leerlingen. Zo dwingt de wet op het Passend Onderwijs ertoe leerlingen steeds meer individueel te benaderen en wordt van het onderwijs gevraagd leerlingen te laten excelleren op diverse terreinen. Ook worden steeds meer vormen van ICT-leren gevraagd. Dit eist veel van het pedagogisch-didactisch klimaat en van de programmering van het onderwijs. Komende planperiode zal dit verder worden uitgewerkt. Basis van het onderwijsproces is de les en hieraan worden steeds meer eisen gesteld. De lessen dienen een juiste opbouw te kennen van presentatie en uitleg van nieuwe stof, begeleid oefenen door leerlingen en zelfstandig werken van leerlingen. Belangrijk hierbij is een heldere structuur te geven aan het aanbieden van de leerstof, het niveau te bepalen, leerlingen uit te nodigen een actieve bijdrage te leveren, om te gaan met verschillen tussen leerlingen en ICT-leren een juiste plaats te geven in lessen. De betrokkenheid van leerlingen bij het leren moet naar voren komen in een positieve studiebeleving en een studiestructuur gekenmerkt door plannen, herhalen, analyseren en samenvatten van de leerstof. A. Didactiek In de komende jaren wordt meer aandacht gegeven aan het digitaliseren van het onderwijs en het gebruik maken van de elektronische leeromgeving. De Rijksoverheid heeft op dit vlak voor 2020 doelstellingen gesteld, uitgewerkt door de VO-raad in diverse programma’s. Ook het aanbod van content voor ICT-leren groeit, bij uitgevers, bij VO-content en uiteraard door zelf ontwikkelde leermiddelen. Ook de techniek staat niet stil, docenten moeten in lokalen de ELO en interactieve beamers kunnen bedienen en de vraag is of en hoe het werken met laptops, tablets en smartphones vormgegeven kan worden als didactisch hulpmiddel. Trevianum zal een gepast didactisch antwoord dienen te formuleren op ICT-leren en leermiddelenbeleid om de doelstellingen voor 2020 te kunnen realiseren. Daarbij zal scherp moeten worden gefocust op de doelen van de scholengroep, zoals het blijven behalen van uitstekende resultaten. Gezien het belang van deze ontwikkeling zal ICT-leren en leermiddelenontwikkeling als bovenschoolse taak bij een van de directeuren worden belegd. Bovendien wordt in het kader van het bevorderen van creativiteit en zelfstandigheid van leerlingen meer ingezet op verschillen tussen leerlingen, activerende didactiek en het toepassen van een diversiteit van werkvormen. 12 | S c h o o l p l a n
2015-2019
B. Pedagogiek Trevianum biedt een veilige leer- en leefomgeving met duidelijke gedragsregels voor leerlingen en medewerkers. Een klimaat van veiligheid en geborgenheid is een voorwaarde om tot goede prestaties te komen. In de interactie tussen leerlingen en medewerkers herkennen we de pedagogische omgeving. In 2014 is Passend Onderwijs ingevoerd. Deze wetgeving gaat ervanuit dat steeds meer leerlingen niet in specialistische voorzieningen maar in een reguliere VO-school hun diploma behalen. Trevianum heeft in de zorg- en begeleidingsstructuur hierop ruim voorgesorteerd maar de komende jaren zal Passend Onderwijs nog verder worden uitgebouwd. Voor een verbijzondering van het pedagogisch klimaat verwijzen we naar het schoolondersteuningsplan, de leerlingenstatuten en de ordereglementen. In het formatieplan en lijst van taken voor docenten is af te lezen op welke terreinen de scholengroep menskracht inzet en dus daadwerkelijk accenten legt.
4.1.2 Onderwijsaanbod A.
Basis
Het basisprogramma is voor alle klassen en alle vakken vastgelegd in de lessentabellen. De lessentabellen worden periodiek aangepast om het onderwijsaanbod aan te passen aan de maatschappelijke ontwikkelingen en om recht te doen aan de talenten van de leerlingen, de verschillen tussen leerlingen en excellentie in de kwaliteiten van leerlingen. B.
Reparerend / remediërend
Voor zwakke leerlingen en/of leerlingen die om wat voor reden dan ook een achterstand hebben opgelopen en uit de boot dreigen te vallen, moet een vangnet gecreëerd worden. Om de aansluiting met het vervolgonderwijs te verbeteren worden deficiëntieprogramma’s ontwikkeld. C.
Verrijkend en uitdagend
Excelleren mag, en Trevianum maakt hier werk van. Aan leerlingen die er blijk van hebben gegeven dat ze meer aankunnen dan het standaardprogramma, worden mogelijkheden geboden en gezocht om hen meer en op een andere wijze uit te dagen.
4.1.3 Extra activiteiten Trevianum kent een rijk aanbod van niet-lesactiviteiten en sfeerbepalende evenementen op sociaal, sportief en cultureel gebied. Leerlingen met een fascinatie voor sport, een van de beeldende vakken of muziek kunnen in de onderbouw een stroom kiezen. Gedurende enkele perioden per jaar worden projectdagen georganiseerd. Er vinden vaak (vak)excursies plaats en voor alle leerlingen in de bovenbouw zijn er meerdaagse buitenlandse reizen en internationaliseringsprojecten.
13 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.1.4 Topsporttalentenschool Trevianum is een topsporttalentenschool en de belangstelling daarvoor is de laatste jaren gegroeid. De topsporttalenten worden op allerlei manieren gesteund in het uitoefenen en het verder ontwikkelen van hun sport. Komende planperiode wordt dit verder gestructureerd en wordt verder afgestemd binnen de Westelijke Mijnstreek met externe partners om de leerlingen deze talenten te laten ontwikkelen.
4.1.5 Vormen van beoordeling In de nieuwe beleidsperiode wordt wederom veel aandacht geschonken aan de verschillende wijzen van beoordelen. Scholing op het gebied van toetsen en beoordelen stond in de vorige planperiode centraal. Uiteraard blijft dit zo maar de vorm zal van karakter veranderen naar scholing en het werken met kennisgroepen. Op deze wijze wordt de verkregen kennis gedeeld met de collega’s. De opzet hierbij is om sectiegewijs verder te gaan werken met toetsen en beoordelen. De vormgeving van toetsen van vakken en ook van verwante vakken dient meer gestandaardiseerd te worden. Ook over de correctie en weging van de verschillende vormen van toetsen moeten heldere en uniforme afspraken gemaakt worden. De pilots waarbij een taxonomiecode wordt gebruikt bij toetsing met daarbij analyses van gemaakte toetsen zullen worden uitgebreid. Mogelijk zullen deze worden ingezet bij de loopbaan van leerlingen. In 2015 is een mastermodule toetsen gevolgd door een groep docenten. Verdere actie is deze kennis te verspreiden in de scholen door werkgroepen. Doel hiervan is de kwaliteit van toetsing te vergroten, de manier van toetsen te verbeteren, afstemming binnen vakgroepen te bewerkstelligen, gevolgd door afstemming tussen aanverwante vakgroepen te realiseren. Ook is het de bedoeling de lay-out van toetsen te uniformeren. Belangrijk is om een taxonomiecode te volgen. Het RTTI-model lijkt voor de hand liggend. De plannen zijn ook om deze taxonomiecode per toets elektronisch (ICT) te verwerken.
4.1.6 Inrichting onderwijs Bestaande structuren hebben blijvend aandacht en worden, indien gewenst of noodzakelijk, aangepast. In dit kader worden organisatievormen bedoeld als: • lesroosters, proefwerkroosters, schema’s PTA-ronden, • planning van de lesuren en de activiteiten van de stromen, • opvang van klassen / groepen bij lesuitval, • gebruik van ICT (in leercentra en buiten schoolgebouwen), • traditionele lesvormen versus projectonderwijs, • huiswerkbegeleiding, • registratie van cijfers, • intensief toezicht op verzuim door leerlingen, • rapportbesprekingen, • bevorderingsnormen, • berekening jaarcijfers. 14 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.1.7 Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding (LOB) Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding betreft de begeleiding van leerlingen in het doorstroomproces van schooljaar naar schooljaar, te beginnen in klas 3, en het uitstroomproces waar de leerling moet hebben geleerd welke vervolgstudie geschikt is. Scholieren worden in de derde klas eerst begeleid bij de keuze van de maatschappij- of natuurstroom (Atheneum) en profielvakken (HAVO, Atheneum en Gymnasium). Met inzet van een begeleidingsprogramma worden leerlingen en hun ouders geholpen in het samenstellen van een vakkenprofiel dat uitdagend en haalbaar is. Verder wordt zowel in klas 3 als in de bovenbouw aandacht besteed aan studievaardigheden en leerstijlen die leerlingen helpen goede prestaties te leveren in de bovenbouw en tevens moeten equiperen op weg naar een succesvolle aansluiting met middelbaar- (MBO) of hoger beroepsonderwijs (HBO) of wetenschappelijk onderwijs (WO). Nog steeds kiezen veel leerlingen voor een vervolgopleiding die ze niet afmaken. In de propedeuse wordt vaak al duidelijk dat ze een verkeerde keuze hebben gemaakt of dat de studieresultaten onder de maat blijven. Landelijke cijfers geven dit aan en dwingen tot nader beleid op dit vlak. De verschillende aspecten van de aansluitingsproblematiek met het vervolgonderwijs zullen in kaart worden gebracht. Een terugkoppeling van behaalde resultaten in het HBO en WO door oud-leerlingen levert veel relevante informatie op voor optimalisering van het LOB-programma. Dat programma start in klas 3, loopt door alle bovenbouwjaren heen en loopt uit tot in de studiekeuzechecks van het hoger onderwijs.
4.1.8 Burgerschapsvorming Het onderwijs heeft een rol in de burgerschapsvorming van jonge mensen. Hierin worden drie niveaus onderscheiden en wel schoolburgerschap (deel uitmaken van een schoolgemeenschap), maatschappelijk burgerschap (participeren in de plaatselijke gemeenschap) en politiek of staatsburgerschap (relatie individu en overheden). Deze drie niveaus zijn uitgangspunt voor de opbouw van de curricula van de verschillende scholen van Trevianum. Het schoolburgerschap wordt inhoud gegeven door: deelname aan leerlingenpanels, tutorschap, lidmaatschap Kroew, corveewerkzaamheden, projecten, goede doelen acties, brugklaskamp en meewerken en meedoen aan diverse culturele activiteiten. Het maatschappelijk burgerschap wordt inhoud gegeven door: maatschappelijke stages, goede doelen acties, excursies en studiereizen, euregionalisering en internationalisering. Door de unieke ligging van de westelijke mijnstreek is maatschappelijk burgerschap ook gericht op de buurlanden. Derhalve is euregionalisering ook van belang. Het staatsburgerschap is in curricula ingebouwd in de vakken geschiedenis en maatschappijleer. Ook nemen leerlingen deel aan het MEP (Model European Parliament). Het verdient aanbeveling om in de komende planperiode de plaats van burgerschapsvorming in curricula te bestuderen en activiteiten voor deze vorming bewuster te benoemen en zonodig meerdere activiteiten, gespreid over de curricula, te plannen. 15 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.1.9 Evaluatie en reflectie Evaluatie en reflectie is onderdeel van de kwaliteitscyclus. Het is zaak voortdurend aandacht te schenken aan de kwaliteit van het geboden onderwijs, het schoolklimaat en de beleving van geborgenheid en veiligheid. Indien doelstellingen niet worden behaald, bij gebleken onvolkomenheden moeten passende maatregelen genomen worden. Evaluatie van het onderwijsproces en de opbrengsten kan plaatsvinden in de vorm van: • lesbezoeken door de directie en coördinatoren, • enquêtes, • tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers, leerlingen en ouders, • analyses van prestaties (toetscijfers, rapportcijfers, cijfers schoolexamen en centraal schriftelijk), • in- , door- en uitstroomgegevens, • analyses aantallen voortijdig schoolverlaters, • onderzoek naar verbetering aansluiting PO/VO en VO/HBO en VO/WO.
16 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.2 Van basisschool naar Trevianum De overstap van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is voor leerlingen een grote stap. De ene leerling is er ruimschoots aan toe, de ander is nogal aarzelend. Trevianum vindt het belangrijk dat de start in het voortgezet onderwijs goed verloopt en de overgang goed wordt begeleid. De leerling moet zich zo snel mogelijk thuis voelen zodat hij zijn talenten verder kan ontdekken en maximaal kan presteren. Trevianum vindt de overgang van basisschool naar de eerste klassen van de drie verschillende scholen een belangrijke stap. Daarom ook een aparte paragraaf hierover. Onderscheidende kenmerken van Trevianum zijn: • enige smalle scholengroep in de regio; • drie afzonderlijke scholen, met goede resultaten; • degelijk onderwijs, duidelijke regels; • goede uitstraling / prettige leer- en leefomgeving; • goede begeleiding / zorgstructuur; • de grootste in zijn soort, waardoor ruime keuzemogelijkheden.
4.2.1 Het onderwijs op Trevianum Door de prachtige gebouwen waar Trevianum in gehuisvest is, met ruime gangen en goede overblijfvoorzieningen, en door de toestroom van over het algemeen vriendelijke en gemotiveerde leerlingen, heerst er op Trevianum een ontspannen sfeer. Trevianum vindt dit een belangrijke randvoorwaarde zodat eersteklassers zich er zo snel mogelijk thuis voelen. 4.2.1.1 Didactiek De hedendaagse leerling beschikt over andere vaardigheden, zoals snelle informatieverwerking en flexibel omgaan met verschillende informatie- en communicatiebronnen. Hij is sterker op samenwerking gericht en ook gebruikt hij veel meer dan voorheen apparaten zoals smartphone, tablet en laptop. Hij gebruikt voor allerlei doeleinden social media en is voortdurend on-line. Schoolse vaardigheden, zoals nauwkeurigheid, concentratie en aanhoudende taakgerichtheid, zijn minder ontwikkeld. Het onderwijsaanbod moet zo ontwikkeld worden dat enerzijds beter ingespeeld wordt op typische vaardigheden van de huidige generatie, zoals op ICT-gebied, en anderzijds meer schoolse vaardigheden getraind worden. De grootte van Trevianum maakt het mogelijk om in de onderbouw van de verschillende scholen zaken aan te bieden als een sport-, een cultuur- en een Life Science-stroom. Deze laatste stroom combineert de aantrekkelijkheid van een stroom met projectmatig en vakoverstijgend leerstofaanbod. Het aanbieden van Cambridge English Minor in de onderbouw is inmiddels structureel (aansluiting gevend op Cambridge Certificates in de bovenbouw).
17 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.2.1.2 Pedagogiek Trevianum biedt een veilige leer- en leefomgeving met duidelijke gedragsregels voor leerlingen en medewerkers. De leerlingen van de eerste klassen volgen een groot deel van hun lessen in een speciaal deel van het gebouw: het brugklaspaviljoen. Op een veilige en vertrouwde manier maken zij zo kennis met het voortgezet onderwijs. Het onderwijs- en begeleidingsprogramma is er in het eerste trimester sterk op gericht om een ‘zachte landing’ mogelijk te maken door projecten, introductiekamp en milde vormen van (prestatie-) beoordeling.
4.2.2 Onderwijsaanbod 4.2.2.1 Basis Het basisprogramma is voor alle klassen en alle vakken vastgelegd in de lessentabellen. De eerste klassen worden zorgvuldig samengesteld. Trevianum biedt onderdak aan drie zelfstandige scholen: havo, atheneum en gymnasium. Samen met de basisschool wordt gekeken in welke brugklas een leerling het beste past: havo, atheneum of gymnasium. Maar aan het einde van het eerste jaar kan een leerling net zo goed doorstromen naar een ander type. Trevianum vindt deze doorstroming een groot goed, het past immers binnen zijn doelstelling van talentontplooiing.
