Scheldemond College Doe wat je zegt
Schoolplan 2008 – 2012
1. Inhoud …………………………………………………………………………………………… 4 2. Bestuur en organisatie ………………………………………………………………………...4 2.1. Schoolgegevens …………………………………………………………………………..4 2.2. Bestuur en toezicht ………………………………………………………………………4 2.3. Organisatiestructuur ……………………………………………………………………..5 2.4. Visie en ontwikkelpunten bestuur, toezicht en organisatie ………………………5 3. Missie en hoofdlijnen van beleid ……………………………………………………………5 3.1. Missie ……………………………………………………………………………………….6 3.2. Visie …………………………………………………………………………………………6 3.3. Sterke punten ……………………………………………………………………………..6 3.4. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………….7 4. Onderwijs algemeen ……………………………………………………………………………7 4.1. Visie …………………………………………………………………………………………7 4.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………..8 4.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………….8 5. Onderbouw HAVO-VWO ………………………………………………………………………9 5.1. Visie …………………………………………………………………………………………9 5.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………..9 5.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………….10 6. Bovenbouw HAVO – VWO …………………………………………………………………….10 6.1. Visie …………………………………………………………………………………………10 6.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………..10 6.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………….11 7. MAVO ……………………………………………………………………………………………..11 7.1. Visie …………………………………………………………………………………………11 7.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………..12 7.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………….12 8. Onderbouw VMBO Basis – Kader …………………………………………………………...12 8.1. Visie …………………………………………………………………………………………12
2
8.2. Sterke punten ………………………………………………………………………..……12 8.3. Ontwikkelpunten …………………………………………………………………….…...13 9. Bovenbouw VMBO Basis – Kader ……………………………………………………….….13 9.1. Visie …………………………………………………………………………………….…...13 9.1.1. Algemeen ………………………………………………...…………………….…...13 9.1.2. De beroepsgerichte programma’s ……………………………………………...13 9.1.3. De theorievakken …………………………………………………………………..14 9.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………..15 9.3. Ontwikkelpunten …………………………………………………………………….……15 10. Leerlingenzorg en –begeleiding …………………………………………………………….15 10.1. Visie ……………………………………………………………………………………….15 10.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………16 10.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………..16 11. Kwaliteitsbeleid ………………………………………………………………………………..16 11.1. Visie ……………………………………………………………………………………….16 11.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………17 11.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………..17 12. Personeelsbeleid ………………………………………………………………………………17 12.1. Visie ……………………………………………………………………………………….17 12.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………18 12.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………..18 13. Financiën en beheer …………………………………………………………………………..18 13.1. Visie ……………………………………………………………………………………….18 13.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………19 13.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………..19 14. Relationeel beleid ……………………………………………………………………………...19 14.1. Visie ……………………………………………………………………………………….19 14.2. Sterke punten ……………………………………………………………………………19 14.3. Ontwikkelpunten ………………………………………………………………………..20
3
2.
Bestuur en organisatie
2.1
Schoolgegevens
Het Scheldemond College is een ‘open’ school, een school maar mensen elkaar ontmoeten, met respect voor hoe ze zijn. De school had op 1 oktober 2007 1219 leerlingen, afkomstig uit Vlissingen, andere delen van Walcheren en Zeeland. U vindt de school op een campus aan het Weyevlietplein 7 – 13 in Vlissingen, in twee gebouwen, een voor het HAVO-VWO en een voor het VMBO en heeft dislocaties in het Technum aan de Edisonweg in Vlissingen (VMBO technische programma’s) en in de Rebound aan de Griffioenstraat in Middelburg (rebound- en time out voorziening, gerealiseerd door het Samenwerkingsverband VO Walcheren). Het postadres van de school is: Postbus 69 4380 AB Vlissingen De school biedt onderwijs aan in de volgende schooltypen: -
VWO (inclusief VWO+ en Latijn) HAVO MAVO VMBO Kader 1 VMBO Basis (inclusief Leerwegondersteunend onderwijs)
2.2
Bestuur en toezicht
Het bevoegd gezag van de school is de Stichting Scheldemond College. Het bestuur van de stichting is in handen van de rector. Bestuur en toezicht van de school zijn geregeld in de statuten van de stichting. Een Raad van Toezicht ziet toe op hoe de school wordt bestuurd. De rector en de leden van de Raad van Toezicht worden benoemd door de gemeenteraad van Vlissingen. Ouders, medewerkers en management zijn via de statuten betrokken bij de selectie van leden van de Raad van Toezicht zowel als van de rector. De leden van de Raad van Toezicht zijn op 1 januari 2008: -
1
dhr. J.C.Th. van der Doef dhr. C.J. Corstanje mevr. C. Biesterbosch dhr. P. van Eck dhr. M.W.M. Kuijpers
(voorzitter) (secretaris en plv. voorzitter)
LWOO kan ook in Kader en in de MAVO worden gegeven
4
2.3
Organisatiestructuur
De school heeft twee afdelingen: de afdeling HAVO-VWO is, inclusief de brugklassen TH/MH (MAVOHAVO), gehuisvest in gebouw A, de afdeling VMBO in gebouw B en in het Technum. De school heeft onderwijsbegeleidend personeel (onderwijsassistenten en dergelijke), onderwijsondersteunend personeel, onderwijzend personeel, middenmanagement en management. De verantwoordelijkheden en mandaten van de leden van management, middenmanagement en staf (Hoofd Administratie) zijn vastgelegd in een managementstatuut. Het management van de school bestaat op 1 januari 2008 uit: -
een rector (bestuurder) dhr. H.J. van Arenthals een directeur onderwijs dhr. E.J.A. Fagg een directeur beheer, financiën en organisatie dhr. H. Kramer
De laatstgenoemde functie vervalt op 1 januari 2009. De twee afdelingsleiders hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in de organisatie van de afdeling. Zij vormen op 1 januari 2008 het middenmanagement van de school en zijn, na de mentoren, de belangrijkste externe contactpersonen, in de eerste plaats voor ouders. Afdelingsleiders zijn op 1 januari 2008: -
VMBO HAVO – VWO
mevr. R.W. van Oost dhr. L.P. van Duivendijk
Het onderwijsondersteunend personeel wordt vanaf 1 juni 2008 aangestuurd door een Hoofd Administratie, met de ondersteuning van een Staf BFO (Beheer, Financiën en Organisatie). Het onderwijsondersteunend personeel vormt een eigen team. Scheldemond wil, om het onderwijs te organiseren rondom docenten en leerlingen, werken in zogenaamde ‘kernteams’. Het onderwijzend personeel en onderwijsbegeleidend personeel is zo ingedeeld in een aantal teams. Ieder team wordt geleid door een of twee teamleiders. Vanaf 1 augustus 2008 worden de teamleiders direct leidinggevende van de leden van hun team. Zij vormen vanaf dat moment samen met beide afdelingsleiders het middenmanagement. De afdelingsleiders blijven na de mentor de eerste contactpersoon voor ouders en externe relaties. 2.4
Visie en ontwikkelpunten bestuur, toezicht en organisatie
Voor 2012 heeft de school waar het om bestuur, toezicht en organisatie gaat, op hoofdlijnen de volgende ontwikkelpunten en doelstellingen: 1. Bestuur en toezicht zijn daadwerkelijk gescheiden in een goed bestuur en een sterk toezicht. 2. Horizontale en meervoudige publieke verantwoording, dus de verantwoording tegenover ouders en de samenleving om de school heen, zijn verder uitgewerkt en ingevoerd. 3. De teams zijn op een verantwoorde manier verder gegroeid in zelfverantwoordelijkheid, in een professionele cultuur, waarin leerlingen centraal staan 3.
