PGGM Jaarverslag 2005
Inhoudsopgave Profiel Organisatie
7 8
Kengetallen en kerncijfers
10
Strategie
12
2005 in hoofdlijnen
16
Verslag van het bestuur en de hoofddirectie De klanten Nieuwe pensioenregeling klaar voor invoering
22
Premie stabiel, gedeeltelijke indexering
23
PGGM Extra Pensioen blijft
23
Uitvoerige voorlichting aan deelnemers en werkgevers
23
Groei aantal deelnemers lager
25
Eerste fase ‘Zorg maakt werk’ afgerond
26
Serviceniveau scoort iets lager
26
Financiële opzet PGGM kiest voor het overgangsregime
27
Nieuwe financiële opzet gereed
27
Van reservetekort naar herstelplan op marktwaarde
30
Premie 2006 stabiel en gedeeltelijke indexering over 2005
31
Beleggingen Strategisch beleggingsbeleid bevestigd
32
Alle beleggingscategorieën geven positief rendement
33
Kwaliteit corporate governance nauwlettend gevolgd
39
Duurzaamheidsbeleid: dilemma’s in kaart gebracht
40
Bedrijfsvoering PGGM-organisatie werkt aan verdere professionalisering
41
Alle medewerkers op één locatie
44
ICT-systemen sterker en veiliger
44
Lagere kosten voor uitvoering pensioenregeling
45
Kosten vermogensbeheer blijven ongeveer gelijk
46
Ondernemingsraad actief betrokken
47
Actuele ontwikkelingen in wet- en regelgeving Nieuwe pensioenwet bij Tweede Kamer
49
Referentiekader Staatsen uitgewerkt
49
Europese pensioenrichtlijn gevolgd
50
PGGM tegen discriminatoire behandeling
50
Verslaglegging inzake pensioenfondsen nader bepaald
50
Wet Financiële dienstverlening nog niet in werking
51
Risicomanagement Risk Management Framework verder uitgebouwd
52
Riscobeheersing in 2005 positief beoordeeld
53
Pension Fund Governance Goed pensioenfondsbestuur essentieel
58
DNB strikt over levensloop-communicatie
60
Verantwoording bestuur en commissies
60
Verantwoording hoofddirectie
65
Verantwoording PGGM-raad
66
Verantwoording commissie van beroep
67
Deelnemingen Verzekeringen geconsolideerd
68
Careon Levensloop opgericht
68
Maetis arbo verkocht aan gespecialiseerd reïntegratiebedrijf
69
NIB Capital verkocht
69
Nieuw mandaat voor AlpInvest Partners
69
Jaarrekening Geconsolideerde balans per 31 december 2005
72
Geconsolideerde rekening van baten en lasten 2005
73
Geconsolideerde actuariële analyse van het resultaat 2005
74
Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2005
75
Toelichting algemeen Activiteiten
76
Pensioenregeling
76
Financiering en premie
78
Grondslagen algemeen
78
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
82
Grondslagen voor resultaatbepaling
85
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht
87
Toelichting geconsolideerde balans Activa
88
Passiva
94
Overige informatie Beoordeling financiering en financiële positie
99 107
Toelichting geconsolideerde rekening van baten en lasten Baten en lasten pensioenactiviteiten
110
Baten en lasten beleggingsactiviteiten
115
Overige informatie
118
Toelichting geconsolideerde actuariële analyse van het resultaat
121
Toelichting geconsolideerd kasstroomoverzicht
124
Enkelvoudige balans per 31 december 2005
125
Enkelvoudige rekening van baten en lasten 2005
126
Overige gegevens Actuariële verklaring
130
Accountantsverklaring
132
Personalia Bestuur
133
Commissie van beroep
133
Hoofddirectie
133
Management
133
PGGM-raad
134
Bijlagen Bijlage 1: Nevenfuncties
135
Bijlage 2: Specifieke bestuurscolleges
140
Bijlage 3: Gebruikte begrippen en afkortingen
142
Profiel PGGM is de aanbieder van een verplichtgestelde collectieve pensioenregeling voor de sector zorg en welzijn. Het doel is om de deelnemers te voorzien van een goed pensioenpakket tegen een zo laag mogelijke prijs. Solidariteit is het uitgangspunt van deze regeling. De premie, ingebracht door werkgevers en werknemers, belegt PGGM op zo’n manier dat een zo hoog mogelijk rendement wordt behaald tegen aanvaardbare risico’s. Het fonds belegt wereldwijd in aandelen, private equity, vastrentende waarden, vastgoed, commodities en een ‘portfolio of strategies’. Deelnemers en werkgevers kunnen met Extra Pensioen binnen de collectiviteit aanvullend pensioen regelen. Ook ondersteunt PGGM de werkgevers met advies rondom arbeidsvoorwaarden. De rechtsvorm van PGGM is een stichting. Het bestuur is verantwoordelijk voor beleid en uitvoering van de collectieve pensioenregeling. Dit bestuur bestaat uit zes vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties uit de sector, zes vertegenwoordigers van werknemersorganisaties en een onafhankelijke voorzitter. Het belangrijkste adviesorgaan van het bestuur is de PGGM-raad, die bestaat uit een deelnemersraad (actieve deelnemers en gepensioneerden) en een werkgeversraad. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van de externe actuaris, de externe accountant en, voor de bestuurscommissie Investments, van externe adviseurs. PGGM heeft één ondernemingsraad. Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenregeling opgedragen aan de hoofddirectie. Deze stuurt de organisatie aan. Bij PGGM, gevestigd in Zeist, werkten eind 2005 ruim 1.000 mensen. Het totaal aanwezig vermogen bedroeg op dat moment ruim € 70 miljard.
Werkgeversorganisaties
Werknemersorganisaties
Commissie van beroep
Commissie Algemene Zaken PGGM-raad
Bestuur
Audit Committee Pensioencommissie Bestuurscommissie Investments
Hoofddirectie
OR
Corporate Staf
Investments
Services
Finance & Control
Business Development & Innovatie Corporate Actuariaat & ALM Corporate Communication Public Affairs Human Resources Secretariaat Hoofddirectie
Investment Strategy Portfolio Management Structured Investments Operations, Information & Risk Management
Advies ICT & Facility Services Pensioenbedrijf Productstrategie
Actuariaat Beheer & Control Fiscale en Juridische Zaken Groepscontrol Internal Audit
7
Organisatie Bestuur Voorzitter J.G.M. Alders Leden, vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties F. Brink ir. A.K.J. Hoekstra drs. J.J.A.H. Klein Breteler drs. R.V.W.M. Lantain (vanaf 1 januari 2006) drs. M.W. Meerdink, plaatsvervangend secretaris (vanaf 1 januari 2006) drs. J. Wagenaar, plaatsvervangend secretaris (tot en met 31 december 2005) W.M. de Weijer MHA, secretaris Leden, vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties W.J. Berg J.W.A. Dieten (tot en met 30 april 2005) drs. S.J. Franken (vanaf 11 november 2005) G.M.A.A. van der Heijde T. de Jong (vanaf 1 november 2005 2e plaatsvervangend voorzitter) E.W.M. Merlijn (vanaf 13 mei 2005) H.M. Meulblok, 2e plaatsvervangend voorzitter (tot en met 31 augustus 2005) J.F. van Pijpen, plaatsvervangend voorzitter Hoofddirectie ir. K.J. Noordzij MBA, voorzitter (tot en met 28 februari 2006) drs. E.F. Bos (vanaf 15 maart 2005) drs. H.J. van Essen (waarnemend voorzitter vanaf 1 maart 2006) drs. L.C. van de Kieft RC MAC drs. R.M.S.M. Munsters (tot en met 28 februari 2005) Intern actuaris drs. J.H. Tamerus AAG Actuaris Watson Wyatt World Wide Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Kengetallen en kerncijfers
2005
2004
2003
2002
2001
Werkgevers
18.600
17.300
14.200
14.200
14.300
Premiebetalende deelnemers 1.083.500 1.068.800 1.044.900 1.000.200
947.000
Werkgevers en deelnemers (aantallen)
Gewezen deelnemers
639.300
613.900
586.000
564.300
542.400
Pensioengerechtigden
185.300
175.100
165.200
152.900
140.600
Deelnemers met OBU/FLEX-pensioen
45.600
41.300
36.400
32.000
28.000
(Gewezen) deelnemers
1.953.700 1.899.100 1.832.500 1.749.400 1.658.000
Premies en pensioenen (x € 1 miljoen) Premies
3.553
2.978
2.325
1.630
1.409
Waardeoverdrachten, per saldo
52
22
97
-80
-102
Pensioenen
1.761
1.645
1.528
1.397
1.228
Premiepercentages Pensioen (over salaris min AOW-franchise)
18,8
13,6
9,8
5,8
5,1
FLEX (over salaris)
4,9
5,4
4,9
4,4
4,2
AP (over salaris min AP-franchise)
2,0
3,3
3,9
3,9
3,7
Beleggingsportefeuille 1) (x € 1 miljoen)
2005 (in procenten)
Vastrentende waarden
30
21.375
20.615
15.985
13.496
13.620
Zakelijke waarden
70
50.400
39.315
36.923
31.826
35.584
47
33.658
28.321
25.696
20.476
23.258
Private equity
5
3.497
2.839
2.703
2.537
2.811
Vastgoed
11
8.215
6.229
6.278
7.033
7.563
Commodities
5
3.559
1.926
2.246
1.780
1.952
Portfolio of Strategies2)
2
1.471
-
-
-
Totaal
71.775
59.930
52.908
45.322
49.204
Eigen vermogen 3) (x € 1 miljoen)
11.212
9.032
2.847
99
8.809
Waarvan
• • • • •
Aandelen en deelnemingen
Voorziening pensioenverplichtingen 3) (x € 1 miljoen) Pensioen
43.325
35.894
36.435
33.504
30.334
OBU en FLEX
16.346
13.976
12.341
10.435
8.976
Arbeidsongeschiktheidspensioen
1.035
1.206
1.430
1.370
1.197
Extra Pensioen
90
43
17
3
-
60.796
51.119
50.223
45.312
40.507
Totaal
10
2005
2004
2003
2002
2001
aanspraken) 3) jaarultimo in procenten
118
116
105
100
122
Dekkingsgraad (rechtens afdwingbare
Baten en lasten beleggingsactiviteiten (x € 1 miljoen) Directe opbrengsten
2.101
1.850
1.620
1.489
1.549
Indirecte opbrengsten
7.933
4.082
5.328
-4.973
-4.608
Beheersing balansrisico’s
180
Kosten vermogensbeheer
-131
-119
-113
-96
-94
10.083
5.813
6.835
-3.580
-3.153
Vastrentende waarden
4,5
6,3
4,7
9,5
6,0
Aandelen en deelnemingen
21,2
12,0
23,8
-22,8
-12,7
Private equity
33,6
16,7
3,8
-16,7
-24,8
Vastgoed
17,8
12,6
8,6
9,1
9,8
Commodities
26,9
20,9
23,3
35,5
-32,8
Portfolio of Strategies
14,3
-
-
-
-
Totale portefeuille
16,4
10,9
15,0
-7,3
-6,0
Total return vanaf 1970 4) (in procenten)
9,2
8,9
8,8
8,6
9,4
Toegekende indexering 5) (in procenten)
0,36
0,0
2,1
4,6
5,9
Kosten pensioenbeheer (x € 1 miljoen)
94
94
110
104
110
Totaal Rendement 1) (in procenten) Zakelijke waarden
• • • • •
1) In de kerncijfers en het directie- en bestuursverslag worden de beleggingen gepresenteerd vanuit het perspectief van Asset Liability Management. Het rendement op de beleggingen is berekend exclusief de resultaten uit ‘Beheersing balansrisico’s’. Voor aansluiting van de cijfers zie pagina’s 101 en 117 van de jaarrekening. 2) Opgebouwd vanaf 1 januari 2005 3)
De voorziening pensioenverplichtingen is tot en met 2003 berekend op een vaste rekenrente van 4%; vanaf 2004 op marktwaarde. De invloed van deze wijziging op het eigen vermogen en de dekkingsgraad is eveneens vanaf 2004 verwerkt.
4)
Per categorie kan het startmoment van de total return-berekening verschillen. Met ‘total return’ wordt het gemiddeld rendement per jaar aangeduid.
5) Gebaseerd op loonontwikkeling in de sector
11
Strategie Missie PGGM Wij willen een toonaangevend pensioenfonds zijn. Voor de sector zorg en welzijn benutten wij onze collectieve kracht voor een solidaire pensioenvoorziening en op maat gesneden individuele dienstverlening. Door openheid, betrokkenheid en aandacht voor het duurzaam uitvoeren van onze taken willen wij onze positie voortdurend waarmaken en versterken.
Strategisch kader Het steeds hogere tempo waarin de ontwikkelingen in de pensioenwereld elkaar opvolgen vraagt om een strategie die een duidelijke richting vastlegt voor een langere periode en tegelijkertijd een adequate reactie op plotselinge veranderingen mogelijk maakt. PGGM heeft op basis van een analyse van potentiële toekomstige ontwikkelingen in de pensioenomgeving drie verschillende omgevingsscenario’s opgesteld, die elk een duidelijk onderscheiden, plausibel toekomstbeeld schetsen. In 2005 zijn de scenario’s uitgewerkt naar de effecten op de pensioenwereld voor de middellange termijn. De scenario’s zijn verschillend, maar laten ook een aantal gemeenschappelijke thema’s zien, die als uitgangspunt zijn genomen voor de PGGM- strategieontwikkeling. Toekomstscenario’s tonen gemeenschappelijke thema’s Het meest in het oog springende van de gemeenschappelijke thema’s in de verschillende scenario’s is de groeiende behoefte aan onderscheid bij werkgevers en werknemers. Die leidt tot een toenemende vraag naar een producten- en dienstenpakket dat meer toegesneden kan worden op individuele voorkeuren, betere voorlichting en grotere flexibiliteit. Een ander thema betreft het verschuiven van de marktgrenzen van de sector zorg en welzijn. Die ontwikkeling vraagt om een helder antwoord op de vraag welke markten PGGM nu en in de toekomst wil bedienen. Van belang in alle scenario’s is de invloed van Europese ontwikkelingen op de Nederlandse pensioen markt. Die werkt naar twee kanten: Europese verzekeraars kunnen (ook nu al) in Nederland hun pensioenproducten aanbieden en omgekeerd kunnen de Nederlandse pensioenverzekeraars de groeiende pensioenmarkt in Europa bedienen. Een terugkerend element in alle scenario’s is het belang van een duidelijke en consistente signatuur die in de markt onderscheidend is. Die bindt stakeholders aan een pensioenfonds en geeft het op lange termijn bestaansrecht.
Tegen de achtergrond van deze scenario’s heeft PGGM eind 2004 het Meerjarenplan 2005–2007 (MJP) opgesteld, waarin de strategische uitgangspunten zijn vastgelegd in combinatie met de kritieke succesfactoren die bepalend zijn voor het succes van PGGM in de toekomst.
Strategische uitgangspunten Met de missie als basis en de scenario’s als achtergrond heeft PGGM vier strategische uitgangspunten geformuleerd. Deze geven richting aan het beleid en zijn bepalend voor de identiteit van PGGM: 1. Pensioen Wij zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen. 2. Zorg en Welzijn PGGM is dé pensioenaanbieder voor zorg en welzijn. 3. Klanten Alle klanten kiezen natuurlijk voor PGGM. 4. Coöperatieve opzet PGGM is ‘van ons, voor ons, door ons’.
12
1. Pensioen PGGM’s kernactiviteit is en blijft het zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen, gebaseerd op collectiviteit en solidariteit. PGGM ziet pensioen als een dynamische oplossing voor de inkomensvoorziening van werknemers tijdens perioden van tijdelijk dan wel permanent niet-werken. Ook de betaalbaarheid van het pensioen voor werkgevers en werknemers is voor PGGM een belangrijk uitgangspunt. PGGM streeft naar een zo hoog mogelijke indexering en een zo laag mogelijke premie. Om dat te bereiken heeft PGGM in 2005 een nieuwe financiële opzet gemaakt die onder meer extra sturingsmogelijkheden bevat voor het premie-, indexerings- en beleggingsbeleid. Deze opzet voldoet aan het nieuw Financieel toetsingskader van De Nederlandsche Bank. 2. Zorg en welzijn PGGM is al meer dan dertig jaar dé pensioenaanbieder voor de sector zorg en welzijn. Deze sector verandert de laatste jaren ingrijpend en dat heeft consequenties voor PGGM. De grenzen van de sector veranderen. Nieuwe partijen uit binnen- en buitenland betreden de markt van zorg en welzijn. Zorg- en welzijnsinstellingen verbreden hun aanbod met andere dan directe zorg- en welzijnsactiviteiten. Door een dynamische definitie van de sector te hanteren kan PGGM meebewegen met de verschillende ontwikkelingen. In Europa versterkt PGGM zijn lobby-activiteiten, gericht op het uitdragen, ondersteunen en verdedigen van het Nederlandse, op drie pijlers gebaseerde, pensioenstelsel. 3. Klanten De klanten van PGGM zijn de deelnemers (actieven, gewezen deelnemers en post-actieven) en de werkgevers in de sector zorg en welzijn. PGGM wil, als natuurlijke aanbieder van pensioenproducten, zijn klanten aan zich binden, ook wanneer er geen verplichtstelling zou bestaan. PGGM wil dat bereiken door in te spelen op de specifieke wensen en eisen van werkgevers en werknemers als het gaat om flexibiliteit en kwaliteit. De rol van de sociale partners is hierbij van evident belang voor PGGM. Zij vertolken als vertegenwoordigers van de individuele klanten de wensen van hun achterbannen en geven in de sector vorm aan het arbeidsvoorwaardenbeleid waarvan ook het pensioen deel uitmaakt. 4. Coöperatieve opzet Welk scenario zich ook voordoet, werknemers zullen altijd belang hechten aan een goed en zeker inkomen tijdens perioden waarin zij tijdelijk niet werken en na hun werkzame leven. Die behoefte aan zekerheid leidt in verreweg de meeste gevallen tot een keuze voor een collectieve, solidaire regeling. PGGM wil in de sector zorg en welzijn een pensioenfonds zijn dat door werkgevers en deelnemers wordt beschouwd als een organisatie van ons, voor ons en door ons. Daarom hecht PGGM aan een ‘coöperatieve’ opzet van de organisatie, gebaseerd op een goede representativiteit van sociale partners in het bestuur en vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gepensioneerden in de PGGM-raad.
Kritieke succesfactoren Verschillende factoren zijn bepalend voor het vermogen om te voldoen aan de missie en de strategische uitgangspunten. Vijf daarvan heeft PGGM geïdentificeerd als cruciaal voor het succes in de toekomst en heeft ze een plaats gegeven in het MJP als kritieke succesfactoren: Klantsturing De behoefte van de klant is leidraad voor alle activiteiten, het commercieel handelen van PGGM is gebaseerd op integer advies, PGGM spreekt de taal van de klant en luistert goed, de producten en diensten zijn kwalitatief hoogwaardig en de klanttevredenheid is hoog. Creatief vermogen Vernieuwen is noodzakelijk, stilstand is achteruitgang. PGGM ontwikkelt kennis en ervaring en zet ze in om het Nederlandse pensioenproduct en dat van PGGM tenminste op het huidige niveau te houden en aan te passen aan het veranderende tijdbeeld.
13
Servicegerichte medewerkers PGGM kiest medewerkers die met groot enthousiasme de doelen van het fonds ondersteunen, uitdragen en realiseren, waarbij ze zich verplaatsen in de situatie van de klant voor een optimale dienstverlening. Kostenbewustzijn Elke medewerker van PGGM is zich ervan bewust dat deelnemers erop vertrouwen dat hun premiegelden op de best mogelijke manier worden gebruikt voor een goede pensioenvoorziening. Op elke medewerker rust de plicht om met de middelen van het fonds om te gaan als waren het de eigen bezittingen. Implementatiekracht PGGM is steeds in staat om snel en adequaat in te spelen op mogelijke kansen en noodzakelijke maatregelen, hieruit doelgericht ideeën te genereren en deze vlot om te zetten in werkelijkheid. Omdat het gaat om factoren die door de organisatie en haar medewerkers beïnvloedbaar zijn, fungeren de vijf kritieke succesfactoren ook als belangrijke speerpunten binnen het personeelsbeleid en de organisatieontwikkeling.
14
Doelen en resultaten PGGM heeft in het MJP op basis van de strategische uitgangspunten en aan de hand van de kritieke succesfactoren een reeks doelen gesteld, die het mogelijk maken om de voortgang jaar op jaar te volgen. In het onderstaande is aangegeven welke voortgang er op deze punten in 2005 geboekt is. In het vervolg van dit verslag is van elk onderwerp een nadere bespreking te vinden. Doel MJP 2005-2007 Stand van zaken 2005 Een dekkingsgraad op marktwaarde conform het eind
De dekkingsgraad op marktwaarde bedraagt 118%.
2005 met DNB overeengekomen herstelplan.
PGGM ligt vóór op de interne planning.
Gebaseerd op langjarige rendementsaannames is het
Rendement in 2005 is 16,4%.
streven om over de periode 2005–2007 een absoluut rendement te behalen van gemiddeld 8%.
Pensioenpremie exclusief arbeidsongeschiktheids
De premie in 2005 bedraagt gemiddeld 15,5% over het
pensioen rond 17,5%.
salaris. Voor 2006 is dat 15,85%.
Indexering (aanpassing aan looninflatie) in top-3 van de
Op basis van het nieuwe financiële beleid wordt voor ongeveer
Nederlandse bedrijfstakpensioenfondsen.
de helft geïndexeerd. Hiermee behoort PGGM niet tot de top-3 van de Nederlandse bedrijfstakpensioenfondsen.
Kosten pensioenbeheer lager dan de mediaan, namelijk
Kosten pensioenbeheer € 74 per normverzekerde.
€ 58 per normverzekerde.
Daling is ingezet.
Zeer hoge klantloyaliteit (85%), te meten in jaarlijks klant
Klantloyaliteit is relatief hoog (76%), maar wel afnemend
tevredenheidsonderzoek. Score 2003 (vorige meting) 78%.
door gedeeltelijke indexering en hogere pensioenpremie.
Hoge klanttevredenheid (7,5), te meten in jaarlijks
Klanttevredenheid is in 2005 6,8 (doel 2005 was 7,1)
klanttevredenheidsonderzoek. Score 2004: 6,9.
De lagere score wordt veroorzaakt door een lagere tevreden heid over contacten basispensioen, pensioenbericht en waardeoverdracht.
Hoog imago en goede reputatie (8), te meten in jaarlijks
Imago en reputatie scoorden in 2005 7,3 (doel 2005: 7,6)
te houden imago-onderzoek. Score 2004: 7,4.
en lopen hiermee achter op de planning.
Flexibiliteit (collectieve regeling) in pensioenleeftijd en
Nieuwe Flexibele Pensioenregeling is per 1 januari 2006
pensioenvarianten.
beschikbaar waardoor grotere flexibiliteit in pensioenleeftijd gerealiseerd is.
Hoge medewerkertevredenheid (7,5 te meten in
Medewerkertevredenheid 2005 scoort 7,3 (doel 2005:
medewerkerstevredenheidsonderzoek). Score 2003
7,1). Hiermee ligt PGGM goed op koers.
(vorige meting): 7,1.
15
Implementation Value Added (IVA) boven de mediaan bij
Zowel IVA over 2000-2004 als de kosten over 2004 zijn
een kostenniveau op of onder de mediaan.
conform doelen MJP.
Project MAP (migratie architectuur pensioenbedrijf)
Het project MAP is voor 60% gerealiseerd (doel 2005: 85%).
afgerond medio 2006 met positieve business case.
Business case is positief.
2005 in hoofdlijnen
• • • • • • • •
Nieuwe pensioenregeling gereed Discussie over interpretatie Wet Bpf nog gaande Beleggingsstrategie succesvol Nieuwe financiële opzet robuust Werken aan versterking van vertrouwen Consensus over goed pensioenfondsbestuur nabij Naar een actueel duurzaamheidsbeleid Blik op 2006
In 2005 is er veel tot stand gebracht door bestuur, directie en organisatie van PGGM. De resultaten zijn een moderne nieuwe pensioenregeling, een robuuste nieuwe financiële opzet, een helder en sterk vereenvoudigd pensioenoverzicht en een goed rendement op de totale beleggingsportefeuille van 16,4%. Intussen is ook gewerkt aan de verdere toekomst van PGGM: noodzakelijke voorbereidingen op de eisen van morgen. Pensioen is in de opvatting van PGGM een dynamisch begrip, ingebed in een snel veranderende maatschappij waarin de waarde van de collectiviteit zich ook in nieuwe tijden zal bewijzen. Vernieuwing en duurzame ontwikkeling zijn dan ook de sleutelwoorden voor continuïteit.
Nieuwe pensioenregeling gereed Na de politieke besluitvorming over VUT, prepensioen en levensloop hebben de sociale partners in het bestuur van PGGM in nauwe samenwerking met de achterban op slagvaardige wijze een flexibele pensioenregeling tot stand gebracht. Die benut de mogelijkheden van de nieuwe situatie volledig. De regeling weerspiegelt de ideeën van PGGM over de combinatie van collectiviteit en individuele keuzemogelijkheid. Direct na het definitieve bestuursbesluit over de nieuwe regeling is een brede voorlichtingscampagne gestart voor de sector. Ondanks het toegenomen pensioenbesef vraagt dat een intensieve aanpak, ook al omdat de voorlichting bij de ontvangers moet concurreren met onder meer de voorlichting over het zorgstelsel. Het nieuwe pensioenoverzicht, dit verslagjaar aanmerkelijk vereenvoudigd in taal en inhoud, was daarbij duidelijk een aanwinst.
Discussie over interpretatie Wet Bpf nog gaande Bij de parlementaire behandeling van de Wet VPL (VUT, Prepensioen en Levensloop) is op instigatie van de Tweede Kamer expliciet vastgesteld dat een dochtermaatschappij van een pensioenfonds een levensloopregeling mag aanbieden. PGGM heeft die ruimte gebruikt om een 100%-dochter op te richten die - in vrije concurrentie - levensloopproducten in de markt zet, daarmee aansluitend bij de wens van de sociale partners die hechten aan de samenhang tussen levensloop en pensioen. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft begin januari 2006 met een kennisgeving aan PGGM duidelijk gemaakt dat zij de Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfondsen 2000 (Wet Bpf), die onder meer de taakafbakening van pensioenfondsen regelt, strikt wil interpreteren. Dat gebeurde naar aanleiding van een klacht van het Verbond van Verzekeraars. Die interpretatie resulteert erin dat communicatie over het hebben van een in levensloop actieve dochtermaatschappij en communicatie over de samenhang tussen pensioen, prepensioen en levensloop door PGGM niet is toegestaan. PGGM heeft bezwaar aangetekend tegen het door DNB ingenomen standpunt. Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag was de uitkomst van deze discussie nog niet bekend.
16
Beleggingsstrategie succesvol PGGM heeft in de afgelopen jaren een zorgvuldig en innovatief beleggingsbeleid ontwikkeld. De nauwkeurige balans tussen verschillende beleggingsstrategieën heeft over 2005 met 16,4% opnieuw een heel goed rendement opgeleverd. Het gemiddeld rendement over de laatste tien jaar komt daarmee op 10,1%, wat laat zien dat over langere termijn gemeten het effect van een tijdelijk laag rendement op de soliditeit beperkt blijft. Over de totale leeftijd van het fonds, nu 35 jaar, bedraagt het gemiddeld rendement 9,2%.
Nieuwe financiële opzet robuust Hoewel het waarderen van de verplichtingen op basis van marktrente pas met de Pensioenwet in 2007 verplicht wordt, heeft PGGM vanuit goed pensioenfondsbestuur besloten om het beleid tijdig in te richten op marktwaarde. Daarmee anticipeert PGGM op een mogelijke verdere rentedaling. De omschakeling naar marktwaarde betekent, dat het renterisico van de verplichtingen voortaan volledig doorwerkt in de pensioenfondsbalans. Een en ander vond plaats binnen een nieuwe financiële opzet, die in het najaar van 2005 is ontwikkeld. In die robuuste financiële opzet bleek het mogelijk de pensioenpremie voor 2006 nagenoeg ongewijzigd te laten. Volledige indexering bleek niet haalbaar. Eind 2005 bedroeg de dekkingsgraad op marktwaarde 118%. De goede beleggingsresultaten hebben het negatieve effect van de verdere rentedaling in 2005 kunnen compenseren.
Werken aan versterking van vertrouwen De maatschappelijke discussie over de pensioenfondsen in de afgelopen jaren heeft ook invloed gehad op het vertrouwen van de deelnemers in de soliditeit van PGGM. Uit klantonderzoek blijkt dat dit vertrouwen licht gedaald is. De laatste jaren bieden mede dankzij goede rendementen een goede basis voor een gezonde financiële ontwikkeling. De basis van PGGM’s beleid is en blijft de lange termijn. Dat neemt niet weg dat PGGM zich steeds zal blijven inzetten voor verbeteringen in regeling, uitvoering en beleggingsbeleid die ook op de korte termijn duidelijk maken dat het fonds het vertrouwen van de deelnemers waard is.
Consensus over goed pensioenfondsbestuur nabij Met het aanbieden van het STAR-advies ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ aan de minister is een nieuwe stap gezet op weg naar consensus tussen de Nederlandse politiek en de pensioensector over hoe ‘goed pensioenfondsbestuur’ er in de praktijk uitziet. Transparantie, zorgvuldigheid, deskundigheid, intern toezicht en verantwoording zijn de sleutelwoorden; de pensioensector moet deze nu omzetten in organisatorische kaders. De structuur van PGGM voldoet in ruime mate aan de nu in het STAR-advies geformuleerde principes. Openstaande punten, met name de vormgeving van de functies intern toezicht en verantwoording, worden in 2006 uitgewerkt.
Naar een actueel duurzaamheidsbeleid Duurzaamheid past voor PGGM in het perspectief van de verantwoordelijkheid van het bestuur voor het behalen van een maximaal rendement op het pensioenvermogen. Maar duurzaamheid impliceert ook de verantwoordelijkheid van elke organisatie om zich te gedragen als een ‘goede burger’. Dat vraagt onder meer bezinning op het beleggingsbeleid. PGGM hanteert een beleid ten aanzien van duurzaam beleggen dat is gebaseerd op uitsluiting, best-in-class en actieve dialoog (engagement). Dit verslagjaar is het beleid geëvalueerd. Met name de benadering via uitsluiting en best-in-class voldoen in de huidige vorm niet. De uitkomsten van enkele pilots en de expertise van andere (internationale) fondsen vormen nu de basis voor een verdere ontwikkeling van het duurzaamheidsbeleid. Dat zal in 2006 gestalte krijgen en verder worden uitgewerkt.
17
Blik op 2006 Het verslagjaar 2006 wordt een belangrijk ijkpunt voor het succes van de strategie van PGGM. In aansluiting op de scenarioverkenning wil PGGM in 2006 een vertaling maken naar strategische besluiten. Verdere versterking van de financiële positie, verbetering van processen en producten en een goede communicatie over premie en indexering zijn nodig om het vertrouwen weer te versterken. PGGM zet de lijn voort in het verlagen van de kosten per deelnemer, zonder daarbij het hoge kwaliteitsniveau aan te tasten. PGGM Investments scherpt zijn lange termijn strategie voor een stabiel en hoog rendement aan en past daarom ook de beleggingsorganisatie daarop aan. De nieuwe aansturing richt zich op de fundamentele risicofactoren binnen de financiële markten. Daarmee laat PGGM de traditionele op beleggingscategorieën georiënteerde organisatiestructuur los. Realisatie van de doelen zal een fors beroep doen op de kracht en de creativiteit van de PGGM-organisatie. Net zoals dat ook in 2005 het geval was. Op deze plaats past dan ook een woord van dank aan al diegenen die zich in het verslagjaar in bestuur, adviesorganen en organisatie hebben ingezet voor PGGM en daarmee voor de belangen van de deelnemers.
18
19
20
Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De klanten Goede communicatie is cruciaal
• • • • • • •
Nieuwe pensioenregeling klaar voor invoering Premie stabiel, gedeeltelijke indexering PGGM Extra Pensioen blijft Uitvoerige voorlichting aan deelnemers en werkgevers Groei aantal deelnemers lager Eerste fase ‘Zorg maakt werk’ afgerond Serviceniveau scoort iets lager
De uitkomst van de politieke discussie rond VUT, prepensioen en levensloop betekende de start van de voorbereidingen voor een nieuwe pensioenregeling die binnen de mogelijkheden maximale flexibiliteit biedt. Dat leidde snel tot resultaat, in hoge mate danzij de slagvaardigheid van de sociale partners, die in korte tijd alle betrokkenen op één lijn brachten. Daarna is veel aandacht besteed aan het informeren van alle betrokkenen, want goede keuzes in de pensioenregeling veronderstellen kennis van de eigen situatie, nu en op de pensioenleeftijd. PGGM heeft zich daar volop voor ingezet, met alle beschikbare communicatiemiddelen, waaronder een hooggewaardeerd nieuw pensioenoverzicht.
Doelstelling 2007: Flexibiliteit (collectief) in pensioenleeftijd en pensioenvarianten
Nieuwe pensioenregeling klaar voor invoering Halverwege 2005 heeft het bestuur, mede op advies van de PGGM-raad, besloten per 1 januari 2006 een Nieuwe Collectieve Pensioenregeling in te voeren. De belangrijkste achtergrond was de afschaffing van de fiscale faciliteiten voor VUT en prepensioen. Ten opzichte van de door PGGM bepleite regelgeving, gebaseerd op een dynamisch pensioenbegrip, heeft de wetgever gekozen voor een beperking, onder meer door levensloop geen onderdeel te laten uitmaken van de pensioenregeling. Niettemin zijn de sociale partners en PGGM er met die randvoorwaarden in geslaagd in relatief korte tijd een flexibele regeling te ontwikkelen die in hoge mate tegemoet komt aan de actuele wensen en eisen van de deelnemers. Voor deelnemers die zijn geboren na 1 januari 1950 houdt de regeling een aantal belangrijke veranderingen in:
• • • •
Het FLEX-pensioen wordt afgeschaft, maar de opgebouwde aanspraken blijven gehandhaafd Het jaarlijkse opbouwpercentage van het ouderdomspensioen gaat van 1,75% naar 2,05%. Door de hogere opbouw is het mogelijk om eerder met pensioen te gaan De AOW-franchise wordt verlaagd naar € 9.566. De helft van het nabestaandenpensioen wordt vanaf 1 januari 2006 in opbouw verzekerd (0,625% per dienstjaar). De andere helft blijft op risicobasis verzekerd. Hierdoor bouwt de deelnemer nabestaandenpensioen op dat ook uitgekeerd wordt wanneer deze overlijdt na beëindiging van de deelneming in de pensioenregeling.
Voor deelnemers die zijn geboren voor 1 januari 1950 blijft de oorspronkelijke regeling op een enkele aanpassing na van kracht. Deelnemers die nog FLEX-pensioen opbouwen, kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om dit pensioen in deeltijd op te nemen. Wie aanspraak kan maken op OBU (een salarisvervangende uitkering voor deelnemers>60 jaar), kan ook opteren voor de mogelijkheid van ‘spaar-OBU’, waarbij uitstel van uitkering leidt tot een hogere uitkering over de restduur van de uitkering. Invloed van de WIA op nieuwe deelnemers Op 1 januari 2006 is de WAO vervangen door de WIA. Deelnemers die onder de WIA meer dan 35% arbeidsongeschikt worden, hebben recht op premievrije voorzetting van de pensioenopbouw. Deze opbouw wordt gebaseerd op de hoogte van de WIA-uitkering. Daarnaast zijn zij verzekerd van een arbeidsongeschiktheidspensioen dat aanvult tot 70% van het inkomen dat zij verdienden voordat
22 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
zij arbeidsongeschikt werden, rekening houdend met de mate van arbeidsongeschiktheid. Deelnemers die vanaf 1 januari 2006 minder dan 35% arbeidsongeschikt worden, worden niet meer als arbeidsongeschikt beschouwd en hebben dus geen recht op premievrije pensioenopbouw en arbeidsongeschiktheidspensioen.
Doelstelling 2007: pensioenpremie exclusief arbeidsongeschiktheidspensioen rond 17,5%; indexering in top-3 van de Nederlandse bedrijfstakpensioenfondsen
Premie stabiel, gedeeltelijke indexering Als gevolg van de afspraken bij de afsluiting van de discussie over VUT, prepensioen en levensloop is de pensioenpremie 2006 vastgesteld op gemiddeld 15,85% over het salaris en de premie arbeidsongeschiktheids pensioen op gemiddeld 0,3% over het salaris. In het in 2004 met DNB overeengekomen herstelplan was voor 2006 nog een premiesprong voorzien naar 17,5% respectievelijk 0,7% over het salaris. De indexering van de opgebouwde aanspraken bedraagt per 1 januari 2006 0,36%. In het vorig verslagjaar bedroeg de indexering 0,0%. De hoogte van zowel de premie als de indexering is gekoppeld aan de dekkingsgraad. Nadere toelichting hierop is te vinden bij de behandeling van de nieuwe financiële opzet in het hoofdstuk ‘Financiële opzet’.
PGGM Extra Pensioen blijft Onder de Nieuwe Collectieve Pensioenregeling blijft de mogelijkheid tot individuele bijverzekering van levenslang ouderdomspensioen bestaan. PGGM wil een actieve bijdrage leveren aan een klimaat waarin werknemers worden gestimuleerd om langer door te werken. Daarom is de mogelijkheid tot vrijwillige pensioenopbouw nu ook opengesteld voor werknemers die na hun 65e blijven doorwerken. Voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 vervalt de mogelijkheid tot bijverzekering van FLEX-pensioen, omdat deze pensioenvorm voor die groep ook in de nieuwe collectieve regeling komt te vervallen. In het verslagjaar steeg het aantal nieuwe deelnemers met extra pensioen met bijna 14.000, waardoor eind 2005 het totale aantal deelnemers met een extra pensioen uitkwam op 85.000. De totale premiesom over 2005 bedroeg € 55 miljoen.
Uitvoerige voorlichting aan deelnemers en werkgevers Direct na het bestuursbesluit over de nieuwe pensioenregeling is de informatie aan deelnemers en werkgevers in de sector zorg en welzijn van start gegaan. Op de PGGM-website, in het PGGM-magazine voor deelnemers Eigen Tijd en in het Pensioenoverzicht is het wat en waarom van de nieuwe pensioen regeling toegelicht. Op de website is bovendien een speciale versie van de pensioenplanner te vinden die deelnemers inzicht geeft in de verschillen tussen de oude en de nieuwe regeling. De werkgevers zijn uitgebreid geïnformeerd, zowel schriftelijk als via presentaties op locatie en tijdens adviesdagen. Deelnemers en werkgevers hebben daarnaast gebruik kunnen maken van het callcenter van PGGM voor pensioenvragen. Zowel werkgevers als deelnemers toonden zich tevreden met de manier waarop PGGM de nieuwe pensioen regeling heeft geïntroduceerd. Uit een eind november gehouden onderzoek (communicatiemonitor) bleken werkgevers zich er terdege van bewust dat er per 1 januari 2006 een nieuwe pensioenregeling ingaat en dat daarmee het prepensioen verdwijnt. Slechts 4% gaf aan zich nog niet zo bewust te zijn van de op handen zijnde veranderingen voor de werknemers. Ook blijkt dat deelnemers in toenemende mate bezig zijn met de financiële toekomst. Van hen zegt 69% zich af en toe met pensioen bezig te houden en redelijk tot zeer goed op de hoogte te zijn van hun financiële toekomst. Pensioenoverzicht veel duidelijker PGGM heeft in 2005 het pensioenoverzicht vernieuwd. Het is aanmerkelijk eenvoudiger geworden van opzet en taalgebruik en aanzienlijk ingekort. Naast brutobedragen krijgen de deelnemers nu ook een schatting van wat ze netto aan pensioeninkomen overhouden. In deze vorm komt het pensioenoverzicht ruimschoots tegemoet aan de wensen van onder meer de Consumentenbond. Door nu al voor te sorteren op het vanaf 2007 verplichte uniforme pensioenoverzicht geeft PGGM een helder beeld van de verschillende pensioencomponenten en de daarbij behorende opgebouwde rechten. In het pensioenoverzicht 2005 is ten aanzien van de te bereiken pensioenrechten de nieuwe pensioenregeling al verwerkt. Mede op grond van dit pensioenoverzicht scoorde PGGM zeer goed in een transparantiebenchmark
23 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
(Boer & Croon 2005) waarbij in totaal zeven Nederlandse pensioenfondsen betrokken waren. Op tien van de vijftien onderdelen scoorde PGGM bovengemiddeld. Sterk was vooral de transparantie op het gebied van de individuele pensioensituatie. Ook beleggingsbeleid en pension fund governance scoorden hoog. Wat betreft informatie over premie en indexering en over de samenhang tussen sturingsmechanismen scoorde PGGM volgens de onderzoekers onder het gemiddelde van de andere fondsen. Nieuwe pensioencampagne Medio 2005 is er een nieuwe PGGM-pensioencampagne van start gegaan. Daarmee wil PGGM zijn zichtbaarheid vergroten en de binding met zijn klanten versterken. Zowel voor werknemers als voor werkgevers is het pensioen nog een weinig actueel onderwerp. Werknemers hebben er vaak weinig greep op en zijn er onzeker over. Het pensioen is bovendien slechts één van de vele aandachtsgebieden. Met een aandachttrekkende campagne wil PGGM in deze situatie verandering brengen. De campagne begon met gelijktijdig geplaatste advertenties voor werkgevers en werknemers.
