SBZ jaarverslag 2004
SBZ
Het fenomeen vergrijzing is inmiddels een beladen woord geworden. Vooral de financierbaarheid is een hot item. Dat ouderen tegenwoordig niet stil zitten, maar nog volop actief in het leven staan wordt in de fotografie in dit jaarverslag tot uitdrukking gebracht.
Redactie Opmaak Vormgeving Fotografie Druk
2
: : : : :
SBZ-bureau, Driebergen SBZ-bureau, Driebergen Studio Rietvelt, Utrecht Datema & Mulder, Everdingen De Lekstroom, Nieuwegein
JAARVERSLAG SBZ 2004
Inhoudsopgave
SBZ
1
Kengetallen
4
2
Algemeen
5
3
Verslag van het Bestuur Inleiding Statuten en Reglementen Voorlichting aan (gewezen) deelnemers Voorlichting aan aangesloten organisaties Reintegratie arbeidsongeschikten Pension Fund Governance Effectentypisch gedragstoezicht Corporate Governance Duurzaam beleggen Beleidsregels uitbesteding pensioenfondsen Nieuwe Pensioenwet / Financieel Toetsingskader VUT/ prepensioen/ levensloop Richtlijn 271 en IAS 19 Financieel/economische ontwikkelingen en beleggingsportefeuille Beleggingsbeleid Indexatiebeleid Premiebeleid Commissie van Beroep Human Resources
8 8 8 9 10 10 11 12 14 14 14 15 16 17 20 22 22 24 25 25 28 28 30 31 31 31 32 33 33
4.5 4.5.1 4.5.2 4.6 4.7 4.8
Jaarrekening 2004 Balans per 31 december 2004 (na resultaatverwerking) Staat van baten en lasten 2004 Toelichting op de balans en staat van baten en lasten Activiteiten Beschrijving pensioenregeling Premievaststelling 2004 Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening Vreemde valuta Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de bepaling van het saldo van baten en lasten Toelichting op de onderscheiden posten van de balans en de staat van baten en lasten Balans Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Statutaire regeling betreffende de bestemming van het saldo van baten en lasten Bestemming van het saldo van baten en lasten over het boekjaar
33 38 38 47 53 54 54
5 5.1 5.2
Overige gegevens Accountantsverklaring Actuariële verklaring
55 55 56
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Bijlagen Aangesloten organisaties Overzicht en verloop van deelnemers Overzicht direct vastgoed Overzicht aandelen en opties Overzicht obligaties (in eigen beheer) Overzicht restant-hoofdsommen hypotheken Overzicht restant-hoofdsommen leningen op schuldbekentenis
58 58 59 64 66 67 68 69
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2
3
JAARVERSLAG SBZ 2004
1
Kengetallen
2004
2003
2002
2001
2000
Deelnemers voor wie wordt bijgedragen in de verzekering voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen (OP/NP)
18.053
17.584
17.932
18.399
17.328
Deelnemers voor wie wordt bijgedragen in de arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOG)
17.612
17.086
17.383
17.809
16.755
Verzekerden met premievrije aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen
13.734
13.026
12.453
11.407
10.713
Pensioengerechtigden met een ouderdoms- en nabestaandenpensioen
4.437
4.237
4.030
3.836
3.643
Rechthebbenden op arbeidsongeschiktheidspensioen
1.257
1.244
1.248
1.222
1.121
62
60
65
64
65
Premies Premie-korting
94.902 1.241
93.919 19.066
93.191 32.345
85.098 31.475
58.827 21.262
Premie-opbrengst
93.661
74.853
60.846
53.623
37.565
Uitkeringen
62.395
56.568
51.118
46.283
41.618
Aantallen
Aangesloten organisaties Bedragen (x € 1.000,-) / Procenten
Marktwaarde beleggingen Performance Vijfjaarsgemiddelde Voorzieningen pensioenverplichtingen (VPV) eigen rekening Voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen Totaal technische voorzieningen Vrije reserve Reserve beleggingsrisico’s Dekkingsgraad (beleggingen plus saldo andere activa en passiva / VPV eigen rekening) Saldo boekjaar 4
1.819.180 +7,1% +1,4%
1.684.547 1.534.095 1.690.673 1.705.266 +8,1% -9,9% -0,9% +3,8% +3,0% +3,9% +9,3% +13,0%
1.519.442
1.410.057 1.325.714 1.198.052 1.073.696
19.689 1.539.131
22.059
23.229
27.262
28.862
1.432.116 1.348.943 1.225.314 1.102.558
17.410
81.135
222.497
391.827
353.120
313.904
183.999
0
118.815
287.629
122%
119%
117%
143%
160%
66.180
42.637
-288.145
-130.106
-2.273
JAARVERSLAG SBZ 2004
2
Algemeen
Bestuur Overeenkomstig de desbetreffende bepaling in de statuten bestaat het bestuur uit acht leden waarvan de helft wordt aangewezen door (de vereniging) Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de andere helft door de werknemersorganisaties. Per 31 december 2004 was de samenstelling: Aftredend per J.R.P. van den Brink J.C.A. Kestens, penningmeester P.T.G. Lafranca, vice-voorzitter 3) P. Zuidema 2) J.G.A. van den Brink, voorzitter J.C. Dwarswaard, secretaris A.W.M. Geels R. Knopperts 1) 1) 2) 3)
3)
ZN Idem Idem Idem
01-01-2007 01-01-2006 01-01-2008 01-01-2005
FNV Bondgenoten De Unie CNV Dienstenbond FNV Bondgenoten
01-01-2007 01-01-2006 01-01-2008 01-01-2005
Herbenoemd tot 01-01-2009. Herbenoemd voor onbepaalde tijd doch uiterlijk tot 01-01-2009. Jaarlijks wisselend voorzitterschap.
Deelnemersraad D. Blanken 1) D.J.W. Detmar 1) H. van Dijk 1) M. Hayma F. Hofstra, voorzitter 1) T.J. van Hout M. Huijsen1) B.J. Jansonius L. Putuhena J.M. van Zwieten, vice-voorzitter 1)
E.N. Buyserd G.H. van den Hoven A.E.C. Pothuizen, voorzitter J. van Veen 1) W. Zeijlstra I.M. Landa, secretaris van de commissie
5
C.S.O. De Unie CNV Dienstenbond FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten De Unie FNV Bondgenoten De Unie (gepensioneerde) CNV Dienstenbond FNV Bondgenoten
01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006
In 2004 is de benoemingsprocedure van de deelnemersraad gewijzigd; per 1 januari 2005 zijn de betrokken leden herbenoemd tot 1 januari 2008.
Commissie van Beroep
1)
Aftredend per
Aftredend per 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2007
De heer Van Veen is de opvolger van de heer G.H.M. Nieuwenhuijs die zich om gezondheidsredenen heeft teruggetrokken en helaas in de loop van 2004 is overleden.
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Voorzittersoverleg J.G.A. van den Brink P.T.G. Lafranca
Auditcommissie J.C. Dwarswaard J.C.A. Kestens
Beleggingscommissie J.C. Dwarswaard J.C.A. Kestens
Directie P.R. van Gemst G.T.J. Meulenbroek
directeur financiën en beleggingen directeur pensioenen (tevens voorzitter van de directie)
Adviseurs Actuaris Accountant Medisch adviseur Beleggingsadviseurs
Towers Perrin PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. A.L.J.E. Martens Capital Management Consultants B.V. Watson Wyatt
Adresgegevens Bezoekadres: Postadres: E-mail: Internet: Telefoon: Telefax:
6
Hoofdstraat 256, 3972 LK Driebergen-Rijsenburg (statutair gevestigd te Zeist) Postbus 109, 3970 AC Driebergen-Rijsenburg
[email protected] www.sbz.nl 0343 - 534000 0343 - 534009
JAARVERSLAG SBZ 2004
3
Verslag van het Bestuur
Inleiding De Stichting van de Arbeid (STAR) buigt zich momenteel over voorstellen op het gebied van Pension Fund Governance. Hieronder wordt verstaan: - Zorgvuldig bestuur dat “in control” is en geïnformeerd besluiten neemt na afweging van alle factoren; - Intern toezicht op het bestuur, de uitvoering van de pensioenregeling en het beleggen; - Verantwoording aan belanghebbenden op basis van een dialoog omtrent beleid en uitvoering; - Deskundigheid van het bestuur, van de uitvoerders en degenen die belast zijn met het interne toezicht; - Openheid met betrekking tot besluitvorming, rapportage en resultaten; - Communicatie omtrent het vorenstaande met de belanghebbenden en de samenleving als geheel op een voor hen begrijpelijke wijze. Dit jaarverslag is opgesteld in lijn met de grondbeginselen van Pension Fund Governance. In dit verslag wordt vermeld wat de belangrijkste ontwikkelingen in 2004 zijn geweest, wat onze verwachtingen voor 2005 en verder zijn en op welke wijze deze ontwikkelingen en verwachtingen zijn vertaald naar beleid.
3.1
Statuten en reglementen Pensioenreglement In 2004 is het pensioenreglement op een aantal punten gewijzigd. Naast enkele tekstuele aanpassingen, onder andere het verwijderen van guldenbedragen, zijn gewijzigd: - Het consumentenprijsindexcijfer (CPI), waarvan de indexatie voor de gepensioneerden en slapers wordt afgeleid. Als gevolg van het niet langer publiceren door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van het CPI werknemersgezinnen laag wordt sinds 1 januari 2004 het afgeleide CPI alle huishoudens gehanteerd. - De termijn voor afkoop bij beëindiging van het dienstverband. De termijn bedroeg één jaar en is teruggebracht naar zes maanden met de kanttekening dat de waarde van de vervallen aanspraken door afkoop aan de deelnemer dient te worden uitbetaald met een minimum van de door de deelnemer betaalde eigen bijdrage. Het gewijzigde pensioenreglement is in 2004 door de Belastingdienst en door De Nederlandsche Bank (DNB) beoordeeld en akkoord bevonden.
Bestuursbesluit “Bijsparen voor extra pensioenaanspraken” Ook het bestuursbesluit “Bijsparen voor extra pensioenaanspraken” is in 2004 gewijzigd. Ook hierin zijn enkele kleine tekstuele aanpassingen gedaan. Daarnaast is gewijzigd: - De vaststelling van de bijspaarruimte. Na overleg met de Belastingdienst wordt de beschikbare bijspaarruimte voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen niet langer gerelateerd aan de fiscale ruimte voor eindloonregelingen, maar aan de fiscale ruimte voor middelloonregelingen. Hiermee sluit de bijspaarregeling aan bij de collectieve pensioenregeling, die ook een middelloonkarakter heeft. - De wijze van indexatie van de rechten uit bijsparen gedurende het actieve dienstverband. In aansluiting op de gewijzigde vaststelling van de bijspaarruimte is tevens de indexatie gedurende het actieve dienstverband in lijn gebracht met de wijze van financiering van de na-indexatie in de collectieve pensioenregeling. De rechten uit bijsparen worden geduren-
8
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
de het actieve dienstverband in dezelfde mate met de loonindex uit de CAO Zorgverzekeraars verhoogd als premiekorting op de indexatiekoopsom in de collectieve regeling wordt verleend aan aangesloten organisaties. Het gewijzigde bestuursbesluit “Bijsparen voor extra pensioenaanspraken” is in 2004 door de Belastingdienst en door De Nederlandsche Bank (DNB) beoordeeld en akkoord bevonden.
Reglement Deelnemersraad Op eigen verzoek van de deelnemersraad is in het reglement deelnemersraad het rooster van aftreden gewijzigd. De deelnemersraad is van mening dat het eens in de drie jaar aftreden van de gehele deelnemersraad een risico vormt voor waarborging van kennis en ervaring van de deelnemersraad. Als alternatief is voorgesteld dat er wordt gewerkt met een driejarige cyclus, waarbij in jaar 1 de ene helft van de deelnemersraad aftredend is, in jaar 2 de andere helft en in jaar 3 geen sprake is van aftreden (volledig operationele deelnemersraad). Het alternatief is door bestuur en benoemende organisaties akkoord bevonden en in 2004 als zodanig doorgevoerd.
Statuten De Statuten zijn in 2004 niet gewijzigd.
Reglement Commissie van Beroep Het Reglement Commissie van Beroep is in 2004 niet gewijzigd.
3.2
Voorlichting aan (gewezen) deelnemers In 2004 is de brochurelijn verder uitgebreid. De brochurelijn bestond reeds uit: - “SBZ-wijzer, Goed geregeld!” waarin middels vraag en antwoord de belangrijkste onderdelen van de pensioenregeling worden uitgelegd. - “Welkom bij SBZ” met de hoofdlijnen van de pensioenregeling, speciaal voor nieuwe deelnemers. - “Meer pensioen opbouwen?” met de hoofdlijnen van de bijspaarregeling voor deelnemers die op individuele, vrijwillige basis extra pensioen wensen te verzekeren. - “De nabestaandenregeling van SBZ”, waarin wordt verduidelijkt wat er voor eventuele partners en kinderen bij overlijden van de deelnemer is geregeld. In 2004 zijn daarbij gekomen: - “Uw pensioen meenemen?”, waarin de mogelijkheden omtrent waarde-overdracht van pensioen bij wisseling van werkgever (en pensioenuitvoerder) worden uitgelegd. - “Uit elkaar” met de gevolgen voor het pensioen en de eventuele keuzemogelijkheden daarin in geval van scheiding, ontbinding van geregistreerd partnerschap of beëindiging van samenleving. In de planning staat nog een brochure over de gevolgen voor pensioen in geval van arbeidsongeschiktheid. De verschijningsdatum van deze brochure is gekoppeld aan het moment dat de nieuwe regelgeving omtrent arbeidsongeschiktheid duidelijk is.
9
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Daarnaast is in 2004 het pensioenoverzicht, dat jaarlijks aan (gewezen) deelnemers wordt verstrekt, aangepast. De aanpassingen zijn gebaseerd op verzoeken van (gewezen) deelnemers zelf, die tijdens een grootscheepse enquête in 2003 onder gepensioneerden, deelnemers en werkgevers naar voren zijn gebracht. De (bruto en netto) inkomenssituatie vóór en na 65 jaar is duidelijker in beeld gebracht, alle verzekerde pensioenvormen zijn benoemd en de toelichting is uitgebreid en verbeterd. De reacties van (gewezen) deelnemers op de vernieuwde pensioenoverzichten waren positief. Tot slot is, eveneens op grond van de uitkomsten van eerder genoemde enquête, de website in 2004 veranderd. Deze veranderingen betreffen enerzijds de surfmogelijkheden; een bezoeker van de site moet in hoogstens drie muisklikken bij die informatie zijn, waarnaar hij/zij op zoek is. Anderzijds is aan de site een individueel pensioenportaal toegevoegd, waarbinnen een deelnemer, na identificatie, de eigen pensioengegevens kan raadplegen en tevens de mogelijkheid heeft te ‘spelen’ met de pensioendatum en de mogelijkheid van uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen. Aan de vernieuwde website met pensioenportaal is uitgebreid aandacht geschonken in de infokrant, die in oktober 2004 aan de deelnemers is verzonden.