Missie en hoofdlijnen van beleid
3.1
Missie
Het Scheldemond College wil steeds meer aan het volgende beeld te voldoen: Het Scheldemond College is een prettige school, waar je als leerling volop kansen krijgt je talenten te ontwikkelen. De school biedt degelijk, kwalitatief goed onderwijs met inzet van de meest moderne middelen en een uitstekende zorg en begeleiding. Het is een gezonde school, die je wil activeren binnen en buiten de lessen. Daarmee is het ook een gezellige school. Het Scheldemond College is een school die in de omgeving is verankerd en daarin actief is.
5
3.2
Visie
Het Scheldemond College wil een school zijn, die in haar beleid en organisatie de ‘balans’ zoekt en weet te vinden, in de eerste plaats voor haar leerlingen, maar zeker ook voor haar medewerkers en andere belanghebbenden om de school heen, zoals ouders, basisscholen, bedrijven, instellingen en maatschappelijke organisaties. We zoeken, als school ‘middenin de samenleving’, de balans tussen enerzijds innovaties en moderniseringen in zowel onderwijsprogramma als fysieke leeromgeving en leermiddelen en anderzijds een degelijke kwaliteit en een stevige structuur. We zoeken op dezelfde manier de juiste verhouding tussen competentiegericht leren en het oefenen van voor het vervolgonderwijs en de informatiemaatschappij nodige vaardigheden aan de ene kant en een solide kennisbasis aan de andere kant. Scheldemond heeft in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in onderwijsvernieuwing, zeker waar het gaat om het programma aanbod. Hetzelfde geldt voor leermiddelen, vooral op het gebied van ICT en multimedia. De komende jaren willen we daarnaast een accent leggen op onze interne kwaliteitszorg, ‘borgen wat goed is’, zonder daarbij relevante maatschappelijke ontwikkelingen uit het oog te verliezen. ‘Leren leren’ is ‘leren’ tegen de directe behoefte aan ‘consumptie en vermaak’ in. De degelijke basis en structuur zijn iets wat geen leerling kan missen. De middelbare schoolperiode is een belangrijke tijd in de ontwikkeling van een mens, waar het enerzijds gaat om ‘ontdekken en ontwikkelen,’ maar anderzijds ook om gezelligheid, ontspanning en plezier. Scheldemond wil een gezellige school zijn, op een gezonde en actieve manier. Het Scheldemond College geeft leerlingen kansen echt iets te ‘doen’ met hun talenten. Tegelijk wil de school kwaliteit leveren. We zeggen wat we doen, we doen wat we zeggen en dat doen we goed! Het Scheldemond College heeft daarom als motto voor leerlingen en haarzelf: ‘Doe wat je zegt!’
3.3
Sterke punten
Gerelateerd aan onze missie en algehele hebben we een aantal sterke en ontwikkelpunten’. Sterke punten zijn: • • • • • • • • •
de sfeer en de manier waarop leerlingen, medewerkers en ouders met elkaar omgaan binnen en buiten de school worden in de jaarlijkse leerlingenenquêtes en oudertevredenheidsonderzoeken als positief ervaren. De persoonlijke aandacht, zorg en begeleiding worden als positief ervaren. De schooluitval is laag, Scheldemond weet een hoog percentage leerlingen te diplomeren. De school heeft op bestuurlijk, management- en middenmanagementniveau een goed functionerend, compleet en cyclisch kwaliteitszorgbeleid. De school is rustig en ‘groen’ gelegen, goed onderhouden en wordt door de leerlingen als veilig ervaren. De school heeft een integraal veiligheidsbeleid, dat landelijk andere scholen tot voorbeeld dient. De school heeft qua voorzieningen moderne gebouwen. De school heeft een erg hoog niveau aan voorzieningen op het gebied van ICT. De school heeft extern een sterk profiel in sportklassen en in de afdelingen binnen het VMBO. De school staat bekend als ondernemend en als een ‘voortrekker’ in samenwerking.
6
3.4
Ontwikkelpunten • • • • • •
Verdere verbetering van kwaliteitszorg, waaronder ‘basale kwaliteitszorg’ zoals het vermijden van lesuitval en het verbeteren van lesopvang, communicatie en dergelijke Ontwikkeling van meer buitenlessige en buitenschoolse activiteiten, die leerlingen ‘activeren’, bijdragen aan hun ontwikkeling en aan de ‘verankering’ van Scheldemond in de samenleving om de school heen. Ontwikkeling van een eigen MAVO-profiel, dat gericht is op eigen doorstromingsafspraken met het ROC zowel als op doorstroming naar het HAVO. (Verdere) ontwikkeling van externe gerichtheid en integratie van theorie en praktijk in de beroepsgerichte programma’s van het VMBO. Versterking van de sector Techniek op alle niveaus van de school. Het (verder) ontwikkelen van een adequaat gebruik van ICT en multimedia ten dienste van het primaire proces in beide afdelingen.
4.
Onderwijs algemeen
4.1.