Eerste klas Leerlingen uit groep 8 worden geplaatst op een van de eerste klassen van de verschillende scholen. Vanaf 2015 is het basisschooladvies leidend en is de CITO-toetsing, in de tijd, na advisering en aanmelding geplaatst. Het basisschooladvies is daarbij dan ook leidend en adviseert eenduidig naar de eerste klas van havo, atheneum of gymnasium. De begeleiding in deze klassen is erop gericht om het beste uit de leerling te halen in een goed gestructureerde leeromgeving. Een leerling kan afhankelijk van de bereikte resultaten uiteraard doorstromen naar een tweede klas van een andere Trevianum-school. Dit delta-principe: gerichte instroom in de eerste klas en brede uitstroom naar de tweede klas is voor Trevianum een belangrijk uitgangspunt. Het doet immers recht aan de talenten van leerlingen. In de eerste klassen gymnasium wordt onderwijs met extra uitdaging geboden. Het is speciaal voor leerlingen met (heel) veel inzet en behoorlijke capaciteiten en/of leerlingen met (heel) veel capaciteiten (slim) en wisselende inzet. Ze worden in het gymnasium geprikkeld met uitdagingen en veel extra ruimte om te presteren. Dit komt tot uitdrukking in: • extra aandacht voor aspecten van de Griekse en Romeinse cultuur (klassieke culturele vorming); • het bieden van meer uitdaging door het Odysseeprogramma; • meer ruimte voor zelfverantwoordelijk leren.
18 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.2.2.2 Extra activiteiten Bij de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs worden leerlingen ook uitgedaagd om hun fascinatie of talent voor sport, muziek, beeldende vakken of grote belangstelling voor alles wat met wetenschap of ontdekkingen te maken heeft, in de eerste klas in te zetten. Trevianum Scholengroep biedt voor deze groep leerlingen toegang tot een van de stromen. Op het gebied van sociale en culturele vorming staan een aantal projectdagen in de eerste klassen op de rol: • Introductiekamp: bevordering van de inburgering op school en versterking van de onderlinge (klassen)band; • Project veilig in de groep: respectvol met elkaar omgaan, pestpreventie en leren omgaan met groepsdruk (nee leren zeggen); • Project Maastricht: geografische, historische en culturele vorming op locatie.
4.2.3 Begeleiding Het niveau van begeleiding en zorg staat in de scholengroep op een hoog niveau. Door het invoeren van Passend Onderwijs wordt echter meer gevraagd van docenten. Daarom is het versterken van het handelingsrepertoire van mentoren en vakdocenten in de opvang en begeleiding van kwetsbare leerlingen van belang in de komende planperiode. In de eerste klassen is dit van groot belang. Immers de leerlingen moeten zo goed mogelijk de hierboven geschetste ‘zachte landing’ maken. 4.2.3.1 Passend onderwijs Voor elke leerling die aangemeld wordt voor of toegelaten is tot een school van het bestuur, moet de school een passend onderwijsaanbod kunnen aanbieden. De wet Passend Onderwijs (2014) heeft dit onlangs nog aangescherpt. Trevianum maakt deel uit van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Westelijke Mijnstreek. Opdracht van het samenwerkingsverband is om voor elke leerling in de regio een passend onderwijsaanbod te bieden. Een en ander is vastgelegd in een ondersteuningsplan. Trevianum heeft een schoolondersteuningsprofiel opgesteld dat aangeeft welke leerlingen de juiste zorg kan worden geboden. Dit vergt enerzijds aanpassing van het onderwijs en anderzijds intensieve samenwerking binnen het samenwerkingsverband en met andere scholen in het samenwerkingsverband.
19 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.2.3.2 Begeleiding Gedurende het gehele schooljaar worden de eerste klas leerlingen nauwlettend gevolgd en waar nodig extra ondersteund met: • • • • •
faalangstreductietraining; sociale vaardigheidstraining; remediale hulp; tutorhulp (door bovenbouwleerlingen); tweedelijnsbegeleiding.
Verder wordt aan de eersteklas leerlingen nog een verrijkend programma aangeboden: • versterking van het taal- en rekenonderwijs door het aanbieden van modules; • kennismaking met de klassieke cultuur; • talent- en fascinatieontwikkeling in de stromen (cultuur, sport en Life Science).
4.2.4 Inrichting eerste klassen De generatie leerlingen die van de basisscholen afkomt is steeds meer ICT-gericht. Leerlingen van deze tijd beschikken over vaardigheden als snelle informatieverwerking, flexibel omgaan met verschillende informatie- en communicatiebronnen en zijn sterker op onderlinge samenwerking gericht. Daarbij zijn leerlingen steeds meer on-line via social media, die een grote invloed hebben op leerlingen en vele mogelijkheden kennen. Ook vormen van ICT-leren worden steeds belangrijker en nemen steeds grotere vormen aan. Schoolse vaardigheden zijn minder ontwikkeld. De komende vier jaren zullen we enerzijds meer inspelen op manieren van ICT-leren door gebruik te maken van moderne technologie (ELO, digitale leermiddelen, Wi-Fi), anderzijds door het bieden van structuur en het oefenen van schoolse vaardigheden in mentorlessen en vaklessen.
4.2.5 Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding In de eerste klassen maken leerlingen kennis met een van de eerste aspecten van loopbaanbegeleiding. Ze onderzoeken aan de hand van hun resultaten maar ook aan de hand van secundaire leerling kenmerken als plezier in leren, precisie en zorgvuldigheid in het uitvoeren van taken, leertaakgerichtheid en doorzettingsvermogen, wat voor hen de beste vervolgkeuze is. Daarbij spelen niet alleen studieresultaten maar ook de secundaire leerlingkenmerken een rol.
20 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.3 Havo Algemeen Havoleerlingen zijn intelligente, goed getalenteerde leerlingen waarover de afgelopen tijd verschillende publicaties zijn verschenen, zowel over de havoleerling zelf als over de havodidactiek. Daarin komt een aantal kenmerken van de havoleerling naar voren. Voor een havoleerling geldt over het algemeen dat hij: • intelligent is, creatief, actief en sociaal; • veel activiteiten heeft naast school(werk); • een wat kortere concentratieboog heeft; • gericht is op de korte termijn, waardoor deze voor een toets leert en het verband met een eindexamen of een vervolgopleiding niet ziet; • niet zo goed kan plannen, de neiging heeft uit te stellen; • pragmatisch is en over het algemeen kiest voor de gemakkelijkste weg. Hij zet alleen een extra stap als er een punt of uren te behalen zijn (is gevoelig dus voor beloning!); • gevoelig is voor groepswerk; • werkt voor de leraar, de leraar doet er toe (!). De havoleerling is dus goed getalenteerd, maar heeft wel de nodige structuur en begeleiding nodig om het maximum uit zijn talenten te halen. Ook inzichten uit de neuropsychologie omtrent de ontwikkeling van het (puber)brein wijzen in de richting van een behoefte aan structuur. Deze inzichten gelden overigens voor alle tieners, niet slechts voor havoleerlingen. Niet alleen uit de literatuur, ook uit de dagelijkse lespraktijk blijkt dat met name havoleerlingen goed gedijen op een heel duidelijke structuur, op orde en discipline. Bevraging van onze leerlingen levert op dat ze: • graag orde willen in de les (de rust om te werken), • behoefte hebben aan controle (huiswerkcontrole, overhoringen), • willen dat docenten waarschuwen, maar ook consequent optreden. Verder geven deze jonge leerlingen aardig blijk van inzicht in geslaagde havodidactiek. De ideale les bevat volgens hen voldoende afwisseling: de leraar moet serieuze uitleg geven, af en toe ruimte maken voor een grapje en het laatste deel van de les gelegenheid geven aan het huiswerk te werken. De uitleg mag niet te lang duren: de leerlingen willen minder luisteren, meer doen. De drie componenten – publicaties, de vakdocenten en reacties van de leerlingen zelf – vormen de basis voor de richting voor het onderwijs op Trevianum voor de komende jaren. Richtinggevend principe is daarbij het woord ‘structuur’, om te beginnen in de klas: een duidelijke opbouw van de les.
21 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Vanuit die behoefte aan structuur is een aantal interventies in het verleden gepleegd voor het aanbrengen van meer structuur bij de leerlingen via de programma’s H2O, H3O+ voor havo onderbouw, en Studiewijzer voor havo bovenbouw. De meest recente interventie is de havo-kansklas. In een duidelijke structuur moeten leerlingen zich een attitude eigen maken die leidt tot meer schoolsucces. Hierdoor is de schooluitval binnen de havo fors beperkt en is het rendement onderbouw verbeterd.
4.3.1 Pedagogisch-didactisch klimaat Het streven is om in de komende planperiode nog meer aandacht te hebben voor motiverende en activerende didactiek. Leerlingen (niet alleen havoleerlingen) hebben een korte spanningsboog, en zijn gebaat bij variatie. Daarbij zal ook aandacht zijn voor samenwerkend leren, vanuit het streven dat leerlingen moeten ervaren dat synergie een duidelijk meerwaarde heeft. Via deskundigheidsbevordering en uitwisseling tussen secties (good practices) worden de principes van activerende didactiek en samenwerkend leren zoveel mogelijk toegepast in het onderwijs. Mede ingegeven door de invoering van Passend onderwijs is het omgaan met verschillen in de klas steeds belangrijker. Differentiëren binnen de groep en leerlingen actief laten deelnemen zal dan ook de komende planperiode aandacht vragen. Wat verder uitgebouwd zal worden, is het werken met studiewijzers: leerlingen moeten weten waar ze aan toe zijn, en leren planmatig te werken. We dienen de brug te slaan tussen de weekplanner van het PO en de studiewijzer van het HBO.
4.3.2 Onderwijsaanbod In de huidige kenniseconomie, waarin leerstof een beperkte houdbaarheid heeft en (jonge) mensen ingesteld moeten zijn op levenslang leren, is het van belang leerlingen toe te rusten met extra vaardigheden. Deze moeten hen in staat stellen hun vrouwtje/mannetje te staan in een maatschappij waarin veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen en ICT een steeds grotere rol speelt. Het gaat daarbij dus om vaardigheden die de leerlingen in staat stellen ook na hun middelbare schoolopleiding het maximale uit hun talenten te halen. Onderbouw In de onderbouw van de havo geven leerlingen aan dat ze in de mentorlessen willen leren studeren, maar dat ze daarnaast ook hulp willen krijgen in het omgaan met conflicten en problemen. En ze hebben in hun jonge leventje als pubers heel wat problemen en conflicten op te lossen: thuis, op school, in hun vriendenkring. Een nieuwe dynamiek hierbij zijn de social media, de hedendaagse jongere is frequent online. In de mentorlessen zal aandacht zijn voor het bevorderen van een gezonde sociaalemotionele ontwikkeling, met daarin onder meer aandacht voor het aanleren van een positieve manier van denken, het vergroten van het gevoel van eigenwaarde evenals het vermogen om conflictsituaties beter te hanteren en het verminderen van gevoelens van spanning in moeilijke situaties. 22 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Op havo-2 en havo-3 hebben de mentoren in de afgelopen planperiode mentorlessen ontwikkeld. Op havo-1 zal op een zelfde wijze aan mentorlessen gewerkt worden, zodat een doorlopende leerlijn ontstaat. Bovenbouw In de bovenbouw is het extra belangrijk leerlingen vaardigheden bij te brengen die hen helpen zichzelf optimaal te ontwikkelen, ze zelfbewust te maken, leren weloverwogen keuzes te maken, en succesvol te zijn in relaties met anderen. Gezamenlijk met mentoren wordt, in de komende planperiode, een doorlopende leerlijn in mentorlessen ontwikkeld. Landelijk onderzoek wijst uit dat teveel leerlingen in het hbo een opleiding starten en deze, vaak na korte tijd, verlaten en het diploma niet behalen. In mentorlessen dient dan ook aandacht te worden besteed aan competenties die in het HBO zijn vereist. Begeleiding Voor zwakkere leerlingen is er de mogelijkheid extra hulp te krijgen, onder andere in de vorm van tutorbegeleiding, VT-uur (versterken en verrijken) en RT-uur (rekenen en taal) en de huiswerkklas. In de bovenbouw is voor leerlingen die dat nodig hebben SOS (studie op school). Voorts wordt op havo-4 en havo-5 een ondersteuningsles aangeboden. In de examenklassen zal examentraining aangeboden worden. Een nieuwe ontwikkeling is de inrichting van de kansklas in de havo-onderbouw. Het rendement onderbouw was niet op het niveau dat Trevianum wenst en door een intensievere begeleiding is door de kansklas het rendement op een hoger niveau gebracht. Minder leerlingen, die een havoadvies hadden, zijn afgestroomd naar het vmbo. Trevianum is in de voorfase van Passend onderwijs gestart met ambulante begeleiding voor leerlingen die dit nodig hebben. Passend onderwijs stelt ook forse eisen aan scholen op dit vlak en de komende planperiode zal de ambulante begeleiding veel aandacht krijgen. Uiteraard zal de ambulante begeleider leerlingen begeleiden maar veel meer nog zal de ambulante begeleider anderen trainen en het handelingsrepertoire op pedagogisch vlak vergroten. In dezen is ook een rol weggelegd voor de zorgcoördinator. De zorgcoördinator is een spin in het web binnen het samenwerkingsverband en heeft ook de rol van het begeleiden van leerlingen, heeft een rol in de aanname van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte en heeft een train-de-trainers-rol om het handelingsrepertoire van docenten te vergroten. Taal- en rekenbeleid Een veel gehoorde klacht is dat leerlingen steeds minder leesvaardigheid bezitten. Voor een deel heeft dat te maken met de beeldcultuur waar zij in opgroeien en waarin zij zich gretige consumenten betonen. Het onderwijs blijft niettemin erg talig; het is zelfs zo dat bij een vak als wiskunde een behoorlijke mate van tekstbegrip vereist is. Daarom is het van groot belang de taalvaardigheid van leerlingen te vergroten.
23 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Om te beginnen wordt op havo-1 het instapniveau in beeld gebracht via Diatekst. Diatekst is een toets waarmee het referentieniveau voor leesvaardigheid kan worden vastgesteld en leesproblemen kunnen worden gesignaleerd. Bovendien biedt deze signalering aanknopingspunten voor gerichte hulp aan zwakke lezers op alle onderwijsniveaus. Die ondersteuning wordt aangeboden in het VT-uur. Aan het einde van havo-1 wordt onder alle leerlingen een vervolgtoets afgenomen om te zien welke progressie ze gemaakt hebben. Daarenboven is het doel om de toets Diatekst ook in de derde klas af te nemen om de progressie te meten die in de onderbouw gemaakt is en daar waar nodig vervolgacties in te zetten. Het rekenbeleid heeft zijn vruchten afgeworpen en moet gecontinueerd worden.
4.3.3 Extra activiteiten Voor de leerlingen zijn er tal van activiteiten buiten de lessen om die een bijdrage leveren aan hun vorming. Om te beginnen zijn daar de projecten die in het teken staan van de euregionalisering. Heel vormend ook zijn de goededoelenacties. Een laatste voorbeeld van vormende niet-lesactiviteiten zijn de educatieve buitenlandse reizen op havo-4. Onderwijs is een proces waarbij drie partijen betrokken zijn: school, leerlingen en ouders. Het is daarom van belang ouders te betrekken bij het onderwijs dat aan de leerlingen gegeven wordt. Naast communicatie via de mail worden de ouders ook op elke laag geïnformeerd over het programma van de mentorlessen. Belangrijk, in het kader van ouderbetrokkenheid, zijn de klankbordgroepen. In dit overleg van ouders en directie wordt op een open wijze het onderwijs in de volle breedte besproken.
4.3.4 Vormen van beoordeling Zie algemene paragraaf 4.1.5.
4.3.5 Inrichting onderwijs Meer structuur De komende vier jaren zullen in het teken staan van het aanbieden van meer structuur. Terugdringen voortijdig schoolverlaten Aandachtspunt is verder het terugdringen van verzuim door onder andere intensieve contacten met de leerplichtambtenaar.