Doelstelling 2007: Zeer hoge klantloyaliteit (85%) en hoge klant tevredenheid (7,5), te meten in jaarlijks klanttevredenheids onderzoek.
Klantvertrouwen daalt licht In 2005 is het vierde tweejaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Ten opzichte van het vorige onderzoek is de loyaliteit over het geheel genomen gedaald (in 2003: 77,8%, in 2005: 76,1%). De klanttevredenheid is ten opzichte van het vorige onderzoek licht gedaald van een rapportcijfer 6,9 in 2003 tot 6,8 in 2005. Het cijfer voor klanttevredenheid is het gemiddelde van de scores over 26 deelprocessen. Onderdelen waarover klantgroepen het meest tevreden zijn, zijn ‘pensioenuitbetalingen’ en ‘consulenten bij workshops’ met scores van respectievelijk een 7,5 en een 7,3. Het klachtafhandelingsproces scoort het laagst met gemiddeld een 5,2. Van de drie ondervraagde klantgroepen zijn de actieve deelnemers en pensioengerechtigden minder tevreden dan in het vorige onderzoek. Oorzaken hiervan zijn onder andere de premiestijging en het niet indexeren van de pensioenuitkering. De waardering van de instellingen was hoger. Wat hen betreft is de ingezette koers, met een grotere nadruk op partnership, succesvol. Op basis van de uitkomsten van het klanttevredenheidsonderzoek is een verbeteragenda opgesteld. Deze is zowel gericht op het uitvoeren van acties ter verbetering van onderdelen die beneden de norm scoren als op het vasthouden van de tevredenheid op processen die boven de norm scoren. Daarbij is waar nodig extra onderzoek gedaan bij klantgroepen naar achterliggende redenen die hebben geleid tot de scores van de processen. Dit heeft er bij het klachtafhandelingsproces uiteindelijk toe geleid dat het indienen van klachten vereenvoudigd is door het instellen van een klachtafhandelingsbox op de website van PGGM. Het proces zelf is nog eens goed onder de loep genomen en op punten aangepast.
Doelstelling 2007: Hoog imago en goede reputatie (8), te meten in jaarlijks te houden imago-onderzoek
PGGM volgt zijn reputatie In het verslagjaar werd een reputatiemonitor ontwikkeld waarmee het mogelijk wordt periodiek een groep stakeholders (onder meer uit politiek, ministeries en adviesorganen) in kort tijdsbestek te ondervragen over belangrijke onderwerpen. Bij de eerste meting volgens deze methode kreeg PGGM een goed rapportcijfer (7,3) en enkele aanbevelingen voor verdere verbetering van de reputatie. Stakeholders blijken tevreden over het beleggingsbeleid van PGGM en de pensioencommunicatie, maar zijn van mening dat de beleidscommunicatie (uitleg over vernieuwingen, standpunten innemen) verbeterd moet worden. Ook zou PGGM zich sterker moeten verbinden met algemene maatschappelijke discussies over de toekomst van het pensioenstelsel. Uit de meting bleek eveneens dat sommige stakeholders de opstelling van PGGM rondom financiële soliditeit te eenzijdig vinden. De eerste reputatiemonitor heeft geleid tot een gericht actieplan dat strekt tot eind 2006. Werkgevers, werknemers en PGGM wisselen visies uit In 2005 faciliteerde PGGM twee initiatieven om de uitwisseling van visies tussen werkgevers en de organisatie vorm te geven. In het kader van het eerste, De Verkenning, wisselen PGGM en gezichtsbepalende werkgevers uit de sector zorg en welzijn ideeën uit over belangrijke gezamenlijke thema’s van de toekomst,
24 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
zoals het pensioen als arbeidsvoorwaarde. Na een generieke aanzet diepen de deelnemers via zogeheten ‘round-table-sessies’, op sectorniveau, de verschillende thema’s verder uit. Het tweede initiatief, Seneca, is een al sinds 2001 bestaand collectief van werkgevers uit alle deelsectoren dat concreet wil werken aan verbeteringen en vernieuwingen in de sector. Daarbij komen thema’s aan de orde als ‘zorgondernemerschap’ en ’goed werkgeverschap’. Deelnemers wisselen tijdens jaarlijkse bijeenkomsten ervaringen uit en zetten zich in om de gemeenschappelijke denkbeelden concreet in de eigen organisaties uit te werken. In 2005 stonden de veranderingen van het stelsel in de gezondheidszorg centraal. Ook is een aantal aspecten van veiligheidsmanagement onderzocht aan de hand van concrete modellen uit de industriële praktijk. In het voorjaar van 2005 kwamen veertig vertegenwoordigers van werknemersorganisaties uit de zorgen welzijnssector op uitnodiging van PGGM bijeen om te praten over de perspectieven van collectiviteiten waarin het principe van solidariteit een belangrijke rol speelt. De deelnemers trachtten antwoorden te vinden op drie belangrijke vragen: wat maakt een collectief succesvol, hoe zien collectieven er in de toekomst uit en welke maatschappelijke en politieke ontwikkelingen spelen daarbij een hoofdrol? Vervolgens werd nagegaan welke invloeden de verschillende politieke en maatschappelijke toekomst perspectieven op collectieven hebben en wat ze betekenen voor de rol van onze werknemersorganisaties.
Groei aantal deelnemers lager Het aantal premiebetalende deelnemers is in 2005 met 1,4% (2004: 2,3%) toegenomen. Net als in 2004 is de werkgelegenheid in de sector maar beperkt gestegen. De ontwikkelingen worden verder vooral bepaald door een stijgende uitstroom. Een deel daarvan bestaat uit deelnemers voor wie de arbeidsongeschiktheid is geëindigd en die niet terugkeren in de sector.
Stijging in bijna alle pensioensoorten
Aantallen deelnemers en pensioengerechtigden jaarultimo Premiebetalende deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden (incl. FLEX en OBU) (Gewezen) deelnemers Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen
2005
2004
toename
1.083.500
1.068.800
1,4%
639.300
613.900
4,1%
216.400 +
6,7%
230.900 + 1.953.700
1.899.100
118.500
110.600
7,1%
27.500
25.800
6,6%
5.500
5.100
7,8%
Arbeidsongeschiktheidspensioen
33.800
33.600
0,6%
Overbruggingspensioen
36.500
34.700
5,2%
9.100
6.600
37,9%
Premievrij wegens arbeidsongeschiktheid
77.600
83.700
-7,3%
Premievrij wegens OBU
36.500
34.700
5,2%
FLEX-pensioen
Behalve bij het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij alle pensioensoorten een significante stijging waar te nemen. Het aantal deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen zal in de nabije toekomst dalen. Door de invoering van de WIA, de nieuwe arbeidsongeschiktheidsregeling die op 1 januari 2006 van kracht werd, zullen, mede door het verdwijnen van het WAO-hiaat, structureel minder deelnemers recht hebben op een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen. De leeftijdsopbouw van het deelnemersbestand geeft aan dat het aantal zestigers zeer sterk zal groeien in de komende jaren. Alleen al in 2006 gaat het om een toename met 50%. Het aantal deelnemers met een overbruggingspensioen zal de komende jaren dan ook nog sterk groeien. Vanaf 2008, het laatste jaar waarin nieuwe overbruggingspensioenen ingaan, zal het aantal weer dalen. Onder de overgangs regeling naar de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling zullen deelnemers in toenemende mate het FLEXpensioen gebruiken als overgang naar het ouderdomspensioen.
25 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Eind 2005 telde PGGM 18.600 deelnemende instellingen. Dat zijn alle werkgevers waarbij feitelijk personeel is ingeschreven. De toename met ruim 1.000 ten opzichte van het vorig jaar is het gevolg van de verplichtstelling voor tandartsassistenten vanaf 2004 en voor de Protestantse Kerk in Nederland per 1 september 2005. In beide gevallen gaat het om een grote groep werkgevers met een kleine deel nemerspopulatie.
Eerste fase ‘Zorg maakt werk’ afgerond In 2005 is de eerste fase van het project Zorg maakt werk met succes afgerond. De vijf pilots die in deze fase werden gehouden, hadden drie doelen, te weten: reïntegratie van arbeidsongeschikte deelnemers, ontwikkeling van de meest geschikte reïntegratiemethode voor de zorg en lagere kosten van arbeids ongeschiktheid. Het project heeft in 2005 geleid tot de reïntegratie van ruim 650 deelnemers. Dat levert PGGM een netto besparing op van € 16,5 miljoen, bestaande uit de contant gemaakte besparingen op toekomstige uitkeringen voor WAO. In 2006 zal worden onderzocht of de ontwikkelde reïntegratiemethode ook breder in de sector kan worden ingezet. Het project, dat door alle betrokken partijen met groot enthousiasme is gestart, is in de loop van het jaar min of meer door de tijd ingehaald. Vooral de algemene herbeoordeling van arbeidsongeschikten door UWV heeft de uitgangspunten en randvoorwaarden van het project dusdanig gewijzigd dat heroriëntatie geboden is. De kennis en kunde die PGGM heeft opgebouwd met het project worden ingezet om werkgevers te adviseren bij vraagstukken over arbeidsongeschiktheid en reïntegratie. PGGM en UWV blijven op het gebied van gegevensuitwisseling en WIA samenwerken om de belangen van de sector zo goed mogelijk te behartigen.
Serviceniveau scoort iets lager PGGM hanteert algemeen erkende maatstaven (benchmarks) voor verschillende aspecten van de bedrijfsvoering om zich te kunnen vergelijken met andere pensioenaanbieders. Zij is een van de deelnemers in de CEM-benchmark, die onder meer het serviceniveau van een groot aantal pensioen fondsen in verschillende landen vergelijkt. De resultaten over het verslagjaar komen pas na publicatie van dit jaarverslag beschikbaar. Daarom toont onderstaande grafiek de gegevens over 2004. De service-score komt voor PGGM uit op 78 op een schaal van honderd en daarmee in het hoogste kwartiel van de CEM-benchmark. De score over 2003 kwam (herrekend) op 81. De lagere score voor 2004 werd onder meer veroorzaakt door tragere afhandeling van telefoongesprekken bij piekbelasting van het callcenter en een langere doorlooptijd van waardeoverdrachten. Beide oorzaken zijn inmiddels weggenomen.
PGGM blijft in topkwartiel
Totale score: PGGM versus wereld
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 PGGM
BPF mediaan
Bedrijfstakpensioenfondsen
Wereld Mediaan
Wereld
26 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Financiële opzet Overschakeling op marktwaarde belangrijke stap naar de toekomst
• • • •
PGGM kiest voor het overgangsregime Nieuwe financiële opzet gereed Van reservetekort naar herstelplan op marktwaarde Premie 2006 stabiel en gedeeltelijke indexering over 2005
Was de vaste rekenrente van 4% lange tijd het uitgangspunt voor het bepalen van de verplichtingen, sinds enige tijd wordt marktwaarde gehanteerd als een meer reële basis. In het nieuw Financieel toetsingskader, dat is voorzien voor 2007 vormt marktwaarde dan ook een belangrijk uitgangspunt. PGGM kiest er voor om gebruik te maken van de mogelijkheid om over te gaan op het overgangsregime FTK. PGGM introduceerde een nieuwe financiële opzet, die past bij haar ambitie van een goed en betaalbaar pensioen. In combinatie vormden marktwaarde en financiële opzet de bouwstenen voor een nieuw herstelplan, waarover aan het einde van het verslagjaar met DNB overeenstemming is bereikt.
PGGM kiest voor het overgangsregime Tot 2005 voerde PGGM een herstelplan uit dat in 2003 door DNB was goedgekeurd. Dit plan was nodig om het reservetekort, dat eind 2002 werd vastgesteld, vóór 2012 in te lopen. In 2007 wordt naar verwachting het nieuwe toezicht van DNB effectief, op basis van het nieuw Financieel toetsingskader (FTK), dat werkt met een waardering van pensioenverplichtingen op basis van marktwaarde. Vanuit goed pensioenfondsbestuur heeft PGGM ervoor gekozen om het beleid tijdig in te richten op de nieuwe ‘marktwaardewereld’. PGGM heeft in 2005 besloten om zich nu reeds in te stellen op dit nieuwe toezicht door gebruik te maken van de door DNB gecreëerde mogelijkheid om te kiezen voor een overgangsregime. De omschakeling naar verplichtingen op marktwaarde betekent dat het renterisico van de verplichtingen volledig doorwerkt in de pensioenfondsbalans. Wachten op definitieve invoering van de Pensioenwet zou dit risico niet wegnemen. De ontwikkeling van de lange rente, en daarmee van de marktwaardedekkingsgraad, was in 2005 ongunstig. De rente is gestaag gedaald. Het zeer goede rendement heeft het effect van deze daling op de dekkingsgraad kunnen compenseren.
Nieuwe financiële opzet gereed Om ook op lange termijn te voldoen aan PGGM’s ambitie van een goed en betaalbaar pensioen is in 2005 een nieuwe financiële opzet ontwikkeld. Hierin zijn indexering én premie afhankelijk van de stand van de marktwaardedekkingsgraad. De nieuwe financiële opzet moest voldoen aan PGGM’s ambitie van een goed en betaalbaar pensioen. Daarom zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: A. PGGM spaart door voor een reële dekkingsgraad van 100% B. De premie is afhankelijk van de dekkingsgraad C. Indexering is voorwaardelijk en afhankelijk van een staffel D. Indexering gaat voor premie Deze uitgangspunten en hun consequenties worden in beeld gebracht en toegelicht in het schema op bladzijde 29. E. PGGM stuurt actief op het renterisico van de verplichtingen. De waarde van de verplichtingen hangt direct van de rente af. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de nieuwe financiële opzet. F. Langetermijnbeleggingsbeleid met diversificatie in de mix.
PGGM streeft als langetermijnbelegger naar een hoog en stabiel rendement.
In het hoofdstuk ‘Beleggingen’ wordt dit gegeven uitgewerkt.
27 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De financiële opzet van PGGM is ontwikkeld op eigen toekomstverwachtingen (over rendement, loon ontwikkeling en rente). Deze worden jaarlijks geactualiseerd en extern getoetst. In deze verwachtingen is een rentestijging opgenomen. Deze stijgende rente is de belangrijkste verklaring voor de stijgende dekkingsgraad in de komende jaren. De rente-ontwikkeling is gebaseerd op een neutraal regime dat PGGM als uitgangspunt hanteert. In dit regime gaat de rente naar een evenwichtsniveau. Dit evenwichtsniveau is opgebouwd uit een veronderstelling over de 10-jaars reële rente (3%) en prijsinflatie (2%) met daarop een opslag (spread) voor het feit dat de PGGM verplichtingen een langere looptijd hebben dan de veronderstelde 10 jaar. De feitelijke ontwikkeling van de rente is onzeker en zal uiteindelijk bepalend zijn voor de werkelijk te realiseren dekkingsgraad.
Parameters PGGM scenario (vastgesteld medio 2005) Jaar Rendement
2005
2006
2007
2008 e.v.
7,85%
7,65%
7,84%
7,63%
Loongroei
0,6%
1,5%
1,5%
3%
Rente
4,3%
4,7%
5,1%
5,6%
Deze parameters worden in 2006 opnieuw geëvalueerd. PGGM verwacht op basis van genoemde parameters primo 2009 een reële dekkingsgraad van 100% bereikt te hebben, wat overeenkomt met circa 150% nominaal. Ultimo 2005 is PGGM daar nog ongeveer 23 procentpunt van verwijderd.
28 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
40%
160%
35%
140%
30%
120%
25%
100%
20% + 2%
20%
80%
20%
15%
60%
10%
40%
5%
20%
0%
0% 105% nominaal
130% nominaal
100% reëel
Dekkingsgraad De grens van 100% reëel komt bij het huidige prijsniveau overeen met 150% nominaal. S-F is salaris minus franchise
Lager dan 105% nominaal In dit gebied dient de dekkingsgraad volgens de nieuwe pensioenwet – behoudens maatwerk en generaal pardon – binnen één jaar naar 105% gebracht te worden. Daar voor is gemiddeld een verdubbeling van de premie nodig. PGGM acht herstel in één jaar onhaalbaar en pleit daarom voor aanpassing van dit specifieke onderdeel van de wet. In de nieuwe financiële opzet zijn vooraf geen acties gedefinieerd voor deze situatie. Wel is een stappenplan voor onderdekking opgenomen. Zoals dit figuur laat zien, is de premie (blauwe (stippel)lijn) in dit blauw gearceerde gebied tenminste gelijk aan de basispremie plus de premieopslag. In dit blauw gearceerde gebied wordt niet geïndexeerd.
105% nominaal – 130% nominaal In dit gebied groeit het indexeringspercentage (groene lijn) lineair. Bij een dekkingsgraad van 105% geeft PGGM 0% van de loongroei door in indexering. Bij een dekkingsgraad van 130% geeft PGGM 100% van de loongroei door in indexering. Deze staffel is overigens slechts een leidraad voor het bestuur bij zijn jaarlijkse beslissing over de indexering. Het bestuur kan hier van afwijken. In dit lichtblauwe gebied wordt ook op de premie gestuurd. PGGM vraagt bovenop de basispremie een premieopslag van 2 procentpunt van de bijdragegrondslag.
130% nominaal – 100% reëel In dit gebied indexeert PGGM volledig. Komend vanuit het lichtblauwe gebied in het lichtgroene gebied moet de gemiste indexering worden gecompenseerd. Maar dit gebeurt pas wanneer de streefdekkingsgraad van 100% reëel is bereikt. De premieopslag die in het lichtblauwe gebied is ingezet wordt vastgehouden totdat alle gemiste indexering is gecompenseerd. Dit wordt weergegeven door de pijl. Komend van het groen gearceerde gebied in het lichtgroene gebied wordt de basispremie gevraagd. Deze zorgt voor voldoende beweging naar de reële streefdekkingsgraad van 100%.
boven 100% reëel In dit gebied is de financiële positie zodanig dat aan de indexeringsambitie structureel en volledig kan worden voldaan. Bij een reële dekkingsgraad van 100% wordt gemiste indexering gecompenseerd. Dit wordt weergegeven door de piek op de 100%-lijn. Nadat alle gemiste indexering is gecompenseerd, wordt in dit groen gearceerde gebied voorzichtig gekort op de premie. Een klein deel (1/15) van het overschot boven de dekkingsgraad van 100% reëel kan hiervoor gebruikt worden. Overigens kan het bestuur bij deze stand van de vermogenspositie (ook) andere bestedingsdoelen kiezen, zoals verbetering van de regeling.
Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Indexering
Feitelijke premie (over S-F)
Indexering en premie zijn afhankelijk van de dekkingsgraad
Van reservetekort naar herstelplan op marktwaarde Het herstelplan dat PGGM sinds 2003 uitvoerde, kende een vaste rekenrente van 4%. Gedurende de looptijd van het plan steeg de dekkingsgraad van 111% eind 2004 naar 124% eind 2005, zodat het oorspronkelijk vastgestelde reservetekort zou zijn weggewerkt. De premie bedroeg in 2005 gemiddeld 15,5% over het salaris. In 2006 zou de premie volgens het herstelplan verder stijgen naar gemiddeld 17,5% over het salaris. Door de invoering van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2006 (zie hoofdstuk De klanten) kan structureel 1,65 procentpunt op de premie worden bespaard. De premie 2006 komt daardoor uit op gemiddeld 15,85% over het salaris. Genoemde premies zijn alle exclusief de premie voor het arbeids ongeschiktheidspensioen; deze daalde met 0,4 procentpunt van gemiddeld 0,7% over het salaris in 2005 naar gemiddeld 0,3% over het salaris in 2006. Alle genoemde premiepercentages zijn gemiddelden, uitgedrukt als percentage van het salaris. De gevraagde premies worden geheven over salaris minus franchise. De grondslag salaris minus franchise is lager dan de grondslag salaris. Het premiepercentage is daarom hoger; een gemiddelde premie van 15,85% over het salaris wordt bereikt door 22,5% over salaris minus franchise te heffen. Zolang de overgangsrechten in verband met het afbouwen van de OBU nog lopen en zolang de gemiste indexering niet is gecompenseerd, zal de gevraagde premie van 22,5% over salaris minus franchise gehandhaafd blijven. Hierbij geldt wel de aanname van gelijkblijvende grondslagen en parameters. Onder het nieuwe toezicht wordt zoals gezegd de dekkingsgraad berekend op basis van marktwaarde. Eind 2004 bedroeg deze marktwaardedekkingsgraad 116%. Aangezien de beleggingsmix van PGGM volgens de standaardtoets van DNB in de uitgangssituatie (eind 2004) een dekkingsgraad vereist van 130%, was er volgens het overgangsregime een reservetekort van 14 procentpunt. De samenhang tussen nieuw toezicht enerzijds en de nieuwe financiële opzet anderzijds heeft in 2005 geleid tot een nieuw herstelplan, gebaseerd op een waardering op marktwaarde. Dit plan is eind 2005 goedgekeurd door DNB. Tijdens het opstellen van het herstelplan was de marktwaardedekkingsgraad 117% en het reservetekort 13 procentpunt. Bij dit nieuwe herstelplan worden door DNB voorgeschreven parameters toegepast. Zo is voorgeschreven dat in het herstelplan geen rentestijging mag worden ingerekend. De premie van gemiddeld 15,85% over het salaris en de nieuwe financiële opzet zijn voldoende om, op basis van de door DNB goedgekeurde parameters voor rendement (6,5%) en loongroei (3%) en een de komende vijftien jaar niet-stijgende rente, binnen de vereiste termijn het herstelplan te halen. Figuur 3 laat dit zien. De marktwaardedekkingsgraad eind 2005 bedraagt 118%. Hiermee ligt het herstelplan 1 procentpunt voor op de prognose ultimo 2005. Volgens de parameters in het herstelplan is het reservetekort van PGGM in 2017 opgeheven. Volgens de eigen toekomstschattingen van PGGM zal dit tekort beduidend eerder weggewerkt zijn. Jaarlijks zal de voortgang op het herstelplan en de vereiste dekkingsgraad geactualiseerd worden.
Herstelplan: tekort opgeheven in 2017
Figuur 3: Verwacht verloop dekkingsgraad volgens DNB-parameters (herstelplan) 180% 170% 160% 150% 140% 130%
130%
120% 110% 100% 2005
2007
2009
30 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
2011
2013
2015
2017
Het verschil tussen het verloop van de dekkingsgraad volgens DNB-parameters en het verloop volgens de toekomstverwachtingen van PGGM (‘PGGM-scenario’) is vooral te verklaren doordat in het PGGM-scenario een rentestijging is voorzien. Daarnaast is in het PGGM-scenario gerekend met hogere rendementen. Beide scenario’s zijn mogelijk en in beide scenario’s wordt het herstelplan dus tijdig gehaald. Overigens is de premie 2006 getoetst aan de eis van kostendekkendheid volgens het nieuwe FTK. DNB is op basis van die toets akkoord. Door de afschaffing van de vaste rekenrente van 4% werkt het renterisico volledig door in de pensioenfondsbalans. Een rentedaling met 1 procentpunt betekent een daling van 16% in de marktwaardedekkingsgraad. Dit leidt tot een aanzienlijk beweeglijker verloop van de dekkingsgraad gedurende het jaar, zoals figuur 4 laat zien. Figuur 4: Verloop marktwaardedekkingsgraad in 2005 130%
125%
120%
115%
110% Dekkingsgraad
Marktwaarde dekkingsgraad in 2005 verloopt volatiel
105%
100% 31-12 31-01 28-02 31-03 30-04 31-05 30-06 31-07 31-08 30-09 31-10 30-11
31-12
2004
2005
2005
2005
2005
2005
2005
2005
2005
2005
2005
2005
2005
Premie 2006 stabiel en gedeeltelijke indexering over 2005 Door de keuze voor het overgangsregime moesten ook de vaststelling van de indexering over 2005 en van de premie voor 2006 plaatsvinden binnen de regels van het nieuwe FTK en binnen de beleidskaders van de nieuwe financiële opzet. De gevraagde premie is getoetst aan de voorschriften van het FTK. Voor de indexering 2005 betekent dit toepassing van de nieuwe indexeringsstaffel. Bij de indexering over 2005 heeft het bestuur exact de nieuwe staffel gehanteerd. Omdat de marktwaardedekkingsgraad op 30 september 2005 117% was, bevond PGGM zich dus in het lichtblauwe gebied (zie pagina 29). De indexering over 2005 bedraagt 0,36%, 48% van de loongroei in de sector (die bedroeg 0,75%). PGGM heeft als ambitie om de pensioenen volledig te indexeren met de looninflatie in de sector zorg & welzijn. Communicatie over de verwachte toekomstige indexatie vindt PGGM erg belangrijk. Gegeven het feit dat de Pensioenwet nog niet definitief is en de berekeningssystematiek nog niet eenduidig is vastgesteld, heeft PGGM bij het ter perse gaan van dit jaarverslag nog geen concrete indexatieboodschap geformuleerd. Een fundamentele achterliggende vraag is bovendien op welke wijze op een voor derden begrijpelijke manier over de kwaliteit van de indexering gecommuniceerd kan worden. Het bestuur is op dit moment bezig om het beleid hierover te formuleren. De financiële impact van de nieuwe pensioenregeling, de nieuwe financiële opzet en het nieuwe herstelplan worden in de jaarrekening 2006 zichtbaar.
31 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Beleggingen PGGM werkt aan een hoog en stabiel rendement
• • • •
Strategisch beleggingsbeleid bevestigd Alle beleggingscategorieën geven positief rendement Kwaliteit corporate governance nauwlettend gevolgd Duurzaamheidsbeleid: dilemma’s in kaart gebracht
De goede rendementen van de laatste twee jaar zijn grotendeels terug te voeren op gunstige ontwikkelingen op de financiële markten. Belangrijk is echter ook het actieve beleggingsbeleid, gericht op structurele outperformance ten opzichte van het marktrendement. Het goede rendement komt dit verslagjaar van alle beleggingscategorieën, inclusief de voor dit jaar nieuwe beleggingscategorie ‘portfolio of strategies’. Een prestatie met extra glans omdat alle beleggingscategorieën ook hun benchmarks versloegen. Twee belangrijke onderwerpen, corporate governance en duurzaamheid, stonden ook dit verslagjaar weer prominent op de agenda. Onderwerpen die aangeven dat PGGM zich ook actief bezighoudt met de drijvende krachten achter de dagelijkse beleggingspraktijk.
Strategisch beleggingsbeleid bevestigd PGGM beoogt met actief vermogensbeheer een rendement te behalen dat boven het marktrendement ligt. PGGM kan dit realiseren door in beperkte mate afwijkende posities in te nemen ten opzichte van de markt, gemeten aan de hand van een benchmark. Dit actieve beleid koppelt een kritische selectie van mogelijke strategieën voor outperformance aan een zorgvuldige combinatie van die verschillende strategieën om zo tot een robuuste portefeuille van outperformance-strategieën te komen. Daarnaast streeft PGGM er naar om waarde toe te voegen door op onderdelen van zijn strategische portefeuille de risico/ rendementverhouding ten opzichte van de ‘markt’-benchmark te verbeteren. Dit ‘enhanced beta’-beleid richt zich op het identificeren van die beleggingsinstrumenten die dat mogelijk maken, met behoud van de essentiële karakteristieken van de betreffende beleggingscategorieën, zoals die in de ALM-context zijn geanalyseerd. Beleggingsmix 2006 versus 2005 Om de toekomstige waardeontwikkeling en de kasstromen van het aanwezige pensioenvermogen en het benodigde pensioenvermogen op elkaar af te stemmen, maakt PGGM gebruik van Asset Liability Management (ALM). Daarin spelen vooral actuariële prognoses en economische verwachtingen een rol. In de ALM-studie die in 2005 is uitgevoerd, zijn de aannames voor rendement en inflatie geactualiseerd. In het kader van deze studie is de beleggingsmix geëvalueerd en deze wordt op grond daarvan met ingang van 2006 beperkt gewijzigd. Werken aan een hoog en stabiel rendement Met een verdere verhoging van het gewicht van portfolio of strategies en vastgoed en een verlaging van het gewicht van aandelen streeft PGGM ernaar om de stabiliteit van de resultaten te verhogen. Met ingang van 2006 zal binnen vastrentende waarden een hoger gewicht worden toegekend aan inflatiegeïndexeerde obligaties. Ook zal in 2006 een allocatie naar converteerbare obligaties worden opgenomen. Beide veranderingen passen in een langetermijnbeleid dat erop gericht is, zoveel mogelijk de zekerheid te bieden van een goed en betaalbaar pensioen. De volgende tabel toont de wijzigingen in de ALM-gewichten en langjarige rendementsaannames van de afzonderlijke categorieën in de beleggingsmix.
32 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Rendementaanname totale beleggingsmix ongewijzigd
Beleggingsmix
ALM gewicht
Rendement aanname
2006
2005
Nieuw (ALM 2006)
Oud (ALM 2005)
Vastrentende waarden
30%
30%
4,1%
4,6%
Aandelen
42%
45%
8,6%
8,0%
5%
5%
5,9%
5,9%
13%
12%
7,0%
7,1%
5%
5%
10,5%
10,0%
5%
3%
7,4%
7,7%
100%
100%
7,7%
7,7%
Commodities Vastgoed Private equity Portfolio of Strategies Totaal
De rendementsaannames zijn op 15-jaarsbasis, in overeenstemming met het herstelplan.
Doelstelling 2007: Gebaseerd op langjarige rendementsaannames is het streven om over de periode 2005–2007 een absoluut rendement te behalen van gemiddeld 8%
Alle beleggingscategorieën geven positief rendement Op de totale beleggingsportefeuille behaalde PGGM over 2005 een rendement van 16,4% (2004: 10,9%). Hiermee kwam het rendement 1,7 procentpunt hoger uit dan het rendement van de gekozen benchmark. Het rendement over de afgelopen tien jaar komt uit op 10,1% per jaar, ruim boven de historische langetermijndoelstelling van PGGM (8,3% per jaar). Gerekend vanaf 1970 behaalde PGGM een gemiddeld rendement van 9,2% per jaar. Alle beleggingscategorieën rendeerden gedurende 2005 positief. Door zijn omvang leverde de aandelenportefeuille de grootste bijdrage aan de totale waardestijging van PGGM’s beleggingsportefeuille. Vooral private equity liet over 2005 een hoog rendement zien. In alle beleggingscategorieën rendeerden de beleggingen beter dan de voor die categorieën gebruikte benchmarks.
Outperformance voor alle beleggingscategorieën
Rendement 2005 en vijfjaarsgemiddelde Vastrentend
2005 PGGM
Benchmark
2001-2005 WM PF
PGGM
WM PF
4,5%
3,9%
8,1%
6,2%
6,6%
21,2%
20,7%
31,2%
2,5%
-0,9%
Commodities
26,9%
25,7%
28,7%
11,5%
-
Vastgoed
17,8%
9,3%
14,0%
11,5%
9,9%
Aandelen
Private equity
33,6%
23,8%
32,6%
0,3%
1,0%
Portfolio of strategies
14,3%
6,0%
14,1%
-
-
Totaal
16,4%
14,4%
14,8% 5,3% 4,5%
De rendementscijfers per beleggingscategorie van PGGM en de benchmark zijn inclusief valutahedge. De WM PF-rendementscijfers zijn alleen op het totaal gehedged. De performance wordt multiplicatief bepaald (en niet additief). De performance is daardoor niet (precies) gelijk aan het verschil tussen het benchmarkrendement en het PGGM-rendement.
Het rendement van PGGM over 2005 lag 1,6 procentpunt hoger dan dat van het World Markets (WM) universum. Daarin zijn ABP en PGGM niet opgenomen. Over de afgelopen periode van vijf jaar lag het rendement 0,8 procentpunt hoger. Deze rendementsverschillen zijn vooral een gevolg van verschillen in het onderliggende beleggingsbeleid.
33 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Aandelen Het totale rendement op de aandelenportefeuille over 2005 bedroeg 21,2% (2004: 12,0%), 0,4 procentpunt hoger dan de intern gehanteerde benchmark. Deze outperformance werd grotendeels behaald in opkomende markten en Noord-Amerika. Na een positief 2003 en 2004 was ook 2005 een gunstig jaar voor aandelen. Het positieve beursklimaat was vooral te danken aan de bovengemiddeld hoge groei van de wereldeconomie en aan de hoge bedrijfswinsten. Vooral de Japanse beurs en de opkomende markten profiteerden hiervan, terwijl de Amerikaanse beurs duidelijk achterbleef. Ondanks de licht oplopende inflatieverwachtingen, de stijging van de olieprijs en de voortgaande renteverhogingen door de Amerikaanse centrale bank, de Fed, konden de aandelenmarkten over 2005 een indrukwekkende koersstijging noteren. Verschillende regio’s hebben bijgedragen aan het behaalde rendement. Noord-Amerika behaalde een rendement van 4,7%, Europa 25,9%, het Verre Oosten 37,6% en opkomende markten 55,8%.
Relatief grote belangen in Amerika, Europa en financiële dienstverlening
Regioverdeling Aandelen 16%
15%
37%
41% Noord -Amerika
27%
1
Verre Oosten 10%
Opkomende markten 12%
Europa
Sectorverdeling Aandelen 16%
15%
Grondstoffen 41%
12%
Industrie Consumptiegoederen Diensten
27% 10%
Nutsbedrijven Financiële dienstverlening
12%
4%
16%
34 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Informatietechnologie
4%
16%
Weinig verandering in spreiding aandelenportefeuille
Spreiding aandelenportefuille ultimo 2005
Waarde in
percentage van totale
Statutair
miljoenen euro’s
aandelen portefuille*
gevestigd in
1(1) Royal Dutch Shell
775(770)
2,3%(2,5%)
Verenigd Koninkrijk
2(2) Ing Groep
565(448)
1,7%(1,6%)
Nederland
3(6) Exxon Mobil
364(225)
1,1%(0,8%)
Verenigde Staten
4(3) General Electric
347(264)
1,0%(0,9%)
Verenigde Staten
5(4) Microsoft
300(254)
0,9%(0,9%)
Verenigde Staten
6(5) Citigroup
290(251)
0,9%(0,9%)
Verenigde Staten
7(7) Total
285(222)
0,8%(0,8%)
Frankrijk
8(8) Novartis
257(186)
0,8%(0,7%)
Zwitserland
9(9) Bank Of America
253(178)
0,8%(0,6%)
Verenigde Staten
10(-) BP Amoco
217(-)
0,6%(-%)
Totaal 3.653(2.798)
10,9%(9,7%)
Verenigd Koninkrijk
Totale portefeuille aandelen incl. deelnemingen 33.658(28.321)
100,0%(100,0%)
* (ultimo 2004) De belangrijkste aandelenbelangen van PGGM vertoonden over 2005 slechts geringe wijzigingen, die voornamelijk toe te rekenen zijn aan licht uiteenlopende waardeontwikkelingen. De stijging van het belang in Royal Dutch Shell is vooral het gevolg van de aandelen fusie tussen Royal Dutch en Shell Transport & Trading. In het belang van Royal Dutch Shell over 2005 is ook het belang in Shell Transport & Trading opgenomen.
Vastrentende waarden Het totale rendement op de portefeuille vastrentende waarden over 2005 bedroeg 4,5% (2004; 6,3%). Dat is 0,5 procentpunt boven de interne benchmark. De diversificatie binnen de portefeuille vastrentende waarden is verder toegenomen door het toevoegen van Amerikaanse bedrijfsobligaties (investment grade bonds) en het uitbreiden van de inflatiegeïndexeerde obligatieportefeuille naar een wereldwijd gespreide portefeuille. Hiermee is het risicoprofiel van de portefeuille verbeterd. Los van deze portefeuille-aanpassingen is, op basis van een gestructureerd en continu proces, gezocht naar mogelijkheden om extra rendement toe te voegen. Dat heeft over 2005 0,5% rendement toegevoegd. Hoge rendementen werden behaald op obligaties uit opkomende markten (9,9%). Investment grade bedrijfsobligaties (3,7%) en hoogrentende bedrijfsobligaties (0,8%) bleven met hun rendement achter bij het gemiddelde, evenals mortgage backed securities (1,9%). Staatsobligaties rendeerden met 4,2% dicht bij het gemiddelde rendement van de portefeuille, evenals inflatiegeïndexeerde obligaties (4,1%).
35 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Vastrentende waarden vooral in Europees staatspapier
Vermogensverdeling vastrentende waarden ultimo 2005 Categorie
Staat Mortgage Backed Securities
Inflation Linked
Investment Grade Credits High Yield Emerging Markets
Regio
Europa Noord-Amerika Japan Emerging Markets
Grootste deel vastrentende waarden in top-10
Portefuille vastrentende waarden ultimo 2005
Waarde in
percentage van
miljoenen euro’s
totale portefuille*
1(1) Verenigde Staten (staat)
3.764(3.033)
17,6%(14,7%)
2(2) Japan (staat)
1.888(1.614)
8,8%(7,8%)
3(4) Frankrijk (staat)
1.622(1.170)
7,6%(5,7%)
4(5) Duitsland (staat)
1.476(1.127)
6,9%(5,5%)
5(3) Italië (staat)
1.429(1.207)
6,7%(5,9%)
6(6) Nederland (staat)
1.013(1.095)
4,8%(5,3%)
7(8) KfW Group (Kreditanstalt für Wiederaufbau)
562(521)
2,6%(2,5%)
8(9) Verenigd Koninkrijk (staat)
432(458)
2,0%(2,2%)
9(10) Oostenrijk (staat)
421(433)
2,0%(2,1%)
382(581)
1,8%(2,8%)
10(7) Griekenland (staat) Totaal
12.989(11.239) 60,8%(54,5%)
Totale portefeuille vastrentende waarden 21.375(20.615)
100,0% (100,0%)
* (ultimo 2004) De bovenstaande tabel laat zien dat de top-10 van PGGM’s vastrentende waardenportefeuille ruim 60% van de portefeuille beslaat. Deze tien grootste belangen zijn alle staatsobligaties of staatsgegarandeerde obligaties. Deze debiteuren hebben een AAA-rating, op Italië (AA) en Griekenland (A) na.
36 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Commodities Het rendement op de portefeuille commodities over 2005 is uitgekomen op 26,9% (2004: 20,9%), 1,0 procentpunt boven de benchmark. Ook PGGM’s strategische overweging van energie ten opzichte van de Goldman Sachs Commodity Index, de marktstandaard, leverde extra rendement op. De energie subindex behaalde een rendement van 31,2%, terwijl de non-energie subindex 12,3% rendeerde. Het hoge rendement op energiegerelateerde commodities was het gevolg van de krappe buffers in de energieproductiecapaciteit en in de raffinagecapaciteit. Van de andere commodities presteerde de categorie industriële metalen in 2005 het beste met 36,3% rendement, gevolgd door de categorie edelmetalen met 18,6%. De oorzaak van het hoge rendement op industriële metalen was de blijvend sterke vraag naar deze metalen, vooral in Azië, terwijl de voorraden laag waren. Vastgoed Het rendement op de vastgoedportefeuille bedroeg over 2005 17,8% (2004: 12,6%), 7,8 procentpunt boven de interne benchmark. De Europese fondsen maakten 12,5% rendement en de fondsen in het Verre Oosten 15,5%. Amerika rendeerde 28,9% en de tactische portefeuilles 26,1%. De weging van de Europese portefeuilles in de totale vastgoedportefeuille is met 57% verreweg de grootste. Behalve dat een groot aantal beleggers het belang van vastgoed in een gespreide beleggingsportefeuille bevestigt door de allocatie te vergroten, zijn er ook steeds meer institutionele en particuliere beleggers gekomen. De beschikbaarheid van beleggingsproducten binnen de traditionele vastgoedsectoren is nauwelijks voldoende om aan deze toegenomen vraag te kunnen beantwoorden. Vanwege de hierdoor hogere prijzen en lage kas- of dividendrendementen verbreedt PGGM zijn blik en oriënteert zich op nieuwe vastgoedregio’s en sectoren binnen de vastgoedmarkt. Vooral het Verre Oosten en daarin specifiek economieën in ontwikkeling komen daarbij nadrukkelijker in beeld. De vastgoedportefeuille van PGGM had ultimo 2005 een omvang van € 8,2 miljard. Dit is een stijging van € 2,0 miljard ten opzichte van 2004. PGGM heeft per saldo selectief geïnvesteerd in regio’s en marktsectoren waar de prijsvorming dit naar zijn opvattingen rechtvaardigde. Voorts is de portefeuille door waardestijgingen toegenomen. PGGM belegt in vastgoed door belangen te nemen in private en beursgenoteerde vastgoedfondsen. Het gaat daarbij in hoofdzaak om grotere, strategische belangen die voor een lange periode in portefeuille worden gehouden. Deze strategische belangen worden gewaardeerd op netto vermogenswaarde, ook als het gaat om fondsen met een beursnotering. Deze kan afwijken van officiële (beurs)waarderingen. Daarnaast heeft PGGM een tactische vastgoedportefeuille die op beurskoersen wordt gewaardeerd.