Visie
De leerling en zijn onderwijs is waar het voor ons om draait. Daarom is naar aanleiding van de missie ook al een belangrijk stuk visie op het onderwijs op Scheldemond gegeven. Vanuit deze missie en 2 visie geven we kort ons onderwijsconcept weer. De missie heeft alles te maken met onze identiteit als school voor openbaar onderwijs. Daarbij willen we een ‘lerende organisatie’ zijn: het ‘leren’ staat dus centraal. Dan gaat het niet alleen om het ‘leren’ door leerlingen, maar ook om het ‘leren’ door medewerkers. We willen ‘leren van elkaar’. Laten zien wat je kunt Of je nu docent of leerling bent: je wilt laten zien wat je kent en kunt. Je wil je prettig voelen. Je wil je zelfvertrouwen ‘bewaken’. Er is geen kind dat naar school komt om te laten zien wat hij niet kan. Behoefte aan competentie geldt ook voor alle medewerkers. Vertrouwen in elkaar Vanuit dat beeld mag je vertrouwen in en hoge verwachtingen van elkaar hebben. “Geen ouder heeft lage verwachtingen van zijn eigen kind”. Het gaat erom dat je het volle vertrouwen hebt van de ouder in het kind, de docent in de leerling en de schoolleiding in de docent. Ouders leren van hun kinderen, leraren kunnen leren van hun leerlingen en het management leert van de leraren, net zo vanzelfsprekend als dat omgekeerd zo is. Op Scheldemond richten we ons daarom op het motiveren en stimuleren van elkaar. We gaan uit van talent: van wat een kind wel kan, in plaats van wat het nog niet kan. Goed en toegankelijk onderwijs De samenleving verandert doorlopend. Als openbare school willen we ‘toegankelijk’ zijn, niet alleen feitelijk, maar ook in onze manier van onderwijs realiseren. We willen daarom aansluiten bij de rol die kennis in deze tijd speelt. Kennisoverdracht en meer
2 Dit is een bijgestelde samenvatting van het onderwijsconcept Scheldemond (Schoolbreed onderwijsteam (SOT) 2005)
7
Kennis is meer dan cognitieve kennis. Dat geldt dan zeker voor leerlingen in de afdeling VMBO. Begrippen als zelfstandig werken, zorg en coaching komen daar voort uit een andere manier van werken. Leerlingen moeten zo veel mogelijk: 1. actief zijn (iets doen om hun leerstof te verwerken), zowel binnen als buiten de school. 2. Constructief zijn (zelf nieuwe ervaringen en kennis combineren met oude). 3. Doelgericht met de kennis omgaan (leren geeft succeservaring, wanneer je vooraf een haalbaar doel stelt). 4. Samen (coöperatief) bezig zijn. (leren is een sociaal proces). 5. Hun leerproces naar vermogen zelf kunnen reguleren (zelfsturing werkt motiverend) ‘Naar vermogen’ duidt op een groeiproces, de komende jaren een belangrijk aandachtspunt voor de school. Een degelijke basis Scheldemond vindt het belangrijk dat leerlingen, die allemaal een eigen leerstijl hebben, met verschillende onderwijsstijlen in aanraking komen. Voor leerlingen die er toe doen We hebben eerder aangegeven dat je van alle leerlingen hoge verwachtingen mag hebben. Van de leerlingen, in het HAVO-VWO en zeker ook in het VMBO weten we dat ze graag en goed werken wanneer ze ervaren dat wat ze doen er toe doet. Duidelijk is dat leerlingen in het algemeen, maar zeker in het VMBO, gebaat zijn bij persoonlijke aandacht, begeleiding en een duidelijke structuur. Persoonlijke aandacht voor onze leerlingen is daarbij een voorwaarde voor hun welbevinden. Naast het aanbod van een aantrekkelijk en uitdagend studieprogramma zullen we ook moeten werken aan de ontwikkeling van de sociale en emotionele competenties die ze nodig hebben. 4.2 • • • • • •
Sterke punten Goede sfeer en persoonlijke aandacht voor leerlingen. Leerlingen voelen zich ‘veilig’ en ‘gekend’. Lage schooluitval. Leerlingen krijgen op Scheldemond veel ‘kansen op succes’. Uitstekende zorgstructuur, zowel intern als door samenwerking ook extern. Sterke programma’s in het VMBO, met een succesvol heterogeen LWOO. Aantrekkelijke sportklassen met een eigen programma. Uitstekende mediatheek en ICT-voorzieningen.
4.3 Ontwikkelpunten • • • • •
Ontwikkeling van een MAVO, gericht op eigen doorstromingsafspraken met het ROC zowel als op doorstroming naar het HAVO. (Verdere) ontwikkeling van externe gerichtheid en integratie van theorie en praktijk in de beroepsgerichte programma’s van het VMBO. Versterking van de sector Techniek op alle niveaus van de school. Het (verder) implementeren van een adequaat gebruik van ICT en multimedia ten dienste van het primaire proces in beide afdelingen. Het ontwikkelen van het concept ‘de gezonde school’, in het licht van de missie: ‘gezond’ voor leerlingen en medewerkers, met een goed ARBO-beleid, het bevorderen van ‘bewegen’, aandacht voor de ‘gezonde kantine’, preventie van (een verkeerd) gebruik van alcohol en drugs, met als onderdeel daarvan een rookvrije school (binnen de gebouwen).
8
5. Onderbouw HAVO – VWO 5.1
Visie
De onderbouw is altijd de schakel tussen het PO en de bovenbouw. Belangrijk is dat leerlingen op een voor hen passend niveau instromen en door de dakpanconstructie tijdens of na klas 1 eventueel nog kunnen switchen. Er is wel een aparte VWO+ klas, omdat is gebleken dat dit type leerling extra uitdagingen nodig heeft. In de onderbouw krijgen de leerlingen een stevige, brede basis aan kennis en vaardigheden (competenties) die een succesvolle ononderbroken doorstroom en diplomering moet opleveren. Een goede onderwijskundige structuur kan niet zonder een adequate structuur van zorg en begeleiding. De mentor is daarin de spil. Scheldemond heeft een breed aanbod op het gebied van sport, binnen en in het verlengde van de sportklassen, in beide afdelingen. Dat aanbod moet ‘kwalitatief geborgd’ worden en tegelijk ‘in balans worden gebracht’ met het overige aanbod van de school, ook in buitenlessige activiteiten. De school wil leerlingen met bijzondere talenten op dit gebied extra kansen en faciliteiten bieden, in 3 4 samenwerking met andere scholen . Een bijzondere plek heeft de samenwerking met de JVOZ . Naast het sportklasconcept zoeken we andere concepten om invulling te geven aan het onderwijs in deze sector. Scheldemond wil daarbij een impuls wil geven aan de exacte profielen. Het Technasium biedt daarbij unieke kansen, waarbij wordt gekozen voor projectmatig leren. Een sterke koppeling met het beroepenveld is voorwaarde om op realistische wijze kennis te kunnen maken met ‘de echte wereld’. We willen leerlingen ook in culturele en kunstzinnige zin vormen en een ‘goede basis’ geven. Dat hoeft niet binnen een lessentabel, maar kan juist ook in buitenlessige activiteiten. Daarbij zal de ‘externe gerichtheid’ en de ‘verankering’ in de samenleving prominent naar voren moeten komen. Keuzewerktijd heeft in de eerste klassen een duidelijke meerwaarde voor VWO-leerlingen. Ze vormt een echte ‘plus’ voor het VWO. Spaans zal in dat kader binnen deze Keuzewerktijd een plaats krijgen. Het projectonderwijs sluit direct aan bij het onderwijskundig concept van de school. Levensbeschouwelijke Vorming heeft in de projecturen een bijzondere plaats, direct voortkomend uit onze identiteit als openbare school. 5.2 • • • •
Sterke punten De dakpanconstructie in klas 1 en de aparte VWO brugklas, met betrokkenheid van bovenbouwdocenten; de interne zorgstructuur; de intensieve contacten met het PO; het sportklasconcept, met veel aantrekkelijke activiteiten, provinciale profilering en wervingskracht;
3
Door een LOOT status of anderszins, b.v. ‘topsportvriendelijke school’
4
Jeugd Voetbal Opleiding Zeeland
9
• ELO ontwikkeling; • structuur van projectonderwijs. 5.3 Ontwikkelpunten 5
• • • • • • •
Aandacht voor de niet-sportklassen, het zoeken naar de balans in activiteiten. Verdere verbetering van de inhoud en organisatie van de Z-band. Verdere ontwikkeling van het mentoraat door training/scholing, structuur. Verbetering van de invulling van mentor- en studielessen. Opzetten en inhoudelijk invullen van project voor ‘hoogbegaafde’ kinderen uit het PO. Verdere verbetering en borging kwaliteit sportonderwijs. Realiseren bijzondere faciliteiten TOP-sporters.