4.3.6 Loopbaanbegeleiding Een groot aantal van de leerlingen met een havo of vwo-diploma maakt de vervolgstudie waar ze aan beginnen niet af. De vraag is waar dat bij de havoleerlingen aan ligt: gaan ze onvoldoende toegerust het HBO in, of is hun keuze voor een vervolgopleiding niet voldoende gefundeerd?
24 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Het is erg belangrijk om een nader onderzoek te doen bij Hbo-instellingen waar Trevianumleerlingen naar toe gaan naar de vraag waarom zij binnen de instelling van studie wisselen dan wel hun studie niet afmaken. Afhankelijk van de uitkomst van een dergelijk onderzoek zal vervolgens gewerkt moeten worden aan de competenties die in het HBO gevraagd worden, en/of aan een aanpassing van het loopbaanbegeleidingstraject, teneinde een meer gefundeerde keuze voor een vervolgopleiding te bewerkstelligen.
4.3.7 Evaluatie en reflectie Voor de komende planperiode zal onderzocht worden hoe de opbrengst van de onderbouw blijvend geoptimaliseerd kan worden en het rendement van de bovenbouw verbeterd kan worden. Verder zal er frequent geanalyseerd worden of de resultaten op niveau zijn. Daarbij is er onder meer aandacht voor de individuele prestaties van de verschillende secties. Voor het volgen van resultaten zal een programma worden opgezet dat periodiek de juiste informatie genereert.
25 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.4 Atheneum Algemeen Het atheneum van Trevianum scholengroep wordt bevolkt door een gemêleerd gezelschap. Typering van ‘de’ atheneumleerling is dan ook een bijna onmogelijke opgave en doet misschien eerder afbreuk aan de diversiteit van de atheneumpopulatie. Desondanks is het de moeite waard een poging te ondernemen de atheneumleerling te schetsen, temeer daar de inrichting van het onderwijs op het atheneum zich vooral richt op de vraag, de behoeften en het aanwezige intellectuele potentieel van de atheneumleerling. De atheneumleerling is breed georiënteerd en geïnteresseerd, praktisch ingesteld, pragmatisch, spontaan, leergierig, hardwerkend, sociaal en soms berekenend. Hij is vaak op basis van resultaten en Cito-gegevens toelaatbaar voor het gymnasium, maar heeft bewust gekozen voor een minder talige opleiding. Hij is constant op zoek naar nieuwe uitdagingen en toetst deze bij voorkeur op hun bruikbaarheid. Een blik over de ‘grenzen’ van school en de vraag naar uitdaging is voor leerlingen van het atheneum een vanzelfsprekendheid. Internationalisering en euregionalisering (zoals diverse educatieve buitenlandse reizen en uitwisselingen), het gebruik van de ELO en uitdagende projecten in de bètarichting sluiten daarom perfect aan bij de huidige atheneumleerling. En ook het aanbod aan gevarieerde lesactiviteiten, stimulerende en uitdagende didactiek, en afwisselend en boeiend lesmateriaal (digitalisering) komt de naar uitdaging en verdieping zoekende leerling tegemoet. Maar er is ook aandacht voor leerlingen die obstakels tegenkomen in hun studieproces. De ondersteuningslessen bieden de leerling de mogelijkheid extra lessen te volgen en zodoende additionele uitleg en oefening te krijgen in vakken die moeilijkheden opleveren. Examentraining door bekwame vakdocenten zorgt voor een gedegen voorbereiding op het centraal eindexamen en aansluitingsmodules in een breed scala van vakken maken de overgang naar een universitaire opleiding of het HBO mogelijk. Om de atheneumleerling de mogelijkheid te bieden zijn talenten op alle gebieden volledig te ontplooien, zijn intellectuele capaciteit te ontwikkelen en hem zodoende meer kansen te bieden op een weloverwogen keuze voor één van de profielen, is het Tweestromenland ingevoerd. Hierdoor wordt de atheneumleerling in de gelegenheid gesteld pas in leerjaar vijf definitief voor een profiel te kiezen dat bij hem past.
4.4.1 Pedagogisch-didactisch klimaat De leerlingen op het atheneum zijn over het algemeen praktisch en visueel ingesteld. Om hun tegemoet te komen is een gevarieerd aanbod van activerende werkvormen van belang. Onder andere het gebruik van meer digitaal lesmateriaal, projectmatig leren en vakoverstijgende thema’s zouden hieraan kunnen bijdragen. Ook het digitaal toetsen met bijvoorbeeld het programma Toetshulp en het werken met een elektronische leeromgeving behoren tot de mogelijkheden. 26 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.4.2 Onderwijsaanbod Basis Het basisprogramma is voor alle klassen op het atheneum in de lessentabellen vastgelegd. Basisprogramma onderbouw De eerste klassen volgen 29 vaklessen, 1 VT (verdieping) uur, 1 uur Remedial Teaching en 1 mentorles. De tweede klassen volgen 31 vaklessen en 1 mentorles. De derde klassen hebben 29 vaklessen, twee proefwerkbanduren en 1 mentorles. Ze krijgen 2 uren les naar keuze uit een van de vier vakken tekenen, handvaardigheid, muziek of techniek. Tijdens het derde leerjaar moeten de leerlingen voor de vierde klas een keuze maken uit twee stromen, te weten de natuurstroom en de maatschappijstroom. Basisprogramma bovenbouw In de vierde klas hebben alle leerlingen een keuze gemaakt in het Tweestromenland en zullen de leerlingen tussen de 32 en 34 lessen volgen in een van de twee stromen (natuurstroom of maatschappijstroom). Verder kent de vierde klas een mentorles en is er extra ondersteuning van zwakke leerlingen. De leerlingen in de vijfde klas volgen hun lessen in een van de vier profielen CM, EM, NG of NT, ongeveer 29 vaklessen, twee proefwerkbanduren en 1 mentorles. Voor sommige vakken zijn er in de vijfde klas al PTA’s. Ook hier is er extra ondersteuning van zwakke leerlingen. In de zesde klas volgen de leerlingen ongeveer 27 vaklessen, krijgen ze driemaal een PTAronde, enkele momenten voor herkansing / herexamen en extra examentraining. In de zesde is ook mentorles ingeroosterd. Reparerend / remediërend De leerlingen op het atheneum vormen een gemêleerde groep en dus is er ook aandacht voor leerlingen die meer moeite hebben met bepaalde vakken. Deze leerlingen krijgen de mogelijkheid ondersteuningslessen te volgen. In deze uren krijgt de leerling extra uitleg en oefening aangeboden in de vakken waarbij ze moeilijkheden ondervinden. Verrijkend en uitdagend Het atheneum kent in de onderbouw de sport-, arti- en muzestroom. Een aantal jaren geleden is Life Science ingevoerd. In deze klas werken de leerlingen vakoverstijgend aan thema’s en projecten. Ze zijn vooral onderzoekend bezig, werken in groepjes en maken veel gebruik van de elektronische leeromgeving, digitaal lesmateriaal en ICT. De leerlingen krijgen een uur extra les in een stroom. Doel van de stromen is dat leerlingen hun talenten kunnen ontdekken en zich daar dan verder in kunnen bekwamen en kunnen excelleren. In het kader van excellentie zullen deze programma’s in de komende periode verder worden ontwikkeld. Voor leerlingen die meer uitdaging vragen bestaat de mogelijkheid tot het volgen van Cambridge Engels.
27 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Vernieuwend In de onder- en bovenbouw moet het onderwijs zodanig aangepast worden dat het nog beter aansluit bij de leerlingen van deze tijd. Vooral op het vlak van ICT-leren heeft de overheid doelen gesteld die in 2020 moeten zijn behaald. In de komende planperiode zal de school hierop een gepast antwoord dienen te vinden binnen de missie en visie die Trevianum nastreeft.
ICT-leren Afgelopen periode is fors geïnvesteerd in de ICT-infrastructuur. Zo is het serverpark compleet vernieuwd en zijn alle lokalen voorzien van ICT met internet en interactieve borden zodat docenten de ELO en internet beschikbaar hebben. Komende periode wordt een impuls gegeven door ook het buiten-de-klas leren verder uit te breiden door investeringen in Wi-Fi en meer leerplekken, voorzien van ICT. Daarnaast groeit het aanbod van apparatuur en leermiddelen om met of door ICT te leren. Komende planperiode wordt dit verder uitgewerkt en zal de school een eigen en eigentijds antwoord geven op het leren met ICT.
Onderbouw De onderbouw kent een VT-uur. Dit uur is bedoeld voor verdieping. Hierin wordt technisch tekenen onderwezen en de beginselen van bèta worden, deels praktisch, aan de leerlingen aangeboden. In het curriculum van de onderbouw wordt verder vakoverstijgend gewerkt en is projectwerk en groepswerk een punt van verdere ontwikkeling. Verdere ontwikkeling vraagt ook het afstemmen van tekenen, handvaardigheid en techniek op bepaalde profielen.
Bovenbouw Het versterken van het bètaonderwijs heeft in de bovenbouw prioriteit. Door het aanbieden van extra ondersteuningslessen, modules en examentrainingen zal getracht worden de leerlingen beter voor te bereiden op hun examen, maar ook op het vervolgonderwijs. In dit kader past het ook om de profielkeuze een jaar uit te stellen. De leerlingen kiezen in de derde klas voor een van de twee stromen en maken aan het einde van het vierde jaar pas hun definitieve keuze. Punt van aandacht is het afstemmen van de bètavakken. Verschillende onderdelen in het curriculum zijn voor de verschillende vakken alle van belang. Zo is het werken met formules voor alle bètavakken en ook economie een relevant onderdeel en is het de vraag welk vak dit wanneer afdoende en liefst voor alle vakken behandelt. Komende planperiode zal de vakinhoudelijke afstemming prominent op de agenda staan. De school zet komende planperiode sterk in op ontwikkelingen binnen het bètaonderwijs en werkt hiertoe samen met een aantal organisaties, hogescholen en universiteiten. Komende periode zal, onder meer, verdere samenwerking worden gezocht met de RWTH in Aken. Gezien de ligging van de school in de euregio, de arbeidsmarktpositie en de versterking van het bètaonderwijs is dit een prioriteit.
28 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.4.3 Extra activiteiten Op het atheneum worden zowel in de onder- als bovenbouw extra activiteiten aangeboden. Zo worden in de onderbouw verschillende projecten georganiseerd. De leerlingen in de bovenbouw nemen deel aan een aantal (vak)excursies, externe vaklessen en in sommige vakken zelfs bijzondere colleges, in school, maar ook buiten school. In laag vier vinden de buitenlandse reizen plaats. Ook worden colleges verzorgd door universiteiten en bedrijven. Internationalisering Leerlingen uit de derde klas kunnen zich opgeven voor een uitwisseling met leerlingen van een school in het buitenland. In het daarop volgend jaar kiezen de leerlingen voor een stedenreis of een uitwisseling. De uitwisseling biedt de leerlingen de mogelijkheid om kennis te maken met de cultuur, de gewoonten en bijzonderheden van een ander land. Ze verblijven ter plekke in gastgezinnen. In de tweede helft van het schooljaar verblijven de leerlingen uit het buitenland in de gezinnen van onze leerlingen en wordt er een gevarieerd programma van les, cultuur, bezichtiging en ontspanning aangeboden. Euregionalisering Burgerschap houdt ook in dat je goed kunt omgaan met je buren. Gezien de ligging van de scholengroep in de Euregio is het daarom ook belangrijk dat leerlingen kennis opdoen van taal en cultuur in de Euregio. Daarnaast kent de Euregio een aantal uitstekende instellingen voor hoger onderwijs en is de Euregio van belang voor de arbeidsmarkt van de regio. Komende planperiode wordt daarom ook sterker ingezet op projecten en programma’s op dit vlak.
4.4.4 Vormen van beoordeling Zie algemene paragraaf 4.1.5.
4.4.5 Loopbaanbegeleiding De toelichting bij de sub paragraaf Loopbaanbegeleiding uit paragraaf 4.1.7 geldt ook voor het atheneum. Atheneum leerlingen volgen in klas 4 eerst schoolvakken in de Maatschappij- of de Natuurstroom en pas een jaar later wordt het profiel gekozen. Dat vraagt aanpassingen in het LOB programma. Nadat een aantal cohorten is gepasseerd wordt geanalyseerd of de gewenste effecten zijn bereikt.
4.4.6 Evaluatie en reflectie Voor komende planperiode is een impuls voorzien in evaluatie en reflectie op een aantal terreinen. Doel is om het onderwijs te verbeteren door een aantal activiteiten te verrichten: • toetsbeleid: een van de speerpunten is verdere uitrol van het programma toetsen en beoordelen. • lesbezoeken: belangrijk is het aantal lesbezoeken op een hoog niveau te houden. Daarnaast zal worden gestart met intervisie zodat professionals van elkaar kunnen leren.
29 | S c h o o l p l a n
2015-2019
• •
enquêtes: leerlingen- en mentor enquêtes zijn belangrijk om te toetsen wat er in de school allemaal gebeurt en om terug te koppelen op de doelstellingen van de school. analyses: een aantal analyses is van groot belang om te meten of de doelstellingen van de school worden bereikt: verbetering adviezen derde klassen door LOB-advies, DAT-test en taxonomie gebaseerde toetsen die een voorspellende waarde kennen voor advies bovenbouw; rapportcijfers analyseren. Na elk rapportronde worden de cijfers geanalyseerd en vergeleken met de trends van afgelopen jaren; SE- en CE-cijfers analyseren. Doelstelling van de school is om hoge resultaten te behalen. Uiteindelijk zijn deze cijfers bepalend hiervoor en analyse van deze cijfers heeft dus komende planperiode hoge prioriteit; doorstroomcijfers analyseren; schoolverlaterscijfers analyseren is van belang. Immers een schoolverlater betekent dat een jongere zijn of haar ambities niet kan realiseren en dat basisschool adviezen veelal niet worden gerealiseerd. Zorgvuldig monitoren waarom een jongere de school verlaat is dus een prioriteit.
Uiteraard zijn analyses of evaluaties onderdeel van een proces. Het is eigenlijk een van de stappen in de kwaliteitscyclus (plan-do-check-act). Als in het check-gedeelte dan ook blijkt dat de doelstellingen (plan) niet worden gehaald, is uiteraard een interventie nodig en dienen plannen te worden gemaakt voor verbetering.
30 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.5 Gymnasium Maar als je nu vraagt wat het goede aan onderwijs in zijn algemeenheid is, is het antwoord simpel: dat onderwijs goede mensen voortbrengt, en dat goede mensen nobele daden verrichten Plato (ca. 427-347 v.C.)
Algemeen Het voedingsgebied van Trevianum kent een lange traditie van gymnasiaal onderwijs. In die traditie kwam dat onderwijs lange periode grotendeels voor rekening van het Serviam lyceum en het Bisschoppelijk College. In 1998 gingen beide scholen samen in de Trevianum scholengroep en is de traditie van gymnasiaal onderwijs voortgezet. Gymnasium Trevianum is een categoraal gymnasium, dat wil zeggen dat er in alle leerjaren aparte gymnasiumklassen zijn. Het gymnasium is aangesloten bij de Stichting het Zelfstandig Gymnasium en is herhaaldelijk bij kwaliteitsonderzoeken uitgeroepen tot beste gymnasium van Nederland. Het gymnasium biedt breed funderend en veelzijdig onderwijs met veel aandacht voor de klassieke talen. In de bovenbouw zijn er ruime keuzemogelijkheden. Leerlingen wordt een leerklimaat geboden waarin ruim plaats is voor sociale en culturele ontplooiing. Zeker in een tijd waarin de roep om excellente studenten steeds luider wordt en waarin de afkeer van een zesjesmentaliteit tot in de hoogste regionen wordt geuit, is het geen schande meer om boven het maaiveld uit te steken. Excelleren mag! Het gymnasium biedt leerlingen de kans om hun talenten te ontwikkelen en te brengen tot een niveau waar steeds meer om gevraagd wordt. Van de leerling wordt verwacht dat hij kan en – wat nog belangrijker is – wil leren. Er zijn daarom toelatingseisen. Een gymnasiumleerling brengt bovendien een bepaalde houding mee. Hij is nieuwsgierig en hij laat zich graag intellectueel uitdagen. Hij vindt het prettig om alleen of in samenwerking met anderen lastige zaken te onderzoeken. Hij is bereid energie en tijd te investeren in zijn studie. Hij wil graag kennis verwerven en hij is in staat de verworven kennis in nieuwe contexten toe te passen. Hij is betrokken bij school en geïnteresseerd in de wereld om hem heen. Dat blijkt onder andere uit het deelnemen aan buitenschoolse activiteiten en uit een actieve opstelling ten aanzien van de studie. Een gymnasiumleerling is zelfverantwoordelijk en in staat te reflecteren over zijn eigen gedrag en handelen. Al deze zaken dienen vanaf het begin in essentie aanwezig te zijn. Ze worden in de loop van de opleiding verder ontwikkeld en aangescherpt. Het beeld van de gymnasiast als ‘nerd’ klopt zeer zeker niet. Ook het idee dat gymnasiumleerlingen beter of braver zouden zijn dan anderen, is een misvatting. Het gaat om gewone, zelfbewuste jongeren, maar met capaciteiten die ze graag verder willen ontplooien.
