SBZ jaarverslag 2005
SBZ jaarverslag 2005
SBZ STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS
SBZ
De balans van een pensioenfonds wordt steeds belangrijker. De dekkingsgraden van pensioenfondsen zijn regelmatig onderwerp van gesprek of discussie. De fotografie in dit jaarverslag besteed aandacht aan het fenomeen “balans”.
Vormgeving Fotografie Druk
2
: Studio Rietvelt, IJsselstein : Datema & Mulder, Everdingen : De Lekstroom, Nieuwegein
JAARVERSLAG SBZ 2005
Inhoudsopgave
SBZ
1
Kengetallen
4
2
Algemeen
5
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Jaarverslag Verslag van het Bestuur Verslag van de Beleggingscommissie Verslag van de Auditcommissie Verslag van de Deelnemersraad Verslag van de Commissie van Beroep Verslag van de Uitvoeringsorganisatie Slotopmerking
8 8 18 26 29 33 35 35
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2
38 38 40 41 41 41 42 43 43
4.5 4.5.1 4.5.2 4.6 4.7 4.8
Jaarrekening 2005 Balans per 31 december 2005 (na resultaatverwerking) Staat van baten en lasten 2005 Toelichting op de balans en staat van baten en lasten Activiteiten Beschrijving pensioenregeling Premievaststelling 2005 Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening Financiële instrumenten Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de bepaling van het saldo van baten en lasten Toelichting op de onderscheiden posten van de balans en de staat van baten en lasten Balans Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Statutaire regeling betreffende de bestemming van het saldo van baten en lasten Bestemming van het saldo van baten en lasten over het boekjaar
4.9 4.10 4.11 4.12 4.13
Bijlagen bij de jaarrekening Overzicht direct vastgoed Overzicht aandelen en opties Overzicht obligaties Overzicht restant-hoofdsommen hypotheken Overzicht restant-hoofdsommen leningen op schuldbekentenis
67 67 69 70 71 72
5 5.1 5.2
Overige gegevens Actuariële verklaring Accountantsverklaring
73 73 75
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Overige bijlagen Aangesloten organisaties Overzicht en verloop van deelnemers Personalia Verklarende woordenlijst
77 77 78 83 84
3
43 49 49 58 64 65 65
JAARVERSLAG SBZ 2005
1
Kengetallen
2005
2004
2003
2002
2001
Deelnemers verzekerd voor ouderdomsen nabestaandenpensioen (OP/NP)
19.629
18.053
17.584
17.932
18.399
Deelnemers in de arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOG)
19.198
17.612
17.086
17.383
17.809
Verzekerden met premievrije aanspraken
15.306
13.734
13.026
12.453
11.407
Pensioengerechtigden met een ouderdoms- en nabestaandenpensioen
4.715
4.437
4.237
4.030
3.836
Rechthebbenden op arbeidsongeschiktheidspensioen
1.193
1.257
1.244
1.248
1.222
65
62
60
65
64
Premies Premie-korting
85.786 0
94.902 1.241
93.919 19.066
93.191 32.345
85.098 31.475
Premie-opbrengst
85.786
93.661
74.853
60.846
53.623
Uitkeringen
65.403
62.395
56.568
51.118
46.283
Aantallen
Aangesloten organisaties Bedragen (x € 1.000,-) / Procenten
Marktwaarde beleggingen Performance Vijfjaarsgemiddelde Tienjaarsgemiddelde Voorzieningen pensioenverplichtingen (VPV) eigen rekening Voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen Totaal technische voorzieningen Vrije reserve *) Reserve beleggingsrisico’s Dekkingsgraad Saldo boekjaar *)
2.237.350 1.819.180 +14,4% +7,1% +3,4% +1,4% +8,1% +8,3%
1.684.547 1.534.095 1.690.673 -9,9% -0,9% +8,1% +3,9% +9,3% +3,0% +8,4% +11,0% +7,1%
1.750.108 1.519.442
1.410.057 1.325.714 1.198.052
19.206
19.689
1.769.314 1.539.131
22.059
23.229
27.262
1.432.116 1.348.943 1.225.314
87.505
16.792
80.484
222.497
391.827
412.057
313.904
183.999
0
118.815
129%
122%
119%
117%
143%
168.866
66.213
41.986
-288.145
-130.106
*) In de vergelijkende cijfers over 2004 en 2003 is een stelselwijziging met betrekking tot de vorming van reserveringen voor personeelsbeloningen met terugwerkende kracht doorgevoerd. Dit leidt in 2003 tot een extra last van € 651.000 en in 2004 tot lagere last (bate) van € 33.000. 4
JAARVERSLAG SBZ 2005
2
Algemeen
Bestuur Overeenkomstig de desbetreffende bepaling in de statuten bestaat het bestuur uit acht leden waarvan de helft wordt aangewezen door (de vereniging) Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de andere helft door de werknemersorganisaties. Per 31 december 2005 was de samenstelling: Aftredend per J.R.P. van den Brink J.C.A. Kestens, penningmeester P.T.G. Lafranca, voorzitter 3) P. Zuidema 2)
1)
J.G.A. van den Brink, vice-voorzitter J.C. Dwarswaard, secretaris 1) A.W.M. Geels R. Knopperts 1) 2) 3)
3)
ZN Idem Idem Idem
01-01-2007 01-01-2006 01-01-2008 01-01-2009
FNV Bondgenoten De Unie CNV Dienstenbond FNV Bondgenoten
01-01-2007 01-01-2006 01-01-2008 01-01-2009
Herbenoemd tot 01-01-2010. Herbenoemd voor onbepaalde tijd doch uiterlijk tot 01-01-2009. Jaarlijks wisselend voorzitterschap.
Deelnemersraad D. Blanken D.J.W. Detmar H. van Dijk M. Hayma 1) F. Hofstra, voorzitter T.J. van Hout 1) M. Huijsen B.J. Jansonius 2) L. Putuhena 1) J.M. van Zwieten, vice-voorzitter 1) 2)
Aftredend per
1)
01-01-2008 01-01-2008 01-01-2008 01-01-2006 01-01-2008 01-01-2006 01-01-2008 01-01-2006 01-01-2006 01-01-2006
Per 1 januari 2006 zijn de betrokken leden herbenoemd tot 1 januari 2009. Per 1 januari 2006 opgevolgd door de heer H.A.M. Acampo
Commissie van Beroep E.N. Buyserd G.H. van den Hoven A.E.C. Pothuizen, voorzitter J. van Veen W. Zeijlstra I.M. Landa, secretaris van de commissie
5
C.S.O. De Unie CNV Dienstenbond FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten De Unie FNV Bondgenoten De Unie (gepensioneerde) CNV Dienstenbond FNV Bondgenoten
Aftredend per 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2007 01-01-2007
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Voorzittersoverleg J.G.A. van den Brink P.T.G. Lafranca
Auditcommissie J.C. Dwarswaard J.C.A. Kestens
Beleggingscommissie J.C. Dwarswaard J.C.A. Kestens
Directie P.R. van Gemst G.T.J. Meulenbroek
directeur financiën en beleggingen directeur pensioenen (tevens voorzitter van de directie)
Adviseurs Actuaris Accountant Medisch adviseur Beleggingsadviseurs
Towers Perrin PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. A.L.J.E. Martens Capital Management Consultants B.V. Watson Wyatt
Adresgegevens Bezoekadres: Postadres: E-mail: Internet: Telefoon: Telefax:
6
Hoofdstraat 256, 3972 LK Driebergen-Rijsenburg (statutair gevestigd te Zeist) Postbus 109, 3970 AC Driebergen-Rijsenburg
[email protected] www.sbz.nl 0343 - 534000 0343 - 534009
JAARVERSLAG SBZ 2005
3
Jaarverslag
3.1
Verslag van het Bestuur Algemeen De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten: het bestuur bestuurt de Stichting, bepaalt het te voeren beleid en draagt zorg voor de realisering van het beleid. Het bestuur laat zich hierin bijstaan door een medisch adviseur, een register-accountant, een actuaris A.G. en een uitvoeringsorganisatie onder leiding van een directie. Het bestuur heeft uit haar midden een auditcommissie en beleggingscommissie ingesteld. De Stichting stelt zich ten doel, overeenkomstig de voorwaarden uit het pensioenreglement, uitkeringen te verstrekken aan (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Het beleid is erop gericht dit doel zeker te stellen. Door middel van het jaarverslag wordt een beeld gegeven omtrent de toestand op balansdatum en de gang van zaken gedurende het boekjaar en worden mededelingen gedaan omtrent de verwachte gang van zaken. In 2005 is het bestuur viermaal op reguliere basis bijeengekomen. Daarnaast hebben in 2005 plaatsgevonden: - een aparte bestuursbijeenkomst ten aanzien van het Financieel Toetsingskader (FTK); - een met de deelnemersraad gecombineerde vergadering ten aanzien van FTK; - een met de deelnemersraad gecombineerde vergadering ten aanzien van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (wet VPL). De belangrijkste ontwikkelingen in 2005 en de dientengevolge genomen besluiten van het bestuur zijn onderstaand opgenomen. Reïntegratie arbeidsongeschikten Door wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidswetgeving is er onrust ontstaan onder arbeidsongeschikte deelnemers. De verwachting is dat de herbeoordelingsoperatie van UWV voor een aantal arbeidsongeschikten zal leiden tot een daling van hun arbeidsongeschiktheidsgraad. Deze deelnemers komen voor de mate van daling dus weer beschikbaar voor de arbeidsmarkt met bijbehorende sollicitatieplicht. Het bestuur heeft naar aanleiding hiervan in samenwerking met twee reïntegratiebedrijven een reïntegratieproject opgestart, waarvan de daarvoor geselecteerde arbeidsongeschikte deelnemers op vrijwillige basis gebruik kunnen maken. Het project is vastgelegd in een projectplan reïntegratie. Het projectplan is besproken met UWV. Medewerking van UWV aan het project is noodzakelijk omdat SBZ wenst te voorkomen dat arbeidsongeschikte deelnemers zowel in het reïntegratietraject via SBZ worden opgenomen als worden benaderd voor een herbeoordeling door UWV. Onderdeel van het projectplan is dan ook dat, mocht er sprake zijn van herbeoordeling, overleg zal plaatsvinden alvorens betrokkene door UWV wordt benaderd. Om het project zo succesvol mogelijk te maken is daarnaast betrokkenheid van de bij SBZ aangesloten organisaties onontbeerlijk. Het kan gaan om deelnemers, die nog gedeeltelijk werkzaam zijn bij aangesloten organisaties. Het kan ook gaan om deelnemers, die reeds “uit beeld” waren bij aangesloten organisaties, maar die zich na de herbeoordeling weer melden met betrekking tot hun oude baan. En tot slot betreft het deelnemers met werkervaring
8
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
binnen de branche, die dus bij voorkeur ook weer binnen de branche geplaatst kunnen worden. Ten aanzien van dat laatste is dan ook speciale aandacht voor het opzetten van een banenproject binnen de branche. Financieel Toetsingskader (FTK) Het FTK vormt een onderdeel van de nieuwe Pensioenwet, die naar verwachting 1 januari 2007 van kracht zal worden. De nieuwe Pensioenwet is onderwerp van bespreking binnen het bestuur in 2006. Vooruitlopend op de nieuwe Pensioenwet heeft het bestuur in 2005 ten aanzien van FTK al een aantal besluiten genomen. Deze besluiten zijn gebaseerd op de volgende belangrijkste conclusies ten aanzien van FTK: - De financiële positie van het fonds wordt onder FTK sterk afhankelijk van de rentestand. - Het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid moet onder FTK anders geformuleerd gaan worden. - Ten aanzien van beleggingsbeleid geldt dat de huidige mix verder geoptimaliseerd kan worden door onder meer een betere spreiding. - Een hoge mate van toekenning van toeslagen vereist een hoge Algemene reserve, waarbij bovendien sprake moet zijn van een goed gevulde beleggingsbuffer. - Een volledige (onvoorwaardelijke) indexatieambitie leidt tot zeer hoge premies. - Premiestabilisatie middels een vaste rekenrente is mogelijk.
PREMIESTABILISATIE De premie heeft betrekking op de onvoorwaardelijke onderdelen (de nominale verplichtingen) van de regeling. Bij SBZ zijn dit: - de jaaropbouw van OP, NP en TOP (comingservice OP/NP/TOP); - de voor dat jaar op basis van de algemene loonindex toegekende verhoging van de opgebouwde rechten OP en NP van actieve deelnemers (na-indexatie OP/NP); - de voor dat jaar toegekende verhoging over achterliggende deelnemersjaren van het TOP van actieve deelnemers (backservice TOP); - de premies voor arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico voor dat jaar. Het bestuur acht een rekenrente van 4% op de lange termijn voor deze onderdelen verdedigbaar. Het verondersteld rendement bedraagt (uitgaande van de veronderstelde rendementen uit de ALM-studie gecombineerd met de strategische mix) 4,94%. Dit is meer dan 4%. Een rekenrente van 4% zou dus voldoende moeten zijn om de nominale verplichtingen te dekken. Het bestuur heeft dan ook besloten tot premiestabilisatie middels een te hanteren rekenrente van 4%. Stabilisatie van de premie wordt verder bewerkstelligd middels het vormen van een premieegalisatiereserve op momenten dat de premie volgens FTK lager zou zijn dan de premie op basis van de uniforme rente van 4%. Teneinde te monitoren of een rekenrente van 4% op de lange termijn te verdedigen is, zal de werkelijk benodigde premie zichtbaar worden gemaakt gegeven de ontwikkeling van de lange rente (respectievelijk het rendement) gedurende het jaar. In 2005 daalde de lange rente en werd het verschil tussen de lange en korte rente kleiner. Eind 2004 was de spreiding van de rente afhankelijk van de looptijd 2,363% (kort) tot 4,583% (lang). Eind 2005 was deze spreiding: 2,874% respectievelijk 3,838%. Het rendement over 2005 daarentegen bedroeg 14,4%. 9
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Voor 2006 is de verwachting dat de lange rente licht zal stijgen en dat het verschil tussen de lange en korte rente klein zal zijn. Het verondersteld rendement in 2006 (op grond van voorzichtige aannames) bedraagt 5,4%.
KOSTENOPSLAGEN De huidige kostenopslagen dekken de werkelijke kosten meer dan voldoende. De afgelopen jaren werd gemiddeld genomen een positief resultaat van zo’n € 3 miljoen gerealiseerd op kosten. Voor 2006 is de verwachting echter dat als gevolg van de introductie van een nieuwe pensioenregeling het resultaat op kosten sterk zal dalen. Verder bestaat er nog veel onduidelijkheid over de vast te stellen solvabiliteitsopslag. De solvabiliteitsopslag is de opslag op de premie die benodigd is om de evenwichtssituatie te bereiken en/of in stand te houden. De vaststelling van deze opslag laat zich moeilijk exact bepalen omdat deze mede afhankelijk is van gekozen uitgangspunten ten aanzien van beleggings- en toeslagenbeleid en de verwachte ontwikkelingen daaromtrent binnen een periode van één respectievelijk vijftien jaar. Grofweg kan de solvabiliteitsopslag variëren van 0% tot 25%. In afwachting van de invloed van FTK en de introductie van de nieuwe pensioenregeling op het resultaat op kosten voor de komende jaren heeft het bestuur besloten de bestaande kostenopslagen, te weten een administratiekostenopslag van 6% en een excassokostenopslag van 2,5%, te handhaven.
TOESLAGENBELEID De toeslag is gekoppeld aan een ex ante bepaalde maatstaf, het CPI alle huishoudens afgeleid. Dit houdt in dat bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag door het bestuur rekening wordt gehouden met de prijsinflatie gedurende een jaar. De toeslag is echter afhankelijk van de overrendementen. Er wordt geen premie betaald voor toekomstige toeslagen. Het bestuur is zich bewust van het feit dat deze afhankelijkheid, gegeven de huidige economische omstandigheden en de financiële positie van het fonds, een grote kans op onvolledige toeslagverlening gedurende meerdere jaren tot gevolg kan hebben. Het vastleggen van andere afhankelijkheidsnormen betekent onder FTK echter hogere financieringseisen waardoor per saldo minder ruimte voor toeslagen ontstaat. Gegeven de ruimte vóór het toekennen van toeslagen leidt minder zekerheid tot hogere toeslagen, omdat bij meer zekerheid eerst een gedeelte van de ruimte moet worden aangewend voor het veiligstellen van die hogere zekerheid.
VASTSTELLING
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN (VPV)
Onder het FTK zal de voorziening pensioenverplichtingen worden vastgesteld aan de hand van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
BELEGGINGSBELEID Het beleggingsbeleid en de risico’s die daarmee gepaard gaan zijn onder het FTK zeer bepalend voor de hoogte van het vereist eigen vermogen. Zowel het belegd vermogen als de voorziening pensioenverplichtingen wordt op marktwaarde vastgesteld. Als gevolg van verschillen in looptijd tussen beleggingen en verplichtingen ontstaat een renterisico. 10
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Met betrekking tot het neerwaarts beleggingsrisico heeft het bestuur het volgende besloten: - door afdekking van het renterisico worden andere ongewenste risico’s geïntroduceerd; - SBZ neemt bewust het risico, dat de rente in het ultra lange stuk onder 3% zakt; - SBZ verlengt de looptijd van de vastrentende portefeuille op momenten, dat de marktrente dit toestaat (gedacht wordt aan een gefaseerde verlenging waneer de lange rente structureel hoger is dan 4%). Verder heeft het bestuur aan de beleggingscommissie de opdracht gegeven, uitgaande van het bestaande rendement-risicoprofiel, verdere portefeuille-optimalisatie uit te werken (zie het verslag van de beleggingscommissie).
RESERVETEKORT Er is onder het FTK sprake van reservetekort als het belegd vermogen hoger is dan 105% van de VPV, maar lager dan 100% van de VPV plus het door DNB vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen is de buffer, die volgens door DNB vastgestelde richtlijnen nodig is om mogelijke beleggingsrisico´s te ondervangen. In geval van reservetekort is er dus, naar het oordeel van DNB, onvoldoende vermogen om eventuele beleggingstegenvallers op te vangen met betrekking tot de onvoorwaardelijke verplichtingen. Er is dan in principe geen ruimte voor toeslagen en zeker niet voor premiekorting. Het fonds dient, in geval van een reservetekort, bij DNB een herstelplan in te dienen dat er in voorziet dat de situatie van reservetekort in maximaal 15 jaar wordt ingelopen. Het bestuur heeft besloten dat, zolang er sprake is van reservetekort volgens de FTK-normen, er geen toeslagen worden toegekend alsmede geen premiekorting aan aangesloten organisaties.
ALGEMENE
RESERVE
Het bestuur heeft besloten de algemene reserve (gegeven een volledig gefinancierde beleggingsbuffer) in volgorde van prioriteit aan te wenden voor: 1. een toeslag in de vorm van een gedeeltelijke of gehele prijsindexatie voor slapers en gepensioneerden; 2. een toeslag in de vorm van een gedeeltelijke of gehele prijsindexatie voor actieven; 3. een toeslag in de vorm van het verschil tussen loon- en prijsindex voor de actieven; 4. extra toeslagen (geen inhaalindexatie) en/of premiekorting op de comingservicekoopsom. Er kan slechts sprake zijn van toekenning van (een deel van) een hoger nummer, wanneer het voorgaande nummer volledig (100%) is toegekend en de algemene reserve overeenkomstig is verlaagd. Ten aanzien van de punten 2) en 3) geldt dat het bestuur over de mogelijkheid beschikt bij aangesloten organisaties een opslag op de premie te leggen ter grootte van het verschil tussen de uit de algemene reserve toe te kennen toeslag en de aan actieven onvoorwaardelijk toegezegde loonindex.