6. Bovenbouw HAVO – VWO 6.1
Visie
Het wettelijk kader is vanaf 2007 de Nieuwe Tweede Fase. Die heeft als doel actief en zelfstandig leren mogelijk te maken, recht te doen aan verschillen en een brede vorming te bieden. In de Nieuwe Tweede Fase willen we aan deze doelen meer recht doen dan tot nu toe het geval is, door het programma flexibeler, beter studeerbaar, werkbaar en organiseerbaar te maken. Dat doen we door: 1. het verminderen van gemeenschappelijke en afschaffen van deelvakken. 2. Het verminderen van verplichte en vergroten van het aantal keuzevakken per profiel. 3. Het instellen van één verplicht keuze-examenvak buiten het profiel en verder een geheel vrij deel. 4. Het verminderen van verschillen in studielast tussen de vakken.
Binnen dat kader heeft het onderwijs als doel leerlingen langs een zo kort mogelijke leerweg toe te leiden naar een diploma, zodanig dat ze ook daarna succesvol zullen kunnen functioneren. Daarom streven we binnen doorlopende leerlijnen naar onderwijs van hoge kwaliteit, waarin we toenemende zelfstandigheid en planvermogen accentueren. Ons onderwijs wordt ondersteund door een goed, op de individuele leerling gericht zorg- en begeleidingssysteem. We willen ook in deze sector een aanbod, dat aantrekkelijk is voor leerlingen, hen uitdaagt en hen onderwijs op maat biedt. Tegelijk moet dat aanbod ook het HAVO-VWO als geheel voor leerlingen aantrekkelijk maken. We werken daaraan door: • • • • • • •
5
Een zo hoog mogelijk rendement, met beperking van doubleren, lage schooluitval en goede resultaten, waarbij centraal en schoolexamen in balans zijn. Een goede aansluiting op en slaagkans in HBO en WO. Een adequate cognitieve en sociaal-emotionele begeleiding in de bovenbouw met de mentor en het kernteam als belangrijkste actoren. Een zo goed mogelijke pedagogisch-didactische aansluiting vanuit de onderbouw. Moderne technologische ontwikkeling, met brede toepassing van ICT (ELO, Active Boards). Vloeiende doorstroming van en naar de andere twee sectoren binnen de brede scholengemeenschap voor individuele leerlingen. Nieuwe onderwijsvormen en waar mogelijk programma’s, voortbouwend op VWO+ en sportklassen in de onderbouw.
Elektronische Leeromgeving
10
6.2
Sterke punten
• • • • • 6.3
Veel contacttijd voor de (centraal) examenvakken; veel ICT voorzieningen; intensief en goed gebruik van de elektronische leeromgeving in het primaire proces; veel zorg en begeleiding voor leerlingen met specifieke hulpvragen; lage schooluitval. Ontwikkelpunten
•
Een concrete invulling geven aan de HAVO afdeling als VHBO (Voorbereidend Hoger 6 Beroepsonderwijs), onder meer door een betere samenwerking met de HZ . Meer omgevingsgericht bezig zijn, in het onderwijsprogramma, in buitenlessige activiteiten en door maatschappelijke stages. In het onderwijsaanbod realiseren van een balans tussen het overdragen van kennis en het aanleren van andere competenties. Versterking van het mentoraat. Internationalisering van het onderwijsprogramma. Verder verbeteren van de invulling en uitvoering van de Z-band.
• • • • • 7.
MAVO
7.1
Visie
Scheldemond heeft een lange traditie als MAVO school. Bij de invoering van het VMBO hebben we bewust de keuze gemaakt om uitsluitend de Theoretische Leerweg aan te bieden. Deze leerweg is bedoeld voor leerlingen met een meer theoretische leerstijl. Voor leerlingen van min of meer hetzelfde niveau met een meer praktische leerstijl is er de Kaderberoepsgerichte Leerweg. We hebben in de Theoretische Leerweg nadrukkelijk gekozen voor twee sporen: als opleiding voor het MBO en het HAVO. In de lessentabel hebben we hierom in klas 4 een aantal (4) extra Z-uren ingebouwd, waarin leerlingen extra modules kunnen doen ter voorbereiding op HAVO of MBO (anderzijds). We onderscheiden ons met deze invulling met andere scholen in de regio, waar ook de 7 Gemengde Leerweg wordt aangeboden. De school sluit daarmee aan bij de regiovisie waarin gewezen wordt op het belang van keuzemogelijkheden voor leerlingen door onderscheid tussen de scholen. De laatste jaren kiezen steeds meer leerlingen voor een vervolgopleiding via het HAVO, vooral vanwege het uitstellen van keuzes en de behoefte, nog enige jaren binnen de structuur en begeleiding van Scheldemond onderwijs te volgen. Scheldemond wil met herinvoering van de naam ‘MAVO’ geen ‘stap terug in de tijd doen,’ maar de verworvenheden van het VMBO, vooral gericht op doorstroming naar het MBO, behouden. De school wil daarom de MAVO dusdanig inrichten, dat niet alleen de doorstroming naar het HAVO wordt verbeterd, maar binnen het ROC eveneens een snellere doorstroming, tijdwinst mogelijk is. Dit ‘MAVO+ concept’ zal de school in overleg met ROC Zeeland realiseren. Het MAVO+ profiel zal waar mogelijk worden ingericht in een separate klas. Het zal zich van de MAVO onderscheiden door het aanspreken van de leerling op een hoger niveau, zowel cognitief, qua 6
Hogeschool Zeeland
7
Uit het Regionaal Arrangement VMBO Walcheren, 2006
11
attitude (zelfwerkzaamheid, discipline) en specifieke studievaardigheden en door het realiseren van verrijkings- en verdiepingsstof binnen het programma (differentiatie naar niveau, tempo en belangstelling, ook in toetsing). Determinatie en selectie vinden plaats op grond van vooral leerresultaten en attitude. Het MAVO+ profiel is bestemd voor de betere MAVO-leerling. De MAVO (Theoretische Leerweg) en Kaderberoepsgerichte Leerweg onderscheiden zich als gezegd niet primair door niveau, maar door leerstijl en geven dezelfde doorstromingsrechten binnen het MBO. Het determinatieproces in de onderbouw zal hierop goed zijn afgestemd. 7.2 •
Sterke punten Goede doorstromings- en ontwikkelingskansen voor leerlingen, aansluitend bij hun niveau en hun leerstijl. Vergroting van de aantrekkelijkheid van de school voor leerlingen en ouders, ook door een betere herkenbaarheid ten opzichte van het overige VMBO. Onderscheidend op Walcheren. Betrokkenheid van het docententeam en draagvlak binnen de school.
• • • 7.3 •
Ontwikkelpunten Het opstellen en invoeren van een transparant en voor iedereen duidelijk programma van voorlichting, determinatie en selectie. De afstemming van invulling van de Z-uren, gericht op zowel MBO als HAVO. Het invullen van het MAVO+ profiel in samenwerking met ROC Zeeland. Het gebruik van ICT/ ELO. Het ontwikkelen van nieuwe pedagogisch-didactische werkvormen als b.v. hoorcolleges, onder andere met gebruikmaking van nieuwe voorzieningen in onze huisvesting.