37 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Vastgoedportefeuille fors in waarde toegenomen
Spreiding vastgoedbeleggingen ultimo 2005
Waarde in
percentage van
miljoenen euro’s
totale portefuille*
1(1) Rodamco Europe
1.243(1.089)
15,1%(17,5%)
Nederland
2(2) Amvest Vastgoed
784(747)
9,5%(12,0%)
Nederland
3(5) Simon Property Group
489(315)
5,9%(5,1%)
Verenigde Staten
4(4) Equity Office Properties
369(358)
4,5%(5,7%)
Verenigde Staten
5(3) Publikumsfonds EUREF
358(424)
4,4%(6,8%)
Duitsland
6(7) Metrovacesa
264(164)
3,2%(2,6%)
Spanje
7(10) Avalon Bay Comm. Inc
204(120)
2,5%(1,9%)
Verenigde Staten
8(-) Equity Residential
Statutair gevestigd in
182(68)
2,2%(1,1%)
Verenigde Staten
9(6) VastNed Retail
177(166)
2,2%(2,7%)
Nederland
10(8) Archtone-Smith
169(133)
2,1%(2,1%)
Verenigde Staten
Totaal 4.239(3.584) 51,6%(57,5%) Totale portefeuille vastgoed 8.215(6.229)
100,0%(100,0%)
* (ultimo 2004) Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het belang van de top-10 vastgoed in 2005 is gedaald van 57,5% naar 51,6%, voornamelijk door investeringen in nieuwe (private) fondsen. De onderlinge wijzigingen in de top 10 worden veroorzaakt door verschillen in waardeontwikkeling en in enkele gevallen door aan- of verkopen.
Private equity Het rendement van de portefeuille private equity over 2005 kwam uit op 33,6% (2004: 16,7%). Het benchmarkrendement lag 7,9 procentpunt lager. De belangrijkste bronnen voor het hoge rendement waren gerealiseerde en ongerealiseerde herwaarderingen zowel van fondsen die in 2001 en daarvoor startten als van directe investeringen in de periode van 2000 tot 2003. In 2005 is voor € 1,1 miljard geïnvesteerd in fondsen en directe investeringen. Verder hebben in de portefeuille desinvesteringen plaatsgevonden ter grootte van € 1,5 miljard. Samen leidde dit tot een uitstroom van de privateequityportefeuille van per saldo € 0,4 miljard. Door de herwaardering van € 1,3 miljard is de portefeuille gegroeid van € 2,6 miljard tot € 3,5 miljard ultimo 2005. Op de markt voor private equity was er gedurende 2005, evenals in 2004, veel concurrentie van privateequity-investeerders en een nog groeiend kapitaalaanbod van institutionele beleggers. Door de lage rente bleef de financiering met vreemd vermogen door private ondernemingen toenemen. De risico’s blijven hoog ten opzichte van andere beleggingscategorieën. Het stijgende kapitaalaanbod en de toenemende concurrentie kunnen een drukkend effect hebben op het toekomstige rendement.
38 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Portfolio of strategies Met het inrichten van de portfolio of strategies, begin 2005, beoogt PGGM de beleggingsdoelstelling meer te concentreren op absoluut rendement en op het beperken van de kortetermijnvolatiliteit van beleggingsrendementen. Aan het opnemen van een portfolio of strategies in de beleggingsmix ligt de overtuiging ten grondslag dat het mogelijk is om een structureel rendement te behalen op basis van andere strategieën dan de klassieke buy-and-hold strategie. Voor de beleggingen in de portfolio of strategies is het behalen van een stabiel absoluut rendement de centrale doelstelling. PGGM streeft voor deze portefeuille naar een rendement van ten minste 370 basispunten boven de geldmarktrente. De portfolio of strategies heeft een succesvol eerste jaar gehad. Het rendement bedroeg 14,3%, dat is 7,9% boven de rendementsdoelstelling. In euro’s bedroeg het resultaat 163 miljoen. Overlay management droeg € 107 miljoen bij aan dit resultaat en beleggingen in ‘fund-of-hedge-funds’ brachten € 35 miljoen op. Overige en in 2005 nieuw geïntroduceerde strategieën droegen € 11 miljoen bij, terwijl de rentebaten € 10 miljoen bedroegen. De introductie van de portfolio of strategies heeft PGGM veel waardering opgeleverd, getuige de NPN prijs 2005 voor de ‘Beste integratie van alternatieve vermogensbestanddelen’ en de IPE-prijs voor ‘Best Industry-Wide Pension Fund’. Valutabeleid Sinds 2000 volgt PGGM de strategie om wisselkoersrisico’s van de beleggingen bijna volledig af te dekken met valutatermijncontracten. In 2005 had het afdekken van het wisselkoersrisico in totaal een negatief effect van € 3,3 miljard (-5,0% rendement). Het resultaat als gevolg van het afdekken van de valutarisico’s was in 2004 € 1,5 miljard, ofwel circa 3,0% rendement.
Kwaliteit corporate governance nauwlettend gevolgd Transparantie en het afleggen van verantwoording zijn kernbegrippen voor een beursgenoteerde vennootschap (‘beursfonds’) en haar relatie met belanghebbenden. Ze stellen de beleggers in staat om de waarde en de risico’s van een beursfonds goed te bepalen. Volgens PGGM levert actief gebruik van aandeelhoudersrechten door beleggers hogere beleggingsresultaten op. Beursfondsen die weten dat zij aandachtig door beleggers worden gevolgd, zullen zich meer inspannen om goed te presteren dan beursfondsen waar dit minder het geval is. Met andere woorden: een goede corporate governance van een beursfonds leidt in de regel tot een hogere aandelenkoers. Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen is een van de belangrijkste manieren voor PGGM om als aandeelhouder zijn rechten uit te oefenen. In 2005 heeft PGGM voor een groot gedeelte van zijn portefeuille actief zijn stemrecht gebruikt en daarover verantwoording afgelegd. PGGM hanteert daarbij een eigen Corporate Governance Code, die onder meer is gebaseerd op de code-Tabaksblat en op het Corporate Governance Handboek 2004 van de Stichting Corporate Governance Onderzoek voor Pensioen fondsen (SCGOP). De PGGM-code bevat richtlijnen voor het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en voor de stemverantwoording. PGGM let bij zijn stemgedrag vooral op de kwaliteit van de corporate governance van het beursfonds en op de aanwezigheid van een langetermijnperspectief. PGGM zorgt voor een stemverantwoording op zijn website (www.pggm.nl). Daar is ook de tekst van de PGGM-code te vinden. PGGM vindt het belangrijk om met andere institutionele beleggers samen te werken op het gebied van corporate governance. PGGM was dan ook een van de grondleggers van SCGOP, de Stichting Corporate Governance Onderzoek voor Pensioenfondsen. Vanaf 1 januari 2006 gaat SCGOP in een bredere samenstelling verder onder de naam Eumedion. Daarin werken institutionele beleggers in Nederland samen aan de bevordering van corporate governance bij de beursfondsen waarin zij beleggen. De missie van Eumedion is het vanuit de verantwoordelijkheid van in Nederland gevestigde institutionele beleggers onderhouden en doorontwikkelen van goede corporate governance en het bevorderen van de acceptatie en naleving van standaarden hiervan door beursgenoteerde vennootschappen en institutionele
39 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
beleggers, vooral in Nederland en de rest van Europa. Eumedion biedt de institutionele beleggers onder andere een platform om te overleggen over beleidsmatige zaken op het gebied van corporate governance en over de governance van individuele beursfondsen.
Duurzaamheidsbeleid: dilemma’s in kaart gebracht In 2005 is het tot dusverre gevoerde beleid geëvalueerd. Dit mede in het licht van de grote dynamiek die het denken over duurzaam beleggen kenmerkt en naar verwachting ook in het komende decennium zal blijven kenmerken. In een uitgebreide dialoog tussen bestuur, hoofddirectie en PGGM Investments werd onder meer geconcludeerd dat de kansen en bedreigingen die uit duurzaamheid voortkomen zo reëel zijn dat duurzaamheid noodzaak is, en geen luxe of hobby. PGGM meent dat duurzaamheid een positieve bijdrage kan leveren aan het rendement/risicoprofiel van de beleggingsportefeuille. Een evaluatie van het beleid van de afgelopen jaren liet zien dat het (generieke) uitsluitingsbeleid en de externe best-in-class-aanpak in hun huidige vorm niet voldaan hebben en ongewenste bijverschijnselen opleveren als operationele problemen en additionele kosten. Het duurzaamheidsbeleid wordt in de komende jaren geleidelijk minder generiek en meer specifiek en tegelijkertijd minder breed maar intensiever. De uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt op een aantal terreinen dichter bij huis gehouden om er meer greep op te kunnen hebben en meer proactief te kunnen optreden. Dit zal naar verwachting leiden tot nieuwe vormen van intensieve samenwerking met bijvoorbeeld collega-pensioenfondsen en vermogensbeheerders. PGGM heeft een aantal speerpunten geformuleerd, waarvan in 2006 de eerste uitwerking zichtbaar zal worden in vernieuwd beleid. De twee belangrijkste daarvan zijn het specifieker maken en aanscherpen van het engagements- en uitsluitingsbeleid en daadwerkelijke integratie van duurzaamheidsbeleid in een nieuw te ontwikkelen, op de lange termijn gerichte beleggingsportefeuille. Verder wordt onderzocht in hoeverre het zinvol is om gericht te beleggen op specifieke duurzaamheidsthema’s als bijvoorbeeld innovatieve energietechnologie, zowel vanuit een duurzaamheids- als beleggingsperspectief. Bij het ontwikkelen van het beleid zal veel aandacht worden geschonken aan het rapporteren over voorgenomen en uitgevoerd beleid. Duurzaamheid in de praktijk Het begrip duurzaamheid is sinds 2000 expliciet onderdeel van het beleggingsbeleid van PGGM. PGGM was en is daarmee een pionier. De drie pijlers waarop duurzaamheid is gegrondvest zijn ‘uitsluiting’, ‘best-in-class’ en ‘engagement’. In 2005 heeft PGGM, als gevolg van de hierboven beschreven evaluatie, de door externe managers uitgevoerde actieve best-in-class-strategie vervangen door een extern uitgevoerde passieve best-in-class-strategie. Deze houdt in dat ondernemingen die bovengemiddeld scoren op diverse duurzaamheidscriteria opgenomen worden in de duurzame beleggingsportefeuille. In het kader van ‘engagement’ bevordert PGGM duurzame ontwikkeling door de steun aan het Responsible Engagement Overlay (REO) van Foreign & Colonial. Deze Britse vermogensbeheerder gaat de dialoog aan met ondernemingen waarin PGGM belegt. Het doel is om deze bedrijven aan te zetten tot een positief beleid op het gebied van mensenrechten, milieu en sociale omstandigheden. In 2005 zijn er in de Verenigde Staten en Europa 700 ondernemingen gevolgd, waarbij met meer dan de helft daarvan contact is geweest. In de beleggingsportefeuille van PGGM vertegenwoordigen deze 700 ondernemingen een waarde van ongeveer € 20 miljard. Er werd onder andere succes geboekt met het verbeteren van de transparantie op het gebied van medicijntesten bij farmaceutische ondernemingen. Ook heeft de farmaceutische sector na een dialoog met beleggers programma’s gestart waarin medicijnen beschikbaar komen voor aids-patiënten in derde wereldlanden. Daarnaast werden ondernemingen in de olie- en mijnbouw aangesproken op milieurisico’s. De kwartaalrapportages hierover zijn te vinden op de website van PGGM (www.pggm.nl).
40 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Bedrijfsvoering PGGM bereidt zich goed voor op de toekomst
• • • • •
PGGM-organisatie werkt aan verdere professionalisering Alle medewerkers op één locatie ICT-systemen sterker en veiliger Lagere kosten voor uitvoering pensioenregeling Ondernemingsraad actief betrokken
Een modern pensioenfonds als PGGM vraagt om een goed geoutilleerde professionele organisatie maar ook om toegewijde medewerkers die weten waar ze voor staan. PGGM zorgt er voor dat mensen en middelen in optimale conditie blijven. Met opleidings- en trainingstrajecten waardoor de medewerkers zich kunnen ontplooien. En met een technische infrastructuur, vooral op het gebied van ICT, die de veeleisende administratie adequaat ondersteunt. Tegelijk vraagt de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds om een maximale kostenbeheersing voor pensioenbeheer en beleggingen.
PGGM-organisatie werkt aan verdere professionalisering PGGM is in beweging. Niet alleen als reactie op de snel veranderende omgeving maar ook vanuit een proactieve instelling. Die is nodig om aan zijn missie, een goed en betaalbaar pensioen, te kunnen blijven voldoen.
Doelstelling 2007: Hoge medewerkertevredenheid (7,5 te meten in medewerkers tevredenheidsonderzoek)
PGGM werkt voortdurend aan verdere professionalisering van de organisatie, mensen en systemen. Continue aandacht voor vernieuwing is daarbij essentieel. Daarnaast zijn kostenbeheersing en efficiency wezenlijke aspecten van de bedrijfsvoering. Onderdeel van de professionalisering is het beroep dat wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers voor hun loopbaan. Medewerkertevredenheid Om het effect daarvan te volgen, meet PGGM elke twee jaar de medewerkertevredenheid. In 2005 nam 61% van de medewerkers daadwerkelijk aan het onderzoek deel, de hoogste respons tot nu toe. De medewerkertevredenheid kreeg in 2005 het rapportcijfer 7,3 tegenover 7,1 bij de vorige meting in 2003. Hiermee ligt de medewerkertevredenheid in lijn met de gewenste groei van het ambitieniveau 2007. Ondanks de stijgende lijn ten opzichte van 2003 blijven er verbeterpunten: interne communicatie en informatie, samenwerking en doorgroeimogelijkheden van de medewerkers. In vergelijking met de benchmark (referentiegroep financiële dienstverleners) scoort PGGM overigens op alle onderdelen gelijk of beter. Net als in 2003 leiden de resultaten van het onderzoek tot verbeteracties. Nieuw is dat de acties mede worden bepaald door een werkgroep bestaande uit medewerkers van alle bedrijfsonderdelen van PGGM. Stand van de lopende reorganisaties De in 2004 ingezette reorganisatie in de ICT-organisatie verloopt volgens plan. Door vernieuwing van de informatiesystemen en de ICT-infrastructuur verminderde het aantal arbeidsplaatsen van 225 fte in september 2004 (bij de start van de reorganisatie) tot 190 fte eind 2005. Twaalf medewerkers worden begeleid bij het vinden van een andere baan. De overige betrokkenen hebben al binnen of buiten PGGM een andere werkkring gevonden. In de loop van 2006 worden nog negen medewerkers boventallig. In 2005 is bij Pensioenbedrijf de in 2004 doorgevoerde wijziging van een sector- naar een productgewijze organisatie geëvalueerd. Zoals verwacht blijkt de reorganisatie te leiden tot hogere efficiëntie en kwaliteit en beter in te vullen functies. Er is nog een aantal verbeteringen in de werkorganisatie en in de aansturing mogelijk en die worden in nauwe samenwerking met de medewerkers ter hand genomen. Deze reorganisatie heeft tot nu toe gezorgd voor een reductie met twaalf fte (4%). Die is gerealiseerd met natuurlijk verloop.
41 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Outsourcing Per 1 januari 2006 wordt een aantal ondersteunende facilitaire afdelingen opgeheven; hun taken worden uitbesteed. Dit betekent dat voor negen fte de banen vervallen. Het herplaatsingtraject conform het Sociaal Beleidskader geldt ook voor hen. Ontwikkelingen in het personeelsbestand Het aantal medewerkers nam per saldo tussen eind 2004 en eind 2005 met 67 af. In fte’s betekende dat een teruggang met 64. Het feit dat bij de vrouwen meer fte’s verdwenen dan personen, wordt verklaard door een toename van het aantal deeltijdwerkers. De leeftijdsopbouw kent een sterke vertegenwoordiging van 30- tot 45-jarigen, hetgeen onder meer te maken heeft met de behoefte aan goed opgeleide en ervaren medewerkers. De verhouding tussen mannen en vrouwen is tot het 45e jaar vrijwel in evenwicht. Daarboven neemt de oververtegenwoordiging van mannen snel toe. Het ziekteverzuim is na de sterke daling tussen 2001 en 2003 vrij stabiel gebleven en ligt met 3,2% onder het landelijk niveau van vergelijkbare bedrijven (financiële instellingen). Samenstelling personeelsbestand eind 2005 1200 1000 Aantal medewerkers
Grotere efficiency leidt tot afname personeelsbestand
475
800
386
386
361
640
605
636
597
2004
2005
2004
600 400 200 0
Aantal medewerkers
2005
Jaar
Aantal f.t.e.
Vrouwen Mannen
Leeftijdsopbouw personeelsbestand De vrouw is gemiddeld 38,5 jaar en de man is gemiddeld 42,0 jaar 61 > 56-60 51-55 46-50 41-45 36-40 31-35 26-30 Leeftijd
Verdeling mannen en vrouwen tot 45 jaar zeer evenwichtig
21-25 < 20 0
50 Vrouwen Mannen
42 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
100
150
Aantal medewerkers
200
250
Ziekteverzuim blijft stabiel op laag niveau
Ziekteverzuim PGGM afgelopen 5 jaar 6
5
4
3
percentage
2
1
0 2001
2002
2003
2004
2005
Jaar
CAO 2005/2006 Vanaf mei van het verslagjaar hebben de vakbonden en PGGM onderhandeld over een nieuwe PGGM CAO, geldend vanaf 1 januari 2005. Nog juist in 2005 konden de partijen een akkoord bereiken over een tweejarige CAO, die dus van kracht zal zijn tot en met 31 december 2006. De belangrijkste afspraken die daarbij gemaakt werden, zijn:
• • • • •
een salarisverhoging per 1 juni 2005 met 1,25% en per 1 januari 2006 met 1%; een eenmalige uitkering van 0,25% in december 2005 over 12 maandsalarissen; een per 1 januari 2006 door PGGM te betalen bijdrage van 1% aan levensloop; een vergoeding door PGGM van 60 % van de premie over de aanvullende collectieve verzekering ziektekosten; een bovenwettelijke aanvulling op het inkomen bij arbeidsongeschiktheid.
Ontwikkeling van medewerkers Het is van groot belang dat de medewerkers van PGGM hun kennis en vaardigheden up-to-date houden en in staat zijn om structureel en snel mee te bewegen met externe en interne ontwikkelingen. Daarom is ook in 2005 veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van medewerkers, management en organisatie. Elke medewerk(st)er maakt in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) afspraken met zijn of haar manager over het te volgen opleidings- en trainingsprogramma. Dit verslagjaar bedroegen de daarmee gemoeide opleidingskosten circa € 2,6 miljoen; dat is 5,1% van de loonsom (2004: € 2,9 miljoen respectievelijk 5,3%). Veel aandacht is in 2005 besteed aan het versterken van de creativiteit van medewerkers. In het kader daarvan is er onder meer samen met KPN en TNO een innovatiedag georganiseerd om elkaar op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen en te kijken waar (technologische) ontwikkelingen invloed kunnen hebben op het toekomstige beleid van PGGM. Management development PGGM wil zich ervan verzekeren dat de organisatie nu en in de toekomst in alle managementlagen kan beschikken over goed voor hun taak berekende mensen. De kwaliteit van het management en bezetting en opvolging worden daarom jaarlijks besproken, met expliciete aandacht voor leiderschapsontwikkeling en de gewenste organisatiecultuur. In het verlengde daarvan werd in 2005 voor de derde achtereenvolgende maal een management-development programma voor managers en senior managers georganiseerd. Daaraan namen in totaal 17 mensen deel. De leden van de hoofddirectie zijn ook nauw betrokken geweest bij onderdelen van het programma.
43 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Arbeidsomstandighedenbeleid PGGM investeert veel in goede begeleiding van ziekteverzuim en het voorkómen ervan. De vele beeldscherm werkplekken, een gangbaar verschijnsel in een omvangrijke administratieve organisatie, kunnen aanleiding geven tot het optreden van RSI-klachten. PGGM werkt met een digitaal evaluatieprogramma, aan de hand waarvan werkhouding en –gewoonten kunnen worden verbeterd. Medewerkers kunnen een vrijwillig preventief medisch onderzoek ondergaan, met speciale aandacht voor aspecten van een gezonde levenswijze. PGGM stimuleert bovendien deelname aan een aantal sportieve activiteiten met een financiële ondersteuning. Nieuwe wervingscampagne Begin 2006 is een nieuwe wervingscampagne van start gegaan. Bracht de organisatie voorheen vooral de uitstekende arbeidsvoorwaarden onder de aandacht, de nieuwe campagne legt de nadruk op zakelijkheid. Onder het motto ‘Verzekeraar of PGGM?’ vertelt PGGM potentiële kandidaten dat de organisatie vooroploopt op pensioengebied en zich kan meten met de top onder de verzekeraars. Op dezelfde wijze vergelijkt PGGM zich met ICT-dienstverleners, investment banks en consultancybureaus. Juist het werken op het snijvlak van zakelijk en maatschappelijk belang maakt van PGGM een aantrekkelijke werkgever.
Alle medewerkers op één locatie De activiteiten van PGGM, momenteel verdeeld over vier locaties in Zeist, worden in de toekomst geconcentreerd op één locatie aan de Kroostweg-Noord (het terrein van het huidige hoofdkantoor). In het ontwerp van dit gebouw komen PGGM-waarden als transparantie, dynamiek, flexibiliteit, duurzaamheid en kwaliteit tot uitdrukking. De totale investering is € 94 miljoen. Eind 2006 start de bouw, die naar verwachting eind 2009 gereed is.
ICT-systemen sterker en veiliger Het informatiebeleid van PGGM heeft tot doel om te zorgen voor een adequate, effectieve, flexibele en efficiënte informatievoorziening, gericht op het ondersteunen van zijn missie en strategie. Het eind 2004 behaalde certificaat ISO 9001:2000 bevestigt dat de kwaliteit van de dienstverlening van IFS, de interne leverancier van ICT en Facility Services, goed en goed geborgd is. In 2005 zijn voor een belangrijk deel van Windows-infrastructuur upgrades geïnstalleerd. Hierdoor zijn de beschikbaarheid en de veiligheid van de Windows-infrastructuur verbeterd, terwijl IFS de systemen goed kan monitoren en proactief beheer kan voeren. In 2005 waren de aanwezige Windows-infrastructuur en netwerkinfrastructuur 100% beschikbaar. De complexiteit van de ICT-infrastructuur inclusief de applicaties is verder teruggebracht tot net onder het gemiddelde marktniveau. Dit uit zich in een daling van het aantal incidenten, lagere beheerskosten en een grotere interne tevredenheid over de infrastructuur. Informatiebeveiliging In 2005 is IFS op het gebied van informatiebeveiliging gecertificeerd volgens de internationale norm BS7799-2:2002. Deze norm vereist een hoog beveiligingsniveau en een continue verbetercyclus op het gebied van informatiebeveiliging. Ook is in 2005 het PGGM informatiebeveiligingsbeleid geactualiseerd conform de norm. Ten aanzien van logische toegangsbeveiliging (toegangscodes, wachtwoorden etc.) is aanzienlijke vooruitgang geboekt. Voor delen van de organisatie zijn de bestaande autorisaties opgeschoond, terwijl nieuwe autorisaties voortaan worden verstrekt en ingetrokken op basis van de actuele rol van de medewerker binnen een project of afdeling. Op de kritieke bedrijfsprocessen en applicaties zijn risicoanalyses uitgevoerd en de maximale uitvalsduur bij calamiteiten is bepaald. De bedrijfscontinuïteits plannen zijn afgerond en op elkaar afgestemd. De uitwijkfaciliteiten voor de ICT-systemen van Investments zijn nog niet adequaat. Door de invoering van Windows 2003 is de veiligheid van de ICT-infrastructuur verder toegenomen.
44 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Doelstelling 2007: Project MAP afgerond medio 2006 met positieve business case
PGGM is in 2002 begonnen de informatiesystemen te vernieuwen met het doel om door effectievere inzet van functionaliteit en beperking van het aantal platforms de ICT-kosten te verlagen en de flexibiliteit en continuïteit te verbeteren. In dit kader worden onder de projectnaam MAP alle applicaties van het Pensioenbedrijf overgebracht van de verschillende platforms naar de Microsoft.Net-omgeving. In 2004 zijn de NAW-gegevens en - voor zover het deelnemers betreft - dienstverbandgegevens van deelnemers en werkgevers naar de nieuwe omgeving overgebracht, waarmee 40% van de totale project omvang gerealiseerd was. De verwachting was dat begin 2006 het project volledig afgerond kon worden, op tijd voor de wijzigingen in wet- en regelgeving per 1 januari 2006. Dat bleek een te optimistische schatting. De complexiteit van de te migreren applicaties en de effecten van de wijzigingen in wet- en regelgeving (zoals middelloon, WIA en de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling) waren daarvoor te groot. De in 2005 afgeronde werkzaamheden besloegen 20% van het project, waarmee het totaal op 60% komt. De verwachting is nu dat het volledige project begin 2007 is afgerond. De deelnemers van PGGM en aangesloten instellingen ondervinden geen hinder van de vertraging van het project. PGGM voert zijn nieuwe pensioenregeling in 2006 conform de nieuwe wet- en regelgeving uit, deels in de nieuwe systeemomgeving, deels met de systemen die nog overgebracht worden. De consequenties zijn hoofdzakelijk financieel. De bij aanvang op € 40 miljoen begrote projectkosten lopen naar de huidige inzichten op tot maximaal € 65 miljoen. Daarbij zijn alle, oorspronkelijk niet begrote, reglementswijzigingen uit de periode 2004-2006 meegenomen. De efficiencywinst als gevolg van MAP wordt een jaar later gerealiseerd.
Lagere kosten voor uitvoering pensioenregeling Voor Pensioenbeheer en Investments participeert PGGM in de benchmark van het Canadese bedrijf Cost Effectiveness Measurement Inc. (CEM). PGGM gebruikt onder andere de resultaten uit deze benchmark om ontwikkelingen te toetsen en normen te onderbouwen. In 2004 heeft PGGM het ambitieniveau 2005-2007 voor het uitvoeren van het Pensioenbeheer vastgesteld. Doelstelling is om in 2007 een kostenniveau te realiseren dat ligt tussen het eerste kwartiel en de mediaan, met een serviceniveau dat ligt in het hoogste kwartiel van de CEM-benchmark.
Kosten licht gedaald
Kosten x € 1 miljoen 120
100
80
60
40
20
0 2001
2002
2003
2004
2005
Jaar
Kosten Effect activeren per saldo
De kosten in 2003 waren hoger door een bedrag van € 8 miljoen voor reorganisatiekosten. Met ingang van 2004 wordt in eigen beheer gebouwde software, die voldoet aan een aantal criteria, geactiveerd en in 5 jaar afgeschreven. Voor vergelijkingsdoeleinden is in bovenstaande grafiek het effect van deze verwerkingswijze zichtbaar gemaakt.
45 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De werkelijke kosten in 2005 zijn conform het budget voor 2005 uitgekomen. Binnen het budget was het mogelijk om de niet voorziene kosten voor de ontwikkeling en implementatie van de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling op te vangen. De investeringen in het automatiseringsproject MAP zijn 2,2 miljoen hoger uitgevallen dan gebudgetteerd. Omdat deze uitgaven worden geactiveerd is dit niet zichtbaar in de kosten van 2005. Ten opzichte van 2004 zijn de kosten licht gedaald met 0,8% (0,7 miljoen). Onderzoek door CEM toont aan dat de omvang van de verschillende deelnemersgroepen - actieven, gepensioneerden en slapers - per fonds verschilt. In lijn daarmee verschillen ook de kosten. Om recht te doen aan deze verschillen wordt vanaf 2005 gewerkt met het begrip ‘normverzekerde’, waarmee ‘een gewogen deelnemer’ wordt bedoeld. Om de kostendoelstelling voor 2007 te realiseren, is een kosten reductie noodzakelijk van circa 20% per normverzekerde ten opzichte van het kostenniveau van 2004. Uit onderstaande grafiek blijkt dat PGGM qua kostendoelstelling op koers ligt. De kosten per normverzekerde dalen in 2005 licht. Deze daling zal zich tot 2007 waarschijnlijk doorzetten. De verwachting is wel dat het kostenniveau in 2007 hoger zal liggen dan begin 2005 voorzien, door hogere kosten in verband met het moderniseren van de ICT-architectuur.
Kosten per normverzekerde lager door kostenbeheersing en toename van het aantal deelnemers
Kosten per normverzekerde 80
70
60
Doelstelling 2007: Kosten pensioenbeheer lager dan de mediaan, namelijk € 58 per normverzekerde.
50
40
30
20
x€1
10
0
2004
2005
2006
2007
Jaar
Werkelijke kosten Projectiekosten
De kostendaling wordt bereikt door het terugdringen van de absolute kosten en door een toename van het aantal deelnemers waardoor het aantal normverzekerden stijgt. De cijfers voor 2006 en 2007 betreffen uiteraard projecties zoals die in het meerjarenplan 2005-2007 zijn opgenomen.
Kosten vermogensbeheer blijven ongeveer gelijk De in de jaarrekening van PGGM verantwoorde directe beleggingskosten bedroegen over 2005 € 131 miljoen, 0,20 procent van het gemiddeld beheerde vermogen (2004: 0,21 procent). In de CEM-benchmark worden naast deze direct door PGGM gemaakte kosten ook de kosten gemaakt door externe vermogensbeheerders en beleggingsfondsen toegerekend aan de totale kosten van vermogensbeheer. In de paragraaf over de CEM-rapportage wordt nader ingegaan op hoe deze totale kosten van vermogensbeheer van PGGM zich verhouden tot die van de peer group.
46 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De directe beleggingskosten zijn in onderstaande taartdiagrammen opgesplitst naar beleggingscategorie. De procentuele daling van de kosten van ‘Vastrentende waarden’ en ‘Aandelen’ wordt grotendeels veroorzaakt door de overheveling van enkele beleggingsstrategieën naar de nieuwe categorie Portfolio of Strategies in 2005. Directe beleggingskosten 2004 en 2005 In euro en basispunten (bp)
€ 14 mln - 7bp € 29 mln - 14bp 2004
Aandelen € 61 mln - 22bp
€ 2 mln - 12bp
Private Equity € 16 mln - 56bp € 3 mln - 10bp Vastgoed € 11 mln - 17bp € 12 mln - 16bp Commodities € 2 mln - 12bp
€ 11 mln - 17bp
€ 16 mln - 56bp
€ 21 mln - 159bp
€ 61 mln - 22bp
€ 17 mln14bp - 54bp Vastrentende waarden € 29 mln -
€ 14 mln - 7bp 2005
€ 21 mln - 159bp
€ 3 mln - 10bp
Doelstelling 2007: Implementation Value Added (IVA) boven de mediaan bij een kosten niveau op of onder de mediaan.
€ 17 mln - 54bp
€ 65 mln - 21bp € 17 mln - 54bp
Vastgoed
€ 12 mln - 16bp
Commodities
€ 12 mln - 16bp € 61 mln - 22bp
Aandelen Private Equity
€ 65 mln - 21bp
€ 3 mln - 10bp
Portfolio of Strategies
€ 21 mln - 159bp
Vastrentende waarden
€ 14 mln - 7bp
De meest recente rapportage van CEM, over 2004, laat zien dat het kostenniveau van PGGM vergelijkbaar was met dat van de peer group, terwijl PGGM op de langere termijn meer outperformance realiseert. De totale beleggingskosten over 2004 bedroegen € 178 miljoen. Daarmee lag het kostenniveau op 0,32% van het gemiddeld belegd vermogen. Hiermee ligt het kostenniveau op de mediaan van de benchmark. De toegevoegde waarde van het beleggingsbeleid wordt gemeten aan de hand van de Implementation Value Added (IVA). Die waarde bedroeg bij PGGM over de periode 2000-2004 1,0%. Dat is hoger dan de mediaan van de peer group die op een percentage van 0,6 ligt.
Ondernemingsraad actief betrokken Om de kwaliteit van de medezeggenschap te waarborgen wordt de ondernemingsraad (OR) in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij de besluitvorming in kwesties waarbij de medezeggenschap aan de orde is. Deze praktijk leidt bij alle partijen tot tevredenheid. De OR heeft in 2005 maandelijks overleg gevoerd met de bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden en heeft in aanwezigheid van een delegatie van het bestuur overlegd over de algemene gang van zaken in de onderneming. De door de OR uit zijn midden ingestelde commissies, zoals de Commissie Sociaal Beleid, de Commissie Strategie en Beleid, de Commissie Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu (VGWM) en de Commissie Communicatie zijn regelmatig bijeengekomen. Belangrijke onderwerpen in het verslagjaar waren de benoeming van de nieuwe hoofddirecteur Investments, de klokkenluiderregeling, de verkoop van NIB Capital, de nieuwbouw van PGGM, de instelling van de functie van preventiemedewerker, de oprichting van Careon Levensloop, de verkoop van Maetis en diverse organisatiewijzigingen.
47 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
€ 65 m
Zeer actief was de OR ook betrokken bij de veranderingen in de ziektekostenverzekering (ZKV) per 1 januari 2006. De voorbereidingscommissie ZKV van de OR volgde de ontwikkelingen buiten en binnen PGGM steeds op de voet en onderhield nauw contact met de vakorganisaties. Evenals vorige jaren bleek de OR een betrokken gesprekspartner die gedegen van zijn initiatiefrecht gebruik heeft gemaakt. De resultaten van het overleg hebben bijgedragen aan een verhoging van de kwaliteit van de besluitvorming en het verkrijgen van draagvlak bij de medewerkers voor de beoogde veranderingen in de organisatie.
48 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Actuele ontwikkelingen in wet- en regelgeving Nieuwe wetten en regels wachten op invoering
• • • • • •
Nieuwe pensioenwet bij Tweede Kamer Referentiekader Staatsen uitgewerkt Europese pensioenrichtlijn gevolgd PGGM tegen discriminatoire behandeling pensioenfondsen bij dividendbelasting Verslaglegging inzake pensioenfondsen nader bepaald Wet financiële dienstverlening nog niet in werking
PGGM heeft naast de praktische uitvoering van de regeling ook een belangrijke taak in de beleidsontwikkeling, die afhankelijk is van de ruimte die de nationale en internationale wet- en regelgeving toestaat. Op dat terrein was het verslagjaar relatief rustig. Aan de orde waren vooral de verdere afronding en implementatie van eerder overeengekomen activiteiten, zoals de nieuwe Pensioenwet en de Europese richtlijn. Maar omdat het juist in deze fase kan gaan om belangrijke details, moest PGGM op dat podium goed de vinger aan de pols houden en de expertise van het fonds inzetten voor de juiste politieke beslissingen op Nederlands en Europees niveau.
Nieuwe pensioenwet bij Tweede Kamer Op 20 december 2005 is bij de Tweede Kamer het langverwachte voorstel voor de Pensioenwet ingediend. De nieuwe wet vervangt de uit 1952 daterende Pensioen- en spaarfondsenwet in haar geheel. Deze had door de vele tussentijdse wijzigingen het karakter van een lappendeken gekregen en sloot niet meer aan op de recente ontwikkelingen. PGGM staat positief tegenover de komst van de Pensioenwet. Wel hecht PGGM eraan dat het pensioenbegrip gedynamiseerd wordt, zodat dit breder kan worden ingevuld dan het klassieke pensioen na 65 jaar. Ook is PGGM van mening dat de 1-jaarshersteltermijn bij onderdekking, die het kabinet met de Pensioenwet beoogt, te kort is om uit de onderdekking te komen. PGGM vindt bovendien dat de detaillering met betrekking tot de communicatieplicht in bepaalde onderdelen van de regelgeving te groot is. Andere punten waarover PGGM zijn visie wil inbrengen, zijn ondermeer de zorgplicht en het voornemen om de minimum toetredingsleeftijd voor pensioenregelingen in de wet vast te leggen.
Referentiekader Staatsen uitgewerkt Een punt van aandacht binnen de pension fund governance is de situatie waarin een pensioenfonds een of meer dochterondernemingen heeft waarin activiteiten worden uitgeoefend die verder gaan dan de kerntaken van het pensioenfonds. Na het verschijnen van het rapport over deze kwestie van de commissie Staatsen kondigde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in september 2004 aan hiervoor een referentiekader op te stellen. In zijn brief van 8 juli 2005 aan de Stichting van de Arbeid heeft de minister dit referentiekader uitgewerkt. PGGM heeft het beleid inmiddels gericht op de uitvoering, zoals de minister die voor ogen heeft. Het gaat er in essentie om dat er geen personele unies bestaan tussen bestuur en directie van het pensioenfonds enerzijds en de dochtermaatschappij anderzijds. Dit betekent onder meer dat de wijze van samenstelling van de organen van de dochtermaatschappij waarborgt dat de sociale partners noch de directie een beslissende stem hebben in het beleid van de dochtermaatschappij. Discussie over nevenactiviteiten Het is nog niet duidelijk of op grond van de op het gebied van pension fund governance gemaakte vorderingen nog nadere regelgeving wordt opgesteld ten aanzien van verschuldigde vennootschapsbelasting. De staatssecretaris van Financiën heeft op 9 april 2005 aangekondigd dat eind 2006/begin 2007 zal worden bekeken of nadere fiscale regelgeving nodig is. Invulling van de sinds 1 januari 2004 formeel ingevoerde belastingplicht voor pensioenfondsen is weliswaar voor 2005 van de politieke agenda verdwenen, maar is nog zeker niet van tafel.
49 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Europese pensioenrichtlijn gevolgd Per 8 februari 2006 is Nederlandse wetgeving aangepast aan de Europese ‘Richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening’. Een opvallend element in die richtlijn is de bevoegdheid van pensioeninstellingen om ook in andere lidstaten van de Europese Unie pensioenvoorzieningen tot stand te brengen, mits zij daarbij rekening houden met de sociale voorschriften ter plaatse. De richtlijn heeft geen ingrijpende gevolgen voor PGGM. Wel onderzoekt PGGM de mogelijke indirecte gevolgen van de richtlijn. De Europese Unie beschouwt de richtlijn als een stimulans voor de opbouw van kapitaalgedekte pensioenen in de tweede pijler. Die bevorderen de duurzaamheid van het Europese sociale model, dat door de vergrijzing onder druk staat. Het valt echter niet uit te sluiten dat het systeem van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, zoals in Nederland voorkomt, door de dynamiek van een geïntegreerde Europese pensioenmarkt in het gedrang komt. Beleggingsbeginselen De pensioenrichtlijn omvat de verplichting om als bijlage bij de ABTN een verklaring op te nemen inzake beleggingsbeginselen. PGGM heeft in de aanloop naar de aanpassing van de PSW al een dergelijke verklaring opgesteld. Deze beschrijft onderwerpen als de toegepaste wegingsmethoden voor beleggings risico’s, de risicobeheersprocedure en de strategische allocatie van activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen.
PGGM tegen discriminatoire behandeling pensioenfondsen bij dividendbelasting In Europa kunnen lokale pensioenfondsen de ingehouden dividendbelasting veelal terugvragen bij de lokale belastingdienst. Buitenlandse pensioenfondsen kunnen dit meestal niet of in mindere mate. Dit vormt volgens PGGM een door het EU-Verdrag verboden discriminatie van buitenlandse pensioenfondsen ten opzichte van binnenlandse. PGGM heeft dan ook procedures aangespannen in een aantal EU-lidstaten om haar rechten zeker te stellen. Inmiddels heeft ook de Europese Federatie van Pensioenfondsen EFRP bij de Europese Commissie klachten ingediend tegen diverse lidstaten over deze discriminatoire behandeling van buitenlandse pensioenfondsen.
Verslaglegging inzake pensioenfondsen nader bepaald Richtlijnen voor de jaarverslaggeving Vanaf 2005 zullen veel bij PGGM aangesloten instellingen de richtlijnen RJ 271 Personeelsbeloningen en in het bijzonder RJ 271.3 Beloningen in de vorm van uitkeringen na afloop van het dienstverband (pensioenen en dergelijke) in hun jaarrekening toepassen. Op grond van deze richtlijn mogen aangesloten instellingen de toegezegde-pensioenregeling van PGGM (ouderdomspensioen en in 2005 ook nog FLEXpensioen) in de jaarrekening verwerken als zou er sprake zijn van een toegezegde-bijdrageregeling. Deze instellingen kunnen volstaan met verantwoording van de jaarlijkse premie als pensioenkosten en hoeven niet, zoals bij een regeling die voor de financiële verslaggeving wordt aangemerkt als toegezegde-pensioen regeling, een aandeel in het overschot of tekort en de resultaten in de jaarrekening te verwerken. Wel moet in de toelichting als aanvullende informatie worden opgenomen dat de regeling een toegezegdepensioenregeling is en dat er in het geval van een tekort bij het fonds geen verplichting is tot het doen van aanvullende bijdragen anders dan hogere toekomstige premies. Bovendien moet er informatie verschaft worden over het overschot of tekort in het fonds en de mogelijke gevolgen voor de instelling, dit indien en voor zover het overschot of tekort van invloed is op de in de toekomst te betalen premies. Inventarisatie IFRS PGGM heeft in 2005 een inventarisatie gemaakt van de verschillen tussen de voor haar jaarverslaggeving gehanteerde grondslagen en die van de International Financial Reporting Standards (IFRS). De verschillen hebben voornamelijk betrekking op de beleggingen omdat de regelgeving hiervoor al gedetailleerd is uitgewerkt. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse en internationale regelgeving met betrekking tot pensioenverplichtingen, die slechts beperkt is uitgewerkt. Er wordt bij de selectie van een nieuw
50 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
geautomatiseerd systeem voor de unit Investments rekening gehouden met de eisen die daaraan vanuit de optiek van IFRS worden gesteld.