3.3
Voorlichting aan aangesloten organisaties Naast de gebruikelijke informatiestroom heeft in 2004 een actualiteitenbijeenkomst voor medewerkers van salarisadministratie en P&O van aangesloten organisaties plaatsgevonden. De actualiteiten, die tijdens deze bijeenkomst aan de orde zijn gekomen, zijn: - De nieuwe Pensioenwet (zie verderop). - VUT/prepensioen/levensloop (zie verderop). - Reglementswijzigingen (zie hiervoor). - De nieuwe SBZ-website (zie hiervoor). De aanwezigen beoordeelden de actualiteitenbijeenkomst gemiddeld met ‘goed’.
3.4
Reïntegratie arbeidsongeschikten Het bestuur heeft in maart 2004 besloten de mogelijkheden tot reïntegratie van de bestaande (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemerspopulatie te onderzoeken. De reden van dit project is tweeledig: Middels succesvolle reïntegratie hoopt SBZ schadelastreductie te bewerkstelligen. Dit werkt in het voordeel van aangesloten organisaties omdat als gevolg van de schadelastreductie de premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar beneden kunnen worden bijgesteld. Door wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidswetgeving is er een grote onrust ontstaan onder arbeidsongeschikte deelnemers. De herbeoordelingsoperatie van UWV zal (ook na versoepeling als gevolg van het sociaal akkoord) voor een aantal arbeidsongeschikten leiden tot een daling van hun arbeidsongeschiktheidsgraad. Deze deelnemers komen voor de mate van daling dus weer beschikbaar voor de arbeidsmarkt met bijbehorende sollicitatieplicht. SBZ meent toegevoegde waarde te kunnen bieden ten opzichte van het regulier herplaatsingstraject via UWV. Na een uitgebreide oriëntatie op de reïntegratiemarkt is besloten tot samenwerking met een gerenommeerd reïntegratiebedrijf, dat namens SBZ het gehele reïntegratieproject zal uitvoeren. Hiertoe is in 2004 een projectplan opgesteld.
10
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Begin 2005 is het projectplan besproken met UWV. Commitment van UWV is noodzakelijk omdat SBZ wenst te voorkomen dat arbeidsongeschikte deelnemers zowel in het reïntegratietraject via SBZ worden opgenomen als worden benaderd voor een herbeoordeling door UWV. Onderdeel van het projectplan is dan ook dat, mocht er sprake zijn van herbeoordeling, overleg tussen SBZ en UWV zal plaatsvinden alvorens betrokkene door UWV wordt benaderd. Om het project zo succesvol mogelijk te maken is daarnaast betrokkenheid van de bij SBZ aangesloten organisaties onontbeerlijk. Het kan gaan om deelnemers, die nog gedeeltelijk werkzaam zijn bij aangesloten organisaties. Het kan ook gaan om deelnemers, die reeds “uit beeld” waren bij aangesloten organisaties, maar die zich na de herbeoordeling weer melden met betrekking tot hun oude baan. En last but not least, het betreft deelnemers met werkervaring binnen de branche, die dus bij voorkeur ook weer binnen de branche geplaatst kunnen worden. Ten aanzien van dat laatste is dan ook speciale aandacht voor het opzetten van een banenproject binnen de branche. Begin 2005 zullen de eerste aangesloten organisaties en arbeidsongeschikte deelnemers worden benaderd.
3.5
Pension Fund Governance In juli 2004 verscheen een eerste concept code Pension Fund Governance van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). In deze concept code wordt gesproken over principes en best practices. De principes zijn te beschouwen als de verwoording van de algemene grondbeginselen van goed pensioenfondsbestuur. De best practices zijn te beschouwen als mogelijke nadere invulling van de principes. Het bestuur onderschrijft de in de concept code genoemde principes, met uitzondering van de in de concept code gekozen toezichtstructuur. De concept code gaat uit van een nieuw te vormen College van Belanghebbenden (met gepensioneerden, deelnemers en werkgevers), waarin advies aan en toezicht op het bestuur worden gebundeld, ter vervanging van de huidige Deelnemersraad (met gepensioneerden en deelnemers), wiens taak het is het bestuur (on)gevraagd van advies te voorzien. Bestuur en Deelnemersraad van SBZ wensen de samenstelling en taak van de Deelnemersraad niet te veranderen. Richting VB is dan ook afwijzend gereageerd over de gekozen toezichtstructuur via een College van Belanghebbenden in plaats van de huidige Deelnemersraad. Naast de VB heeft ook de Stichting van Ondernemingspensioenfondsen (Opf) in 2004 een aantal richtlijnen in het kader van Pension Fund Governance uitgebracht. Thans wordt binnen de STAR gewerkt aan voorstellen op het gebied van goed pensioenfondsbestuur, die moeten leiden tot één landelijke Pension Fund Governance code. Het bestuur van SBZ is echter van mening dat er geen reden is een dergelijke code af te wachten alvorens er sprake kan zijn van goed pensioenfondsbestuur. Daar waar verbeteringen zijn aan te brengen, die leiden tot (nog) meer transparantie, zal het bestuur van SBZ niet nalaten deze ook nu reeds door te voeren. Het bestuur is gebaat bij heldere communicatie richting alle belanghebbenden, omdat dit de enige manier is om op adequate wijze verantwoording voor het gevoerde beleid te kunnen afleggen. In lijn met de grondbeginselen van goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in 2004 twee extra commissies in het leven geroepen. Er was reeds sprake van een beleggingscom-
11
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
missie, die, in opdracht van het bestuur en in overleg met de uitvoeringsorganisatie en externe adviseurs, het tactisch beleggingsbeleid aanstuurt en het strategisch beleggingsbeleid voorbereidt ter besluitvorming door het bestuur. Daarnaast is er sprake van een auditcommissie, die de financiële gang van zaken bespreekt met de externe accountant, de interne controller en de directie. De taak van de auditcommissie is tweeledig: planning en evaluatie van de financiële audits enerzijds en inrichting van de AO/IC en interne beheersing anderzijds. De auditcommissie komt minimaal tweemaal per jaar bijeen met de externe accountant, de interne controller en de directie. Verder is er sprake van een voorzittersoverleg. Bij het voorzittersoverleg zijn aanwezig de voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur en de directie van de uitvoeringsorganisatie. De taken van het voorzittersoverleg zijn: - Bespreken en beoordelen van algemene gang van zaken van de werkorganisatie. - Bespreken en beoordelen van het functioneren van de (individuele leden van de) directie. - Vaststelling van de targets voor de directie en de daaraan verbonden honorering. - Honorering van de directieleden. Het voorzittersoverleg vindt eveneens minimaal tweemaal per jaar plaats.
3.6
Effectentypisch gedragstoezicht Met ingang van 1 december 2003 valt het effectentypische gedragstoezicht op pensioenfondsen die actief zijn op de effectenmarkten niet langer onder het toezicht van de Pensioen& Verzekeringskamer (PVK) / De Nederlandsche Bank (DNB), maar onder het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM is daarmee verantwoordelijk geworden voor het effectentypische gedragstoezicht op alle financiële marktpartijen waaronder pensioenfondsen. In het eerste halfjaar van 2004 is in samenwerking tussen de VB en de AFM een modelgedragscode tot stand gebracht. SBZ heeft zich geconformeerd aan genoemd model. De code onderscheidt een drietal groepen: verbonden personen, betrokkenen en insiders. Hoe meer een persoon betrokken is bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, hoe groter zijn verantwoordingsplicht. Verantwoording dient (in meer of mindere mate) te worden afgelegd ten aanzien van privé effectentransacties, gebruik van fondsleveranciers en fondseigendommen, nevenfuncties, financiële belangen en (mogelijke) belangenconflicten, ontvangen relatiegeschenken en uitnodigingen. Toezicht op het gedrag vindt plaats door een interne compliance-officer, die zich kan laten adviseren door externe compliance-deskundigen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de compliance-officer zijn vastgelegd in een apart reglement. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een ieder, die op enigerlei wijze betrokken is bij het beleggingsbeleid van SBZ, zijn vastgelegd in een gedragscode, die met ingang van 1 januari 2005 van toepassing is. Over 2004 zijn in het kader van compliance geen opmerkelijke bevindingen gedaan.
12
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
3.7
Corporate Governance Begin 2004 is door SBZ nieuw beleid geformuleerd met betrekking tot Corporate Governance. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de maatschappelijke en politieke oproep om actiever om te gaan met de aandeelhoudersrechten (uitoefening stemrecht). Beginnend bij de nederlandse fondsen in de portefeuille eigen beheer zal, gebruikmakend van extern ingekocht stemadvies, via proxy voting (stemmen op afstand) het stemrecht worden uitgeoefend. Financiële overwegingen zullen hierbij leidend zijn bij het bepalen van het stemgedrag; andere overwegingen komen op het tweede plan. Aandeelhoudersvergaderingen zullen slechts bij uitzondering worden bezocht. Alleen wanneer daartoe directe aanleiding is, die persoonlijke aanwezigheid vereist, zal tot bezoek van de vergaderingen worden overgegaan. De externe vermogensmanagers zijn in lijn met het bovenstaande geïnstrueerd. Verantwoording van het stemgedrag zal worden afgelegd via de website. Wanneer wordt afgeweken van het extern ingekocht stemadvies zal dit gefundeerd onderbouwd worden weergegeven.
3.8
Duurzaam beleggen Met betrekking tot duurzaam beleggen worden ondernemingen beoordeeld op hun beleid ten aanzien van economie, milieu en sociaal gedrag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een toonaangevende (sustainability) index. Voor zover dit is te bepalen zijn ondernemingen uitgesloten, die betrokken zijn bij de productie van pornografie en drugs en die meer dan 50% van de omzet in de wapenindustrie realiseren. Verder zijn de gok-, alcohol- en tabaksindustrie uitgesloten. Begin 2004 is besloten dat de aandelenportefeuille onder eigen beheer voor minimaal 50% duurzaam belegd dient te zijn, met een ambitieniveau van 65%. Voor de externe mandaten is de ondergrens op 25% gesteld. De externe portefeuilles bestaan immers uit meer fondsen (ook van buiten de euro-regio, die traditioneel meer duurzame ondernemingen kent), waarbij de kans op participatie in de relevante index afneemt. Per 31 december 2004 bestond de aandelenportefeuille onder eigen beheer voor 63% uit aandelen van als duurzaam aangemerkte ondernemingen. Van de externe mandaten is circa 42% belegd in duurzame aandelen. Gemiddeld komt het duurzaam belegd belang hiermee op 58%. Vanuit maatschappelijke betrokkenheid wenst SBZ te beleggen in duurzame ondernemingen. In 2004 is de duurzaamheidsindex achter gebleven bij de algemene index. Er is voor SBZ echter geen reden aan te nemen dat op de lange termijn duurzame ondernemingen minder zullen renderen dan niet-duurzame ondernemingen.
3.9
Beleidsregels uitbesteding pensioenfondsen Op 27 februari 2004 bracht de De Nederlandsche Bank (DNB) de Beleidsregels uitbesteding pensioenfondsen uit. Deze beleidsregels hebben tot doel de beheersing door het bestuur van het door het fonds gevoerde beleid te waarborgen, ook als een gedeelte van de werkzaamheden is uitbesteed.
14
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Alle contracten met organisaties, aan wie SBZ (een gedeelte van) werkzaamheden heeft uitbesteed, zijn in 2004 onderzocht. Daar waar sprake was van omissies ten opzichte van de beleidsregels zijn contracten aangepast. Bij het aangaan van nieuwe uitbestedingscontracten is uiteraard direct rekening gehouden met de beleidsregels. Uiteraard wordt regelmatig getoetst of organisaties, aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed, opereren binnen de gestelde interne en externe beleidsregels.
3.10
Nieuwe Pensioenwet / Financieel Toetsingskader Per 1 januari 2006 dient een nieuwe Pensioenwet van kracht te worden ter vervanging van de huidige Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW). In de nieuwe Pensioenwet wordt aandacht geschonken aan: - Het vastleggen middels een “opdrachtbrief” van de verdeling van de verantwoordelijkheid tussen werkgever en pensioenfonds. - Het vergroten van de transparantie van het beleid aangaande indexatie en de wijze van omgaan met tekorten of overschotten binnen het fonds. - Het ontwikkelen van criteria voor scheiding van kerntaken en overige activiteiten van een pensioenfonds. - Het verbeteren van informatieverstrekking aan (gewezen) deelnemers. Concreet is in 2004 gewerkt aan de inrichting van het Financieel Toetsingskader (FTK) binnen de Pensioenwet. Het FTK onderscheid vier componenten: - De kostendekkende premie. - De voorziening pensioenverplichtingen. - Het vereist eigen vermogen. - De vermogenspositie. De kostendekkende premie dient te bevatten: - De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst. - Een opslag voor het in stand houden van het (minimaal) vereist eigen vermogen. - Een opslag voor uitvoeringskosten. - De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren. Het FTK biedt mogelijkheden om de premievolatiliteit te beperken, zodat werkgevers en werknemers niet van jaar op jaar worden geconfronteerd met sterk wisselende premies. De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) dient ter dekking van de onvoorwaardelijk opgebouwde rechten. De VPV wordt, in tegenstelling tot de huidige systematiek waarbij wordt gerekend met een vaste rente van 4%, gewaardeerd op basis van een door De Nederlandsche Bank (DNB) vast te stellen rentetermijnstructuur. Voorwaardelijke toezeggingen worden niet in de VPV opgenomen. Afhankelijk van de indexatieambitie kan een reserve worden aangehouden in aanvulling op het vereiste eigen vermogen. Het loslaten van de vaste rekenrente van 4% heeft tot gevolg gehad dat de VPV volatiler wordt. De rentetermijnstructuur wijzigt immers van moment tot moment. Dit heeft weer tot gevolg dat de dekkingsgraad van jaar tot jaar behoorlijk kan fluctueren. De dekkingsgraad vormt op haar beurt de basis voor de door het bestuur te nemen beslissingen ten aanzien van premie en indexatiebeleid. Ook in premie en indexatie kunnen dus van jaar tot jaar grote verschillen gaan optreden. Grote schommelingen in premie en indexatie zijn echter niet gewenst. Het bestuur zal zich in 2005 dan ook beraden over de wijze van inrichting van haar beleid onder FTK. 15
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat, uitgaande van een evenwichtsituatie, nodig is om met 97,5% zekerheid te voorkomen dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder vermogen dan benodigd voor de VPV. Er is een standaardmethode van toetsing door DNB vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden risico’s met betrekking tot vastrentende waarden, zakelijke waarden, valutakoersen en prijzen van commodities. Verder wordt rekening gehouden met krediet- en verzekeringstechnisch risico. Qua vermogenspositie kan er sprake zijn van drie situaties: Dekkingstekort. Hiervan is sprake wanneer het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereiste vermogen (5% van de VPV). In geval van dekkingstekort dient deze situatie binnen één jaar te worden opgelost. Reservetekort. Hiervan is sprake wanneer het fonds wel beschikt over het minimaal vereiste vermogen maar niet over voldoende reserves daarboven. Een reservetekort moet in maximaal vijftien jaar worden ingelopen. Vrij vermogen. Vrij vermogen is dat deel van het vermogen dat resteert na aftrek van alle benodigde reserves. Vrij vermogen kan worden aangewend voor indexatie. Onder voorwaarden kan er ook sprake zijn van premiekorting. Het FTK treedt per 1 januari 2006 in werking. Voor de boekjaren 2004 en 2005 is pensioenfondsen de mogelijkheid geboden reeds op FTK over te stappen. Gelet op de vele implicaties van FTK op het beleggings-, indexatie- en premiebeleid (zie hierboven) heeft het bestuur van SBZ besloten de gevolgen van FTK eerst volledig in kaart te brengen alvorens deze overstap te maken. Aangezien voor het boekjaar 2005 reeds beslissingen zijn genomen, gerelateerd aan de huidige (niet-FTK) beleidsstaffel van SBZ, zal pas voor het boekjaar 2006 sprake zijn van de overstap naar FTK. Uiterlijk medio 2005 zal hiertoe de eerste invulling worden gegeven, aangezien dan reeds de eerste beleidsbeslissingen met betrekking tot 2006 staan gepland.