31 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.5.1 Pedagogisch-didactisch klimaat Het gymnasium wil leerlingen een warm pedagogisch-didactisch klimaat bieden waarin presteren mag en kan. De grondhouding is er een van het helpen de talenten te ontplooien die de leerlingen hebben. Het gaat daarbij zowel om ontplooiing op intellectueel gebied als om ontplooiing op sociaal en cultureel gebied. Er wordt daartoe ruimte geboden en de leerlingen worden uitgedaagd om die ruimte te benutten. Leren vindt zoveel mogelijk plaats in wisselwerking met de docent en met elkaar. Er is daarbij plaats ingeruimd voor leren door doen. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan het min of meer zelfstandig bezig zijn met de stof, maar ook aan het ‘lesgeven’ aan anderen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit een zeer effectieve manier is om stof op een hoog niveau te leren beheersen. De leerlingen worden daarom bijvoorbeeld tijdens buitenlandse reizen als mini gids ingezet. Zij geven hun medeleerlingen en begeleiders ter plaatse informatie over het bezochte. Verder zijn leerlingen van de hogere klassen actief als tutor van leerlingen van lagere klassen. Ze vervullen in dezen als het ware de rol van ‘hulpdocent’. Dit wordt door alle betrokkenen als een zeer waardevol project gezien. Een andere vorm van actief leren die de afgelopen jaren steeds meer reliëf heeft gekregen, is die van de maatschappelijke stage waarbij leerlingen als volwaardige partner in reële maatschappelijke omgevingen functioneren en participeren. Een uitdaging in de komende planperiode is om verdere vormen van ICT-leren te introduceren. Het klassieke maar innovatieve karakter van het gymnasium komt hierin naar boven. ICT-leren zal kansen bieden aan deze getalenteerde leerlingen om nog meer te excelleren. Een individuelere curriculuminvulling kan zo de verschillende talenten nog beter tot uiting laten komen.
4.5.2 Onderwijsaanbod Ontplooiing van talenten vindt eerst en vooral plaats binnen het reguliere curriculum. Er is echter meer uitdaging nodig. De leerlingen wordt daarom de mogelijkheid geboden om zich extra te ontwikkelen. Zo wordt sinds het schooljaar 2014- 2015 de verrijkte variant Cambridge Engels aangeboden aan de gehele onderbouw van het gymnasium en bestaat in de bovenbouw de mogelijkheid om in plaats van Engels voor de verrijkte variant Cambridge Engels te kiezen. Verder is er ruim aandacht voor extra-curriculaire onderdelen van de bètavakken. Er wordt gedacht over mogelijkheden om het aanbod aan verrijkende activiteiten nog verder uit te breiden. Zo wordt op het ogenblik onderzoek gedaan naar de wenselijkheid en de haalbaarheid van het aanbieden van lessen Spaans. Daarnaast wordt er in de eerste klassen Challenge en onderzoek verzorgd.
32 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Gegeven de complexe en snel veranderende samenleving waarin onze leerlingen straks zelfstandig moeten kunnen functioneren, is het belangrijk dat zij niet alleen een brede algemene ontwikkeling in hun bagage hebben (het idee van de homo universalis), maar ook een goed ontwikkeld EQ en goed ontwikkelde morele eigenschappen. Daarnaast moeten zij ook over een goede zelfreflectie beschikken: naast IQ dus aandacht voor EQ, en ook MQ (metacognitieve vaardigheden)! In de komende periode zal daarom aandacht besteed worden aan een vernieuwde invulling van het mentoraat en/of mentorlessen. Er wordt gezocht naar een vorm waarin, meer dan tot nu toe het geval was, aandacht besteed wordt aan bovengenoemde brede ontwikkeling. Het gymnasium streeft naar meer betrokkenheid van de leerling in het leerproces. Dat komt onder andere tot uiting in het gebruik van werkvormen waarbij een beroep wordt gedaan op de zelfstandigheid en de zelfverantwoordelijkheid van de leerlingen. Zij moeten zelf initiatief nemen bij het bewaken en het evalueren van het eigen leerproces. De docent speelt hier uiteraard steeds een belangrijke rol. Hij controleert of de gewenste resultaten inderdaad bereikt worden. Een ontwikkeling die inmiddels is ingezet, is de steeds meer toenemende samenwerking tussen vakken. Er is bijvoorbeeld op sommige terreinen sprake van het vakoverstijgend aanbieden van delen van het curriculum, zoals het betaproject gym-1 en gym-2.
4.5.3 Extra activiteiten Ook buiten de lessen zijn er veel activiteiten voor en door de leerlingen, zoals muziekavonden, dramavoorstellingen en tentoonstellingen. Deelname of bezoek hieraan wordt zeer gestimuleerd. De leerlingen ontwikkelen zo niet alleen hun intellectuele vermogens; ook creatieve, sociale en emotionele vaardigheden krijgen aandacht. De reizen die de leerlingen op het gymnasium met school maken zijn alle gekoppeld aan het curriculum en zijn mede bepalend voor de leercultuur en het eigene van het gymnasium. De aanpak van een en ander wordt jaarlijks met de betrokken secties geëvalueerd. Verder is er aandacht en ruimte voor projecten met een duidelijk educatief doel. Belangrijk bij de keuze voor een bepaald project is het doel ervan. Dat moet vooraf duidelijk zijn. Er moet in elk geval voldoende ‘leerrendement’ worden behaald. Projecten worden daarop geselecteerd. Een vorm van extra activiteiten waar de laatste tijd vaker voor gekozen wordt is het in huis halen van gastsprekers. Deze kunnen door hun hoge niveau van vakinhoudelijke kennis en presentatie zowel docenten als leerlingen enthousiasmeren om zich in bepaalde aspecten van vakken verder te verdiepen.
4.5.4 Vormen van beoordeling Zie paragraaf 4.1.5.
33 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.5.5 Inrichting onderwijs In de lessentabellen is vastgelegd welke vakken en hoeveel uren er zijn geprogrammeerd. Voor de komende planperiode wordt een denktank ingericht die als opdracht heeft om de inrichting van het onderwijs opnieuw vorm te geven en een gymnasiumcultuur inhoud te geven die bij deze tijd past.
4.5.6 Loopbaanbegeleiding De toelichting bij de subparagraaf Loopbaanbegeleiding uit paragraaf 4.1.7 geldt ook voor het gymnasium. Het is echter belangrijk om hier twee aspecten voor het gymnasium uit te lichten en dat betreft: de doorlopende begeleiding van de leerling door de mentor. Deze stopt na klas 5 door het ontbreken van mentoruren in het eindexamenjaar. Het anders invullen van deze begeleiding verdient de noodzakelijke aandacht en is punt van aandacht in de komende jaren. de rol van de loopbaanbegeleider. Deze rol moet opnieuw belicht worden. De loopbaanbegeleider zal, ondersteund door de coördinator, de mentoren nadrukkelijker dienen aan te sturen en eveneens meer een ‘train de trainer’ rol op zich te nemen.
4.5.7 Evaluatie en reflectie Doordat de lessen in een stabiel, homogeen klassenverband gegeven worden, ontstaat een veilige leeromgeving waarin naar beste vermogen presteren mogelijk is. Excelleren wordt gestimuleerd en gewaardeerd. Punt van aandacht komende periode is de uitstroom van gymnasium leerlingen en de vraag waarom potentiele gymnasiumleerlingen toch niet kiezen voor het gymnasium. Een in te richten denktank zal hier onderzoek naar doen. De instrumenten van evaluatie en reflectie zijn: • analyse cijfers: rapportcijfers, eindexamenresultaten, doorstroom- en uitstroomcijfers; • lesbezoeken; • enquêtes onder leerlingen. Uiteraard zijn analyses of evaluaties onderdeel van een proces. Het is eigenlijk een van de stappen in de kwaliteitscyclus (plan-do-check-act). Als in het check-gedeelte dan ook blijkt dat de doelstellingen (plan) niet worden gehaald, is uiteraard een interventie nodig en dienen plannen te worden gemaakt voor verbetering.
34 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.6 Topsport Talentschool “Als je gewoon een paar uur per week aan sport doet, is dat prima te combineren met je schoolwerk. Je sport is zelfs een prachtige ontspanning voor het vaak zittende leerwerk! Als je sport op hoog niveau beoefent, wordt het moeilijker om sport en studie te combineren. Dit kan alleen als er een goede samenwerking is tussen de leerling, ouders, trainer(s), sportorganisatie en de school en als de school mogelijkheden heeft om extra hulp te bieden.” Bovenstaande passage is genomen uit het LOOT-jaarverslag Trevianum scholengroep. Als Topsport Talentschool (voorheen LOOT= Landelijke Organisatie Onderwijs & Topsport), kan Trevianum ongekende faciliteiten bieden aan potentiële topsporters om sport en studie succesvol in balans te brengen en te houden. Trevianum heeft dus scholen die je helpen bij het inpassen van de uren trainingstijd en die voor ondersteuning zorgen als je voor trainingen of wedstrijden misschien veelvuldig in het buitenland bent. Mogelijkheden die wij in de vorm van ‘maatwerk’ als Topsport Talentschool aan (aanstaande) topsporters zoal kunnen bieden zijn: - roosteraanpassingen - verlof voor trainingskampen en wedstrijden - ontheffing voor vakken - gespreid examen over twee jaar - ondersteuning op maat door een docent-begeleider. Met Topsport Limburg wordt samengewerkt om die talenten de ruimte te verschaffen om zich met veel succes te blijven ontwikkelen. Talentherkenning en –erkenning nemen hier vanzelfsprekend een belangrijke plaats in. Voortzetting en verbetering van de begeleiding van de aan onze zorgen toevertrouwde topsportleerlingen zal ook in de komende jaren steeds voorop blijven staan. Wat belangrijk blijft, is de inspanningsverplichting die we als Topsport Talentschool hebben om de contacten met de toeleverende sportverenigingen goed te onderhouden en waar mogelijk te intensiveren. Nauwe samenwerking met de sportbonden heeft hierbij hoge prioriteit, in het bijzonder met die sportbonden die hun NTC’s en/of RTC’s in de Sittardse Sportzone hebben gerealiseerd of die voornemens zijn die te realiseren. Hiertoe participeren wij in allerlei samenwerkingsverbanden met onze collegaTopsport Talenschool, DaCapo College te Sittard, Topsport Limburg, de plaatselijke overheid, de provincie en andere verantwoordelijken.
35 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.7 Begeleiding Op het gebied van de begeleiding streeft Trevianum ernaar elke leerling, ook als deze op het eerste oog minder aandacht nodig heeft, goed te begeleiden. Zolang een leerling op school zit, krijgt hij begeleiding bij de ontwikkeling van de eigen leerstijl, de ontwikkeling van sociale vaardigheden, het bevorderen van zelfstandigheid en autonomie, en het versterken van zijn kwaliteiten. De begeleiding is erop gericht de leerling te leren richting te geven aan het eigen leven, de leerling te laten ervaren dat leren de moeite waard is en nooit ophoudt. Begeleiding is ook de leerling leren respect te ontwikkelen voor de ander, andermans eigendommen en de wereld. Leerlingbegeleiding is zoveel mogelijk preventief, gericht op het voorkomen van problemen. Waar noodzakelijk is ze curatief, gericht op het helpen oplossen van problemen. Veelal hebben we het dan over een betrekkelijk klein aantal leerlingen met grotere of complexere problemen die zonder speciale zorg het onderwijs op havo/vwo-niveau niet zouden kunnen volgen. Onder de begeleiding valt ook het precies bijhouden en signaleren van (problematisch) schoolverzuim, en het aanpakken van oorzaken die leiden tot dat verzuim. Trevianum besteedt veel aandacht aan een positief en veilig schoolklimaat. De begeleiding van leerlingen gebeurt in de eerste plaats door de vakdocenten tijdens de lessen in de klas. Zo nodig worden de vakdocenten daarbij ondersteund door een van de andere begeleiders op school. De begeleidings- en ondersteuningsstructuur waarborgen dit. Begeleiding en zorg zijn in een andere dynamiek terecht gekomen door de invoering van de wet Passend Onderwijs. Trevianum is onderdeel van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Westelijke Mijnstreek. Het samenwerkingsverband heeft zijn missie, visie en werkwijze vastgelegd in een ondersteuningsplan en moet garanderen dat voor elke leerling in de regio een dekkend netwerk van zorg aanwezig is. Trevianum heeft een schoolondersteuningsprofiel waarin wordt aangegeven welke zorg de scholengroep kan bieden voor leerlingen. In de komende planperiode wordt, in samenwerking met het samenwerkingsverband en de aangeslotenen hiervan Passend Onderwijs verder ingevoerd. Een school dient een veilige, inspirerende, stimulerende en gezonde ontwikkel-, leer- en werkomgeving voor leerlingen en docenten te bieden. Het pedagogisch- en didactisch klimaat dient hier op gericht te zijn. Deze vorm van basisondersteuning is niveau 0 van de interne ondersteuningsstructuur. Basisondersteuning kent nog drie niveaus van begeleiding overgaand in zorg: • Niveau 1: ondersteuning op groepsniveau. Dit omvat reguliere begeleiding in groepen, afgestemd op de verschillen tussen leerlingen. • Niveau 2: extra ondersteuning op groepsniveau. Dit omvat speciale begeleiding voor een deel van de leerlingen, vaak met ondersteuning van de docent door het ondersteuningspreventieteam of andere specialisten. • Niveau 3: hulpverlening op schoolniveau door interne deskundigen. Dit omvat extra aandacht of specifieke begeleiding van leerlingen door interne deskundigen. 36 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Belangrijke functionaris hierbij is de zorgcoördinator. Deze coördineert de zorg en onderhoudt ook de contacten met het samenwerkingsverband. De niveaus 1,2 en 3 van basisondersteuning zijn in de Trevianum gemeenschap bekend als: • geïntegreerde begeleiding (niveau 1); • speciale begeleiding (niveau 2 en 3). Deze zijn ruim voor de invoering van Passend Onderwijs voorbereid en ingericht en worden hieronder toegelicht. Indien extra begeleiding binnen het reguliere onderwijs niet leidt tot de gewenste resultaten vraagt de school verder onderzoek en advies aan via het samenwerkingsverband (niveau 4). In gevallen is het mogelijk dat een leerling in een bovenschoolse voorziening wordt geplaatst (niveau 5).