11
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (wet VPL) Per 1 januari 2006 is de wet VPL van kracht. In hoofdlijn komt deze wet erop neer dat de omkeerregel met betrekking tot pensioen vóór 65 jaar wordt afgeschaft. Premies met betrekking tot pensioen vóór 65 jaar zijn dientengevolge niet langer aftrekbaar. In de wet VPL is een overgangsrecht opgenomen voor deelnemers, die geboren zijn vóór 1 januari 1950. Naar aanleiding van deze wet zijn CAO-partijen in 2005 met elkaar in onderhandeling getreden over een nieuwe pensioenregeling. Het onderhandelingsakkoord ten aanzien van pensioen is vervolgens aan het bestuur voorgelegd met het verzoek tot uitvoering. Het bestuur heeft het verzoek ingewilligd. Per 1 januari 2006 geldt de volgende standaard pensioenregeling op hoofdlijnen: Deelnemerschap: Alle per 31 december 2005 aanwezige deelnemers alsmede degenen die op of na 1 januari 2006 als deelnemer worden aangemerkt. Type regeling: Middelloon met, voor actieve deelnemers, onvoorwaardelijke na-indexatie per 1 januari o.b.v. de algemene loonstijging binnen de CAO Zorgverzekeraars tussen 2 januari van het voorafgaande jaar en genoemde 1 januari. (Standaard) Pensioenleeftijd: 65 jaar. Pensioengevend salaris: Jaarsalaris inclusief 13e maand en vakantietoeslag. Franchise: € 13.365,- (per 1 januari 2006). De franchise wordt jaarlijks per 1 januari aangepast o.b.v. de algemene loonstijging binnen de CAO Zorgverzekeraars tussen 2 januari van het voorafgaande jaar en genoemde 1 januari. Pensioengrondslag: Pensioengevend salaris minus franchise. Opbouwpercentage ouderdomspensioen: 2,25% van de pensioengrondslag. Nabestaandenpensioen: 65% van het ouderdomspensioen. Wezenpensioen: 13% van het ouderdomspensioen. Tijdelijk nabestaandenpensioen: Anw-hiaat. Arbeidsongeschiktheidspensioen, WAO-gerelateerd: Tweede tot en met het zesde ziektejaar aanvulling tot 80% salaris, daarna tot 70%. WIA-gerelateerd: Derde tot en met het zesde ziektejaar aanvulling tot 80% salaris, daarna tot 70% onder de aanname van een volledige benutting van de resterende arbeidscapaciteit. Collectieve overgangsmaatregelen in de pensioensfeer: Geen. Het pensioenreglement en de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) zijn overeenkomstig aangepast.
12
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Reglement beleggingscommissie en reglement auditcommissie In 2005 heeft het bestuur een nieuw reglement beleggingscommissie en een reglement auditcommissie vastgesteld. Voor een beschrijving op hoofdlijnen wordt verwezen naar de afzonderlijke verslagen van beide commissies in dit jaarverslag. Pensioenfonds Transparantie Benchmark 2005 In 2005 heeft SBZ deelgenomen aan de Pensioenfonds Transparantie Benchmark van Boer & Croon. In deze benchmark wordt SBZ op een groot aantal punten qua transparantie vergeleken met zes andere grote bedrijfstakpensioenfondsen uit Nederland. Op de meeste punten scoorde SBZ gemiddeld of bovengemiddeld. De in de benchmark genoemde verbeterpunten zullen door SBZ worden opgepakt om de transparantie nog verder te vergroten. De belangrijkste verbeterpunten zijn: - De rekenmodule koppelen aan het individueel pensioenportaal op internet. - De toegankelijkheid van het jaarverslag verbeteren. - Toekomstverwachtingen en vergelijkingen met andere benchmarks opnemen in het jaarverslag met betrekking tot beleggingsbeleid. - Het toeslagenbeleid met voorbeelden/verwachtingen verduidelijken. - Met betrekking tot FTK de samenhang tussen de diverse sturingsmechanismen op even begrijpelijke en toegankelijke wijze als thans het geval is uiteenzetten. - Pension Fund Governance incorporeren in de organisatie. - De bevoegdheden en adviezen van de deelnemersraad kenbaar maken aan de achterban. Pension Fund Governance (PFG) Onder andere de financiële ontwikkelingen hebben geleid tot een roep om professionalisering en geïntensiveerd toezicht bij pensioenfondsen (Pension Fund Governance). In een advies van de Stichting van de Arbeid (STAR) over PFG komen zaken aan de orde als zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Via de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) is het bestuur verzocht een reactie te geven op de concept principes PFG van de STAR. Het bestuur heeft enkele kanttekeningen geplaatst bij de concept principes, met name gericht op de mogelijkheden tot behoud van de bestaande rechtspositie van de deelnemersraad. Het verheugt het bestuur dat in de definitieve principes met deze kanttekeningen rekening is gehouden. In 2006 zal het bestuur, waar nodig, verdere invulling geven aan de principes. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn: - Verdere verbetering van de deskundigheid van bestuur en deelnemersraad. - Verdere inrichting van verantwoording (via een verantwoordingsorgaan). - Verdere inrichting van intern toezicht (via visitatie, een intern toezichtsorgaan, een one tier board of een auditcommissie). Waar nodig zullen de statuten, het jaarverslag, de actuariële en bedrijfstechnische nota en de diverse reglementen worden aangepast. Onder andere in het kader van PFG heeft het bestuur in 2005 besloten het vermogensbeheer volledig uit te besteden, waar in 2005 nog circa 2/3e van het belegd vermogen in eigen beheer werd gehouden. Verdere informatie is opgenomen in het verslag van de beleggingscommissie. Medio 2006 zal het bestuur zich beraden over mogelijke herstructurering van de pensioenadministratie. 13
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Beleggingsbeleid Met betrekking tot het beleggingsbeleid heeft het bestuur de adviezen van de beleggingscommissie gevolgd. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het verslag van de beleggingscommissie in dit jaarverslag. Toeslagenbeleid In de actuariële en bedrijfstechnische nota is vastgelegd dat, afhankelijk van de actuele financiële positie van SBZ, toeslagen aan gepensioneerden en slapers kunnen worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan een prijsindex. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt geen premie in rekening gebracht voor deze toeslagen. De toeslagen aan actieve deelnemers worden jaarlijks toegekend. Voor de toeslagen aan de actieve deelnemers kan een koopsom in rekening worden gebracht bij de aangesloten organisaties. Afhankelijk van de financiële positie van SBZ kan er een korting worden verleend op de koopsom. Maatgevend voor de hoogte van de toeslagen aan gepensioneerden en slapers en voor de hoogte van de korting op de koopsom voor de toeslagen aan de actieve deelnemers is de netto dekkingsgraad, zijnde het totale vermogen verminderd met de beleggingsreserve en vervolgens uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen. De hoogte van de toeslagen en koopsomkorting in enig jaar wordt jaarlijks in december van het voorgaande jaar door het bestuur vastgesteld aan de hand van de verwachte financiële positie per 31 december van het voorgaande jaar. Per 31 december 2005 bedroeg de geschatte netto dekkingsgraad 99%. Op grond van de beleidsstaffel, die dient als richtlijn, was er geen ruimte om per 1 januari 2006 toeslagen aan gepensioneerden en slapers en geen ruimte om een korting op de koopsom voor de toeslagen aan de actieve deelnemers toe te kennen. Het bestuur heeft echter de bevoegdheid van de beleidsstaffel af te wijken wanneer hiervoor gegronde redenen zijn. Ten aanzien van de gepensioneerden uit de regeling van vóór 1 januari 2000 is het bestuur van mening dat er sprake is van gegronde redenen. Deze personen hebben namelijk niet kunnen profiteren van de verbetering van de pensioenregeling van 31 december 1999 naar 1 januari 2000. Aan hen is per 1 januari 2006 ter compensatie 1% toeslag toegekend. Voor de overige gepensioneerden en de slapers ziet het bestuur geen gegronde redenen van het niet toekennen van een toeslag af te wijken. Weliswaar was het beleggingsrendement in 2005 met 14,4% hoger dan op voorhand ingeschat (6,2%), de hoogte van de marktrente (minder dan de benodigde rekenrente van 4%) baart het bestuur zorgen, mede gelet op de komst van het FTK. Voor 2006 wordt geen grote stijging van de marktrente verwacht en ook het beleggingsrendement wordt voor 2006 voorzichtig ingeschat (5,4%). Het overrendement is geheel benodigd om de VPV en de beleggingsbuffer op het vereiste niveau te brengen. Op basis van dezelfde overwegingen ziet het bestuur ook geen gegronde redenen om van het volledig in rekening brengen van de koopsom voor de toeslagen aan de actieve deelnemers af te wijken.
14
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Premiebeleid In de actuariële en bedrijfstechnische nota is het premiebeleid als volgt vastgelegd. De premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief de benodigde opslagen voor kosten en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). Afhankelijk van de financiële positie van SBZ kan er een korting worden verleend op de premie. Maatgevend voor de premiekorting is de netto dekkingsgraad, zijnde het totale vermogen verminderd met de beleggingsreserve en vervolgens uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen. De hoogte van de premiekorting in enig jaar wordt jaarlijks in december van het voorgaande jaar door het bestuur vastgesteld aan de hand van de verwachte financiële positie per 31 december van het voorgaande jaar. Per 31 december 2005 bedroeg de geschatte netto dekkingsgraad 99%. Op grond van de beleidsstaffel, die dient als richtlijn, was er geen ruimte om per 1 januari 2006 premiekorting te verlenen. Het bestuur heeft echter de bevoegdheid van de beleidsstaffel af te wijken wanneer hiervoor gegronde redenen zijn. Voor 2006 is het bestuur van mening dat op grond van dezelfde overwegingen als genoemd onder toeslagenbeleid er geen gegronde redenen zijn om van het niet toekennen van een premiekorting af te wijken. De premie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt separaat vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. Als gevolg van het verlengen van wachttijd voor de WAO van één jaar naar twee jaar is over 2005 echter geen waarnemingsmateriaal over nieuwe instroom beschikbaar. Ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidspremie ziet het bestuur zich verder geconfronteerd met de komst van de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) per 29 december 2005. Onduidelijk is in hoeverre door de nieuwe wet veranderingen in de arbeidsongeschiktheidspopulatie zullen optreden. De dekking die door SBZ onder WIA wordt gegeven is als volgt: - 80% respectievelijk 70% (zie ook schema op bladzijde 16) van het jaarsalaris tot de pensioendatum (of eerder moment van overlijden of revalidering); - vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage dat hoort bij de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de rechthebbende op grond van de WIA is ingedeeld; - verminderd met de WIA-uitkering uitgaande van de veronderstelling dat de rechthebbende de resterende arbeidscapaciteit volledig benut. Deze dekking sluit aan bij het uitgangspunt dat de stimulans tot werken niet mag worden weggenomen door een uitkering vanuit het pensioenfonds. Het kabinet is op dit punt ook helder: pensioenfondsen mogen het WGA-hiaat, dat ontstaat als gevolg van het niet benutten van de resterende verdiencapaciteit, niet verzekeren. Het kabinet stelt zich hierbij op het standpunt dat deze dekking immers geen dekking als gevolg van arbeidsongeschiktheid is maar een dekking als gevolg van werkeloosheid (betrokkene benut immers zijn resterende verdiencapaciteit niet volledig).
15
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Deze dekking houdt ook in dat voor de categorie minder dan 35% arbeidsongeschikt geen aanvulling vanuit het pensioenfonds wordt verstrekt. Dit strookt met het uitgangspunt van de overheid dat voor deze categorie zoveel mogelijk passende arbeid bij de werkgever moet worden gevonden. Wanneer wel een aanvulling zou worden verstrekt wordt ook hier een stimulans weggenomen. Het WGA-hiaat, dat ontstaat als gevolg van het niet benutten van de resterende verdiencapaciteit, wordt dus niet door SBZ gedekt. De redenen hiervoor zijn voorstaand opgenoemd. Wat wel gedekt wordt door SBZ is het zogenaamde WGA-excedent-hiaat. Gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemers met een resterende verdiencapaciteit, die hoger is dan het maximum dagloon, vallen immers terug naar een bodemvoorziening, wanneer ze juist wel de volledige resterende verdiencapaciteit benutten. Overigens heeft het kabinet al aangekondigd dit onbedoelde gevolg via nadere wetgeving te zullen wegnemen. In vergelijking met de WAO verwacht het bestuur dat de schadelast per saldo kan afnemen. In vergelijking met de WAO-problematiek geldt immers dat er bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering van SBZ onder WIA in de lastensfeer sprake is van een vrijval WAO-hiaat, waar een hoger (WGA-)excedent(-hiaat)-risico tegenover staat en dat de dekking voor de categorie tot 35% arbeidsongeschikt komt te vervallen. In lijn hiermee heeft het bestuur besloten voor 2006 de premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering als volgt vast te stellen (met tussen haakjes de cijfers 2005):
80% aanvulling gedurende derde tot en met het zesde ziektejaar; 70% daarna
80% aanvulling tot de pensioen datum
Premievrije voortzetting pensioenopbouw
n.v.t.
7,0% (7,0%)
Premie voor de pensioenopbouw in het boekjaar
Aanvulling tot 80% respectievelijk 70% van het salaris tot maximum dagloon
1,0% (1,3%)
1,4% (1,8%)
Salaris tot maximum dagloon
Aanvulling tot 80% van het salarisdeel boven maximum dagloon
2,0% (2,0%)
2,2% (2,2%)
Salarisdeel boven maximum dagloon
16
Basis voor de premie vaststelling
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
3.2
Verslag van de beleggingscommissie Algemeen De beleggingscommissie ondersteunt het bestuur met betrekking tot het beleggingsbeleid. In de beleggingscommissie hebben minimaal één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid zitting. De beleggingscommissie laat zich bijstaan door de uitvoeringsorganisatie en kan zich verder laten bijstaan door één of meerdere adviseurs. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de beleggingscommissie zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Tot de taken van de beleggingscommissie behoren: - de opstelling van het jaarlijks beleggingsplan; - de vaststelling van de strategische beleggingsmix en bijbehorende normportefeuille binnen het door het bestuur vastgesteld beleid; - het toezicht op de juiste uitvoering van de verplichtingen in het kader van Corporate Governance. De beleggingscommissie heeft de volgende bevoegdheden: - koop, verhuur en verkoop van onroerend goed binnen het door het bestuur vastgesteld beleid; - tactische onder- of overweging van de diverse beleggingstitels binnen de door het bestuur gestelde bandbreedtes; - tactische verkorting of verlenging van de duration van de vastrentende portefeuille ten opzichte van de door het bestuur vastgestelde benchmark; - aanstelling van vermogensbeheerders, custodians en andere marktpartijen, die voor een goede uitvoering van het beleggingsbeleid noodzakelijk zijn. In 2005 is de beleggingscommissie viermaal op reguliere basis bijeengekomen. Daarnaast hebben in 2005 vier extra bijeenkomsten plaatsgevonden ten aanzien van toekomstige wijzigingen in het beleggingsbeleid. De belangrijkste ontwikkelingen in 2005 en de eventuele dientengevolge door de beleggingscommissie aan het bestuur uitgebrachte adviezen zijn onderstaand opgenomen. Strategisch portefeuillebeleid en risicomanagement
BELEGGINGSRISICO’S Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van financiële instrumenten. Ten behoeve van het beheer van de risico’s is het volgend flankerend beleid vastgesteld.
VALUTARISICO Valutarisico is het risico dat de waarde van de belegging zal fluctueren als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Het valutarisico manifesteert zich bij beleggingen buiten het eurogebied. Voor aandelenbeleggingen geldt, dat het valutarisico impliciet onderdeel is van het koersrisico dat bij het beleggen in aandelen buiten de euroregio wordt gelopen. Voor vastrentende portefeuilles geldt dat teruggegaan kan worden naar de euro, er geldt echter geen strategische afdekking.
18
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
RENTERISICO Renterisico betreft de verandering in de waarde van financiële activa of passiva door verandering in de rentestand. Vanuit beleggingstechnisch oogpunt wordt bewust dit risico gelopen in de obligatieportefeuille. De invloed van de rentestand op de verplichtingen, een situatie die onder het nieuw Financieel Toetsingskader zich zichtbaar gaat voordoen, maar ook nu vanuit een realistische economische fair value-benadering aanwezig is, wordt vooralsnog bewust niet afgedekt.
MARKTRISICO Marktrisico is het risico op winst of verlies op beleggingen als gevolg van wijzigingen in het niveau van onderliggende marktvariabelen. In het algemeen wordt bewust marktrisico aangegaan, om rendement te kunnen genereren. SBZ is voor de portefeuille onder eigen beheer een indexvolger en daarmee wordt zeer beperkt relatief marktrisico gelopen. Bij de portefeuilles onder extern beheer wordt gebruik gemaakt van risicomanagementsystemen van de betreffende vermogensbeheerders.
KREDIETRISICO Onder het kreditrisico wordt verstaan het risico op verlies doordat een tegenpartij niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Binnen de beleggingsportefeuille wordt door het beleggen in bedrijfsobligaties (credits) bewust risico gelopen om een hoger rendement te behalen. Door het aanhouden van een goed gespreide beleggingsportefeuille en het kiezen van solvabele tegenpartijen wordt het risico van individuele titels grotendeels verminderd.
LIQUIDITEITSRISICO Aangezien de premie-inkomsten en de directe beleggingsopbrengsten van het pensioenfonds al voldoende zijn om de uitkeringen te dekken, zal het pensioenfonds niet snel in een situatie komen te verkeren, waarin het gedwongen wordt beleggingen onder hun reële waarde te liquideren.