3.11
VUT / prepensioen / levensloop Het Belastingplan 2004 van het tweede kabinet Balkenende bevatte een aantal voorstellen voor beperking van de fiscale ruimte voor VUT en prepensioen. Volgens het Belastingplan zou met ingang van 1 januari 2005 de belastingaftrek voor VUT en prepensioen komen te vervallen. Bovendien zou de VUT-uitkering bij aanvang in één keer volledig (over de gehele uitkeringsperiode) worden belast. De voorstellen leiden tot veel maatschappelijke onrust. Sociale partners en overheid konden in het najaar van 2003 niet tot overeenstemming komen. Besluiten werden daarom met een jaar uitgesteld (tot 1 januari 2006). In het voorjaarsoverleg slaagden sociale partners en overheid er wederom niet in om tot overeenstemming te komen. De overheid hield vervolgens vast aan haar eerder ingenomen standpunt. Dit leidde tot diverse protestacties van de kant van de vakorganisaties. In het najaar resulteerde dit alsnog in een sociaal akkoord. De afspraken uit dat sociaal akkoord met betrekking tot VUT/prepensioen/levensloop zijn vastgelegd in het voorstel “Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling”. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel met betrekking tot VUT zijn: - Vanaf 1 januari 2006 geldt er een dubbele heffing: de werkgeversbijdrage wordt belast (52%), de werknemersbijdrage is niet langer aftrekbaar. - Voor per 31 december 2004 bestaande VUT-regelingen geldt: tot 1 januari 2013 wordt de werkgeversbijdrage belast met 26%, de werknemersbijdrage is voor de helft aftrekbaar. 16
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
De hoofdlijnen van het wetsvoorstel met betrekking tot prepensioen zijn: - Afschaffing van de fiscale faciliëring van de opbouw van pensioen vóór 65 jaar voor deelnemers jonger dan 55 jaar op 1 januari 2005. - Tot 1 januari 2006 opgebouwde rechten vóór 65 jaar worden geëerbiedigd. Deze rechten mogen worden afgekocht middels overheveling naar pensioen vanaf 65 jaar of naar een levensloopregeling. Sociale partners beslissen over de wijze van afkoop. - De fiscale ruimte voor opbouw van ouderdomspensioen vanaf 65 jaar wordt verruimd. - In het verleden niet benutte fiscale ruimte mag alsnog in maximaal 15 jaar worden ingekocht. - Een deelnemer met veertig ‘deelnemingsjaren’ mag op 63 jaar met pensioen, mits dat pensioen niet meer bedraagt dan 70% van het laatste salaris. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel met betrekking tot levensloop zijn: - Werknemers kunnen vanaf 1 januari 2006 uit het brutoloon sparen voor onbetaald verlof of vervroegd pensioen. - Per jaar mag maximaal 12% van het loon gespaard worden. Voor werknemers tussen 50 en 55 jaar per 1 januari 2005 geldt dit maximum niet. - Het maximale spaarsaldo bedraagt 210% van het loon. Het wetsvoorstel is op 25 november 2004 aangenomen door de Tweede Kamer. Ook de Eerste Kamer is akkoord onder de voorwaarde dat in september 2005 een evaluatie volgt van de voortgang die aan de diverse CAO-tafels op dit onderwerp is geboekt. Bij dreigende ‘chaos’ is uitstel met één jaar (tot 1 januari 2007) mogelijk. De wet behelst een aantal fiscale ingrepen in VUT, prepensioen en levensloop. Aan CAOpartijen is echter de keuze welke ingrepen zij wensen te ‘repareren’ of van welke ingrepen zij geen gebruik wensen te maken. De wet schept enkel een kader waarbinnen of waarbuiten CAO-partijen nog eigen afspraken kunnen maken. Dit betekent dat thans de sociale partners aan zet zijn om VUT-, (pre)pensioen- en levensloopregelingen uit te werken, die passen binnen de wet. Complicerende factor hierbij is dat de wet op diverse punten nog niet, bijvoorbeeld via een maatregel van bestuur, tot in detail is uitgewerkt. SBZ zal als pensioenuitvoerder natuurlijk zeer nauw betrokken zijn bij alle mogelijke ontwikkelingen teneinde te bewerkstelligen dat, (mocht in september 2005 blijken dat dit aan de orde is), per 1 januari 2006 een door sociale partners overeengekomen regeling wordt uitgevoerd, die voldoet aan de wet. Een probleem dat het bestuur in ieder geval reeds signaleert betreft de communicatie ten aanzien van de premie richting aangesloten organisaties. De eerste beslissingen daaromtrent dienen reeds in september 2005 te worden genomen. De vraag is of CAO-partijen op dat moment overeenstemming hebben over het pensioenvraagstuk.
3.12
Richtlijn 271 en IAS 19 Richtlijn 271 De Richtlijn 271 vloeit voort uit de International Financial Reporting Standards (IFRS). IFRS is vanaf 2005 van toepassing op alle beursgenoteerde ondernemingen in de EU. Richtlijn 271 is vanaf 2005 van toepassing voor alle niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland.
17
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
In de Richtlijn 271 is speciale aandacht besteed aan de Nederlandse pensioensituatie. Afhankelijk van hoe de pensioenregeling wordt beoordeeld wordt de jaarrekening van de onderneming afhankelijk van vermogenstekorten of vermogensoverschotten binnen de pensioenregeling. Enkel in het geval van een toegezegde bijdrageregeling heeft het pensioenresultaat geen effect op de jaarrekening van de onderneming binnen het kader van Richtlijn 271. Wordt de regeling gekwalificeerd als een toegezegde pensioenregeling dan komen winst of verlies binnen de pensioenregeling ook tot uitdrukking in de jaarrekening van de onderneming. De pensioenregeling van SBZ is in het licht van Richtlijn 271 te kwalificeren als een toegezegde bijdrageregeling op grond van het feit dat: - aangesloten organisaties niet verplicht zijn tot het doen van directe aanvullende bijdragen anders dan eventuele toekomstige premieverhogingen; - aangesloten organisaties geen recht kunnen doen gelden op eventuele overschotten van het fonds. Op grond van Richtlijn 271 kunnen derhalve de niet-beursgenoteerde aangesloten organisaties bij SBZ blijven volstaan met het opnemen van de aan SBZ verschuldigde premies en koopsommen als pensioenlast.
IAS 19 Onderdeel van IFRS is de International Accounting Standard 19. Kernpunt van IAS 19 is dat de actuariële resultaten van het pensioenfonds in de jaarrekening van de aangesloten ondernemingen tot uitdrukking moeten komen. De waarde van toekomstige premiestijgingen of -dalingen die nu al te voorzien zijn moet op de balans van de onderneming tot uitdrukking worden gebracht. De IAS 19 richtlijn is niet toegespitst op de Nederlandse situatie. Voor ondernemingen die zijn aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds geldt vrijwel altijd dat er geen objectieve verdeelsleutel is te maken voor het berekenen van een proportioneel aandeel van een werkgever in de pensioenregeling. Bovendien dient dit saldo niet slechts toegerekend te worden aan de werkgever, zoals de richtlijn doet, maar ook aan gewezen deelnemers en gepensioneerden. Een gesignaleerd overschot, dan wel tekort, wijkt per definitie af van de werkelijke financiële positie bij het pensioenfonds. Tot slot kan een werkgever een eventueel overschot niet claimen, noch kan hij aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel tekort. Hierdoor bestaat dus het gevaar dat de balans van de onderneming een onjuiste weergave is van de werkelijkheid. Zolang een consistente en betrouwbare basis voor de informatie, die nodig is voor verwerking als toegezegde pensioen-regeling, ontbreekt, kan SBZ geen IAS 19-berekeningen voor aangesloten organisaties uitvoeren. Aan organisaties, die conform IAS 19 wensen te rapporteren, verstrekt SBZ slechts basisgegevens op basis waarvan de betreffende aangesloten organisaties zelf de IAS 19-berekeningen kunnen uitvoeren. Er kan slechts sprake zijn van IAS-berekeningen door SBZ wanneer er eenduidige regels zijn die daartoe verplichten of wanneer blijkt dat het merendeel van de organisaties op vrijwillige basis meer gegevens dan de verschuldigde pensioenpremie beschikbaar wil stellen.
18
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
3.13
Financieel /economische ontwikkelingen en beleggingsportefeuille Voor de wereldeconomie was 2004 een redelijk goed jaar, zij het dat de economische ontwikkelingen in de verschillende regio’s sterk uiteenlopend zijn geweest. Groei was er in de landen van het Verre Oosten (met name China), de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Daarentegen was het economische herstel in de Euro-landen en Japan zeer matig. Bovendien zette het als maar oplopende tekort van de Verenigde Staten de dollar verder onder druk. Vorig jaar is de toename van het reële BNP in de VS op 4,4% uitgekomen, het hoogste cijfer sinds jaren. Wel liep het groeitempo in de tweede helft van het jaar behoorlijk terug. De hoge bedrijvigheid is geheel te danken aan de robuuste toename van de binnenlandse consumentenbestedingen. Omdat ook de Amerikaanse overheid aanzienlijk meer besteedde dan er aan belastingen binnenkwam liep niet alleen het tekort van de overheid op maar ook dat van de handelsbalans. Inmiddels bedraagt dit laatste tekort ruim 5% van het BNP (jaarbasis), waardoor een vlotte financiering hiervan moeilijker zou kunnen worden. Mede door de hoge groei, de opgelopen olieprijzen en de lagere dollar is de inflatie in de VS vorig jaar opgelopen tot 2,5% (2003: 1,3%). Dit was voor de centrale bank aanleiding de monetaire teugels aan te trekken. In de tweede helft van het jaar werd de korte rente in een aantal stappen verhoogd van 1% tot 2,25%. Na een beperkte groei in 2003 hebben de economieën van de Eurolanden vorig jaar een gematigd herstel laten zien. De laatste ramingen wijzen op een toename van het reële BNP van circa 2%. De consumenten waren in het algemeen zeer terughoudend met hun bestedingen, terwijl ook de overheden geen ruimte hadden voor een expansief fiscaal beleid. Het economische herstel is dan ook vooral te danken geweest aan de exportsector. Ook de economie van Japan, die in de eerste helft van het verslagjaar een redelijke groei liet zien, zakte in de tweede jaarhelft weer terug. In de meeste landen in het Verre Oosten daarentegen was sprake van hoogconjunctuur. Met name in China was de groei van naar raming 9,4% zeer hoog en zette daarmee de ontwikkeling van de afgelopen jaren voort. Wel is het inflatiegevaar aanzienlijk toegenomen. Voor de centrale bank van China was dit reden halverwege 2004 kredietbeperkende maatregelen te nemen, die overigens aan begin van 2005 verder werden verscherpt. Beleggers hebben in het algemeen een redelijk goed jaar achter de rug. De meeste beleggingen lieten positieve rendementen zien. Door de sterk gestegen prijzen van olie en andere grondstoffen (door hoge vraag vanuit China) noteerden beleggingen in grondstoffen vorige jaar hoge rendementen. Ook indirect onroerend goed was sterk in trek. Voor 2004 kwam het rendement op vastgoed voor SBZ uit op 7,0%. De benchmark liet een rendement noteren van 7,1%. SBZ belegt uit strategische overwegingen vooral in direct vastgoed. Door de matig herstellende economie in de Euro-landen en de sterke Euro daalde de 10-jaars Euro rente naar circa 3,5% eind december 2004, het laagste niveau in decennia. Obligatiebeleggers hebben dan ook een behoorlijke koerswinst gescoord. Het totale rendement op 10-jarige Euro staatsobligaties bedroeg vorig jaar circa 7,6%. SBZ belegt echter niet alleen in staatsobligaties. SBZ bezit ook vastrentende waarden met een hoger risicoprofiel. Dit is een bewuste keuze onder de veronderstelling dat meer risico tot meer rendement zou moeten leiden. Het rendement op de vastrentende portefeuille bij SBZ bedroeg over 2004 6,2%. De benchmark noteerde 6,5%. De kleine underperformance is onder andere te verklaren uit de kortere looptijd van leningen op schuldbekentenissen en hypotheken ten opzichte van de looptijd van de benchmark.