4.7.1 Geïntegreerde begeleiding (niveau 1 basisondersteuning) Onderwijs en begeleiding gaan hand in hand. Leerlingen die moeilijkheden ondervinden bij het leren leren, bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling of bij loopbaanaangelegenheden gaan in eerste instantie te rade bij de mentor. Op de plek waar het probleem ontstaat of de vraag zich voordoet, kan ook het beste aan een oplossing worden gewerkt: bij voorkeur dus in de vakles of met behulp van de mentor, en als dat niet kan door tussenkomst van leerlingof loopbaanbegeleider, gedragsspecialist of zorgcoördinator. In het ondersteuningsplan wordt onderscheid gemaakt in vier gebieden waarop ondersteuning nodig kan zijn:
Informatieverwerving Sommige leerlingen hebben ondersteuning nodig bij het volgen en opnemen van informatie al dan niet door visuele en/of auditieve beperkingen.
Informatieverwerking en uitvoering Sommige leerlingen hebben ondersteuning nodig bij het organiseren van taken en activiteiten. Er kan sprake zijn van leerproblemen als dyslexie en dyscalculie, maar ook van (hoog)begaafdheid.
Leer- en werkhouding Sommige leerlingen hebben ondersteuning nodig bij hun leer- en werkhouding. Er kan sprake zijn van concentratie- en aandachtsproblematiek, faalangst of motivatieproblematiek.
Sociaal-emotioneel functioneren en gedrag Bij sommige leerlingen kan er sprake zijn van sociaal emotionele problematiek. Dit kan zich uiten in internaliserend of externaliserend probleemgedrag.
4.7.2. Speciale begeleiding (niveau 2 en 3 basisondersteuning) Soms zijn problemen of vragen waar een leerling mee worstelt zo ingewikkeld dat het beter is om er in meer gespecialiseerd verband naar te kijken. Daarvoor heeft Trevianum een uitgebreid tweedelijnsnetwerk ter beschikking. 37 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Leerlingbegeleiders (sociaal-emotionele problemen), loopbaanbegeleiders (advies bij studieen beroepskeuze), remedial teacher (leren leren) en de zorgcoördinator (leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen van leerlingen) staan in eerste instantie gereed om de vakdocent en mentor van advies te dienen en deze te begeleiden. In tweede instantie kunnen zij leerlingen ‘overnemen’ – maar steeds met terugkoppeling naar de coördinator, mentor of vakdocent. Daarnaast is er een aantal speciale programma’s die efficiënter in groepsverband (met lotgenoten) aangepakt kunnen worden. Deze programma’s kunnen ook onderscheiden worden in ‘leren leren’, ‘sociaal-emotionele ondersteuning’ en ‘leren kiezen’. Remediale hulp wordt op verschillende manieren aangeboden: • groepsprogramma (vooral in de eerste klassen: hulp bij spellingproblemen of problemen met begrijpend lezen, tekortkomingen in het structureren of bij rekenvaardigheden); • individuele begeleiding bij leerproblemen; • ondersteuning van aspecten van leren leren in vaklessen en mentorlessen. Begeleiding dyslectische leerlingen Trevianum heeft tussen de 5% en 7% leerlingen die dyslectisch zijn, dat wil zeggen leerlingen die beschikken over een dyslexieverklaring. Voor de begeleiding van deze leerlingen heeft Trevianum twee dyslexiecoördinatoren, een voor de onderbouw en een voor de bovenbouw. Zij richten zich in eerste instantie op de begeleiding van het proces en de organisatie rondom de extra voorzieningen voor deze leerlingen. Leerlingen met dyslexie krijgen extra mogelijkheden bij het maken van overhoringen, proefwerken en examens. De komende periode zal de inzet van auditieve ondersteuning en andere ICT-middelen die gebruikt kunnen worden om de problemen voor leerlingen met dyslexie te verminderen samen met de verschillende vaksecties verder worden ingevoerd. Begeleiding van leerlingen met speciale zorgvragen Trevianum kent een aantal leerlingen met speciale zorgvragen, bijvoorbeeld een auditieve of visuele beperking, langdurige of chronische ziekte, gedrags- of psychiatrische problemen. Bij deze leerlingen is een goede afstemming met ouders en externe begeleiding van groot belang. Vaardigheidstrainingen Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de vaardigheden waarover leerlingen moeten beschikken. Als het een leerling aan een of meer cruciale vaardigheden ontbreekt, dan kan dat van grote invloed zijn op zijn verdere loopbaan. Bovendien kan het gebrek aan een van deze vaardigheden leerlingen al direct belemmeren bij een goede doorloop op Trevianum, immers de leerling voelt dat hij tekortschiet of voelt zich in het nauw gedreven. Zijn gemoedsrust gaat daaronder lijden (gevoelens van onmacht, zich ongelukkig voelen). In trainingen worden leerlingen dan nieuwe perspectieven geboden, nieuwe vaardigheden aangeleerd en krijgen ze handvatten om te leren reflecteren. Door lotgenotencontact leren leerlingen dat zij niet de enigen zijn die zo’n probleem hebben en leren zij van elkaar hoe ze het beste met het probleem om kunnen gaan. 38 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Trainingen / bijeenkomsten Op Trevianum worden de volgende trainingen en bijeenkomsten georganiseerd: • faalangstreductietraining, • examenvreestraining, • sociale vaardigheidstraining, • omgaan met verlieservaringen (dood van een nauwe verwant). Ondersteuningsteam en zorg- en adviesteam Goede samenwerking is nodig om in complexe begeleidingssituaties zo goed mogelijk te kunnen begeleiden en de leerling zo de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen. Via overleg van begeleiders wordt getracht te voorkomen dat problemen escaleren, maar ook al in een eerder stadium is overleg van belang. Samenwerking zorgt voor afgestemde onderwijszorgarrangementen en een passend en samenhangend aanbod van zorg en ondersteuning voor elke leerling. Er zijn korte lijnen tussen mentoren, coördinatoren en het ondersteuningsteam. Passend onderwijs vraagt dat binnen de klas aandacht is voor verschillen tussen leerlingen en de verscheidenheid aan ondersteuning die een leerling nodig heeft. Dit is temeer nodig omdat we de laatste jaren de gedragsproblemen bij leerlingen zien toenemen en leerlingen met gedrags- of persoonlijkheidsstoornissen steeds vaker in het regulier onderwijs instromen. Docenten zijn belangrijke signaleerders van en informanten over de problematiek bij kinderen, maar ze zijn niet opgeleid om deze problemen aan te pakken of op te lossen. Om het onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen is het belangrijk docenten te ondersteunen bij het omgaan met deze leerlingen en het handelingsrepertoire van docenten te vergroten. De begeleiding van leerlingen is gericht op preventie en het (leren) omgaan met het onderwijs in de klas. De gedragsspecialist of zorgcoördinator probeert wanneer hij bij leerlingen problemen rondom de les of klas signaleert dit zo snel mogelijk met de betrokken mentor, docent, coördinator of overig personeel te bespreken. Doordat er sprake is van frequent en soms intensief overleg is er sprake van voortdurende professionalisering van het docententeam. De gedragsspecialist kijkt mee bij vragen over individuele leerlingen maar ook bij vragen over groepen leerlingen of klassen. Docenten signaleren eerder en komen met hun vragen bij het ondersteuningsteam waardoor hun handelingsrepertoire wordt vergroot, tegelijkertijd weten zij zich ondersteund wanneer zij handelingsverlegenheid hebben. Deze interne scholing en verdere professionalisering van de medewerkers zal de komende jaren verder uitgebouwd worden. Het ondersteuningsteam van Trevianum bestaat uit de zorgcoördinator, leerlingbegeleiders (sociaal emotionele begeleiding), gedragsspecialist, coördinator orde en veiligheid, coördinatoren dyslectische leerlingen en schoolmaatschappelijk werkers.
39 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Daarnaast kan de school een beroep doen op een leerplichtambtenaar en een medewerker van het Onderwijs Diensten Centrum. Omdat de ondersteuning zoveel mogelijk preventief gericht is, wordt in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband gesproken van het ondersteuningspreventieteam (OPT). Door samenwerking met externe zorgpartners wordt geprobeerd escalatie van problemen van en met leerlingen te voorkomen, zo dat afstroom, uitstroom of uitval voorkomen kan worden. Als aanvulling op het ondersteuningsteam van de school maken leerplicht, jeugdarts en vertegenwoordigers van verschillende ggz instellingen deel uit van het Zorg- en adviesteam (ZAT). In het ZAT worden individuele leerlingen besproken en is er aandacht voor het signaleren en omgaan met (veelal) sociaal emotionele problematiek op school. Vanuit het structurele overleg in het Zorg- en adviesteam is een samenwerkingsstructuur ontstaan waarbij veelvuldig over en weer van elkaars expertise gebruik wordt gemaakt. Ambities
Het versterken van handelingsbekwaamheid in de school, bij docenten, mentoren, coördinatoren en overig personeel met als richtlijn leerlingen zo te ondersteunen dat ze het beste uit zichzelf halen. De leden van het ondersteuningsteam richten zich op de begeleiding van docenten en in tweede instantie op de begeleiding van leerlingen. Iedereen in de school weet waar hij terecht kan als een leerling of medewerker een ondersteuningsvraag heeft. Het aantal leerlingen met een individuele ondersteuningsvraag neemt af omdat docenten handelingsbekwamer worden. De onderbouw en bovenbouw beschikken beide over een voorziening voor leerlingen die gedurende de schooldag extra ondersteuning nodig hebben.
4.7.3 Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding Hoe maak je de leerling tot hoofdrolspeler in zijn eigen loopbaan? Trevianum staat voor de uitdaging de kwaliteit van de keuzes van een leerling voor opleidingsrichting en beroepstoekomst te verbeteren. Dit vraagt om een dialoog met de leerling over zijn talenten, vaardigheden, ambities en affiniteiten en de ontwikkeling van de school tot een loopbaanwerkplaats waarbij (zelf)onderzoek, competentiegerichte voorlichting van het hoger onderwijs en het beroepenveld een belangrijke inbreng hebben. Studiebeursbezoek, bezoek aan opleidingen en LOB-lessen zijn belangrijk, maar niet voldoende. Gebleken is dat leerlingen niet voldoende samenhang zien tussen deze activiteiten. Docenten moeten dus expliciet doorvragen naar de betekenis ervan voor een leerling: wat spreekt je aan en wat zegt dat over jou? Wat is jouw sterke kant? De persoonlijkheid centraal stellen betekent ook het ontwikkelingsproces beter in beeld krijgen. Latente gedragskenmerken in bijvoorbeeld de ontwikkeling die de leerling vanaf het basisonderwijs typeerde, zijn voor loopbaanplanning ook van belang. De ontwikkeling die de leerling doormaakt in de eerste fase van het voortgezet onderwijs is heel belangrijk om (zelf)inzicht te krijgen waarmee de tweede fase succesvol(ler) kan verlopen.
40 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Een begeleidingsaspect dat nadrukkelijk prioriteit heeft gekregen is ‘ leren leren ‘ waarbij de nadruk minder ligt op vaardigheden aanleren maar meer op leerstijlherkenning. De methode die een selectie van leerlingen in vaardigheidstrainingen aangeleerd krijgt, sluit aan bij de didactische ontwikkelingen in het onderwijs (gepersonaliseerd leren, actieve didactiek, zelfstandiger werken) en bij de vier categorieën van de taxonomiecode RTTI (zie 4.1.5). In de toekomst wordt gewerkt aan de verdere integratie van deze methode in het LOB model dat dan niet alleen voor selecties van leerlingen geldt maar voor alle leerlingen. Verder geeft loopbaanbegeleiding specifieke aandacht aan de opleiding van topsporters. In speciaal voor hen ontwikkelde programma’s worden inzichten meegegeven die tot doel hebben om zelfregulatie te bevorderen en te versterken. Twee doelen worden hierbij genoemd: het volledig integreren van deze programma’s in het bestaande LOB begeleidingsmodel met aandacht voor een structurele opbouw van klas 3 tot en met het eindexamenjaar. Informatie ethisch verantwoord delen met coaches, trainers, begeleiders en ouders/verzorgers van deze sporters zodat meer maatwerk in de begeleiding kan worden geleverd.
41 | S c h o o l p l a n
2015-2019
4.8 (Academische) opleidingsschool Het ministerie van OC&W heeft het opleiden in de school structureel verankerd in het onderwijs. Het ministerie kent een regeling voor opleidingsscholen die precies aangeeft welke de eisen zijn voor een opleidingsschool. Opleidingsschool De voornaamste eis om als opleidingsschool aangewezen te worden, is dat een school, in nauwe samenwerking met één of meer lerarenopleidingen en/of universiteiten, een substantieel deel van het onderwijsaanbod van een reguliere lerarenopleiding verzorgt in de school. Het ministerie van OC&W stelt strenge eisen aan het opleidend vermogen van scholen die in aanmerking willen komen. Het orgaan dat de goedkeuring adviseert, de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), toetst de kwaliteit van de scholen en hun samenwerking met de betrokken opleidingen en bepaalt of een school gecertificeerd wordt als opleidingsschool. Wij streven een vloeiende ontwikkelingslijn na van docent in opleiding naar startende docent en van daaruit naar de professionele docent: een docent die zich voortdurend blijft ontwikkelen vanuit zijn eigen ontwikkelingsbehoeften en vanuit de behoeften van de organisatie waarvoor hij werkt. Om studenten in staat te stellen het complexe beroep van leraar goed te leren, kent Trevianum als opleidingsschool een infrastructuur om aan het opleiden bij te dragen. Deze infrastructuur omvat onder andere:
dat er een vaste opleider in de school is; dat deze opleider scholing heeft gevolgd voor het verrichten van scholings- en begeleidingstaken; dat begeleidende docenten (schoolpracticumdocenten) naar behoren geschoold worden; dat er afspraken zijn met de lerarenopleiding over de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling.
Academische opleidingsschool Trevianum is een opleidingsschool en naast het opleiden van studenten, door studenten en docenten verricht Trevianum ook sterk op de praktijk gericht onderzoek om de professionaliteit van leraren te verbeteren. Met praktijkgericht onderzoek moet de academische opleidingsschool ook schoolontwikkeling en innovatie bevorderen. Daarbij legt zij relaties met op onderzoek en innovatie gerichte organisaties. In de komende planperiode continueert Trevianum als opleidingsschool de nauwe samenwerking met Fontys Lerarenopleiding te Sittard en worden de relaties met andere lerarenopleidingen en/of universiteiten verder uitgebouwd.
42 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Trevianum heeft een duidelijke infrastructuur om zowel het (leren) onderwijzen én het (leren) onderzoeken van leraren in opleiding te begeleiden. Twee Onderwijs-OndersteuningsGroepen (OOGen) zijn namelijk ingericht om 'helder zicht' te bieden op het leren en begeleiden van leraren in opleiding. Ter ondersteuning van het (leren) onderwijzen functioneert een Onderwijs-OndersteuningsGroep (OOG1) en een Onderzoeks-Ondersteunings-Groep (OOG2) begeleidt het (leren) onderzoeken van leraren in opleiding. In de nieuwe planperiode zal Trevianum de verplichtingen van de academische opleidingsschool intensiveren.