Wet financiële dienstverlening nog niet in werking Op 12 mei 2005 is de Wet financiële dienstverlening (Wfd) afgekondigd, maar in het verslagjaar trad deze nog niet in werking. Het wachten was op het bijbehorend Besluit financiële dienstverlening, waarin enkele aspecten van de wet nader worden uitgewerkt, zoals een aantal vrijstellingen van de wettelijke verplichtingen. Pensioenfondsen zullen onder de vrijstellingsbepalingen vallen. De activiteiten van Careon Levensverzekeringen N.V. en Careon Levensloop B.V. vallen echter wel onder de werking van de Wfd, hetgeen impliceert dat zij voor hun activiteiten een vergunning nodig hebben. Op grond van overgangsrecht zijn genoemde vennootschappen al in het bezit van een dergelijke vergunning. De Wfd vormt de opmaat naar een meer omvattende wet, de Wet financieel toezicht (Wft), die de bestaande toezichtswetten, inclusief de Wfd, zal vervangen. Het financieel toezicht wordt daarmee verdeeld over De Nederlandsche Bank (prudentieel toezicht) en de Autoriteit Financiële Markten (gedragstoezicht). Het gehele vergunningenstelsel voor financiële dienstverlening, dat nu over meerdere wetten is verdeeld, wordt in de Wft ondergebracht. Naar verwachting zal de Wft in de loop van 2006 tot stand komen.
51 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Risicomanagement Risicomanagement ingebed in PGGM-organisatie
• •
Risk Management Framework verder uitgebouwd Risicobeheersing in 2005 positief beoordeeld
Risicomanagement omvat het identificeren, meten en beheersen van risico’s om te voorkomen dat deze het behalen van organisatiedoelstellingen in de weg zullen staan. Een systeem voor risicomanagement maakt de kans op fouten en het nemen van verkeerde beslissingen kleiner en beperkt de invloed van onvoorziene omstandigheden. Goede risicobeheersing betekent voor PGGM dat het fonds ook op de lange termijn de verplichtingen aan pensioendeelnemers kan nakomen.
Risk Management Framework verder uitgebouwd In 2004 is de implementatie van het Risk Management Framework (RMF) voor de gehele organisatie afgerond. In 2005 is het verder uitgebouwd, met als belangrijkste resultaat de introductie van de interne managementverklaring. Met het RMF is het mogelijk op een eenduidige wijze risico’s op strategisch, tactisch en operationeel niveau te identificeren, systematisch inzichtelijk te maken en te bewaken. Het RMF sluit aan bij door de markt en door toezichthouders geaccepteerde modellen (COSO). De marktrisico’s die voortvloeien uit de samenhang tussen beleggingen en pensioenverplichtingen zijn via het ALM-proces reeds jarenlang onderworpen aan een goed risicomanagement. Ook deze risico’s zijn in 2004 ondergebracht in het RMF van PGGM. Het risicomanagementproces verloopt bij PGGM in vier stappen: 1. identificeren en prioriteren van de bruto risico’s, zonder rekening te houden met bestaande beheersmaatregelen; 2. vaststellen van de effectiviteit van de bestaande beheersmaatregelen. Daarmee wordt het netto risico beoordeeld en al dan niet door het management geaccepteerd; 3. vaststellen van verbeteracties als het risico niet wordt geaccepteerd; 4. uitvoeren van verbeteracties en monitoring van de risicopositie. Tenminste ieder kwartaal actualiseren alle units van PGGM hun risicoprofiel. Daarbij doorlopen ze de processtappen die hiervoor zijn beschreven. Het actualiseren gebeurt in de vorm van een ‘self assessment’ door de unitdirecteuren. Ook rapporteren de unitdirecteuren en de hoofddirectie ieder kwartaal over de status en voortgang van het risicomanagement. De belangrijkste risico’s worden elk kwartaal door de hoofddirectie gevalideerd en in aanwezigheid van de interne en externe accountant met het audit committee besproken. Daarbij hanteert PGGM de volgende classificatie om het netto risico (het risico dat nog overblijft wanneer er beheersmaatregelen getroffen zijn) aan te geven:
• • • •
hoog: verbeteracties zijn op korte termijn noodzakelijk en het risico wordt actief bewaakt; midden hoog: verbeteracties zijn noodzakelijk en het risico wordt actief bewaakt; laag midden: verbeteracties zijn niet op korte termijn noodzakelijk maar het risico wordt wel actief bewaakt; laag: verbeteracties zijn niet noodzakelijk en het risico wordt niet actief bewaakt.
Overigens is de mate waarin verbeteracties worden getroffen afhankelijk van de mate van risicohouding. Voor enkele financiële risico’s kiest PGGM ervoor om bewust een hoger risico te lopen waar dan ook een hoger verwacht rendement aan is gekoppeld. Bij dergelijke risico’s ligt de nadruk op actieve bewaking.
52 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Verantwoordelijkheden Verschillende partijen dragen binnen PGGM specifieke verantwoordelijkheid voor het risicomanagement. Het bestuur is verantwoordelijk voor de kaderstelling waarbinnen het risicomanagement van PGGM plaatsvindt. Voor de financiële risicovraagstukken van het beleggingenbedrijf is binnen het bestuur de bestuurscommissie Investments verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid voor het beoordelen en controleren van de effecten van het risicomanagement ligt bij het audit committee. Hoofddirectie en unitdirecteuren zijn verantwoordelijk voor het beheersen van risico’s binnen PGGM. Deze verantwoordelijkheid omvat periodieke identificatie, analyse en evaluatie van risico’s en het nemen van adequate maatregelen om deze risico’s te beheersen. Per kwartaal wordt een risicorapportage opgesteld. Sinds 2005 leggen de unitdirecteuren, via een interne managementverklaring in de risico rapportage, verantwoording af over de mate waarin risico’s worden beheerst. Het risicocomité Investments ziet toe op de beheersing van de financiële risico’s bij de uitvoering van het beleggingsbeleid. Het hanteert daartoe een risicokader en evalueert de uitvoering ervan aan de hand van onafhankelijk opgestelde maandelijkse (risico)rapportages. Het risicobeleid en de risicotolerantie worden vastgesteld door het bestuur na preadvies van de bestuurscommissie Investments. Het IBM-comité is verantwoordelijk voor de beheersing van de korte termijn balansrisico’s. Op basis van vooraf vastgestelde stuurgrenzen, een maandelijkse risicorapportage en de verwachtingen omtrent de markt wordt door het comité besloten of het solvabiliteitsrisico moet worden verminderd. De stuurgrenzen worden vastgesteld door het bestuur. De controllersfunctie is verantwoordelijk voor de totale RMF-cyclus, inclusief de controle op het risico management, de beoordeling van de uitvoering en de effectiviteit van interne beheersmaatregelen en de totstandkoming van de risicorapportage. In 2005 is een start gemaakt met het expliciet maken van het beoordelen van de interne beheersmaatregelen door de invoering van ‘controleplannen’. In deze controle plannen zijn de controles opgenomen die de controllersfunctie per kwartaal uitvoert ter validering van de effectiviteit van de interne beheersmaatregelen. Sinds eind 2005 zijn alle controleplannen in opzet gereed; in 2006 zullen ze worden gebruikt voor het beoordelen van de werking van de maatregelen. De afdeling Internal Audit verstrekt elk kwartaal een annotatie bij de risicorapportage; de externe accountant onderschrijft deze. Het doel hiervan is de hoofddirectie en het audit committee inzicht te verschaffen in de kwaliteit van de risicorapportage.
Risicobeheersing in 2005 positief beoordeeld Het bestuur en de hoofddirectie zijn van oordeel dat de beoordeling van de risico’s voor de bedrijfsdoelstellingen van PGGM en de voor die risico’s getroffen beheersmaatregelen op een gestructureerde en degelijke wijze geschiedt. Op basis van de huidige inzichten kan worden geconstateerd dat, voor wat betreft de financiële verslaggevingsrisico’s, de interne risicobeheersingssystemen van PGGM in het verslagjaar 2005 adequaat en effectief zijn geweest. Op grond hiervan wordt verklaard dat de interne beheersingssystemen van PGGM een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat. Voor wat betreft de operationele, strategische en compliance risico’s hebben het bestuur en de hoofd directie geen reden om aan te nemen dat de interne risicobeheersingssystemen van PGGM in het verslagjaar 2005 niet adequaat en effectief zijn geweest. Eén van de belangrijke risico’s voor PGGM, het risico ‘project MAP’, scoorde gedurende 2005 een hoog netto risico. In 2005 is maximale aandacht besteed om het risicobeeld van dit risico te verbeteren. De verwachting is dat het netto risico in 2006 daalt. Eind 2005 heeft PGGM aan een externe partij de opdracht gegeven om de kwaliteit van het risico managementsysteem te beoordelen. De conclusie is, dat het RMF voor het overgrote deel voldoet aan ‘good en best practice’ en dat met name de lijn unit–control-interne accountant-audit committee erg sterk is. Een aandachtspunt is nog het verder vormgeven van risicomanagement als sturingsinstrument, onder andere door het verhogen van de informatiewaarde voor het management.
53 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De belangrijkste risico’s voor PGGM en de belangrijkste ontwikkelingen daarbij worden hieronder toegelicht.
Status van de belangrijkste risico’s ultimo 2005 In het navolgende wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste risico’s, die in het RMF gevolgd worden. Niet alle risico’s zijn weergegeven. Risico’s met de classificatie ‘laag’ blijven hier buiten beschouwing. Ze zijn wel als risico geïdentificeerd, maar worden niet actief bewaakt. Risico wet- & regelgeving Dit risico heeft betrekking op het tijdig onderkennen van de consequenties van veranderende weten regelgeving voor PGGM. Ultimo 2005 is dit risico als midden hoog geclassificeerd. In 2005 is de samenstelling van een PGGM-breed compliance manual voortgezet. Voor vier bedrijfsonderdelen, Investments, IFS, PRS en COS, is het manual inmiddels opgeleverd en extern getoetst. Hiermee heeft PGGM een instrument in handen waarmee snel en eenvoudig getoetst kan worden of de activiteiten van PGGM voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Risico fiscale regelgeving Het risico fiscale regelgeving is het risico dat PGGM door diverse oorzaken meer belasting moet betalen dan voorzien, waardoor zij substantiële onvoorziene uitgaven moet doen en eventueel ook imagoschade oploopt. Ultimo 2005 is dit risico als midden hoog geclassificeerd. In 2005 zijn verschillende acties in het kader van dit risico uitgevoerd. Zo zijn in het verleden ontstane achterstanden in het voldoen aan verplichtingen grotendeels weggewerkt. Het betreft hierbij aangifteverplichtingen voor winst- en dividendbelasting in landen waar PGGM beleggingen doet. Daarnaast heeft met de belastingdienst overleg plaatsgevonden over de toe te passen berekeningsmethodiek bij de afdracht van omzetbelasting in het kader van beleggingsactiviteiten in het buitenland. Tenslotte zijn met externe adviseurs eenduidige afspraken gemaakt over het geïnformeerd worden over veranderende wet- en regelgeving die voor PGGM relevant is. Frauderisico Het frauderisico heeft betrekking op het ontvreemden van goederen en op het doen van onrechtmatige betalingen ten laste van PGGM. Ultimo 2005 is het risico als laag midden geclassificeerd. In 2005 zijn de beheersmaatregelen voor dit risico verder aangescherpt. Voorbeelden hiervan zijn het implementeren van een nieuwe bevoegdheidsregeling bij Investments en een klokkenluiderregeling voor heel PGGM. Daarnaast zijn diverse acties in het kader van informatiebeveiliging uitgevoerd, zoals het aanscherpen van de logische toegangsbeveiliging. Risico kwaliteit basisgegevens Dit risico heeft betrekking op de kwaliteit van de basisgegevens. Ultimo 2005 is het risico als midden hoog geclassificeerd. In 2005 zijn verschillende verbeteracties uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is het zowel binnen als buiten PGGM periodiek uitvoeren van bestandvergelijkingen om de kwaliteit van de gegevens te bewaken en om waar nodig aanvullende beheersmaatregelen te treffen. Risico ‘Project MAP’ Het risico ‘Project MAP’ is het risico dat het project Migratie Architectuur Pensioenen niet conform planning verloopt. Ultimo 2005 is dit risico als hoog geclassificeerd, omdat het gaat om een omvangrijk en complex project, waarvan de voortgang nog verder wordt beïnvloed door de komst van nieuwe regelingen die tijdig moeten zijn geïmplementeerd. In 2005 is een garantiescenario gevolgd om zeker te stellen dat de benodigde programmatuur tijdig beschikbaar is. Daarnaast zijn in 2005 binnen het project diverse maatregelen getroffen om het netto risico te verlagen. Een voorbeeld van de getroffen maatregelen is het dagelijks geautomatiseerd meten van de kwaliteit van de ontwikkelde softwarecode, waardoor eventuele fouten vroegtijdig aan het licht komen. Meer generiek zijn de maatregelen gericht op een betere sturing en beheersing van het project MAP, zowel in termen van kwaliteit, doorlooptijd als budget. Het effect van de
54 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
maatregelen wordt zichtbaar met de oplevering van nieuwe programmatuur in 2006. Ultimo 2005 blijkt reeds dat de afgelopen kwartalen de omvang van het project constant is gebleven, er minder uitloop in de planning is geweest en de maandelijkse kosten van het project zijn gedaald. Financiële risico’s PGGM staat, net als ieder pensioenfonds, bloot aan risico’s op de financiële markten. Het nemen van gecalculeerde risico’s op deze markten vormt de basis voor het realiseren van een hoog beleggings rendement waarmee de toekomstige indexatie, de waardevastheid van het pensioen, kan worden ingekocht. PGGM heeft de financiële risico’s in het RMF opgenomen als
• • •
ALM-risico; Implementation Risk; Integraal Balansmanagement.
ALM risico (solvabiliteitsrisico) Het belangrijkste financiële risico voor PGGM is het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. PGGM beschikt over een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het indexeringsbeleid, het premiebeleid, het beleggings beleid en het liabilitymanagement-beleid. Met ALM (Asset Liabilty Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Het ALM-beleid vindt zijn weerslag in beleggingsrichtlijnen. Bij de vaststelling van de richtlijnen wordt tevens rekening gehouden met een streefdekkingsgraad van 100% reëel (dit komt overeen met ongeveer 150% nominaal). Dit is ruim hoger dan de minimaal door de toezichthouder gestelde eis. Omdat PGGM streeft naar een op lange termijn hoog gemiddeld rendement, is niet uitgesloten dat in bepaalde jaren een duidelijk lager of zelfs negatief rendement behaald wordt. De kans op een negatief rendement wordt mede bepaald door het risico dat met de beleggingen wordt genomen. PGGM heeft in vergelijking met andere fondsen een jong deelnemersbestand. Daardoor is de horizon van de pensioenverplichtingen relatief langer. PGGM heeft daarom, in vergelijking tot andere pensioenfondsen, gekozen voor een hoger aandeel zakelijke waarden (onder andere aandelen en private equity) in de portefeuille. Door dit extra risico is het verwacht rendement ook hoger. Het ALM-risico heeft binnen het RMF de classificatie laag midden. Ter beheersing van het risico worden periodiek de veronderstellingen getoetst en wordt over het risico gerapporteerd in het ALM-risicoverslag. Belangrijkste punt dat hieruit naar voren komt is om de procesgang van de economische veronderstellingen te verbeteren. Daarnaast worden data-audits, scenario-analyses en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Implementation Risk Naast het ALM-risico neemt Implementation Risk een aparte plaats in. Implementation Risk is het risico dat de afdeling Investments bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid negatief afwijkt van het gedefinieerd ALM-beleid. Voor het risicomanagement gebruikt PGGM limieten voor de ‘tracking error’ en de relatieve ‘value-at-risk’. In termen van risicobudget heeft PGGM een relatief risico van maximaal € 950 miljoen. Dat wil zeggen, dat de kans bestaat dat éénmaal in de twintig maanden het rendement op de portefeuille € 950 miljoen lager is dan de benchmark. Daar staat over de jaren ook een hogere gemiddelde outperformance tegenover. Het Implementation Risk heeft, door het risicobudget van € 950 miljoen, in het RMF de classificatie midden hoog. Om dit risico te beheersen zijn er maatregelen genomen op het gebied van functiescheiding, zijn er transparante benchmarks vastgesteld en worden de resultaten gemeten en de risicopositie bewaakt.
55 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Onderstaande grafiek (Gebruik risicobudget) laat zien dat het risico van de portefeuille, gemeten in ‘tracking error’, in 2005 is afgenomen van 1,7% tot 1,5%. De limiet van de tracking error is 3%, wat ongeveer gelijk is aan een risicobudget van €950 miljoen. In 2005 is ruim de helft van het risicobudget gebruikt. Met deze gemiddelde benutting van het risicobudget is een outperformance behaald van 1,7%. Het betreft de risico-inschattingen die steeds per begin maand voor de komende maand worden gemaakt (ex-ante). Met behulp van backtesten is vastgesteld dat de realisatie binnen het ex-ante berekende risicobudget is gebleven. Gebruik risicobudget voor actief beleid 2005 3,0%
2,5%
2,0%
1,5%
1,0% Tracking error
Gebruik van risicobudget ruim binnen de limiet
0,5%
0,0% J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
Relatief Risico Relatief Risicobudget
Integraal Balansmanagement Sinds 2005 heeft PGGM, vooruitlopend op de komende invoering van het nieuw Financieel toetsingskader, een nieuw onderdeel voor risicomanagement in het leven geroepen. Bij het zogenaamde Integraal Balansmanagement (IBM) wordt het risico op onderdekking op kortere termijn (1 jaar) gemeten en beheerst. PGGM heeft aanvullende monitoring en aanvullend beleid ontwikkeld dat de kans op een dekkingsgraad lager dan 105% verder moet verkleinen. In geval van een te hoog risico kan de hoofddirectie binnen een mandaat besluiten tot het ingrijpen in de positie en daarmee het risico van onderdekking verlagen. De vaststelling of het risico te hoog is, wordt mede bepaald door in overleg met het bestuur vastgestelde stuurgrenzen. Het risico van IBM wordt in het RMF ultimo 2005 midden hoog geacht. In de loop van 2005 is het risico gedaald van hoog naar midden hoog doordat de dekkingsgraad is gestegen, het IBM-proces is ingericht en het interne risicomodel gereed is. Het risico van onderdekking, de kans dat binnen 1 jaar de dekkings graad daalt tot onder de 100%, is in 2005 gedaald van 14% tot 8% met een norm van 2,5% op basis van de Standaardtoets. Prijsrisico nader uitgewerkt De belangrijkste risicobron voor ALM-risico, Implementation Risk en IBM-risico is het prijsrisico. Dat is het risico dat door bewegingen in de onderliggende financiële markten de waarde van de beleggingen en/of pensioenverplichtingen wordt beïnvloed. Het absolute prijsrisico wordt beheerst met IBM en met het ALMbeleid. Het relatieve prijsrisico wordt beheerst binnen Implementation Risk. Het prijsrisico is te verdelen in renterisico, marktrisico en valutarisico. Daarnaast kunnen ook kredietrisico en liquiditeitsrisico financieel risico opleveren. Het liquiditeitsrisico is voor de PGGM-portefeuille het financiële risico met de kleinste te verwachten invloed en wordt daarom niet verder besproken.
56 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de nieuwe financiële opzet. Voor de beheersing van het renterisico wordt gebruik gemaakt van renteswaps, renteswaptions, obligatiefutures en geldmarktfutures. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, commodities, private equity en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. De marktrisico’s op korte termijn worden beheerst binnen het IBM-proces. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van actieve weging van de diverse assetcategorieën en incidenteel gebruik van derivaten. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten en valutaswaps. Sinds 2000 volgt PGGM het beleid om alle belangrijke wisselkoersrisico’s van de beleggingen, behalve die van Emerging Markets beleggingen, volledig af te dekken. In 2005 heeft PGGM bijna volledig het valutarisico afgedekt. Kredietrisico PGGM loopt kredietrisico op beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan PGGM niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het gaat hier voornamelijk om deposito’s en over-the-counter derivaten. Tegenpartijrisico uit hoofde van deposito’s wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten. Er waren in 2005 geen structurele limietoverschrijdingen; alle incidentele overschrijdingen zijn binnen twee dagen opgelost. Tegenpartijrisico uit hoofde van over-the-counter derivaten wordt gereduceerd door het aangaan van collateral management-overeenkomsten met relevante tegenpartijen. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat PGGM bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. PGGM maakt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen prudente veronderstellingen waardoor het langlevenrisico als laag wordt ingeschat. In de jaarrekening worden enkele van de hierboven beschreven risico’s verder gekwantificeerd naar uitstaande hoeveelheid van gebruikte instrumenten, aangevuld met een gevoeligheidsanalyse op bepaalde risicofactoren.
57 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Pension Fund Governance Verantwoording en medezeggenschap staan centraal in besturing PGGM
• • • • • •
Goed pensioenfondsbestuur essentieel DNB strikt over levensloop-communicatie Verantwoording bestuur en commissies Verantwoording hoofddirectie Verantwoording PGGM-raad Verantwoording commissie van beroep
Het is van het grootste belang dat alle bij het fonds betrokkenen, op elk niveau, het bestuur van een onderneming kunnen volgen en er, waar dat aan de orde is, invloed op kunnen uitoefenen. Transparantie en duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn leidend voor het bestuur, zijn commissies en de hoofddirectie. PGGM was nauw betrokken bij het opstellen van sectorbrede aanbevelingen voor goed pensioenfondsbestuur. Die wijken dan ook niet sterk af van de manier waarop Pension Fund Governance bij PGGM is ingericht.
Goed pensioenfondsbestuur essentieel De samenleving vraagt van bedrijven, instellingen en organisaties om te voorzien in een goed toezicht op het eigen functioneren en verantwoording af te leggen aan de kring van belanghebbenden. Deze eis geldt ook voor pensioenuitvoerders, bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars. PGGM heeft die eis steeds zeer serieus genomen. STAR adviseert minister SZW over Pension Fund Governance In 2004 hebben zowel de ondernemingspensioenfondsen (via hun koepelorganisatie OPF) als de bedrijfstakpensioenfondsen (via hun koepelorganisatie VB) aanbevelingen gedaan voor goed pensioenfondsbestuur. Deze aanbevelingen kregen echter onvoldoende draagvlak. Op verzoek van de staats secretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben de bureaus Allen & Overy en Boer & Croon in 2004 een onderzoek uitgevoerd ter ondersteuning van de op de pensioensector toegespitste governance-discussie. De minister van SZW heeft vervolgens de STAR gevraagd om aan de hand van de resultaten van het onderzoek samen met organisaties van pensioenfondsen, verzekeraars en ouderen een plan van aanpak op te stellen om de kwaliteit, zorgvuldigheid en transparantie van het pensioenfondsbestuur op een hoger plan te brengen. PGGM is bij dit traject betrokken geweest. Nadat een eerste versie van het conceptadvies door de verschillende achterbannen van commentaar was voorzien, heeft de STAR op 16 december 2005 haar definitieve advies ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ aan de minister gepresenteerd. De principes gaan over transparantie en openheid, zorgvuldig bestuur, deskundigheid, intern toezicht en verantwoording. Op 24 januari 2006 heeft minister De Geus het advies van de STAR met positief commentaar aangeboden aan de Tweede Kamer. Naar de mening van de minister vormen de principes een goed uitgangspunt op basis waarvan de governance binnen de pensioenfondsen kan worden vormgegeven. Verder heeft de minister aangekondigd dat hij het voorstel van de STAR, om de naleving van de principes wettelijk te verankeren, zal overnemen. Hij zal dit doen via een nota van wijziging op de Pensioenwet. Daarbij zal het kabinet nader ingaan op een aantal inhoudelijke aspecten. Tenslotte merkte de minister op dat naar de mening van het kabinet hiermee het initiatiefwetsvoorstel Bakker over de bestuursstructuur van pensioenfondsen overbodig is geworden. De governancestructuur van PGGM is nagenoeg geheel in lijn met het advies van de STAR, zij het dat nog overleg gaande is over de vorm die het interne toezichtsorgaan en het verantwoordingsorgaan uiteindelijk zullen krijgen.
58 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
PGGM en zijn governance: checks en balances PGGM is een stichting met een bestuur, bestaande uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties. Het is paritair samengesteld en heeft een onafhankelijke voorzitter. De bestuursleden worden voorgedragen door de organisaties en benoemd door het bestuur. De bestuursleden werken onafhankelijk van de organisaties die zij vertegenwoordigen en zijn collectief verantwoordelijk. De beleidstaken omvatten onder meer de strategie van het fonds, het pensioenbeleid, premie- en indexeringsbeleid, beleggingsbeleid, aansluitingsbeleid en communicatiebeleid. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling en wordt geadviseerd door vier commissies: de commissie algemene zaken, het audit committee, de pensioencommissie en de bestuurscommissie Investments. De pensioencommissie en het audit committee hebben een adviserende rol. De bestuurscommissie Investments, waarin ook externe deskundigen zitting hebben, keurt binnen de in de statuten vastgelegde bevoegdheden de beleggingsvoorstellen goed. De dagelijkse leiding van PGGM is door het bestuur gedelegeerd aan de hoofddirectie. De kaders hiervoor zijn opgenomen in het Charter bestuur–hoofddirectie. De hoofddirectie is verder belast met de beleids advisering aan het bestuur en de uitvoering van de beleids- en beheersbeslissingen. Gedelegeerde taken zijn onder meer het beheer van de beschikbare gelden van het fonds, de profilering en de externe contacten van het fonds. De hoofddirectie wordt benoemd door het bestuur. De hoofddirectie bestaat uit de voorzitter, de hoofddirecteur Services, de hoofddirecteur Investments en de hoofddirecteur Finance en Control (CFO). De CFO heeft geen directe lijnverantwoordelijkheden voor de business units. Hierdoor wordt een optimale balans gerealiseerd tussen ondernemingsverantwoordelijkheid en ‘checks and balances’. PGGM heeft al flinke stappen gezet Ten opzichte van de aanbevelingen van de STAR heeft PGGM de governance al op de meeste punten op een hoog niveau ingevuld. PGGM heeft een zuiver en krachtig governancemodel waarin de verhouding tussen bestuur, hoofddirectie en organisatie helder vastgelegd is. Sinds 1 januari 2004 kent PGGM bovendien een medezeggenschapsraad (de PGGM-raad, de opvolger van een vele jaren actieve Raad van Advies) die bestaat uit een werkgeversraad en een (wettelijke) deelnemersraad. Daarmee zijn ook de gepensioneerden vertegenwoordigd in de PGGM-raad. De PGGM-raad heeft zwaardere bevoegdheden dan de wettelijke deelnemersraad. Sinds 2004 heeft PGGM een gedragscode die strikt aansluit op de wet- en regelgeving die wordt gecontroleerd door de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank. De code is van toepassing op alle personen die aan PGGM verbonden zijn en bevat aanvullende bepalingen voor insiders en betrokkenen. De code bevat algemene gedragsregels die onder meer betrekking hebben op vertrouwelijkheid, relatiegeschenken, belangenconflicten en koersgevoelige informatie. Binnen PGGM is een Compliance Officer belast met het toezicht op de naleving van de gedragscode. De klokkenluiderregeling is op 10 juni 2005 van kracht geworden. Er is een interne en een externe reporting officer benoemd. Op het gebied van deskundigheidsbevordering van bestuur en PGGM-raad kent PGGM een lange traditie. Deze activiteit is in 2005 verder gestructureerd, mede op basis van een door het bestuur afgelegde deskundigheidstoets. Dat gebeurde, op de grens van het nieuwe verslagjaar, via de Kennisreflector, die is opgesteld en wordt afgenomen door de Stichting Pensioen Opleidingen (SPO). Het bestuur scoorde boven het gemiddelde. Tijdens de opleidingsdagen in 2006 wordt er naar aanleiding van de resultaten van de Kennisreflector aandacht beteed aan de laagst scorende kennisgebieden. Op het terrein van voorlichting en communicatie met klanten, stakeholders en buitenwereld heeft PGGM een uitstekend track record. Openheid en transparantie zijn daarbij de uitgangspunten. Aan de hand van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur buigt PGGM zich in 2006 over verdere invulling van de governance. Vooral de vormgeving van de functies intern toezicht en verantwoording krijgt daarbij aandacht. Op het punt van de verantwoording wordt aansluiting gezocht met de bestaande medezeggenschapsfunctie.
59 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
PGGM wil zelf kunnen kiezen voor positie van zelfadministrerend pensioenfonds Het bestuur is bij PGGM niet alleen verantwoordelijk voor het beleid maar ook voor de uitvoering van de pensioenregeling, waarvan PGGM de uitvoerende taken grotendeels zelf uitvoert. Onder de titel ‘Verkenning van een nieuw model voor de uitvoering van pensioenregelingen’ heeft de minister van SZW in 2004 op hoofdlijnen een ontwerp geschetst voor een model waarbij de uitvoeringsorganisatie wordt gescheiden van het pensioenfondsbestuur. PGGM wil zelf kunnen kiezen voor het al dan niet in één hand houden van beleid en uitvoering waar dit leidt tot een ‘goed en betaalbaar pensioen van, voor en door onze sector’. PGGM heeft op dit moment in de besturing van het fonds een goed evenwicht gevonden tussen gescheiden verantwoordelijkheden en gemeenschappelijke doelen en belangen. De STAR, door de minister om advies gevraagd, oordeelde dat nut en noodzaak van het verkende alternatieve uitvoeringsmodel voor Nederlandse pensioenregelingen onvoldoende aangetoond werd en adviseerde negatief.
DNB strikt over levensloop-communicatie PGGM valt onder het toezicht van DNB. Dat is gebaseerd op de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) en de wet Verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Bpf 2000). In 2005 heeft DNB haar bevindingen van onderzoeken bij de units Investments en Pensioenbedrijf aan de hoofddirectie voorgelegd. Daarnaast is met betrekking tot de IT, PGGM-breed, een vervolg gegeven aan de resultaten uit eerder onderzoek. De hoofddirectie overlegt elk kwartaal met DNB. Op 15 september 2005 heeft DNB een klacht ontvangen van het Verbond van Verzekeraars in verband met de handelwijze van PGGM bij het aanbieden van de levensloopregeling. Op 13 januari 2006 heeft PGGM een beschikking ontvangen waarmee DNB een bestuurlijke boete oplegt vanwege overtreding van de artikelen 5, 6, vierde lid, en 7, eerste lid, van de wet Bpf 2000. PGGM tekent bezwaar aan en gaat tegen de beschikking in beroep. PGGM is van mening dat DNB op een aantal onderdelen de wet Bpf 2000 te strikt interpreteert. Die interpretatie resulteert erin dat PGGM weliswaar een dochter mag hebben die het product levensloop voert, maar vervolgens niet mag communiceren over het hebben van die dochter, noch over de samenhang tussen (pre)pensioen en levensloop. Deze interpretatie druist in tegen de wens van sociale partners die juist hechten aan de samenhang tussen levensloop en pensioen voor deelnemers.
Verantwoording bestuur en commissies Bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleid van PGGM en voor de uitvoering door PGGM van de pensioenregeling. Statutair is bepaald dat het bestuur tenminste eens per jaar dient te vergaderen. In de praktijk vergadert het bestuur elke maand, zodat een groot aantal onderwerpen aan de orde kan komen en de beslisvaardigheid groot is. In de fase van de besluitvorming over beleid en producten spelen de achterbannen van het bestuur – de sociale partners – een steeds belangrijker rol. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking bij de raadpleging van de achterbannen in de periode voorafgaand aan definitieve besluiten van het bestuur. Op die manier zijn sociale partners in staat invloed uit te oefenen op het beleid van het bestuur en de pensioenregeling. Het jaar 2005 was een turbulent jaar op pensioengebied. Een paar belangrijke onderwerpen kwamen het hele jaar door regelmatig aan de bestuurstafel aan de orde. Dat betrof de besluitvorming rondom VUT, prepensioen en levensloop (VPL), Pension Fund Governance (PFG), het nieuw Financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (FTK) en de nieuwe Pensioenwet. In het voorjaar van 2005 speelde vooral de besluitvorming over de pensioenregeling als gevolg van de afschaffing van de fiscale faciliering van VUT en prepensioen en de introductie van de levensloopregeling per 1 januari 2006. Anders dan bij de besluitvorming over eerdere wijzigingen van de pensioenregeling (de introductie van het FLEX-pensioen in 1999 en de overgang van eindloon naar middelloon in 2004)
60 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
hebben in het VPL-traject de sociale partners in een vroeg stadium nadrukkelijk een rol geclaimd en gekregen. Het onderwerp pensioen wordt meer dan voorheen gezien als een onderwerp waarover aan de cao-tafel moet worden gesproken. Cao-partijen hebben dit voorjaar duidelijk aangegeven zeggenschap te willen hebben over de inhoud en de prijs van de regeling. Hoewel de besluitvorming over de pensioenregeling wettelijk en statutair een verantwoordelijkheid is van het bestuur hebben de sociale partners voorafgaand aan de definitieve besluitvorming intensief overleg gevoerd over de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling. Op 17 juni heeft het bestuur, na de PGGM-raad gehoord te hebben, een definitief besluit genomen. Ook het onderwerp Pension Fund Governance is regelmatig aan de orde geweest. Besluitvorming hierover is echter uitgesteld in afwachting van het advies van de STAR. Dit advies was oorspronkelijk voorzien in juli 2005 maar is uiteindelijk pas half december 2005 aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden. Het bestuur heeft besloten tot wijziging van de pensioenregeling in verband met twee nieuwe verplichtstellingen: de verplichtstelling voor de Protestantse Kerk in Nederland en de verwachte verplichtstelling voor de particuliere ambulancezorg. Ook heeft het bestuur besloten tot wijziging van de pensioenregeling in verband met de invoering van de Nieuwe Flexibile Pensioenregeling en de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspensioen als gevolg van de afschaffing van de WAO en gelijktijdige invoering van de WIA-regeling per 1 januari 2006. In oktober 2005 is besloten tot bijstelling van het acceptatiebeleid, gericht op marktbehoud en tot wijziging van de statutaire werkingssfeer. Vooruitlopend op de invoering van de nieuwe Pensioenwet per 1 januari 2007 heeft het bestuur besloten gebruik te maken van het door DNB toegestane overgangsregime voor het nieuw Financieel toetsingskader. Dit betekent dat de pensioenverplichtingen vanaf 1 januari 2006 op marktwaarde gewaardeerd zullen worden. Verder is besloten dat de PGGM-dochter Careon Levensloop aan de sector een levensloopproduct zal aanbieden. In 2005 is ook besloten tot verkoop van de belangen van PGGM in NIB Capital en Maetis. Tenslotte heeft het bestuur op 2 december 2005 de indexering voor 2005 en de premies voor 2006 voor ouderdomspensioen, partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld. Het bestuur heeft ook het eigen bestuurlijk functioneren over 2005 geëvalueerd. Hierbij is teruggeblikt op het gebruik van het Charter bestuur/hoofddirectie, het functioneren van de bestuurscommissies en de voorzitter. Voorts is de werkwijze geëvalueerd in het kader van toenemende werkdruk en onderlinge relaties. De bestuursopleidingen in 2006 zullen zich voornamelijk richten op de veranderende omgeving en de strategische keuzen ten aanzien van het pensioenstelstel. Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de punten die uit de kennisreflector naar voren zijn gekomen. Personele wijzigingen In de loop van het verslagjaar hebben zich twee personele wijzigingen voorgedaan in de samenstelling van het bestuur. Op 13 mei volgde mevrouw E.W.M. Merlijn de heer J.W.A. Dieten op die per 1 mei is afgetreden. Op 11 november volgde mevrouw drs. S.J. Franken mevrouw H.M. Meulblok op die per 1 september 2005 is afgetreden. Voorts is de heer drs. J. Wagenaar per 1 januari 2006 teruggetreden als bestuurslid van PGGM. De heer drs. R.V.W.M. Lantain heeft hem per 1 januari 2006 opgevolgd. PGGM is mevrouw Meulblok, de heren Dieten en Wagenaar veel dank verschuldigd voor hun inzet en inspirerende bijdrage aan het beleid van het fonds. Voor mevrouw Meulblok en de heer Wagenaar geldt dit tevens voor hun specifieke rol in de bestuurscommissie Investments. De heer Dieten heeft een grote bijdrage geleverd aan het herijkingsproces van het audit committee dat in 2005 is afgerond. Opleiding bestuursleden De omgeving van de pensioenfondsen verandert snel, zowel in de nationale en Europese politiek als op de financiële markten. Dit brengt met zich mee dat bestuursleden zeer goed op de hoogte moeten zijn
61 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
van de werkwijze van het fonds en van de actuele ontwikkelingen en achtergronden daarvan. Verdere professionalisering is dan ook een belangrijk agendapunt voor de bestuursleden van het fonds. Om hier invulling aan te geven zijn bestuursleden van PGGM structureel minimaal viermaal per jaar bijeen op opleidingsdagen. Tijdens de opleidingsdagen in 2005 is aandacht besteed aan ontwikkelingen op het gebied van het beleggen, het pensioen, ontwikkelingen in de sector en de wijze waarop het fonds daarop inspeelt. Ook kwamen pension fund governance, communicatie en public affairs aan de orde. Bezoldiging bestuur De bestuursleden ontvangen een vaste vergoeding, aangevuld met een bedrag aan vacatiegelden, afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden. De vergoeding wordt uitgekeerd aan de vertegenwoordigde organisatie of aan het bestuurslid. De voorzitter ontvangt alleen een vaste vergoeding. Verantwoording commissie algemene zaken (voorheen agendacommissie) De commissie algemene zaken, tot 1 januari 2006 bekend onder de naam agendacommissie, bereidt de vergaderingen van het bestuur voor en verzorgt de afhandeling van praktische aangelegenheden. Daarnaast vervult de commissie een klankbordfunctie ten behoeve van de strategieontwikkeling van het fonds, inclusief strategische verkenningen en overige organisatorische invullingen. Ook bespreekt de commissie aangelegenheden betreffende de hoofddirectie. De commissie is voorts aanwezig bij de overlegvergaderingen met de ondernemingsraad waarin de algemene gang van zaken bij PGGM wordt besproken. Het bestuur heeft de commissie algemene zaken gemandateerd zorg te dragen voor de remuneratie van de leden van de hoofddirectie. PGGM heeft bewust gekozen voor het positioneren van de voorzitter van PGGM als voorzitter van de commissie die zorg draagt voor de remuneratie. De onafhankelijke positie van de voorzitter in een verder paritair vormgegeven fonds doet ook in dezen recht aan een evenwichtige belangenafweging. In het kader van de remuneratie heeft de commissie gesproken over het generieke remuneratiebeleid waaronder begrepen variabele beloning en verlof. De commissie kan voorts door het bestuur worden gemandateerd om bepaalde aangelegenheden waarvan de besluitvorming in beginsel aan het bestuur is voorbehouden, af te doen. Van deze bevoegdheid heeft het bestuur met enige regelmaat gebruik gemaakt, bijvoorbeeld bij beslissingen in het kader van Integraal Balans Management en bij de verkoop van de belangen van PGGM in NIB Capital en Maetis. Verantwoording pensioencommissie De pensioencommissie heeft de taak het bestuur te adviseren over het algemene collectieve pensioenbeleid, inclusief het premiebeleid. Voorstellen van de hoofddirectie op het gebied van het algemene collectieve pensioenbeleid en de hieruit voortvloeiende reglementwijzigingen worden in deze commissie voorbereid voordat ze aan het bestuur worden voorgelegd. De commissie kan ook op eigen initiatief voorstellen doen of door de hoofddirectie laten uitwerken op het gebied van het collectieve pensioenbeleid. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in het reglement van de commissie. Een externe actuariële adviseur ondersteunt de commissie bij haar werkzaamheden. Agenda 2005 De reguliere vergadercyclus van de pensioencommissie bestaat uit zes vergaderingen per jaar. In 2005 heeft de pensioencommissie negen keer vergaderd. De drie extra vergaderingen waren gewijd aan een aantal ingrijpende wetswijzigingen die in 2005 zijn aangekondigd, met name de wetgeving omtrent VUT, prepensioen en levensloop en het nieuw Financieel toetsingskader. De wetgeving omtrent VUT, prepensioen en levensloop heeft geleid tot een ingrijpende wijziging van de pensioenregeling. De pensioencommissie heeft een aantal malen vergaderd over de wijzigingsvoorstellen en daarover positief advies uitgebracht aan het bestuur. De afschaffing van de WAO en de invoering van een nieuw wettelijk arbeidsongeschiktheidsstelsel hadden eveneens consequenties voor de pensioen
62 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
regeling. De pensioencommissie heeft positief geadviseerd over de daaruit voortvloeiende aanpassingen van de regeling. Ook heeft de commissie positief advies uitgebracht over onder meer het nieuwe Financieel toetsingskader, de premiestelling 2006, de indexering per 1 januari 2006 en een bijstelling van het overgangsrecht inzake de marktafbakening. Voorts heeft de commissie een positief advies gegeven ten behoeve van twee nieuwe verplichtstellingen, de Protestantse Kerk in Nederland en de particuliere ambulancezorg. De pensioencommissie heeft zich ook uitgebreid gebogen over de nieuwe financiële opzet van PGGM en de overgang van het systeem met vaste rekenrente naar een systeem gebaseerd op waardering naar marktwaarde. In verband met een groot aantal wetswijzigingen is het pensioenreglement ingrijpend aangepast. De pensioencommissie heeft haar adviserende taak vormgegeven op grond van de geldende weten regelgeving. De belangrijkste daarvan zijn de Pensioen- en spaarfondsenwet en de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de beleidsregels van De Nederlandsche Bank en de interne regelingen van PGGM, waaronder de pensioenregeling. De samenstelling van de commissie is in 2005 niet gewijzigd. Per 1 januari 2006 heeft drs. M.W. Meerdink de commissie verlaten om zitting te nemen in het audit committee. Hij is opgevolgd door de heer drs. R.V.W.M. Lantain. Verantwoording audit committee Het audit committee heeft een adviserende en toezichthoudende taak ten aanzien van het financieeleconomisch beleid en de externe verslaglegging. Om die uit te voeren beoordeelt en controleert het de voorstellen die de hoofddirectie ter vaststelling c.q. toetsing aan het bestuur voorlegt. Dit leidt in de meeste gevallen tot een preadvies aan het bestuur. Verder heeft het bestuur het audit committee gemandateerd om zelfstandig onderwerpen af te handelen. Het audit committee is gedurende het jaar negenmaal bijeengekomen in nagenoeg volledige bezetting. Vijf vergaderingen zijn bijgewoond door de interne en de externe accountant (jaarverslag en kwartaal verslagen met RMF). De externe actuaris heeft één vergadering bijgewoond (jaarverslag). Agenda 2005 De commissie heeft het bestuur positief geadviseerd over het jaarverslag PGGM 2004, het Balans- en actuarieel vademecum 2005, het Jaarplan 2006, het ALM-project, waaronder de nieuwe financiële opzet gebaseerd op marktwaarde. De commissie heeft in 2005 geen negatieve adviezen gegeven. De commissie heeft haar toezichthoudende taak ingevuld door beoordeling van een reeks uiteenlopende onderwerpen: de kwartaalrapportages van het PGGM-kernbedrijf, inclusief Risk Management Framework, de werkwijze van de externe accountant, het Meerjarenplan Internal Audit 2005–2007, het ALM-risicoverslag, het extern kwartaalbericht Investments, de rapportage Compliance PGGM, de inrichting van Integraal Balansmanagement binnen PGGM en het toezicht op de externe accountant (evaluatietraject en onafhankelijkheidsrisico’s). Het ALM-risicoverslag en het externe kwartaalbericht - met ingang van het bericht over het derde kwartaal 2005 - zijn vanuit het door het bestuur verleende mandaat door de commissie goedgekeurd.