20
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Gemeten aan de wereld-index (MSCI, in euro) hebben aandelen vorig jaar gemiddeld 7% opgebracht. Aandelenbeleggingen profiteerden van de lagere rente en de voortgaande winstgroei van de bedrijven. Zogenaamde small- en midcap-aandelen presteerden dit jaar wederom veel beter dan large cap-aandelen. Op aandelen behaalde SBZ in 2004 een rendement van 8,4%. De benchmark daarentegen noteerde 10,7%. De relatief grote underperformance is vrijwel geheel te verklaren vanuit het beter presteren van small- en midcap-aandelen dan large cap-aandelen. SBZ streeft in de beleggingsportefeuille naar een zo goed mogelijke afspiegeling van de benchmark. SBZ verkiest daarbij vooral te beleggen in duurzame large cap-aandelen. Ook hiervoor geldt dat deze keuze is gebaseerd op de veronderstelling dat duurzame beleggingen op de lange termijn niet minder renderen dan niet-duurzame beleggingen. Bovendien kan worden opgemerkt dat verwacht mag worden dat duurzame grote ondernemingen hun (maatschappelijk) beleid beter op orde hebben dan niet duurzame (kleine en grote) bedrijven. Voorts waren evenals in 2003 de valutaontwikkelingen van grote invloed op het uiteindelijke beleggingsresultaat van Euro-beleggers. Omdat de dollar met circa 10% in waarde daalde, brachten niet voor de dollar afgedekte Amerikaanse beleggingen aanzienlijk minder op. Voor SBZ was dit effect gering, aangezien SBZ slechts een beperkt deel dollarbeleggingen kent. De marktwaarde (inclusief opgelopen rente) en de totale performance van de beleggingsportefeuille, waarbij aandelen in beleggingsfondsen worden toegerekend aan de beleggingstitel die het werkterrein (aandelen, vastgoed en obligaties) van de betreffende beleggingsfondsen zijn, zijn in onderstaande tabel weergegeven (bedragen x € 1.000,–):
marktwaarde
in %
gewenst in %*)
269.041 720.853 829.286
14,8% 39,6% 45,6%
15,0% 37,5% 47,5%
7,0% 8,4% 6,2%
7,1% 10,7% 6,5%
1.819.180
100,0%
100,0%
7,1%
8,2%
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Totaal
performance performance portefeuille benchmark
*) De werkelijke verdeling wijkt af van de gewenste verdeling van de beleggingsportefeuille. Bij die gewenste verdeling moet worden opgemerkt, dat een bandbreedte geldt van plus of min 5%. Performance-meting geeft aan, dat over 2004 het totaal-rendement van de beleggingsportefeuille +7,1% bedraagt, de rendementen over voorgaande jaren zijn: 2003: 2002: 2001: 2000:
+ +
8,1%, 9,9%, 0,9%, 3,8%.
De vijfjaarsgemiddelde performance, berekend volgens de multiplicatieve methode, van de SBZ-portefeuille bedraagt +1,4% (periode 2000-2004). Het tienjaarsgemiddelde bedraagt +8,3%. In het kader van de vrijstellingsregeling verplichte deelname bedrijfstakpensioenfondsen zijn een aantal toetsingscriteria ingevoerd, waarop de prestaties van het pensioenfonds kunnen worden beoordeeld. Eén van deze criteria is de zo te noemen “Z-score”. 21
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
De Z-score geeft aan of het werkelijk behaalde beleggingsrendement beter of slechter is dan die van de zo te noemen normportefeuille (ofwel de benchmark). De uitkomst van de Z-score dient in een reeks van jaren groter of gelijk te zijn aan -1,28. Hoewel SBZ een niet-verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds is en derhalve niet onder de werking van de regelgeving valt is voor 2004 op basis van de eigen (niet door de WM-company berekende) performance-gegevens wel een Z-score berekend. De uitkomst is -0,57; de performance van de SBZbeleggingen was in 2004 slechter dan die van de benchmark. De performance-toets over de periode 2000 tot en met 2004 bedraagt -0,69; dit geeft aan dat de performance van de SBZ-portefeuille aan het minimum-criterium voldoet.
3.14
Beleggingsbeleid De verwachtingen voor 2005 luiden: - De groei van de wereldeconomie zal in de loop van 2005 verzwakken. De verwachting is nog het gunstigst voor landen in het Verre Oosten. - De korte rentes in de VS en in mindere mate in Europa zullen stijgen. - De lange rente (10-jaars) in de VS zal stijgen richting 5%. De Europese lange rente zal op afstand volgen, tenzij de economische groei tegenvalt. In het laatste geval mag op stabiele of iets lagere rentes worden gerekend. - De vooruitzichten voor aandelenmarkten zijn neutraal. Alleen als de economische groei meevalt en rentes niet te sterk stijgen ligt een redelijke koersstijging in het verschiet. - Er zijn diverse risico’s (dollar, olieprijs, Midden-Oosten, terrorisme) die zorg (kunnen) dragen voor een hoge volatiliteit op rente- en aandelenmarkten. Extra complicerende factor is de komst van FTK (zie eerder). Onder FTK wordt het renterisico dat gekoppeld is aan de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) duidelijker zichtbaar, omdat hieraan in geval van onderdekking of reservetekort (zie FTK) direct consequenties zijn verbonden. Neerwaarts renterisico, in termen van een daling tot het niveau van onderdekking volgens FTK-normen, wenst het bestuur te voorkomen. Ondersteunend aan het streven om pensioen te indexeren en premies laag te houden zal het risicobeleid in de beleggingsportefeuille opnieuw worden geformuleerd. Gelet op de grote mate van onzekerheid heeft het bestuur besloten het vastgestelde beleggingsbeleid 2004 in 2005 te handhaven in afwachting van de resultaten van diverse studies naar risicobudgettering en portefeuille-optimalisatie. Deze studies worden naar verwachting medio 2005 afgerond. Op hoofdlijnen betekent dit dat de strategische beleggingsmix voorlopig in 2005 gehandhaafd blijft op 47,5% vastrentende waarden (met een gemiddelde duration van zo’n vijf jaar), 37,5% aandelen en 15% (voornamelijk direct) vastgoed. ALMstudies tonen aan dat de financiële positie van SBZ zodanig is dat direct ingrijpen in het bestaande beleggingsbeleid niet noodzakelijk is.
3.15
Indexatiebeleid Uitgangspunt voor de verhoging van de ingegane pensioenen en premievrije rechten vormt de ontwikkeling van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens over de periode van oktober tot oktober, voorafgaande aan de datum van aanpassing (1 januari) zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Tot en met boekjaar 2003 wordt uitgegaan van de reeks werknemersgezinnen laag, vanaf boekjaar 2004 van de reeks alle huishoudens (afgeleid). De stijging van het indexcijfer bedroeg over de periode van oktober 2002 tot oktober 2003 1,77% en over de periode van oktober 2003 tot oktober 2004 0,82%. 22
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Afhankelijk van de financiële middelen van het fonds kan dit indexcijfer in meer of mindere mate worden gevolgd voor de verhoging van de ingegane pensioenen en premievrije rechten. De beslissing over de hoogte van de indexatie wordt jaarlijks door het bestuur genomen. De indexatie is dus voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Bepalend voor de financiële positie van het pensioenfonds is de ontwikkeling van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen (de bruto dekkingsgraad). Zolang het vermogen minimaal even hard groeit als de verplichtingen zal de bruto dekkingsgraad minimaal gelijk blijven. De bruto dekkingsgraad geeft de gezondheid van het fonds aan. De Nederlandsche Bank (DNB) eist dat de bruto dekkingsgraad van een pensioenfonds minimaal 105% is. Daarnaast eist DNB dat pensioenfondsen buffers aanhouden om onvoorziene omstandigheden (lees: het achterblijven van de ontwikkeling van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen) te ondervangen. Het hebben van dergelijke buffers is van wezenlijk belang: de malaise op de financiële markten over de periode 2000-2002 kon worden opgevangen dankzij de aanwezige beleggingsbuffer bij SBZ. Bovendien kon hierdoor per 1 januari 2001, 1 januari 2002 en 1 januari 2003 een volledige prijscompensatie worden toegekend aan gepensioneerden en slapers. Uiteindelijk bleek de beleggingsbuffer bij SBZ toch niet voldoende. Om de koersval volledig op te vangen moest ook een deel van het vrij vermogen worden aangesproken. Dit bracht het pensioenfonds in een situatie, waarin (ook naar de mening van DNB) de buffers niet langer voldoende waren om onvoorziene omstandigheden te ondervangen. Dit betekende dat de buffers dienden te worden aangevuld om onder andere het lange termijn streven van het pensioenfonds tot het geven van een, uit de overrente te financieren, volledige prijscompensatie aan gepensioneerden en slapers te kunnen waarborgen. Het beleggingsrendement van 8,1% in 2003 kon de per 1 januari 2004 vereiste beleggingsbuffer niet geheel financieren. Ook het vrije vermogen moest voor een deel worden aangesproken. Het bestuur besloot daarom per 1 januari 2004 ook haar mogelijke sturingsmiddelen op indexatiegebied gedeeltelijk in te zetten. Aan gepensioneerden en slapers werd slechts een gedeeltelijke prijscompensatie (60%) verleend. De ingegane pensioenen en premievrije rechten zijn per 1 januari 2004 dienovereenkomstig verhoogd met 1,06%. De uitkeringen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, die vóór 1 januari 2000 zijn ingegaan, zijn daarbovenop vermeerderd met 1% in verband met de getroffen overgangsmaatregelen bij de invoering van de nieuwe pensioenregeling. 2004 is wederom geen opvallend beleggingsjaar geworden. Het beleggingsrendement in 2004 was onvoldoende om de beleggingsbuffer (nu: € 313.904.000) tot het vereiste niveau (€ 429.392.000) te vullen. Daarnaast zijn de verwachtingen voor 2005 niet hooggespannen. Voornaamste reden hiervoor is dat de rentestand voor 10-jarige staatsobligaties momenteel circa 3,25% bedraagt. Met andere woorden op vastrentende waarden (in het verleden toch beschouwd als een veilige belegging) wordt thans minder vergoed dan rekentechnisch noodzakelijk (4%). En de verwachtingen in 2005 voor aandelen en vastgoed zijn niet dusdanig dat rendementen op deze beleggingstitels dit verschil kunnen compenseren. Laat staan dat er ruimte (lees: extra rendement) zal zijn voor het toekennen van prijscompensatie aan gepensioneerden en slapers anderzijds. Het bestuur heeft daarom per 1 januari 2005 haar sturingsmiddelen op indexatiegebied volledig ingezet. Aan gepensioneerden en slapers wordt geen prijscompensatie verleend. De bovengenoemde vermeerdering met 1% voor de uitkeringen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, die vóór 1 januari 2000 zijn ingegaan, is per 1 januari 2005 wel volledig toegekend. 23
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
3.16
Premiebeleid De premie heeft betrekking op de inkoop van de pensioenopbouw van de (actieve) deelnemers. De premie-opbrengst over 2004 bestaat uit: - De koopsom voor de jaarlijkse inkoop van 2% respectievelijk 1,4% over de pensioengrondslag, waarbij rekening is gehouden met de reguliere salarisaanpassingen per 1 januari, voor het ouderdomspensioen respectievelijk voor het nabestaandenpensioen. - De koopsom voor de verhoging van de per 31 december 2003 opgebouwde pensioenrechten aan ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen met de algemene loonsverhoging uit de CAO (na-indexatie middelloonregeling) voor de actieve deelnemers. - De koopsom voor de inkoop van de jaaropbouw van het tijdelijk ouderdomspensioen. - De koopsom voor de inkoop van de verhoging van het tijdelijk ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren (backservice eindloonregeling). - De risicopremie met betrekking tot het overlijdensrisico in 2004. - De risicopremies met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico in 2004 voor enerzijds de toeslag boven het maximum van de WAO bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering en anderzijds de voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Dezelfde overwegingen als bij het indexatiebeleid hebben geleid tot het (sterk) verlagen van de premiekorting voor aangesloten organisaties. Voor 2004 is de korting als volgt vastgesteld: - korting op de koopsom voor de verhoging van het opgebouwde ouderdoms- en nabestaandenpensioen (na-indexatie) 10% - korting op de overige koopsommen 0% Omdat in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van SBZ is opgenomen dat de premie van jaar tot jaar grosso modo met niet meer dan 1,5 procentpunt van de loonsom kan stijgen, was in 2004 nog sprake van een beperkte premiekorting. Zonder deze bepaling was de premiekorting in 2004 reeds volledig afgeschaft. De geschetste ontwikkelingen in 2004 en de verwachtingen voor 2005 hebben het bestuur voor 2005 (opnieuw) doen besluiten tot een volledige afschaffing van de premiekorting. Voor 2005 bedraagt de korting op de premie: - korting op de koopsom voor de verhoging van het opgebouwde ouderdoms- en nabestaandenpensioen (na-indexatie) - korting op de overige koopsommen
0% 0%
De premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering is voor 2004 niet aangepast en blijft derhalve als volgt samengesteld: Uitkeringstermijn vijf jaar
Uitkeringstermijn tot pensionering
Basis voor de premie vaststelling
premievrije voortzetting pensioenopbouw
n.v.t.
7,0%
premie voor de pensioenopbouw in het boekjaar
aanvulling tot 80% en WAO-hiaat
1,3%
1,8%
salaris gemaximeerd WAO-dagloon
uitkering tot 80% boven maximum WAO
2,0%
2,2%
salarisdeel boven WAO-dagloon
Dekking
24
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Het bestuur heeft besloten de premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor 2005, mede in het licht van de te verwachten ontwikkelingen als gevolg van het nieuw in te richten Financieel Toetsingskader, niet te wijzigen.
3.17
Commissie van Beroep Indien men als deelnemer klachten heeft over de wijze waarop een pensioenfonds de regeling uitvoert, kan men zich wenden tot een onafhankelijke beroepsinstantie, te weten, de “ombudsman pensioenen”. In het reglement van deze beroepsinstantie is echter uitdrukkelijk vastgelegd, dat alvorens men zich tot de ombudsman kan wenden, men eerst de interne beroepsprocedure van het betreffende pensioenfonds moet hebben doorlopen. In 2004 zijn geen geschillen aan de Commissie van Beroep van SBZ voorgelegd. Van de zijde van de ombudsman pensioenen hebben ons geen verzoeken tot informatieverstrekking bereikt.
3.18
Human Resources De bezetting van het SBZ-bureau bestaat uit zevenentwintig medewerkers. De werkorganisatie wordt geleid door een tweehoofdige directie. De pensioenafdeling telt vijftien medewerkers. Een vijftal mensen is werkzaam op de afdeling financien en beleggingen. Het fonds kent een medewerker administratieve organisatie en interne controle. De afdeling automatisering bestaat evenals het secretariaat uit een tweetal medewerkers. In 2004 werd de bezetting van de pensioenafdeling met een fte uitgebreid, zodat bestaande achterstanden konden worden ingelopen. Voorts vonden mutaties plaats in de bezetting van het secretariaat. Een aantal medewerkers van de afdeling pensioenen is actuarieel rekenaar; een aantal studeert voor actuarieel analist. Andere medewerkers hebben deelgenomen aan cursussen van de SPO (Stichting Pensioenopleidingen). De directeur pensioenen is lid van het Actuarieel Genootschap. De twee aan het fonds verbonden vermogensbeheerders zijn, evenals SBZ zelf, geregistreerd bij het DSI (Dutch Securities Institute). Het ziekteverzuim is in 2004 (ruim een procent) verder teruggebracht.