PORTEFEUILLE-STRUCTUUR De beleggingsportefeuille van SBZ kent een deel onder intern of eigen beheer en een deel dat onder extern beheer is. De portefeuille onder eigen beheer wordt semi-passief beheerd, dit wil zeggen, dat deze portefeuilles grote gelijkenis vertonen met de geldende benchmark. Voor de beleggingen onder eigen beheer wordt in beperkte mate afgeweken van de gekozen benchmark. Voor de vastrentende portefeuille betekent dit dat vooral in overheidspapier wordt belegd (de minimale rating is AA) en dat de duratie van de portefeuille marginaal afwijkt van die van de benchmark. Wel kan de gemiddelde duratie een optelsom zijn van meer in het korte en lange stuk, waarbij het middensegment wordt gemeden. Slechts bij een uitgesproken rentevisie zal enigermate van de duratie van de benchmark worden afgeweken. Voor de aandelenbeleggingen betekent het semi-passieve beleid, dat met een bepaald gekozen portefeuillebeleid de eigen portefeuille grote gelijkenis vertoont met de meetlat (MSCIEuro). Hierbij wordt vooral gestuurd op (sub)sector- en landenweging. De portefeuille onder eigen beheer kent een beperkte tracking-error (een maatstaf waarmee wordt aangegeven hoeveel het verwachte rendement van de beheerde portefeuille af kan wijken van het rendement van de benchmark). De portefeuilles onder extern beheer worden actief gemanaged en kennen een hogere tracking-error dan de portefeuilles onder eigen beheer. Voor aandelen is deze twee keer zo groot als de tracking-error van de portefeuille onder intern beheer. Het betreft voor zowel aandelen als obligaties zo te noemen global mandaten ofwel portefeuil19
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
les die over de hele wereld zijn belegd. Voor aandelen geldt echter, dat binnen deze mandaten geen beleggingen in emerging markets zijn opgenomen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gespecialiseerde beleggingsfondsen. Voorts gelden binnen het portefeuillebeleid richtlijnen voor: de neutrale strategische asset-allocatie, bandbreedtes rondom de strategische asset-allocatie, benchmarks en performance-doelstellingen, maxima voor afwijking van de duratie van vastrentende portefeuilles en de omvang van de belegging in één debiteur, te bedingen zekerheden voor de verstrekking van leningen op schuldbekentenis en hypotheken, debiteurenkwaliteit, valuta-blootstelling en de regio-mix. De (neutrale) strategische portefeuille wordt bepaald met behulp van ALM-studies, waarin de beleggingsportefeuille wordt gematched met de verplichtingen van het fonds. Duurzaam beleggen Met betrekking tot duurzaam beleggen worden ondernemingen beoordeeld op hun beleid ten aanzien van economie, milieu en sociaal gedrag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een toonaangevende (sustainability) index. Voor zover dit is te bepalen zijn ondernemingen uitgesloten, die betrokken zijn bij de productie van pornografie en drugs en die meer dan 50% van de omzet in de wapenindustrie realiseren. Verder zijn de gok-, alcohol- en tabaksindustrie uitgesloten. Begin 2004 is besloten dat de aandelenportefeuille onder eigen beheer voor minimaal 50% duurzaam belegd dient te zijn, met een ambitieniveau van 65%. Voor de externe mandaten is de ondergrens op 25% gesteld. De externe portefeuilles bestaan immers uit meer fondsen (ook van buiten de euro-regio, die traditioneel meer duurzame ondernemingen kent), waarbij de kans op participatie in de relevante index afneemt. Per 31 december 2005 bestond de aandelenportefeuille onder eigen beheer voor 63% uit aandelen van als duurzaam aangemerkte ondernemingen. Van de externe mandaten is circa 37% belegd in duurzame aandelen. Gemiddeld komt het duurzaam belegd belang hiermee op 57%. Vanuit maatschappelijke betrokkenheid wenst SBZ te beleggen in duurzame ondernemingen. Economisch klimaat in 2005 De wereldeconomie heeft opnieuw een goed jaar achter de rug. De groei in de Verenigde Staten (VS) en het Verre Oosten (vooral China) zette zich onverminderd voort, terwijl de conjunctuur van Europa en Japan in met name de tweede jaarhelft meer vaart kreeg. Hoewel het algemeen economische beeld gunstig was bleven de al langer bestaande onevenwichtigheden op de internationale betalingsbalansen bestaan. Door de grote groeiverschillen tussen de verschillende regio’s en niet te vergeten de sterke stijging van de olieprijzen werd het tekort op de handelsbalans van de Verenigde Staten opnieuw groter; een ontwikkeling die door velen met argwaan wordt gevolgd. De algemene opinie is dat Amerika vroeg of laat zich zal moeten aanpassen door minder in te voeren. En dit laatste kan alleen als de binnenlandse bestedingen afnemen. Vooral de overheidsuitgaven zijn te sterk gestegen (onder meer het gevolg van de oorlog in Irak). Verder kroop de inflatie (mede door stijgende grondstoffenprijzen, waaronder die van olie) wereldwijd op, wat voor de centrale bank van de VS aanleiding was de korte rente stapsgewijs te verhogen van 2,5% tot 4,25% in december. Ook de Europese Centrale Bank (ECB) verhoogde tot verrassing van de financiële markten tegen het eind van het verslagjaar de korte rente. Te hoge inflatie(verwachtingen) en een te hoge geldgroei waren de belangrijkste oorzaken. 20
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
De toename van het Bruto Nationaal Product van Amerika heeft in het verslagjaar ruim boven de 3% gelegen. Dit ondanks een forse correctie in de voorraden gedurende de eerste helft van het jaar en een aantal orkanen. Overigens bleek het negatieve effect van deze laatsten achteraf mee te vallen. Het is vooral en opnieuw de consument geweest die de conjunctuur verder omhoog dreef. Door de nog steeds lage rente bleef geld lenen goedkoop, zodat door herfinanciering van hypotheken de maandlasten konden worden verlaagd. Hierdoor bleef er meer geld over voor andere aankopen. Het vertrouwen van de consumenten bleef ook hoog doordat in de loop van het verslagjaar de werkloosheid wat begon te dalen. In Europa en Japan daarentegen was het economische klimaat aanvankelijk niet al te best. In tegenstelling tot de consumenten in de VS profiteerden de Europese en Japanse consumenten nauwelijks van de lage rente. Dit had onder meer te maken met, zij het per regio en land verschillend, de lage loonstijgingen en de onzekerheid over de toekomstige werkgelegenheid. Vooral in Europa drukte deze laatste factor het consumentenvertrouwen. In Japan kwamen daar de verhalen over de vergrijzing van de bevolking bij, waardoor in dit land de binnenlandse bestedingen maar moeilijk van de grond kwamen. De mogelijkheden aan de zijde van de diverse nationale overheden om de conjunctuur te stimuleren waren zeer beperkt door de reeds bestaande hoge schulden en de afspraken in Euro-gebied om de overheidstekorten niet boven de 3% (stabiliteitspact) uit te laten gaan. In een aantal EMU-landen ligt het overheidstekort overigens al een aantal jaren boven dit afgesproken plafond. In het najaar evenwel werden de economische vooruitzichten wat beter. De Japanse conjunctuur begon te profiteren van de dynamische ontwikkeling in zijn regio, terwijl voorts de grondprijzen (met name in de grote steden) voor het eerst in jaren begonnen te stijgen. In Europa liep het ondernemersvertrouwen op, mede geholpen door de lagere Euro (ten opzichte van de US-dollar) en begon de consument wat meer te besteden. Beleggingsklimaat in 2005 Voor aandelenbeleggers is 2005 een prima jaar geweest. De MSCI-wereldindex steeg in 2005 in Euro’s gemeten met ruim 26,7% (mede geholpen door de stijging van de US-dollar). Belangrijke stimulansen voor de koersstijgingen waren de krachtige winstontwikkeling bij de bedrijven, laagblijvende rente en de daardoor relatief aantrekkelijke waardering ten opzichte van obligaties. In de opkomende markten stegen de aandelenkoersen in het verslagjaar zeer sterk. De groei van de wereldeconomie, de stevige binnenlandse groei, gezonde betalingsbalansen en inflatie en niet te vergeten de sterk gestegen bedrijfswinsten droegen hieraan bij. De koersen in de opkomende markten liepen gemiddeld met niet minder dan 55% op en dat is fors meer dan in de ontwikkelde markten. Beleggers in Europese obligaties moesten daarentegen met veel minder genoegen nemen. Het rendement op Europese staatsobligaties met looptijden langer dan één jaar is in 2005 op circa 5% uitgekomen. In de eerste jaarhelft daalde onder invloed van de versomberde economische vooruitzichten de lange rente nog, maar tegen het jaareinde liep de kapitaalmarktrente op toen de economie in de Euro-zone aan kracht won. Evenals in de VS nam ook in Europa het verschil tussen de korte en lange rente af (vervlakking van de rentecurve), zeker toen tegen het einde van het jaar de ECB de rente met 0,25% verhoogde. De (Nederlandse) vastgoedmarkt was ook in 2005 een moeilijke markt. De verhuurbaarheid van vooral kantoren bleef problematisch. De vastgoedmarkt volgt de economische ontwikkeling op afstand. Als de economische groei aanhoudt, zal ook de vastgoedmarkt herstellen. 21
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
De verhuur van (beleggers)woningen verloopt moeizaam, dit mede vanwege de lage rente (hetgeen de koopmarkt stimuleert). Tactisch portefeuillebeleid en beleggingsresultaten over 2005 In 2005 is binnen de daarvoor gestelde bandbreedtes een overweging in aandelen nagestreefd. Deze overweging in aandelen werd gecompenseerd door een onderweging in vastrentende beleggingen en vastgoed. Met de overweging in aandelen is getracht te profiteren van de ontwikkelingen op de diverse beleggingsmarkten. De aandelenportefeuille presteerde ruim een procent beter dan de benchmark; de winst ten opzichte van de meetlat werd voornamelijk behaald met beleggingen in emerging markets, die buitengewoon goed rendeerden. Op totaal-portefeuille-niveau droeg de overweging van aandelen bij aan de positieve relatieve performance ten opzichte van de meetlat. De vastrentende portefeuille scoorde een vrijwel gelijk rendement als de meetlat, hoewel binnen de portefeuille zowel positieve als negatieve contribuanten te onderkennen zijn. De vastgoedportefeuille heeft vrijwel gelijk gerendeerd aan de benchmark, er waren positieve verkoopresultaten en de waardestijging van de US-dollar (zij het dat deze invloed beperkt is), droeg eveneens positief bij. De te vergeven incentives bij verhuur van commercieel onroerend goed werken nadelig. De marktwaarde (inclusief opgelopen rente) en de totale performance van de beleggingsportefeuille, waarbij aandelen in beleggingsfondsen worden toegerekend aan de beleggingstitel die het werkterrein (aandelen, vastgoed en obligaties) van de betreffende beleggingsfondsen zijn, zijn in onderstaande tabel weergegeven (bedragen x € 1.000,–): marktwaarde
in %
gewenst in %*)
performance performance portefeuille benchmark
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden
273.807 952.850 1.010.693
12,2% 42,6% 45,2%
15,0% 37,5% 47,5%
9,3% 27,3% 6,2%
9,4% 26,0% 6,3%
Totaal
2.237.350
100,0%
100,0%
14,4%
14,0%
*) De werkelijke verdeling wijkt af van de gewenste verdeling van de beleggingsportefeuille. Bij die gewenste verdeling moet worden opgemerkt, dat een bandbreedte geldt van plus of min 5%. Performance-meting geeft aan, dat over 2005 het totaal-rendement van de beleggingsportefeuille +14,4% bedraagt, de rendementen over voorgaande jaren zijn: 2004: 2003: 2002: 2001:
+ + -
7,1%, 8,1%, 9,9%, 0,9%.
De vijfjaarsgemiddelde performance, berekend volgens de multiplicatieve methode, van de SBZ-portefeuille bedraagt +3,4% (periode 2001-2005). Het tienjaarsgemiddelde bedraagt +8,1% (periode 1996 - 2005).
22
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
In het kader van de vrijstellingsregeling verplichte deelname bedrijfstakpensioenfondsen zijn een aantal toetsingscriteria ingevoerd, waarop de prestaties van het pensioenfonds kunnen worden beoordeeld. Eén van deze criteria is de zo te noemen “Z-score”. De Z-score geeft aan of het werkelijk behaalde beleggingsrendement beter of slechter is dan die van de zo te noemen normportefeuille (ofwel de benchmark). De uitkomst van de Z-score dient in een reeks van jaren groter of gelijk te zijn aan -1,28. Hoewel SBZ een niet-verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds is en derhalve niet onder de werking van de regelgeving valt is voor 2005 op basis van de eigen (niet door de WM-company berekende) performance-gegevens wel een Z-score berekend. De uitkomst is +0,33; de performance van de SBZbeleggingen was in 2005 beter dan die van de benchmark. De performance-toets over de periode 2001 tot en met 2005 bedraagt -0,50; dit geeft aan dat de performance van de SBZ-portefeuille aan het minimum-criterium voldoet. Verwachtingen voor 2006 Jaarlijks wordt een beleggingsplan geschreven voor het komende jaar. De in het (in november 2005 geschreven) beleggingsplan 2006 uitgesproken verwachtingen luiden: - de groei van de wereldeconomie zal ook in 2006 nog redelijk tot goed zijn. Het grootste hierbij optredende risico is, dat de conjunctuur in de VS te sterk afkoelt als gevolg van te sterk stijgende rente en een te hoge olieprijs; - het meest waarschijnlijke scenario is, dat de korte rente in de VS en Europa zal stijgen, waarbij de stijging in de VS groter zal zijn; - de lange rente in de VS zal oplopen in de richting van 5%, de Europese lange rente zal op afstand volgen. Alleen indien de economische groei tegenvalt, mag op stabiele of mogelijk lagere rente worden gerekend; - de koersontwikkeling op de aandelenmarkten wordt meer dan in de afgelopen jaren bepaald door de rente-ontwikkeling in de VS. Stijgt de korte rente in de VS te snel en te hard, dan liggen wereldwijd dalende aandelenkoersen voor de hand. In alle andere situaties worden licht stijgende aandelenkoersen voorzien. Rekening houdende met deze verwachtingen, alsmede met de (voorlopige) uitkomsten uit de studies naar risicobudgettering en portefeuille-optimalisatie zal de neutrale portefeuille 2006 anders zijn samengesteld dan in 2004 en 2005. Hierop komen we onderstaand terug. Besluiten van de commissie en adviezen aan het bestuur Eind 2004 besluit de commissie het bestuur voor te stellen in te stemmen met het beleggingsplan 2005 (zowel de deelnemersraad als het bestuur stemmen in met het advies van de beleggingscommissie). Het beleggingsplan 2005 is hiermee leidend voor het beleggingsbeleid 2005. De commissie stemt begin 2005 in met de beleggingsprognose 2005 (een nadere uitwerking van het beleggingsplan 2005) en de normportefeuille (benchmark) 2005. De commissie besluit in de eerste reguliere vergadering van 2005 het bureau opdracht te geven om te onderzoeken hoe het renterisico (in relatie tot de verplichtingen van het fonds) kan worden veilig gesteld. De methoden hiertoe dienen in beeld te worden gebracht en daarnaast dient becijferd te worden tot hoever de rente kan dalen voordat het fonds in het kader van nFTK in de probleemzone geraakt. Behalve het renterisico dienen hierbij ook de overige hieraan verbonden risico’s in beeld te worden gebracht. De uitkomsten van dit onderzoek zijn door de commissie gedeeld met het bestuur (zie ook bladzijden 10 en 11).
23
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
In de bijeenkomst van mei 2005 besluit de commissie gebruik te maken van het afgenomen renteverschil tussen staatsobligaties en bedrijfsleningen en het belang in de zo te noemen ‘credits’ af te bouwen. Eveneens in de vergadering van mei 2005 besluit de commissie het herziene ‘reglement beleggingscommissie’ (met advies van de deelnemersraad) ter goedkeuring voor te leggen aan het bestuur. Het herziene reglement sluit beter aan bij de beleggingspraktijk van dit moment dan het tot nu toe geldende reglement. Voorts wordt in de mei-vergadering besloten om op voorstel van het bureau over te gaan tot volledige uitbesteding van de uitvoering van het stemrecht op aandelen (het fonds is hiertoe gehouden op grond van de aanbevelingen van de ‘Commissie Tabaksblat’). In het AVAseizoen (de periode waarin veel aandeelhoudersvergaderingen worden gehouden) trekt dit echter een zware wissel op de beperkte uitvoeringsorganisatie. Het zelfstandig uitvoeren van deze ‘aandeelhoudersplicht’ zal niet langer worden nagestreefd en wordt later in het jaar opgedragen aan International Shareholders Services (ISS), deze organisatie was al belast met de technische uitvoering van het stemrecht maar na de fusie met Deminor (een vergelijkbare Europese organisatie) zal ISS ook de inhoudelijke beoordeling van de voorstellen aan de AVA’s verzorgen, waarbij SBZ overigens altijd een veto-recht behoudt. Met betrekking tot de uitoefening van het stemrecht over 2005 verwijzen wij u overigens naar de betreffende rapportage op de internetsite van SBZ. Eind 2004 is begonnen met de nadere studies naar risicobudgettering en portefeuille-optimalisatie. Hierbij gold als uitgangspunt, dat, zoals uit de voorafgaande ALM-studie bleek, het rendement-risico-profiel van de strategische mix 2004/2005 behouden moest blijven. Het streven is bij gelijkblijvend risico het rendement te verbeteren. Diverse varianten zijn doorgerekend en in de loop van 2005 aan zowel de commissie als het bestuur gepresenteerd. Uit genoemde studies bleek (op grond van voorlopige uitkomsten), dat verdere diversificatie van de beleggingsportefeuille gewenst is. Hierdoor dient de vraag zich aan of de beleggingsafdeling van SBZ hiervoor voldoende is geëquipeerd. In de september-vergadering 2005 van het bestuur is een notitie aan de orde over eventuele scheiding van het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur besluit het betreffende vraagstuk vooralsnog voor zich uit te schuiven (mede op grond van de nog lopende studies, onderzoeken en komende regelgeving over Pensionfund Governance), maar voor de beleggingsorganisatie te starten met een strategische heroriëntatie. SBZ kent een kleine beleggingsorganisatie en de uit de portefeuille-optimalisatie volgende diversificatie zou, qua uitvoering, de organisatie voor problemen stellen. Het bestuur besloot de aanbeveling van de commissie te volgen en daarop volgend heeft het bureau nadere uitwerking gegeven aan de gewenste heroriëntatie. In diverse bijeenkomsten heeft de commissie in overleg met het bureau gesproken over deze materie. De uitkomst van dit overleg is, dat, rekening houdend met de relatieve performance in de afgelopen jaren van zowel de portefeuilles onder intern als extern beheer alsmede met de wens tot verdere diversificatie, verdere uitbesteding van het vermogensbeheer aan de orde is. In de voorbereiding hierop is aandacht besteed aan de zich opvolgende stappen in de vaststelling en uitvoering van het beleggingsbeleid. Vastgesteld is, dat een aantal stappen in het beleggingsbeleid niet kunnen worden uitbesteed en een aantal wel. Met name de beleidsbepaling (ALM, asset-mix, productkeuze, vaststelling van het risico-budget) en monitoring behoren tot de (kern)verantwoordelijkheden van het pensioenfonds. Anderzijds is onderkend, dat sommige stappen in het beleggingsproces beter aan gespecialiseerde huizen kunnen worden overgelaten.
24
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Het gaat hierbij vooral om: managerselectie, portefeuille-beheer (inclusief de wenselijk geachte diversificatie alsmede productkeuze), tactische asset-allocatie en rapportage. Hoe dit verder vorm zal worden gegeven, zal in 2006 nader worden uitgewerkt. Hierbij is nog niet duidelijk of dit aan één of meer externe uitvoerders zal worden opgedragen. Mede in dit verband zal worden omgezien naar nieuwe adviseurs voor de beleggingscommissie. Naast de kwantitatieve adviseur (Watson Wyatt) zal ook een nieuwe kwalitatieve adviseur alsmede een adviseur met betrekking tot het uitbestedingstraject worden gezocht. Met betrekking tot de operationalisering van één en ander besluit de commissie in november 2005 om een daartoe door het bureau uitgewerkte notitie (in december 2005) voor te leggen aan de deelnemersraad en het bestuur. Eind november 2005 besluit de commissie op grond van het voorliggende beleggingsplan 2006, de daarin opgenomen conclusies en aanbevelingen en nadere overwegingen dienaangaande om voor 2006 een afwijkende neutrale portefeuille voor te stellen in vergelijking tot 2004 en 2005. Het gewicht voor aandelen zal met 5% worden verhoogd tot 42,5%; dit ten koste van de belegging in vastgoed (rekening houdende met de voorlopige uitkomsten uit de portefeuille-optimalisatie), deze wordt teruggebracht van 15% naar 10%. De weging van de belegging in vastrentende producten zal niet worden gewijzigd (het bestuur heeft na consultatie van de deelnemersraad het betreffende voorstel gesanctioneerd).
25
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
3.3
Verslag van de auditcommissie Algemeen De auditcommissie ondersteunt het bestuur bij het uitvoeren van de verantwoordelijkheden op het terrein van toezicht op de uitvoeringsorganisatie. In de auditcommissie hebben minimaal één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid zitting. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de auditcommissie zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. De auditcommissie beoordeelt: - het financiële verslaggevingproces; - het systeem van interne beheersing en beheersing van de financiële en operationele risico’s; - het controleproces; - de toepassing van automatisering op bovenstaande punten; - het proces waarmee de naleving van wet- en regelgeving en de eigen gedragscodes worden bewaakt; - de financiële positie van het fonds. De volgende risico’s worden onderkend: - beleggingsrisico’s, waarvoor verwezen wordt naar het verslag van de beleggings commissie; - pensioenrisico’s; - operationele risico’s. Over de pensioen- en operationele risico’s kan het volgende worden opgemerkt:
PENSIOENRISICO’S De zo te noemen pensioenrisico’s (waaronder arbeidsongeschiktheid en het langlevenrisico) worden door de wijze van de vaststelling van de voorziening voor pensioenverplichtingen alsmede door de omvang van het fonds (de wet van de grote aantallen) voldoende gemitigeerd.
OPERATIONELE
RISICO’S
Deze risico’s betreffen vooral de menselijke bezetting van de uitvoeringsorganisatie alsmede de automatisering. Het continuïteitsvraagstuk doet zich al geruime tijd voor. De pensioenafdeling is voldoende groot om mutaties in de bezetting op te vangen. De beleggingsafdeling is echter klein, dit is mede aanleiding geweest voor de beslissing om het vermogensbeheer te gaan uitbesteden. Met betrekking tot de automatisering wordt opgemerkt, dat een beroep kan worden gedaan op een uitwijkcentrum; voorts worden backups buitenshuis bewaard.
In 2005 is de auditcommissie tweemaal op reguliere basis bijeengekomen. In het voorjaar zijn de voornaamste bevindingen door de medewerker AO/IC, externe accountant en externe actuaris ten aanzien van de controle in het kader van de jaarrekening 2004 besproken. In het najaar zijn de belangrijkste tussentijdse bevindingen en speerpunten ten aanzien van de controle in het kader van de jaarrekening 2005 besproken. De belangrijkste punten uit beide bijeenkomsten zijn navolgend opgenomen.