• • • •
8.
Onderbouw VMBO Basis - Kader
8.1
Visie
De visie op de onderbouw en haar schakelfunctie is bij de afdeling HAVO-VWO verwoord. Daarbij 8 kiezen we ervoor om de LWOO geïndiceerde leerlingen heterogeen te groeperen met de ‘reguliere’ leerlingen. Gebleken is dat zowel de LWOO geïndiceerde leerlingen daar profijt van hebben (veel leerlingen trekken zich op aan het niveau) als de ‘reguliere’ leerlingen (kleinere klassen, veel extra ondersteuningsmogelijkheden). ‘Zorg en begeleiding op maat’ vormt een van de kernpunten van ons onderwijs. Onze leerlingen hebben mede daardoor ook een sterk gevoel van veiligheid. De continuïteit, kwaliteit en betaalbaarheid willen we kunnen blijven garanderen. De indeling en inrichting van onze brugklassen dient, ook na de invoering van de MAVO, aan te sluiten op onze doelstellingen van ‘doorlopende leerlijnen’ en ‘onderwijs op maat’. Een adequate determinatie en selectie zijn daarbij erg belangrijk.
8
Leerwegondersteunend onderwijs
12
De leerlingen VMBO Basis - Kader zullen daar waar mogelijk naast de noodzakelijke theorie, vooral praktisch bezig zijn. Daarbij zal de interactie met de eigen afdelingen een grote(re) rol spelen. 8.2 • • • • •
Sterke punten 9
De goede zorg en begeleiding (met de mentor als ‘spil’, de interne begeleider en het ‘RT-center’ ). De grote betrokkenheid en inzet van het team (‘niet lullen maar poetsen’). De relatieve stabiliteit/lichte groei van de instroom (tegen de regionale trend in). De fysieke leeromgeving. ‘Minder handen voor de klas’: docenten die meer vakken aan een klas geven.
8.3 •
Ontwikkelpunten De aandacht voor de niet-sportklassen, het zoeken naar de balans in aanbod van buitenlessige activiteiten. Ontwikkeling en invoering van leergebieden: Mens en Maatschappij (2008) en Kunst en Cultuur (CKV) en van (meer) vakoverstijgende projecten. Een verdere verbetering van de invulling van mentor- en studielessen. Een verdere verbetering van het gebruik van ICT, met name van de elektronische leeromgeving. Versterking van de sector Techniek, in samenwerking met externe partners (onderwijs, bedrijven).
• • • • 9.
Bovenbouw VMBO Basis – Kader
9.1
Visie
9.1.1
Algemeen
De bovenbouw VMBO is de schakel tussen de onderbouw en het MBO of praktijkleren. Scheldemond wil in het VMBO (Basis Kader) zorgen voor: • • •
• • •
Onderwijs dat zo goed mogelijk voorbereidt op het MBO en streeft naar ‘doorlopende leerlijnen’, waarbij leerlingen de beroepskolom VMBO – MBO en eventueel HBO zo soepel mogelijk doorlopen. Onderwijs dat streeft naar ‘onderwijs op maat’ en ‘zorg op maat’: iedere leerling is ‘gekend’ en krijgt onderwijs en begeleiding die bij hem of haar passen. Dat impliceert individuele aandacht, maar ook een zo breed mogelijke keuze voor leerlingen. Onderwijs dat ‘breed is waar het kan, smal waar het moet’. Dat impliceert een zo flexibel mogelijke structuur, mogelijk gemoduleerd, waarin leerlingen een opleiding kunnen volgen die zo goed mogelijk bij hen en hun vervolgopleiding past, maar waarin ook de mogelijkheid een volledig afdelingsprogramma te volgen, open blijft. Onderwijs dat leerlingen de competenties leert, die ze nodig hebben in het vervolgonderwijs, maar ook in de moderne, multiculturele samenleving. Onderwijs dat leerlingen uitdaagt tot leren, door middel van een zo realistisch mogelijke, contextrijke didactische en fysieke leeromgeving. Onderwijs dat extern gericht is en met het oog op dit alles streeft naar samenwerking met het regionale bedrijfsleven.
Een ander didactisch model, passend bij de huidige generatie, behoort door de recente verbouwingen in 2007 nu ook fysiek tot de mogelijkheden. Ons VMBO onderwijs is steeds meer gericht op actief leren. De leerstof moet daarvoor, waar mogelijk, toepasbaar zijn in de eigen leefwereld en later in het vervolgonderwijs of beroep. We houden steeds meer rekening met individuele leermogelijkheden. Onze leerlingbegeleiding krijgt steeds meer een coachend karakter.
9
Remedial Teaching Center
13
9.1.2
De beroepsgerichte programma’s
Zorg en Welzijn Breed Het intrasectorale programma Zorg en Welzijn breed is gestart in het schooljaar 2007 – 2008 en beoogt een breed, aantrekkelijk programma aan te bieden met voor leerlingen optimale doorstroomkansen en uitstel van (definitieve) keuze. Recente verbouwing maakt ‘werkplaatsleren’ mogelijk. Door met de ‘omgeving’ samen te werken zal daarbij van het simulatieleren een stap gemaakt worden naar leren in de praktijk, met flexibele lestijden. Daarbij worden lintstages vervangen door blokstages.
Handel en Administratie Binnen het intrasectorale programma Handel en Administratie, dat eveneens is gestart in het schooljaar 2007 – 2008 vindt simulatieleren vooral plaats door inzet van ICT. Daar ook deze leerlingen daar vanwege hun leerstijl direct baat bij hebben en vanwege de schooldoelstellingen, zal hier het ‘binnenschoolse’ leren meer in balans worden gebracht met het ‘buitenschoolse’ leren in de praktijk. Sport, Dienstverlening en Veiligheid SD&V (Sport, Dienstverlening en Veiligheid) is in 2006 officieel gestart als intersectoraal programma. In het programma wordt competentiegericht gewerkt in een moderne, contextrijke leeromgeving, fysiek gerealiseerd door de recente verbouwing. Binnen dit intersectorale programma werken we met het 3 SL (Sport, Security, Service en Leisure) concept, dat wil zeggen: inclusief recreatiemodules. Ook hier geldt dat er veel interactie zal plaatsvinden met de Vlissingse samenleving en dat leren voor een groot deel ook buiten de schoolmuren vorm gaat krijgen. Daarbij zullen zogenaamde lintstages een belangrijke rol gaan spelen. Metalektro en Bouwtechniek in Technum Scheldemond realiseert vanaf 1 augustus 2008 het intrasectorale programma Metalektro en het afdelingsprogramma Bouwtechniek (differentiaties Timmeren en Fijnhoutbewerken) in het supermoderne Technum, in samenwerking met MBO, HBO en regionaal bedrijfsleven . De nieuwe situatie die in het Technum is ontstaan, biedt leerlingen volop kansen: • • • • •
Door een realistische, contextrijke leeromgeving met moderne machines en leermiddelen. Door een nieuw didactisch concept, competentiegericht en vooral gericht op de dagelijkse praktijk. Door een vroege, natuurlijke en intensieve kennismaking met het MBO. Door niet slechts ‘doorlopende leerlijnen’, maar ook ‘zorglijnen’: afstemming in en overdracht van inhoud, maar ook van begeleiding. Door de mogelijkheid zich breed te oriënteren op andere afdelingen in Technum, bijvoorbeeld installatietechniek, motorvoertuigentechniek, procestechniek.