SLOTOPMERKING Het bestuur is verheugd dat in 2004 een belangrijke inhaalslag in de administratieve processen is doorgevoerd door een prima inzet van medewerkers en directie. SBZ is dan ook in staat om de komende uitdagende veranderingen in de pensioenwetgeving voor de aangesloten werknemers en organisaties goed te faciliteren en dit geeft veel vertrouwen voor de toekomst. Driebergen, 21 juni 2005 Het bestuur, P.T.G. Lafranca, voorzitter J.C.A. Kestens, penningmeester J.R.P. van den Brink P. Zuidema
25
J.G.A. van den Brink, vice-voorzitter J.C. Dwarswaard, secretaris A.W.M. Geels R. Knopperts
JAARVERSLAG SBZ 2004
4
Jaarrekening 2004
4.1
Balans per 31 december 2004 (na resultaatverwerking) 31-12-2004
31-12-2003
Activa (x € 1.000,-) Beleggingen - vastgoed (1)
269.041
253.746
- aandelen en opties (2)
720.853
678.896
- obligaties (3)
718.228
636.138
- hypothecaire leningen (4)
61.236
69.528
- leningen op schuldbekentenis (5)
32.737
42.646
- deposito's en liquide middelen
17.085
Vordering uit hoofde van elders verzekerde pensioenverplichtingen
3.593 1.819.180
1.684.547
19.689
22.059
Vorderingen en overlopende activa te vorderen premies
6.215
2.996
vorderingen inzake beleggingen (6)
1.236
843
overige vorderingen en vooruitbetaalde posten (7)
28.310
16.994 35.761
20.833
107
129
1.874.737
1.727.568
Overige activa bedrijfsmiddelen (8) Totaal activa
28
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
31-12-2004
31-12-2003
Passiva (x € 1.000,-) Stichtingsvermogen vrije reserve (9) reserve beleggingsrisico’s (10)
17.410
81.135
313.904
183.999 331.314
265.134
Technische voorzieningen voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening (11) voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen
1.519.442
1.410.057
19.689
22.059 1.539.131
1.432.116
637
739
Overige voorzieningen voorziening VUT-lasten (12)
Overige schulden en overlopende passiva te betalen uitkeringen (13)
562
521
te restitueren c.q. vooruitontvangen premies
139
175
overige schulden en vooruitontvangen posten (14)
Totaal passiva
29
2.954
28.883 3.655
29.579
1.874.737
1.727.568
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.2
Staat van baten en lasten 2004 2004
2003
(x € 1.000,-) Beleggingsopbrengsten (15) directe beleggingsopbrengsten indirecte beleggingsopbrengsten kosten vermogensbeheer
68.167 53.381 -1.067
72.796 56.050 -1.001 120.481
Premie-opbrengsten (16) in rekening gebrachte premie premiekorting
94.902 -1.241
127.845 93.919 -19.066
93.661 Saldo overdrachten van rechten (17) overgenomen pensioenverplichtingen overgedragen pensioenverplichtingen
30.880 -7.747
Som van de bedrijfsbaten Pensioenuitkeringen pensioenuitkeringen (18) uitkeringen uit hoofde van elders verzekerde pensioenen (19)
74.853
-10.833 -8.901 23.133
-19.734
237.275
182.964
-62.395
-56.568
2.262
2.211 -60.133
Herverzekering premies herverzekering (20) uitkeringen uit herverzekering
-10 0
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (21) Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (22) Som van de bedrijfslasten Bedrijfsresultaat Overige baten en lasten overige baten (23) overige lasten (24)
Saldo van baten en lasten
30
-54.357
-11 0 -10
- 11
-109.385
-84.343
-2.196
-2.345
-171.724
-141.056
65.551
41.908
655 -26
789 -60 629
729
66.180
42.637
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.3
Toelichting op de balans en staat van baten en lasten Met ingang van boekjaar 2003 wordt de indexering van de ingegane pensioenen en de premievrije rechten per 1 januari van het volgend boekjaar meegenomen in de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen op balansdatum. De waarderingsgrondslagen zijn niet gewijzigd ten opzichte van vorig boekjaar.
4.3.1
Activiteiten De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) stelt zich ten doel, overeenkomstig de voorwaarden als in het desbetreffende pensioenreglement nader is bepaald, uitkeringen te verstrekken aan de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. SBZ werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische beleidsnota, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop de stichting rust, gemotiveerd omschreven zijn.
4.3.2
Beschrijving pensioenregeling Onderstaand volgt een globale beschrijving van de bestaande pensioenregeling die door SBZ wordt uitgevoerd. Aan deze beschrijving kunnen geen rechten worden ontleend.
OUDERDOMSPENSIOEN In de eerste plaats sparen de deelnemers bij SBZ voor een pensioenuitkering ingaande bij hun 62ste jaar. Het ouderdomspensioen bestaat uit een levenslang ouderdomspensioen vanaf 62 jaar en tijdelijk ouderdomspensioen van 62 tot 65 jaar, als compensatie voor het nog niet tot uitkering komen van de AOW. Vanaf 65 jaar komt bovenop het levenslang ouderdomspensioen de AOW-uitkering, die zij van de Nederlandse overheid ontvangen.
NABESTAANDENPENSIOEN Daarnaast biedt de pensioenregeling zekerheid voor hun gezinsleden. Wanneer een (gewezen) deelnemer overlijdt, dan hebben de gezinsleden (man, vrouw, geregistreerde partner, minderjarige kinderen en onder bepaalde voorwaarden ook de partner waarmee de deelnemer samenwoont) recht op een nabestaandenuitkering.
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN Ten slotte zorgt de SBZ-arbeidsongeschiktheidsverzekering voor een (tijdelijke) aanvulling op de WAO- of de WAO-vervolg-uitkering indien een deelnemer onverhoopt arbeidsongeschikt wordt. Afhankelijk van de duur van de arbeidsongeschiktheid vindt aanvulling van de WAOuitkering plaats tot 80% respectievelijk 70% van het laatst genoten salaris. Daarnaast vindt premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Voor een volledige beschrijving van de pensioenregeling wordt verwezen naar het desbetreffende pensioenreglement.
31
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.3.3
Premievaststelling 2004 Ten behoeve van de pensioenopbouw voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen wordt jaarlijks een actuariële koopsom vastgesteld, zodanig dat daarmee de tijdsevenredige aanspraak op het pensioen is afgefinancierd. De tijdsevenredige aanspraak is gelijk aan het verschil tussen het pensioen dat zou worden bereikt bij een voortzetting van het dienstverband (promoties e.d. daargelaten) en het pensioen dat zou worden bereikt als de pensioenopbouw pas zou starten op de balansdatum van het onderhavige verslagjaar (op basis van het dan geldende salaris). De financiering voor het arbeidsongeschiktheidspensioen vindt plaats middels een doorsneepremie. De doorsneepremie wordt (jaarlijks door het bestuur) vastgesteld, zodanig dat het toekomstig uit te keren arbeidsongeschiktsheidspensioen wordt gedekt. De premie wordt door de werkgever (aangesloten instelling) aan SBZ afgedragen. De werkgever heeft in 2004 op grond van de CAO-Zorgverzekeraars het recht 5% van de pensioengrondslag op de werknemer te verhalen.
32
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.4
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening
4.4.1
Vreemde valuta Vorderingen, schulden en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers per balansdatum, behoudens voor zover het koersrisico is afgedekt. In die gevallen vindt waardering plaats tegen de overeengekomen termijnkoersen. Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers van afwikkeling. De uit de omrekening per balansdatum voortvloeiende koersverschillen worden opgenomen in de staat van baten en lasten.
4.4.2
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de bepaling van het saldo van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Baten worden opgenomen voorzover zij gerealiseerd zijn. Lasten en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar, worden in acht genomen indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders wordt vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde.
VASTGOED De directe vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, dat wil zeggen de prijs, die bij onderhandse verkoop bij aanbieding in verhuurde staat en op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze, na beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde, niet zijnde de huurder, zou zijn betaald. Deze waarde is vastgesteld deels middels taxaties en deels door schattingen. De marktwaarde van deze beleggingen wordt ten minste eens in de 5 jaar getaxeerd. Binnen de periode van 5 jaar vindt aanpassing van de getaxeerde waarde plaats. In hoofdstuk 6.1 wordt aangegeven welk deel van het vastgoed in welk boekjaar is getaxeerd. De onroerende zaken in ontwikkeling worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs (inclusief bouwrente).
FINANCIËLE
BELEGGINGEN
Aandelen, opties en obligaties De aandelen, opties en obligaties worden gewaardeerd tegen beurswaarde. Dit houdt in de prijs van deze effecten volgens de prijscourant op de laatste beursdag van het boekjaar. Niet beursgenoteerde aandelenbeleggingen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde. Van de per balansdatum nog lopende niet beursgenoteerde optiecontracten wordt de ontvangen premie aangemerkt als vooruitontvangen bate, betaalde premies worden aangemerkt als indirect beleggingsresultaat. De per balansdatum opgelopen intrest wordt in de marktwaardering van de obligaties meegenomen en aan de koerswaarde toegevoegd. Onder de (waarderingsregels voor) financiële beleggingen zijn tevens begrepen (de waarderingsregels voor) indirecte beleggingen in obligaties en vastgoed. In de balans worden deze gerangschikt onder de betreffende beleggingstitels.
33
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
De indirecte beleggingen worden gewaardeerd tegen beurswaarde. Indien geen beurswaarde bekend is, wordt de waardering gelijkgesteld aan de intrinsieke waarde. De indirecte belangen in amerikaans vastgoed worden gewaardeerd tegen de geinvesteerde hoeveelheid dollars waarbij bij deze waardering rekening wordt gehouden met de valutakoers op balansdatum. Met betrekking tot de effecten die door verbruikleen niet in juridisch eigendom van SBZ zijn, is onder niet uit de balans blijkende verplichtingen aangegeven tot welk bedrag dat het geval is en welke zekerheden daarvoor zijn verkregen. Hypotheken en Leningen op schuldbekentenis De marktwaarde van de leningen op schuldbekentenis en de hypothecaire leningen betreft een berekende marktwaarde. Deze marktwaarde wordt via een yield-curve methodiek onder gebruikmaking van zo te noemen spreads voor debiteurencategorieën afgeleid van de marktwaarde van openbare leningen (obligaties) aan de Nederlandse staat. Ook bij deze vastrentende beleggingen wordt de opgelopen intrest in de marktwaarde meegenomen en aan de hiervoor beschreven koerswaarde toegevoegd. Deposito’s en liquide middelen De deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Gegeven het feit dat de liquide middelen tegoeden betreffen met het karakter van beleggingen, worden deze, eveneens tegen nominale waarde opgenomen onder de beleggingen.
TE
VORDEREN PREMIES
De te vorderen premies worden opgenomen tegen nominale waarde onder aftrek van een eventuele voorziening voor oninbaarheid.
VORDERINGEN
INZAKE BELEGGINGEN
Onder dit hoofd zijn opgenomen de opbrengsten van de beleggingen die ultimo boekjaar nog niet ontvangen zijn onder aftrek van een eventuele voorziening voor oninbaarheid. Het betreft hier vervallen huurtermijnen en openstaande nota’s van rente en aflossing, daarnaast wordt onder deze post de nog te ontvangen bankrente opgenomen.
BEDRIJFSMIDDELEN De bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs onder aftrek van cumulatieve afschrijvingen. De afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend rekening houdend met een eventuele residuwaarde. De afschrijving wordt berekend vanaf het tijdstip van ingebruikneming. Het actief bestaat uit een main-frame, een PC-netwerk, randapparatuur en bedrijfsauto’s. De afschrijvingstermijn van de computerapparatuur is drie jaar. De afschrijving op de bedrijfsauto’s bedraagt 15%.
RESERVE
BELEGGINGSRISICO’S
Het doel van de beleggingsreserve is het opvangen van waardedalingen van de beleggingen. De beleggingsreserve bestaat uit twee delen. Een deel is de zogenaamde reserve vastrentend; deze bedraagt 10% van de marktwaarde van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille. Het andere deel is de zogenaamde reserve zakelijk; deze bedraagt maximaal 35% van de marktwaarde van het zakelijke deel van de beleggingsportefeuille. De omvang van de reserve zakelijk wordt vastgesteld op basis van de stand van de MSCI-Euro-index op balansdatum ten opzichte van een laatste hoogtepunt op balansdata van diezelfde index.
34
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Extreme stijgingen van de reserve zakelijk als gevolg van extreme stijgingen van de index van balansdatum tot balansdatum worden gemitigeerd middels een groeipad van drie jaar (in 2003 is een nieuw groeipad gestart). De reserve beleggingsrisico’s kan niet negatief worden.
VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN EIGEN REKENING
Premies en voorziening pensioenverplichtingen zijn berekend naar een rentevoet van 4%. De hierbij toegepaste levens- en sterftekansen zijn ontleend aan de tafels Gehele Bevolking Mannen 1990-1995 en de Gehele Bevolking Vrouwen 1990-1995, met een leeftijdsterugstelling van 2 jaar voor mannen en 2 jaar voor vrouwen. De voorziening is berekend met inbegrip van 2,5% opslag voor uitbetalingskosten. De rechten, die aan de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening ten grondslag liggen, luiden als volgt. 1. Het levenslang ouderdomspensioen is gebaseerd op het middelloonprincipe. Het jaarlijks op te bouwen levenslang ouderdomspensioen bedraagt 2% van de pensioengrondslag per 1 januari van het boekjaar. Het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen wordt jaarlijks per 1 januari van het boekjaar verhoogd op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de loonontwikkeling. 2. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2,25% van de franchise per 1 januari van het boekjaar (eindloonprincipe). 3. Het niet ingegane nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Voor niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt uitgegaan van het zo te noemen “onbepaalde partner-systeem” met een partnerfrequentie van 100% tot de pensioendatum en daarna aflopend met de sterfte van de partner. De man wordt hierbij 3 jaar ouder verondersteld dan de vrouw. 4. De pensioenen voor gewezen deelnemers worden normaliter (voorwaardelijk) volgens een algemene prijsindex verhoogd. De toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen met betrekking tot het levenslang ouderdoms-, tijdelijk ouderdoms-, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verantwoord onder de post “vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening”. De berekening van de voorziening vindt plaats volgens de “opgebouwde rechten-methode”; voorts verwijzen wij naar hoofdstuk 4.3.3.
35
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
VOORZIENING
ELDERS VERZEKERDE PENSIOENVERPLICHTINGEN
De grondslagen voor de berekening van de voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen zijn gelijk aan de grondslagen, waarmee de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening wordt berekend. De verplichtingen, die de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft, voorzover betrekking hebbend op aan SBZ overgedragen contracten van elders verzekerde pensioenen zijn aan de passief-zijde van de balans opgenomen onder de voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen. Aangezien het verplichtingen betreft, die te zijner tijd verhaald kunnen worden op andere verzekeringsmaatschappijen, is hetzelfde bedrag tevens als vordering opgenomen. Het betreft uitsluitend elders lopende verzekeringen die bij toetreding tot de pensioenregeling via cessie aan SBZ werden overgedragen. Slechts voor enkele lopende verzekeringen wordt nog premie betaald. De overige verzekeringen zijn volledig premievrij. De uitkeringen die ontvangen worden uit herverzekering inzake polissen die aan SBZ zijn overgedragen, worden in de staat van baten en lasten verantwoord onder de post “uitkeringen uit hoofde van elders verzekerde pensioenen”.