63 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De commissie heeft in 2005 de acties afgerond die voortkwamen uit de (her)ijking in het licht van de corporate governance. Dit resulteerde in
•
een herzien reglement audit committee, waarin de uitbreiding van taken, bezien vanuit een goed pensioenfondsbestuur, is vastgelegd. Het taakgebied is uitgebreid en aangescherpt en omvat onder meer risicomanagement en interne beheersing, toezicht op de externe en de interne accountant en actuaris, bewaking van de gedragscode PGGM en de klokkenluiderregeling;
• •
het standaard informeren van het bestuur via de vastgestelde notulen van het audit committee; het uitvoeren van een opleidingsplan, opgesteld aan de hand van een gestructureerde kennis inventarisatie door middel van een op het audit committee afgestemde Kennisreflector. In 2005 heeft de commissie naast de reguliere bestuursopleidingen (onder meer op het gebied van Europese wet- en regelgeving) een intensieve opleidingsdag gevolgd bij Investments, onder meer gericht op
•
risicobeheersing; een notitie over overlapping met de activiteiten van overige commissies in het bestuur. De notitie is in de bestuursvergadering van 14 oktober 2005 vastgesteld en betrokken bij de herziening van het reglement.
In het kader van een periodieke evaluatie heeft het audit committee zich in 2005 georiënteerd op een mogelijke nieuwe externe accountant. De verschillen tussen de vier grote accountantskantoren blijken echter zo beperkt te zijn dat is besloten om in 2005 niet van accountantskantoor te wisselen, ook al met het oog op de grote systeemmigratie bij Investments in het boekjaar 2006. In de samenstelling van het audit committee heeft zich in 2005 aan werknemerszijde één wijziging voorgedaan. Per 8 april 2005 heeft de heer J.W.A. Dieten zijn taak als plaatsvervangend voorzitter van de commissie neergelegd. De ontstane vacature is vervuld door mevrouw E.W.M. Merlijn, die optreedt als lid van de commissie. De commissie is de heer Dieten veel dank verschuldigd voor zijn zeer deskundige en enthousiaste inbreng. De heer Van der Heijde, lid van de commissie, vervult vanaf 8 juli 2005 het plaatsvervangend voorzitterschap. Aan werkgeverszijde heeft met ingang van 1 januari 2006 de heer drs. M.W. Meerdink, voorheen lid van de pensioencommissie, de plaats van de heer F. Brink ingenomen. De heer Brink is met ingang van voornoemde datum lid geworden van de bestuurscommissie Investments. Verantwoording bestuurscommissie Investments De bestuurscommissie Investments bereidt de behandeling voor van voorstellen van de hoofddirectie ter vaststelling in het bestuur. Dit betreft voorstellen over het algemeen beleggingsbeleid (strategie), waaronder de nota Beleggingsbeleid en de voorgenomen wijzigingen daarvan, en de hoofdstukken over beleggingen van de Beleidsnota ALM. De commissie heeft als toezichthoudende taak het uitoefenen van repressief toezicht op de wijze waarop de hoofddirecteur Investments zijn of haar bevoegdheid tot het nemen van de tactische beleggingsbeslissingen toepast. Voorts hebben de bestuursleden van de commissie een gemandateerde taak en bevoegdheid om goedkeuring te verlenen of te onthouden aan beleggingsvoorstellen van de hoofddirectie, waarvoor vooraf goedkeuring vereist is. De commissie kent ten minste twee externe leden. Deze nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan de beraadslagingen van de commissie en hebben een adviserende taak ten aanzien van de door de commissie goed te keuren beleggingsvoorstellen. De bestuurscommissie Investments rapporteert aan het bestuur via de verslagen van haar vergaderingen. Agenda 2005 De bestuurscommissie Investments is in 2005 zevenmaal in vergadering bijeengeweest. De commissie werd twee keer tussentijds schriftelijk geraadpleegd. De commissie heeft het bestuur geadviseerd over de ALM 2005: de economische toekomstverwachtingen en de beleggingsmix, de strategische benchmark, de wettelijke normportefeuille en het risicobudget 2006, de Nota Beleggingsbeleid en de opzet van de Portfolio of Strategies.
64 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De commissie adviseerde in alle gevallen om met inachtneming van de door haar aangegeven aandachts punten de door de hoofddirectie voorgelegde voorstellen over te nemen. De commissie is ook geraadpleegd over de heroriëntatie op het bestaande aandelenbeleid, over de mogelijkheden voor het Liability Management in het licht van de nieuwe financiële opzet en over de Principles for Responsible Investment. De commissie heeft haar toezichthoudende taak ingevuld op basis van de ‘Kwartaalrapportages beleggings portefeuilles en de rapporten ‘Langjarig performanceoverzicht in- en externe mandaten’, ‘Evaluatie toepassing beleggingsrestricties private equity’ en ’Gebruik derivaten’. De commissie heeft goedkeuring gegeven aan verschillende beleggingsvoorstellen van bijzondere aard en/of omvang. Daarbij ging het om een Liquidity Premium Facility, Private equity (large buy out-fondsen) en vastgoedinvesteringen in het Verre Oosten. Voorts heeft de commissie ingestemd met voorstellen voor het toevoegen van nieuwe strategieën aan de Portfolio of Strategies en met procedurevoorstellen op het gebied van de toepassing van beleggingsrestricties in het kader van het duurzaam beleggingsbeleid. In de samenstelling van de commissie zijn in het verslagjaar drie wijzigingen opgetreden. Per 1 september is het bestuurslid mevrouw H.M. Meulblok afgetreden. Zij is per 11 november opgevolgd door mevrouw drs. S.J. Franken. Per 1 januari 2006 is de heer F. Brink tot de commissie toegetreden. In maart is het adviserend lid de heer drs. A.G. Jacobs afgetreden. De commissie is de heer Jacobs veel dank verschuldigd voor zijn zeer deskundige inbreng. Per 1 juli is de heer prof. dr. J.M.G. Frijns als adviserend lid benoemd. Per 1 april 2006 is de heer drs. J.M. Overmeer als adviserend lid benoemd.
Verantwoording hoofddirectie De hoofddirectie van PGGM bestond in 2005 uit vier leden met elk een eigen portefeuille. De taakverdeling is als volgt:
• • • •
Karel Noordzij, voorzitter van de hoofddirectie, strategie, ALM, organisatieontwikkeling, vernieuwing en relaties met bestuur en buitenwereld; Else Bos, hoofddirecteur Investments, vermogensbeheer; Heino van Essen, hoofddirecteur Services, pensioenproducten, klanten en operationele zaken; René van de Kieft, hoofddirecteur Finance en Control, compliance en toezicht.
Else Bos is hoofddirecteur Investments sinds 15 maart 2005. Zij volgde Roderick Munsters op, die begin 2005 directeur Vermogensbeheer werd bij ABP. Met ingang van 1 maart 2006 heeft de voorzitter van de hoofddirectie, de heer Noordzij, PGGM verlaten. De heer Van Essen is vanaf 1 maart 2006 tot waarnemend voorzitter van de hoofddirectie benoemd. Remuneratie De remuneratiegrondslagen voor de hoofddirectie zijn:
• •
marktijking op basis van externe gegevens door vergelijking met bestuurders van andere ondernemingen met een vergelijkbare functiezwaarte op mediaanniveau; de zwaarte van de functie in Hay-punten.
Op de leden van de hoofddirectie zijn de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van PGGM van toepassing, met uitzondering van:
• • • •
de eindejaarsuitkering; de wachtgeldregeling; de opgenomen opzegtermijn; aantal vakantiedagen.
Het jaarsalaris bestaat uit twaalf maandsalarissen plus 8% vakantietoeslag. Met uitzondering van de heer Noordzij kennen de leden van de hoofddirectie met ingang van 2005 een variabele beloning, variërend van maximaal tussen de 15% en 20%.
65 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
De hoogte van de variabele beloning is afhankelijk van de score op drie onderdelen: 1. Het bereiken van resultaten op PGGM niveau met de Balanced Score Card van PGGM als uitgangspunt; 2. Het bereiken van resultaten op het eigen aandachtsgebied van de betreffende hoofddirecteur zoals opgenomen in de Balanced Score Cards en het PGGM charter; 3. Individuele performance en ontwikkeling. De heer Noordzij ontvangt in 2005 een additionele vergoeding als aanvulling op zijn salaris ten behoeve van de inkoop van extra pensioenrechten. De hypothecaire leningen die zijn verstrekt, zijn tegen de voor het personeel geldende voorwaarden verstrekt. Tegelijkertijd met de invoering van de mogelijkheid tot variabele beloning geldt een beëindigingsvergoeding van maximaal 12 bruto maandsalarissen plus vakantietoeslag in voorkomend geval. Voor de heer Noordzij is de beëindigingsvergoeding van 24 maandsalarissen nog van toepassing.
Verantwoording PGGM-raad De PGGM-raad bestaat uit een deelnemersraad en een werkgeversraad. Door deze samenstelling is het paritaire karakter van de raad gewaarborgd. In de deelnemersraad hebben vertegenwoordigers zitting van zowel de werknemers als van de gepensioneerden. De PGGM-raad bestaat uit 48 leden, gelijkelijk verdeeld over de deelnemersraad (24) en de werkgeversraad (24). De raad vergadert regulier driemaal per jaar, maar in 2005 werd één extra vergadering belegd. Daarnaast heeft de deelnemersraad in het verslagjaar ook gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om afzonderlijk te vergaderen. Een geplande extra vergadering in maart over het VPL-dossier (VUT, prepensioen en levensloop) is vervallen omdat er op dat moment nog te weinig duidelijkheid bestond over de uitkomst van het bestuurlijk (PGGM-)overleg over dit dossier. In de eerste reguliere vergadering, op 8 april 2005 adviseerde de raad positief over onder meer het Jaarverslag PGGM 2004, het Meerjarenplan PGGM 2005-2007, de verplichtstellingen van Protestantse Kerk in Nederland en ambulancepersoneel en de daarmee samenhangende wijzigingen van het pensioen reglement, alsmede over een statutenwijziging. Op 17 juni 2005 stond tijdens een extra vergadering het VPL-dossier centraal. De notitie ‘Nieuwe Flexibele Pensioenregeling’ van 22 april 2005 heeft de raad unaniem van een positief advies voorzien. De tweede reguliere vergadering vond plaats op 28 oktober 2005. Normaliter wordt in de oktobervergadering van de raad gesproken over premies en indexering. Omdat PGGM op dat moment nog in discussie was met De Nederlandsche Bank, werd dit onderwerp echter verschoven naar december. Behoudens een onderdeel dat terug zou komen in de vergadering van 2 december, adviseerde de raad op 28 oktober positief over een wijziging van het pensioenreglement. Ook een notitie over het acceptatiebeleid van het fonds en voorstellen tot wijziging van de statuten werden van een positief advies voorzien. De derde reguliere vergadering op 2 december 2005 stond nagenoeg geheel in het teken van premies en indexering voor 2006. De PGGM-raad heeft positief geadviseerd. De deelnemersraad heeft in 2005 diverse malen van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt om zelfstandig te vergaderen over een afzonderlijk reglement voor de deelnemersraad, vast te stellen door het bestuur. Aan een dergelijk eigen reglement bestond behoefte bij de deelnemersraad, wetende dat de discussie over de invulling van Pension Fund Governance nog loopt en rekening houdend met het feit dat die governance invloed zal hebben op de positie van de deelnemersraad.
66 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Daarnaast heeft de deelnemersraad tijdens een aantal vergaderingen met (vertegenwoordigers van) het bestuur overlegd over de gevolgen van Pension Fund Governance voor de positie van hun raad. In oktober 2005 is voor de leden en de plaatsvervangende leden van de PGGM-raad een opleidingsdag georganiseerd met als onderwerp ‘Het acceptatiebeleid en het financiële beleid bij verplichtstellingen’, een en ander ter voorbereiding van de bespreking van dit onderwerp tijdens de vergadering van de PGGM-raad op 28 oktober.
Verantwoording commissie van beroep De commissie van beroep doet - met inachtneming van de bepalingen van de statuten, het pensioen reglement en het reglement voor de commissie - uitspraak in geschillen tussen onder meer werkgevers en (ex-)deelnemers en PGGM over besluiten van het bestuur, voor zover geen besluiten van algemene strekking. De commissie van beroep oordeelt naar billijkheid. De beslissing van de commissie van beroep is voor partijen bindend. Agenda 2005 De commissie van beroep deed in 2005 in 24 zaken uitspraak. In twintig zaken werd PGGM in het gelijk gesteld. Voor PGGM was met name belangrijk dat zij in het gelijk gesteld werd bij twee procedures over de invoering van de middelloonregeling. De commissie van beroep heeft in vier zaken het besluit van PGGM vernietigd. Het betrof één procedure waarbij sprake was van een onjuiste toepassing van bepalingen inzake de verevening van pensioenrechten, één procedure over de onjuiste toepassing van een peildatum en twee procedures waarbij naar het oordeel van de commissie van beroep de onverschuldigdheid van een door PGGM verrichte betaling niet duidelijk was. In het afgelopen jaar zijn er acht zittingen geweest. Aantallen beroepszaken 2005 Openstaand op 1 januari 2005
14
Binnengekomen 2005 (2004: 22)
22
Ingetrokken
3
Uitspraken
24
Openstaand op 31 december 2005
9
De samenstelling van de commissie bleef in 2005 ongewijzigd. Onderwerpen van een aantal geschillen waarin uitspraak werd gedaan:
• • • • • • • • • • • •
overgang eindloon naar middelloon knipregeling verevening pensioenrechten FLEX-pensioen premie vrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid AOW-inbouwsystematiek onverschuldigde betaling OBU vrijwillige voortzetting berekeningsgrondslag voor ouderdomspensioen waardeoverdracht partnerpensioen
67 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Deelnemingen PGGM beperkt aantal deelnemingen
• • • • •
Verzekeringen geconsolideerd Careon Levensloop opgericht Maetis Arbo verkocht aan gespecialiseerd reïntegratiebedrijf NIB Capital verkocht Nieuw mandaat voor AlpInvest Partners
PGGM beschikt over dochterondernemingen die activiteiten uitvoeren die voor het pensioenfonds zelf geen kernactiviteit zijn, maar wel in het verlengde daar van liggen. Een veranderende pensioenomgeving, nieuwe commerciële verhoudingen of wettelijke richtlijnen vragen soms om het toevoegen van een nieuwe activiteit in de vorm van een dochteronderneming. Op grond van dezelfde overwegingen kan ook besloten worden zo’n activiteit of deelneming af te stoten. Beide zaken waren in het afgelopen verslagjaar aan de orde.
Verzekeringen geconsolideerd Krono Verzekeringen Holding B.V. Na de herstructurering van de verzekeringsbedrijven in 2004 resteerde binnen Krono nog één actieve levensverzekeringsmaatschappij, Careon Levensverzekeringen NV. Deze maatschappij vervult een belangrijke rol voor PGGM omdat het een aantal aan het pensioenfonds complementaire producten aanbiedt in de vorm van regelingen die niet binnen het collectief uitgevoerd kunnen worden. In 2005 vond de financiële afwikkeling plaats van de aan Interpolis overgedragen portefeuille van Careon Schade. Nieuw was de oprichting van de 100% Krono-dochter Careon Levensloop BV, die een levensloopproduct op de markt brengt. Het geconsolideerde resultaat van Krono bedroeg € 8,9 miljoen. Levensverzekeringen Careon Levensverzekeringen realiseerde over het boekjaar 2005 een positief resultaat van € 8,8 miljoen. Het verzekeringstechnische resultaat kwam uit op € 5,6 miljoen. De premie-inkomsten 2005 bedroegen € 34,7 miljoen. Dat was, door een betere verkoop van stamrechtpolissen, iets hoger dan verwacht. Het rendement op het eigen vermogen kwam uit op 24,1%, ruim boven de verwachting. De in 2004 ingezette omslag van actieve verkooporganisatie naar een beheerorganisatie is in 2005 met succes voortgezet. Er zijn goede resultaten behaald op het gebied van efficiëntieverbetering en kostenbesparing. Schadeverzekeringen De financiële afwikkeling van de verkoop in 2004 van de schadeportefeuille (ZiektewetMaatPlan en Pemba) aan Interpolis Schade is medio 2005 afgerond. Over heel 2005 werd een positief resultaat behaald van € 1,1 miljoen. Met deze afwikkeling zijn in feite ook de activiteiten van Careon Schadeverzekeringen NV. beëindigd. In november 2005 werd de vergunning tot het uitoefenen van het schadeverzekeringsbedrijf ingeleverd bij de toezichthouder De Nederlandsche Bank. Eind 2005 is de vennootschap geliquideerd.
Careon Levensloop opgericht De per 1 januari 2006 in werking getreden wettelijke levensloopregeling draagt in belangrijke mate bij aan de vernieuwing van arbeidsverhoudingen. De regeling is een geschikt instrument om werknemers te laten sparen voor inkomen dat kan worden uitgekeerd tijdens perioden van bijzonder verlof of bij eerdere pensionering.
68 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
Vanuit de sector zorg en welzijn is een beroep op PGGM gedaan om een levensloopdochter op te richten, die nauw gelieerd is aan de sector. De achtergrond daarvan is, dat de levensloopregeling bij uitstek een arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheid is. Careon Levensloop treedt op als uitvoerder van de wettelijke levensloopregeling. Het bedrijf heeft vergunning om op te treden als beheerder van beleggingsfondsen. Naast banken en verzekeringsmaatschappijen zijn beheerders van beleggingsfondsen aangewezen als uitvoerder van de wettelijke levensloopregeling. Als pensioenfonds voor de sector communiceert PGGM met de deelnemers in algemene zin over de mogelijkheden en de voor- en nadelen van levensloop. Communicatie op individueel niveau vindt plaats door Careon Levensloop in opdracht van en uit naam van de betreffende werkgever.
Maetis Arbo verkocht aan gespecialiseerd reïntegratiebedrijf PGGM en VGZ zijn na uitgebreide en zorgvuldige afwegingen tot de conclusie gekomen dat arbodienst verlening niet tot hun kernactiviteiten behoort en dat hun aandeelhouderschap in Maetis Beheer slechts beperkt bijdraagt aan de eigen strategische doelen. Derhalve hebben zij besloten om hun belangen in Maetis Beheer (respectievelijk 51% en 49%) te desinvesteren. Dit heeft geleid tot volledige verkoop van het aandelenbelang aan Buys B.V., een groep die zich specialiseert in reïntegratie. De aandelen werden op 1 juli 2005 overgedragen, de leveringsdatum was 31 december 2005.
NIB Capital verkocht PGGM en ABP bereikten begin augustus 2005 overeenstemming met een internationale groep investeerders onder leiding van J.C. Flowers & Co. LLC over de verkoop van alle aandelen van NIB Capital N.V. ABP en PGGM hielden tot de verkoop elk 50% van de aandelen. De totale opbrengst van de verkoop van NIB Capital N.V. bedroeg € 2,1 miljard (inclusief € 0,3 miljard dividend per april 2005). Met de verkoop van NIB Capital N.V. werd een periode afgesloten van zorgvuldig onderzoek naar de best mogelijke optie voor de verdere groei van het bedrijf.
Nieuw mandaat voor AlpInvest Partners Sinds april 2004 bezit PGGM 50% van de aandelen van AlpInvest Partners N.V. (voorheen NIB Capital Private Equity N.V.). De overige 50% is in bezit van ABP. NIB Capital N.V. heeft deze aandelen destijds overgedragen aan PGGM en ABP om zich volledig te kunnen concentreren op de uitbouw van de zakelijke bankactiviteiten. AlpInvest Partners beheert exclusief de private-equityportefeuilles van haar beide aandeelhouders. Het bedrijf belegt deze portefeuilles in private-equityfondsen en doet ook voor rekening en risico van haar aandeelhouders directe en co-investeringen. In aanvulling op bestaande mandaten heeft AlpInvest Partners in december 2005 van PGGM en ABP een nieuw mandaat gekregen voor de periode 2006-2008.
69 Verslag van het bestuur en de hoofddirectie
70
Jaarrekening 2005
Geconsolideerde balans per 31 december 2005 (bedragen in miljoenen euro’s)
2005
2004
Activa Beleggingen in vastrentende waarden
• • •
Leningen (1)
619
564
Obligaties (2)
20.997
17.597
Geldmarktbeleggingen (3)
4.365
6.140
Aandelen (4)
33.239
25.462
Private equity (5)
3.461
3.619
Vastgoed (6)
8.153
6.003
Overige zakelijke waarden (7)
890
400
Beleggingen in zakelijke waarden
• • • •
Totaal beleggingen
59.785
Derivaten (8)
2.068
3.169
Herverzekeringen (9)
235
211
Vorderingen (10)
861
598
Deelnemingen (11)
103
102
Overige activa (12)
80
74
Totaal activa
71.724
75.071
63.939
11.212
9.032
Pensioenregeling
43.325
35.894
OBU- en FLEX-regeling
16.346
13.976
AP-regeling
1.035
1.206
EP-regeling
90
43
Passiva Stichtingskapitaal en reserves (13) Voorziening pensioenverplichtingen (14)
• • • •
Totaal voorziening pensioenverplichtingen
51.119
Derivaten (15)
2.104
1.307
Schulden en voorzieningen (16)
959
2.481
Totaal passiva
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op pagina 88 en verder.
72 Jaarrekening 2005
60.796
75.071
63.939
Geconsolideerde rekening van baten en lasten 2005 (bedragen in miljoenen euro’s)
2005
2004
3.553
2.978
Baten en lasten pensioenactiviteiten Premies (17) Waardeoverdrachten, per saldo (18)
52
22
Pensioenopbouw (19)
-2.736
-2.394
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen (20)
-1.239
-1.023
Waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen (21)
-6.435
-6.225
Indexering (22)
-180
0
Beschikbaar voor pensioenen en pensioenuitvoeringskosten (23)
1.773
1.649
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen (24)
-860
-285
Pensioenen (25)
-1.761
-1.645
Pensioenuitvoeringskosten (26)
-94
-94
Overige baten en lasten, per saldo (27)
24
27
Totaal baten en lasten pensioenactiviteiten
-7.903
-6.990
Opbrengst beleggingen (28)
10.044
5.981
Beheersing balansrisico’s (29)
180
0
Baten en lasten beleggingsactiviteiten
Rentelasten (30)
-10
-12
Kosten van vermogensbeheer (31)
-131
-119
Overige baten en lasten, per saldo (32)
0
-37
Totaal baten en lasten beleggingsactiviteiten
10.083
5.813
Resultaat
2.180
-1.177
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op pagina 110 en verder.
73 Jaarrekening 2005
Geconsolideerde actuariële analyse van het resultaat 2005 (bedragen in miljoenen euro’s)
2005
2004
Resultaat op premie (33)
448
281
Resultaat op beleggingen en verplichtingen (34)
2.229
-1.435
Resultaat op pensioenen en pensioenuitvoeringskosten (35)
11
4
Aanpassing actuariële grondslagen (36)
-552
-236
Overige resultaten (37)
44
209
Totaal resultaat
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op pagina 121 en verder.
74 Jaarrekening 2005
2.180
-1.177
Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2005 (bedragen in miljoenen euro’s)
2005
2004
3.561
2.916
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten
137
144
Betaalde pensioenen
-1.756
-1.650
Betaalde waardeoverdrachten
-102
-143
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-93
-87
Overige mutaties uit pensioenactiviteiten
-14
0
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
1.733
1.180
64.047
26.997
(inclusief gerealiseerde resultaten derivaten)
1.522
4.269
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen
-67.766
-31.667
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-111
-116
Overige mutaties uit beleggingsactiviteiten
-1.596
1.222
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-3.904
705
Nettokasstroom
-2.171
1.885
Waardeveranderingen liquide middelen
36
-21
Mutatie liquide middelen
-2.135
1.864
75 Jaarrekening 2005
Toelichting algemeen Activiteiten PGGM verzekert de (oud-)werknemers in de sector zorg en welzijn van een goed pensioenpakket tegen een zo laag mogelijke prijs. Dat kan door de premie, die wordt ingebracht door werkgevers en werknemers, zo te beleggen dat op lange termijn een optimaal rendement wordt behaald tegen aanvaardbare risico’s. Het fonds belegt wereldwijd in voornamelijk vastrentende waarden, aandelen, private equity, vastgoed en commodities. In 2005 is een nieuwe beleggingscategorie Portfolio of Strategies toegevoegd. Daarin worden strategieën samengevoegd die via een combinatie van producten uit diverse assetcategorieën tot een positief absoluut rendement moeten leiden.
Pensioenregeling Algemeen Het pensioenpakket omvat de volgende regelingen met verplichte deelneming: ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, FLEX-pensioen en AP-pensioen. De ambitie is om de pensioenrechten jaarlijks te indexeren op basis van de gemiddelde loongroei volgens de laatst afgesloten CAO’s in de sector. Het bestuur besluit of, en zo ja, in welke mate de pensioenaanspraken worden geïndexeerd en of een extra indexering wordt toegepast. Hierbij hanteert het bestuur als leidraad een zogenaamde indexerings staffel. Als in voorgaande jaren niet volledig is geïndexeerd en de dekkingsgraad meer bedraagt dan het doelniveau, kan het bestuur besluiten tot een extra indexering. Aan ambitie en staffel kunnen geen rechten worden ontleend. Daarnaast bestaat de EP-regeling, waaraan op vrijwillige basis kan worden deelgenomen. Pensioen Het ouderdomspensioen is een toegezegde-pensioenregeling op basis van (voorwaardelijk) geïndexeerd middelloon. De tot 1 januari 2004 opgebouwde pensioenrechten zijn gebaseerd op gemitigeerd eindloon. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75 procent van de pensioengrondslag. Bij het partnerpensioen is geen sprake van opbouw van pensioenaanspraken, maar van een risicoverzekering die voorziet in een pensioen voor de partner na het overlijden van de deelnemer vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Bij ingang van het FLEX- of ouderdomspensioen bestaat eenmalig de keuze van omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,25 procent van het salaris, rekening houdend met het recht op Anw of AOW. Voor de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden vóór de 65-jarige leeftijd wordt verondersteld dat de deelneming tot dat moment zou hebben voortgeduurd. Verder omvat het partnerpensioen een diensttijdgerelateerde compensatie voor het zogenaamde Anw-tekort. Na het overlijden van een actieve deelnemer, een gewezen deelnemer of een gepensioneerde hebben kinderen jonger dan 21 jaar recht op wezenpensioen. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt 1/7 of 2/7 van het te bereiken ouderdomspensioen, afhankelijk van het wel of niet achterblijven van een partner. Voor de vaststelling van de hoogte van het wezenpensioen bij overlijden vóór de 65-jarige leeftijd wordt (voor actieve deelnemers) ook hier verondersteld dat de deelneming tot die datum zou hebben voortgeduurd. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en bij deelname aan de OBU-regeling geldt een (gedeeltelijke) premievrijstelling.
76 Jaarrekening 2005
FLEX-pensioen Het FLEX-pensioen gaat in bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd en kan maximaal vijf jaar worden vervroegd of worden uitgesteld. De FLEX-regeling is evenals de pensioenregeling een toegezegd-pensioen regeling op basis van (voorwaardelijk) geïndexeerd middelloon. De tot 1 januari 2004 opgebouwde pensioenrechten zijn gebaseerd op gemitigeerd eindloon. Het FLEX-pensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75 procent van het salaris. De regeling is op 1 januari 1999 ingevoerd en vervangt de overbruggingsuitkering (OBU). Bij de OBU-regeling was geen sprake van opbouw van pensioenrechten. De FLEX-regeling is onderdeel van de Nieuwe Collectieve Pensioenregeling (NCP 1999). Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1949 bestaat een overgangsregeling. Ook voor deelnemers die op 31 december 1998 reeds deelnemer waren, geldt een overgangsregeling, die de vermindering van het maximale aantal te bereiken deelnemingsjaren voor pensioen en FLEX moet compenseren. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid geldt een (gedeeltelijke) premievrijstelling. Arbeidsongeschiktheidspensioen Deelnemers met recht op een gehele of gedeeltelijke WAO-uitkering ontvangen als aanvulling daarop AP-pensioen. De regeling zorgt ervoor dat bij volledige arbeidsongeschiktheid het inkomen, bestaande uit WAO en AP-pensioen, ongeveer 70 procent van het laatst verdiende salaris bedraagt. Bij gedeeltelijke arbeids-ongeschiktheid is de pensioenuitkering naar verhouding. Extra pensioen Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan PGGM Extra Pensioen. Dit is een toegezegde-bijdrageregeling, waarbij deelnemers niet benutte pensioenspaarruimte kunnen gebruiken door via de werkgever geld te storten. De regeling kent twee varianten: Rendementspensioen en Zekerheidspensioen. Bij het Rendementspensioen worden de gelden voor risico van de deelnemers naar keuze belegd in de PGGM-beleggingsmix of in geldmarktproducten. Het opgebouwde kapitaal kan op ieder gewenst moment, maar niet later dan op pensioendatum of bij eerder vertrek uit de sector, worden omgezet in een extra recht op ouderdomspensioen en/of FLEX-pensioen. Bij het Zekerheidspensioen wordt de gestorte premie of koopsom direct aangewend voor verhoging van ouderdomspensioen en/of FLEX-pensioen. Veranderingen met ingang van 1 januari 2006 Als gevolg van nieuwe wetgeving met betrekking tot de verhoging van de fiscale pensioenrichtleeftijd en de afschaffing van vut en prepensioen, wijzigt per 1 januari 2006 de pensioenregeling van PGGM. Deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 bouwen met ingang van 1 januari 2006 geen FLEX-rechten meer op. Voor hen wordt de jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen echter verhoogd van 1,75% tot 2,05% van de pensioengrondslag. Daarnaast wordt de pensioengrondslag verhoogd als gevolg van een verlaging van de franchise. Verder bouwen deze deelnemers voortaan ook partnerpensioen op ter grootte van 0,625% van de pensioengrondslag per jaar van deelneming. Het niveau van de risicoverzekering partnerpensioen wordt eveneens 0,625% van de pensioengrondslag per jaar van deelneming. Het ouderdomspensioen met richtleeftijd 65 jaar kan voortaan ingaan tussen leeftijd 55 jaar en 70 jaar. De regeling wordt aangeduid als Nieuwe Flexibele Pensioenregeling (NFP). Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 wijzigt de regeling niet en blijft de FLEX-regeling van kracht. Deelnemers geboren vóór 1 januari 1949 kunnen, indien zij voldoen aan de voorwaarden, onveranderd gebruik maken van de OBU-regeling. Per 1 januari 2006 wijzigt het arbeidsongeschiktheidsstelsel. De WAO wordt vervangen door de WIA. Voor deelnemers die onder de WIA meer dan 35% arbeidsongeschikt worden, geldt dat zij recht hebben op premievrije voorzetting van de pensioenopbouw gebaseerd op de uitkering in verband met arbeids
77 Jaarrekening 2005
ongeschiktheid. Daarnaast zijn zij verzekerd van een arbeidsongeschiktheidspensioen dat aanvult tot 70% van het inkomen dat zij verdienden voordat zij arbeidsongeschikt werden, rekening houdend met de mate van arbeidsongeschiktheid. Deelnemers die vanaf 1 januari 2006 minder dan 35% arbeids ongeschikt worden, worden niet meer als arbeidsongeschikt beschouwd en hebben dus geen recht op premievrije pensioenopbouw en arbeidsongeschiktheidspensioen. Deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 kunnen vanaf 1 januari 2006 alleen nog inleggen in PGGM Extra Pensioen voor verhoging van ouderdomspensioen en niet meer voor verhoging van FLEX-pensioen. Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 verandert er niets met betrekking tot PGGM Extra Pensioen. Het effect van de NFP op de rechtens afdwingbare pensioenverplichtingen per 1 januari 2006 is verwerkt in de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2005. Dit betreft het versneld inverdienen van overgangs rechten NCP door deelnemers die zijn geboren in 1950 en huidige arbeidsongeschikte deelnemers.
Financiering en premie De pensioenregeling en de FLEX-regeling worden gefinancierd in kapitaaldekking. De OBU-regeling wordt gefinancierd in rentedekking. Dat betekent dat uit de in enig jaar geheven premie de toekomstige OBU-uitkeringen worden gefinancierd van de deelnemers die in dat jaar van de regeling gebruik maken. De doelstelling van het premie- en beleggingsbeleid is de zekerstelling van de in het pensioenreglement toegezegde pensioenen. Belangrijk streven hierbij is de aanpassing van de pensioenen aan de loon ontwikkeling in de sector zorg en welzijn. Bij de premiestelling worden economische grondslagen en bestandsgrondslagen gehanteerd. De grondslagen en kanssystemen worden jaarlijks geactualiseerd volgens de laatste inzichten. PGGM heeft, vooruitlopend op de nieuwe Pensioenwet, in 2005 gekozen voor het overgangsregime van DNB. Hiermee gepaard gaat een overgang van vaste rekenrente naar marktrente voor de discontering van de pensioenverplichtingen. Onderdeel van deze overgang is een nieuw herstelplan, dat naar verwachting in 2017 beëindigd wordt. In die periode moet het reservetekort uit het herstelplan ultimo 2004 van 13 procentpunt ten opzichte van de doelstelling van 130 procent dekkingsgraad worden weggewerkt. Ultimo 2005 bedraagt het reservetekort nog 12 procentpunt. In de periode van het herstelplan (en daarna) worden premie en indexering afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad op basis van nominale marktrente. Gemiste indexering wordt pas ingehaald als de dekkingsgraad op basis van reële marktrente minimaal 100 procent is. Pas daarna wordt eventueel premiekorting verleend. Het bestuur kan echter ook besluiten de regeling te verbeteren. Tot en met 2009 blijft de premie gelijk aan het niveau van 2006 (22,5 procent over salaris minus franchise) als gevolg van de financiering van OBU en overgangsmaatregelen. Daarna wordt een basispremie gevraagd met een opslag of afslag afhankelijk van het niveau van de dekkingsgraad. De premie is minimaal kostendekkend volgens de eisen van het nieuw Financieel toetsingskader van DNB. De AP-regeling wordt gefinancierd in rentedekking. De actieve deelnemers betalen in enig jaar een risicopremie, waaruit in één keer de AP-uitkeringen worden gefinancierd van de deelnemers die naar verwachting twee jaar later arbeidsongeschikt worden.
Grondslagen algemeen Algemeen De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen (RJ 610).
78 Jaarrekening 2005
Het overzicht als bedoeld in de artikelen 379 en 414 Boek 2 BW is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Utrecht. Grondslagen voor consolidatie Een deel van de beleggingen is ondergebracht in groepsmaatschappijen. Deze worden geconsolideerd volgens de integrale methode. Met deze presentatie wordt door de juridische vorm van deelneming heen gekeken en wordt direct inzicht gegeven in de beleggingen van PGGM en de overige activa, passiva, baten en lasten. Groepsmaatschappijen met andere dan beleggingsactiviteiten (voornamelijk verzekeringsactiviteiten) worden niet in de consolidatie betrokken, omdat de betekenis van deze groepsmaatschappijen tezamen van te verwaarlozen betekenis is voor het geheel. Joint ventures met andere dan beleggingsactiviteiten worden niet geconsolideerd, maar worden tezamen met deelnemingen met andere dan beleggingsactiviteiten gepresenteerd onder deelnemingen. Wijzigingen grondslagen voor waardering Met ingang van 2005 wordt de voorziening pensioenverplichtingen contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van interbancaire swaps per balansdatum. Discontering tegen marktrente is een belangrijke stap in de richting van een marktwaardebenadering voor de pensioenverplichtingen. Voorheen werden de pensioenverplichtingen contant gemaakt tegen een vaste rekenrente. Redenen voor de stelselwijziging zijn:
• • •
verbetering van het inzicht in de grootte van het vermogen; meer consistente waardering van de beleggingen en de pensioenverplichtingen; aansluiting bij de nieuwe toezichtsregels van DNB.
In samenhang met deze verandering worden de geactiveerde herverzekeringscontracten voortaan ook contant gemaakt tegen de marktrente. Het effect van de stelselwijziging is rechtstreeks in het eigen vermogen per 1 januari 2005 verwerkt (bedragen in miljoenen euro’s): Lagere waardering voorziening pensioenverplichtingen
2.735
Lagere waardering herverzekeringen
-3
Per saldo hoger eigen vermogen
2.732
Lagere waarde pensioenopbouw
210
Het effect op het resultaat over 2005 is als volgt (bedragen in miljoenen euro’s):
Lagere rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
918
Hogere waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen
-4.023
Lagere overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
160
Waardeverandering herverzekeringen
3
Per saldo lager resultaat 2005
-2.732
Dit effect is precies tegengesteld aan het effect van de stelselwijziging, omdat bij continuatie van het systeem van vaste rekenrente de pensioenverplichtingen ultimo 2005 op grond van prudentie zouden zijn contant gemaakt tegen de lagere marktrente.
79 Jaarrekening 2005
De vergelijkende cijfers van 2004 zijn naar aanleiding van de stelselwijziging aangepast (bedragen in miljoenen euro’s): Lagere waarde pensioenopbouw
534
Lagere rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
992
Waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen
-6.225
Lagere overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
51
Waardeverandering herverzekeringen
18
Per saldo lager resultaat 2004
-4.630
Met ingang van 2005 worden deelnemingen, joint ventures en (wegens te verwaarlozen betekenis) niet geconsolideerde groepsmaatschappijen met andere dan beleggingsactiviteiten gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. In voorgaande jaren werden deze kapitaalbelangen opgenomen voor de geschatte marktwaarde. Praktisch werd de nettovermogenswaarde al als schatting van de marktwaarde gehanteerd. De reden voor de verandering is dat deze kapitaalbelangen als primaire doelstelling niet het behalen van rendement hebben, maar voornamelijk worden gehouden uit strategische overwegingen. Presentatiewijzigingen Vanaf 2005 worden deelnemingen, joint ventures en (wegens te verwaarlozen betekenis) niet geconsolideerde groepsmaatschappijen met andere dan beleggingsactiviteiten niet meer gepresenteerd onder deelnemingen als onderdeel van de beleggingen, maar worden afzonderlijk in de balans opgenomen. Deze deelnemingen worden gehouden uit strategische of operationele overwegingen. Rendement is niet de primaire doelstelling, maar een bepaald rendementsniveau is alleen randvoorwaarde. Verder worden derivaten (afgeleide financiële instrumenten) voortaan afzonderlijk in de balans opgenomen. In voorgaande jaren werden derivaten begrepen in vorderingen of verplichtingen uit hoofde van beleggingen. Deze balansposten worden niet meer afzonderlijk opgenomen. De vergelijkende cijfers van 2004 zijn aangepast aan de veranderde presentatie. Presentatie beleggingen In de jaarrekening worden de beleggingen waar mogelijk gepresenteerd naar de aard van de financiële instrumenten, terwijl in het directie- en bestuursverslag is gekozen voor een presentatie naar beleggingscategorieën aansluitend bij het ALM-perspectief. Vermogenspresentatie Het vermogen wordt gepresenteerd op basis van de fondsvermogenmethode. Dit houdt in dat onderscheid wordt gemaakt tussen eigen vermogen (stichtingskapitaal en reserves) en pensioenverplichtingen. Het eigen vermogen is het totaal van de activa verminderd met het totaal van de verplichtingen, inclusief de pensioen verplichtingen. Het totaal van eigen vermogen en voorziening pensioenverplichtingen is beschikbaar voor de nakoming van de pensioendoelstellingen. Verwerking Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
80 Jaarrekening 2005
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd en als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Waardering Nagenoeg alle activa en verplichtingen van PGGM betreffen financiële instrumenten, inclusief derivaten. Financiële instrumenten worden op het moment van verkrijging gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, zijnde de reële waarde van het actief of de verplichting. Vervolgens worden financiële activa en financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde, tenzij anders vermeld. De reële waarde is het bedrag waarvoor een actief of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de transacties niet in het kader van executie of liquidatie worden uitgevoerd. De reële waarde is gebaseerd op marktprijzen, tenzij anders vermeld. Voor een deel van de financiële instrumenten kan de reële waarde niet eenvoudig worden bepaald, omdat er geen markt is waar actief wordt gehandeld in deze instrumenten. Hiervoor worden gangbare waarderingsmodellen gehanteerd. Waardeveranderingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van financiële instrumenten. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als opbrengst beleggingen direct in de rekening van baten en lasten opgenomen. Waardeveranderingen van andere financiële activa en financiële verplichtingen worden onder een ander hoofd eveneens direct in het resultaat opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balans datum. Deze waardering is onderdeel van de waarderingsgrondslag reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum, met uitzondering van rentebaten. Deze worden omgerekend tegen de koers op coupondatum.