43 | S c h o o l p l a n
2015-2019
5
Personeelsbeleid
Het personeel als fundament In de visie van de scholengroep is opgenomen (par. 2.2):
‘ Pas als je gezien wordt, besta je. Je bestaat pas als mens als anderen je zien en waarderen.’ Uiteraard geldt dit ook voor het personeel, het fundament van de organisatie. Ook voor personeelsleden geldt het motto: ‘elke medewerker de moeite waard’. Dit is benadrukt in het bestuurlijk handvest (voorjaar 2015). Hierin is opgenomen dat voor een organisatie niet alleen blauwdruk denken van belang is. Van groot belang zijn ook de cultuur, de normen en waarden, die een organisatie kent. Daarbij is beschreven dat er veel zorg en aandacht voor mensen is, dat de medewerkers centraal staan en dat het management makkelijk aanspreekbaar is. In de visie is ook een aantal waarden op individueel niveau opgenomen, die zeker ook gelden voor personeelsleden. Om te beginnen is dat zelfvertrouwen, het gevoel hebben dat je goed bent in wat je doet, dat je je competent voelt. Leidinggevenden hebben hierin een belangrijke taak en kunnen hier door bijvoorbeeld functioneringsgesprekken en scholing een rol in spelen. Een tweede belangrijke waarde is autonomie: jezelf kunnen zijn en de vrijheid ervaren om keuzes te maken die passen. Dit past zeker ook bij hoogopgeleide medewerkers en is een reden om bevoegdheden laag in de organisatie te beleggen. Eerlijkheid stelt ook eisen aan openheid en transparantie naar elkaar. Dit wordt weergegeven door het devies dat is opgesteld op studiedagen in de afgelopen periode ‘eerlijk, open en transparant’. Integriteit speelt daarbij een belangrijke rol. Een kernbegrip van het personeelsbeleid van Trevianum is de ontwikkeling van professionaliteit. Alle medewerkers moeten in de gelegenheid worden gesteld hun talenten optimaal te ontplooien en de verworven bekwaamheden te onderhouden gedurende alle fasen van hun loopbaan. In deze zin maken wij allen deel uit van een lerende organisatie. Bedoelde talentontwikkeling van medewerkers dient plaats te vinden met respect voor de wensen en ambities van anderen en door rekening te houden met bijzondere omstandigheden. Door middel van een analyse van huidige organisatorische en individuele, zowel ‘harde’ als ‘zachte’ aspecten, willen wij komen tot een duidelijke visie op de toekomstige ontwikkeling van de scholengroep. Inmiddels is de ‘babyboom’ generatie in een fase beland dat de pensioengerechtigde leeftijd is en wordt bereikt. Gevolg voor Trevianum is een grote vervangingsvraag van docenten in het huidige decennium. Knelpunt hierbij blijkt te zijn dat er op de arbeidsmarkt een beperkt aanbod van eerstegraads docenten beschikbaar is. 44 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Scholing is derhalve een belangrijk aspect van het personeelsbeleid. Ook scholingen van docenten voor een tweede bevoegdheid zijn van groot belang omdat er komende planperiode wellicht kwalitatieve fricties op het terrein van gevraagde en aangeboden bevoegdheden optreden. Bij de concrete uitwerking van het personeelsbeleid wordt niet alleen nauw aansluiting gezocht bij het bestuurlijk handvest (2015) maar ook bij het Sectorakkoord 2014-2017. Daarin wordt gesteld dat scholen nog veel te winnen hebben bij een samenhangende inzet en koppeling van het personeelsbeleid aan de strategische onderwijskundige doelen die worden nagestreefd. Dit betekent voor Trevianum een HR-beleid dat past bij de scholengroep en context en dat wordt ondersteund door een goede inzet van diverse instrumenten. Bij dit laatste moet onder meer worden gedacht aan een doorontwikkeling van strategische personeelsplanning, het completeren van de gesprekcyclus, het verder vormgeven aan opleiding en professionalisering en extra accent geven aan loopbaanplanning. Daarnaast blijft het levensfasebewust personeelsbeleid een belangrijk thema.
5.1 Levensfasebewust personeelsbeleid Levensfasebewust personeelsbeleid is erop gericht om medewerkers gedurende hun werkende leven vitaal, gemotiveerd en inzetbaar te houden. Dit wordt bereikt door aan te sluiten bij de specifieke capaciteiten en behoeften van medewerkers die de verschillende levensfasen met zich brengen. In de komende schoolplanperiode wordt meer concreet aandacht besteed aan het levensfasebewust personeelsbeleid. Nu de regering heeft besloten dat we langer moeten doorwerken, wil Trevianum dat ook mogelijk maken door de werkdruk te verlagen en de seniormedewerker meer in te zetten voor een aantal seniortaken en als begeleider van juniordocenten. Om het onderwijs aantrekkelijk te maken voor gekwalificeerde nieuwkomers kan de ervaring en deskundigheid van seniordocenten een positieve bijdrage leveren aan het onderwijsproces. Levensfasebewust personeelsbeleid is echter nadrukkelijk ook gericht op de juniordocenten. Komende planperiode worden juniordocenten als groep benaderd om hun werk als docent te begeleiden en om hun denkbeelden en plannen voor het onderwijs en de scholengroep te bespreken. Daarvoor wordt een “denktank-min-dertig” ingericht. Verder zal speciaal gelet worden op de taakbelasting gedurende de eerste jaren, waarin het fundament gelegd wordt voor de rest van hun loopbaan in het onderwijs. Tot slot mag ook de middengroep niet worden vergeten. Dit is de groep die vaak in het spitsuur van het leven zit (en om die reden bijvoorbeeld behoefte heeft aan het flexibeler kunnen inzetten van verlof) én die tegelijkertijd op zoek is naar mogelijkheden voor verdere professionalisering en groei in het werk. Om al deze groepen goed te bedienen, moet op korte termijn concreet en consistent beleid worden ontwikkeld. 45 | S c h o o l p l a n
2015-2019
De leeftijdsopbouw van het personeel is zodanig dat komende periode een fors aantal docenten met pensioen zal gaan. Doordat ook te verwachten is dat het leerlingenaantal blijft dalen, zal het vertrek van de senioren niet volledig door het aantrekken van nieuwe mensen hoeven te worden gecompenseerd. Dat betekent wel dat van de aangetrokken nieuwe docenten en middenleeftijdsgroep veel wordt verwacht op het terrein van hun professionaliteit. In het kader van professionele ontwikkeling kunnen hiervoor middelen beschikbaar worden gesteld (zie paragraaf 5.6).
5.2 Strategische personeelsplanning In de vorige paragraaf werd al gesteld dat het sinds enige tijd regeringsbeleid is dat medewerkers langer doorwerken. De eerste effecten daarvan worden nu merkbaar: medewerkers worden later pensioengerechtigd en gaan daardoor ook later of niet met vervroegd pensioen. Daarnaast geldt dat in de Westelijke Mijnstreek sprake is van een flinke terugloop in het aantal leerlingen door demografische ontwikkelingen. Deze twee ontwikkelingen maken een goede strategische personeelsplanning relevanter dan ooit. Dit houdt in dat Trevianum goed in kaart moet hebben wat over een periode van (ongeveer) vijf jaar de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte is, hoe de personeelsomvang en -samenstelling zich in die periode ontwikkelt en dat de juiste maatregelen en instrumenten worden toegepast om de in-, door- en uitstroom van personeel op de gewenste wijze te laten verlopen. Nieuwe wetgeving, zoals thans de WWZ, moet daarbij tijdig worden betrokken.
5.3 Gezondheidsmanagement en arbeidsomstandigheden Gezondheidsmanagement heeft hoge prioriteit in onze organisatie. Vanuit de overtuiging dat medewerkers het kapitaal van de organisatie vormen, wordt meer geïnvesteerd in een gezonde bedrijfsvoering. Voor de werknemer dient dit te resulteren in een veilige en gezonde werkomgeving en een verhoging van arbeidssatisfactie, motivatie en betrokkenheid. Voor de werkgever leidt dit tot kwalitatief beter functioneren van de medewerkers, minder verzuim, uitval en uitstroom, en een positiever en aantrekkelijker profiel van de organisatie. Het verzuimbeleid zal in de komende jaren erop gericht zijn om het ziekteverzuim laag te houden. Hiertoe is in 2014 het casemanagement verlegd van het centraal management naar de direct leidinggevenden en is een spreekuur voor de bedrijfsarts in school ingericht. Persoonlijke aandacht door de direct leidinggevende voor de zieke medewerker staat hierbij centraal. Ook wordt in de nabije toekomst steeds meer aan de “voorkant” gewerkt: het inrichten van een goede verzuimpreventie. Samen met de ondersteunende arbodienst worden daarvoor op dit moment voorbereidingen getroffen. Arbeidsomstandigheden bepalen voor een deel of iemand (met plezier) zijn werk kan doen. De Arbo-missie van Trevianum is dan ook goed onderwijs te faciliteren door zorg te dragen voor gezonde arbeids- en leeromstandigheden.
46 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Arbobeleid wordt uitgevoerd door drie- of vierjaarlijkse Risico-inventarisaties (RIE) waarbij getoetst wordt of de scholengroep aan de Arbo-richtlijnen en eisen voldoet. Vervolgens wordt een plan opgesteld om eventueel geconstateerde gebreken op te lossen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren.
5.4 Gesprekscyclus Van wezenlijk belang is de gesprekscyclus voor elk personeelslid. Tijdens de functioneringsgesprekken met de direct leidinggevende worden de behoeften in de organisatie gespiegeld aan de kwaliteiten, ambities en mogelijkheden van de individuele medewerker. In de planperiode van het vorige schoolplan is in het kader van de loopbaanontwikkeling een regeling functioneringsgesprekken opgesteld. Afgelopen jaar zijn de coördinatoren en diensthoofden geschoold in het voeren van deze gesprekken. Komende planperiode is het zaak deze gesprekscyclus te borgen zodat elk personeelslid structureel aan de gesprekscyclus deelneemt. Voorts wordt gestart met het opstellen en uitvoeren van een regeling beoordelingsgesprekken.
5.5 Werving en selectie De verwachting is dat over niet al te lange tijd ernstige tekorten aan hooggekwalificeerd onderwijzend personeel ontstaan, behalve op een nader aantal te bepalen vakgebieden. In het bijzonder zal zich dit doen voelen in het eerstegraadsgebied. Vanwege de te verwachten hoge uitstroom van eerstegraadsbevoegde docenten gaat bij werving en selectie van nieuwe docenten de voorkeur dus uit naar kandidaten met een eerstegraadsbevoegdheid. Verder zal het beleid erop gericht zijn docenten te stimuleren een tweede bevoegdheid te behalen zodat meer flexibiliteit in het bestaande docentencorps wordt bereikt. Voor de betrokken docenten verhoogt het de kansen op inzetbaarheid binnen de scholengroep en, eventueel, op de arbeidsmarkt daarbuiten.
5.6 Opleiding, professionalisering en loopbaanplanning Door de diverse partijen in de sector is aangegeven dat het aantal masteropgeleide docenten substantieel moet worden vergroot. Achterliggend doel daarbij is uiteraard een kwaliteitsslag en daarmee het optimaal benutten van de talenten van leerlingen. De investering die hierop reeds wordt gepleegd, zal doorgang vinden in de komende planperiode door medewerkers, daar waar dat kan, te laten opscholen. In het bestuurlijk handvest en het visiedocument Trevianum 2015-2020 is voorzien in een investering in scholing van coördinatoren, diensthoofden en management. Dit omvat collectieve scholingen, individuele begeleiding en coaching. De overheid heeft hier extra middelen voor beschikbaar gesteld. De inzet van het onderwijsondersteunend personeel is gericht op het zo professioneel mogelijk ondersteunen van het primaire proces. Dat geldt uiteraard voor het naleven van wettelijke verplichtingen op veiligheids- en Arbo-terrein en het zorgdragen voor voldoende kwalitatieve ondersteuning omtrent orde en veiligheid. 47 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Echter ook de ondersteuning op het terrein van personeel & organisatie, financiën en administratie zal goed en adequaat moeten zijn. Tijdens de komende planperiode zal op al deze vlakken verder worden geschoold.
5.7 Beloning en arbeidsvoorwaardenbeleid We zien de laatste jaren dat een aantal taken dat vroeger bij docenten lag, nu steeds meer terechtkomt bij onderwijsondersteunende medewerkers. Daarbij moet niet alleen gedacht worden aan bijvoorbeeld surveillance, maar ook en misschien nog wel meer aan onderwijsondersteunende taken. Daarom is recentelijk de verdeling van werkzaamheden tussen onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel herijkt. Vervolgens zijn alle functies van het onderwijsondersteunend personeel aangepast aan de huidige stand van werkzaamheden. De conclusie is dat in de bemensing van leercentra en opvang van leerlingen verdere stappen moeten worden genomen. Een verhoging van de overheidsfinanciering voor dit doel biedt mogelijkheden hiertoe. Verder zal ook invulling worden gegeven aan het bieden van horizontale carrièremogelijkheden. Trainingen op het gebied van ICT-leren, onderzoek, toets- en leermiddelenontwikkeling en het invoeren van nieuwe pedagogisch-didactische concepten betekenen voor veel mensen een nieuwe uitdaging en geven volop gelegenheid om de deskundigheid binnen de eigen functie verder uit te bouwen of te kiezen voor specialisatie (bijvoorbeeld toetsspecialist of docent-onderzoeker). Verder zal de scholengroep de mogelijkheden voor interne en externe mobiliteit meer gaan uitbouwen dan thans het geval is. Dit zal komende periode meer aandacht krijgen omdat door de krimp kwalitatieve discrepanties kunnen ontstaan. Het taakbeleid van het onderwijzend personeel wordt momenteel herzien. Hiertoe is een werkgroep van docenten ingericht. De opdracht is om een modern taakbeleid te ontwikkelen met een eerlijke werkverdeling, met vernieuwingen op het gebied van levensfasebewust personeelsbeleid en passend binnen de financiële kaders. Resultaten hiervan worden verwacht in najaar 2015 en dat betekent dat in de komende planperiode een nieuw taakbeleid zal worden geïmplementeerd.
5.8 Promotiebeleid In de Gespreksnotitie Actieplan Leerkracht Trevianum van maart 2009 is de ontwikkeling van de OP-formatie aangegeven. Dit is gebeurd in het kader van het door minister en organisaties afgesloten Convenant Leerkracht en de op grond daarvan te maken afspraken met betrekking tot het promotiebeleid voor onderwijzend personeel. In de afgelopen periode is in een aantal rondes dit promotiebeleid inhoud gegeven. Het onverkort doorvoeren van de functiemix zou voor de scholengroep bovenmatige en onverantwoorde loonkosten met zich brengen. Daarom is met de PMR een maatwerkafspraak gemaakt.
48 | S c h o o l p l a n
2015-2019
De ontwikkeling van de functiemix is in onderstaande tabel weergegeven.
Startmeting Salarisschaal 2008
Norm 2011
Norm 2014 (OCW)
Norm 2014 (afspr.PMR)
Realisatie 2011
Realisatie 2014 (OCW1 maart)
Realisatie 2014 (verw. 1 okt.)
LB
44,80%
41,80%
23,80%
35,00%
28,00%
26,60%
25,00%
LC
17,00%
19,00%
27,00%
20,00%
31,50%
32,10%
23,00%
LD
38,20%
39,20%
49,20%
45,00%
40,60%
41,30%
52,00%
Trevianum kwam aanvankelijk uit boven de norm die de minister voor 2011 stelde en had vroegtijdig al een groot deel van de taakstelling van 2014 gerealiseerd. Ook de realisatie in 2014 zit op het niveau van de norm van 2014 (OCW). Omdat de bekostiging van deze operatie op langere termijn achterblijft bij de kosten, zijn maatwerkafspraken gemaakt met de PMR. Komende jaren wordt bezien hoe de functiemix kan toegroeien naar de maatwerkafspraken. Ook daarover zijn afspraken gemaakt met de PMR. In schooljaar 2014-2015 is krachtens cao via de bepalingen van het entreerecht aan elke docent die structureel meer dan de helft van zijn uren geeft in de bovenbouw een LD-functie toegekend. Deze bepaling zal in volgende cao’s niet meer zijn opgenomen. Komende jaren zullen kwalitatieve grondslagen en financiële ruimte bepalen welke docenten en welk quotum promotie kan maken naar een LC- of LD-schaal. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten: • • • •
Promotie is mogelijk van schaal LB naar schaal LC en van schaal LC naar schaal LD. Om in een LD-functie te kunnen worden benoemd, moet men beschikken over een eerstegraads onderwijsbevoegdheid. De afgesproken maatwerkafspraken worden als uitgangspunt genomen. Uitstroom van personeel in een LD- of LC-functie wordt gecompenseerd, waarbij wordt toegegroeid naar de afgesproken streefpercentages.