VOORZIENING
VUT-LASTEN
Met betrekking tot het personeelsbestand van SBZ is een voorziening gevormd voor de lasten verband houdende met de overgangsregeling, die getroffen is wegens het afschaffen van de VUT-regeling (CAO-Zorgverzekeraars) per 1 januari 2000. Gezien het feit, dat de uitkeringen binnen een beperkt aantal jaren zullen plaatsvinden zijn bij de berekening van de omvang van de voorziening de sterftekansen en rentefactoren buiten beschouwing gelaten. De omvang van de voorziening is vastgesteld aan de hand van de volgende factoren: - de medewerker kan gebruikmaken van de betreffende overgangsregeling; - jaarlijks wordt ééntiende deel van de totale nominaal berekende “VUT-lasten” van de medewerkers, die minder dan tien jaar van hun uittredingsdatum verwijderd zijn, gereserveerd; - bij tussentijdse uittreding wordt rekening gehouden met tijdsevenredige reservering van de “VUT-last”.
OMZET In verband met de vaststelling van de mate van publicatieplicht wordt hieronder het omzetbegrip nader beschreven en vastgesteld. Ten behoeve van de bepaling van de grootte van de omzet is de definitie gehanteerd die ontleend is aan de richtlijn van de Raad van de Jaarverslaggeving. Als omzet is gehanteerd het totaal van de gedurende het boekjaar verantwoorde premieinkomsten en genoten beleggingsopbrengsten. Onder beleggingsopbrengsten dient in dit verband te worden verstaan netto-exploitatieopbrengsten uit onroerende zaken, rente, dividend en soortgelijke opbrengsten. De indirecte beleggingsopbrengsten ofwel de herwaarderingsresultaten vallen hier niet onder. De omzet volgens bovenstaande definitie over het boekjaar 2004 bedraagt € 161.828.000 (2003: € 147.649.000).
36
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.5
Toelichting op de onderscheiden posten van de balans en de staat van baten en lasten
4.5.1
Balans Activa
VASTGOED
(1)
Een overzicht van het verloop van zowel de directe als de indirecte vastgoedbeleggingen is opgenomen in onderstaande opstelling: Direct vastgoed
Indirect vastgoed
Totaal
Actuele waarde 1 januari 2004 Bij: Aanschaffingen Waardevermeerdering
€ 232.861.082 9.890.412 4.225.000
€ 20.884.896 - 10.017.704 988.326
€ 253.745.978 19.908.116 5.213.326
Af: Verkopen Waardevermindering
€ 246.976.494 3.125.000 1.200.000
€ 31.890.926 4.275.710 1.225.803
€ 278.867.420 7.400.710 2.425.803
Actuele waarde 31 december 2004 € 242.651.494
€ 26.389.413
€ 269.040.907
Van de aanschaffingen 2004 betreft € 550.270 bijgeboekte bouwrente. Een specificatie van de directe vastgoedbeleggingen is weergegeven in hoofdstuk 6.3.
AANDELEN
EN OPTIES (2)
Per balansdatum zijn er geen lopende optie-contracten. De aandelenbeleggingen bestaan uit beleggingsfondsen en een euro-portefeuille, die is opgebouwd uit beursgenoteerde ondernemingen binnen de euro-regio en een portefeuille die is belegd via discretionaire mandaten. In 2004 hebben zich in de aandelenportefeuille de volgende mutaties voorgedaan: Euro-aandelen en beleggingsfondsen
Discretionaire mandaten
Totaal
Beurswaarde per 1 januari 2004 Aankopen Verkopen
€ -
518.609.979 6.449.351 5.471.933
€ -
160.285.785 98.934.311 96.395.791
€ -
678.895.764 105.383.662 101.867.724
Sub-totaal Koersverschillen
€ -
519.587.397 30.830.196
€ -
162.824.305 7.610.816
€ -
682.411.702 38.441.012
Beurswaarde per 31 december 2004
€
550.417.593
€
170.435.121
€
720.852.714
Een nadere onderverdeling van de aandelen treft u aan in hoofdstuk 6.4. 38
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
OBLIGATIES
(3)
In 2004 is de portefeuille volgens onderstaand overzicht gemuteerd: euro-obligaties obligaties in in eigen beheer beleggingsfondsen Beurswaarde per 1 januari 2004
€
347.136.735
€
Af: Lopende intrest
-
13.213.489
-
Koerswaarde per 1 januari 2004
€
333.923.246
€
Aankopen
-
230.058.950
-
Verkopen/ lossingen
-
169.722.775
-
Sub-totaal
€
394.259.421
€
Koersverschillen
-
10.609.552
Koerswaarde per 31 december 2004
€
Bij: Lopende intrest Beurswaarde per 31 december 2004
49.131.393 0
49.131.393
€
discretionaire mandaten
totaal
239.869.595
€ 636.137.723
-
0
-
13.213.489
€
239.869.595
€ 622.924.234
0
-
616.294.301
-
846.353.251
0
-
608.262.666
-
777.985.441
49.131.393
€
247.901.230
€ 691.292.044
-
1.563.263
-
404.868.973
€
50.694.656
€
-
13.715.051
-
€
418.584.024
€
0
50.694.656
1.048.533
248.949.763
-
€
0
248.949.763
-
13.221.348
€ 704.513.392 -
13.715.051
€ 718.228.443
Het is de (externe) beheerders van de discretionaire vastrentende mandaten toegestaan valuta-termijn-contracten te sluiten. Per balansdatum is daar in beperkte mate sprake van. Een specificatie van de verdeling van de marktwaarde (naar branche en intrestpercentage) van de portefeuille euro-obligaties (eigen beheer) treft u aan in hoofdstuk 6.5.
HYPOTHECAIRE
LENINGEN (4)
De mutaties in de hypothecaire leningen zijn als volgt weer te geven: 2004
2003
Marktwaarde per 1 januari Af: Lopende intrest
€ -
69.527.884 106.610
€ -
83.937.075 162.004
Koerswaarde per 1 januari Af: Koersverschil per 1 januari
€ -
69.421.274 4.224.735
€ -
83.775.071 5.779.474
€ Bij: Spaarpremie en daarop gekweekte rente -
65.196.539 2.686.963
€ -
77.995.597 2.415.381
Restant-hoofdsommen per 1 januari (transporteren)
67.883.502
€
80.410.978
39
€
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
2004
2003
Transport Aankopen Verkopen/ lossingen
€ -
67.883.502 1.424.713 10.003.806
Restant-hoofdsommen per 31 december Af: Spaarpremie en daarop gekweekte rente
€ -
59.304.409 2.866.791
€ -
67.883.502 2.686.963
Koersverschillen per 31 december
€ -
56.437.618 4.701.253
€ -
65.196.539 4.224.735
Koerswaarde per 31 december Bij: Lopende intrest
€ -
61.138.871 96.838
€ -
69.421.274 106.610
Marktwaarde per 31 december
€
61.235.709
€
69.527.884
€ -
80.410.978 934.207 13.461.683
Een specificatie van de restant hoofdsommen treft u aan in hoofdstuk 6.6.
LENINGEN
OP SCHULDBEKENTENIS (5)
In 2004 hebben zich de volgende mutaties voorgedaan: 2004
2003
Marktwaarde per 1 januari Af: Lopende intrest
€ -
42.646.166 1.686.394
€ -
79.886.184 2.713.760
Koerswaarde per 1 januari Aankopen Verkopen/ lossingen
€ -
40.959.772 0 8.145.417
€ -
77.172.424 0 31.072.855
Sub-totaal Koersverschillen
€ -
32.814.355 -1.493.193
€ -
46.099.569 -5.139.797
Koerswaarde per 31 december Bij: Lopende intrest
€ -
31.321.162 1.415.502
€ -
40.959.772 1.686.394
Marktwaarde per 31 december
€
32.736.664
€
42.646.166
Restant-hoofdsom van de uitstaande leningen per 31 december
€
28.061.323
€
36.206.739
Een specificatie van de restant hoofdsommen treft u aan in hoofdstuk 6.7.
40
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
VORDERINGEN
INZAKE BELEGGINGEN (6)
31-12-2004 Vastgoed *) Indirect vastgoed Liquide middelen Opbrengst verbruikleen effecten Achterstallige betalingen inzake: - hypotheken
€ -
Stand per 31 december
€
1.149.427 0 49.381 34.246
-
2.548 1.235.602
31-12-2003 € €
550.027 206.318 60.224 20.793 5.410 842.772
*) Op de vordering inzake vastgoed (huurachterstanden) is een voorziening getroffen van € 304.203. Van het bruto-bedrag ad € 1.453.630 is begin 2005 een belangrijk deel ontvangen.
OVERIGE
VORDERINGEN EN VOORUITBETAALDE POSTEN (7)
31-12-2004
116.810
31-12-2003
Pensioenuitkeringen (toeslagen)
€
Collectieve waarde-overdracht
-
19.288.006
-
6.811.767
Pensioenuitvoerders inzake waardeoverdrachten
-
6.466.595
-
7.225.765
Verzekeringsmaatschappij inzake hypotheken
-
1.202.718
-
1.140.585
Kosten en subsidie vastgoed
-
220.245
-
92.386
Dividendbelasting
-
746.960
-
981.778
(Latente) omzetbelasting
-
0
-
323.763
Elders verzekerde bedragen
-
4.805
-
34.433
Afkoop BTW huurcontract kantoor
-
199.599
-
224.549
Diversen
-
64.144
-
50.517
Stand per 31 december
€
28.309.882
€
€
108.134
16.993.677
In de post “pensioenuitvoerders inzake waarde-overdrachten” is een vordering op een verzekeringsmaatschappij begrepen (in verband met een collectieve overdracht), die in 10 jaarlijkse termijnen (einddatum: 31 december 2009) wordt betaald. Deze vordering is rentedragend.
41
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
BEDRIJFSMIDDELEN
(8)
Begin 1998 is een nieuw main-frame met randapparatuur aangeschaft. In latere jaren is enige randapparatuur aangeschaft. Daarnaast zijn er een drietal bedrijfsauto’s in gebruik. De boekwaarde van de apparatuur en auto’s is als volgt samengesteld:
Aanschaffingen tot en met 2003 Terugboeking buiten gebruik gestelde bedrijfsmiddelen Aanschaf 2004
Afschrijvingen tot en met 2004 Terugboeking afschrijving/inruil Afschrijving 2004/inruil
€ -
€ -
524.427 0 30.625
-
555.052
-
448.359
€
106.693
395.363 0 52.996
Boekwaarde per 31 december 2004
Passiva
VRIJE
RESERVE (9)
2004 Stand per 1 januari Voordelig c.q. nadelig saldo boekjaar
2003
€ -
81.135.005 66.180.289
€ -
222.497.374 42.636.631
€
147.315.294
€
265.134.005
Mutatie reserve beleggingsrisico’s
-
-129.905.000
-
-183.999.000
Stand per 31 december na bestemming van saldo van baten en lasten
€
RESERVE
17.410.294
€
81.135.005
BELEGGINGSRISICO’S (10)
2004
2003
Stand per 1 januari Onttrekking Dotatie
€ -
183.999.000 0 129.905.000
€ -
0 0 183.999.000
Stand per 31 december
€
313.904.000
€
183.999.000
De berekeningswijze van de reserve beleggingsrisico’s is met ingang van 2002 gewijzigd; verwezen wordt naar de waarderingsgrondslagen (hoofdstuk 4.4). Op grond van de door DNB afgegeven voorschriften is een reserve beleggingsrisico’s te berekenen van € 330.402.000 (31 december 2003: € 297.448.000). In het bij de DNB ingediende herstelplan is voorzien, dat de reserve beleggingsrisico’s binnen de herstelperiode op voldoende niveau komt. 42
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN EIGEN REKENING (11)
De specificatie van de voorziening is als volgt: 31-12-2004
31-12-2003
Voorziening Pensioenverplichtingen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen
€
Voorziening Pensioenverplichtingen voor arbeidsongeschiktheidspensioen
-
65.511.923
-
66.035.939
Voorziening indexatie per 1 januari volgend boekjaar
-
4.761.277
-
12.254.461
Stand per 31 december
€
1.449.169.075
1.519.442.275
€
€
1.331.766.787
1.410.057.187
In de voorziening pensioenverplichtingen voor arbeidsongeschiktheidspensioen is rekening gehouden met de dekking van het zogenaamde WAO-hiaat (het verschil tussen de WAOuitkering en de vervolguitkering) van arbeidsongeschikte deelnemers alsmede met de afschaffing (per 1 januari 1995) van de maximering van het jaarsalaris dat ten grondslag ligt aan de reglementaire arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voorts is in deze voorziening rekening gehouden met de kosten van de premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De mutatie in de voorziening wordt toegelicht in hoofdstuk 4.5.2. De dekkingsgraad (gedefinieerd als het totaal der beleggingen plus het saldo van andere activa en passiva uitgedrukt in procenten van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening) bedraagt 122% (2003: 119%).
VOORZIENING VUT-LASTEN
(12)
In verband met de invoering van de nieuwe pensioenregeling ingaande 1 januari 2000 werd de in de CAO-Zorgverzekeraars opgenomen VUT-regeling per dezelfde datum afgeschaft. Om de negatieve gevolgen van deze afschaffing voor de medewerkers in de branche zoveel mogelijk te verzachten is een uitgebreide overgangsregeling getroffen. In tegenstelling tot de VUT-lasten op grond van de voor 1 januari 2000 geldende VUT-regeling worden de lasten van deze overgangsregeling niet tussen werkgevers in de branche verevend. Op grond hiervan is en wordt voor de lasten van de overgangsregeling, voorzover deze van toepassing is op SBZmedewerkers, een voorziening gevormd. Het verloop van deze voorziening luidt als volgt: 2004
2003
Stand per 1 januari Onttrekking
€ -
739.000 206.470
€ -
773.000 169.141
Dotatie
€ -
532.530 104.470
€ -
603.859 135.141
Stand per 31 december
€
637.000
€
739.000
43
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
TE
BETALEN UITKERINGEN (13)
31-12-2004
31-12-2003
Arbeidsongeschiktheidspensioen
€
477.121
€
460.213
Ouderdoms- en nabestaandenpensioen
-
84.886
-
60.807
Stand per 31 december
€
562.007
€
521.020
In het bedrag van € 84.886 (2003: 60.807) terzake van nog te betalen ouderdoms- en nabestaandenpensioen is een bedrag begrepen van € 40.404 (2003: 28.441) aan niet opgevraagde pensioenen (de betreffende deelnemers zijn vooralsnog onbereikbaar).