81 Jaarrekening 2005
Grondslagen voor waardering van activa en passiva Leningen Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze wordt bepaald door de te ontvangen rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossing contant te maken op basis van de vigerende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktprijs per balansdatum verhoogd met lopende rente. Geldmarktbeleggingen Geldmarktbeleggingen worden opgenomen voor de reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige rente en terugbetaling. Het verschil tussen reële waarde en verkrijgingsprijs is hier in het algemeen gering. Aandelen Aandelen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de beurskoers per balansdatum. Aandelen en participaties in niet beursgenoteerde beleggingsfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de beurswaarde van de onderliggende aandelen. Private equity De hieronder opgenomen beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de geschatte marktwaarde, die wordt bepaald op basis van internationale richtlijnen van de sector, waaronder die van de European Private Equity & Venture Capital Association (EVCA). Vastgoed Alle kapitaalbelangen in vastgoedfondsen die deel uitmaken van de strategische portefeuille worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van het onderliggende onroerend goed, de andere onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen, rekening houdend met belastingtechnische aspecten. De reële waarde van het hierin begrepen onroerend goed is de geschatte opbrengstwaarde bij onderhandse verkoop in verhuurde staat. Interne en externe deskundigen voeren jaarlijks taxaties uit. Er vinden geen periodieke afschrijvingen plaats. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd tegen kostprijs, onder aftrek van eventuele waardeverminderingen. Onder de kostprijs van een project wordt verstaan alle kosten die worden gemaakt ter verwerving van onroerend goed. Tijdens de ontwikkelingsfase van projecten worden in het algemeen rente en beheer-vergoedingen aan projecten toegerekend. Eventuele exploitatieopbrengsten tijdens de ontwikkelingsperiode worden op de kostprijs in mindering gebracht. Na oplevering worden de objecten tegen reële waarde in de beleggingsportefeuille opgenomen. De reële waarde van de andere activa en de verplichtingen (inclusief actieve en passieve belastinglatenties) is in het algemeen de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, zoveel mogelijk gebaseerd op de vigerende marktrente. Voor participaties in beursgenoteerde vastgoedfondsen, die onderdeel zijn van de tactische portefeuille, is de reële waarde de beurskoers per balansdatum. Deze portefeuille wordt actief gemanaged om de benchmark te verslaan. Overige zakelijke waarden De hieronder opgenomen beleggingen in fund-of-hedgefunds worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de activa en verplichtingen van de onderliggende hedgefondsen.
82 Jaarrekening 2005
Derivaten Derivaten zijn financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende primaire financiële instrumenten. Derivaten bevatten rechten en verplichtingen, waardoor een of meer van de financiële risico’s waaraan de onderliggende primaire financiële instrumenten onderhevig zijn, tussen partijen worden overgedragen. De meeste derivaten leiden niet tot overdracht van het onderliggende primaire financiële instrument bij het aangaan van de overeenkomst en overdracht behoeft ook niet altijd plaats te vinden bij expiratie van de overeenkomst. Basisvormen van derivaten zijn termijncontracten, opties, swaps en futures. Het onderliggende primaire financiële instrument kan onder meer een renteproduct, een valutaproduct of een aandelenproduct zijn. De overgedragen financiële risico’s zijn de prijsrisico’s van de onderliggende markten. Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde gangbare waarderingsmodellen, met name discounted cash flow analyses en option pricing models. De modellen worden periodiek getoetst. Herverzekeringen Herverzekeringscontracten worden opgenomen voor de actuarieel bepaalde contante waarde van de herverzekerde pensioenrechten, berekend volgens de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vorderingen Kortlopende vorderingen worden opgenomen voor de verkrijgingsprijs, waar nodig verminderd met een waardecorrectie voor het risico van oninbaarheid. Langlopende vorderingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige ontvangsten. Deelnemingen Deelnemingen worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. Overige activa Gebouwen en terreinen in eigen gebruik worden gewaardeerd tegen de geschatte opbrengstwaarde bij onderhandse verkoop in verhuurde staat per 1 januari 1995. Investeringen na die datum worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs c.q. vervaardigingsprijs. Gebouwen worden lineair afgeschreven over de geschatte economische levensduur van 50 jaar. Verbouwingen worden in 10 jaar met jaarlijks gelijke bedragen afgeschreven. Verder wordt rekening gehouden met bijzondere waardeverminderingen indien deze naar verwachting duurzaam zijn. Computerhardware, computersoftware en overige bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen. Deze activa worden lineair afgeschreven over de geschatte economische levensduur van drie tot vijf jaar. Ook hier wordt rekening gehouden met bijzondere waarde-verminderingen indien deze naar verwachting duurzaam zijn. Voorziening pensioenverplichtingen algemeen De voorziening pensioenverplichtingen wordt actuarieel berekend en wordt in beginsel vastgesteld op basis van de nominaal verworven aanspraken, voor zover zij rechtens afdwingbaar zijn (nominale opgebouwde rechten). Dit betekent dat de voorwaardelijke toekomstige indexering niet in de voorziening is begrepen, maar de op balansdatum toegezegde indexering wel in de voorziening wordt opgenomen. Bij de methode
83 Jaarrekening 2005
van opgebouwde rechten worden toekomstige pensioenopbouw en premieheffing buiten beschouwing gelaten. De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de rentetermijnstructuur van interbancaire swaps per balansdatum. Per regeling wordt navolgend het afgeleide rentepercentage behorend bij de looptijden van de betreffende verplichtingen toegelicht. Voorziening pensioenverplichtingen pensioenregeling De voorziening pensioenverplichtingen met betrekking tot ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen (regeling tot 1 januari 1999) is de actuarieel berekende contante waarde van de nominale opgebouwde pensioenrechten, waarin begrepen de toekomstige premievrije pensioenopbouw van arbeidsongeschikten en deelnemers aan de OBU-regeling. De voorziening risicoverzekering nabestaandenpensioen (regeling vanaf 1 januari 1999) is de actuarieel berekende contante waarde van de verplichtingen uit hoofde van ingegaan partnerpensioen en wezenpensioen. De belangrijkste actuariële grondslagen zijn: Marktrente: 3,7% (2004: 4,4%) Sterfte: ervaringsgegevens uit de afgeronde AG-tafel Nederlandse bevolking GBM/V 1995-2000 met de volgende leeftijdscorrectiefactoren
• •
mannen tot 64 jaar 0,68 en vanaf 64 jaar 0,89 vrouwen tot 64 jaar 0,63 en vanaf 64 jaar 0,81
en vanaf 2010 additionele leeftijdscorrectiefactoren mannen 0,98 en vrouwen 0,87 Frequentie samenwonen: ervaringsgegevens Nederlandse bevolking CBS 2001 Arbeidsongeschiktheid en reactivering: meerjarig gemiddelde over de waarnemingen van de PGGM-populatie Administratie- en excassokosten 2,0% van de voorziening
Voorziening pensioenverplichtingen OBU- en FLEX-regeling De voorziening pensioenverplichtingen met betrekking tot FLEX-pensioen is de actuarieel berekende contante waarde van de nominale opgebouwde pensioenrechten, waarin begrepen de toekomstige premievrije opbouw van arbeidsongeschikten. De voorziening pensioenverplichtingen met betrekking tot OBU-pensioen is de actuarieel berekende contante waarde van de verplichtingen aan deelnemers die gebruik hebben gemaakt van de regeling. De belangrijkste actuariële grondslagen zijn: Marktrente: 3,6% (2004: 4,1%) Sterfte: ervaringsgegevens uit de afgeronde AG-tafel Nederlandse bevolking GBM/V 1995-2000 met de volgende leeftijdscorrectiefactoren
• •
mannen tot 64 jaar 0,68 en vanaf 64 jaar 0,89 vrouwen tot 64 jaar 0,63 en vanaf 64 jaar 0,81
en vanaf 2010 additionele leeftijdscorrectiefactoren mannen 0,98 en vrouwen 0,87 Frequentie gebruikmaking FLEX-regeling: 100% op 60-jarige leeftijd Arbeidsongeschiktheid en reactivering: meerjarig gemiddelde over de waarnemingen van de PGGM-populatie Administratie- en excassokosten 2,0% van de voorziening
84 Jaarrekening 2005
Voorziening pensioenverplichtingen AP-regeling De voorziening met betrekking tot AP-pensioen is de actuarieel berekende contante waarde van de verplichtingen aan bij het fonds aangemelde arbeidsongeschikten, verhoogd met een schatting voor bestaande, nog niet aangemelde gevallen en een schatting voor bestaande ziektegevallen, die naar verwachting resulteren in arbeidsongeschiktheid. De belangrijkste actuariële grondslagen zijn: Marktrente: 3,5% (2004: 3,9%) Sterfte: ervaringsgegevens uit de afgeronde AG-tafel Nederlandse bevolking GBM/V 1995-2000 met de volgende leeftijdscorrectiefactoren
• •
mannen tot 64 jaar 0,68 en vanaf 64 jaar 0,89 vrouwen tot 64 jaar 0,63 en vanaf 64 jaar 0,81
Arbeidsongeschiktheid en reactivering: meerjarig gemiddelde over de waarnemingen van de PGGM-populatie Administratie- en excassokosten 3,5% - 1,0% van de voorziening Voorziening pensioenverplichtingen EP-regeling De voorziening pensioenverplichtingen EP-regeling heeft betrekking op de opbouwfase van het Rendementspensioen. De voorziening wordt gewaardeerd op de balanswaarde van de daarmee samenhangende beleggingen. Op het moment van inkoop van een premievrij recht op nabestaandenpensioen of ouderdomspensioen en/of FLEX wordt het opgebouwde kapitaal opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen pensioen regeling en/of de voorziening pensioen-verplichtingen OBU- en FLEX-regeling. Overige voorzieningen en schulden Voorzieningen worden opgenomen voor de geschatte contante waarde van de verwachte toekomstige betalingen. Schulden worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige betalingen. Voor kortlopende schulden is het verschil tussen reële waarde en verkrijgingsprijs in het algemeen gering.
Grondslagen voor resultaatbepaling Premies Premies, inclusief premies over de onregelmatigheidstoeslag, worden ten gunste van het resultaat gebracht in de periode waarin de daarmee samenhangende pensioenrechten worden opgebouwd. Waardeoverdrachten Waardeoverdrachten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen op het moment van overdracht van de pensioenverplichtingen. Pensioenopbouw De pensioenopbouw met betrekking tot ouderdomspensioen en FLEX-pensioen wordt toegerekend aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. De pensioenrechten in verband met de overgangsregeling NCP worden opgenomen in de periode waarin zij onvoorwaardelijk worden. De verplichtingen met betrekking tot nabestaandenpensioen, OBU-pensioen en AP-pensioen worden opgenomen in de periode waarin zij ontstaan.
85 Jaarrekening 2005
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van interbancaire swaps per balansdatum. Aan de voorziening pensioenverplichtingen wordt rente toegevoegd op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt primo verslaggevingsperiode. De rentetoevoeging wordt berekend over het gemiddelde van de stand van de voorziening primo periode en de stand van de voorziening ultimo periode, de laatste exclusief het effect van de indexering. Waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen De waardeverandering wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen in de periode waarin deze optreedt. Indexering pensioenrechten De verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van indexering wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging wordt gedaan. Beschikbaar voor pensioenen en pensioenuitvoeringskosten De vrijval wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht in de periode waarin de lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Het effect van de aanpassing van de actuariële grondslagen op de voorziening pensioenverplichtingen wordt ultimo verslaggevingsperiode in de rekening van baten en lasten opgenomen. De (gedeeltelijke) premievrije opbouw arbeidsongeschikten en deelnemers OBU-regeling wordt ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid ontstaat respectievelijk het OBU-pensioen ingaat. De overige actuariële baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Pensioenen Pensioenen worden in de rekening van baten en lasten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Opbrengst beleggingen Directe opbrengsten worden ten gunste van het resultaat gebracht in de periode waarop zij betrekking hebben. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling, rekening houdend met niet terugvorderbare dividendbelasting. Waardeveranderingen worden verwerkt in de periode waarin zij optreden. Rentelasten Rentelasten worden ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarop zij betrekking hebben. Waardeveranderingen worden verwerkt in de periode waarin zij optreden. Kosten Kosten worden ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarop zij betrekking hebben. Overige baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
86 Jaarrekening 2005
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten. Kasstromen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Voor ontvangen rente is dit de coupondatum. Onder liquide middelen worden verstaan bij banken aangehouden rekening-courantsaldi en kasmiddelen, en bij banken aangehouden activa die zonder beperkingen en zonder materieel risico van waardevermindering onmiddellijk kunnen worden omgezet in liquide middelen en een oorspronkelijke looptijd niet langer dan één jaar hebben. Dit betreft onder meer callgelden en deposito’s. Liquide middelen zijn onderdeel van de assetcategorie geldmarktbeleggingen. Het verschil tussen de in het kasstroomoverzicht opgenomen kasstromen en de mutatie van de in de balans opgenomen liquide middelen wordt veroorzaakt door waardeveranderingen van liquide middelen (inclusief valutakoersverschillen) en wordt afzonderlijk opgenomen als aansluiting tussen de nettokasstroom en de mutatie in liquide middelen.
87 Jaarrekening 2005
Toelichting geconsolideerde balans (bedragen in miljoenen euro’s)
Activa 1. Leningen
2004
Leningen
615
556
Lopende rente
4
8
Totaal
2005
619
564
Nederlandse staat of door haar gegarandeerd
138
147
Andere Nederlandse openbare lichamen of door hen gegarandeerd
148
153
Overige zakelijke leningen
271
190
Woninghypotheken
62
74
De portefeuille leningen is als volgt samengesteld:
Totaal
619
564
2005
2004
Obligaties met vaste rente
17.196
15.184
Obligaties met variabele rente
1.903
739
Inflation linked obligaties
1.578
1.373
2. Obligaties
Totaal obligaties
Lopende rente Totaal
20.677
17.296
320
301
20.997
17.597
Centrale overheid eurozone
6.143
6.622
Centrale overheid buiten eurozone
6.636
5.471
Overig AAA, AA en A rating
7.519
4.998
Overig BBB, BB en B rating
654
269
Lagere rating en geen rating
45
237
De kredietwaardigheid van de portefeuille kan als volgt worden weergegeven:
Totaal
88 Jaarrekening 2005
20.997
17.597
De indeling naar regio is als volgt:
2004
Europa
12.076
11.084
Noord-Amerika en overig dollarzone
6.480
4.480
Japan
1.924
1.641
Opkomende markten
517
392
Totaal
2005
20.997
17.597
PGGM heeft een deel van de obligatieportefeuille beschikbaar gemaakt voor securities lending. Van dat deel van de portefeuille heeft PGGM alleen het economisch eigendom. Van de balanswaarde heeft een bedrag van € 5.500 miljoen (ultimo 2004: € 4.456 miljoen) betrekking op in bruikleen gegeven obligaties. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden verkregen voor een bedrag van € 5.592 miljoen (ultimo 2004: € 4.553 miljoen).
3. Geldmarktbeleggingen
2004
Banktegoeden in rekening-courant
608
461
Callgelden bij banken
502
916
Deposito’s bij banken
1.119
2.987
Totaal liquide middelen
2.229
4.364
2005
Lopende rente
6
5
Liquiditeitenfondsen
2.130
1.771
Totaal
4.365
6.140
Van de liquide middelen staat een bedrag van € 159 miljoen (ultimo 2004: € 220 miljoen) niet ter vrije beschikking. Dit betreft saldi op margin accounts die worden aangehouden in verband met futuresposities.
4. Aandelen Onder aandelen zijn alleen beursgenoteerde fondsen opgenomen. Verder zijn hieronder opgenomen participaties of aandelen in beleggingsinstellingen die overwegend in beursgenoteerde aandelen beleggen.
2005
2004
Totaal
33.239
25.462
89 Jaarrekening 2005
De specificatie naar bedrijfstak is als volgt:
2004
Grondstoffen
5.244
2.690
Industrie
4.007
2.887
Consumptiegoederen
3.338
4.606
Diensten
5.161
4.322
Nutsbedrijven
1.243
1.133
Financiële dienstverlening
9.236
6.725
Informatietechnologie
5.010
3.099
Totaal
2005
33.239
25.462
Europa
12.293
9.535
Noord-Amerika en overig dollarzone
13.684
10.544
Verre Oosten
3.854
2.428
Opkomende markten
3.408
2.955
De samenstelling naar regio is als volgt:
Totaal
33.239
25.462
Een bedrag van € 1.789 miljoen (ultimo 2004: € 1.387 miljoen) heeft betrekking op uitgeleende aandelen. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden verkregen voor een bedrag van € 1.914 miljoen (ultimo 2004: € 1.464 miljoen).
5. Private equity Onder private equity worden aandelen in niet beursgenoteerde ondernemingen opgenomen. Deze aandelen belangen leveren in het algemeen pas op langere termijn rendement. Dit betreft onder meer beleggingen in de venture capital-sector, die rechtstreeks en via zogenaamde partnerships, funds en fund-of-funds worden gehouden.
2004
Direct investments
705
1.452
Indirect investments
2.756
2.167
Totaal
3.461
3.619
Europa
1.490
2.390
Noord-Amerika en overig dollarzone
1.961
895
Verre Oosten
10
334
2005
De samenstelling naar regio is als volgt:
Totaal
3.461
3.619
In 2005 is het 50%-belang in NIB Capital N.V. verkocht. Deze post was opgenomen onder de Direct investments. De boekwaarde op moment van verkoop bedroeg € 908 miljoen. De overige private equity beleggingen zijn derhalve met circa 30% toegenomen.
90 Jaarrekening 2005
6. Vastgoed
2005
2004
in vastgoedmaatschappijen
8.153
6.003
Totaal
8.153
6.003
Deelnemingen en andere participaties
De samenstelling naar regio is als volgt: Europa
4.736
4.050
Noord-Amerika en overig dollarzone
2.554
1.553
Verre Oosten
863
400
Totaal
8.153
6.003
Beursgenoteerd
4.622
3.374
Niet beursgenoteerd
2.851
2.274
7.473
5.648
680
355
De portefeuille kan verder als volgt worden ingedeeld: Strategische portefeuille
• •
Totaal strategische portefeuille
Tactische portefeuille Totaal
8.153
6.003
De beurswaarde van het beursgenoteerde deel van de strategische portefeuille bedraagt € 5.453 miljoen (ultimo 2004: € 4.033 miljoen). De tactische portefeuille bestaat volledig uit beursgenoteerde aandelen. In het niet beursgenoteerde deel van de portefeuille is begrepen een 50-procentbelang in de vastgoedmaatschappij AMVEST Vastgoed B.V. van € 440 miljoen (ultimo 2004: € 403 miljoen). Een ander 50-procentbelang wordt gevormd door participaties in AMFIN, een financieringsfonds voor gemene rekening, dat tot doel heeft het verstrekken van geldleningen aan AMVEST Vastgoed B.V. De balanswaarde van de participaties bedraagt € 344 miljoen (ultimo 2004: € 344 miljoen). Voor een bedrag van € 358 miljoen (ultimo 2004: € 424 miljoen) heeft PGGM alleen het economisch eigendom van de vastgoedbeleggingen.
7. Overige zakelijke waarden Hieronder worden hedgefondsen opgenomen. Dit zijn beleggingsfondsen die gebruikmaken van een breed scala van beleggingsstrategieën en -instrumenten om een absoluut (positief) rendement te behalen onder alle marktomstandigheden.
2005
2004
Totaal
890
400
91 Jaarrekening 2005
8. Derivaten activa
2004
Valutaderivaten
156
2.699
Commodityderivaten
0
10
Rentederivaten
1.903
435
Aandelenderivaten
9
25
Totaal
2005
2.068
3.169
In een overzicht van de openstaande derivatencontracten op pagina 104 tot en met pagina 107 wordt inzicht gegeven in de omvang en samenstelling van de portefeuille derivaten.
9 Herverzekeringen Onder herverzekeringen is de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringscontracten opgenomen. Dit betreft contracten van werkgevers bij verzekerings-maatschappijen die ten tijde van de oprichting van PGGM premievrij zijn gemaakt. Alleen de nominale pensioenrechten zijn herverzekerd, zodat de indexering van de rechten voor rekening van PGGM komt. Het beleggingsrisico en de overige actuariële risico’s zijn volledig overgedragen. Voor een deel van de contracten heeft PGGM recht op een aandeel in het beleggingsresultaat.
2005
2004
235
211
2005
2004
Balanswaarde begin van het jaar
211
202
Rentetoevoeging
8
9
Waardeverandering door verandering marktrente
9
18
Aanpassing actuariële grondslagen
26
0
Uitkeringen
-19
-18
Balanswaarde eind van het jaar
Totaal
De mutaties in de herverzekeringen zijn als volgt:
235
211
2005
2004
10. Vorderingen
Vorderingen uit hoofde van collateral management
61
99
Af te wikkelen beleggingstransacties
413
122
Te vorderen dividenden
52
35
Te vorderen bronbelastingen
30
27
Premies en waardeoverdrachten
73
119
Vorderingen op herverzekeraars
0
2
Vorderingen op groepsmaatschappijen
4
2
Te factureren premies en waardeoverdrachten
219
181
Overige vorderingen en overlopende activa
9
11
Totaal
92 Jaarrekening 2005
861
598
De vorderingen uit hoofde van collateral management hebben betrekking op gestorte liquiditeiten (als zekerheid) in verband met de negatieve reële waarde van derivaten-posities. De vorderingen hebben overwegend een kortlopend karakter.
11. Deelnemingen
2004
Deelnemingen
103
83
Vorderingen op deelnemingen
0
19
Totaal
2005
103
102
2005
2004
Balanswaarde begin van het jaar
102
104
Investeringen
0
50
Desinvesteringen
0
-16
Resultaat deelnemingen
3
3
Duurzame waardevermindering
0
-39
Ontvangen dividend
-2
0
De mutaties in de deelnemingen zijn als volgt:
Balanswaarde eind van het jaar
103
102
Onder deelnemingen zijn de volgende kapitaalbelangen opgenomen. Tevens is het aandeel in het eigen vermogen aangegeven. Krono Verzekeringen Holding B.V.
Zeist
100%
PV Financiering B.V.
Zeist
51%
AlpInvest Partners N.V.
Utrecht
50%
12. Overige activa
2004
Gebouwen en terreinen in eigen gebruik
39
40
Gebouw in ontwikkeling
6
6
Computerhardware
5
7
Computersoftware
23
14
Andere bedrijfsmiddelen
7
7
Totaal
93 Jaarrekening 2005
2005
80
74
De mutaties in het totaal van de overige activa zijn als volgt:
2005
2004
Balanswaarde begin van het jaar
74
63
Investeringen
14
20
Afschrijvingen
-8
-9
Balanswaarde eind van het jaar
80
74
Cumulatieve afschrijvingen
37
29
2005
2004
Algemene reserve
11.212
8.388
Premie-egalisatiereserve AP-pensioen
0
644
Passiva 13. Stichtingskapitaal en reserves
Totaal
11.212
9.032
Het stichtingskapitaal bedraagt € 45,38. In afwijking van artikel 390 lid 1 wordt geen herwaarderingsreserve aangehouden voor de ongerealiseerde waardestijgingen van niet beursgenoteerde financiële instrumenten (voornamelijk vastgoed, private equity, hedgefondsen en derivaten). Over 2005 bedroeg deze ongerealiseerde waardestijging circa € 4.400 miljoen. De herwaarderingsreserve heeft gezien de aard van een pensioenfonds niet de functie van kapitaal bescherming. De mutaties in de reserves zijn als volgt:
Algemene
Premie
reserve
res. AP
2005
2004
Totaal Algemene
Premie
Totaal
reserve
res. AP
Stand begin van het jaar
8.388
644
9.032
9.838
371
10.209
Resultaat
1.886
294
2.180
-1.450
273
-1.177
938
-938
0
0
0
0
11.212
0
11.212
8.388
644
9.032
Wijziging bestemming Stand eind van het jaar
De premie-egalisatiereserve AP-pensioen is per 31 december 2005 opgeheven. De inhoud van de premie-egalisatiereserve AP-pensioen is toegevoegd aan de algemene reserve.
14. Voorziening pensioenverplichtingen
2004
Pensioenverplichtingen voor risico fonds
60.471
50.865
Pensioenverplichtingen herverzekerd
235
211
Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
90
43
Totaal
94 Jaarrekening 2005
2005
60.796
51.119
De voorziening pensioenverplichtingen pensioenregeling is als volgt samengesteld:
2004
Actieve deelnemers
18.480
14.594
Gewezen deelnemers
3.293
2.662
Arbeidsongeschikten
3.554
2.885
Deelnemers ingegaan OBU-pensioen
3.314
2.927
Deelnemers ingegaan FLEX-pensioen
280
219
Ingegaan ouderdomspensioen
7.292
6.567
Totaal ouderdomspensioen
Niet ingegaan partnerpensioen
4.356
3.620
Ingegaan partnerpensioen
1.798
1.616
Wezenpensioen
108
100
Administratie- en excassokosten
850
704
2005
29.854
Totaal
36.213
43.325
35.894
2004
Actieve deelnemers
12.400
10.461
Gewezen deelnemers
1.202
957
Arbeidsongeschikten
379
372
Ingegaan FLEX-pensioen
184
139
De voorziening pensioenverplichtingen OBU- en FLEX-regeling is als volgt samengesteld:
Totaal FLEX-pensioen
Ingegaan OBU-pensioen
1.861
1.773
Administratie- en excassokosten
320
274
2005
11.929
Totaal
14.165
16.346
13.976
Ingegaan AP-pensioen
903
959
Niet ingegaan AP-pensioen
120
231
Administratie- en excassokosten
12
16
De voorziening pensioenverplichtingen AP-regeling is als volgt samengesteld:
Totaal
1.035
De voorziening pensioenverplichtingen EP-regeling van € 90 miljoen (ultimo 2004: € 43 miljoen) heeft volledig betrekking op actieve deelnemers.
95 Jaarrekening 2005
1.206
De mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen zijn als volgt: 2005
Pensioen
OBU en FLEX
AP
EP
Totaal
Stand begin van het jaar
35.894
Pensioenopbouw actieven
1.220
13.976
1.206
43
51.119
768
-
-
1.988
Arbeidsongeschikten
111
12
-
-
123
OBU’ers
116
-
116
125
-
-
-
125
Premievrije pensioenopbouw
• •
Ingegaan nabestaandenpensioen risicoverzekering Ingegaan OBU-pensioen
• •
Verplichtingen OBU
-
746
-
-
746
Vrijval verplichtingen FLEX
-
-414
-
-
-414
Overgangsrechten NCP
1
122
-
-
123
Waardeoverdrachten, per saldo
29
19
-
-
48
Nieuwe ziektegevallen
-
-
168
-
168
Premies
-
-
-
55
55
Rentetoevoeging
863
336
31
9
1.239
verandering marktrente
5.282
1.113
40
-
6.435
Indexering
122
55
3
-
180
en pensioenuitvoeringskosten
-887
-789
-94
-3
-1.773
Waardeverandering door
Beschikbaar voor pensioenen Aanpassing actuariële grondslagen
-106
658
0
-
552
Wijziging regeling
574
-76
-242
-
256
Overige mutaties
-19
-180
-77
-14
-290
43.325
16.346
1.035
90
60.796
Stand eind van het jaar
96 Jaarrekening 2005
2004
Pensioen
OBU en FLEX
AP
EP
Totaal
Stand begin van het jaar
30.296
Pensioenopbouw actieven
925
11.239
1.289
17
42.841
634
-
-
1.559
Arbeidsongeschikten
61
10
-
-
71
OBU’ers
114
-
-
-
114
86
-
-
-
86
Premievrije pensioenopbouw
• •
Ingegaan nabestaandenpensioen risicoverzekering Ingegaan OBU-pensioen
• •
Verplichtingen OBU
-
805
-
-
805
Vrijval verplichtingen FLEX
-
-450
-
-
-450
Overgangsrechten NCP
37
114
-
-
151
Waardeoverdrachten, per saldo
16
4
-
-
20
Nieuwe ziektegevallen
-
-
243
-
243
Premies
-
-
-
26
26
Rentetoevoeging
715
274
31
3
1.023
verandering marktrente
4.877
1.299
49
-
6.225
Indexering
0
0
0
-
0
en pensioenuitvoeringskosten
-826
-717
-105
-1
-1.649
Waardeverandering door
Beschikbaar voor pensioenen Aanpassing actuariële grondslagen
-378
691
-76
-
237
Wijziging regeling
0
0
0
-
0
Overige mutaties
-29
73
-225
-2
-183
35.894
13.976
1.206
43
51.119
2005
2004
Valutaderivaten
351
614
Commodityderivaten
0
275
Rentederivaten
1.753
418
Totaal
2.104
Stand eind van het jaar
15. Derivaten passiva
1.307
In een overzicht van de openstaande derivatencontracten op pagina 104 tot en met pagina 107 wordt inzicht gegeven in de omvang en samenstelling van de portefeuille derivaten.
97 Jaarrekening 2005
16. Schulden en voorzieningen
2004
Voorzieningen
10
15
Kredietinstellingen
54
20
Schulden aan niet-geconsolideerde groepsmaatschappijen
207
174
Schulden uit hoofde van collateral management
253
1.872
Af te wikkelen beleggingstransacties
221
187
Belastingen en premies sociale verzekeringen
47
44
Overlopende passiva pensioenen
84
79
Overige schulden en overlopende passiva
83
90
Totaal
2005
959
2.481
Reorganisatie
5
9
Overig
5
6
De voorzieningen hebben betrekking op:
Totaal
10
15
Balanswaarde begin van het jaar
15
17
Toevoeging
3
2
Onttrekking
-5
-3
Vrijval
-3
-1
Balanswaarde eind van het jaar
10
15
Het verloop van het totaal van de voorzieningen is als volgt:
De schulden uit hoofde van collateral management hebben betrekking op ontvangen liquiditeiten (als zekerheid) in verband met de positieve reële waarde van derivaten-posities. De schulden aan groepsmaatschappijen hebben een looptijd langer dan vijf jaar. De overige schulden hebben overwegend een kortlopend karakter.
98 Jaarrekening 2005
Overige informatie Mutaties in beleggingsportefeuilles Het verloop van de beleggingsportefeuilles is als volgt: 2005
Balans-
Aan-
Ver-
Waarde-
Balans-
waarde
kopen
kopen
verande-
waarde
begin jaar
ringen eind jaar
Leningen
564
135
-90
10
619
Obligaties
17.597
39.217
-36.620
803
20.997
Aandelen
25.462
23.328
-22.758
7.207
33.239
Private equity
3.619
662
-1.895
1.075
3.461
Vastgoed
6.003
1.581
-568
1.137
8.153
Overige zakelijke waarden
400
370
-8
128
890
538
80
-70
16
564
2004 Leningen Obligaties
15.102
13.726
-11.218
-13
17.597
Aandelen
22.774
13.986
-12.822
1.524
25.462
Private equity
3.603
413
-592
195
3.619
Vastgoed
6.015
2.054
-2.335
269
6.003
Overige zakelijke waarden
332
83
-6
-9
400
De hoge omloopsnelheid van obligaties wordt vooral veroorzaakt door transacties in mortgage backed securities in de Verenigde Staten. De omloopsnelheid van de aandelen is onder andere toegenomen door diverse transities van beheerders van portefeuilles.
Belegd vermogen Het belegd vermogen is als volgt samengesteld:
2005
2004
Beleggingen in vastrentende waarden
25.981
24.301
Beleggingen in zakelijke waarden
45.743
35.484
Derivaten activa
2.068
3.169
Derivaten passiva
-2.104
-1.307
Deelnemingen
103
102
Vorderingen
561
288
Schulden en voorzieningen
-784
-2.281
Totaal
99 Jaarrekening 2005
71.568
59.756
Asset mix beleggingen Beleidsmatig worden de beleggingen ingedeeld naar de aard van de beleggingsmandaten, waarbij conform de strategische beleggingsmix zes categorieën worden onderscheiden. Hierbij wordt, in afwijking van de presentatie in de jaarrekening, de positie valutaderivaten toegerekend aan de assetcategorieën en wordt de exposure op commodities weergegeven door allocatie van geldmarktbeleggingen tot het bedrag van de onderliggende notionals. Andere derivaten worden toegerekend aan de assetcategorieën waartoe de onderliggende waarden behoren. Door interne of externe assetmanagers beheerde liquiditeiten worden opgenomen onder de desbetreffende beleggingscategorieën. Vorderingen en schulden zijn begrepen in de beleggings-categorie waarmee zij samenhangen. De totale portefeuille ingedeeld naar beleggingsmandaten is als volgt samengesteld:
2004
Vastrentende waarden
21.375
20.615
Aandelen
33.658
28.321
Private equity
3.497
2.839
Vastgoed
8.215
6.229
Commodities
3.559
1.926
Portfolio of Strategies
1.471
0
Totaal
Waarvan voor risico van groepsmaatschappijen Netto
100 Jaarrekening 2005
2005
71.775
59.930
-207
-174
71.568
59.756
De aansluiting met de balans is als volgt: ALM-perspectief
Vast- Aandelen
Private
Vast-
Commo- Portfolio of
rentend en deeln.
equity
goed
dities Strategies
0
0
Totaal
Jaarrekening-perspectief Leningen
619
0
0
0
619
Obligaties
20.997
0
0
0
0
0
20.997
Geldmarkt
-102
280
43
54
3.484
606
4.365
Aandelen
0
33.239
0
0
0
0
33.239
Private equity
0
0
3.461
0
0
0
3.461
Vastgoed
0
0
0
8.153
0
0
8.153
Overig
0
0
0
0
0
890
890
Derivaten
• •
Activa
1.960
82
7
17
0
2
2.068
Passiva
- 1.871
-175
-17
-38
0
-3
-2.104
Deelnemingen Vorderingen Schulden Totaal Groepsmaatschappijen Netto
0
103
0
0
0
0
103
84
327
39
35
75
1
561
-312
-198
-36
-6
0
-25
-577
21.375
33.658
3.497
8.215
3.559
1.471
71.775
-74
-97
-10
-22
-1
-3
-207
21.301
33.561
3.487
8.193
3.558
1.468
71.568
In bovenstaand overzicht zijn de beleggingen voor risico van groepsmaatschappijen toegerekend aan de assetcategorieën.
Beleggingen voor risico van derden Van de beleggingen wordt een bedrag van totaal € 90 miljoen (ultimo 2004: € 43 miljoen) gehouden voor risico van de deelnemers aan de EP-regeling. Dit betreft voornamelijk beleggingen in de PGGM-mix (totale beleggingsportefeuille van het pensioenfonds) en voor een klein deel de PGGM geldmarktmix (referentieportefeuille geldmarktbeleggingen). Daarnaast wordt een bedrag van totaal € 136 miljoen (ultimo 2004: € 119 miljoen) gehouden voor risico van polishouders van Careon Levensverzekeringen N.V. en een bedrag van totaal € 71 miljoen voor risico van Careon Levensverzekeringen N.V. zelf (2004: € 55 miljoen). In de bedoelde polissen is een rendement overeengekomen over een zorgvuldig samengestelde mix van wereldwijd gespreide en beursgenoteerde beleggingen. Deze mix sluit nauw aan bij de beleggingsmix van PGGM. Tegenover deze beleggingen staat een schuld van € 207 miljoen (ultimo 2004: € 174 miljoen) aan Careon Levensverzekeringen N.V., waarover het gemiddelde rendement op de totale beleggingen wordt vergoed. Risicobeheer Het belangrijkste risico voor PGGM is het ALM risico (solvabiliteitsrisico), ofwel het risico dat het fonds op lange termijn de pensioenverplichtingen niet kan nakomen. De solvabiliteit wordt gemeten aan de hand van de verhouding tussen de netto activa (voornamelijk het belegd vermogen) en de pensioen verplichtingen. DNB hanteert bij haar toezicht op de pensioenfondsen eigen solvabiliteitsnormen.
101 Jaarrekening 2005
Het fonds beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van de beheersing van het solvabiliteits risico. Deze beleidsinstrumenten zijn het ALM-beleid (Asset Liability Management), het premiebeleid en het indexatiebeleid. Toepassing van de beleidsinstrumenten is gebaseerd op uitgebreide analyses van de te verwachten ontwikkeling van de financiële markten en de pensioenverplichtingen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de beleggingsmix tezamen met de structuur van de pensioenverplichtingen in verschillende mogelijke economische scenario’s. De uitkomsten van de analyses zijn bepalend voor het ALM-beleid. Dit bestaat uit het beleggingsbeleid en het beleid met betrekking tot de pensioenverplichtingen in hun onderlinge samenhang. Het ALM-beleid vindt zijn weerslag in beleggings richtlijnen en richtlijnen met betrekking tot de pensioenverplichtingen. In aanvulling op het ALM-beleid is in 2005 een start gemaakt met IBM-beleid. IBM staat voor integraal balansmanagement en heeft tot doel beheersing van het risico dat op korte termijn niet aan de solvabiliteitseis van DNB wordt voldaan. Het solvabiliteitsrisico wordt vooral beïnvloed door de prijsrisico’s (het marktrisico, het valutarisico en het renterisico), het kredietrisico en het langlevenrisico. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, private equity en vastgoed) verandert als gevolg van veranderingen in de desbetreffende marktprijzen. Voor de beheersing van het marktrisico met betrekking tot aandelen wordt gebruik gemaakt van derivaten zoals opties en futures. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van voornamelijk de beleggingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt door middel van valutatermijncontracten en valutaswaps. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in de marktrente. Voor de beheersing van het renterisico wordt gebruik gemaakt van renteswaps, renteswaptions. De modified duration van de totale portefeuille vastrentende waarden (exclusief de geldmarktbeleggingen) inclusief de daarop betrekking hebbende rentedrivaten is als volgt:
2005
2004
5,7
5,6
De modified duration van de pensioenverplichtingen inclusief de daarop betrekking hebbende rente derivaten is als volgt:
102 Jaarrekening 2005
2005
2004
15,1
15,5
In onderstaande gevoeligheidsanalyse wordt getoond met welk bedrag het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden (circa 30% van het belegd vermogen) en de pensioenverplichtingen (inclusief rentederivaten) verandert bij een beweging van de rentetermijnstructuur met 100 basispunten.
Stijging
Daling
Waardevermindering vastrentende waarden
1.107
Waardevermindering voorziening pensioenverplichtingen
7.775
Waardestijging vastrentende waarden
1.211
Waardestijging voorziening pensioenverplichtingen
10.034
Netto
- 8.823
2005
6.668
Kredietrisico PGGM loopt kredietrisico op beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico dat wordt gelopen op beleggingen in verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als onderdeel van prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggings proces door middel van richtlijnen met betrekking tot onder andere de maximale belegging per kredietklasse, bedrijf, bedrijfstak en regio. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun contractuele verplichtingen aan PGGM niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld als gevolg van faillissement. Het gaat hier voornamelijk om deposito’s en over-the-counter derivaten. Tegenpartijrisico uit hoofde van deposito’s wordt beheerst door middel van selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten. Tegenpartijrisico uit hoofde van over-the-counter derivaten wordt beheerst door het aangaan van ISDAcontracten en collateral management-overeenkomsten en met relevante tegenpartijen. Langlevenrisico Langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. PGGM houdt bij de bepaling van de voorziening rekening met langer leven van deelnemers dan de levensverwachting volgens recente ervaringsgegevens over de Nederlandse bevolking. Hiervoor worden leeftijdscorrectiefactoren gehanteerd, die zijn gebaseerd op waarnemingen van de PGGM-populatie ten opzichte van de Nederlandse bevolking. Daarnaast wordt bij de bepaling van de voorziening rekening gehouden met een toekomstige verbetering van de levensverwachting, die is getoetst aan verwachtingen van het CBS met betrekking tot de trend uitgewerkt tot en met 2050 in de levensverwachting. Het (resterende) langlevenrisico wordt als klein geschat. Rentederivaten Rentederivaten worden afgesloten voor het actieve beheer van de portefeuille vastrentende waarden met het doel extra rendement te behalen. Verder wordt gebruik gemaakt van rentederivaten om op snelle en efficiënte wijze de assetallocatie te wijzigen. Daarnaast worden rentederivaten ingezet om renterisico’s te beheersen.
103 Jaarrekening 2005
Volgend overzicht geeft inzicht in de omvang en samenstelling van de portefeuille rentederivaten per balansdatum:
2005
2004
Gekocht Verkocht
Gekocht
Verkocht
5.153
24.245
33.433
Renteswaps (notionals) Korter dan een jaar
567
Een jaar tot en met vijf jaar
17.625
18.869
1.926
5.196
Langer dan vijf jaar
16.424
26.286
6.550
2.802
Totaal
34.616
50.308
32.721
41.431
Renteswaptions (delta) Korter dan een jaar
0
455
607
107
Een jaar tot en met vijf jaar
911
158
0
0
Totaal
911
613
607
107
Korter dan een jaar
1.603
2.096
1.709
2.163
Totaal
1.603
2.096
1.709
2.163
Korter dan een jaar
166
181
337
348
Een jaar tot en met vijf jaar
0
0
0
11
337
359
Obligatiefutures (notionals)
Geldmarktfutures (notionals)
Totaal
166
181
Derivaten zakelijke waarden Deze derivaten worden afgesloten met het doel om extra rendement te behalen. Aandelenderivaten (aandelenfutures) worden vooral gebruikt om op snelle en efficiënte wijze de assetallocatie te wijzigen. Daarnaast worden de derivaten op zakelijke waarden ingezet om marktrisico’s te beheersen.