27
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Voorjaarsbijeenkomst 2005 De reserve beleggingsrisico’s verdient speciale aandacht in het jaarverslag. In het jaarverslag dient een duidelijk en goed verhaal aan dit onderwerp te worden gewijd, te meer omdat de reserve beleggingsrisico’s een belangrijk plaats inneemt met betrekking tot de beleidskeuzes die het bestuur ten aanzien toeslagen en premie maakt. Voor de hoogte van de eventueel toe te kennen toeslagen aan actieven, slapers en gepensioneerden alsmede de hoogte van de eventueel toe te kennen premiekorting is onder andere de netto dekkingsgraad immers bepalend. Gesproken wordt over de rapportage-verplichtingen in het kader van Corporate Governance, het betreft de uitoefening van het stemrecht en de verantwoording daarover. Geconstateerd wordt dat de geautomatiseerde systemen goed werken en de uitvoeringsorganisatie gedegen werk levert. De contracten met marktpartijen, waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, voldoen aan de door DNB gestelde beleidsregels. Bij externe vermogensbeheerders zal een kwaliteitskeurmerk worden opgevraagd. Punt van aandacht is een aantal BTW-kwesties met betrekking tot de verhuur van onroerend goed en met betrekking tot de kosten van buitenlands vermogensbeheer. Er zal periodiek een gesprek worden gevoerd dienaangaande met fiscalisten. Met ingang van boekjaar 2005 zal in het verslag van de beleggingscommissie een risicoparagraaf worden opgenomen. Najaarsbijeenkomst 2005 De controleaanpak met betrekking tot het boekjaar 2005 wordt doorgenomen en geaccordeerd. Aandachtspunten in de controle zijn: - de mate waarin gevolg is gegeven aan de opmerkingen in het accountantsverslag 2004; - Pension Fund Governance; - implementatie van FTK en de Wet VPL en eventuele gevolgen voor de jaarrekening 2005; - toetsing aan wet- en regelgeving; - toetsing van de opzet en werking van de procedures ten aanzien van beleggingen en pensioen; - toetsing van de betrouwbaarheid en continuïteit van de geautomatiseerde systemen, specifiek met betrekking tot mutaties als gevolg van wetswijzigingen per 1 januari 2006. Met de betrekking tot de jaarrekening 2005 wordt specifieke aandacht gevraagd voor: - de waardering van de pensioenverplichtingen tegen 4% of lager als gevolg van de lage rentestand per 31/12/2005; - wettelijke aanpassingen ten aanzien van risico’s en governance; - richtlijn 271 en de verwerking van personeelsbeloningen. De diverse mogelijkheden tot fraude zijn besproken alsmede de intern getroffen maatregelen om fraude te voorkomen. De conclusie van de auditcommissie is dat de kansen op fraude gering zijn gegeven de inrichting van de administratieve organisatie en interne controle. Tot slot wordt aandacht besteed aan een nieuw vastleggingspakket voor de administratieve organisatie en interne controle. 28
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
3.4
Verslag van de deelnemersraad Algemeen De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in het reglement deelnemersraad: de deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die de stichting betreffen. Voorgenomen besluiten worden door het bestuur, voorzien van alle benodigde informatie, ter advisering aan de deelnemersraad voorgelegd. Na verkregen advies van de deelnemersraad neemt het bestuur een besluit. Wanneer het gegeven advies van de deelnemersraad (ten dele) niet wordt opgevolgd, wordt de deelnemersraad hiervan met redenen omkleed op de hoogte gebracht. Mocht de deelnemersraad van mening zijn dat het bestuur ten onrechte het gegeven advies (ten dele) niet heeft opgevolgd, dan kan de deelnemersraad tegen het besluit van het bestuur beroep instellen bij de ondernemingskamer. In 2005 is de deelnemersraad viermaal op reguliere basis (zoals gebruikelijk in de week vóór de bestuursvergadering) bijeengekomen. Daarnaast hebben in 2005 twee met het bestuur gecombineerde vergaderingen plaatsgevonden ten aanzien van het Financieel Toetsingskader (FTK) en ten aanzien van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (wet VPL). De deelnemersraad is in 2005 bij alle relevante onderwerpen betrokken geweest. Zij zijn voorzien van alle benodigde informatie om het bestuur van een weloverwogen gefundeerd advies te voorzien. De gecombineerde bijeenkomsten worden gekenmerkt door een transparante en open wijze van discussiëren met ruimte voor een positief kritische opstelling van zowel deelnemersraad als bestuur. De relatie tussen deelnemersraad en bestuur is positief met respect voor de wederzijdse standpunten. De belangrijkste ontwikkelingen in 2005 en de eventuele dientengevolge door de deelnemersraad aan het bestuur uitgebrachte adviezen zijn onderstaand opgenomen. Voor een uitgebreide beschrijving van de diverse beslispunten wordt verwezen naar het verslag van het bestuur. Reïntegratie arbeidsongeschikten De deelnemersraad oordeelt positief over de door het bestuur geïnitieerde reïntegratieprojecten. De deelnemersraad verzoekt het bestuur wel om zich vooral te richten op arbeidsongeschikten die ook daadwerkelijk wensen te reïntegreren; het project moet niet verplicht worden opgelegd. Zij waarderen de mate van eigen verantwoordelijkheid (van de arbeidsongeschikte) die in de aanpak zit. Financieel Toetsingskader (FTK)
PREMIESTABILISATIE De deelnemersraad onderkent het belang van premiestabilisatie en onderschrijft de mening van het bestuur dat een rekenrente van 4% op de lange termijn voor de nominale verplichtingen verdedigbaar is. De deelnemersraad heeft het bestuur verzocht kritische randvoorwaarden aan de premieegalisatiereserve te stellen teneinde de sturingsmogelijkheden via de premie zo optimaal mogelijk te houden. 29
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Verder hecht de deelnemersraad grote waarde aan de monitoring van de lange rente respectievelijk het rendement gedurende het jaar om de verdedigbaarheid van een rekenrente van 4% op de lange termijn te kunnen toetsen.
KOSTENOPSLAGEN De deelnemersraad adviseert positief ten aanzien van de handhaving van de bestaande kostenopslagen met de kanttekening dat de solvabiliteitsopslag in samenspraak met DNB nadere uitwerking behoeft.
TOESLAGENBELEID Toekenning van toeslagen aan gepensioneerden en slapers behoort, naar de mening van de deelnemersraad, bijna een automatisme te zijn. Tegelijkertijd beseft de deelnemersraad dat hoe concreter de toezegging van de toeslagen wordt, hoe hoger daarmee de financieringseisen onder het FTK worden: gegeven de ruimte vóór het toekennen van toeslagen leidt minder zekerheid tot hogere toeslagverlening, omdat bij meer zekerheid eerst een gedeelte van de ruimte moet worden aangewend voor het veiligstellen van die hogere zekerheid. De deelnemersraad schaart zich dus achter het standpunt van het bestuur dat de toeslag aan gepensioneerden en slapers afhankelijk is van de overrendementen in de wetenschap dat daarmee de mogelijkheden tot het verlenen van toeslagen (lees: het eerder verlenen van een gedeeltelijke of gehele prijscompensatie) worden vergroot.
VASTSTELLING
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN (VPV)
Onder het FTK zal de voorziening pensioenverplichtingen worden vastgesteld aan de hand van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
BELEGGINGSBELEID De deelnemersraad onderschrijft de visie van het bestuur ten aanzien van het beleggingsbeleid onder het FTK.
RESERVETEKORT De deelnemersraad is evenals het bestuur van mening dat in geval van een reservetekort herstel van de beleggingsbuffers de hoogste prioriteit dient te hebben. Er is in dat geval geen ruimte voor premiekorting en in principe ook niet voor toeslagen.
ALGEMENE
RESERVE
De deelnemersraad adviseert positief ten aanzien van de aanwending van de algemene reserve (gegeven een volledig gefinancierde beleggingsbuffer) in volgorde van prioriteit voor: 1. een toeslag in de vorm van een gedeeltelijke of gehele prijsindexatie voor slapers en gepensioneerden; 2. een toeslag in de vorm van een gedeeltelijke of gehele prijsindexatie voor actieven; 3. een toeslag in de vorm van het verschil tussen loon- en prijsindex voor de actieven; 4. extra toeslagen (geen inhaalindexatie) en/of premiekorting op de comingservicekoopsom.
30
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (wet VPL) De deelnemersraad heeft het bestuur geadviseerd positief te reageren op het door CAOpartijen bereikte onderhandelingsakkoord met betrekking tot pensioen en derhalve het verzoek tot uitvoering in te willigen. De voorgelegde pensioenreglementen en actuariële en bedrijfstechnische nota zijn getoetst en akkoord bevonden. Reglement beleggingscommissie en reglement auditcommissie De deelnemersraad heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het reglement beleggingscommissie en bij het reglement auditcommissie. Wel constateert de deelnemersraad dat momenteel twee bestuursleden zowel zitting hebben in de beleggingscommissie als in de auditcommissie. De deelnemersraad heeft, gelet op de huidige aanwezige deskundigheid binnen het bestuur, begrip voor deze situatie en vertrouwt op de zorgvuldigheid van betrokken bestuursleden. Het bestuur wordt verzocht bij de invulling van de deskundigheid naar de toekomst met deze in principe ongewenste situatie rekening te houden. Pensioenfonds Transparantie Benchmark 2005 De deelnemersraad waardeert het initiatief van het bestuur tot deelname aan de Pensioenfonds Transparantie Benchmark 2005 en is verheugd dat de in de benchmark genoemde verbeterpunten door SBZ zullen worden opgepakt om de transparantie verder te vergroten. Pension Fund Governance De deelnemersraad onderschrijft de concept principes van de STAR. Pension Fund Governance is een belangrijk onderwerp, waarbij aan een aantal principes nog een verantwoorde verdere invulling binnen SBZ moet worden gegeven. De deelnemersraad wenst graag nauw betrokken te blijven bij dit traject om het bestuur zo goed mogelijk van advies te kunnen voorzien. Beleggingsbeleid Met betrekking tot het beleggingsbeleid onderschrijft de deelnemersraad de adviezen van de beleggingscommissie aan het bestuur. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het verslag van de beleggingscommissie. Toeslagenbeleid De beleidsstaffel uit de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt door de deelnemersraad onderschreven. De deelnemersraad is het eens met de overwegingen van het bestuur op grond waarvan: - aan de gepensioneerden uit de regeling van vóór 1 januari 2000 per 1 januari 2006 1% toeslag wordt toegekend; aan de overige gepensioneerden en slapers per 1 januari 2006 geen toeslag wordt toegekend; - geen korting wordt verleend op de koopsom voor de toeslagen aan de actieve deelnemers per 1 januari 2006. De deelnemersraad verzoekt het bestuur in de communicatie aan betrokkenen hierover een duidelijke uitleg en onderbouwing te verstrekken.
31
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
De deelnemersraad geeft wel duidelijk aan dat het beleid van het bestuur erop gericht dient te zijn dat periodes van het verlenen van geen toeslagen of van toeslagen lager dan de prijsindex zo kort mogelijk zouden moeten zijn en bij voorkeur worden voorkomen. Premiebeleid De beleidsstaffel uit de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt door de deelnemersraad onderschreven. Op basis van dezelfde overwegingen als het bestuur heeft de deelnemersraad geen aanleiding gezien voor gegronde redenen om van het niet toekennen van een premiekorting af te wijken. Ten aanzien van de premie voor arbeidsongeschiktheid heeft de deelnemersraad, gelet op de mate van onzekerheid waarmee de WIA vooralsnog is omgeven, afgezien van een advies aan het bestuur.
32
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
3.5
Verslag van de Commissie van Beroep Algemeen De Commissie van Beroep heeft tot taak geschillen te berechten, die ontstaan naar aanleiding van het pensioenreglement of de uitvoering daarvan. De leden van de Commissie van Beroep hebben noch persoonlijk noch organisatorisch enige binding met één der bij SBZ betrokken partijen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Commissie van Beroep zijn vastgelegd in het reglement Commissie van Beroep. In 2005 is de Commissie van Beroep naar aanleiding van een tweetal beroepszaken bijeengekomen. De hoofdlijnen van beide beroepszaken en de dienaangaande door de Commissie van Beroep uitgesproken zwaarwegende adviezen zijn onderstaand opgenomen. Foutieve offerte waarde-overdracht Door een deelnemer, waarvoor in het verleden een foutieve offerte waarde-overdracht is opgesteld, is in 2005 een geschil aanhangig gemaakt. SBZ wenste de fout te herstellen. De deelnemer stelde zich op het standpunt dat SBZ gehouden is de oorspronkelijke foutieve offerte gestand te doen. De Commissie van Beroep nam aan dat de deelnemer geen verwijt trof voor wat betreft het ontstaan van de onjuistheid. De deelnemer mocht er vanuit gaan dat de waarde-overdracht van de pensioenaanspraken door SBZ correct geregeld was tot de ontvangst van de brief van SBZ, waarin werd bericht dat er een fout gemaakt was die SBZ wenste te herstellen. De Commissie van Beroep was van oordeel dat naar Nederlands recht SBZ in beginsel de bevoegdheid toekomt kennelijke fouten te herstellen. In casu was sprake van een kennelijke fout. De mogelijkheid tot waarde-overdracht wordt geregeld door het pensioenreglement dat onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst en door wettelijke rekenregels. Deze specifieke regels gaan vóór de algemene regels inzake overeenkomsten. De Commissie achtte het niet aannemelijk, dat de deelnemer in de tussenliggende periode zodanige maatregelen had genomen inzake zijn oudedagsvoorzieningen dat hij door correctie van de pensioenaanspraken schade zou lijden. De deelnemer leed geen schade door de correctie van de pensioenaanspraken die pas over langere tijd tot uitkering komen. De Commissie van Beroep was van oordeel dat SBZ onder de gegeven omstandigheden niet de gelegenheid ontzegd kon worden om een, op zich betreurenswaardige, fout te herstellen. Op grond van het hiervoor overwogene kwam de Commissie van Beroep tot het zwaarwegend advies dat SBZ niet gehouden was tot uitvoering van de waarde-overdracht op basis van de foutieve offerte en dat SBZ de kennelijke fout in de berekening van de aanspraken van de deelnemer bij waarde-overdracht mocht corrigeren. Arbeidsongeschiktheid In 2005 werd door een gewezen deelnemer een beroep aanhangig gemaakt inzake de interpretatie van SBZ van het pensioenreglement aangaande arbeidsongeschiktheid. SBZ stelde
33
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
zich op het standpunt dat de gewezen deelnemer op de eerste WAO-dag reeds ontslagen was en dat er derhalve geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid bestond. De gewezen deelnemer stelde dat niet de eerste WAO-dag maar de eerste ziektedag hiervoor bepalend is. De Commissie van Beroep overwoog dat het einde van de dienstbetrekking in deze van cruciaal belang was. Kennelijk had ten tijde van het beëindigen van de dienstbetrekking niemand acht geslagen op de pensioenrechtelijke consequenties daarvan. Zulks was kennelijk niet meegenomen in het vonnis van de Kantonrechter waarin de aangevraagde ontbinding werd toegewezen. Evenmin was er kennelijk een ‘regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden’ tussen werkgever en werknemer overeengekomen. Nu de dienstbetrekking zo eenduidig en zonder nadere regelingen of voorwaarden tot een einde was gekomen, kon de Commissie van Beroep niet tot een andere conclusie komen dan dat met het einde van de dienstbetrekking ook aan het deelnemerschap aan de pensioenregeling van SBZ een einde was gekomen. Een later ingaand recht op een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, doet het deelnemerschap aan het pensioenfonds SBZ niet herleven. Het pensioenreglement is helder: voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen is naast het hebben van een WAO-uitkering het deelnemerschap een absolute voorwaarde. Nu de gewezen deelnemer niet voldeed aan de reglementaire voorwaarden voor voorzetting van het deelnemerschap was er geen grondslag voor het na de datum ontbinding arbeidsovereenkomst toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen en evenmin voor het voorzetten van premievrije pensioenopbouw. De Commissie van Beroep was van oordeel dat SBZ in redelijkheid het besluit had kunnen nemen de aanvraag van de gewezen deelnemer inzake toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen, alsmede premievrije voortzetting van pensioenaanspraken, af te wijzen. Op grond van het hiervoor overwogene kwam de Commissie van Beroep tot het volgende zwaarwegend advies: 1. SBZ kan uitgaan van het einde van het deelnemerschap per datum einde dienstbetrekking; 2. SBZ hoeft geen arbeidsongeschiktheidspensioen toe te kennen; 3. de gewezen deelnemer heeft geen aanspraak op premievrije voortzetting van zijn pensioenopbouw.
34
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
3.6
Verslag van de uitvoeringsorganisatie Algemeen De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor de juiste wijze van uitvoering van het door het bestuur vastgestelde beleid. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de uitvoeringsorganisatie zijn vastgelegd in een beschrijving van de administratieve organisatie en interne controle. De uitvoeringsorganisatie staat onder leiding van een directie. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie zijn vastgelegd in een directiereglement. Human Resources Op 1 januari 2005 waren zevenentwintig medewerkers in dienst van het pensioenfonds. De bezetting van het bureau wijzigde in 2005 marginaal. Een secretaresse (parttime) verliet SBZ. De ontstane vacature is aanvankelijk niet opgevuld. Omdat de bezetting van het secretariaat (en receptie) toch te krap blijkt is in de begroting 2006 voorzien, dat deze vacature weer wordt opgevuld. Voorts werd medio 2005 op haar verzoek het dienstverband met een medewerkster van de afdeling financiën & beleggingen beëindigd. Deze vacature kon eerst per 24 oktober 2005 worden herbezet. Per 31 december 2005 zijn zesentwintig personen in dienst van de stichting. De bezetting van het bureau is als volgt. Het fonds kent een tweehoofdige directie. Het secretariaat kent evenals de afdeling AO/IC één medewerk(st)er. Bij automatisering zijn twee mensen actief. Bij financiën & beleggingen zijn vijf mensen werkzaam. De afdeling pensioenen telt vijftien medewerkers. In verband met het VPL-dossier en de komst van de nieuwe pensioenregeling is eind 2005 een beroep gedaan op een drietal externe medewerkers; het betreft hier inzet ten behoeve van projectmanagement, automatisering en ondersteuning van de afdeling pensioenen, waarvan een tweetal medewerkers zijn vrijgemaakt voor testwerkzaamheden. Het totale ziekteverzuim over 2005 bedroeg 5,73%, na correctie voor zwangerschapsverlof 4,84%. Het kort verzuim bedroeg 1,88% en het langdurig verzuim 2,96%. Dit langdurig verzuim is toe te schrijven aan een tweetal operaties en een gebroken enkel en is niet werkgerelateerd. Het verzuim over 2005 is iets beter dan over 2004. Het kort verzuim 2005 is vergelijkbaar aan het kort verzuim over 2004. In 2005 organiseerde de feestcommissie een tweetal evenementen. In de zomer werden de medewerkers op tandems op speurtocht door de Utrechtse binnenstad gestuurd, de middag en avond waren goed verzorgd. Vóór de kerst werd voor medewerkers, partners en kinderen het SBZ-kinderkerstfeest georganiseerd; ook dit was een geslaagde happening. Een aantal medewerkers studeert voor actuaris en actuarieel analist. De twee aan het fonds verbonden vermogensbeheerders zijn er beiden in geslaagd de Periodieke Integriteitstoets (PIT) van het Dutch Securities Institute (DSI) met goed gevolg af te ronden. Beide vermogensbeheerders hebben hun DSI-registratie hiermee kunnen behouden. Door de medewerkers werden voorts diverse seminars en korte cursussen bezocht. In 2005 heeft er slechts één formele overlegvergadering tussen de medezeggenschapsraad (MZR) en de directie plaatsgevonden. Normaliter worden er twee gehouden; één in het voorjaar en één in het najaar. De voorjaarsvergadering heeft in 2005 met wederzijdse instemming van MZR en directie niet plaatsgevonden bij het ontbreken van relevante agendapunten. 35
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Veelal vindt immers ad hoc kort overleg plaats op de momenten dat relevante ontwikkelingen de aandacht van de MZR en de directie vragen. In 2005 hebben verkiezingen plaatsgevonden voor een nieuwe medezeggenschapsraad. Per 1 oktober 2005 is een geheel vernieuwde MZR aangetreden en vol enthousiasme is de nieuwe ploeg aan het werk gegaan. In de overlegvergadering met de directie in het najaar is onder andere gesproken over: een te herschrijven handboek personeel, invoering van de Zorgverzekeringswet, de levensloopregeling, het wel of niet uitbrengen van een sociaal jaarverslag, de arbozorg, een nieuw reglement voor de MZR en de faciliteiten die de MZR (eventueel) ter beschikking staan. Het overleg tussen de MZR en de directie wordt gekenmerkt door een transparante en open wijze van discussiëren met ruimte voor een positief kritische opstelling van zowel MZR als directie.