OVERIGE
SCHULDEN EN VOORUITONTVANGEN POSTEN (14)
31-12-2004 Vooruitontvangen rente en aflossing
€
Te betalen belastingen en sociale verzekeringspremies
-
1.396.814
-
1.259.416
Collectieve waarde-overdrachten
-
2.609
-
22.988.219
Pensioenuitvoerders inzake waardeoverdrachten
-
841.229
-
3.631.437
SVB inzake FVP
-
870
-
81.472
Instellingen inzake FVP
-
6.042
-
198.475
Bedrijfskosten
-
223.589
-
182.972
Tegemoetkoming huisvestingskosten
-
78.674
-
96.157
Kosten vastgoed
-
367.648
-
434.237
Diversen
-
27.423
-
35
Stand per 31 december
€
44
8.952
31-12-2003
2.953.850
€
€
10.695
28.883.115
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
NIET
UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN (EN ANDERE BALANSTOELICHTING)
Leningen Met betrekking tot de leningen op schuldbekentenis kan het volgende worden opgemerkt; eind 2004 waren geen versterkte aflossingen aangekondigd (eind 2003: € 3,0 miljoen)
Verbruikleen effecten Per 31 december 2004 waren effecten (aandelen en obligaties) tot een bedrag van € 435.597.961 in verbruikleen. De hiertoe gestelde zekerheden (obligaties) beliepen een bedrag van € 452.223.460
Vastgoed De belegging in het project Rotterdam-Hillegersberg beloopt een bedrag van circa € 9,3 miljoen, de resterende verplichting bedraagt € 5,9 miljoen. In 2003 werd besloten tot de verwerving van een deel van het complex De Plantage te Amersfoort (25 van de 89 appartementen plus 3.360 m2 winkelruimte). Een belegging met een omvang van circa € 12 miljoen, waarvan eind 2004 € 9,8 miljoen is betaald. Daarnaast werd besloten tot de aankoop van een woningcomplex te Rijswijk (ZH). De contracten zijn in 2004 getekend. De investering bedraagt circa € 20 miljoen, waarvan eind 2004 € 4,9 miljoen betaald is. Verder wordt opgemerkt, dat besloten is tot de verkoop van de complexen Berlicum I en Wageningen. De verkoop van Berlicum I is in 2004 geëffectueerd. In 2001 en 2002 is besloten tot belegging in een aantal appartementencomplexen in de Verenigde Staten (deelname via Limited Partnerships). Per 31 december 2004 bestaan stortingsverplichtingen tot een bedrag van $ 2,8 miljoen; waarvan een bedrag van $ 2,5 miljoen betrekking heeft op een uitgestelde ontwikkelingen. De exploitatie van het complex Amicitia te Amersfoort verloopt moeizaam. Huurders hebben SBZ juridisch aangesproken met betrekking tot de betaling van huurpenningen en beëindiging van de huurovereenkomst. Hoewel de eerste uitspraken in het voordeel van SBZ strekken is de uitkomst van nog te voeren hoger beroep procedures ongewis. Terzake zijn geen verplichtingen opgenomen.
Bedrijfsmiddelen Ultimo 2004 bestond een investeringsverplichting van circa € 140.000, dit in verband met de vervanging van het main-frame.
45
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.5.2
Staat van baten en lasten
BELEGGINGSOPBRENGSTEN
(15)
Direct
Indirect
Totaal 2004
Totaal 2003
Vastgoed
14.535
2.788
17.323
15.149
Aandelen en opties
17.477
38.441
55.918
95.514
Obligaties
29.315
13.221
42.536
15.214
Hypotheken
3.546
477
4.023
2.812
Leningen op schuldbekentenis
2.807
-1.493
1.314
-285
Deposito’s en liquide middelen
487
-53
434
442
68.167
53.381
121.548
128.846
1.067
1.001
120.481
127.845
(x € 1.000,-)
Sub-totaal Af: kosten vermogensbeheer Totaal beleggingsopbrengsten
De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen de herwaarderingsresultaten. De mutaties in de portefeuille worden tegen marktwaarde ingeboekt.
PREMIE-OPBRENGSTEN
(16)
De geboekte premies kunnen als volgt worden onderverdeeld: 2004
2003
Premie arbeidsongeschiktheidspensioenverzekering
€
7.513.622
€
7.056.264
Premie ouderdoms- en nabestaandenpensioenverzekering
-
87.388.788
-
86.862.300
Sub-totaal premie
€
94.902.410
€
93.918.564
Verleende premiekorting
-
1.240.855
-
19.065.915
Totaal
€
93.661.555
€
74.852.649
De premies worden bij de werkgevers (aangesloten organisaties) in rekening gebracht. 47
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
SALDO
OVERDRACHTEN VAN RECHTEN (17)
Uit hoofde van waarde-overdrachten zijn substantiële bedragen met andere pensioenuitvoerders verrekend; onderstaand wordt een overzicht gegeven van de inkomende en uitgaande waarde-overdrachten. Inkomend
Uitgaand
Saldo
Overdrachtswaarde (indivdueel) Rente op overdrachtswaarde
€ -
7.029.134 497.885
€ 6.692.622 265.920
€ -
336.512 231.965
Totaal individueel
€
7.527.019
€ 6.958.542
€
568.477
Collectief
€
23.352.905
€
788.032
€
22.564.873
Totaal overdrachten Mutatie VPV
€ -
30.879.924 31.352.150
€ 7.746.574 - 7.777.959
€ -
23.133.350 23.574.191
Totaal
€
-472.226
31.385
€
-440.841
€
Per saldo leiden de waarde-overdrachten tot een (negatief) resultaat van € 440.841, hiervan is € 23.133.350 in de rekening van lasten en baten verantwoord onder de post “saldo overdrachten van rechten”, terwijl een bedrag van € 23.574.191 in de mutatie van de voorziening pensioenverplichting is betrokken.
48
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
PENSIOENUITKERINGEN
(18)
2004 Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Afkoopsommen Sociale lasten
2003
€ 38.444.002 - 15.596.591 48.127 31.230
€ 34.657.093 - 14.940.629 45.352 39.696 € 54.119.950
Arbeidsongeschiktheidspensioen incl. sociale lasten Voortzetting pensioenopbouw
€ 3.320.223 -
€ 49.682.770
€ 3.165.446
4.954.905
-
3.719.628
8.275.128
-
€ 62.395.078
6.885.074
€ 56.567.844
De pensioenen zijn per 1 januari 2004 met 1,06% (gedeeltelijke prijsindex) aangepast. Voor de pensioenen, die voor 1 januari 2000 zijn ingegaan, geldt een verhoging van 2,06%.
UITKERINGEN
UIT HOOFDE VAN ELDERS VERZEKERDE PENSIOENEN (19)
De ontvangsten kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2004
2003
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen
€ -
1.461.562 800.918
€ -
1.470.573 740.815
Totaal
€
2.262.480
€
2.211.388
PREMIES
HERVERZEKERING (20)
2004 Aan andere verzekeringsmaatschappijen betaalde premie van door SBZ overgenomen en nog niet premievrij gemaakte verzekeringsovereenkomsten inzake ouderdoms- en nabestaandenpensioen; een bedrag van
49
€
10.318
2003
€
11.023
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
MUTATIE
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN (21)
2004
2003
(x € 1.000,-)
Toevoegingen - aanspraken ivm premies eigen rekening - kostenbestanddeel premies eigen rekening
94.576
93.908
-4.941
-4.955 89.635
- intrest - indexatie slapers en gepensioneerden
59.259
88.953
55.664
4.761
38.545 64.020
94.209
153.655
183.162
Vrijval - uitkeringen - kosten - overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen - resultaat op premie sterfte, invaliditeit, etc.
Mutatie boekjaar
50
60.133 1.294
54.357 1.185
-23.574
19.705
6.417
23.572 44.270
98.819
109.385
84.343
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
PENSIOENUITVOERINGS-
EN ADMINISTRATIEKOSTEN (22)
De kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2004
2003
Lonen en salarissen en bijkomende personele lasten (inclusief inhuur- en uitzendkrachten) onder aftrek van uitkeringen ziektegeld
€
Sociale lasten
-
187.059
-
181.247
Pensioen- en VUT-lasten
-
170.385
-
180.106
Personeelskosten
€
Adviseurs- en controle kosten
-
257.754
-
194.172
Kosten huisvesting
-
240.621
-
206.421
Automatiseringskosten
-
204.611
-
262.126
Kosten beleggingen
-
282.262
-
237.395
Pensioen- & Verzekeringskamer (DNB)
-
150.305
-
166.334
Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
-
57.427
-
43.106
Bestuur en Deelnemersraad
-
43.986
-
52.303
Commissie van Beroep
-
1.350
-
0
Informatie-voorziening
-
72.243
-
81.337
Bureaukosten (waaronder porti, drukwerk, kantoorbehoeften, telefoon)
-
152.214
-
173.293
Kantoorinrichting
-
0
-
20.022
Diversen
-
18.370
-
20.660
Sub-totaal
€
3.263.594
€
3.346.048
Toerekening kosten aan beleggingsopbrengsten
-
1.066.926
-
1.000.534
Totaal
€
2.196.668
€
2.345.514
1.425.007
1.782.451
€
€
1.527.526
1.888.879
De bezoldiging 2004 van de tweehoofdige directie inclusief (wettelijke en niet-wettelijke) sociale lasten, VUT-lasten, pensioenpremie en kosten van bedrijfsauto’s beloopt een bedrag van € 272.699. Het statutair bestuur ontvangt naast kostenvergoedingen vacatiegeld (in 2004 tot een totaalbedrag van € 34.387) voor de voorbereiding op en het bijwonen van vergaderingen.
51
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Het gemiddeld aantal gedurende het boekjaar werkzame werknemers (op basis van FTE’s), uitgesplitst naar activiteiten, was als volgt:
aantal FTE
2004 %
aantal FTE
2003 %
Directie Pensioenen Financiën & beleggingen Automatisering Secretariaat AO/IC
2,0 12,9 4,9 2,0 1,8 1,0
8,1 52,5 19,9 8,1 7,3 4,1
2,5 12,5 4,2 2,0 1,6 1,0
10,5 52,5 17,7 8,4 6,7 4,2
Totaal
24,6
100,0
23,8
100,0
Op 31 december 2004 waren 27 personen (2003: 26) in dienst van SBZ.
OVERIGE
BATEN (23)
2004
2003
Winstuitkering herverzekering (Aegon)
€
11.515
€
13.123
Rente rekening-courant herverzekeringsmaatschappijen
-
1.311
-
9.615
FVP-premie oude jaren
-
0
-
33.356
Overige rente-inkomsten (o.a. premie-debiteuren en rekening-courant verzekeringsmaatschappij inzake hypotheken)
-
296.315
-
336.892
Rente termijnregeling waarde-overdracht
-
345.814
-
396.023
Totaal overige baten
€
654.955
€
789.009
OVERIGE
LASTEN (24)
2004 Waarde-overdrachten / premie oude jaren
€
Diversen
-
Totaal overige lasten
€
52
0
2003 €
32.651
25.648
-
27.297
25.648
€
59.948
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.6
Kasstroomoverzicht 2004
2003
94.902 -1.241
93.919 -19.066
23.133 0
-19.734 0
2.262 -10 -62.395 -2.196
2.211 -11 -56.568 -2.346
(x € 1.000,-)
Kasstroom pensioenuitvoeringsactiviteiten - premies - premiekorting - saldo overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen - uitkeringen u.h.v. herverzekering - uitkeringen u.h.v. elders verzekerde pensioenen - premies herverzekering - uitkeringen - kosten
54.455 Kasstroom beleggings- en investeringsactiviteiten - directe beleggingsopbrengst - mutatie opgelopen interest - aankopen en verkopen vastgoed - aankopen aandelen, obligaties en leningen - verkopen en aflossingen, aandelen, obligaties en leningen - kosten
68.167 -221 -12.507
72.796 -1.999 4.283
-953.162
-657.665
898.182 -1.067
556.151 -1.001
Saldo
Andere mutaties - mutatie debiteuren/crediteuren - overige mutaties per saldo
Saldo kasstroom Stand liquide middelen / deposito’s primo boekjaar
Waarderingsverschillen liquide middelen en deposito's Stand liquide middelen / deposito's ultimo boekjaar
53
-1.595
-608
-27.435
53.847
-29.030
-40.954 652
23.428 773 -40.302
24.201
13.545
-4.829
3.593
8.439
17.138
3.610
-53
-17
17.085
3.593
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
4.7
Statutaire regeling betreffende de bestemming van het saldo van baten en lasten Conform artikel 3 lid 4 van de statuten wordt het maken van winst niet beoogd. Dientengevolge zal het saldo van baten en lasten ten gunste dan wel ten laste van de reserves dienen te worden gebracht.
4.8
Bestemming van het saldo van baten en lasten over het boekjaar Het voordelige saldo van baten en lasten over het boekjaar 2004 is conform de statutaire regeling aan de vrije reserve toegevoegd. Nadat het voordelige saldo aan de vrije reserve werd toegevoegd, is de dotatie aan de reserve voor beleggingsrisico's aan de vrije reserve onttrokken.
54
JAARVERSLAG SBZ 2004
5
Overige gegevens
5.1
Accountantsverklaring Aan: het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars.
OPDRACHT Wij hebben de jaarrekening 2004 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars te Driebergen gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
WERKZAAMHEDEN Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat ondermeer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van het pensioenfonds daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
OORDEEL Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2004 en van het saldo van baten en lasten over 2004 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 boek 2 BW.
Utrecht, 21 juni 2005
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
55
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
5.2
Actuariële verklaring Wij hebben de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2004 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars gecontroleerd. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld op € 1.539,1 miljoen, waarvan een bedrag van € 19,7 miljoen is herverzekerd. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld overeenkomstig de in de jaarrekening vermelde methoden en grondslagen. De voorziening pensioenverplichtingen is op voldoende voorzichtige grondslagen berekend. Wij zijn van oordeel dat deze voorziening een juist beeld geeft van de omvang van de per 31 december 2004 op het pensioenfonds rustende pensioenverplichtingen. Naar ons oordeel is de voorziening pensioenverplichtingen ten minste gelijk aan de ondergrens van de voorziening pensioenverplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Actuariële Principes Pensioenfondsen, zoals die in februari 1997 door De Nederlandsche Bank zijn gepubliceerd. Het pensioenfonds beschikt per 31 december 2004 over voldoende middelen ter dekking van de ondergrens van de voorziening pensioenverplichtingen inclusief een opslag voor algemene risico’s. Het daarnaast aanwezige weerstandsvermogen, dat dient voor het opvangen van naar redelijkheid te verwachten fluctuaties in de waarde van de aanwezige middelen, bevindt zich onder het benodigde niveau.