104 Jaarrekening 2005
Volgend overzicht geeft inzicht in de omvang en samenstelling van de portefeuille aandelenderivaten per balansdatum:
2005
2004
Gekocht Verkocht
Gekocht
Verkocht
Aandelenfutures (notionals) Korter dan een jaar
508
1.347
3.001
600
Totaal
508
1.347
3.001
600
Gekocht Verkocht
Gekocht
Verkocht
Aandelencallopties (delta) Korter dan een jaar
0
5
0
0
Een jaar tot en met vijf jaar
0
0
61
0
Totaal
0
5
61
0
Een jaar tot en met vijf jaar
60
0
60
0
Totaal
60
0
60
0
Aandelenputopties (delta)
In het kader van het lange termijn beleggingsbeleid sluit PGGM commodityderivaten af. Deze commodityderivaten zijn voornamelijk total return swaps op de Goldman Sachs Commodity Total Return Index en voor een kleiner deel de Goldman Sachs Energy Total Return Index. PGGM ruilt het totale rendement op de indexen tegen rente berekend over de notional amount van de contracten. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de omvang en samenstelling van de portefeuille commodity derivaten per balansdatum:
2005
2004
Gekocht Verkocht
Gekocht
Verkocht
Commodityswaps (notionals) Korter dan een jaar
3.410
0
2.540
7
Een jaar tot en met vijf jaar
6
0
0
0
2.540
7
Totaal
3.416
0
Korter dan een jaar
324
140
255
9
Een jaar tot en met vijf jaar
38
13
0
0
255
9
Commodityfutures (notionals)
Totaal
105 Jaarrekening 2005
362
153
Valutaderivaten Valutaderivaten worden ingezet om de waardeverandering van de beleggingen als gevolg van valutakoersveranderingen af te dekken. Van de beleggingen luidt omgerekend per saldo € 40.949 miljoen (ultimo 2004: € 29.333 miljoen) in een andere valuta dan de euro:
Obligaties
2005
2004
7.896
6.434
Geldmarktbeleggingen
265
90
Aandelen
25.840
18.821
Private equity
2.186
1.590
Vastgoed
3.872
2.263
Overige zakelijke waarden
890
400
Commodityderivaten
0
-265
Totaal
40.949
29.333
De valutapositie wordt (omgerekend naar Euro) als volgt geanalyseerd:
2005
2004
Beleggingen
Valuta
Netto
Netto
In vreemde derivaten
positie
positie
valuta
US dollar
24.448
40
-50
-24.408
Canadese dollar
769
-771
-2
2
Australische dollar
1.005
-994
11
5
Engelse pond
3.431
-3.422
9
-1
Zwitserse frank
1.279
-1.308
-29
36
Japanse yen
4.655
-4.659
-4
-27
Zweedse kroon
593
-591
2
22
Overige valuta
4.769
-1.254
3.515
2.331
40.949
-37.407
3.542
2.318
Totaal
In overige valuta zijn begrepen valuta van opkomende landen tot een bedrag van € 3.552 miljoen (2004: € 2.321 miljoen). Deze posities worden conform het valuta-hedgebeleid van PGGM niet afgedekt, in tegenstelling tot posities in courante valuta. De koers op balansdatum van de euro ten opzichte van de belangrijkste valuta is:
2004
US dollar
1,1796
1,3593
Canadese dollar
1,3779
1,6286
Australische dollar
1,6080
1,7340
Engelse pond
0,6871
0,7080
Zwitserse frank
1,5546
1,5456
Japanse yen
139,22
139,28
Zweedse kroon
9,3876
9,0328
106 Jaarrekening 2005
2005
Volgend overzicht geeft inzicht in de omvang en samenstelling van de portefeuille valutaderivaten per balansdatum:
2005
2004
Gekocht Verkocht
Gekocht
Verkocht
Valutatermijncontracten (notionals) Korter dan een jaar
4.081
2.284
3.916
1.684
Totaal
4.081
2.284
3.916
1.684
Korter dan een jaar
38.275
3.256
31.508
6.948
Totaal
38.275
3.256
31.508
6.948
Valutaswaps (notionals)
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Er zijn enkele juridische procedures tegen PGGM aanhangig gemaakt inzake de afwikkeling van verkochte vastgoedentiteiten en de afwikkeling van de verkoop van een verzekeringsmaatschappij. Op grond van de beschikbare informatie en na raadpleging van juridisch adviseurs zijn het bestuur en de hoofddirectie van mening dat de uitkomst daarvan geen wezenlijke invloed zal hebben op de financiële positie van het pensioenfonds. Per balansdatum bestaan de volgende investerings- en stortingsverplichtingen:
2004
Private equity
2.220
1.557
Vastgoed
1.056
200
Totaal
3.276
2005
1.757
Het voor private equity vermelde bedrag is gebaseerd op aan de desbetreffende externe vermogens beheerders verstrekte mandaten. De niet in de balans opgenomen pensioenverplichtingen bedragen € 2.074 miljoen (ultimo 2004: € 2.136 miljoen). Dit betreft voorwaardelijke pensioenverplichtingen met betrekking tot nog niet ingegane rechten OBU en overgangsrechten NCP. Deze verplichtingen worden in de komende jaren gefinancierd uit de premies.
Beoordeling financiering en financiële positie De indexering is evenals in 2004 voorwaardelijk en afhankelijk van een dekkingsgraadstaffel die met ingang van 2005 op marktrente is bepaald. In de nieuwe financiële opzet van PGGM, die in 2005 is ontwikkeld, is de premie eveneens afhankelijk van de dekkingsgraad op basis van marktrente. PGGM spaart door voor een reële dekkingsgraad (dekkingsgraad op basis van reële rente) van 100 procent (circa 150% nominaal). Nadat deze 100 procent is bereikt, zal eerst de gemiste indexering worden gecompenseerd. Pas daarna kan de premie eventueel worden verlaagd. In 2005 is de dekkingsgraad op basis van nominale marktrente gestegen van 116 procent tot 118 procent. De dekkingsgraad ultimo 2005 op 4 procent rekenrente bedraagt 124 procent (2004: 111 procent).
107 Jaarrekening 2005
Met ingang van 2005 omvat de berekende dekkingsgraad alle regelingen met uitzondering van de defined contribition regeling van Extra Pensioen. Onderstaande tabel geeft de impact van de verschillende factoren op de ontwikkeling van de dekkingsgraad.
2005
2004
Dekkingsgraad begin van het jaar
116%
123%
Resultaat op beleggingen
17%
7%
Resultaat op premies
-1%
0%
Aanpassing actuariële grondslagen
-1%
0%
Overgang op Nieuwe Flexibele Pensioenregeling
-1%
0%
Opheffing premie-egalisatiereserve AP
2%
0%
Indexering
0%
0%
Waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen
-14%
-13%
Overig
0%
-1%
Dekkingsgraad eind van het jaar
118%
116%
De daling van de nominale rente gedurende 2005 en de daarmee gepaard gaande stijging van de verplichtingen heeft een neerwaarts effect op de dekkingsgraad gehad. De yield is gedaald van 4,3 procent tot 3,7 procent. Het behaalde rendement van 16,4 procent heeft deze daling gecompenseerd met 17 procentpunt. De overige factoren betreffen voornamelijk de ingegane OBU-verplichtingen en de NCP-overgangsrechten. De dekkingsgraad ultimo 2005 bedraagt voor afronding 118,47 procent. Per 1 januari 2006 gaat de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling (NFP) in en worden de actuariële bestandsgrondslagen geactualiseerd. In de jaarrekening 2005 wordt daarmee reeds rekening gehouden. Door de invoering van de nieuwe regeling en de actualisering van de grondslagen daalt de dekkingsgraad op basis van marktrente met 2 procentpunt door een verhoging van de verplichtingen met € 1.049 miljoen. Daarnaast is de de premie-egalisatiereserve AP ultimo 2005 (€ 938 miljoen) opgeheven en toegevoegd aan de algemene reserve. In 2005 heeft PGGM een herstelplan op marktrente bij DNB ingediend. Daarin wordt uitgegaan van een gelijkblijvende nominale rente van 3,7 procent, een portefeuillerendement van 6,5 procent en een looninflatie van 3,0 procent. Dit herstelplan gaat uit van een vereiste dekkingsgraad van 130 procent. Ultimo 2005 is er een voorsprong van 1 procentpunt ten opzichte van dit plan. Het plan wordt naar verwachting in 2017 afgerond. Door lichte wijzigingen in de beleggingsmix en de lagere rentestand ultimo 2005 is de vereiste dekkingsgraad met 3 procentpunt gedaald naar 127 procent. Het feitelijke reservetekort is daarmee ultimo 2005 nog 9 procentpunt. De vereiste dekkingsgraad wordt naar verwachting in 2014 bereikt. De premie voor pensioen en FLEX bedroeg in 2005 conform het premiepad onder het herstelplan op basis van vaste rekenrente gemiddeld 15,5 procent over het salaris. De komende jaren zal de premie gemiddeld voor de sector 15,85 procent over het salaris bedragen uitgaande van ongewijzigde grondslagen. Dit is lager dan de gemiddelde premie van 17,5 procent over het salaris die vorig jaar nog was voorzien. De lagere premie is een gevolg van de invoering van de NFP. De pensioenregeling van PGGM is versoberd, wat resulteert in een lagere premie.
108 Jaarrekening 2005
Alle genoemde premiepercentages zijn gemiddelden van het totaal van de sector, uitgedrukt als percentage van het salaris. De gevraagde premies worden geheven over salaris minus franchise. De grondslag salaris minus franchise is lager dan de grondslag salaris. Het premiepercentage is daarom hoger. Een gemiddelde premie van 15,85 procent over het salaris wordt bereikt door een premie van 22,5 procent over salaris minus franchise te vragen. Het bestuur hanteert een dekkingsgraadstaffel als leidraad voor de bepaling van de hoogte van de jaarlijks toe te kennen indexering. In 2005 bedroeg de indexering 0,36 procent. Daarmee is 48 procent van de gemiddelde loonontwikkeling in de sector doorgegeven in de indexering. Deze gemiddelde loonontwikkeling bedroeg 0,75 procent. Zolang de dekkingsgraad op marktrente lager blijft dan 130 procent, worden de pensioenrechten en pensioenen niet volledig geïndexeerd. De kostendekkende premie 2006 voor pensioen en FLEX bedraagt 16,1 procent over salaris minus franchise. Onder kostendekkende premie wordt verstaan nominale inkooppremie inclusief kosten en solvabiliteitsopslag op een rekenrente die gelijk is aan het verwachte toekomstige rendement van 6,5 procent. De feitelijke premie 2006 ligt met 22,5 procent over salaris minus franchise boven deze kostendekkende premie. Indien de kostendekkende premie 2006 zou worden gebaseerd op de nominale rente eind 2005 zou de premie 26,3 procent over salaris minus franchise bedragen. DNB heeft echter ingestemd met toepassing van het verwachte rendement in plaats van deze nominale rente. De AP premie was gemiddeld 0,7 procent over het salaris in 2005. Dit is 2,0 procent over het salaris minus AP-franchise. In 2006 is de AP premie gemiddeld 0,3 procent over het salaris. Dit komt overeen met 0,8 procent over salaris minus AP-franchise. De forse verlaging is het gevolg van de invoering van de WIA.
109 Jaarrekening 2005
Toelichting geconsolideerde rekening van baten en lasten (bedragen in miljoenen euro’s)
Baten en lasten pensioenactiviteiten 17. Premies Premies betreffen zowel periodieke premies als eenmalige koopsommen.
2004
Pensioenregeling
2.263
1.606
OBU- en FLEX-regeling
1.067
1.103
AP-regeling
168
243
EP-regeling
55
26
Totaal
2005
3.553
2.978
18. Waardeoverdrachten Hieronder is opgenomen het saldo van inkomende bedragen uit hoofde van overgenomen pensioen verplichtingen en uitgaande bedragen uit hoofde van overgedragen pensioenverplichtingen.
2004
Inkomende waardeoverdrachten
154
165
Uitgaande waardeoverdrachten
-102
-143
Per saldo
2005
52
22
19. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw wordt opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de opgebouwde nominale rechten op ouderdomspensioen en FLEX-pensioen, inclusief de overgangsrechten NCP. Verder is hierin begrepen de actuarieel berekende waarde van de verplichtingen met betrekking tot nabestaandenpensioen, OBU-pensioen en AP-pensioen.
2004
Pensioenregeling
1.346
1.048
OBU- en FLEX-regeling
1.222
1.103
AP-regeling
168
243
Totaal
110 Jaarrekening 2005
2005
2.736
2.394
20. Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de rente termijnstructuur van interbancaire swaps per balansdatum. Aan de voorziening pensioenverplichtingen wordt rente toegevoegd op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt primo verslag gevingsperiode. De rentetoevoeging wordt berekend over het gemiddelde van de stand van de voorziening primo periode en de stand van de voorziening ultimo periode, de laatste exclusief het effect van de indexering.
2005
2004
Pensioenregeling
863
715
OBU- en FLEX-regeling
336
274
AP-regeling
31
31
EP-regeling (rendement)
9
3
Totaal
1.239
1.023
21. Waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen De waarde van de pensioenverplichtingen verandert onder invloed van veranderingen in de marktrente.
2004
Pensioenregeling
-5.282
-4.877
OBU- en FLEX-regeling
-1.113
-1.299
AP-regeling
-40
-49
Totaal
2005
-6.435
-6.225
22. Indexering Jaarlijks besluit het bestuur van het fonds met welk percentage de pensioenrechten worden geïndexeerd. De ambitie is om de jaarlijkse indexering van de pensioen-aanspraken vast te stellen op de gemiddelde loongroei volgens de laatst afgesloten CAO’s in de sector. Aan deze ambitie kunnen echter geen rechten worden ontleend, omdat de indexering voorwaardelijk is.
2004
Pensioenregeling
122
0
OBU- en FLEX-regeling
55
0
AP-regeling
3
0
Totaal
111 Jaarrekening 2005
2005
180
0
23. Beschikbaar voor pensioenen en pensioenuitvoeringskosten Toekomstige uitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen en pensioenuitvoeringskosten van de periode.
2004
Pensioenregeling
887
826
OBU- en FLEX-regeling
789
717
AP-regeling
94
105
EP-regeling
3
1
Totaal
2005
1.773
1.649
24. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen:
• • •
Aanpassing actuariële grondslagen Premievrije pensioenopbouw Overige actuariële resultaten
De actuariële grondslagen zijn de uitgangspunten en veronderstellingen waarop de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd. Onder aanpassing actuariële grondslagen wordt het effect van aanpassing daarvan op de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. De pensioenregeling voorziet in premievrije voortzetting van de opbouw van ouderdomspensioen en FLEX-pensioen in geval van arbeidsongeschiktheid. Ook deelnemers aan de OBU-regeling bouwen premievrij ouderdomspensioen op. De premievrije pensioenopbouw betreft de actuarieel berekende waarde van de toekomstige opbouw van nominale rechten gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid respectievelijk de periode van de overbruggingsuitkering. Onder overige actuariële resultaten worden die actuariële resultaten verantwoord die naar hun aard niet kunnen worden gerubriceerd onder een van de andere categorieën.
2004
Pensioenregeling
106
378
OBU- en FLEX-regeling
-658
-691
AP-regeling
0
76
Totaal aanpassing actuariële grondslagen
2005
-552
-237
Premievrije pensioenopbouw arbeidsongeschikten
-123
-71
Premievrije pensioenopbouw deelnemers OBU-regeling
-116
-114
Pensioenrechten waardeoverdrachten, per saldo
-48
-20
Vrijval verplichtingen AP-regeling
77
225
Opbouw kapitaal EP-regeling
-41
-24
Wijziging regeling
-256
0
Overige actuariële resultaten, per saldo
199
-44
Totaal
-860
112 Jaarrekening 2005
-285
25. Pensioenen
2004
Ouderdomspensioen
707
663
Partnerpensioen
148
139
Wezenpensioen
7
6
Totaal pensioenregeling
OBU- en FLEX-regeling
808
743
AP-regeling
91
94
2005
808
Totaal
862
1.761
1.645
26. Pensioenuitvoeringskosten Dit betreft de kosten met betrekking tot de uitvoering van de pensioenregeling, zijnde de totale kosten van de organisatie, verminderd met de geactiveerde kosten, de doorberekende kosten en de kosten van de beleggingsactiviteiten.
2005
2004
Salarissen
53
57
Pensioenlasten
7
7
Sociale lasten
5
5
Kosten inhuur personeel
26
19
Overige personeelskosten
11
12
Totaal personeelskosten
Externe kosten vermogensbeheer
102
100
96
83
Huisvestingskosten
8
9
Automatiseringskosten
12
14
Advieskosten
4
5
Overige kosten
19
19
Totaal kosten
241
230
Geactiveerde kosten intern ontwikkelde computersoftware
-10
-12
Kosten doorberekend aan groepsmaatschappijen
-5
-4
Kosten doorberekend aan derden
-1
-1
Kosten pensioenfonds
225
213
Kosten vermogensbeheer
-131
-119
Kosten uitvoering pensioenregeling
94
94
113 Jaarrekening 2005
27. Overige baten en lasten pensioenactiviteiten Hieronder zijn de baten en lasten verantwoord die naar hun aard niet kunnen worden gerubriceerd onder een van de andere categorieën baten en lasten uit hoofde van de pensioenactiviteiten.
2005
2004
Mutatie herverzekerde pensioenrechten
22
9
Vergoeding afkoop toekomstige overrente herverzekering
0
17
Resultaat deelnemingen
3
1
Rente vorderingen op deelnemingen
1
2
Overige lasten
-2
-2
Per saldo
24
27
114 Jaarrekening 2005
Baten en lasten beleggingsactiviteiten 28. Opbrengst beleggingen Onder opbrengst beleggingen zijn opgenomen de op de periode betrekking hebbende directe opbrengsten (rente en dividend) en de indirecte opbrengsten, zijnde waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen. De gepresenteerde rente betreft de couponrente. De amortisatie van agio en disagio is begrepen in de prijsverandering. Het volgende overzicht is ingedeeld naar de aard van de financiële instrumenten: 2005
Direct
Prijs-
Valuta-
Kosten
veran-
veran-
dering
dering
Leningen
26
10
0
Totaal
Vastrentende waarden 0
36
Obligaties
741
86
717
-8
1.536
Geldmarktbeleggingen
101
-1
79
-13
166
Rentederivaten
0
-108
0
0
-108
656
5.039
2.168
-48
7.815
Zakelijke waarden Aandelen Aandelenderivaten
0
217
0
0
217
Private equity
193
849
226
-16
1.252
Vastgoed
387
839
298
-5
1.519
Overige zakelijke waarden
7
51
77
-6
129
Commodityderivaten
0
732
0
0
732
2.111
7.714
3.565
-96
13.294
Totaal
-10
-10
Valutaderivaten
Rentelasten
-3.318
Ten gunste van groepsmaatschappijen
-28
Kosten eigen organisatie
-35
Netto beleggingsopbrengsten
9.903
Beleggingskosten exclusief kosten eigen organisatie
96
Kosten eigen organisatie
35
Rentelasten
10
Bruto beleggingsopbrengsten
115 Jaarrekening 2005
10.044
2004
Direct
Prijs-
Valuta-
veran-
veran-
dering
dering
Kosten
Totaal
Vastrentende waarden Leningen
33
16
0
0
49
Obligaties
659
362
-375
-9
637
Geldmarktbeleggingen
100
19
-21
-8
90
Rentederivaten
0
54
0
-2
52
Aandelen
540
2.440
-916
-38
2.026
Aandelenderivaten
0
221
0
-3
218
Zakelijke waarden
Private equity
211
191
-82
-15
305
Vastgoed
319
397
-128
-4
584
Overige zakelijke waarden
0
24
-33
-4
-13
Commodityderivaten
0
452
0
0
452
1.862
4.176
-1.555
-83
4.400
-12
-12
Valutaderivaten
1.514
Overige baten en lasten (per saldo)
-37
Ten gunste van groepsmaatschappijen
-16
Kosten eigen organisatie
-36
Totaal
Rentelasten
Netto beleggingsopbrengsten
5.813
Beleggingskosten exclusief kosten eigen organisatie
83
Kosten eigen organisatie
36
Rentelasten
12
Overige baten en lasten (per saldo)
37
Bruto beleggingsopbrengsten
5.981
2005
2004
Collectieve regelingen
10.035
5.978
EP-regeling
9
3
De bruto beleggingsopbrengsten kunnen als volgt worden geanalyseerd:
Totaal
10.044
5.981
De netto beleggingsopbrengsten EP-regeling komen ten goede aan de deelnemers aan deze individuele pensioenregeling.
116 Jaarrekening 2005
Volgend rendementsoverzicht is ingedeeld naar beleggingsmandaten conform de strategische beleggingsmix, waarbij de valutaresultaten zijn toegerekend aan de assetcategorieën:
Vastrentende waarden
764
2005
2004
4,5%
1.187
6,3%
Aandelen
6.052
21,2%
3.029
12,0%
Private equity
1.012
33,6%
392
16,7%
Vastgoed
1.110
17,8%
708
12,6%
Commodities
802
26,9%
497
20,9%
Portfolio of Strategies
163
14,3%
-
-
5.813
10,9%
Totaal
9.903
16,4%
De rendementen worden berekend als time-weighted rate of return (TWR) op basis van de dagelijkse waarderingsmethode, waarbij de dagrendementen worden herleid tot een jaarrendement. De aansluiting met de hiervoor gepresenteerde beleggingsopbrengsten, voornamelijk gebaseerd op de aard van de financiële instrumenten, is als volgt: 2005 ALM-perspectief
Vast- Aandelen
Private
Vast-
Commo- Portfolio of
rentend en deeln.
equity
goed
dities Strategies
Totaal
Jaarrekening-perspectief Leningen Obligaties
36
0
0
0
0
0
36
1.536
0
0
0
0
0
1.536
Geldmarkt
65
31
-1
1
69
1
166
-101
0
0
0
0
-7
-108
Aandelen
0
7.815
0
0
0
0
7.815
Aandelenderivaten
0
122
0
0
0
95
217
Rentederivaten
Private equity
0
0
1.252
0
0
0
1.252
Vastgoed
0
0
0
1.519
0
0
1.519
Overig
0
0
0
0
0
129
129
Commodityderivaten
0
0
0
0
727
5
732
1.536
7.968
1.251
1.520
796
223
13.294
-754
-1.882
-235
-399
11
-59
-3.318
-9
0
0
-1
0
0
-10
773
6.086
1.016
1.120
807
164
9.966
Totaal Valutaderivaten Rentelasten Subtotaal
Tgv groepsmaatschappijen
-3
-18
-2
-3
-2
0
-28
Kosten eigen organisatie
-6
-16
-2
-7
-3
-1
-35
764
6.052
1.012
1.110
802
163
9.903
Netto
117 Jaarrekening 2005
29. Beheersing balansrisico’s Hieronder zijn opgenomen de resultaten uit derivaten die zijn afgesloten ten behoeve van het liability management en om het korte termijn balansrisico te beheersen.
2005
2004
Totaal
180
0
30. Rentelasten Rentelasten zijn alle kosten uit hoofde van het ter beschikking krijgen van leningen, collateral management gelden en andere rentedragende opgenomen gelden.
2005
2004
Totaal
10
12
31. Kosten van vermogensbeheer Dit betreft zowel de interne kosten als de externe directe kosten van de beleggingsactiviteiten.
2005
2004
Kosten eigen organisatie
35
36
Beheervergoedingen
86
62
Bewaarloon
8
9
Overige kosten
2
12
Totaal
131
119
De transactiekosten zijn onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. De portefeuille private equity wordt beheerd door de 50-procentdeelneming AlpInvest Partners N.V.. De in de kosten van vermogensbeheer begrepen fee bedraagt € 16 miljoen (2004: € 15 miljoen).
32. Overige baten en lasten beleggingsactiviteiten
2004
Resultaat deelnemingen
0
2
Waardevermindering deelnemingen
0
-39
Totaal
0
-37
2005
Overige informatie Omzet De omzet volgens RJ 610 (som van premies en directe beleggingsopbrengsten) bedraagt € 5.664 miljoen (2004: € 4.841 miljoen).
118 Jaarrekening 2005
Z-score Conform het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 dient een bedrijfstakpensioenfonds een performancetoets op te stellen, de zogenaamde Z-score. Vijf opeenvolgende jaarlijkse Z-scores vormen de input voor deze performancetoets. Indien de performancetoets een uitkomst oplevert die minder is dan -1,28, kan op basis van artikel 5 lid 1a van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 vrijstelling worden verleend aan instellingen die verplicht deelnemen aan de pensioenregeling van PGGM. PGGM is van mening dat de Z-score uitsluitend betrekking heeft op uitvoering van het beleggingsbeleid. Beleggingsresultaten uit hoofde van ‘Beheersing van balansrisico’s’ behoren daarmee buiten de Z-score te vallen. Bij de berekening van de Z-score worden daarom buiten beschouwing gelaten de resultaten uit derivaten die zijn afgesloten ten behoeve van het liability management en om het korte termijn balansrisico te beheersen. PGGM’s Z-score over 2005 is uitgekomen op 1,99 (2004: 0,30). De performancetoets, berekend over de jaren 2001 tot en met 2005 komt uit op -0,04 (2000 tot en met 2004: -0,62). Indien ook de hierboven aangegeven resultaten uit derivaten in de Z-score 2005 zouden worden betrokken, dan is het effect hiervan zeer beperkt. Medewerkers Het gemiddelde aantal medewerkers berekend op basis van fulltime equivalenten is:
2004
Pensioenbedrijf
304
331
Advies
142
144
Investments
128
126
IFS
260
293
Corporate Staf en F&C (inclusief hoofddirectie)
142
149
Totaal
976
2005
1.043
Pensioenregeling medewerkers De pensioenlasten van de uitvoeringsorganisatie worden in overeenstemming met RJ 271 in de jaar rekening verwerkt als zou sprake zijn van een toegezegde-bijdrage-regeling in plaats van een toegezegd-pensioenregeling, omdat PGGM een bedrijfstakpensioenfonds is. De pensioenregeling van de medewerkers is immers ondergebracht bij PGGM zelf. Als bedrijfstakpensioenfonds heeft PGGM geen verplichting tot het doen van aanvullende bijdragen in het geval van een tekort bij het fonds, anders dan het voldoen van toekomstig hogere premies. Om deze reden worden de op een periode betrekking hebbende premies in die periode ten laste van het resultaat gebracht. Bezoldiging bestuurders De bezoldiging van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies, bedraagt: (bedragen in duizenden euro’s)
2005
Honoraria
Vacatie-
gelden
2004
Honoraria
Vacatie-
gelden
J.G.M. Alders (voorzitter)
49
-
49
-
Overige bestuursleden
146
377
163
398
33
-
47
-
259
398
Adviserende leden Bestuurscommissie Investments Totaal
119 Jaarrekening 2005
228
377
Het bedrag vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. De bezoldiging van de leden van de hoofddirectie bedraagt: (bedragen in duizenden euro’s)
2005
2004
Salaris Pensioen-
Bonus
Salaris Pensioen-
Bonus
en sociale
en sociale
lasten
lasten
322
96
-
255
79
-
-
-
-
64
11
-
K.J. Noordzij (voorzitter) 1) D.J. de Beus (voorzitter) 2)
E.F. Bos 3)
221
43
33
-
-
-
H.J. van Essen
280
54
28
280
52
-
L.C. van de Kieft
278
56
28
273
44
-
47
9
-
280
50
-
1.148
258
89
1.152
236
-
R.M.S.M. Munsters 4) Totaal 1) Vanaf 15 maart 2004 2) Tot 15 maart 2004 3) Vanaf 15 maart 2005 4) Tot 1 maart 2005
De heer Noordzij heeft een additionele vergoeding van € 35.000 (2004: € 35.000) ontvangen, ten behoeve van de inkoop van extra pensioenrechten. Tevens is hem in verband met zijn vertrek per 1 maart 2006 een bedrag van € 641.000 conform de overeengekomen vertrekregeling vergoed. Met ingang van 2005 is aan de hoofddirectieleden een bonusregeling toegekend. Deze is gerelateerd aan de te behalen ondernemingsdoelstellingen. Voor hun resultaten in 2005 is de variabele beloning van de heren Van Essen en Van de Kieft vastgesteld op 10% (maximum is 15%). Voor mevrouw Bos is de variabele beloning vastgesteld op 15% (maximum is 20%). Aan de leden van de hoofddirectie zijn leningen verstrekt, waarvan per balansdatum openstaat:
2004
E.F. Bos
640
-
H.J. van Essen
234
279
R.M.S.M. Munsters
-
998
Totaal
2005
874
De leningen zijn verstrekt op voorwaarden die voor alle PGGM-medewerkers gelden.
120 Jaarrekening 2005
1.277
Toelichting geconsolideerde actuariële analyse van het resultaat (bedragen in miljoenen euro’s) 33. Resultaat op premie Het resultaat op premie kan als volgt worden geanalyseerd:
2005
2004
Premies
2.189
1.532
Pensioenopbouw actieven
-1.216
-925
Pensioenregeling
Premievrije pensioenopbouw
• •
Arbeidsongeschikten
-111
-61
OBU’ers
-116
-114
Overgangsrechten NCP
-1
-37
Ingegaan nabestaandenpensioen risicoverzekering
-125
-86
Resultaat op premies
Resultaat op waardeoverdrachten Totaal pensioenregeling
620
309
2
1
622
310
Premies
1.048
1.084
Pensioenopbouw FLEX actieven
-758
-634
OBU- en FLEX-regeling
Premievrije pensioenopbouw arbeidsongeschikten
-12
-10
Overgangsrechten NCP
-122
-114
Ingegaan OBU-pensioen, per saldo
-332
-355
Resultaat op premies
-176
Resultaat op waardeoverdrachten Totaal OBU- en FLEX-regeling
-29
2
0
-174
-29
Premies
168
243
Verplichtingen
-168
-243
AP-regeling
Totaal AP-regeling
0
0
Totaal resultaat op premie
448
281
121 Jaarrekening 2005
Het resultaat op premie is verbeterd ten opzichte van 2004. De gevraagde premie voor pensioen en FLEX is gestegen van totaal gemiddeld 13,0 procent naar 15,5 procent over het salaris. Hier staat tegenover dat de pensioenopbouw duurder is geworden als gevolg van de daling van de marktrente. Verder zijn de overgangsrechten NCP ad € 122 miljoen opgenomen onder resultaat op premie OBU- en FLEX-regeling, terwijl de hierop betrekking hebbende premie ad € 109 miljoen onderdeel is van de premie pensioen regeling. De gevraagde FLEX-premie ad € 1.048 heeft namelijk alleen betrekking op de zuivere opbouw van FLEX-rechten en de inkoop van OBU-rechten. Per saldo resulteert een fors positief resultaat op premie pensioenregeling en een negatief resultaat op premie OBU- en FLEX-regeling.
34. Resultaat op beleggingen en verplichtingen Het resultaat op beleggingen en verplichtingen kan als volgt worden geanalyseerd:
2005
2004
Resultaat beleggingsactiviteiten
10.083
5.813
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
-1.239
-1.023
Waardeverandering voorziening pensioenverplichtingen
-6.435
-6.225
Indexering pensioenrechten
-180
0
Totaal resultaat op beleggingen
2.229
-1.435
Het resultaat op beleggingen en verplichtingen is fors positief als gevolg van de hoge beleggingsopbrengsten. Het rendement over 2005 bedraagt 16,4 procent tegen 10,9 procent over 2004. De waardestijging van de pensioenverplichtingen is opnieuw hoog als gevolg van de verder gedaalde marktrente. De indexering is relatief beperkt als gevolg van de beheerste loongroei in de sector en het toepassen van de indexeringsstaffel op marktrente.
35. Resultaat op pensioenen en pensioenuitvoeringskosten Het resultaat op pensioenen en pensioenuitvoeringskosten kan als volgt worden geanalyseerd:
2004
Werkelijke pensioenuitkeringen
-1.761
-1.645
Beschikbaar uit voorziening pensioenverplichtingen
1.737
1.616
Resultaat op pensioenen
2005
-24
-29
Werkelijke pensioenuitvoeringskosten
-94
-94
Kostenopslag in premies jaar
92
94
Beschikbaar uit voorziening pensioenverplichtingen
34
32
Kostendekking EP-regeling
3
1
Resultaat op pensioenuitvoeringskosten
35
33
11
4
Totaal resultaat op pensioenen en pensioenuitvoeringskosten
122 Jaarrekening 2005
Het negatieve resultaat op pensioenen wordt gecompenseerd door het positieve resultaat op pensioenuitvoeringskosten. 36. Aanpassing actuariële grondslagen
2005
2004
Arbeidsongeschiktheid en reactivering
-524
-151
Wijziging WAO
0
-58
Aanpassing andere bestandsgrondslagen
-28
-19
Wijzigingen actuariële model
0
-8
Totaal aanpassing actuariële grondslagen
-552
-236
De belangrijkste grondslagwijziging heeft betrekking op de verlaagde kansen om in de toekomst arbeidsongeschikt te worden. Als gevolg daarvan is de kans op toekomstige uitkering van opgebouwde FLEX-rechten toegenomen en is voorziening pensioen-verplichtingen met betrekking tot FLEX-pensioen verhoogd.
37. Overige resultaten
2004
Invoering NFP
-498
0
Invoering WIA
242
0
Overige actuariële resultaten, per saldo
276
182
Overige baten en lasten, per saldo
24
27
Totaal overige resultaten
44
2005
209
De overige resultaten betreffen zowel de resultaten op wijziging regeling (NFP en WIA) per 1 januari 2006 als de overige actuariële resultaten in het boekjaar. De overgang op de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling laat een fors negatief resultaat zien. Dit wordt grotendeels verklaard door het inverdienen van de compensatie van de NCP-overgangsrechten door zowel deelnemers die zijn geboren in 1950 als door huidige arbeidsongeschikte deelnemers bij door lopende arbeidsongeschiktheid. De overige actuariële resultaten worden in belangrijke mate positief beïnvloed door de FLEX-regeling en de AP-regeling. Bij de FLEX-regeling zijn de voornaamste positieve resultaten geboekt op de realisaties van arbeidsongeschiktheid en ontslag gedurende het verslagjaar. Bij de AP-regeling is de gerealiseerde reactivering in 2005 de belangrijkste winstbron. Per saldo zijn de overige resultaten licht positief en gedaald ten opzichte van 2004. Indien de regelingwijzigingen niet worden meegenomen is er echter sprake van een fors hoger positief resultaat ten opzichte van 2004.
123 Jaarrekening 2005
Toelichting geconsolideerd kasstroomoverzicht (bedragen in miljoenen euro’s) De mutatie van de liquide middelen met € 2.135 miljoen kan als volgt worden aangesloten met de balans:
2004
Totaal liquide middelen begin van het jaar
4.364
2.500
Mutatie liquide middelen
-2.135
1.864
Totaal liquide middelen eind van het jaar
2005
2.229
4.364
2004
Totaal geldmarktbeleggingen
4.365
6.140
Liquiditeitenfondsen
-2.130
-1.771
Lopende rente
-6
-5
De liquide middelen zijn in de balans opgenomen onder geldmarktbeleggingen:
Totaal liquide middelen
124 Jaarrekening 2005
2005
2.229
4.364
Enkelvoudige balans per 31 december 2005 (bedragen in miljoenen euro’s)
2005
2004
Beleggingen in vastrentende waarden
25.941
24.298
Beleggingen in zakelijke waarden
45.356
35.159
Derivaten
2.068
3.169
Herverzekeringen
235
211
Vorderingen
856
594
Deelnemingen in groepsmaatschappijen
432
332
Overige deelnemingen
103
102
Overige activa
80
74
Activa
Totaal activa
75.071
63.939
Stichtingskapitaal en reserves
11.212
9.032
Voorziening pensioenverplichtingen
60.796
51.119
Derivaten
2.104
1.307
Schulden en voorzieningen
959
2.481
Passiva
Totaal passiva
75.071
63.939
Voor de algemene toelichting verwijzen wij naar de geconsolideerde balans en winst- en verliesrekening. De grondslagen voor waardering en resultaatbepaling voor de enkelvoudige jaarrekening zijn gelijk aan de grondslagen die worden vermeld in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. De deelnemingen in groepsmaatschappijen kent het volgende verloop:
2005
2004
Balanswaarde begin van het jaar
332
337
Investeringen
30
7
Desinvesteringen
0
0
Resultaat deelnemingen
85
73
Ontvangen dividend
-15
-85
Balanswaarde eind van het jaar
432
332
Voor het mutatieoverzicht van de Overige deelnemingen wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
125 Jaarrekening 2005
Enkelvoudige rekening van baten en lasten 2005 (bedragen in miljoenen euro’s)
2004
Resultaat deelnemingen in groepsmaatschappijen
85
73
Resultaat overige deelnemingen
3
3
Overig resultaat
2.092
-1.253
Resultaat
2.180
-1.177
2005
De enkelvoudige rekening van baten en lasten is opgesteld in overeenstemming met artikel 402 Boek 2 BW.
Zeist, 7 april 2006 Het bestuur: J.G.M. (Hans) Alders, voorzitter J.F. (Jenneke) van Pijpen, plaatsvervangend voorzitter T. (Tim) de Jong, 2e plaatsvervangend voorzitter W.H. (Wim) de Weijer MHA, secretaris drs. M.W. (Marco) Meerdink, plaatsvervangend secretaris W.J. (Willem Jelle) Berg F. (Frits) Brink drs S.J. (Sandra) Franken, G.M.A.A. (Gabriël) van der Heijde ir. A.K.J. (Ane) Hoekstra drs. J.J.A.H. (Hans) Klein Breteler drs. R.V.W.M. (Roy) Lantain E.W.M. (Elise) Merlijn De hoofddirectie: drs. E.F. (Else) Bos drs. H.J. (Heino) van Essen drs. L.C. (René) van de Kieft RC MAC
126 Jaarrekening 2005
127 Jaarrekening 2005
128
Overige gegevens
Actuariële verklaring Aan: Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en
Maatschappelijke Belangen, Zeist
Opdracht Ingevolge de mij door het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (PGGM) te Zeist toevertrouwde opdracht tot certificering is de financiële positie per 31 december 2005 van het fonds door mij beoordeeld, en zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld.
Gegevens De gegevens, waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. De administratieve basisgegevens, die aan de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen ten grondslag liggen, waaronder begrepen de opgebouwde pensioenrechten, zijn door de accountant van het pensioenfonds, in het kader van diens controle van de jaarrekening, gecontroleerd. Bij de bedoelde basisgegevens is een accountantsverklaring verstrekt. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens uit de jaarrekening, waarbij een accountantsverklaring is verstrekt.
Werkzaamheden Bij de beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en Spaarfondsenwet expliciet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en de overige verzekeringstechnische voorzieningen gecontroleerd. Voorts zijn de uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze controles zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de betreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Daarnaast heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. Tevens is door mij gecontroleerd of de vaststelling van de kostendekkende premie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de richtlijnen van De Nederlandsche Bank (DNB). Naar mijn mening vormen de beschreven controles en toetsen een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel.
Oordeel De strekking van de accountantsverklaring, afgegeven bij de algemene basisgegevens, is zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard. Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met de in de jaarrekening vermelde methoden en grond slagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in de jaarrekening genoemde voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, per balansdatum afdoende.
130 Overige gegevens
Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets conform de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk zijn aan de voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, dus sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn per balansdatum lager dan de daartoe door DNB gestelde norm. Er is daarom sprake van een reservetekort conform de definitie van DNB. De reserves bevinden zich per balansdatum op het niveau, met DNB in het plan tot opheffen van reservetekort voor die datum overeengekomen. Jaarlijkse affinanciering van tijdsevenredige aanspraken Aan artikel 9a lid 2 van de Pensioen- en Spaarfondsenwet is naar mijn oordeel voldaan. Vaststelling kostendekkende premie De kostendekkende premie over het boekjaar is vastgesteld in overeenstemming met de richtlijnen van DNB.