3.7
Slotopmerking Voor 2006 is er een aantal aandachtsgebieden die ruime aandacht zal vragen van het bestuur van SBZ, het betreft dossiers als het FTK, PFG, de nieuwe Pensioenwet en de uitbesteding van het vermogensbeheer. Het bestuur ziet de behandeling van deze dossiers met vertrouwen tegemoet.
Driebergen, 20 juni 2006 Het bestuur, J.G.A. van den Brink, voorzitter J.C. Dwarswaard, secretaris A.W.M. Geels R. Knopperts
36
P.T.G. Lafranca, vice-voorzitter J.C.A. Kestens, penningmeester J.R.P. van den Brink P. Zuidema
JAARVERSLAG SBZ 2005
4
Jaarrekening 2005
4.1
Balans per 31 december 2005 (na resultaatverwerking) 31-12-2005
31-12-2004
Activa (x € 1.000,-) Beleggingen - vastgoed (1)
273.807
269.041
- aandelen en opties (2)
952.850
720.853
- obligaties (3)
912.891
718.228
- hypothecaire leningen (4)
49.662
61.236
- leningen op schuldbekentenis (5)
13.737
32.737
- deposito's en liquide middelen
34.403
Vordering uit hoofde van elders verzekerde pensioenverplichtingen
17.085 2.237.350
1.819.180
19.206
19.689
Vorderingen en overlopende activa te vorderen premies vorderingen inzake beleggingen (6) overige vorderingen en vooruitbetaalde posten (7)
8.210
6.215
782
1.236
8.530
28.310 17.522
35.761
289
107
2.274.367
1.874.737
Overige activa bedrijfsmiddelen (8) Totaal activa
38
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
31-12-2005
31-12-2004
Passiva (x € 1.000,-) Stichtingsvermogen vrije reserve (9) reserve beleggingsrisico’s (10)
87.505
16.792
412.057
313.904 499.562
330.696
Technische voorzieningen voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening (11) voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen
1.750.108
1.519.442
19.206
19.689 1.769.314
1.539.131
1.026
1.168
Overige voorzieningen voorziening personeelsbeloningen (12)
Overige schulden en overlopende passiva te betalen uitkeringen (13)
387
562
te restitueren c.q. vooruitontvangen premies
47
139
overige schulden en vooruitontvangen posten (14)
Totaal passiva
39
4.031
3.041 4.465
3.742
2.274.367
1.874.737
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.2
Staat van baten en lasten 2005 2005
2004
(x € 1.000,-) Beleggingsopbrengsten (15) directe beleggingsopbrengsten indirecte beleggingsopbrengsten kosten vermogensbeheer
78.558 201.691 -1.106
68.167 53.381 -1.067 279.143
Premie-opbrengsten (16) in rekening gebrachte premie premiekorting
85.786 0
120.481 94.902 -1.241
85.786 Saldo overdrachten van rechten (17) overgenomen pensioenverplichtingen overgedragen pensioenverplichtingen
105.700 -5.978
Som van de bedrijfsbaten Pensioenuitkeringen pensioenuitkeringen (18) uitkeringen uit hoofde van elders verzekerde pensioenen (19)
93.661
30.880 -7.747 99.722
23.133
464.651
237.275
-65.403
-62.395
1.958
2.262 -63.445
Herverzekering premies herverzekering (20) uitkeringen uit herverzekering
-10 0
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (21) Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (22) Som van de bedrijfslasten Bedrijfsresultaat Overige baten en lasten overige baten (23) overige lasten (24)
Saldo van baten en lasten
40
-60.133
-10 0 -10
-10
-230.666
-109.385
-2.244
-2.163
-296.365
-171.691
168.286
65.584
580 0
655 -26 580
629
168.866
66.213
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.3
Toelichting op de balans en staat van baten en lasten Met ingang van boekjaar 2003 wordt de indexering van de ingegane pensioenen en de premievrije rechten per 1 januari van het volgend boekjaar meegenomen in de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen op balansdatum. De waarderingsgrondslagen zijn, met uitzondering van de reserveringen voor personeelsbeloningen (zie 4.4), niet gewijzigd ten opzichte van vorig boekjaar.
4.3.1
Activiteiten De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) stelt zich ten doel, overeenkomstig de voorwaarden als in het desbetreffende pensioenreglement nader is bepaald, uitkeringen te verstrekken aan de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. SBZ werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische beleidsnota, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop de stichting rust, gemotiveerd omschreven zijn.
4.3.2
Beschrijving pensioenregeling Onderstaand volgt een globale beschrijving van de tot en met 2005 geldende pensioenregeling die door SBZ wordt uitgevoerd. Aan deze beschrijving kunnen geen rechten worden ontleend. Deze regeling is met ingang van 1 januari 2006 gewijzigd.
OUDERDOMSPENSIOEN In de eerste plaats sparen de deelnemers bij SBZ voor een pensioenuitkering ingaande bij hun 62ste jaar. Het ouderdomspensioen bestaat uit een levenslang ouderdomspensioen vanaf 62 jaar en tijdelijk ouderdomspensioen van 62 tot 65 jaar, als compensatie voor het nog niet tot uitkering komen van de AOW. Vanaf 65 jaar komt bovenop het levenslang ouderdomspensioen de AOW-uitkering, die zij van de Nederlandse overheid ontvangen.
NABESTAANDENPENSIOEN Daarnaast biedt de pensioenregeling zekerheid voor hun gezinsleden. Wanneer een (gewezen) deelnemer overlijdt, dan hebben de gezinsleden (man, vrouw, geregistreerde partner, minderjarige kinderen en onder bepaalde voorwaarden ook de partner waarmee de deelnemer samenwoont) recht op een nabestaandenuitkering.
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN Ten slotte zorgt de SBZ-arbeidsongeschiktheidsverzekering voor een (tijdelijke) aanvulling op de WAO- of de WAO-vervolg-uitkering indien een deelnemer onverhoopt arbeidsongeschikt wordt. Afhankelijk van de duur van de arbeidsongeschiktheid vindt aanvulling van de WAOuitkering plaats tot 80% respectievelijk 70% van het laatst genoten salaris. Daarnaast vindt premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Voor een volledige beschrijving van de pensioenregeling wordt verwezen naar het desbetreffende pensioenreglement.
41
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.3.3
Premievaststelling 2005 Ten behoeve van de pensioenopbouw voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen wordt jaarlijks een actuariële koopsom vastgesteld, zodanig dat daarmee de tijdsevenredige aanspraak op het pensioen is afgefinancierd. De tijdsevenredige aanspraak is gelijk aan het verschil tussen het pensioen dat zou worden bereikt bij een voortzetting van het dienstverband (promoties e.d. daargelaten) en het pensioen dat zou worden bereikt als de pensioenopbouw pas zou starten op de balansdatum van het onderhavige verslagjaar (op basis van het dan geldende salaris). De financiering voor het arbeidsongeschiktheidspensioen vindt plaats middels een doorsneepremie. De doorsneepremie wordt (jaarlijks door het bestuur) vastgesteld, zodanig dat het toekomstig uit te keren arbeidsongeschiktsheidspensioen wordt gedekt. De premie wordt door de werkgever (aangesloten organisatie) aan SBZ afgedragen. De werkgever heeft in 2005 op grond van de CAO-Zorgverzekeraars het recht 5% van de pensioengrondslag op de werknemer te verhalen.
42
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.4
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening In 2005 is een stelselwijziging doorgevoerd met betrekking tot de vorming van reserveringen voor personeelsbeloningen. In de vergelijkende cijfers over 2004 en 2003 is de stelselwijziging met betrekking tot de vorming van reserveringen voor personeelsbeloningen met terugwerkende kracht doorgevoerd. Dit leidt in 2003 tot een extra last van € 651.000 en in 2004 tot lagere last (bate) van € 33.000.
4.4.1
Financiële instrumenten Vorderingen, schulden en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers per balansdatum. Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers van afwikkeling. In het kader van vermogensbeheer kan gebruik gemaakt worden van financiële instrumenten zoals termijncontracten op valuta’s en aandelen, dit om risico’s af te dekken of koersen te fixeren in verband met voorgenomen aan- of verkooptransacties. Valutatermijncontracten worden per balansdatum gewaardeerd tegen de overeengekomen termijnkoersen. Het resultaat op valutatermijncontracten wordt verantwoord onder de beleggingsopbrengsten. Binnen het eigen beheer wordt geen gebruik gemaakt van valuta-afdekking, de valuta-belangen in de portefeuille onder eigen beheer zijn zeer gering. De ongerealiseerde valutaresultaten binnen de portefeuilles onder extern of dicretionair beheer vormen onderdeel van de waardering van die portefeuilles (per balansdatum). Tot de opbrengst op aandelen wordt gerekend de premie van de opties waarvan de optietermijn is verlopen en die niet zijn geëffectueerd. Indien deze wel zijn geëffectueerd wordt de premie geteld bij dan wel in mindering gebracht op de verkoopprijs of de aankoopprijs van de onderliggende aandelen. Afhankelijk van het feit of het gekochte dan wel verkochte opties betreft worden deze tegen marktwaarde verantwoord onder aandelen respectievelijk overige schulden. Binnen de portefeuilles onder zowel eigen als extern beheer wordt geen actief gebruik gemaakt van derivaten. Het is de externe beheerders zelfs niet toegestaan om optiecontracten aan te gaan anders dan na uitdrukkelijke toestemming van SBZ. SBZ ziet opties in dit verband meer als verzekeringsinstrument.
4.4.2
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de bepaling van het saldo van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Baten worden opgenomen voorzover zij gerealiseerd zijn. Lasten en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar, worden in acht genomen indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders wordt vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen verkrijgingsprijs, waar nodig vindt afwaarderig plaats op lopende vorderingen.
43
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
VASTGOED De directe vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, dat wil zeggen de prijs, die bij onderhandse verkoop bij aanbieding in verhuurde staat en op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze, na beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde, niet zijnde de huurder, zou zijn betaald. Deze waarde is vastgesteld deels middels taxaties en deels door schattingen. De marktwaarde van deze beleggingen wordt ten minste eens in de 5 jaar getaxeerd. Binnen de periode van 5 jaar vindt aanpassing van de getaxeerde waarde plaats. In hoofdstuk 4.9 wordt aangegeven welk deel van het vastgoed in welk boekjaar is getaxeerd. De onroerende zaken in ontwikkeling worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs (inclusief bouwrente).
FINANCIËLE
BELEGGINGEN
Aandelen, opties en obligaties De aandelen, opties en obligaties worden gewaardeerd tegen beurswaarde. Dit houdt in de prijs van deze effecten volgens de prijscourant op de laatste beursdag van het boekjaar. Niet beursgenoteerde aandelenbeleggingen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde. De per balansdatum opgelopen intrest wordt in de marktwaardering van de obligaties meegenomen en aan de koerswaarde toegevoegd. Onder de (waarderingsregels voor) financiële beleggingen zijn tevens begrepen (de waarderingsregels voor) indirecte beleggingen in obligaties en vastgoed. In de balans worden deze gerangschikt onder de betreffende beleggingstitels. De indirecte beleggingen worden gewaardeerd tegen beurswaarde. Indien geen beurswaarde bekend is, wordt de waardering gelijkgesteld aan de intrinsieke waarde. De indirecte belangen in Amerikaans vastgoed worden gewaardeerd tegen de geinvesteerde hoeveelheid dollars waarbij bij deze waardering rekening wordt gehouden met de valutakoers op balansdatum. Met betrekking tot de effecten die door verbruikleen niet in juridisch eigendom van SBZ zijn, is onder niet uit de balans blijkende verplichtingen aangegeven tot welk bedrag dat het geval is en welke zekerheden daarvoor zijn verkregen. Hypotheken en Leningen op schuldbekentenis De marktwaarde van de leningen op schuldbekentenis en de hypothecaire leningen betreft een berekende marktwaarde. Deze marktwaarde wordt via een yield-curve methodiek onder gebruikmaking van zo te noemen spreads voor debiteurencategorieën afgeleid van de marktwaarde van openbare leningen (obligaties) aan de Nederlandse staat. Ook bij deze vastrentende beleggingen wordt de opgelopen intrest in de marktwaarde meegenomen en aan de hiervoor beschreven koerswaarde toegevoegd. Deposito’s en liquide middelen De deposito’s worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Gegeven het feit dat de liquide middelen tegoeden betreffen met het karakter van beleggingen, worden deze, eveneens tegen verkrijgingsprijs opgenomen onder de beleggingen.
TE
VORDEREN PREMIES
De te vorderen premies worden opgenomen tegen verkrijgingsprijs onder aftrek van een eventuele voorziening voor oninbaarheid.
44
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
VORDERINGEN
INZAKE BELEGGINGEN
Onder dit hoofd zijn opgenomen de opbrengsten van de beleggingen die ultimo boekjaar nog niet ontvangen zijn onder aftrek van een eventuele voorziening voor oninbaarheid. Het betreft hier vervallen huurtermijnen en openstaande nota’s van rente en aflossing, daarnaast wordt onder deze post de nog te ontvangen bankrente opgenomen.
BEDRIJFSMIDDELEN De bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs onder aftrek van cumulatieve afschrijvingen. De afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend rekening houdend met een eventuele residuwaarde. De afschrijving wordt berekend vanaf het tijdstip van ingebruikneming. Het actief bestaat uit een main-frame, een PC-netwerk, randapparatuur en bedrijfsauto’s. De afschrijvingstermijn van de computerapparatuur is drie jaar. De afschrijving op de bedrijfsauto’s bedraagt 15%.
RESERVE
BELEGGINGSRISICO’S
Het doel van de beleggingsreserve is het opvangen van waardedalingen van de beleggingen. De beleggingsreserve bestaat uit twee delen. Een deel is de zogenaamde reserve vastrentend; deze bedraagt 10% van de marktwaarde van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille. Het andere deel is de zogenaamde reserve zakelijk; deze bedraagt maximaal 35% van de marktwaarde van het zakelijke deel van de beleggingsportefeuille. De omvang van de reserve zakelijk wordt vastgesteld op basis van de stand van de MSCI-Euro-index op balansdatum ten opzichte van een laatste hoogtepunt op balansdata van diezelfde index. Extreme stijgingen van de reserve zakelijk als gevolg van extreme stijgingen van de index van balansdatum tot balansdatum worden gemitigeerd middels een groeipad van drie jaar (in 2003 is een nieuw groeipad gestart). De reserve beleggingsrisico’s kan niet negatief worden. In de reserve beleggingsrisico’s is tevens begrepen de herwaarderingsreserve. Deze reserve wordt gevormd voor positieve ongerealiseerde resultaten op beleggingen zonder frequente marktnotering en valutatermijncontracten.
VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN EIGEN REKENING
Premies zijn berekend naar een rentevoet van 4%, terwijl de voorziening pensioenverplichtingen wordt vastgesteld tegen 4% of lagere rente conform de rentetermijnstructuur, zoals deze bekend is gemaakt door De Nederlandsche Bank. De hierbij toegepaste levens- en sterftekansen zijn ontleend aan de tafels Gehele Bevolking Mannen 1990-1995 en de Gehele Bevolking Vrouwen 1990-1995, met een leeftijdsterugstelling van 2 jaar voor mannen en 2 jaar voor vrouwen. De voorziening is berekend met inbegrip van 2,5% opslag voor uitbetalingskosten. De rechten, die aan de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening ten grondslag liggen, luiden als volgt. 1. Het levenslang ouderdomspensioen is gebaseerd op het middelloonprincipe. Het jaarlijks op te bouwen levenslang ouderdomspensioen bedraagt 2% van de pensioengrondslag per 1 januari van het boekjaar. Het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen wordt voor actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari van het boekjaar verhoogd op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de loonontwikkeling. 2. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2,25% van de franchise per 1 januari van het boekjaar (eindloonprincipe).
45
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
3. Het niet ingegane nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Voor niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt uitgegaan van het zo te noemen “onbepaalde partner-systeem” met een partnerfrequentie van 100% tot de pensioendatum en daarna aflopend met de sterfte van de partner. De man wordt hierbij 3 jaar ouder verondersteld dan de vrouw. 4. De pensioenen voor gewezen deelnemers worden voorwaardelijk volgens een algemene prijsindex verhoogd. De toeslag is afhankelijk van de overrendementen. Er wordt geen premie betaald voor toekomstige toeslagen. De toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen met betrekking tot het levenslang ouderdoms-, tijdelijk ouderdoms-, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verantwoord onder de post “vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening”. De berekening van de voorziening vindt plaats volgens de “opgebouwde rechten-methode”; voorts verwijzen wij naar hoofdstuk 4.3.3.
VOORZIENING
ELDERS VERZEKERDE PENSIOENVERPLICHTINGEN
De grondslagen voor de berekening van de voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen zijn gelijk aan de grondslagen, waarmee de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening wordt berekend. De verplichtingen, die de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft, voorzover betrekking hebbend op aan SBZ overgedragen contracten van elders verzekerde pensioenen zijn aan de passief-zijde van de balans opgenomen onder de voorziening elders verzekerde pensioenverplichtingen. Aangezien het verplichtingen betreft, die te zijner tijd verhaald kunnen worden op andere verzekeringsmaatschappijen, is hetzelfde bedrag tevens als vordering opgenomen. Het betreft uitsluitend elders lopende verzekeringen die bij toetreding tot de pensioenregeling via cessie aan SBZ werden overgedragen. Slechts voor enkele lopende verzekeringen wordt nog premie betaald. De overige verzekeringen zijn volledig premievrij. De uitkeringen die ontvangen worden uit herverzekering inzake polissen die aan SBZ zijn overgedragen, worden in de staat van baten en lasten verantwoord onder de post “uitkeringen uit hoofde van elders verzekerde pensioenen”.
VOORZIENING PERSONEELSBELONINGEN Ten gevolge van veranderde regelgeving (wijziging BW 2.9) zijn reserveringen getroffen waaronder een voorziening voor VUT-lasten, een voorziening voor jubilea en een reservering voor nog op te nemen vakantierechten (deze wijziging is met terugwerkende kracht in de cijfers over 2003 en 2004 verwerkt). Als gevolg van de veranderde regelgeving is voor alle medewerkers die van de overgangsregeling VUT gebruik kunnen maken een voorziening gevormd waarbij de (mogelijke) aanspraken contant zijn gemaakt tegen een rente van 4%. Tevens zijn in de voorziening opgenomen de voor rekening van de werkgever komende pensioenpremies en te verwachten salarisstijgingen. Gezien het geringe aantal medewerkers, dat van deze overgangsregeling gebruik kan maken is bij de bepaling afgezien van sterftekansen.
46
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
De nog op te nemen vakantierechten worden berekend met behulp van de resterende verlofsaldi in uren en de uurlonen van de betreffende medewerkers. Gezien de korte termijn waarop deze rechten kunnen worden aangesproken worden deze niet contant gemaakt. Verantwoording vindt om deze reden niet plaats onder deze voorziening maar onder de overige schulden en vooruitontvangen posten. Voor jubilarissen (25 dan wel 40 dienstjaren) is een voorziening gevormd, waarbij de mogelijke aanspraak gezien de verwachte uitkeringstermijn contant is gemaakt tegen 4%. Voor medewerkers die korter dan 10 jaar in dienst zijn wordt niet gereserveerd. In deze jaarrekening wordt vooralsnog geen rekening gehouden met het pensioenresultaat (vermogensoverschot/tekort) van de pensioenregeling van de medewerkers. Hoewel de pensioenregeling van de medewerkers een toegezegde pensioenregeling is, wordt in verband met het feit dat deze wordt uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds (SBZ), deze aangemerkt als een toegezegde bijdrageregeling en wordt volstaan met verantwoording van de betaalde premie. Werkgever SBZ is niet gehouden tot aanvullende bijdragen in het geval van tekorten bij pensioenfonds SBZ. RJ 271 voorziet in een uitzonderingsbepaling, die vorenstaande handelwijze toestaat.