Amsterdam, 21 juni 2005
Towers Perrin
56
JAARVERSLAG SBZ 2004
6
Bijlagen
6.1
Aangesloten organisaties Met ingang van de nieuwe pensioenregeling zijn met de deelnemende organisaties aansluitovereenkomsten afgesloten. De overeenkomst loopt standaard voor een periode van vijf jaar. Tevens is in de overeenkomst opgenomen het al of niet gebruik maken van flexibiliseringsmogelijkheden. Per 31 december 2004 kan van aangesloten organisaties onderstaand overzicht worden gegeven: 2004
2003
2002
2001
2000
Ziekenfondsen / Zorgverzekeraars Bovenbouwinstellingen / Verzekeraars Tandheelkundige instellingen Koepel- / Holdingorganisaties RACB’s Informatica-instellingen Trombosediensten / Artsenlaboratoria Overige instellingen
22 9 7 3 1 6 2 12
22 9 7 3 1 4 2 12
21 10 7 4 1 6 2 14
21 9 7 4 1 6 2 14
21 9 7 4 1 6 2 15
Totaal
62
60
65
64
65
Het totaal aantal individuele deelnemers per 31 december 2004 bedraagt 18 (2003: 18).
58
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
6.2
Overzicht en verloop van deelnemers
DEELNEMERS
VERZEKERD VOOR OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOEN
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers met premievrije rechten
VERLOOP
ACTIEVE DEELNEMERS
einde boekjaar
2003
2002
2001
2000
18.053
17.584
17.932
18.399
17.328
13.734
13.026
12.453
11.407
10.713
2004
begin boekjaar bij: nieuwe deelnemers
af: ingang pensioen overlijden vertrokken: * waarde-overdracht * met p.v. rechten * binnen 1 jaar
2004
mannen
vrouwen
totaal
6.364 680
11.220 1.487
17.584 2.167
7.044
12.707
19.751
133 13
86 10
219 23
25 330 97
41 735 228
66 1.065 325
598
1.100
1.698
6.446
11.607
18.053
OVERZICHT GEMIDDELDE LEEFTIJD VAN DE ACTIEVE DEELNEMERS PER 31 DECEMBER IN DE JAREN
2004 2003 2002 2001 2000 1995 1990 1985 1980
59
mannen
vrouwen
totaal
42,2 41,8 41,3 40,9 40,9 41,5 41,8 42,0 43,8
39,1 38,5 37,7 37,1 36,7 36,0 35,3 35,3 36,2
40,2 39,7 39,0 38,5 38,3 38,4 38,5 39,2 41,2
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
DEELNEMERS
VERZEKERD VOOR ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
Deelnemers
VERLOOP
DEELNEMERS
2004
2003
2002
2001
2000
17.612
17.086
17.383
17.809
16.755
2004 mannen
vrouwen
totaal
begin boekjaar alleen verzekerd OP/NP
5.997 370
11.089 145
17.086 515
bij: nieuwe deelnemers
6.367 679
11.234 1.487
17.601 2.166
7.046
12.721
19.767
af: ingang pensioen overlijden ontslag ontslag met p.v. rechten waarde-overdracht
einde boekjaar waarin begrepen alleen verzekerd OP/NP verzekerd voor arbeidsongeschiktheidspensioen
60
133 13 97 330 25
86 11 229 735 41
219 24 326 1.065 66
598
1.102
1.700
6.448
11.619
18.067
330
125
455
6.118
11.494
17.612
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
Van de leeftijdsopbouw van actieve en gewezen deelnemers met premievrije rechten kunnen de volgende grafieken worden gegeven.
DEELNEMERS LEEFTIJDSOPBOUW ACTIEVE ACTIEVE DEELNEMER LEEFTIJDSOPBOUW AANTAL 2500
mannen
mannen
vrouwen
vrouwen
2000
1500
1000
500
0 -<19 20-<24 25-<29 30-<34 35-<39 40-<44 45-<49 50-<54 55-<59 60-<64 LEEFTIJD
LEEFTIJDSOPBOUW DEELNEMERS MET PREMIEVRIJE RECHTEN LEEFTIJDSOPBOUW DEELNEMERS MET PREMIEVRIJE RECHTEN AANTAL 2000
mannen
mannen vrouwen
vrouwen
1500
1000
500
0 -<19
61
20-<24 25-<29 30-<34 35-<39 40-<44 45-<49 50-<54 55-<59 60-<64 LEEFTIJD
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
UITKERINGSGERECHTIGDEN
OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOEN
Het verloop van het aantal gepensioneerden gesplitst naar soort pensioen, is weergegeven in het volgende overzicht:
ouderdomspensioen mannen vrouwen
weduwen- weduwnaars- partnerwezenpensioen pensioen pensioen pensioen
totaal
eindstand 2003 toekenning 2004 beëindiging 2004
1.762 166 92
1.032 134 27
1.254 68 69
88 15 6
8 2 -
93 18 9
4.237 403 203
eindstand 2004
1.836
1.139
1.253
97
10
102
4.437
LEEFTIJDSOPBOUW UITKERINGSGERECHTIGDEN VOOR OUDERDOMSPENSIOEN LEEFTIJDSOPBOUW UITKERINGSGERECHTIGDEN VOOR OUDERDOMSPENSIOEN AANTAL 500
mannen
mannen vrouwen
400
vrouwen
300
200
100
0 -<60
62
60-<64 65-<69 70-<74 75-<79 80-<84 85-<89 90-<94 95-<99
LEEFTIJD
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
GERECHTIGDEN
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
Het verloop van het aantal deelnemers, dat recht heeft op een uitkering en/of voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid is als volgt: mannen
vrouwen
totaal
eindstand 2003 toekenning 2004 beëindiging 2004
305 36 38
939 167 152
1.244 203 190
eindstand 2004
303
954
1.257
Voor 518 van de 1.257 gerechtigden geldt, dat slechts sprake is van voortgezette pensioenopbouw en dat niet langer een aanvulling op de WAO-uitkering wordt betaald.
De eindstand 2004, verdeeld naar leeftijdsklasse, is als volgt: mannen
20 30 40 50 60
tot tot tot tot tot
30 40 50 60 65
jaar jaar jaar jaar jaar
totaal
vrouwen
totaal
in % 31-12-04
31-12-03
4 25 79 130 65
29 215 344 282 84
33 240 423 412 149
2,63 19,09 33,65 32,78 11,85
2,65 19,78 33,84 31,91 11,82
303
954
1.257
100
100
totaal
in %
Verdeeld naar percentage arbeidsongeschiktheid mannen
vrouwen
31-12-04
31-12-03
t/m 25% 26 t/m 50% 51 t/m 75% 76% t/m 100%
27 71 35 170
108 248 76 522
135 319 111 692
10,74 25,38 8,83 55,05
8,68 25,48 9,09 56,75
totaal
303
954
1.257
100
100
63
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
6.3
Overzicht direct vastgoed
Omschrijving object
Jaar van aanschaf
Aankoop waarde €
Jaar van taxatie
Taxatiewaarde per 31-12-04 €
Cuyk
24 eengezinswoningen
1971
570.044
2002
2.600.000
Amsterdam (I)
± 7.200 m2 bedrijfsruimte, 98 flatwoningen
1976/ 1993
9.797.403
2002
22.500.000
Den Bosch
± 2.000 m2 bedrijfsruimte, 23 flatwoningen
1979
4.184.009
2002
4.000.000
Sprang Capelle
± 350 m2 bedrijfsruimte, 8 flatwoningen
1980
1.049.179
2002
1.200.000
Nunspeet
± 1.080 m2 bedrijfsruimte, 8 flatwoningen
1984
1.416.386
2003
2.800.000
Apeldoorn (I)
± 1.560 m2 bedrijfsruimte, 10 flatwoningen
1985
2.666.960
2003
3.957.520
Eindhoven
± 1.150 m2 bedrijfsruimte, 14 flatwoningen
1986
1.894.846
2003
4.000.000
HardinxveldGiessendam
± 3.300 m2 bedrijfsruimte, 28 flatwoningen
1986
4.733.812
2003
8.700.000
De Bilt
28 eengezinswoningen
1987
1.726.199
2003
4.300.000
Utrecht
± 2.800 m2 bedrijfsruimte
1988
2.822.597
2004
4.000.000
Nieuwegein
± 3.700 m2 bedrijfsruimte
1989
4.201.010
2004
3.750.000
De Meern
± 5.200 m2 bedrijfsruimte
1989
2.669.070
2004
3.800.000
Hengelo
± 735 m2 bedrijfsruimten, 33 flatwoningen
1989
2.913.121
2004
4.900.000
Berlicum (II)
± 1.450 m2 bedrijfsruimte, 3 flatwoningen
1990
1.650.160
2001
3.400.000
Wageningen
± 2.750 m2 bedrijfsruimte, 70 hotelappartementen
1990
6.074.231
2001
7.800.000
Naar vervolgblad
64
48.369.027
81.707.520
JAARVERSLAG SBZ 2004
Vervolg overzicht direct vastgoed
Omschrijving object
Jaar van aanschaf
Van voorgaand blad
Aankoop waarde €
Jaar van taxatie
48.369.027
Taxatiewaarde per 31-12-04 € 81.707.520
Apeldoorn (II)
± 5.800 m2 bedrijfsruimte
1990
8.433.190
2001
8.950.000
Amersfoort (I)
± 3.230 m2 bedrijfsruimte
1991
4.200.108
2001
5.100.000
Groningen (I)
± 3.050 m2 bedrijfsruimte
1991
4.056.795
2001
4.500.000
Zoetermeer
± 2.860 m2 bedrijfsruimte
1991
4.124.862
2000
4.300.000
Groningen (II)
± 4.700 m2 bedrijfsruimte
1993
6.109.085
2004
8.800.000
Zeist
± 12.000 m2 bedrijfsruimte
1995
22.234.982
2001
28.500.000
Leidschendam
40 flatwoningen
1995
4.465.169
2004
6.500.000
Rotterdam (I)
± 3.645 m2 bedrijfsruimte
1995
6.299.850
2000
8.300.000
Vlaardingen
± 15.400 m2 bedrijfsruimte
1995
11.895.641
2000
14.000.000
Rotterdam (II)
47 flatwoningen
1998
3.361.748
-
3.361.748
Amersfoort (II)
± 5.330 m2 bedrijfsruimte, 22 flatwoningen
2001
17.688.337
-
17.688.337
Barneveld
± 6.100 m2 bedrijfsruimte
2001
10.088.728
-
10.088.728
Amsterdam (II)
± 12.992 m2 bedrijfsruimte
2001
26.147.198
-
26.147.198
Amersfoort (III)
± 3.360 m2 bedrijfsruimte, 25 flatwoningen
2003
9.839.832
-
9.839.832
Rijswijk
± 750 m2 bedrijfsruimte, 84 flatwoningen
2004
4.868.131
4.868.131
192.182.683
242.651.494
65
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
6.4
Overzicht aandelen en opties 2004 Consumentgoederen
€
Kapitaalgoederen Energie
2003
79.505.825
€
86.195.500
-
43.266.000
-
47.626.500
-
107.567.115
-
93.725.925
Basisgoederen
-
43.773.200
-
40.020.650
Financiële waarden
-
147.426.310
-
134.518.600
Dienstverlening
-
101.972.796
-
92.642.673
Sub-totaal
€ 523.511.246
72,6%
€ 494.729.848
72,9%
Beleggingsfondsen * mondiaal
-
26.906.346
3,7%
Sub-totaal
€ 550.417.592
-
-
23.880.141
3,5%
76,3%
€ 518.609.989
76,4%
170.435.112
23,7%
-
160.285.775
23,6%
€ 720.852.704
100%
€ 678.895.764
100%
Discretionair beheer * wereldwijde mandaten Marktwaarde per 31 december
Per balansdatum zijn er geen lopende optie-contracten.
66
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
6.5
Overzicht obligaties (in eigen beheer) A.
GROEPERING
NAAR BRANCHE:
EMU obligaties 31-12-2004
31-12-2003
Staatsleningen
€ 383.344.942
€ 312.346.140
Banksector
-
14.194.989
-
14.193.491
Diversen
-
21.044.093
-
20.597.104
Waarde per 31 december
€ 418.584.024
€ 347.136.735
EMU obligaties 31-12-2004
31-12-2003
B.
GROEPERING
NAAR INTRESTTYPE:
van 3% tot 4%
€
10.337.589
-
0
van 4% tot 5%
-
109.306.567
-
68.297.517
van 5% tot 6%
-
175.349.018
-
160.695.783
van 6 %tot 7%
-
123.539.333
-
72.749.167
van 7% tot 8%
-
0
-
45.287.614
van 8% tot 9%
-
51.517
-
106.654
Waarde per 31 december
€ 418.584.024
67
€ 347.136.735
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
6.6
Overzicht restant-hoofdsommen hypotheken A.
GROEPERING
NAAR INTRESTTYPE:
2004 aantal
2003 aantal
van 3%
tot
4%
11
€
1.014.051
10
€
van 4%
tot
5%
112
-
7.500.154
120
-
7.760.098
van 5%
tot
6%
488
-
29.912.623
545
-
34.395.359
van 6%
tot
7%
291
-
18.712.557
347
-
21.831.488
van 7%
tot
8%
32
-
1.686.220
41
-
2.294.002
van 8%
tot
9%
8
-
439.804
13
-
710.370
van 9%
tot
10%
1
-
39.000
1
-
39.000
59.304.409
1.077
943
€
Gemiddelde rentevoet van de per ultimo uitstaande hypotheken
B.
GROEPERING
€
5,74%
853.185
67.883.502
5,78%
NAAR RISICO-CATEGORIE:
2004
2003 aantal
aantal Gemeente- c.q. NHG-garantie
215
€
12.019.255
257
€
14.292.230
tot 75% executiewaarde
698
-
46.227.707
787
-
52.755.323
30
-
1.057.448
33
-
835.949
943
€
59.304.409
1.077
vanaf 75% executiewaarde
68
€
67.883.502
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
6.7
Overzicht restant-hoofdsommen leningen op schuldbekentenis A.
VERDELING
NAAR GROEPEN:
2003
2004 aantal
aantal Gegarandeerd door Overheid Diversen
B.
GROEPERING
16
€
20.460.504
26
€
28.028.523
3
-
7.600.819
6
-
8.178.216
19
€
28.061.323
32
€
36.206.739
NAAR INTRESTTYPE:
2004 aantal
aantal
van 5%
tot
6%
2
€
van 6%
tot
7%
5
van 7%
tot
8%
van 8%
tot
van 9% van 10%
6.813.511
2
€
-
412.670
7
-
498.090
8
-
8.611.335
13
-
15.811.491
9%
2
-
140.733
6
-
1.299.544
tot
10%
1
-
510.503
3
-
663.881
tot
11%
1
-
11.572.571
1
-
11.113.416
19
€
28.061.323
32
€
36.206.739
Gemiddelde rentevoet van de per ultimo uitstaande leningen op schuldbekentenis
69
2003
8,28%
6.820.317
8,10%
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
70
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
71
JAARVERSLAG SBZ 2004
SBZ
72
JAARVERSLAG SBZ 2004