Afgelopen periode is het aantal LC- en LD-functies zowel absoluut als relatief fors verhoogd. In de komende planperiode wordt verder uitgewerkt aan welke eisen deze functies in de dagelijkse praktijk moeten voldoen en zullen diverse rollen binnen de functies worden onderscheiden (bijvoorbeeld binnen de functie van docent LD zouden de rollen van onderzoeker, toetsexpert, sectievoorzitter en coördinator kunnen worden onderscheiden). Kwaliteit en de benutting van talenten staan daarbij uiteraard voorop!
49 | S c h o o l p l a n
2015-2019
6
Communicatie
Mensen zijn bij uitstek communicatieve wezens. Mensen communiceren altijd en overal, niet alleen verbaal, maar ook (en wellicht vooral) non-verbaal. Mensen kunnen niet niet communiceren, maar zijn zich er niet altijd van bewust dat alle gedrag communicatie is. Goede communicatie is geen proces van actie en reactie, maar van interactie, van wederzijdse en gelijktijdige beïnvloeding. We beïnvloeden anderen, maar worden ook zelf door anderen beïnvloed. Meestal zijn we ons wél sterk bewust van de invloed die anderen op ons hebben, maar heel weinig van de invloed die wij hebben op anderen. Goede communicatie zorgt ervoor dat informatie wordt uitgewisseld, maar wel zo dat de communicatiepartners niet alleen een beter inzicht verwerven in wat wordt gecommuniceerd, maar ook een open relatie houden en groter respect voor elkaar krijgen. In het bestuurlijk handvest is een overlegstructuur voor de scholengroep beschreven. Diverse overlegmomenten zijn beschreven met vermelding van doel, deelnemers, rapportage en wijze van besluitvorming. Deze blauwdruk brengt mensen structureel samen, zodat ze kunnen communiceren. In het handvest is ook gekeken naar de cultuurkant, mensen willen gehoord en gezien worden en betrokken zijn bij de organisatie. Ook hier speelt communicatie een belangrijke rol.
6.1 Visie op communicatie Bij elke communicatie gaat het om het uitwisselen van informatie: de inhoud. Maar inhoud kan nooit los gezien worden van de relatie: communicatiepartners ervaren de inhoud vanuit de relatie die zij onderling hebben. Ze interpreteren (perceptie) wat de ander communiceert en er ontstaat een positieve of negatieve waardering2.
2
Dit communicatiemodel is ontleend aan het boek Opvoeden in de klas van de Belgische pedagoog professor dr. Herman van den Broeck, hoogleraar aan de universiteit van Gent.
50 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Communicatie verloopt dus over vier niveaus: 1. Inhoud De primaire functie van communicatie, de meest opvallende ook, is het doorgeven van informatie. Hoe helderder je de boodschap (oudergesprek, telefoongesprek, brief, leerlingenstatuut) brengt, hoe groter de kans dat de communicatie lukt. 2. Relatie De manier waarop iemand de inhoud van zijn boodschap communiceert, weerspiegelt hoe hij naar zichzelf, de boodschap en de ontvanger kijkt. Het relatie- en inhoudsniveau zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om de relatie duidelijk te maken gebruiken communicatiepartners vooral non-verbale signalen. 3. Perceptie Iedereen geeft betekenis aan wat hij waarneemt (perceptie). Elk mens heeft daarbij zijn eigen referentiekader (gezinsregels, opvoedingswaarden, culturele en sociale normen). Afhankelijk van onze achtergrond en ervaringen, onze regels en gewoonten selecteren en interpreteren we onze waarnemingen, en dus ook communicatie. Communicatiepartners interpreteren daarbij niet alleen de inhoud, maar ook de relatie waarin ze tot elkaar staan. Wat de ene docent een leuke, levendige klas vindt, vindt de ander een drukke klas. Communicatieproblemen ontstaan als we ervan uitgaan dat iedereen hetzelfde waarneemt als wijzelf, als we niet (willen) weten dat er ook andere mentale modellen of interpretaties van de werkelijkheid zijn dan die van ons. Het is dus enorm belangrijk dat we oog hebben voor, en zicht proberen te krijgen op elkaars referentiekader. Goede communicatie begint bij de vraag: “Kan ik mij verplaatsen in hoe mijn communicatiepartner naar deze feiten kijkt?” 4. Waardering Waardering heeft te maken met het gevoel dat je gezien, erkend wordt. Elk mens heeft het fundamentele recht om aanvaard te worden zoals hij is, met al zijn gebreken en kwaliteiten. Elk mens heeft het recht op een respectvolle bejegening. Uitspraken als ”Wanneer je dit niet snapt, ben je te dom voor deze school” of “Meneer, wat een onzin” vormen geen opmaat naar een succesvolle communicatie. Communicatie lukt pas als de gesprekspartners zich erkend en gerespecteerd voelen. In het bestuurlijk handvest is een blauwdruk beschreven waarbij mensen samenkomen om te kunnen communiceren en het over de inhoud te hebben. Dit betekent echter niet dat communicatiepartners alleen oog hebben voor het inhoudsniveau van communicatie, maar ook voor de drie andere communicatieniveaus: relatie, perceptie en waardering. Dat is de cultuurkant, zoals bedoeld en beschreven in het bestuurlijk handvest. We maken onderscheid tussen interne en externe communicatie.
51 | S c h o o l p l a n
2015-2019
6.2 Interne communicatie Onder interne communicatie verstaan wij de communicatie met de direct bij het onderwijs op Trevianum betrokkenen: medewerkers, leerlingen en ouders. Bij communicatie zijn, zoals hierboven aangegeven, twee niveaus onlosmakelijk met elkaar verbonden: inhoud en relatie. Primair willen we zorgdragen voor een goed georganiseerde informatiestructuur, die maakt dat inhoud van communicatie tijdig en duidelijk overkomt, dat informatie wordt gedeeld, goede besluiten worden genomen en dat mensen betrokken zijn bij de organisatie. Het bestuurlijk handvest voorziet hierin met blauwdrukken van communicatiestructuren. Door medewerkers, leerlingen en ouders wordt wel eens geklaagd over een gebrekkige communicatie. Ter relativering kan opgemerkt worden dat dat niet uniek is voor Trevianum. In elke organisatie, profit of non-profit, wordt geklaagd over ‘de’ communicatie. Processen in (complexe) organisaties verlopen snel en zijn niet voor iedereen even inzichtelijk en overzichtelijk. Deze relativeringen ontslaan betrokkenen overigens niet van de constante zorg voor goede communicatie. Goede communicatie immers is de smeerolie van een organisatie: ze voorkomt problemen, misverstanden, frustraties en irritaties. Ook zorgt communicatie voor juiste informatie, waarop besluiten moeten zijn gebaseerd en voor het bekend worden van besluiten. Overigens is het goed op te merken dat bij communicatie alle betrokkenen zich actief moeten opstellen: er is een inspanningsverplichting tot verstrekken van, maar ook een inspanningsverplichting tot het halen van informatie.
52 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Belangrijk voor de komende periode is de borging van de, in het bestuurlijk handvest voorziene, interne informatiestructuur. Daarbij gaat het niet alleen om blauwdruk denken maar vooral ook om evaluatie van de receptie en waardering van de communicatie binnen Trevianum. Vragen die in dat verband gesteld moeten blijven worden, zijn: 1. Is de informatiestructuur optimaal? 2. Zijn communicatiepartners (medewerkers, leerlingen en ouders) tevreden over de informatiestructuur? Waarover wel, waarover niet? In het kader van de kwaliteitscyclus dienen deze vragen regelmatig te worden gesteld en zonodig dienen acties te worden ondernomen ter verbetering.
6.2.1 Communicatie medewerkers en directie Op Trevianum streven wij naar open communicatie met en tussen medewerkers. Deze geschiedt om te beginnen formeel, via personeelsvergaderingen, sectievergaderingen, sectieleidersberaad. Daarnaast wordt ook veel informatie verstrekt op papier en via de digitale weg zoals websites, mails en ELO. Belangrijk naast deze min of meer geïnstitutionaliseerde manieren van communicatie is de face-to-face-communicatie. Als er problemen of vragen zijn, moeten medewerkers zich in geen enkel opzicht geremd voelen om aan te kloppen bij de directie, en zich daar erkend en gerespecteerd voelen. In het bestuurlijk handvest zijn ook afspraken opgenomen over deze zichtbaarheid van directieleden in de organisatie. Dit is een belangrijk onderdeel van de besturingsfilosofie van de Trevianum scholengroep. Belangrijke uitgangspunten bij communicatie tussen medewerkers en directie: 1. motiveren en (ver)binden van medewerkers, 2. beleidsinformatie, 3. taakinformatie/taken op elkaar afstemmen, 4. kennis uitwisselen. Daarnaast is het van belang in gevallen goed af te wegen welke manier van communiceren wijs en effectief is. Het is daarom van belang te bepalen of een brief, een mail, een telefoontje of een face-to-face gesprek geëigend is.
6.2.2 Communicatie medewerkers en leerlingen Ook tussen medewerkers en leerlingen is een open en eerlijke communicatie van belang, met respect voor elkaar. Erkenning is daarbij heel belangrijk: medewerkers moeten leerlingen, en leerlingen medewerkers in hun waarde laten. Door erkenning voelt de communicatiepartner zich begrepen, en dat is een belangrijke voorwaarde om in een gesprek tot wezenlijk contact te komen. Belangrijk is een positieve houding: oog hebben vooral voor elkaars goede eigenschappen, niet uitsluitend focussen op wat fout gaat.
6.2.3 Communicatie school en ouders Voor de communicatie met ouders zijn er, net als voor de medewerkers, formele kanalen: schoolgids, websites, Magister, brieven. Deze bedienen ouders vooral op het inhoudelijke niveau. Van belang is daarbij overigens behalve aandacht voor de duidelijkheid en eenduidigheid van de informatie, ook aandacht voor de vlekkeloze (taalkundige) presentatie ervan. 53 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Ook hier is face-to-face-communicatie, zoveel mogelijk geïndividualiseerde communicatie, van belang. Ouders moeten zich gezien en gerespecteerd voelen als er iets is wat hun zorgen baart waar het hun dochter of zoon betreft. Mentoren, docenten en andere medewerkers moeten zich bewust zijn van de belangrijke ambassadeursfunctie die zij vervullen; zij moeten ervoor zorgen dat ouders zich bij contacten met school serieus genomen voelen.
6.3 Externe communicatie Bij externe communicatie gaat het om velerlei contacten van uiteenlopende aard en wel met: - toeleverende basisscholen en ouders van toekomstige leerlingen - VO-instellingen (regio Westelijke Mijnstreek en critical friends) - onderwijsinstellingen voor vervolgonderwijs (ROC, HBO, WO) - overheidsinstanties (inspectie, bureau leerplicht, ministerie van OC&W) - het samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Westelijke Mijnstreek en aangesloten instellingen - zorginstellingen (bureau Jeugdzorg, Centrum voor Jeugd en Gezin, GGD) - wijk, schoolagent - VO-raad, vereniging zelfstandige gymnasia - sportzone, sportbonden en Topsport Limburg - plaatselijke overheid en provincie. Voor de komende planperiode is het voornemen ook de externe informatiestructuur goed tegen het licht te houden. Ook hier gaat het om onderzoek naar de ontvangst en waardering van de externe communicatie, maar daarnaast ook om de vraag hoe externe communicatie nog meer dienstbaar gemaakt kan worden aan optimalisering van het onderwijs op Trevianum (niveau van inhoud en relatie).
54 | S c h o o l p l a n
2015-2019
7
Kwaliteitszorg
7.1 Planmatig De scholengroep streeft naar hoge kwalitatieve maatstaven op het gebied van onderwijs, personeel, gebouwen en inrichting en de bedrijfsvoering. De vraag daarbij is welke maatstaven op deze terreinen dienen te worden nagestreefd en welke norm hieraan wordt gekoppeld. Uiteraard is dit een start, want in de uitvoering van beleid worden resultaten geboekt en is het de vraag of deze voldoen aan de maatstaven die worden nagestreefd. Het is van groot belang dat de scholengroep een systematiek volgt die borgt dat de nagestreefde doelen worden gerealiseerd en dat wordt ingegrepen als dat niet is gebeurd of dreigt te gebeuren. Het zelfcorrigerend vermogen van de onderwijsinstelling is een belangrijk uitgangspunt en dient te zijn ingebed in het denken en handelen van medewerkers. Een hulpmiddel binnen kwaliteitszorgsystematieken is de kwaliteitscirkel. Uitgaande van de missie en visie wordt vierjaarlijks een strategisch plan opgesteld, dit schoolplan. Hierin worden voor genoemde periode het na te streven beleid en de doelstellingen vastgelegd. Jaarlijks maken de verschillende scholen een kwaliteitsplan waarin wordt getoetst of de doelstellingen van het schoolplan worden bereikt en waarin nieuwe, actuele doelstellingen voor het kwaliteitsplan worden bepaald. Indien doelstellingen niet worden behaald of dreigen te worden behaald, wordt er geïntervenieerd en worden maatregelen getroffen om de doelstellingen alsnog te bereiken.
7.2 Kwaliteitsmetingen Wij profileren ons op een bepaalde manier. Wij willen ons profileren als kwaliteitsscholen, hetgeen moet blijken uit degelijk onderwijs met een innovatieve kant, uitstekende resultaten, zorg voor de leerlingen en talentontwikkeling van alle leerlingen. Daardoor willen wij ons onderscheiden van andere scholen. Maar wij weten niet of onze doelgroepen dat ook zo zien. Wat we ook niet weten, is of het imago dat ons voor ogen staat, onze doelgroepen aanspreekt, en of zij vinden dat wij waarmaken wat we zeggen. Om dat te achterhalen worden periodiek leerlingen-, ouder- en docentenenquêtes uitgevoerd. Daarnaast kent elke school van de scholengroep klankbordgroepen. In open gesprekken wordt hierin de kwaliteit van de scholen in de volle breedte van activiteiten frequent besproken. De resultaten van het onderwijsproces staan sterk in de aandacht. Om de doelstelling van de scholengroep om uitstekende resultaten te behalen, worden deze periodiek systematisch verzameld, door het management besproken en worden, indien nodig verbeteracties gepland. Komende planperiode wordt dit verder geautomatiseerd teneinde sneller en verfijnder de resultaten beschikbaar te krijgen. De inspectie van het onderwijs kent uiteraard ook kwaliteitsmetingen. Zo wordt het rendement onderbouw jaarlijks gemeten, de resultaten van de examens en ook het onvertraagd doorstromen van de leerlingen in de opleidingen. Ook wordt, aan de hand van kengetallen, de financiële kwaliteit van de scholengroep gemeten en beoordeeld. 55 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Het spreekt voor zich dat ook de metingen en rapportages van de inspectie van het onderwijs belangrijk zijn voor eventuele interventies om de doelstellingen van de scholengroep te realiseren. Door de VO-raad is het project Vensters VO geïnitieerd. Het doel van Vensters VO is om de onderwijskwaliteit te verbeteren door het verzamelen en publiceren van de resultaten van de scholen en deze te vergelijken met andere scholen (benchmarking). Daarnaast geeft het project scholen de mogelijkheid om zich zowel verticaal (onder andere jegens de inspectie) als horizontaal (onder andere jegens ouders en basisscholen) te verantwoorden. Aan de hand van indicatoren wordt een algemeen beeld gegeven over onderwijskwaliteit, sfeer en bedrijfsvoering van de school. Een verdere vorm van benchmarking zijn de publicaties in de pers. Jaarlijks worden door diverse organisaties een beoordeling en een rating gegeven van de prestaties van de scholen in Nederland. Deze ratings geven aan hoe goed scholen het doen volgens de door hen gedefinieerde systematiek. Trevianum kan daarmee zien hoe de prestaties met vergelijkbare scholen zijn. Uiteraard zijn deze ratings ook een inspiratiebron en drijfveer om goed te presteren.