OMZET In verband met de vaststelling van de mate van publicatieplicht wordt hieronder het omzetbegrip nader beschreven en vastgesteld. Ten behoeve van de bepaling van de grootte van de omzet is de definitie gehanteerd die ontleend is aan de richtlijn van de Raad van de Jaarverslaggeving. Als omzet is gehanteerd het totaal van de gedurende het boekjaar verantwoorde premieinkomsten en genoten beleggingsopbrengsten. Onder beleggingsopbrengsten dient in dit verband te worden verstaan netto-exploitatieopbrengsten uit onroerende zaken, rente, dividend en soortgelijke opbrengsten. De indirecte beleggingsopbrengsten ofwel de herwaarderingsresultaten vallen hier niet onder. De omzet volgens bovenstaande definitie over het boekjaar 2005 bedraagt € 164.344.000 (2004: € 161.828.000).
47
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.5
Toelichting op de onderscheiden posten van de balans en de staat van baten en lasten
4.5.1
Balans Activa
VASTGOED
(1)
Een overzicht van het verloop van zowel de directe als de indirecte vastgoedbeleggingen is opgenomen in onderstaande opstelling: Direct vastgoed
Indirect vastgoed
Totaal
Actuele waarde 1 januari 2005 Bij: Aanschaffingen Waardevermeerdering
€ 242.651.494 12.809.332 6.125.000
€ 26.389.413 - 18.807.725 2.389.554
€ 269.040.907 31.617.057 8.514.554
Af: Verkopen Waardevermindering
€ 261.585.826 24.700.000 1.025.000
€ 47.586.692 9.606.728 33.277
€ 309.172.518 34.306.728 1.058.277
Actuele waarde 31 december 2005 € 235.860.826
€ 37.946.687
€ 273.807.513
Van de aanschaffingen 2005 betreft € 803.218 bijgeboekte bouwrente. Een specificatie van de directe vastgoedbeleggingen is weergegeven in hoofdstuk 4.9.
AANDELEN
EN OPTIES (2)
Per balansdatum zijn er geen lopende optie-contracten. De aandelenbeleggingen bestaan uit beleggingsfondsen en een euro-portefeuille, die is opgebouwd uit beursgenoteerde ondernemingen binnen de euro-regio en een portefeuille die is belegd via discretionaire mandaten. In 2005 hebben zich in de aandelenportefeuille de volgende mutaties voorgedaan: Euro-aandelen en beleggingsfondsen
Discretionaire mandaten
Totaal
Beurswaarde per 1 januari 2005 Aankopen Verkopen
€ -
550.417.592 84.670.099 33.992.113
€ -
170.435.122 135.515.329 132.615.572
€ -
720.852.714 220.185.428 166.607.685
Sub-totaal Koersverschillen
€ -
601.095.578 133.909.124
€ -
173.334.879 44.510.320
€ -
774.430.457 178.419.444
Beurswaarde per 31 december 2005
€
735.004.702
€
217.845.199
€
952.849.901
Een nadere onderverdeling van de aandelen treft u aan in hoofdstuk 4.10. 49
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
OBLIGATIES
(3)
In 2005 is de portefeuille volgens onderstaand overzicht gemuteerd: euro-obligaties obligaties in in eigen beheer beleggingsfondsen Beurswaarde per 1 januari 2005
€
418.584.024
€
Af: Lopende intrest
-
13.715.051
-
Koerswaarde per 1 januari 2005
€
404.868.973
€
Aankopen
-
336.146.600
-
Verkopen/ lossingen
-
150.611.303
Sub-totaal
€
590.404.270
Koersverschillen
-
Koerswaarde per 31 december 2005
€
596.640.124
€
Bij: Lopende intrest
-
14.901.801
-
Beurswaarde per 31 december 2005
€
611.541.925
€
6.235.854
50.694.656 0
€
discretionaire mandaten
totaal
248.949.763
€ 718.228.443
-
0
-
13.751.051
€
248.949.763
€ 704.513.392
168.980
-
732.439.845
- 1.068.755.425
-
21.000.013
-
721.728.598
-
€
29.863.623
€
259.661.010
€ 879.928.903
-
10.947.190
€
270.608.200
-
50.694.656
877.041
30.740.664 0
30.740.664
-
€
0
270.608.200
-
893.339.914
18.060.085
€ 897.988.988 -
14.901.801
€ 912.890.789
Het is de (externe) beheerders van de discretionaire vastrentende mandaten toegestaan valuta-termijn-contracten te sluiten. Per balansdatum is daar in beperkte mate sprake van. Zie de toelichting onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. Een specificatie van de verdeling van de marktwaarde van de portefeuille obligaties treft u aan in hoofdstuk 4.11.
HYPOTHECAIRE
LENINGEN (4)
De mutaties in de hypothecaire leningen zijn als volgt weer te geven: 2004
2005 Marktwaarde per 1 januari Af: Lopende intrest
€ -
61.235.709 96.838
€ -
69.527.884 106.610
Koerswaarde per 1 januari Af: Koersverschil per 1 januari
€ -
61.138.871 4.701.253
€ -
69.421.274 4.224.735
€ Bij: Spaarpremie en daarop gekweekte rente -
56.437.618 2.866.791
€ -
65.196.539 2.686.963
Restant-hoofdsommen per 1 januari (transporteren)
59.304.409
€
67.883.502
50
€
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
2004
2005 Transport Aankopen Verkopen/ lossingen
€ -
59.304.409 1.236.786 12.007.583
€ -
67.883.502 1.424.713 10.003.806
Restant-hoofdsommen per 31 december Af: Spaarpremie en daarop gekweekte rente
€ -
48.533.612 2.904.271
€ -
59.304.409 2.866.791
Koersverschillen per 31 december
€ -
45.629.341 3.942.375
€ -
56.437.618 4.701.253
Koerswaarde per 31 december Bij: Lopende intrest
€ -
49.571.716 90.401
€ -
61.138.871 96.838
Marktwaarde per 31 december
€
49.662.117
€
61.235.709
Een specificatie van de restant hoofdsommen treft u aan in hoofdstuk 4.12.
LENINGEN
OP SCHULDBEKENTENIS (5)
In 2005 hebben zich de volgende mutaties voorgedaan: 2004
2005 Marktwaarde per 1 januari Af: Lopende intrest
€ -
32.736.664 1.415.502
€ -
42.646.166 1.686.394
Koerswaarde per 1 januari Aankopen Verkopen/ lossingen
€ -
31.321.162 0 16.355.716
€ -
40.959.772 0 8.145.417
Sub-totaal Koersverschillen
€ -
14.965.446 -1.581.058
€ -
32.814.355 -1.493.193
Koerswaarde per 31 december Bij: Lopende intrest
€ -
13.384.388 352.228
€ -
31.321.162 1.415.502
Marktwaarde per 31 december
€
13.736.616
€
32.736.664
Restant-hoofdsom van de uitstaande leningen per 31 december
€
11.705.606
€
28.061.323
Een specificatie van de restant hoofdsommen treft u aan in hoofdstuk 4.13.
51
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
VORDERINGEN
INZAKE BELEGGINGEN (6)
31-12-2004
31-12-2005 Vastgoed *) Liquide middelen Opbrengst verbruikleen effecten Achterstallige betalingen inzake hypotheken
€ -
Stand per 31 december
€
653.318 82.555 43.837
-
2.455 782.165
€ €
1.149.427 49.381 34.246 2.548 1.235.602
*) Op de vordering inzake vastgoed (huurachterstanden) is een voorziening getroffen van € 353.759.
OVERIGE
VORDERINGEN EN VOORUITBETAALDE POSTEN (7)
31-12-2005
31-12-2004
Pensioenuitkeringen (toeslagen)
€
Collectieve waarde-overdracht
-
0
-
19.288.006
Pensioenuitvoerders inzake waardeoverdrachten
-
5.860.039
-
6.466.595
Verzekeringsmaatschappij inzake hypotheken
-
1.389.000
-
1.202.718
Kosten en subsidie vastgoed
-
258.264
-
220.245
Dividendbelasting
-
658.727
-
746.960
Belastingen en sociale premies
-
11.211
-
0
Elders verzekerde bedragen
-
38.521
-
4.805
Afkoop BTW huurcontract kantoor
-
174.649
-
199.599
Diversen
-
25.727
-
64.144
Stand per 31 december
€
113.669
8.529.807
€
€
116.810
28.309.882
In de post “pensioenuitvoerders inzake waarde-overdrachten” is een vordering op een verzekeringsmaatschappij begrepen (in verband met een collectieve overdracht), die in 10 jaarlijkse termijnen (einddatum: 31 december 2009) wordt betaald. Deze vordering is rentedragend.
52
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
BEDRIJFSMIDDELEN
(8)
Begin 2005 is een nieuw main-frame met randapparatuur aangeschaft. In eerdere jaren is enige randapparatuur aangeschaft. Voorts is eind 2005 nieuwe kantoorautomatisering aangeschaft. Daarnaast zijn er een drietal bedrijfsauto’s in gebruik. De boekwaarde van de apparatuur en auto’s is als volgt samengesteld:
Aanschaffingen tot en met 2004 Terugboeking buiten gebruik gestelde bedrijfsmiddelen Aanschaf 2005
Afschrijvingen tot en met 2004 Terugboeking afschrijving/inruil Afschrijving 2005/inruil
€ -
€ -
555.052 -464.562 321.930
-
412.420
-
123.457
€
288.963
448.359 -422.502 97.600
Boekwaarde per 31 december 2005
Passiva
VRIJE
RESERVE (9)
2004
2005 € -
16.792.294 168.866.226
€ -
80.484.005 66.213.289
€
185.658.520
€
146.697.294
Mutatie reserve beleggingsrisico’s
-
-98.153.000
-
-129.905.000
Stand per 31 december na bestemming van saldo van baten en lasten
€
87.505.520
€
Stand per 1 januari Voordelig saldo boekjaar
RESERVE
16.792.294
BELEGGINGSRISICO’S (10)
2004
2005 Stand per 1 januari Onttrekking Dotatie
€ -
313.904.000 0 98.153.000
€ -
183.999.000 0 129.905.000
Stand per 31 december
€
412.057.000
€
313.904.000
Op grond van de door DNB afgegeven voorschriften is een reserve beleggingsrisico’s te berekenen van € 407.734.000 (31 december 2004: € 330.402.000). Hiermee is de reserve beleggingsrisico’s binnen de herstelperiode naar DNB-normen op voldoende niveau. Op grond van de ABTN zou ultimo 2005 de stand van de reserve beleggingsrisico’s € 530.400.000 moeten zijn. De in de reserve beleggingsrisico’s begrepen herwaarderingsreserve bedraagt € 23.215.355.
53
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN EIGEN REKENING (11)
De specificatie van de voorziening is als volgt: 31-12-2004
31-12-2005 Voorziening Pensioenverplichtingen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen
€
Voorziening Pensioenverplichtingen voor arbeidsongeschiktheidspensioen
-
61.487.659
-
65.511.923
Voorziening toeslagen gewezen deelnemers per 1 januari volgend boekjaar
-
5.308.116
-
4.761.277
Stand per 31 december
€
1.750.108.147
1.683.312.372
€
€
1.449.169.075
1.519.442.275
In de voorziening pensioenverplichtingen voor arbeidsongeschiktheidspensioen is rekening gehouden met de dekking van het zogenaamde WAO-hiaat (het verschil tussen de WAOuitkering en de vervolguitkering) van arbeidsongeschikte deelnemers alsmede met de afschaffing (per 1 januari 1995) van de maximering van het jaarsalaris dat ten grondslag ligt aan de reglementaire arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voorts is in deze voorziening rekening gehouden met de kosten van de premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De mutatie in de voorziening wordt toegelicht in hoofdstuk 4.5.2. De vrije reserve bedraagt ultimo 2005 5% van de VPV eigen rekening.
VOORZIENING
PERSONEELSBELONINGEN (12)
In verband met de invoering van de nieuwe pensioenregeling ingaande 1 januari 2000 werd de in de CAO-Zorgverzekeraars opgenomen VUT-regeling per dezelfde datum afgeschaft. Om de negatieve gevolgen van deze afschaffing voor de medewerkers in de branche zoveel mogelijk te verzachten is een uitgebreide overgangsregeling getroffen. In tegenstelling tot de VUT-lasten op grond van de voor 1 januari 2000 geldende VUT-regeling worden de lasten van deze overgangsregeling niet tussen werkgevers in de branche verevend. Op grond hiervan is en wordt voor de lasten van de overgangsregeling, voorzover deze van toepassing is op SBZmedewerkers, een voorziening gevormd. Daarnaast wordt een voorziening gevormd voor mogelijke toekomstige (dienst)jubileumuitkeringen aan medewerkers. Het verloop van de voorziening luidt als volgt: 2005
2004
Stand VUT-voorziening per 1 januari Onttrekking
€ -
1.131.000 148.978
€ -
1.272.000 206.470
Dotatie
€ -
982.002 5.978
€ -
1.065.530 65.470
Stand VUT-voorziening per 31 december
€
988.000
€
1.131.000
Bij: voorziening dienstjubilea
€
38.000
€
37.000
Totaal van de voorziening
€
1.026.000
€
1.168.000
54
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
TE
BETALEN UITKERINGEN (13)
31-12-2005
31-12-2004
Arbeidsongeschiktheidspensioen
€
365.546
€
477.121
Ouderdoms- en nabestaandenpensioen
-
21.365
-
84.886
Stand per 31 december
€
386.911
€
562.007
In het bedrag van € 21.365 (2004: 84.886) terzake van nog te betalen ouderdoms- en nabestaandenpensioen is een bedrag begrepen van € 9.726 (2004: 40.404) aan niet opgevraagde pensioenen (de betreffende deelnemers zijn vooralsnog onbereikbaar).
OVERIGE
SCHULDEN EN VOORUITONTVANGEN POSTEN (14)
31-12-2005
31-12-2004
Vooruitontvangen rente en aflossing
€
1.210.013
€
Te betalen belastingen en sociale verzekeringspremies
-
1.547.824
-
1.396.814
Collectieve waarde-overdrachten
-
0
-
2.609
Pensioenuitvoerders inzake waardeoverdrachten
-
202.973
-
841.229
SVB inzake FVP
-
1.760
-
870
Organisaties inzake FVP
-
188.059
-
6.042
Reservering verlofsaldi
-
94.000
-
87.000
Bedrijfskosten
-
256.791
-
223.589
Tegemoetkoming huisvestingskosten
-
61.191
-
78.674
Kosten vastgoed
-
459.746
-
367.648
Diversen
-
8.114
-
27.423
Stand per 31 december
€
55
4.030.471
€
8.952
3.040.850
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
NIET
UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN (EN ANDERE BALANSTOELICHTING)
Leningen Met betrekking tot de leningen op schuldbekentenis kan het volgende worden opgemerkt; eind 2005 waren evenals eind 2004 geen versterkte aflossingen aangekondigd. Verbruikleen effecten Per 31 december 2005 waren effecten (aandelen en obligaties) tot een bedrag van € 548.213.640 in verbruikleen. De hiertoe gestelde zekerheden (obligaties) beliepen een bedrag van € 568.488.502 Vastgoed De belegging in het project Rotterdam-Hillegersberg beloopt een bedrag van circa € 9,7 miljoen, de resterende verplichting bedraagt € 2,3 miljoen. In 2003 werd besloten tot de aankoop van een woningcomplex te Rijswijk (ZH). De contracten zijn in 2004 getekend. De investering bedraagt circa € 21,5 miljoen, waarvan eind 2005 € 11,7 miljoen betaald is. Verder wordt opgemerkt, dat besloten is tot de verkoop van de complexen Wageningen, Amsterdam (I) Sierplein en Den Bosch. De verkoop van Amsterdam Sierplein is in 2005 geëffectueerd. De exploitatie van het complex Amicitia te Amersfoort verloopt moeizaam. Huurders hebben SBZ juridisch aangesproken met betrekking tot de betaling van huurpenningen en beëindiging van de huurovereenkomst. Hoewel de eerste uitspraken in het voordeel van SBZ strekken is de uitkomst van nog te voeren hoger beroep procedures ongewis. Terzake zijn geen verplichtingen opgenomen. Door verhuur van een grote winkelruimte begin 2006 en de aantrekkingskracht van de betreffende huurder is de loop in het complex aanzienlijk verbeterd. Valuta-termijn-contracten In de extern beheerde obligatieportefeuilles wordt gebruik gemaakt van valuta-termijn-contracten. Het betreft een tweetal portefeuilles. De ene beheerder kocht vreemde valuta (Zweedse Kronen, Poolse Zloty, US-dollars, Britse Ponden, Deense Kronen, Australische dollars en Japanse Yennen) tot een bedrag van € 29.064.851 en verkocht met uitzondering van de Japanse Yennen dezelfde vreemde valuta tot een bedrag van € 18.625.628. Per saldo ging deze beheerder voor € 10.439.223 uit de Euro in vreemde valuta. De contracten kennen looptijden tot 20 april 2006. Per balansdatum is hiermee per saldo een positief ongerealiseerd resultaat behaald van € 278.073. De andere beheerder kocht vreemde valuta (US-dollars, Japanse Yennen en Zweedse Kronen) tot een bedrag van € 8.196.772 en verkocht vreemde valuta (Britse Ponden, Japanse Yennen, Zweedse en Noorse Kronen) tot een bedrag van € 18.436.640. Per saldo ging deze beheerder voor € 10.239.868 uit vreemde valuta terug in de Euro. De contracten kennen looptijden tot 21 februari 2006. Per balansdatum is hiermee per saldo een positief ongerealiseerd resultaat behaald van € 32.158.
56
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.5.2
Staat van baten en lasten
BELEGGINGSOPBRENGSTEN
(15)
Direct
Indirect
Totaal 2005
Totaal 2004
Vastgoed
17.442
7.456
24.898
17.323
Aandelen en opties
21.933
178.419
200.352
55.918
Obligaties
33.364
18.060
51.424
42.536
Hypotheken
3.196
-759
2.437
4.023
Leningen op schuldbekentenis
1.300
-1.581
-281
1.314
Deposito’s en liquide middelen
1.323
96
1.419
434
78.558
201.691
280.249
121.548
1.106
1.067
279.143
120.481
(x € 1.000,-)
Sub-totaal Af: kosten vermogensbeheer Totaal beleggingsopbrengsten
De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen de herwaarderingsresultaten. De mutaties in de portefeuille worden tegen marktwaarde ingeboekt.
PREMIE-OPBRENGSTEN
(16)
De geboekte premies kunnen als volgt worden onderverdeeld: 2005
2004
Premie arbeidsongeschiktheidspensioenverzekering
€
8.277.114
€
7.513.622
Premie ouderdoms- en nabestaandenpensioenverzekering
-
77.508.736
-
87.388.788
Sub-totaal premie
€
85.785.850
€
94.902.410
Verleende premiekorting
-
-
1.240.855
Totaal
€
€
93.661.555
0 85.785.850
De premies worden bij de werkgevers (aangesloten organisaties) in rekening gebracht. 58
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
SALDO
OVERDRACHTEN VAN RECHTEN (17)
Uit hoofde van waarde-overdrachten zijn substantiële bedragen met andere pensioenuitvoerders verrekend; onderstaand wordt een overzicht gegeven van de inkomende en uitgaande waarde-overdrachten. Inkomend
Uitgaand
Saldo
Overdrachtswaarde (indivdueel) Rente op overdrachtswaarde
€ -
7.340.654 236.378
€ 5.764.515 213.374
€ -
1.576.139 23.004
Totaal individueel
€
7.577.032
€ 5.977.889
€
1.599.143
Collectief
€
98.123.452
€
-
€
98.123.452
Totaal overdrachten Mutatie VPV
€ 105.700.484 - 100.849.976
€ 5.977.889 - 5.746.076
€ -
99.722.595 95.103.900
Totaal
€
€
€
4.618.695
4.850.508
231.813
Per saldo leiden de waarde-overdrachten tot een (positief) resultaat van € 4.618.695, hiervan is € 99.722.595 in de rekening van lasten en baten verantwoord onder de post “saldo overdrachten van rechten”, terwijl een bedrag van € 95.103.900 in de mutatie van de voorziening pensioenverplichting is betrokken. Het resultaat ad € 4.618.695 is met name het gevolg van de opslag op de overdrachtswaarde van een grote inkomende collectieve waarde-overdracht.