Het laatstgenoemde zullen we moeten uitbouwen tot een volwaardig programma, dat recht doet aan onze visie ‘smal waar het moet, breed waar het kan’. Enerzijds doen we dat ‘werkend aan de weg,’ waarbij de mogelijkheden van samenwerking met de partners in hetTechnum, binnen de kaders van ons didactisch concept, worden onderzocht. De ontwikkeling van ‘minors’, korte intensieve (aanvullende) cursussen voor VMBO-ers zal daarbij een rol moeten gaan spelen. Leerlingen dienen te mogelijkheid te krijgen in deze sector een programma te volgen, dat zo goed mogelijk aansluit op hoe ze, liefst ook weer binnen het Technum, in het MBO hun opleiding vervolgen.
9.1.3
De theorievakken
14
Ook bij de theorievakken willen we ons steeds meer richten op de leerstijl en leerbehoeftes van de leerlingen. Dat betekent, dat we in toenemende mate verband willen leggen met het beroepsgericht programma en de sector waarin de leerlingen werkzaam zullen zijn, zowel door inhouden als door thematiek: ‘integratie van theorie en praktijk’. Ook door de fysieke leeromgeving willen we die relatie versterken. Daarbij scheppen we door verbouwing de mogelijkheid om ervaring op te kunnen doen met andere werkvormen in theorievakken, zoals het werken met ‘leerpleinen’, lesgeven aan grotere groepen met twee docenten of met ondersteuning van een onderwijsassistent, hoorcolleges en dergelijke. Het werken met hulp van ICT en multimedia (o.a. ‘Active boards’), in de eerste plaats door het ook in deze afdeling (verder) invoeren van het gebruik van onze elektronische leeromgeving (ELO) zal bij deze ontwikkelingsdoelstellingen een belangrijke ondersteuning moeten vormen. 9.2 Sterke punten • • • • •
Het aanbod van moderne, brede programma’s biedt brede ontwikkeling en uitstel van keuze en selectie. De uitstekende zorg en begeleiding laten iedere leerling tot zijn recht komen, zorgen voor een veilige en prettige sfeer waarin vrijwel iedere leerling zich ‘thuis’ blijkt te voelen. De samenwerking met MBO en bedrijven en instellingen en de toenemende externe gerichtheid bieden kansen op contextrijk en realistisch leren in een doorlopende leerlijn. De goed geoutilleerde gebouwen, het verbouwde gebouw B en zeker het Technum, bieden een aantrekkelijke en adequate leeromgeving. Bovenstaande factoren bieden, in combinatie met de (toekomstige) arbeidsmarkt (werkgelegenheid) volop mogelijkheden de aantrekkelijkheid en het imago van het VMBO te vergroten.
9.3 • • • • •
Ontwikkelpunten Het aanhalen contacten met de (Vlissingse) omgeving. Het uitbouwen van concrete samenwerking met het MBO (ROC Zeeland). Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op (sectoren van) het beroepsonderwijs met externe partners (onderwijs, instellingen en bedrijven). Het vergroten van de flexibiliteit van het programma-aanbod. De verdere integratie van theorie en praktijk.
10.
Leerlingenzorg en –begeleiding
10.1
Visie
We richten ons op de ontwikkeling van de leerling, waarbij we uitgaan van zijn of haar mogelijkheden. Tevens geldt dat waarin de leerling, door zijn of haar beperking zwak is, de school zo veel mogelijk sterk is. Zo helpen wij de leerling bij het ontwikkelen en het vergaren van de kennis en vaardigheden die nodig zijn om goed in de maatschappij te functioneren. Personeelsleden beschikken zo veel mogelijk over passende professionele competenties: 1. zijn gericht op het ontwikkelen van oplossingsstrategieën; 2. gaan uit van de beleving en competenties van de leerling; 3. handelen zo veel mogelijk planmatig en doelgericht; 4. blijven pedagogische en didactische vaardigheden ontwikkelen.
15
We respecteren en versterken de autonomie van de leerling. Dat doen we door de zelfstandigheid van de leerling te stimuleren en de leerling naar diens vermogen in een groeiproces verantwoordelijkheid 10 te geven voor zijn of haar eigen leerproces . In de zorgstructuur spreken we zowel over cognitieve, motorische als sociaal-emotionele zorg, daarbinnen van eerstelijns zorg (voor iedere leerling), tweedelijns zorg (specifieke zorg die de school meestal zelf kan bieden) en derdelijns zorg, waarbij een beroep wordt gedaan op externe instanties, vaak via het Sociaal Medisch Team (SMT). De mentor is de ‘spil’ in zorg en begeleiding, het SMT het intermediair voor contacten met de bovenschoolse en buitenschoolse zorgstructuur. In de 11 bovenschoolse zorgstructuur spelen het OPDC en de Rebound, gerealiseerd door het SWV VO Walcheren een centrale rol. De school is primair gericht op onderwijs, op het ‘leren’ van leerlingen. Onze zorg en begeleiding zijn altijd daaraan gerelateerd. De school onderkent de grenzen aan mogelijkheden en verantwoordelijkheden, waar het gaat om de interne zorgstructuur. De school wil niettemin de uitdaging, ‘passend onderwijs’ te realiseren voor iedere leerling in Zeeland, met samenwerkingspartners uit onderwijs, jeugdzorg en overheden aangaan. Die samenwerking vindt plaats in het samenwerkingsverband en in het Regionaal Overlegplatform (ROP). Het gaat dan om het doen van een aanbod, niet (alleen) om het realiseren binnen de interne zorgstructuur. Scheldemond heeft daarbij als visie, dat alleen die leerlingen die zonder hun ‘zorgvraag’ binnen de school zelf onderwijs zouden volgen dat, mits de interne zorgstructuur aan hun zorgvraag adequaat kan beantwoorden, met zo’n zorgvraag binnen de school onderwijs volgen. De school plaatst daarmee een belangrijke begrenzing aan ‘inclusief onderwijs’. 10.2 •
Sterke punten
Veel persoonlijke aandacht, zorg en begeleiding van docenten met bijzondere taken en de absentencontrole; structureel handelingsgericht werken en goede dossiervorming; ontwikkeling specialismen en bijzondere specifieke zorg en begeleiding; samenwerking op diverse niveaus.
• • •
10.3 • •
Ontwikkelpunten
Ontwikkelen ‘ontschotting’ (samenwerking met jeugdzorg) en bovenschoolse samenwerking. Integratie van de structuur van zorg en begeleiding in de onderwijsorganisatie en het ontwikkelen van een gevoel van ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ daarvoor. Verdere versterking van het mentoraat als ‘spil’ van zorg en begeleiding. Ontwikkelen van competenties, vergroten van kennis en expertise, ook waar het gaat om specifieke zorg- en begeleidingsvragen. Het verder verbeteren van organisatie, dossiervorming en communicatie rondom zorg en begeleiding.