56 | S c h o o l p l a n
2015-2019
8
Financieel beleid
8.1 Inleiding Trevianum kent een gezonde financiële huishouding. Financieel, personeel en materieel beleid zijn van essentieel belang om onderwijskundige doelstellingen te realiseren. Het gaat uiteraard primair om onderwijs bij een onderwijsinstelling, maar het financiële beleid is een belangrijk onderdeel voor elke instelling en verdient onverminderd constante aandacht. Daarbij is vooral steeds meer aandacht voor een risicogerichte benadering op dit vlak en voor de continuïteit van de scholengroep. Risicoanalyse en continuïteit zijn inmiddels structurele onderdelen van zowel de jaarbegroting, jaarverslag en formatieplan en zijn vervat in onder andere een risicoparagraaf en een meerjarenbegroting. Ten behoeve van de mogelijkheden voor het onderwijs dient er een strikte controle te zijn op een balans tussen inkomsten en uitgaven. Ontwikkelingen in leerlingenaantallen zijn bepalend voor prognoses met betrekking tot de financiële ruimte voor de inzet van personeel. Daarnaast vraagt het voortdurend actualiseren van het onderwijs om aanpassingen op het gebied van huisvesting en inrichting. Ook het onderhoud van onderwijsvoorzieningen is nodig voor de kwaliteit van het onderwijsproduct. Uiteraard dienen de uitgaven hiervoor in balans te zijn met de inkomsten. Voor de komende planperiode wordt een daling van de leerlingenaantallen voorzien, veroorzaakt door een demografische krimp in de regio. Daarnaast wordt een stelselwijziging van de financiering van de scholen verwacht. Het is daarom ook zeer belangrijk een goed financieel en materieel beleid te voeren en de continuïteit van de scholengroep op korte en lange termijn zorgvuldig te monitoren en goed te plannen. Ook de overheid dwingt steeds meer hiertoe, getuige het verplichtend karakter van de continuïteitsparagraaf in het financiële jaarverslag.
8.2 Financieel beleid Het financiële beleid van Trevianum scholengroep wordt vormgegeven in de cyclus van schoolplan, meerjarenbegroting, begroting en jaarrekening, met als uitgangspunt dat de jaarlijkse exploitatie een sluitende begroting kent. Zodra de (meerjaren)begroting niet in evenwicht is, wordt aangegeven wanneer en op welke wijze dit evenwicht weer kan worden bereikt. Deze toevoeging betekent dat (voorziene) afwijkingen in de exploitatie beleidsmatig en over een periode van mogelijk enkele jaren dienen te worden weggewerkt. Van belang zijn ook financiële kengetallen waaraan de bedrijfsvoering van de organisatie dient te voldoen. Een gezonde bedrijfsvoering is te monitoren met een aantal kengetallen en ook de inspectie van het onderwijs heeft normen gesteld. Relevante kengetallen zijn rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en weerstandsvermogen.
57 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Voor een overzicht van de kengetallen, uit de jaarrekening van 2014, zie onderstaande tabel. Tabel kengetallen (2014)
Solvabiliteit 1 Solvabiliteit 2 Liquiditeit Rentabiliteit (%) Weerstandsvermogen
42% 59% 1,58 2,6% 26%
Uit bovenstaande tabel is te concluderen dat Trevianum scholengroep momenteel financieel gezond is omdat kengetallen boven de signaleringsgrenzen van de inspectie noteren. Mede door zorgvuldig financieel beheer vertonen de financiën de laatste jaren een positiever beeld met in de exploitatie overschotten. Dat Trevianum gelden heeft kunnen reserveren is van belang omdat daardoor risico’s in de komende periode, met als grootste risico de demografische krimp, kunnen worden afgedekt. Een tweetal andere grotere risico’s zijn een stelselwijziging in de financiering van scholen en de continuïteit van doelsubsidies. Voor de inkomsten van de scholengroep zijn de leerlingenaantallen grotendeels bepalend. Gezien de demografische krimp is het voor het nu voorliggende schoolplan voor de periode 2015 tot 2019 van groot belang dat inzicht wordt verkregen in de prognoses van de demografische ontwikkelingen voor de langere termijn. Jaarlijks worden hiervoor de prognosegegevens uitgewerkt. Een belangrijke parameter voor de beschikbare geldmiddelen is het leerlingenaantal op 1 oktober in het direct voorafgaande kalenderjaar. De ontwikkeling van de afgelopen jaren en de prognose van de leerlingenaantallen in de planperiode van dit schoolplan is in onderstaande grafiek opgenomen. 3000 2900 2800 2700 2600 2500 2400 2300 2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Uit de grafiek blijkt dat de leerlingenaantallen de laatste jaren stabiliseren maar dat de demografische krimp zal intreden. Bij de verdeling van de leerlingenaantallen over de drie scholen van Trevianum scholengroep blijkt de daling bij het gymnasium relatief groter ten opzichte van de daling van het atheneum en de havo. Dit zal in de komende periode nader worden geanalyseerd. 58 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Aan de uitgavenkant werkt de scholengroep met budgetten. Om budgettering mogelijk te maken stelt de school jaarlijks een begroting vast, waaraan gekoppeld een meerjarenbegroting voor de komende drie jaren. Basis voor de personele kosten in deze begroting zijn de functies en het aantal functionarissen, die op korte en middenlange termijn benodigd zijn. De begroting dient gebaseerd te zijn op het in dit schoolplan weergegeven en voorgenomen beleid en op de jaarlijkse kwaliteitsplannen van de scholen. Van belang hierbij is dat dit systematisch gebeurt met gebruik van de kwaliteitscyclus (plan-do-check-act). Binnen de begroting streeft de school naar het creëren van ruimte voor nieuw beleid, inclusief nieuw voor oud. Telkens wordt bij het opmaken van de volgende jaarbegroting, in de kwaliteitscyclus, teruggekoppeld naar de doelstellingen en ambities van het schoolplan en jaarlijkse kwaliteitsplannen van de scholen. Dit impliceert dat de scholengroep keuzes moet maken. De noodzaak hiervoor neemt toe, naarmate de totale en vrije bestedingsruimte afnemen. Dit zal in de komende jaren het geval zijn, gezien demografische ontwikkelingen in de regio. Financieel beleid is het middel om doelen ten aanzien van het onderwijs te bereiken. Het kader van het financieel beleid wordt in hoofdlijnen bepaald door de middelen die de overheid jaarlijks verstrekt en de daarbij behorende wet- en regelgeving. Daarnaast zijn er in beperkte mate mogelijkheden om elders gelden te verwerven of inkomsten te genereren. In hoofdzaak blijft het voortgezet onderwijs afhankelijk van rijksmiddelen. Voortgezet onderwijs is funderend onderwijs. Leerlingen zijn leerplichtig en moeten dus naar school. Daarom vindt Trevianum het van belang dat het onderwijs binnen de scholen voor alle leerlingen toegankelijk blijft en dus voor ouders betaalbaar. Belangrijke impuls hiervoor zijn de gratis schoolboeken en belangrijk streven is de schoolkosten voor de ouders laag te houden.
8.3 Personeel beleid Ongeveer 80% van de middelen is bestemd voor personeel. De personele kosten zijn dus erg belangrijk voor Trevianum scholengroep. Zeker in de krimpsituatie dienen deze kosten zorgvuldig te worden gemonitord en dienen maatregelen genomen te worden deze kosten beheersbaar te houden. Daar waar het gaat om personele ontwikkelingen, is het door het kabinet te voeren beleid van grote invloed. In een periode van slechts enkele jaren is bijvoorbeeld de uitstroom van personeel van overheidswege verschoven van gemiddeld 61 jaar naar, over enige jaren, 67 jaar. In de afgelopen periode heeft dat erin geresulteerd dat prognoses over uitstroom niet zijn gehaald. Deze uitstroom zal komende planperiode worden gerealiseerd.
59 | S c h o o l p l a n
2015-2019
In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe het percentage 60+ medewerkers zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. Tabel: medewerkers 60+ Jaartal
2005
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Percentage 60+ 1,90% 12,30%
12,60%
15,40%
18,20%
17,60%
16,40%
Deze tabel geeft aan dat het percentage 60+ de laatste jaren fors is gegroeid en dat komende periode de uitstroom van personeel, als gevolg van pensioen, groot zal zijn. In de periode van het voorliggende schoolplan is de ontwikkeling van de vaste formatie als volgt: Tabel: ontwikkeling vaste formatie, in fte's Vaste verplichtingen: CvB/ Directie OP OOP Schoonmaakpersoneel Basisformatie na uitstroom personeel
(bron: formatieplan 15-16) 15-16
16-17
17-18
18-19
6,0
4,0
3,0
3,0
140,9
138,9
133,9
125,0
38,5
37,0
36,5
34,7
8,3
8,3
8,3
7,7
193,8
188,3
181,7
170,4
Deze uitstroom lijkt de komende jaren voldoende om het gevolg van de daling van het aantal leerlingen op te vangen, mits de scholengroep de prognoses van de leerlingenaantallen kan realiseren. Nadere analyse in de uitstroom levert het beeld dat er mogelijk kwalitatieve discrepanties ontstaan binnen het onderwijzend personeel. Daarnaast kan de nieuwe wet Werk en Zekerheid gevolgen hebben voor de formatie. Voldoende reden voor veel aandacht voor dit onderwerp in de komende planperiode. Ook zijn de CAO-VO, het jaartaakbeleid en secundaire arbeidsvoorwaarden voor het personele financiële beleid van belang. Hogere Cao-lonen, wijzigende pensioenpremies, diverse Cao-regelingen, een gewijzigd jaartaakbeleid of veranderde secundaire arbeidsvoorwaarden kunnen (fors) hogere of lagere loonkosten veroorzaken. Het spreekt voor zich dat deze gevolgen hebben voor het volume aan personeel. Trevianum zal dus de ontwikkeling van de loonkosten zorgvuldig dienen te monitoren om de financiële ruimte optimaal te benutten en, indien noodzakelijk, het beleid aan te passen.
8.4 Materieel beleid Het materieel beleid is een middel om de doelen ten aanzien van onderwijs en personeel te kunnen realiseren. Dit beleid, waaronder het onderhoud en de vervanging van de inventaris, het schoonmaken en het onderhouden van de gebouwen, is gericht op het creëren van een optimale leeromgeving en het welbevinden van de gebruikers. Trevianum hecht veel belang aan de veiligheid in en rond de gebouwen, voor de gebruikers en bezoekers. 60 | S c h o o l p l a n
2015-2019
Er gelden hoge verantwoordelijkheden als het gaat om het naleven van wettelijke verplichtingen en het zorgdragen voor voldoende kwalitatieve ondersteuning omtrent orde en veiligheid. Het kader wordt daarbij bepaald door de gebouwen en voorzieningen waarover de school beschikt en de middelen die de overheid jaarlijks en incidenteel verstrekt en de daarbij behorende wet- en regelgeving. Trevianum ziet huisvesting niet enkel als kostenpost maar als bedrijfsmiddel dat ondersteunend is aan het geven van kwalitatief onderwijs. Het juist inrichten en op hoog niveau houden van gebouwen en les- en werkruimten is een verantwoordelijkheid die bepalend is voor een optimale ondersteuning van het primaire proces. Ontwikkelingen op het gebied van ICT en huisvesting zijn hierin leidend en worden door Trevianum zorgvuldig beoordeeld. Hierbij wordt gekeken naar best-practices en relevante benchmarkgegevens alvorens te implementeren. Onderwijsvoorzieningen zijn de vertaalslag van schoolbeleid ten dienste van de mensen binnen de school, en daarmee een mogelijkheid om beleid concreet vorm te geven. Ten aanzien van huisvesting is het uitgangspunt dat gebouwen dienstbaar zijn aan het onderwijs. Ze dienen ook uit te drukken wat voor school we zijn. Gebouwen en faciliteiten zijn door de gemeenschap gefinancierd en behoren tegen redelijke vergoeding ook beschikbaar te staan voor de gemeenschap. Jaarlijks vindt er regulier onderhoud plaats en middels een meerjarenplanning vinden er periodiek ook groot onderhoud en vervanging van middelen plaats. De ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgevingen dwingen het bevoegd gezag zijn verantwoordelijkheid te nemen. Hierbij valt te deken aan brandveiligheid, Arbo-eisen, veiligheid van medewerkers, leerlingen en bezoekers. Waar mogelijk wordt hierbij het principe van duurzaamheid en de toepassing van milieuvriendelijke materialen toegepast. De laatste jaren is daarbij veel aandacht voor het beheersen van de energiekosten. De gebouwen zijn inmiddels voorzien van een geavanceerd gebouwbeheerssysteem, installaties zijn deels vernieuwd en het inregelen hiervan zal energie besparen. Komende planperiode zal dit resultaten opleveren. De komende periode zal gekenmerkt worden door investeringen in ICT-leren. De rijksoverheid schetst kaders voor dit ICT-leren en in 2020 zal de scholengroep op dit terrein verdere stappen hebben gezet. Deze investeringen zullen een fors beslag doen op de materiële begroting. Het juist managen van onderhoudscontracten is een wezenlijk onderdeel van het financiële en veiligheidsbeleid. Ook het aanbesteden van diensten en werken is onderdeel van het financiële beleid. Onderwijshuisvesting vraagt een hoge mate van consistentie van beleid en inzet van middelen voor de korte en lange termijn. Materieel beleid is van essentieel belang om onderwijskundige doelstellingen te realiseren. Het onderhouden, ontwikkelen en verbeteren van onderwijsvoorzieningen zijn nodig voor de kwaliteit van het onderwijsproduct. Tegelijkertijd vraagt het voortdurend actualiseren van het onderwijs op gezette tijden om aanpassingen op het gebied van huisvesting en voorzieningen. 61 | S c h o o l p l a n
2015-2019
9
Lijst van afkortingen en begrippen
Arbo
Arbeidsomstandigheden
Bèta(onderwijs)
Onderwijs in exacte vakken en technische studies
CAO(-VO)
Collectieve Arbeids Overeenkomst (voor het Voortgezet Onderwijs)
CE
Centraal Examen
CITO-score
Centraal Instituut voor Toets Ontwikkeling
CM
Cultuur en Maatschappij
CSE-cijfer
Centraal Schriftelijk Examencijfer
DAT
Differentiële Aanleg Test (deze richt zich op uiteenlopende intelligentiefactoren en vaardigheden)
ELO
Elektronische Leer Omgeving
EM
Economie en Maatschappij
GMR
Gemeenschappelijke Medezeggenschaps Raad
HAVO
Hoger Algemeen Vormend Onderwijs
HBO
Hoger Beroeps Onderwijs
ICT
Informatie Communicatie Technologie
LB/LC/LD
Docentfuncties met verschillende bezoldigingsniveaus
LOB
Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding
LOOT
Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport
Magister
Het administratie- en cijferregistratiesysteem van onze scholen
MEP
Model European Parliament
MR
Medezeggenschaps Raad
NG
Natuur en Gezondheid
NT
Natuur en Techniek
NTC/RTC
Trainingscentra sportbonden
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie
OC&W
Onderwijs Cultuur en Wetenschap
OOG
Onderwijs Ondersteunings Groep
OOP
Onderwijs Ondersteunend Personeel
OP
Onderwijzend Personeel
OPT
Ondersteuningspreventieteam
P&O
Personeel en Organisatie
PO
Primair Onderwijs
PTA
Programma van Toetsing en Afsluiting
RIE
Risico-inventarisatie
RT
Remedial Teaching
RT-uur
Rekenen en taal
SE
School Examen 62 | S c h o o l p l a n
2015-2019
SOS
Studie op school
SWV
Samen Werkings Verband
Tutoren
Bovenbouwleerlingen vwo die hulp bieden in vaklessen aan onderbouwleerlingen
VO
Voortgezet Onderwijs
VO-raad
De sectororganisatie voor het Voortgezet Onderwijs
VT-uur
Versterken en verrijken
VWO
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
WO
Wetenschappelijk Onderwijs
WVO
Wet op het Voortgezet Onderwijs
ZAT
Zorg- en Advies Team.
63 | S c h o o l p l a n
2015-2019