59
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
PENSIOENUITKERINGEN
(18)
2005 Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Afkoopsommen Sociale lasten
2004
€ 42.066.890 - 15.915.275 38.407 24.708
€ 38.444.002 - 15.596.591 48.127 31.230 € 58.045.280
Arbeidsongeschiktheidspensioen incl. sociale lasten Voortzetting pensioenopbouw
€ 3.639.724 -
€ 54.119.950
€ 3.320.223
3.718.023
-
4.954.905
7.357.747
-
€ 65.403.027
8.275.128
€ 62.395.078
De pensioenen zijn per 1 januari 2005 niet aangepast. Voor de pensioenen, die voor 1 januari 2000 zijn ingegaan, geldt een verhoging van 1,0%.
UITKERINGEN
UIT HOOFDE VAN ELDERS VERZEKERDE PENSIOENEN (19)
De ontvangsten kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2004
2005 Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen
€ -
1.249.275 708.837
€ -
1.461.562 800.918
Totaal
€
1.958.112
€
2.262.480
PREMIES
HERVERZEKERING (20)
2005 Aan andere verzekeringsmaatschappijen betaalde premie van door SBZ overgenomen en nog niet premievrij gemaakte verzekeringsovereenkomsten inzake ouderdoms- en nabestaandenpensioen; een bedrag van
60
€
10.679
2004
€
10.318
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
MUTATIE
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN (21)
2005
2004
(x € 1.000,-)
Toevoegingen - aanspraken ivm premies eigen rekening - kostenbestanddeel premies eigen rekening
84.981 -4.314
- overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen - intrest - toeslagen slapers en gepensioneerden
94.576 -4.941 80.667
89.635
95.104
23.574
63.085
59.259
5.094
- verlaging rekenrente naar RTS
4.761 68.179
64.020
243.950 70.673
177.229 0
314.623
177.229
Vrijval - uitkeringen - kosten - resultaat op premie sterfte, invaliditeit, etc.
Mutatie boekjaar
61
63.445 1.401
60.133 1.294
19.111
6.417 83.957
67.844
230.666
109.385
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
PENSIOENUITVOERINGS-
EN ADMINISTRATIEKOSTEN (22)
De kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2005 Lonen en salarissen en bijkomende personele lasten (inclusief inhuur- en uitzendkrachten) onder aftrek van uitkeringen ziektegeld Sociale lasten Pensioen- en VUT-lasten
€ -
1.319.524 176.994 226.273
2004
€ -
1.303.658 187.059 258.734
€
1.722.791 €
1.749.451
Adviseurs- en controle kosten Kosten huisvesting Automatiseringskosten Kosten beleggingen DNB AFM Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Bestuur en Deelnemersraad Commissie van Beroep Informatie-voorziening Reintegratieproject AOG-ers Bureaukosten (waaronder porti, drukwerk, kantoorbehoeften, telefoon) Kantoorinrichting Diversen
-
258.729 240.548 251.237 301.058 128.612 21.000 65.767 64.140 2.700 61.748 58.310 -
257.754 240.621 204.611 282.262 150.305 0 57.427 43.986 1.350 72.243 0
-
152.694 885 19.270
152.214 0 18.370
Sub-totaal
€
3.349.489
€
3.230.594
Toerekening kosten aan beleggingsopbrengsten
-
1.105.598
-
1.066.926
Totaal
€
2.243.891
€
2.163.668
Personeelskosten
-
De bezoldiging 2005 van de tweehoofdige directie inclusief (wettelijke en niet-wettelijke) sociale lasten, VUT-lasten, pensioenpremie en kosten van bedrijfsauto’s en kinderopvang beloopt een bedrag van € 288.907 (v.j. 272.699). Het statutair bestuur ontvangt naast kostenvergoedingen vacatiegeld (over 2005 tot een totaalbedrag van € 52.208 (v.j. 34.387)) voor de voorbereiding op en het bijwonen van vergaderingen. De vergoedingsregeling voor bestuursleden kent een vacatiegeld van € 502 per dagdeel en een vergoeding voor reiskosten, zijnde de werkelijke kosten voor openbaar vervoer danwel € 0,27 per kilometer.
62
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Het gemiddeld aantal gedurende het boekjaar werkzame werknemers (op basis van FTE’s), uitgesplitst naar activiteiten, was als volgt:
aantal FTE
2005 %
aantal FTE
2004 %
Directie Pensioenen Financiën & beleggingen Automatisering Secretariaat AO/IC
2,0 13,9 4,6 2,0 1,1 1,0
8,1 56,3 18,7 8,1 4,7 4,1
2,0 12,9 4,9 2,0 1,8 1,0
8,1 52,5 19,9 8,1 7,3 4,1
Totaal
24,6
100,0
24,6
100,0
Op 31 december 2005 waren 26 personen (2004: 27) in dienst van SBZ.
OVERIGE
BATEN (23)
2005 Winstuitkering herverzekering (Aegon)
€
Rente rekening-courant herverzekeringsmaatschappijen
-
Waarde-overdrachten/premie oude jaren
2004 €
11.515
15
-
1.311
-
39.750
-
0
Overige rente-inkomsten (o.a. premie-debiteuren en rekening-courant verzekeringsmaatschappij inzake hypotheken)
-
173.075
-
296.315
Rente termijnregeling waarde-overdracht
-
318.282
-
345.814
Administratiekosten waarde-overdrachten
-
20.100
-
0
Boekwinst bedrijfsauto’s
-
6.167
-
0
Diversen
-
12.682
-
0
Totaal overige baten
€
579.545
€
OVERIGE
9.474
LASTEN (24)
2005 Diversen
63
654.955
€
0
2004 €
25.648
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.6
Kasstroomoverzicht 2005
2004
85.786 0
94.902 -1.241
99.722 0
23.133 0
1.958 -10 -65.403 -2.244
2.262 -10 -62.395 -2.163
(x € 1.000,-)
Kasstroom pensioenuitvoeringsactiviteiten - premies - premiekorting - saldo overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen - uitkeringen u.h.v. herverzekering - uitkeringen u.h.v. elders verzekerde pensioenen - premies herverzekering - uitkeringen - kosten
54.488
119.809 Kasstroom beleggings- en investeringsactiviteiten - directe beleggingsopbrengst 78.558 - mutatie opgelopen interest -117 - aankopen en verkopen vastgoed 2.689 - aankopen aandelen, obligaties en leningen -1.290.177 - verkopen en aflossingen, aandelen, obligaties en leningen 1.088.348 - kosten -1.106
Saldo
Andere mutaties - mutatie debiteuren/crediteuren - overige mutaties per saldo
68.167 -221 -12.507 -953.162 898.182 -1.067 -121.805
-608
-1.996
53.880
-40.987 652
18.820 398 19.218
-40.335
Saldo kasstroom
17.222
13.545
Stand liquide middelen / deposito’s primo boekjaar
17.085
3.593
34.307
17.138
96
-53
34.403
17.085
Waarderingsverschillen liquide middelen en deposito's Stand liquide middelen / deposito's ultimo boekjaar
64
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.7
Statutaire regeling betreffende de bestemming van het saldo van baten en lasten Conform artikel 3 lid 4 van de statuten wordt het maken van winst niet beoogd. Dientengevolge zal het saldo van baten en lasten ten gunste dan wel ten laste van de reserves dienen te worden gebracht.
4.8
Bestemming van het saldo van baten en lasten over het boekjaar Het voordelige saldo van baten en lasten over het boekjaar 2005 is conform de statutaire regeling aan de vrije reserve toegevoegd. Nadat het voordelige saldo aan de vrije reserve werd toegevoegd, is de dotatie aan de reserve voor beleggingsrisico’s aan de vrije reserve onttrokken.
65
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.9
Overzicht direct vastgoed
Omschrijving object
Jaar van aanschaf
Aankoop waarde €
Jaar van taxatie
Taxatiewaarde per 31-12-05 €
Cuyk
24 eengezinswoningen
1971
570.044
2002
2.625.000
Den Bosch
± 2.000 m2 bedrijfsruimte, 23 flatwoningen
1979
4.184.009
2005
4.500.000
Sprang Capelle
± 350 m2 bedrijfsruimte, 8 flatwoningen
1980
1.049.179
2002
1.300.000
Nunspeet
± 1.080 m2 bedrijfsruimte, 8 flatwoningen
1984
1.416.386
2003
2.950.000
Apeldoorn (I)
± 1.560 m2 bedrijfsruimte, 10 flatwoningen
1985
2.697.425
2003
3.987.984
Eindhoven
± 1.150 m2 bedrijfsruimte, 14 flatwoningen
1986
1.894.846
2003
4.100.000
HardinxveldGiessendam
± 3.300 m2 bedrijfsruimte, 28 flatwoningen
1986
4.733.812
2003
9.000.000
De Bilt
28 eengezinswoningen
1987
1.726.199
2003
4.500.000
Utrecht
± 2.800 m2 bedrijfsruimte
1988
2.822.597
2004
4.150.000
Nieuwegein
± 3.700 m2 bedrijfsruimte
1989
4.201.010
2004
3.225.000
De Meern
± 5.200 m2 bedrijfsruimte
1989
2.669.070
2004
3.750.000
Hengelo
± 735 m2 bedrijfsruimten, 33 flatwoningen
1989
2.913.121
2004
5.100.000
Berlicum
± 1.450 m2 bedrijfsruimte, 3 flatwoningen
1990
1.650.160
2001
3.600.000
Wageningen
± 2.750 m2 bedrijfsruimte, 70 hotelappartementen
1990
6.074.231
2001
7.500.000
Naar vervolgblad
67
38.602.089
60.287.984
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Vervolg overzicht direct vastgoed
Omschrijving object
Jaar van aanschaf
Van voorgaand blad
Aankoop waarde €
Jaar van taxatie
38.602.089
Taxatiewaarde per 31-12-05 € 60.287.984
Apeldoorn (II)
± 5.800 m2 bedrijfsruimte
1990
8.433.190
2001
8.900.000
Amersfoort (I)
± 3.230 m2 bedrijfsruimte
1991
4.200.108
2001
5.300.000
Groningen (I)
± 3.050 m2 bedrijfsruimte
1991
4.056.795
2001
4.600.000
Zoetermeer
± 2.860 m2 bedrijfsruimte
1991
4.124.862
2005
4.200.000
Groningen (II)
± 4.700 m2 bedrijfsruimte
1993
6.109.085
2004
8.900.000
Zeist
± 12.000 m2 bedrijfsruimte
1995
22.234.982
2001
29.500.000
Leidschendam
40 flatwoningen
1995
4.465.169
2004
6.600.000
Rotterdam (I)
± 3.645 m2 bedrijfsruimte
1995
6.299.850
2005
8.800.000
Vlaardingen
± 15.400 m2 bedrijfsruimte
1995
11.895.641
2005
14.000.000
Rotterdam (II)
47 flatwoningen
1998
7.286.769
-
7.286.769
Amersfoort (II)
± 5.330 m2 bedrijfsruimte, 22 flatwoningen
2001
17.688.337
-
17.688.337
Barneveld
± 6.100 m2 bedrijfsruimte
2001
10.088.728
-
10.088.728
Amsterdam
± 12.992 m2 bedrijfsruimte
2001
26.147.198
-
26.147.198
Amersfoort (III)
± 3.360 m2 bedrijfsruimte, 25 flatwoningen
2003
11.821.997
-
11.821.997
Rijswijk
± 750 m2 bedrijfsruimte, 84 flatwoningen
2004
11.739.813
11.739.813
195.194.613
235.860.826
Het directe vastgoed bevindt zich in Nederland (Eurogebied). Van het indirecte vastgoed ad € 37.946.687 is een bedrag van € 11.228.389 belegd in US-dollars. Het betreft participaties in Amerikaanse vastgoedbeleggingen.
68
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.10
Overzicht aandelen en opties SPECIFICATIE
Europa waarvan niet Euro-landen Noord-Amerika Japan Pacific Rim exclusief Japan Emerging markets
SPECIFICATIE
82,2%
10,8% 3,0% 0,8% 5,3%
€ 593.152.746 32.514.790 75.777.118 20.737.762 5.593.254 25.591.834
100,0%
€ 720.852.714
100,0%
€ 763.384.764 34.853.202 - 102.439.442 29.045.542 7.488.438 50.491.715
80,1%
€ 952.849.901 2005
NAAR SECTOR
Consumenten cyclisch Consumenten defensief Energie Financiële instellingen Gezondheid Industrie Informatietechnologie Materialen Nutsbedrijven Telecommunicatie Overige waaronder beleggingsinstellingen
2004
2005
NAAR REGIO
€ 96.681.669 54.963.746 83.547.483 - 286.833.728 49.545.652 69.811.238 63.873.538 55.945.164 67.552.097 70.828.340 -
2004 10,1% 5,8% 8,8% 30,1% 5,2% 7,3% 6,7% 5,9% 7,1% 7,4%
53.267.246
5,6%
€ 952.849.901
100,0%
SPECIFICATIE NAAR VALUTA (UITGEDRUKT IN EURO’S)
10,5% 2,9% 0,8% 3,6%
€ 68.106.652 47.274.349 85.052.041 - 192.795.815 38.599.376 42.589.576 51.023.323 47.581.808 48.391.159 70.973.750 -
9,4% 6,6% 11,8% 26,8% 5,4% 5,9% 7,1% 6,6% 6,7% 9,8%
28.464.865
3,9%
€ 720.852.714
100,0%
2004
2005
€ 571.840.628
Euro
€ 745.963.433
Britse Pond Deense Kroon Noorse Kroon Zweedse Kroon Zwitserse Franc
€ -
17.665.526 362.295 2.472.117 1.735.226 12.618.038
1,9% 0,0% 0,3% 0,2% 1,3%
€ -
18.868.862 320.212 1.181.574 2.400.974 9.743.168
2,6% 0,0% 0,2% 0,3% 1,4%
Totaal overig Europa
€
34.853.202
3,7%
€
32.514.790
4,5%
US-Dollar Canadese Dollar
€ 130.608.252 4.891.033
13,7% 0,5%
€ -
88.391.120 1.775.160
12,3% 0,2%
Totaal Noord-Amerika
€ 135.499.285
14,2%
€
90.166.280
12,5%
Yen Australische Dollar Hongkong Dollar Singapore Dollar
€ -
29.045.542 4.427.924 2.243.154 817.361
3,0% 0,5% 0,2% 0,1%
€ -
20.737.762 3.659.575 1.306.245 627.434
2,9% 0,5% 0,2% 0,1%
Totaal Aziatische en Oceanische valuta
€
36.533.981
3,8%
€
26.331.016
3,7%
€ 952.849.901
100,0%
€ 720.852.714
100,0%
69
78,3%
79,3%
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.11
Overzicht obligaties SPECIFICATIE
Europa waarvan niet Euro-landen Noord-Amerika Japan Pacific Rim exclusief Japan Emerging markets
SPECIFICATIE
2004
2005
NAAR REGIO
89,9%
6,1% 1,8% 0,0% 2,4%
€ 645.966.424 16.679.682 38.566.685 13.591.549 890.731 19.213.054
100,0%
€ 718.228.443
100,0%
€ 818.814.602 12.153.362 56.142.015 16.453.087 0 21.481.085
89,7%
€ 912.890.789
2004
2005
NAAR CATEGORIE
5,4% 1,9% 0,1% 2,7%
Nederlandse Staat Overige Staatsleningen
€ 490.867.091 - 299.541.552
53,8% 32,8%
€ 330.897.134 - 236.816.731
46,0% 33,0%
Totaal Staatsleningen
€ 790.408.643
86,6%
€ 567.713.865
79,0%
Banken Verzekeringsmaatschappijen Hypotheekbanken en bouwfondsen Overige financiële instellingen
€ -
12.868.462 7.060.065
1,4% 0,8%
€ -
9.470.594 5.820.351
1,3% 0,8%
-
22.292.248 5.344.294
2,4% 0,6%
-
19.482.659 5.417.344
2,7% 0,8%
Totaal financiële instellingen
€
47.565.069
5,2%
€
40.190.948
5,6%
Diversen en beleggingsfondsen €
74.917.077
8,2%
€ 110.323.630
15,4%
€ 912.890.789
100,0%
€ 718.228.443
100,0%
SPECIFICATIE NAAR VALUTA (UITGEDRUKT IN EURO’S)
2004
2005
€ 655.587.928
Euro
€ 835.325.139
Britse Pond Deense Kroon Zweedse Kroon Totaal overige Europese valuta (mature markets)
€ -
5.241.111 758.516 608.674
0,6% 0,1% 0,1%
€ -
4.667.689 390.115 3.304.245
0,6% 0,1% 0,5%
€
6.608.301
0,8%
€
8.362.049
1,2%
US-Dollar
€
51.988.730
5,7%
€
37.445.436
5,2%
Yen
€
17.521.969
1,9%
€
13.591.549
1,9%
Colombiaanse Peso Mexicaanse Peso Poolse Zloty Turkse Lira
€ -
364.888 686.583 0 395.179
0,0% 0,1% 0,0% 0,0%
€ -
260.719 623.311 2.357.451 0
0,0% 0,1% 0,3% 0,0%
Totaal emerging markets
€
1.446.650
0,1%
€
3.241.481
0,4%
Totaal generaal
€ 912.890.789
100,0%
€ 718.228.443
100,0%
70
91,5%
91,3%
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.12
Overzicht restant-hoofdsommen hypotheken A.
GROEPERING
NAAR INTRESTTYPE:
2005 aantal
2004 aantal
van 2%
tot
3%
1
€
van 3%
tot
4%
25
van 4%
tot
5%
van 5%
tot
van 6%
€
235.000
-
-
2.261.724
11
-
1.014.051
125
-
7.917.229
112
-
7.500.154
6%
401
-
23.151.293
488
-
29.912.623
tot
7%
208
-
13.780.347
291
-
18.712.557
van 7%
tot
8%
19
-
851.922
32
-
1.686.220
van 8%
tot
9%
6
-
303.897
8
-
439.804
van 9%
tot
10%
1
-
32.200
1
-
39.000
48.533.612
943
786
€
Gemiddelde rentevoet van de per ultimo uitstaande hypotheken
B.
GROEPERING
€
5,56%
0
59.304.409
5,74%
NAAR RISICO-CATEGORIE:
2005 aantal
2004 aantal
Gemeente- c.q. NHG-garantie
176
€
9.909.015
215
€
12.019.255
tot 75% executiewaarde
586
-
37.433.593
698
-
46.227.707
24
-
1.191.004
30
-
1.057.448
786
€
48.533.612
943
€
59.304.409
vanaf 75% executiewaarde
71
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
4.13
Overzicht restant-hoofdsommen leningen op schuldbekentenis A.
VERDELING
NAAR GROEPEN:
2004
2005 aantal
aantal Gegarandeerd door Overheid
8
€
4.445.122
16
€
20.460.504
Diversen
2
-
7.260.484
3
-
7.600.819
10
€
11.705.606
19
€
28.061.323
B.
GROEPERING
NAAR INTRESTTYPE:
2005 aantal
aantal
van 5%
tot
6%
1
€
van 6%
tot
7%
3
van 7%
tot
8%
van 8%
tot
van 9% van 10%
6.806.703
2
€
-
326.634
5
-
412.670
5
-
4.546.798
8
-
8.611.335
9%
1
-
25.471
2
-
140.733
tot
10%
-
-
0
1
-
510.503
tot
11%
-
-
0
1
-
11.572.571
11.705.606
19
€
28.061.323
10
Gemiddelde rentevoet van de per ultimo uitstaande leningen op schuldbekentenis
72
2004
€
6,31%
6.813.511
8,28%
JAARVERSLAG SBZ 2005
5
Overige gegevens
5.1
Actuariële verklaring
OPDRACHT Ingevolge de mij door het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars toevertrouwde opdracht tot certificering is de financiële positie per 31 december 2005 van het pensioenfonds door mij beoordeeld en zijn de overige taken voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet door mij vervuld.