• • •
11.
Kwaliteitsbeleid
11.1
Visie
Kwaliteitszorg is het zicht houden op en verbeteren van kwaliteit, volgens het systematisch doorlopen van de PDCA-cirkel: Plan Do Control Act. We doen dat door het hanteren van beleidscycli, 10
11
Mede gebaseerd op het Zorgplan 2007 – 2008, van het Samenwerkingsverband VO Walcheren
Orthopedagogisch Didactisch Centrum
16
door het vormgeven en uitvoeren van kwaliteitsbeleid: op systematische wijze en continu nagaan of de school waarmaakt wat zij in plannen en beleid voornemens schetst, uitgaande van de volgende vijf, bekende vragen: 1. Doen we de goede dingen? 2. Doen we de dingen goed? 3. Vinden anderen dat ook? 4. Hoe weten (meten) we dat? 5. Wat doen we met de antwoorden op deze vragen? Het management is verantwoordelijk voor het opzetten en uitvoeren van kwaliteitsbeleid, gebruikmakend van de teamstructuur en de aansturing daarvan. Docenten zijn bij uitstek degenen die een oordeel kunnen geven over de kwaliteit van leren en onderwijzen. De basis is gelegen in het kritisch kijken naar het eigen handelen en de effecten daarvan. Uitvoering hiervan vindt plaats door middel van en systeem van interne kwaliteitszorg in secties en binnen teams. Daarnaast is er een combinatie van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken. Belangrijke feedback instrumenten zijn regelmatige leerlingenenquêtes over docentengedrag en cijfermateriaal afkomstig uit de registratie van ziekteverzuim, lesuitval, lesvervanging, verwijderingen en dergelijke. Daarnaast bepalen docenten mede de ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs door scholing, deelname aan studiedagen, deelname aan het overleg in platforms, en het meewerken aan onderzoeken. Ook het OBP en OOP (van facilitaire tot administratieve medewerkers) dragen bij aan de kwaliteit van het leren in de school. In hun kwaliteitsdenken dient de verantwoordelijkheid voor de eigen kwaliteit voorop te staan. Ook voor deze groep medewerkers vormt de beoordelingscyclus de kern van de kwaliteitszorg. Het primaire proces in de school is het leerproces van onze leerlingen. De kwaliteit van de school komt vooral tot uiting in de kwaliteit van het leren door de leerlingen. Centraal in de kwaliteitszorg staat daarom de vraag aan leerlingen: Wat heb je geleerd en in hoeverre heeft de school daar een bijdrage aan geleverd? Zelfevaluatie betekent voor leerlingen enerzijds reflectie op het eigen leren, anderzijds feedback geven aan degenen die geacht worden hen bij het leren te ondersteunen. De leerlingen vervullen deze rol door deelname aan overleg over de kwaliteit van de school en door het invullen van vragenlijsten. Ouders leveren een bijdrage aan het kwaliteitsbeleid door hun deelname aan het georganiseerd overleg (via Ouderraad en MR), door hun deelname aan thema-avonden over de kwaliteit van de school en door het geven van feedback aan de school. Om dit laatste vorm te geven wordt eenmaal per twee jaar een enquête afgenomen onder een representatieve groep ouders. Basisonderwijs enerzijds en vervolgonderwijs en bedrijfsleven anderzijds vervullen naar het voortgezet onderwijs de rol van respectievelijk ‘leverancier’ en ‘afnemer’. Door regelmatige contacten, zowel van formele als van informele aard, dient de school op de hoogte te blijven van de mogelijkheden en wensen van deze relaties en, zo mogelijk, de eigen kwaliteit daarop af te stemmen. Indien nodig kunnen basisonderwijs, vervolgonderwijs en bedrijfsleven bevraagd worden, om zo feedback te verkrijgen op de door de school geleverde kwaliteit.
11.2 • • • •
Sterke punten
Schoolbrede kwaliteitsbeleiddocumenten en algehele beleidscyclus; gesprekkencyclus personeelsbeleid; verwerking en analyse cijfermateriaal; leerlingen enquêtes, oudertevredenheidsonderzoek, jeugdmonitor.
11.3
Ontwikkelpunten
17
•
Kwaliteitszorg op docentenniveau, primaire proces, toetsing, binnen secties en teams; bewustwording en bespreking, doelstellingen, kaders, instrumentkeuze en invoering. Kwaliteitszorg operationele, bedrijfsmatige, logistieke en administratieve processen (OOP, staf). 12 Opzetten en (verdere) invoering vierjarige beleidscyclus (per schoolplan) . Integratie persoonlijke ontwikkelingsplannen, 360 graden feedback en periodieke beoordeling in de gesprekkencyclus.
• • • 12.
Personeelsbeleid
12.1
Visie
Investeren in onderwijs is investeren in mensen. De kwaliteit van de organisatie hangt voor het grootste deel af van ‘human resources.’ Gelijkwaardige medewerkers werken binnen een professionele cultuur vanuit een ‘erkende ongelijkheid.’ Vanuit onze missie streven we daarbij naar congruentie in onze organisatie: zoals we willen dat medewerkers, vooral de docenten, met leerlingen omgaan, hen toerustend om te groeien in zelfstandigheid, zo willen we dat middenmanagement en staf met medewerkers omgaan, dat bestuur en management met staf en medewerkers omgaan en dat (de Raad van) toezicht met bestuur en management omgaat. Er is in het beleid specifieke aandacht voor bijzondere categorieën medewerkers, zoals senioren en 13 nieuwe collega’s. Het ARBO-beleid van de school is op het personeelsbeleid geënt en gericht op welbevinden en veiligheid van iedereen. We willen een ‘lerende organisatie’ zijn, waarin we op en tussen alle niveaus leren van elkaar en leren door samen te werken. Beleid gaat uit van het leren en de ontwikkeling van medewerkers, persoonlijk, dynamisch en toekomstgericht. Vanuit een persoonlijk ontwikkelingsplan doorloopt iedere medewerker, vanuit onze uitgangspunten en doelen van kwaliteitszorg, een gesprekscyclus van drie jaar, met voortgangsgesprekken (functioneringsgesprekken) en een beoordeling, puur bedoeld als evaluatie in het kader van kwaliteitszorg en ontwikkeling, aan het einde daarvan. 14
De teamstructuur is een belangrijk uitgangspunt van dit Integraal Personeelsbeleid (IPB) . Alle functies zijn opgenomen in een functiebouwwerk, dat zoveel mogelijk gericht is op groeimogelijkheden voor medewerkers. Dit bouwwerk is verdeeld in de categorieën Onderwijzend personeel (OP), Onderwijsbegeleidend personeel (OBP), Onderwijsondersteunend personeel (OOP) en directie.
12.2 • • • •
Er is veel ‘oog en aandacht’ voor elkaar, vanuit collegialiteit. Het beleid is op macroniveau integraal: vervlochten met onderwijskundig, financieel en kwaliteitsbeleid. De gesprekscyclus is geïntegreerd in de organisatie. Het overgrote deel van de medewerkers heeft een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP).