Financiële positie van het pensioenfonds De financiële positie van PGGM is naar mijn mening onvoldoende vanwege het geconstateerde reservetekort. Bij handhaving van het tot dusverre gevoerde beleid zal het pensioenfonds waarschijnlijk – uitgaande van de door mij op het beoordelingsmoment relevant en realistisch geachte veronderstellingen – binnen de in het door de DNB goedgekeurde herstelplan genoemde termijn, het reservetekort beëindigen. Daarbij is in aanmerking genomen het aan verzekerden gespecificeerde algemeen beleid inzake indexatie. Amstelveen, 7 april 2006 Watson Wyatt Brans & Co
B. den Hartog AAG
131 Overige gegevens
Accountantsverklaring Aan:
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en
Maatschappelijke Belangen, Zeist
Opdracht Ingevolge uw opdracht hebben wij de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2005 van Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen te Zeist gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de hoofddirectie van de stichting. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaar nemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de hoofddirectie van de stichting daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening. Amsterdam, 7 april 2006 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
E.L. Rondhout RA
132 Overige gegevens
Personalia Bestuur
Commissie van Beroep
J.G.M. (Hans) Alders, voorzitter
prof.mr. W.J.P.M. Fase, voorzitter mr. J.J.M. de Laat, lid
Leden, vertegenwoordigers van de
mr. D.J.B. de Wolff, lid
werkgeversorganisaties
mr. G. Boot, plaatsvervangend lid,
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN)
mr. L.M. van der Sluis, plaatsvervangend lid
F. (Frits) Brink Maatschappelijk Ondernemers Groep (MO Groep)
Hoofddirectie
ir. A.K.J. (Ane) Hoekstra
ir. K.J. (Karel) Noordzij MBA, voorzitter
Arcares
(tot en met 28 februari 2006)
drs. J.J.A.H. (Hans) Klein Breteler
drs. E.F. (Else) Bos (vanaf 15 maart 2005)
Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg
drs. H.J. (Heino) van Essen (waarnemend voorzitter
Nederland (GGZN)
vanaf 1 maart 2006)
drs. M.W. (Marco) Meerdink, plaatsvervangend
drs. L.C. (René) van de Kieft RC MAC
secretaris (vanaf 1 januari 2006)
drs. R.M.S.M. Munsters (tot en met 28 februari 2005)
NVZ vereniging van ziekenhuizen (NVZ) drs. R.V.W.M. (Roy) Lantain (vanaf 1 januari 2006)
Management (stand per 31 december 2005)
drs. J. (Johan) Wagenaar, plv. secretaris
drs. A.J.M. (Arjen) van Amerongen, AAG,
(tot en met 31 december 2005)
hoofd Actuariaat Beheer & Control
Z-org, organisatie van zorgondernemers
drs. P. (Paul) Braams, directeur Advies
W.H. (Wim) de Weijer MHA, secretaris
mr. G.B.J. (Gert Jaap) Das, hoofd Fiscale en Juridische Zaken,
Leden, vertegenwoordigers
drs. H.B. (Henry) Dikkema RC, Groepscontroller
van de werknemersorganisaties
drs J. (Johan) van der Ende, directeur Third
ABVAKABO FNV
parties Operations & Staff a.i.
J.W.A. (Jan Willem) Dieten (tot en met 30 april 2005)
drs. A.E. (Anne-Else) Højberg, secretaris van
T. (Tim) de Jong, (2e plaatsvervangend voorzitter
de hoofddirectie
vanaf 1 november 2005)
drs. L.J.M. Lueb, directeur Equities
E.W.M. (Elise) Merlijn (vanaf 13 mei 2005)
(vanaf 1 november 2005)
J.F. (Jenneke) van Pijpen, plaatsvervangend voorzitter
mr. J.J.G. (Jan) Neven, stafdirecteur Productstrategie
CNV Publieke Zaak
R.M.N.C. (Renate) van Ommeren-Otten, stafdirecteur
W.J. (Willem Jelle) Berg
Human Resources, tevens interne reporting officer
drs. S.J. (Sandra) Franken (vanaf 11 november 2005)
(in het kader van de klokkenluiderregeling)
H.M. (Cinthy) Meulblok, 2e plaatsvervangend
H.R. Porte, directeur Structured Investments a.i.
voorzitter (tot en met 31 augustus 2005)
drs. P.J. (Piet) Roelandt, directeur Fixed Income,
NU’91: Nieuwe Unie ’91, beroepsorganisatie van
Treasury & Commodities
de verpleging en verzorging
ir. P.J.J. (Paul) Schuurkes MBA, stafdirecteur
G.M.A.A. (Gabriël) van der Heijde
New Business Development drs. G.M. (Marjolein) Sol, directeur Equities
Externe adviseurs
(tot en met 31 oktober 2005)
bestuurscommissie Investments
drs. J.H. (Jan) Tamerus AAG, stafdirecteur
prof. dr. J. Frijns (vanaf 1 juli 2005)
Corporate Actuariaat & ALM
drs. A.G. Jacobs (tot en met 31 maart 2005)
J.H.W.R. (Jan) van der Vlist, directeur Structured
drs. J.M. Overmeer (vanaf 1 april 2006)
Investments
dr. H.H.F. Wijffels
drs. H.E. (Harry) Vossebeld, directeur Pensioenbedrijf W.C. (Wim) Walter, directeur ICT & Facility Services
Externe reporting officer
J.A.W. (Joop) Winterink RA RE, hoofd Internal Audit,
(in het kader van de klokkenluiderregeling)
tevens interne compliance officer
drs. J.C.J. Timmer (vanaf 1 september 2005)
mr. F. (Frans) Prins, stafdirecteur Public Affairs (tot en met 28 februari 2006)
133 Personalia
PGGM-raad
MO Groep
Samenstelling tot en met 31 december 2005
leden (4) mr. G. Coehorst
ABVAKABO / FNV
drs. H. Sikkema
leden (10)
mw. I. Smidt
mw. A. Hoeflak
R. Vergeer
R.M.A.A. Kalf J.B. Klaverdijk
NU ’91, Nieuwe Unie ’91
mw. M.A. Koopman-Wassink
leden (4)
(vertegenw. gepensioneerden)
R.P. Belt
A. de Maat
J.H. Elema
mr. L.L.G. Verbauwen
J.W. Jong (vertegenw. gepensioneerden)
mw. Y. van de Vissersdijk
H. Vankan
T.G. de Winter R.P. Wit
NVZ, vereniging van ziekenhuizen
J.A. Wolbers
leden (4) ir. J.W.M. Borgsteede
Arcares
L. van Eijk
leden (4)
drs. P. Patijn
drs. J.C. Caljouw RA
drs. S.J.G.A. Weijenborg
F.B. Venema G.A. Werdmüller von Elgg
VGN, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
(1x vacature)
leden (4) drs. A.A.F.M. Breukers MBA
Belangenvereniging Pensioengerechtigden PGGM
A.A.A.J. Groenendijk
leden (2)
ing. A. Joustra MHA
dr. M.F. Korver
H.J. Prins
drs. G.A. de Kwaasteniet Z-org, organisatie van zorgondernemers CNV Publieke Zaak
leden (4)
leden (5)
dr. J.J. Klinkert
IJ. Brandsma
drs. A. Koster
mw. A. Jonker-Postma
drs. G.H.M. Verkerk
C. Leidekker
ing. C.P.J. Verouden NHA
L.M. van der Vleuten L.G. Wiarda (vertegenw. gepensioneerden) FBZ, Federatie van beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek leden (3) mr. A.W.J.M. van Bolderen dr. ir. P.S.H. Kuppens (vertegenw. gepensioneerden) drs. A. Warmer GGZN, Geestelijke Gezondheidszorg Nederland leden (4) drs. W.J. de Cloe drs. P.J.L. van Heugten drs. H. Meppelink drs. H.L. Wiertsema
134 Personalia
Bijlagen Bijlage 1: Nevenfuncties (stand 31 december 2005) Voorzitter PGGM-bestuur J.G.M. Alders functie in bestuur
voorzitter
leeftijd
53
nationaliteit
Nederlandse
benoemende organisatie
bestuur PGGM
aftreden volgens rooster
09-03-2013
beroep
Commissaris van de Koningin in de provincie Groningen
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuursfunctie
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• • •
voorzitter Raad van Commissarissen Aedes voorzitter Raad voor de Rechtsbijstand lid van de Raad van Toezicht Juridisch loket
Werkgeversvertegenwoordigers in PGGM-bestuur F. Brink functie in bestuur
lid
leeftijd
59
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
VGN
aftreden volgens rooster
13-02-2015
beroep
voorzitter Raad van Bestuur Stichting Philadelphia
Zorg te Nunspeet
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• • •
vice-voorzitter VGN vice-voorzitter NOC*NSF lid van de Raad van Commissaris Eneco
Holding N.V. ir. A.K.J. Hoekstra functie in bestuur
lid
leeftijd
62
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
MO Groep
aftreden volgens rooster
07-12-2013
beroep
algemeen directeur Rabobank Den Haag en
Omgeving te Den Haag (tot 1 februari 2005)
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
•
lid bestuur stichting Hoenderloo Beheer
(tehuizen voor jeugdhulpverlening)
135 Bijlage
drs. J.J.A.H. Klein Breteler functie in bestuur
lid
leeftijd
59
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
Arcares
aftreden volgens rooster
01-01-2015
beroep
algemeen directeur Zorginstellingen
Pieter van Foreest te Delft
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• • • •
fractievoorzitter CDA Provinciale Staten van
Zuid-Holland
lid bestuur Pensioenfonds v.d.Velde ’t Veentje lid bestuur Stichting Administratiekantoor
Weboma Beheer drs M.W. Meerdink functie in bestuur
lid
leeftijd
47
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
GGZN
aftreden volgens rooster
01-08-2016
beroep
voorzitter Raad van Bestuur GGZ Dijk en Duin
te Castricum
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• •
lid Business Advisory Board Fortis Bank Nederland lid Bestuur GGZ Centrum West Friesland
drs. J. Wagenaar functie in bestuur
plv. secretaris (tot en met 31 december 2005)
leeftijd
58
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
NVZ
aftreden volgens rooster
17-12-2010
beroep
algemeen directeur Zaans Medisch Centrum
te Zaandam (tot 15 september 2005)
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
•
bestuurslid NVZ (tot 24 november 2005)
W.H. de Weijer MHA functie in bestuur
secretaris
leeftijd
52
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
Z-org, organisatie van zorgondernemers
aftreden volgens rooster
01-01-2010
beroep
voorzitter Raad van Bestuur Evean te Purmerend
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• • •
lid bestuur Z.U.N. Coöperatieve Vereniging u.a.
te Gouda
voorzitter Raad van Commissarissen Regionale
Entadministratie Zuid-Holland
136 Bijlage
lid bestuur Landelijke Vereniging Thuiszorg te Bunnik
Werknemersvertegenwoordigers in PGGM-bestuur W.J. Berg functie in bestuur
lid
leeftijd
38
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
CNV Publieke Zaak
aftreden volgens rooster
07-09-2013
beroep
landelijk bestuurder CNV Publieke Zaak te Den Haag
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• • • •
lid pensioenkamer van de Raad voor het
Overheidspersoneelsbeleid
lid dagelijks bestuur IZA lid bestuur Stichting Arbeidsmarkt
Ziekenhuizen (StAZ)
penningmeester Stichting ‘Kerk en Wereld’
J.W.A. Dieten functie in bestuur
lid (tot en met 30 april 2005)
leeftijd
54
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
ABVAKABO FNV
aftreden volgens rooster
01-12-2011
beroep
bestuurder ABVAKABO FNV te Zoetermeer
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
•
bestuurslid Sectorfonds Welzijn
drs. S.J. Franken functie in bestuur
lid (vanaf 11 november 2005)
leeftijd
35
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
CNV Publieke Zaak
aftreden volgens rooster
11 november 2017
beroep
bestuurder CNV Publieke Zaak
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
•
lid bestuur IZZ
G.M.A.A. van der Heijde functie in bestuur
lid
leeftijd
55
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
NU’91
aftreden volgens rooster
01-06-2012
beroep
anaesthesieverpleegkundige Franciscus Ziekenhuis
te Roosendaal
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
137 Bijlage
• • •
vice-voorzitter NU’91 lid bestuur IZZ penningmeester De Sonnaville Stichting
(steunstichting t.b.v. NU’91)
T. de Jong functie in het bestuur
lid
leeftijd
41
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
ABVAKABO FNV
aftreden volgens rooster
08-05-2015
beroep
bestuurder ABVAKABO FNV te Zoetermeer
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• •
vice-voorzitter AKF lid bestuur RWI
E. W.M. Merlijn functie in bestuur
lid (vanaf 13 mei 2005)
leeftijd
43
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
ABVAKABO FNV
aftreden volgens rooster
13-05-2017
beroep
sectorbestuurder zorg ABVAKABO FNV te Zoetermeer
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• •
vice voorzitter Stichting Arbeidsmarkt
Ziekenhuizen (StAZ)
plv. lid bestuur IZZ
H.M. Meulblok functie in het bestuur
2e plaatsvervangend voorzitter
(tot en met 31 augustus 2005)
leeftijd
48
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
CNV Publieke Zaak
aftreden volgens rooster
08-05-2015
beroep
manager collectief CNV Publieke Zaak
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
•
lid van de Raad van Toezicht van Van Neynselgroep
J.F. van Pijpen functie in bestuur
plaatsvervangend voorzitter
leeftijd
40
nationaliteit
Nederlandse
voordragende organisatie
ABVAKABO FNV
aftreden volgens rooster
01-04-2011
beroep
vice-voorzitter ABVAKABO FNV te Zoetermeer
nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur
geen
nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
• • •
lid Raad van Toezicht Sectorfondsen Zorg en Welzijn lid steering committee en executive committee van
de EPSU (European Public Services Union)
138 Bijlage
penningmeester Clara Wichmanninstituut
Nevenfuncties statutaire hoofddirectie PGGM ir. K.J. Noordzij (voorzitter hoofddirectie) (tot en met 28 februari 2006) Nevenfuncties uit hoofde van hoofdfunctie
• •
lid Raad van Commissarissen Krono Verzekeringen Holding B.V. lid College van Advies Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
Nevenfuncties relevant voor hoofdfunctie
• •
lid Taskforce Handicap & Samenleving, Utrecht lid Governing Board Caux Round Table
drs. H.J. van Essen (Ser vices) (waarnemend voorzitter vanaf 1 maart 2006) Nevenfuncties uit hoofde van hoofdfunctie
•
voorzitter Raad van Commissarissen van Krono Verzekeringen Holding B.V.
Nevenfuncties relevant voor hoofdfunctie
• • • • •
vice-voorzitter Raad van Commissarissen Woningstichting Portaal commissaris Prismant voorzitter Raad van Toezicht Rabobank Wijchen/Beuningen lid Raad van Toezicht Universiteit Twente lid Raad van Toezicht NEC Holding B.V.
drs. L.C. van de Kieft RC MAC (Finance) Nevenfuncties uit hoofde van hoofdfunctie
•
lid directie van Krono Verzekeringen Holding B.V.
Nevenfuncties relevant voor hoofdfunctie
•
lid bestuur Stichting Pensioen Opleidingen (SPO)
drs. E.F . Bos (Investments) (vanaf 15 maart 2005) Nevenfuncties uit hoofde van hoofdfunctie
• • • •
lid Raad van Commissarissen Krono Verzekeringen Holding B.V. lid Raad van Commissarissen AlpInvest Partners Private Equity lid Raad van Commissarissen Amvest lid bestuur Stichting Corporate Governance Onderzoek voor Pensioenfondsen
Nevenfuncties relevant voor hoofdfunctie
•
geen
139 Bijlage
Bijlage 2: Specifieke bestuurscolleges (stand 31 december 2005) Commissie algemene zaken (voorheen agendacommissie) (krachtens artikel 7 statuten PGGM), waarin zitting hebben:
• • •
J.G.M. Alders, voorzitter bestuur J.F. van Pijpen, plv. voorzitter bestuur W.H. de Weijer MHA, secretaris bestuur
De plaatsver vangend leden van de commissie algemene zaken zijn:
• • •
H.M. Meulblok, 2e plv. voorzitter bestuur (tot 31 augustus 2005) T. (Tim) de Jong, (2e plaatsvervangend voorzitter vanaf 1 november 2005) drs. J. Wagenaar, plv. secretaris bestuur
Taken commissie algemene zaken:
• • • • •
voorbereiden van bestuursvergaderingen contacten met de ondernemingsraad arbeidsvoorwaarden hoofddirectie monitoring van de hoofddirectie overige specifieke onderwerpen (ad hoc).
Als standaardwerkwijze geldt dat afhankelijk van het onderwerp andere bestuursleden ad hoc bij de vergaderingen van de commissie algemene zaken kunnen worden betrokken. De samenstelling van de commissie kan daarom wisselen. Pensioencommissie bestuur, waarin zitting hebben:
• • • •
J.F. van Pijpen, voorzitter W.J. Berg drs. J.J.A.H. Klein Breteler drs. M.W. Meerdink
Taken van de pensioencommissie: advisering van het bestuur over:
• • •
het algemene, collectieve pensioenbeleid, inclusief premiebeleid het vastleggen van dit beleid in het pensioenreglement het wijzigen van het pensioenreglement naar aanleiding van wijzigingen van het pensioenbeleid
of wettelijke maatregelen. Audit committee, waarin zitting hebben:
• • • • •
ir. A.K.J. Hoekstra, voorzitter F. Brink J.W.A. Dieten, plv. voorzitter (tot en met 8 april 2005) E.W.M. Merlijn (vanaf 13 mei 2005) G.M.A.A. van der Heijde plv. voorzitter (vanaf 8 juli 2005)
Taken van het audit committee: Voorbereiden van de behandeling van voorstellen van hoofddirectie aan het bestuur, advisering over en toezicht op het financieel-economisch beleid en de externe verslaglegging.
140 Bijlage
Bestuurscommissie Investments, waarin zitting hebben: Bestuursleden:
• • • • •
W.H. de Weijer MHA, voorzitter drs. J. Wagenaar T. de Jong H.M. Meulblok (tot en met 31 augustus 2005) drs. S.J. Franken (vanaf 11 november 2005)
Externe adviserende leden:
• • • •
prof. dr. J.M.G. Frijns (met ingang van 1 juli 2005) drs. A.G. Jacobs (tot en met 31 maart 2005) drs. J.M. Overmeer (vanaf 1 april 2006) dr. H.H.F. Wijffels
Taken van de bestuurscommissie Investments: Voorbereiding van de behandeling van voorstellen van de hoofddirectie ter vaststelling in het bestuur, uitmondend in een preadvies aan het bestuur. Dit betreft voorstellen over het algemeen beleggingsbeleid (strategie), waaronder de nota Beleggingsbeleid en de voorgenomen wijzigingen daarvan, en de hoofdstukken over beleggingen van de Beleidsnota ALM. Toezichthoudende taak: Uitoefening van repressief toezicht op de wijze waarop de hoofddirecteur Beleggingen zijn bevoegdheid tot het nemen van de tactische beleggingsbeslissingen toepast. Goedkeuringstaak: Op grond van de door het bestuur, krachtens artikel 8, lid 3 van de statuten van het fonds aan de commissie gemandateerde bevoegdheden en binnen de grenzen daarvan, hebben de bestuursleden van de commissie de taak en bevoegdheid om goedkeuring te verlenen of te onthouden aan beleggingsvoorstellen van de hoofddirectie, waarvoor vooraf goedkeuring vereist is. De adviserende leden van de commissie hebben ten aanzien van de door de commissie goed te keuren beleggingsvoorstellen een adviserende taak.
141 Bijlage
Bijlage 3: Gebruikte begrippen en afkortingen
A
ABTN Actuariële- en bedrijfstechnische nota. In deze,
Benchmark
door de wet verplichtgestelde, nota worden
Representatieve herbeleggingsindex waartegen
naast de actuariële aspecten van de regle-
de prestaties van een beleggingsportefeuille
mentaire pensioenen ook de hoofdlijnen van
worden afgezet.
het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne
Best-in-class beleggingen
controle beschreven.
In verband met duurzaam beleggen: het beleggen in bedrijven die in hun sector het best presteren op duurzame aspecten.
AG-tafel Zie: Overlevingstafels.
C
CEM
ALM
Cost Effectiveness Measurement. Canadese
Asset liability management. Een methode om
organisatie die zich toelegt op performance
modelmatig de samenstelling van de strategische
vergelijking van pensioenfondsen.
beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen.
CEM-benchmark Door CEM samen met PGGM en andere
Anw
pensioenfondsen ontwikkelde, internationaal
Algemene nabestaanden wet. De nabestaanden
gehanteerde standaard om de doelmatigheid
uitkering Anw is een financiële ondersteuning
van een pensioenuitvoeringsorganisatie en
van de overheid na het overlijden van een
investmentsorganisatie te meten en inzichte
partner of ouder(s). De Sociale Verzekeringsbank
lijk te maken.
voert de Anw namens de overheid uit. Collateral AP
Onderpand. Manier om het kredietrisico op
Arbeidsongeschiktheidspensioen.
tegenpartijen uit hoofde van Over the counterderivaten transacties te beperken. Het risico
B
Aow franchise
is dat de tegenpartij op afloopdatum niet
Het deel van het salaris dat in de berekening van
meer aan haar verplichtingen kan voldoen.
het Ouderdomspensioen buiten beschouwing
Het collateral reduceert dit risico doordat
wordt gelaten, omdat de AOW voor dit deel
er gedurende de looptijd van de transactie
voorziet in pensioeninkomen.
onderpand in de vorm van kasgeld wordt gestort ter dekking van de marktwaarde van
Basisgegevens
de transacties.
Door de bij een pensioenfonds aangesloten werkgevers aan te leveren gegevens van de
Commodities
individuele pensioendeelnemers.
Bulkproducten waarvan de prijs in hoge mate door de actuele vraag en aanbod wordt
Basispremie
bepaald, zoals olie, graan en metalen.
De premie die PGGM vraagt in een evenwichts situatie. Op de basispremie is een opslag nodig
Compliance
indien solvabiliteit moet worden opgebouwd of
Compliance is een onafhankelijke functie
gemiste indexering moet worden gecompenseerd.
binnen PGGM, gericht op het onderzoek naar en het bevorderen van de naleving door PGGM
Beleggingsmix
van de regels die verband houden met de
Verhouding tussen de onderscheiden beleggings
integriteit van de ondernemingsactiviteiten.
categorieën in de beleggingsportefeuille
Deze regels betreffen zowel de externe wet- &
(PGGM stelt deze verhouding vast op basis
regelgeving als het eigen integriteitsbeleid
van een ALM-studie).
van PGGM.
142 Gebruikte begrippen en afkortingen
Converteerbare obligaties
voor de aankoop van een pensioen.
Obligaties waarvan de bezitter de mogelijkheid
De hoogte van het pensioen is dus, in tegen-
heeft ze op enig moment om te ruilen tegen
stelling tot defined benefit, rechtstreeks
aandelen.
afhankelijk van de behaalde beleggings resultaten.
Corporate Governance Goed ondernemerschap, waarbij inbegrepen:
Dekkingsgraad
integer en transparant handelen door het
Verhouding tussen het aanwezige pensioen
bestuur, alsmede goed toezicht hierop;
vermogen en de waarde van de opgebouwde
het afleggen van verantwoording over het
aanspraken, uitgedrukt in een percentage.
uitgeoefende toezicht. Delta Correctiefactoren
In het geval van futures geeft de delta het
Correctiefactoren worden toegepast om de
renterisico weer. Bij optiecontracten is de
overlijdenskans van een verzekerde bij PGGM
delta gelijk aan de onderliggende waarde.
te verlagen. Doordat de overlijdenskans wordt verlaagd, wordt verondersteld dat een verzekerde
Derivaten
langer leeft. PGGM doet dit omdat de sterfte
Van effecten afgeleide beleggingsproducten,
kans is afgeleid van de gehele bevolking.
zoals futures, swaps, total return swaps.
Het is aantoonbaar dat de ‘werkende bevolking’ langer leeft. PGGM past dus een correctie
Discounted cash flow analyse
toe op de overlijdenskansen om rekening te
Waarderingsmodel op basis van verdiscon-
houden met deze langere levensduur van de
teerde toekomstige kasstromen.
werkende bevolking. Door rekening te houden met deze langere levensduur wordt de
DNB
pensioenvoorziening hoger.
De Nederlandsche Bank. Fuseerde op 30 oktober 2004 met de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK).
COS Corporate staf. Bedrijfsunit van PGGM bestaande uit de volgende afdelingen: Corporate Communi
E
Engagement
cation, Corporate Actuariaat & ALM, Human
In verband met duurzaam beleggen: het voeren
Resources, Business Development & Innovations,
van een intensieve dialoog met bedrijven
Public Affairs en Secretariaat hoofddirectie.
waarin belegd wordt teneinde verbeteringen te bewerkstelligen op het gebied van het duurzaamheidbeleid van het betrokken bedrijf.
COSO Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission, een gezaghebbende,
Extra Pensioen
private organisatie, die zich ten doel stelt
Zie PGGM Extra Pensioen.
de kwaliteit van financiële verslaggeving te verbeteren. Hierbij richt zij zich op ethiek, effectieve interne beheersing en Corporate
F
Fed Amerikaanse centrale bank.
Governance.
D
FLEX-pensioen Defined benefit
Een tijdelijk ouderdomspensioen dat de
Pensioenvorm waarbij de hoogte van het
deelnemer op ieder gewenst moment tussen
te bereiken pensioen van tevoren wordt
zijn 55e en 65e verjaardag kan laten ingaan.
gegarandeerd.
De deelnemer bouwt bij het FLEX-pensioen rechten op die desgewenst door waardeover-
Defined contribution
dracht meegenomen kunnen worden naar een
Pensioenvorm waarbij de pensioenpremie
nieuwe pensioenverzekeraar.
wordt belegd in een kapitaal, dat op het moment van pensionering wordt aangewend
143 Gebruikte begrippen en afkortingen
Franchise
ICT
Deel van het salaris dat niet wordt meegeteld
Informatie- en communicatietechnologie.
bij het berekenen van de pensioengrondslag. IFS Fte
Information and Communication Technology &
Full time equivalent. Aanduiding voor het aantal
Facility Services. Bedrijfsonderdeel van PGGM,
medewerkers wanneer dat herrekend wordt
belast met de zorg voor de ICT-voorzieningen
naar volledige dagtaken.
en facilitaire diensten.
FTK
Indexeringsstaffel
Financieel toetsingskader. Methodiek voor
Leidraad voor het bestuur bij de berekening
toetsing van de financiële opzet en toestand
van de indexering, waarbij de staffel wordt
van pensioenfondsen en verzekeraars door
verbonden met de hoogte van de dekkings-
De Nederlandsche Bank.
graad. Bij een dekkingsgraad binnen bepaalde marges past in principe respectievelijk geen,
Fund-of-hedge-funds
gedeeltelijke of volledige indexering.
Fonds dat een gespreide portefeuille van
Het bestuur kan hiervan afwijken.
hedgefondsen beheert. Inflatiegeïndexeerde obligaties Future
Obligaties waarvan de hoofdsom en de rente-
Op de beurs verhandeld termijncontract met
betalingen worden geïndexeerd met de inflatie
verplichte levering van onderliggende waarden/
van een bepaald land.
goederen in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. De onderliggende waarde
Inflation linked bonds
kan een obligatie zijn of een aandelenindex,
Zie: Inflatiegeïndexeerde obligaties.
een geldmarktrente of een commodity. Futures
G
stellen een belegger in staat beleggingsrisico’s
International Financial Reporting Standards
af te dekken.
(IFRS) Internationale standaarden inzake financiële
GBM/V
verslaggeving.
Zie: Overlevingstafels. Intern risicobeheersingssysteem Geldmarktfutures
Het interne risicobeheersingssysteem is het
Zie: Futures.
geheel aan activiteiten dat wordt doorlopen, gericht op het identificeren en bewaken van
Gewogen deelnemer
de risico’s die PGGM als organisatie loopt.
Zie: Normverzekerde.
H
Investment grade bonds Hedgefondsen
Amerikaanse bedrijfsobligaties met een hoge
Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van
rating (minimaal Baa3/BBB- volgens resp.
een breed scala aan beleggingsstrategieën
Moody’s en S&P’s).
en -instrumenten om onder alle marktom
I
standigheden een absoluut (positief)
Implementation Risk
rendement te behalen.
Het risico dat de afdeling Investments bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid
IAS
negatief afwijkt van het opgedragen ALM-
International Accounting Standards.
beleid.
International Accounting Standards Board
Implementation Value Added (IVA)
Onafhankelijk orgaan dat standaarden voor
De IVA meet de (bruto)bijdrage die actief
financiële verslaggeving vaststelt, die wereld-
beheer aan het totale rendement heeft geleverd.
wijd (kunnen) worden toegepast.
144 Gebruikte begrippen en afkortingen
K
ISDA-contracten
Modified duration
International Swaps & Derivatives Association.
Maatstaf voor de koersgevoeligheid van een obligatie. Als het effectief rendement van de
Kostendekkende premie
obligatie met 1 procentpunt stijgt, dan daalt
zie kostprijspremie.
de koers van de obligatielening ongeveer met de modified duration als percentage.
Kostprijspremie De premie die precies voldoende is om de
Mortgage backed securities
nominale uitkeringen te kunnen nakomen
Effecten die uitgegeven worden met hypothe-
die ontstaan uit pensioenrechten die in de
caire schuldvorderingen als onderpand.
komende periode worden opgebouwd. In de kostprijspremie wordt dus geen rekening
Multiplicatieve performance attributie
gehouden met reeds aanwezig vermogen en
Zie: Performance attributie.
evenmin met in het verleden opgebouwde pensioenrechten.
L
N
Net Asset Value / Netto vermogenswaarde De waarderingsmethode waarbij een deelneming
Levensloopregeling
wordt gewaardeerd op basis van de waarde
Regeling die het voor werknemers mogelijk
van de onderliggende activa en verplichtingen
maakt om te komen tot een betere afstemming
volgens de grondslagen van de deelnemende
tussen perioden waarin men betaalde arbeid
rechtspersoon (i.c. de reële waarde van de
verricht en de levensfasen die men doorloopt.
activa en verplichtingen).
In het bijzonder betreft dit het sparen van
M
geld voor bijzondere perioden van verlof ten
Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuursfunctie
behoeve van de zorg voor kinderen, scholing
Nevenfunctie die rechtstreeks voortvloeit uit
of bijscholing, de zorg voor ouders, sabbatical
het bestuurlijk lidmaatschap van PGGM en die
leave en deeltijdpensionering.
verband houdt met de onder de PGGM-organisatie ressorterende dochtermaatschappijen.
MAP Het project Migratie architectuur pensioenbedrijf.
Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie Nevenfunctie waarvan de aanvaarding onaf-
Margin account
hankelijk van het bestuurlijk lidmaatschap
Rekening waarop PGGM de marginverplichting
van PGGM plaatsvindt, die wordt uitgeoefend
aanhoudt. De marginverplichting is een waar-
in de sector zorg en welzijn of de financiële
borgsom die wordt voorgeschreven door de
wereld, of functies op sociaal-economisch
beursautoriteit en die dient als zekerheid voor
terrein (STAR, SER, DNB, enzovoort) die om
de nakoming van de verplichtingen die voort
die reden een impliciet verband hebben met
vloeien uit derivatenposities.
het bestuurlijk lidmaatschap van PGGM.
Mediaan
Nevenfunctie(s) uit hoofde van hoofdfunctie
De middelste waarde in een geordende reeks
Nevenfuncties die de leden van de hoofddirectie
getallen.
uitoefenen in hun functie van lid van de hoofd directie en die verband houden met de onder
Middelloonregeling
de PGGM-organisatie ressorterende dochter-
Pensioenregeling waarbij de hoogte van de
maatschappijen.
uitkering is gebaseerd op het gemiddeld verdiende loon.
Nevenfunctie(s) relevant voor hoofdfunctie Nevenfuncties waarvan de aanvaarding onaf-
MJP
hankelijk van de hoofddirectiefunctie plaats-
Meerjarenplan PGGM voor de periode 2005
vindt.
tot en met 2007.
145 Gebruikte begrippen en afkortingen
Nominale marktrente
en vrouwen zijn aparte overlevingstafels
De marktrente die volgt uit de prijsvorming
afgeleid: de ‘GBM 1995-2000’ respectievelijk
van obligaties. De hoogte van deze rente
‘GBV 1995-2000’. De aanduiding ‘GBM/V’
fluctueert in de tijd en hangt af van de loop
geeft aan dat de tafel is gebaseerd op de
tijd van de kasstromen.
sterftewaarneming onder de Gehele Bevolking Mannen respectievelijk Vrouwen, terwijl de
Normverzekerde
jaartallen aangeven op welke waarnemings-
Er is verschil in de mate van werk voor – en
periode de tafel is gebaseerd. De overlevings
daarmee de kosten van – de verschillende
tafels worden door middel van afronding
soorten deelnemerscategorieën. Om bij de
afgeleid uit de door het Centraal Bureau
kostenvergelijking met dat aspect rekening
voor de Statistiek (CBS) verzamelde ruwe
te houden, wordt gewerkt met een ‘gewogen
sterftecijfers.
deelnemer’, de normverzekerde. Op grond van onderzoek door CEM hanteert PGGM de
Overlaymanagement
verhouding 100, 40, 15 voor respectievelijk
De activiteit waarbij gelijktijdig posities worden
actieven, gepensioneerden en slapers.
ingenomen in verschillende liquide financiële markten (Aandelen, Vastrentende Waarden, Valuta’s en Commodities).
Notional amount Onderliggende hoofdsom van derivaten.
O
P
Pensioenplanner
Obligatiefutures
Een met een wachtwoord beveiligde internet-
Zie Futures.
toepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten
OBU
en berekeningen kunnen maken op basis van
Salarisvervangende uitkering voor deelnemers
(mogelijke) veranderingen in de persoonlijke
die vanaf 60 jaar willen stoppen met werken.
en/of werksituatie. Ook wordt advies gegeven
Deze uitkering duurt tot de deelnemer 65 jaar
over mogelijke oplossingen van bepaalde
wordt en het Ouderdomspensioen ingaat.
pensioenproblemen die zich bij deze
Vanaf 1999 wordt de OBU geleidelijk vervangen
veranderingen kunnen voordoen.
door het FLEX-pensioen. Pension fund governance OPF
Goed pensioenfondsbestuur.
Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen. Performance attributie Outperformance/underperformance
Onder performance attributie wordt verstaan
Er is sprake van out- of underperformance als
het toewijzen van de berekende performance
het gerealiseerde rendement van een porte-
naar individuele beleggingsbeslissingen.
feuille hoger respectievelijk lager is dan het
De bijdragen van de verschillende beleggings-
rendement van de benchmark. Bij een negatief
beslissingen en/of marktfactoren aan de
rendement is sprake van outperformance als
performance kunnen worden weergegeven
het rendement van de benchmark nog nega-
als additieve of multiplicatieve effecten.
tiever is. Zie ook: Performance attributie.
Bij een additieve attributie kunnen de verschillende effecten binnen een meetperiode
Over the counter (OTC)
worden opgeteld tot de totale performance.
Over the counter-contracten zijn contracten
In het geval van een multiplicatieve attributie
die buiten de beurs verhandeld worden.
zijn de effecten samengesteld (gelinkt).
Overlevingstafels
PGGM Extra Pensioen
Overlevingstafels geven de gemiddelde over-
Product van PGGM dat deelnemers de mogelijk
levings- en sterftefrequenties binnen de
heid biedt om aanvullend op de collectieve
Nederlandse bevolking weer en worden onder
pensioenregeling, vrijwillig, individueel extra
andere gebruikt bij het berekenen van pensioen-
pensioen op te bouwen.
en levensverzekeringspremies. Voor mannen
146 Gebruikte begrippen en afkortingen
Portfolio of strategies
gingsmix en daarmee ook het risico. Hij heeft
Beleggingscategorie, bestaande uit een
de keuze uit:
• •
gespreide portefeuille van innovatieve beleggingsstrategieën om structurele marktinefficiënties systematisch en efficiënt te benutten.
de PGGM Mix (meer risico, kans op hoger rendement) of de PGGM Geldmarkt Mix (minder risico, maar lager verwacht rendement).
In het Rendementspensioen is sprake van Premie-egalisatiereserve
beleggingsrisico, maar ook van een grotere kans
Een reserve die het saldo bevat van de resultaten
op een hoger Extra Pensioen dan bij de variant
op de AP-regeling, niet zijnde de resultaten op
Zekerheidspensioen. Bij ingang van het pensioen
rendement en indexatie. De egalisatiereserve
wordt de waarde van de beleggingen omgezet
fungeert als schommelfonds, maar kan ook
in een gegarandeerd aanvullend pensioenrecht.
gebruikt worden voor premiecorrectie.
Als de financiële situatie van PGGM het toelaat, wordt dit recht jaarlijks geïndexeerd.
Prepensioen Pensioen ter overbrugging van de periode tussen
Renteswap
het moment van vervroegde pensionering en
Een renteswap of Interest Rate Swap (IRS) is
het moment waarop het levenslange ouder-
een afspraak tussen twee partijen om
domspensioen ingaat. Prepensioen berust
gedurende een bepaalde periode (1 tot 10 jaar)
op een specifiek fiscaal regime, dat dient om
rentebetalingen over een bepaalde hoofdsom
de overgang van VUT regelingen naar systemen
uit te wisselen.
van flexibele pensionering te vergemakkelijken. Renteswaption Optie op een renteswap.
Private equity Beleggingen in niet ter beurze genoteerde ondernemingen.
Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het
PRS
verband weergeeft tussen de looptijd van een
Productstrategie. Bedrijfsonderdeel van PGGM,
vastrentende belegging enerzijds en de daarop
belast met de ontwikkeling van product strategie.
te ontvangen marktrente anderzijds.
PVK
Risk Management Framework
Pensioen- & Verzekeringskamer.
Het Risk Management Framework is een model
Toezichthoudend orgaan voor pensioenfondsen
waarin PGGM al haar risico’s op gestructureerde
en verzekeraars.
wijze inzichtelijk maakt, bewaakt en rapporteert.
Per 30 oktober 2004 is de PVK gefuseerd met De Nederlandsche Bank, waarna haar taken
R
S
SCGOP
onder de vlag van De Nederlandsche Bank
Stichting Corporate Governance Onderzoek
zijn voortgezet.
voor Pensioenfondsen.
Reële marktrente
Securities lending
De marktrente die volgt uit de prijsvorming van
Het voor een bepaalde periode uitlenen van
inflatie gerelateerde obligaties. De hoogte van
effecten, waarbij een leenvergoeding wordt
deze rente fluctueert in de tijd en hangt af van
ontvangen. Gelijktijdig wordt overeengekomen
de looptijd van de kasstromen. De reële rente
dat de effecten aan het einde van de looptijd
is gelijk aan de nominale rente, met een afslag
aan de uitlener worden geretourneerd.
voor verwachte inflatie en een inflatierisico
De uitlener blijft economisch gerechtigde en
premie.
houdt dus ook het risico dat aan de effecten is verbonden.
Rendementspensioen Vorm van Extra Pensioen waarin de premie
SER
belegd wordt. De klant bepaalt zelf de beleg-
Sociaal-Economische Raad.
147 Gebruikte begrippen en afkortingen
Solvabiliteitstoets
V
Valutaswap
De solvabiliteitstoets brengt in beeld of de
Uitwisseling van rentebedragen en hoofdsom-
financiële positie van een pensioenfonds
men in verschillende valuta tegen een vooraf
adequaat is. Er moet sprake zijn van een
overeengekomen verhouding tussen de valuta.
adequate kapitaaldekking voor de aangegane pensioenverplichtingen op actuele waarde.
Valutatermijncontract
De actuele waarde van de vrij beschikbare
Bindende overeenkomst tussen een bank en
activa moet ten minste gelijk zijn aan het
een onderneming, waarin wordt afgesproken
totaal van de op actuele waarde bepaalde
een bedrag aan vreemde valuta’s op termijn
voorzienbare verplichtingen. Daarnaast moet
te kopen of te verkopen tegen een nu reeds
het eigen vermogen op actuele waarde toe
vastgestelde termijnkoers.
reikend zijn om over één jaar nog altijd te voldoen aan de eerste voorwaarde, gegeven
VB
de aard en omvang van de aanwezige risico’s.
Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen.
Swap
W
Zie Total Return Swap.
Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot een zeker moment opgebouwd pensioenrecht.
Swaption Een optie op een IRS (Intrest Rate Swap of Renteswap).
T
WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Toetsingskader
Is per 1 januari 2006 (formeel op 29 decem-
Zie Financieel toetsingskader.
ber 2005) in de plaats gekomen van de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO).
Total Return Swap Ruil van het rendement op een vastgestelde
WM-benchmark
referentiewaarde tegen een variabele korte
Maatstaf van de The World Markets Company
rente gedurende een vastgestelde looptijd.
voor vergelijking van de beleggingsprestaties van pensioenfondsen.
Totale kosten vermogensbeheer De totale kosten vermogensbeheer omvatten
Z
Zekerheidspensioen
naast de directe kosten van vermogensbeheer
Biedt zekerheid over de uiteindelijke hoogte
ook de kosten die externe managers indirect
van het PGGM Extra Pensioen. Per ingelegde
aan PGGM in rekening brengen.
premie wordt direct een stukje gegarandeerd pensioen gekocht. Dit bedrag wordt daarna op
Tracking error
U
dezelfde wijze aangepast als het collectieve
Risicomaatstaf die aangeeft in welke mate
pensioen (indexering). In vergelijking met
het rendement in percentages kan afwijken
het Rendementspensioen kan het Zekerheids
van het benchmarkrendement, gegeven een
pensioen lager uitvallen. Daar staat wel meer
betrouwbaarheidsinterval.
zekerheid tegenover.
TWR
Z-score
Time Weighted Return. Methode waarbij het
De jaarlijkse Z-score geeft de afwijking weer
moment van storten en onttrekken geen
van het werkelijk behaalde rendement ten
invloed heeft op het portefeuillerendement.
opzichte van het rendement van een vooraf door het bestuur vastgestelde wettelijke
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. UWV is in 2002 ontstaan uit de samenvoeging van de vijf uitvoeringsinstellingen Cadans, Gak, Guo, Uszo en Sfb en het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
148 Gebruikte begrippen en afkortingen
normportefeuille.
149
Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen Kroostweg-Noord 149, Zeist Correspondentieadres: Postbus 117, 3700 AC Zeist Telefoon (030) 277 99 11 www.pggm.nl Redactie Publics Van Sluis Consultants, Amsterdam PGGM, Zeist Vormgeving Grafisch Ontwerp PI&Q, Zeist Druk Drukkerij Onkenhout BV, Hilversum