GEGEVENS De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door de administrateur van het pensioenfonds. De administratieve basisgegevens die aan de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen ten grondslag liggen, waaronder begrepen de opgebouwde pensioenrechten, zijn door de accountant van het pensioenfonds in het kader van diens controle van de jaarrekening gecontroleerd. Overeenkomstig de richtlijn “Samenwerking tussen accountants en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de noodzakelijke basisgegevens en de overige uitgangspunten die naar mijn oordeelsvorming van belang zijn. Voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens uit de jaarrekening, waarbij een goedkeurende accountantsverklaring is verstrekt.
WERKZAAMHEDEN Bij de beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet expliciet de aangehouden verzekeringstechnische voorzieningen gecontroleerd. Voorts zijn de uitgangspunten, grondslagen en methoden die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de voorzieningen beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze controles zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de betreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Daarnaast heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen, is door mij geëvalueerd. Naar mijn mening vormen de beschreven controles en toetsen een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel.
OORDEEL De informatie die door de accountant is verstrekt bij de administratieve basisgegevens, is zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard.
VOORZIENINGEN Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met de in het jaarverslag vermelde methoden en grondslagen voor de berekening van de verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in de jaarrekening genoemde verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, per balansdatum afdoende. 73
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
TOETSING VAN DE FONDSMIDDELEN AAN CRITERIA VAN DNB De toets conform de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op balansdatum aanwezige middelen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars ten minste gelijk zijn aan de voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, dus sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn per balansdatum ten minste gelijk aan de daartoe door DNB gestelde norm.
JAARLIJKSE AFFINANCIERING VAN TIJDSEVENREDIGE AANSPRAKEN Aan artikel 9a, lid 1 van de Pensioen- en spaarfondsenwet is naar mijn oordeel voldaan.
FINANCIËLE POSITIE VAN HET PENSIOENFONDS De financiële positie van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen het aan verzekerden gespecificeerde algemeen beleid inzake toeslagen.
Amsterdam, 20 juni 2006 Towers Perrin
Drs. J.L. Roelfsema AAG
74
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
5.2
Accountantsverklaring Aan: het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars.
OPDRACHT Ingevolge uw opdracht hebben wij de jaarrekening 2005 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars te Driebergen gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de stichting. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
WERKZAAMHEDEN Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van de stichting daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
OORDEEL Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met de in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening.
Amsterdam, 20 juni 2006 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
M. van Ginkel RA
75
JAARVERSLAG SBZ 2005
6
Bijlagen
6.1
Aangesloten organisaties Met ingang van de nieuwe pensioenregeling zijn met de deelnemende organisaties aansluitovereenkomsten afgesloten. De overeenkomst loopt standaard voor een periode van vijf jaar. Tevens is in de overeenkomst opgenomen het al of niet gebruik maken van flexibiliseringsmogelijkheden. Per 31 december 2005 kan van aangesloten organisaties onderstaand overzicht worden gegeven: 2005
2004
2003
2002
2001
Ziekenfondsen / Zorgverzekeraars Bovenbouwinstellingen / Verzekeraars Tandheelkundige instellingen Koepel- / Holdingorganisaties RACB’s Informatica-instellingen Trombosediensten / Artsenlaboratoria Overige instellingen
22 13 7 1 1 6 2 13
22 9 7 3 1 6 2 12
22 9 7 3 1 4 2 12
21 10 7 4 1 6 2 14
21 9 7 4 1 6 2 14
Totaal
65
62
60
65
64
Het totaal aantal individuele deelnemers per 31 december 2005 bedraagt 15 (2004: 18).
77
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
6.2
Overzicht en verloop van deelnemers
DEELNEMERS
VERZEKERD VOOR OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOEN
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers met premievrije rechten
VERLOOP
2005
2004
2003
2002
2001
19.629
18.053
17.584
17.932
18.399
15.306
13.734
13.026
12.453
11.407
ACTIEVE DEELNEMERS 2005
begin boekjaar bij: nieuwe deelnemers
af: ingang pensioen overlijden vertrokken: * met p.v. rechten * binnen 6 maanden
einde boekjaar
mannen
vrouwen
totaal
6.446 1.299
11.607 1.960
18.053 3.259
7.745
13.567
21.312
117 13
69 11
186 24
430 44
863 136
1.293 180
604
1.079
1.683
7.141
12.488
19.629
OVERZICHT GEMIDDELDE LEEFTIJD VAN DE ACTIEVE DEELNEMERS PER 31 DECEMBER IN DE JAREN
2005 2004 2003 2002 2001 2000 1995 1990 1985 1980
78
mannen
vrouwen
totaal
42,2 42,2 41,8 41,3 40,9 40,9 41,5 41,8 42,0 43,8
39,5 39,1 38,5 37,7 37,1 36,7 36,0 35,3 35,3 36,2
40,5 40,2 39,7 39,0 38,5 38,3 38,4 38,5 39,2 41,2
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
DEELNEMERS
VERZEKERD VOOR ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
Deelnemers
VERLOOP
2005
2004
2003
2002
2001
19.198
17.612
17.086
17.383
17.809
DEELNEMERS 2005
mannen
vrouwen
totaal
begin boekjaar alleen verzekerd OP/NP
6.118 330
11.494 125
17.612 455
bij: nieuwe deelnemers
6.448 1.299
11.619 1.956
18.067 3.255
7.747
13.575
21.322
af: ingang pensioen 117 overlijden 13 ontslag binnen 6 maanden 44 ontslag met p.v. rechten 430
einde boekjaar waarin begrepen alleen verzekerd OP/NP verzekerd voor arbeidsongeschiktheidspensioen
79
69 11 138 863
186 24 182 1.293
604
1.081
1.685
7.143
12.494
19.637
321
118
439
6.822
12.376
19.198
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Van de leeftijdsopbouw van actieve en gewezen deelnemers met premievrije rechten kunnen de volgende grafieken worden gegeven.
LEEFTIJDSOPBOUW ACTIEVE DEELNEMER AANTAL 3000
mannen
ma
vrouwen
2500
vro
2000
1500
1000
500
0 <19
20-<24 25-<29 30-<34 35-<39 40-<44 45-<49 50-<54 55-<59 60-<64 LEEFTIJD
LEEFTIJDSOPBOUW DEELNEMERS MET PREMIEVRIJE RECHTEN AANTAL 2500
mannen
mann vrouwen
2000
vrouw
1500
1000
500
0 <19 20-<24 25-<29 30-<34 35-<39 40-<44 45-<49 50-<54 55-<59 60-<64
80
65+
LEEFTIJD
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
UITKERINGSGERECHTIGDEN
OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOEN
Het verloop van het aantal gepensioneerden gesplitst naar soort pensioen, is weergegeven in het volgende overzicht:
ouderdomspensioen mannen vrouwen
weduwen- weduwnaars- partnerwezenpensioen pensioen pensioen pensioen
totaal
eindstand 2004 toekenning 2005 beëindiging 2005
1.836 215 92
1.139 128 32
1.253 95 75
97 18 4
10 1 -
102 31 7
4.437 488 210
eindstand 2005
1.959
1.235
1.273
111
11
126
4.715
LEEFTIJDSOPBOUW UITKERINGSGERECHTIGDEN VOOR OUDERDOMSPENSIOEN AANTAL 500
mannen
mann vrouwen
400
vrouw
300
200
100
0 -<60
81
60-<64 65-<69 70-<74 75-<79 80-<84 85-<89 90-<94 95-<99
LEEFTIJD
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
GERECHTIGDEN
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
Het verloop van het aantal deelnemers, dat recht heeft op een uitkering en/of voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid is als volgt: mannen
vrouwen
totaal
eindstand 2004 toekenning 2005 beëindiging 2005
303 27 37
954 107 161
1.257 134 198
eindstand 2005
293
900
1.193
Voor 501 van de 1.193 gerechtigden geldt, dat slechts sprake is van voortgezette pensioenopbouw en dat niet langer een aanvulling op de WAO-uitkering wordt betaald.
De eindstand 2005, verdeeld naar leeftijdsklasse, is als volgt: mannen
20 30 40 50 60
tot tot tot tot tot
30 40 50 60 65
jaar jaar jaar jaar jaar
totaal
vrouwen
totaal
in % 31-12-05
31-12-04
3 19 73 134 64
19 172 333 286 90
22 191 406 420 154
1,84 16,01 34,03 35,21 12,91
2,63 19,09 33,65 32,78 11,85
293
900
1.193
100
100
totaal
in %
Verdeeld naar percentage arbeidsongeschiktheid mannen
vrouwen
31-12-05
31-12-04
t/m 25% 26 t/m 50% 51 t/m 75% 76% t/m 100%
24 66 43 160
116 230 66 488
140 296 109 648
11,73 24,81 9,14 54,32
10,74 25,38 8,83 55,05
totaal
293
900
1.193
100
100
82
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
6.3
Personalia
BESTUUR J.G.A. van den Brink J.R.P. van den Brink
J.C. Dwarswaard A.W.M. Geels J.C.A. Kestens R. Knopperts P.T.G. Lafranca P. Zuidema
-
Zelfstandig pensioenadviseur Voorzitter Bedrijfstakpensioenfonds HEGRO Directeur Group HR, Achmea Vice-voorzitter Pensioenfonds Achmea Personeel (OPF) Voorzitter Coördinatiecommissie Sociale Zaken Verbond van Verzekeraars - Stafmedewerker, De Unie - Bestuurslid negen bedrijfspensioenfondsen - Voormalig medewerker administratieve organisatie, GAK - Bestuurslid pensioenfonds UWV - Lid Raad van Bestuur, VGZ-IZA-Trias - Financieel economisch medewerker, Agis Zorgverzekeringen - Financieel directeur, Menzis Zorg en Inkomen - Voorzitter Raad van Commissarissen Ondernemend Twente BV - Voorzitter Raad van Commissarissen, Agis Zorgverzekeringen
DEELNEMERSRAAD D. Blanken D.J.W. Detmar H. van Dijk M. Haijma F. Hofstra T.J. van Hout M. Huijsen B.J. Jansonius L. Putuhena J.M. van Zwieten
-
Voormalig directeur van een zorgverzekeraar Arbo-Coördinator, Menzis Zorg en Inkomen Lid Bedrijfsgroepbestuur Zorgverzekeraars bij De Unie Gegevensbeheerder, Menzis Zorg en Inkomen Medewerker proces ondersteuning, De Friesland Zorgverzekeraar Voormalig kantoormanager, Agis Zorgverzekeringen Voormalig beleidsmedewerker/onderzoeker, Zorgverzekeraars Nederland Kaderlid De Unie Voormalig stafmedewerker voorlichting zorg, Univé Gemeenteraadslid Voormalig senior accountmanager, Achmea Zorg Financieel medewerker AWBZ, Agis Zorgverzekeringen Operator, OZ Zorgverzekeringen
DIRECTIE P.R. van Gemst G.T.J. Meulenbroek
83
- Directeur financiën en beleggingen - Directeur pensioenen (tevens voorzitter van de Directie) - Lid directeurenoverleg Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
6.4
Verklarende woordenlijst Accountantsverklaring Verklaring van de accountant over de juistheid en betrouwbaarheid van de jaarrekening. Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) Pensioenfondsen moeten werken volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. Op grond van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) wordt in de nota ingegaan op: het interne beheersingssysteem, de administratieve organisatie en interne controle, de procedures en criteria voor aansluiting bij het fonds, de aanspraken van deelnemers, de risico’s, de financiële opzet en de financiële sturingsmiddelen. De ABTN moet aan DNB worden overlegd. Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald, maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals: de rekenrente, de kansstelsels (sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalidatiekansen, frequenties van gehuwd zijn, toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid enz), kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en/of excassokosten). Actuariële verklaring Verklaring waarin de actuaris aangeeft hoe de voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld en wat de verhouding is met het vermogen. Anw-hiaat Vanaf 1 juli 1996 heeft de Algemene nabestaandenwet (Anw) de Algemene Weduwen/ en Wezenwet (AWW) vervangen. Het Anw-hiaat is het verschil tussen de uitkering die kon worden verkregen uit hoofde van de AWW en de uitkering die een nabestaande van de Sociale Verzekeringsbank uit hoofde van de Anw verkrijgt. Asset Liability Management (ALM) Het op elkaar afstemmen van de beleggingsmix, de verplichtingen, het toeslagenbeleid en het premiebeleid. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van het juiste beleggings-, toeslag- en premiebeleid. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: het in kaart brengen van de financiële stromen, de simulatie van toekomstige financiële posities, de samenhang met de economische omgeving, de vergelijking van beleidsvarianten. Asset-mix / beleggingsmix / strategische mix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden. De strategische mix is de beleggingsmix die op lange termijn wordt nagestreefd. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld.
84
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Benchmark Een objectieve en te verifiëren maatstaf voor prestatiemeting, veelal gebruikt voor beleggingen. Corporate governance Goed ondernemingsbestuur. Dekkingsgraad Het vermogen of delen van het vermogen uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). De bruto dekkingsgraad is het totale vermogen, uitgedrukt in een percentage van de VPV. De netto dekkingsgraad is het totale vermogen verminderd met de beleggingsreserve (bepaald volgens de geldende ABTN), uitgedrukt in een percentage van de VPV. Deze netto dekkingsgraad wordt door het bestuur gehanteerd bij haar besluitvorming omtrent het toeslagen- en premiebeleid. De dekkingsgraad wordt bewaakt door DNB. De Nederlandsche Bank (DNB) Onafhankelijk toezichthouder voor onder andere pensioenfondsen. Duratie / duration Cijfer dat aangeeft met hoeveel procent de waarde van een obligatie (portefeuille) stijgt of daalt bij een daling of stijging van 1% van de rente. Tevens is de duratie een benadering van de gemiddelde resterende looptijd van een obligatie of lening. ECB Europese Centrale Bank. Emerging markets Opkomende economieën, zoals China. Financieel toetsingskader (FTK) Het Financieel toetsingskader bestaat uit een drietal toetsen die de financiële gezondheid van een pensioenfonds beoordelen. Hierin worden ook door DNB de in de toekomst nieuw te hanteren waarderingsmethoden aangegeven die de huidige “actuariële principes pensioenfondsen” gaan vervangen. Franchise Het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Over de franchise betaalt de werknemer dan ook geen pensioenpremie. FTK Zie financieel toetsingskader. FVP-regeling Deze regeling stelt onvrijwillig werkloze werknemers, ouder dan 40 jaar, in staat om hun pensioenregeling tijdens de werkloosheidsperiode voort te zetten. De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering bepaalt, op grond van gegevens geleverd door de pensioenuitvoerders en het UWV, de pensioenpremiebijdrage die wordt toegekend aan de pensioenuitvoerders ter bekostiging van de pensioenopbouw. Gewezen deelnemer Iemand die deelnemer van een pensioenfonds is geweest en de opgebouwde aanspraken niet heeft overgedragen naar een andere uitvoerder. 85
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Inflatie Situatie waarin het algemene prijs- of loonpeil in een land stijgt. Jaarrekening Het financiële overzicht van bezittingen en schulden van een onderneming, inclusief de verlies en winst rekening van dat jaar, en voorzien van een toelichting. De jaarrekening van het pensioenfonds wordt opgesteld volgens de richtlijnen in het Burgerlijk Wetboek en de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Leeftijdsterugstelling Het hanteren van een jongere leeftijd in de sterftetafel dan de daadwerkelijke leeftijd, om zo te anticiperen op een toekomstige stijging van de gemiddelde levensduur van de gehele bevolking of van een bevolkingsgroep (bijvoorbeeld alleen mannen). Maatschappelijk verantwoord beleggen Beleggingsfilosofie waarbij naast een winststreven ook sociale en maatschappelijke doelstellingen zijn geformuleerd. Marktrente De rente die wordt vergoed op obligaties of die moet worden betaald op leningen. Marktwaarde Waarde van een (beleggings)object als het op dit moment zou worden verkocht. Matching Het optimaal afstemmen van de looptijd van de activa met de looptijd van de passiva van een pensioenfonds. Wanneer een pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Perfecte matching/afstemming is nauwelijks mogelijk. Een zo goed mogelijke benadering wordt bereikt met asset liability management (ALM). Middelloon(systeem) Pensioenregeling waarbij een werknemer jaarlijks pensioen opbouwt op basis van het dan geldende salaris. Tijdens de opbouw wordt het pensioen dat de werknemer al opgebouwd heeft, meestel jaarlijks geïndexeerd. Het pensioen is dus gebaseerd op het gemiddelde salaris dat iemand in zijn loopbaan gehad heeft. Obligaties Verhandelbaar schuldbewijs dat deel uitmaakt van een lening van bijvoorbeeld de staat of een vennootschap. Een obligatie heeft veelal een vaste rente en een vaste looptijd. Overrendement Indien de feitelijke aangroei van het belegd vermogen hoger is dan de vooraf berekende benodigde rendementaangroei is er sprake van een ‘meevaller’ ofwel van winst die overrendement wordt genoemd. Pension Fund Governance Goed ondernemingsbestuur bij een pensioenfonds. Pensioengrondslag Het deel van het pensioen(gevend)salaris waarover pensioen wordt opgebouwd.
86
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Pensioenleeftijd De leeftijd waarop volgens de pensioenregeling het ouderdomspensioen kan ingaan. PFG Zie Pension Fund Governance Portefeuille-optimalisatie Het op zodanige wijze inrichten van de beleggingsmix dat enerzijds zoveel mogelijk beleggingsrisico’s worden uitgesloten en anderzijds een zo hoog mogelijk rendement wordt behaald, waarbij tevens een juiste afstemming van beleggingen op de verplichtingen wordt bereikt. Premievrije (pensioen)opbouw Wanneer een deelnemer aan een pensioenregeling geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt, hoeft deze deelnemer in veel gevallen geen of maar een deel van de reglementaire pensioenpremie te betalen, terwijl de opbouw van het ouderdomspensioen toch volledig doorgaat. Prepensioen Ouderdomspensioen dat maximaal tot de 65-jarige leeftijd wordt uitgekeerd. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het “credit risk” of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus. Rekenrente Rentepercentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst. Bij de berekening van contante waarden van toekomstige betalingen wordt van dit rentepercentage uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een pensioenfonds, vermogensbeheerder of verzekeringsmaatschappij behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rendement-risicoprofiel De verhouding tussen het te verwachten rendement enerzijds en de beleggingsrisico’s anderzijds binnen de beleggingsportefeuille. Rentetermijnstructuur (RTS) De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Reserve-tekort DNB spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om, naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s en eventuele andere reserves te dekken. Slaper Niet gepensioneerde gewezen deelnemer.
87
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
Solvabiliteit Het vermogen van de pensioenuitvoerder om op langere termijn aan verzekering- of pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. STAR Zie Stichting van de Arbeid Sterftetafel Statistisch overzicht met betrekking tot onder meer sterftekans per leeftijd van een groep personen, zoals bijvoorbeeld alle mannen in de bevolking van Nederland. De meest recente Nederlandse sterftetafel is de tafel Gehele Bevolking Mannen (GBM), respectievelijk Gehele bevolking Vrouwen (GBV) in Nederland over de waarnemingsperiode 1995-2000. Deze sterftetafel is vastgesteld door het Actuarieel Genootschap. Stichting van de Arbeid (STAR) Adviesorgaan waarin de centrale organisaties van werkgevers en werknemers in Nederland zijn vertegenwoordigd. Hierin worden actuele thema’s op het gebied van arbeidsvraagstukken en arbeidsverhoudingen besproken. Deze besprekingen kunnen uitmonden in nota’s en verklaringen met aanbevelingen aan werkgevers en vakbonden die in bedrijfstakken en ondernemingen collectieve arbeidsovereenkomsten afsluiten. Ook adviseert de Stichting desgevraagd de overheid over bepaalde onderwerpen op dit terrein. Tactische allocatie Het binnen het kader van het strategische beleid van dag tot dag verdelen van beleggingen met het oog op maximaal rendement. Toeslag Verhoging van pensioenen met een percentage dat gekoppeld is aan een indexcijfer, dat bijvoorbeeld de prijs- of looninflatie in een jaar weergeeft. Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Vergrijzing Demografische ontwikkeling die inhoudt dat het aantal personen van 65 jaar en ouder in verhouding tot de actieven jonger dan 65 jaar toeneemt. VPV Voorziening pensioenverplichtingen. WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Wet VPL Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. WGA Werkhervattingsregeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. 88
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
89
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
90
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
91
JAARVERSLAG SBZ 2005
SBZ
92
JAARVERSLAG SBZ 2005