12.3 • • •
Sterke punten
Ontwikkelpunten
De verdere ontwikkeling van de teamstructuur als basis voor personeelszorg en kwaliteitszorg. De uitwerking van OP-functies (met name Lc- en Ld-functies) door bijvoorbeeld loopbaanplanners. De (verdere) afstemming van personeelsbeleid op de persoonlijke ontwikkelingsplannen en de adequate uitvoering van de gesprekscyclus.
12
Uitgewerkt in het kwaliteitsbeleidplan
13
Arbeidsomstandigheden, uitgewerkt in het ARBO-beleidsplan
14
Personeelsbeleid staat uitgewerkt in het Personeelsbeleidplan, het functiebouwwerk in het Organisatieplan
18
•
De uitvoering van een (nieuw) experiment met een instrument voor 360 graden feedback en de invoering van een instrument in de gesprekscyclus. De invoering van medewerkertevredenheidsonderzoeken, per functiecategorie, in de kwaliteitscyclus.
• 13.
Financiën en beheer
13.1
Visie
Het beleid is gericht op de continuïteit van de (kwaliteit van het) onderwijs in al haar aspecten op 15 korte, maar vooral op middellange en lange termijn. Daarom dient in dat beleid steeds de balans te worden gevonden tussen eisen die het onderwijs, het primaire proces op korte termijn stelt en een meerjarenperspectief. Een meerjarenonderhoudsplan en –investeringsplan, een meerjarenformatieplan en een meerjarenbegroting zijn binnen de kwaliteitscyclus gekoppeld aan heldere kaders, die vervat worden in een ‘kaderbrief’. Het beleid en de ‘vertaling’ daarvan in concrete maatregelen dienen daarbij zo veel mogelijk voor iedere medewerker helder en transparant te zijn. Het beleid moet zoveel mogelijk ‘bedrijfseconomische risico’s’ afdekken, waarvan de grootste gevormd worden door bedreigingen van de bekostiging (overheidsbeleid en in mindere mate leerlingenaantallen) en in mindere mate aan de uitgavenkant (met name personeel).
13.2 • • •
Sterke punten
Beleid is integraal, gekoppeld aan de kwaliteitscyclus en in een meerjarenperspectief geplaatst. Onderhoud en beheer zijn goed op orde. De financiën zijn op orde (inzichtelijk, redelijk beheersbaar, met een goede liquiditeit en een adequaat weerstandsvermogen). Er is een goed systeem van budgetteren, budgetbewaking en budgetrapportage.
•
13.3 •
Ontwikkelpunten
(Verder) ontwikkelen van een ‘kaderbrief’ met kaders als liquiditeit, weerstandsvermogen, personele lasten en dergelijke in een meerjarenperspectief. Evalueren en verbeteren van de Administratieve Organisatie (AO Handboek), postbeheer, archivering, dossiervorming en dergelijke. Verder verbeteren van de financiële jaarcyclus en meerjarencyclus (integreren structurele investeringsbegroting, tussenbegroting, meerjarenbeleidsdocumenten). Evalueren en bijstellen van een ICT-/multimediabeleidsplan, gekoppeld aan de onderwijsvisie en een scholingsplan in meerjarenperspectief.
• • • 14.
Relationeel beleid
14.1
Visie
Scheldemond is gericht op samenwerking, intern en extern, op diverse manieren en niveaus: • vanuit haar identiteit als openbare school, middenin de samenleving. • Vanuit haar missie en strategische doelen, gericht op integreren en verankeren in de samenleving, de directe omgeving van de school zowel als de wijde regio. • Vanuit haar streven naar kwaliteitsverbetering, zowel van het onderwijs in het algemeen, als op deelgebieden, zoals sport, leerlingenzorg en personeelsbeleid (b.v. mobiliteit, scholing). 15
Middellang: 2 – 4 jaar (Schoolplancyclus), Lang: langer dan 4 jaar
19
• • •
Vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid met andere scholen en instellingen, bijvoorbeeld voor zorgleerlingen of voor de sector Techniek. Vanuit een streven het openbaar onderwijs in de regio, in Zeeland en West-Brabant en in het algemeen te versterken. Vanuit de wens en de noodzaak efficiënter te werken, kosten te beperken, door samenwerking subsidies te verwerven, bedrijfseconomische risico’s te beperken en daarmee zo veel mogelijk middelen ten goede te laten komen aan het onderwijs.
14.2 • • • • • • • •
16
De samenwerking rond zorgleerlingen (m.n. in het SWV VO Walcheren verloopt goed. De doelen en kaders voor samenwerking (het strategisch beleid) zijn uitgewerkt en worden door het bestuur en management gedragen. De relatie met de gemeente Vlissingen is goed en voor de samenwerking met diverse organisaties en instellingen binnen en buiten Vlissingen is een goede basis gelegd. De relatie met het PO (Primair Onderwijs) is goed, met als bijzonder punt de ‘warme overdracht’ van leerlingen. Dat geldt ook voor PO-scholen buiten het openbaar onderwijs. 17 De intenties voor een Alliantie van openbare scholen zijn vastgelegd in een raamwerkovereenkomst, die veel kansen biedt, met het Technasium als eerste concrete uitwerking daarvan. De samenwerking met ROC Zeeland is goed en groeiende, in het Technum, maar ook in het CIOS, op het gebied van ICT en andere sectoren. De samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld sport, SDV, Technasium, is in diverse afspraken en overeenkomsten vastgelegd. De Zeeuwse samenwerking binnen het Dienstencentrum Onderwijs (DCO) met alle onderwijsinstellingen en de Zeeuwse Bibliotheek biedt kansen op (schaal)voordelen en kwaliteitsverbetering.
14.3 • • • • • • • •
Sterke punten
Ontwikkelpunten
De ontwikkelingen rond de zorgstructuur op diverse niveaus, gericht op de ontwikkeling en invoering van ‘Passend onderwijs’ (zorgplicht) noodzaakt tot verregaande samenwerking in bovenschoolse en buitenschoolse zorg. Het versterken van samenwerking met het (openbaar) primair onderwijs, b.v. wat betreft onderwijs aan hoogbegaafde (basisschool) leerlingen. Het versterken van de sector Techniek door samenwerking binnen de beroepskolom en met het bedrijfsleven, vanuit Technum als ‘techniekcentrum voor Zeeland’. 18 De verdere invulling en ontwikkeling van het DCO en de NV Economische Impuls Zeeland . Samenwerking binnen het Vlissingse onderwijs in het kader van de Lokale Educatieve Agenda (LEA), met een onderzoek naar mogelijkheden tot ‘Brede school’ ontwikkeling. Samenwerking met de Bibliotheek Vlissingen (’t Spui) op het gebied van media-educatie. Ontwikkeling en borging van samenwerking met bedrijven en instellingen in de regio. Uitwerking van Alliantie voor openbaar onderwijs in concrete samenwerkingsovereenkomsten.
16
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Walcheren met CSW, Nehalennia en ‘t Bolwerk
17
Met Nehalennia, SG de Rede, Pontes scholengroep, Jan Tinbergencollege en SG ‘t Rijks
18 Ontwikkelmaatschappij ter versterking Zeeuwse (kennis)economie, samenwerking Overheid – Onderwijs Ondernemingen
20