Jaarverslag 2004 2004 betekent voor de Nederlandse Public Health Federatie een jaar van samenwerking en versterking. Succesvolle samenwerking was zichtbaar in het zeer geslaagde en eerste Nederlands Congres Volksgezondheid en de eerste Glezing. Ook is een hechtere samenwerkingsrelatie met het Public Health Forum tot stand gekomen. Dit heeft geleid tot het indienen van een gezamenlijke subsidieaanvraag, welke door VWS is gehonoreerd. Dankzij het uitkomen van de nota Langer Gezond Leven is het kabinetsbeleid ten aanzien van public health duidelijker geworden. Dit kwam ten goede aan de sector die in 2004 buiten de grote bezuinigingsrondes viel. Toch heeft de NPHF in haar reactie op de Rijksbegroting 2005 gepleit voor afstemming van public heath beleid binnen het totale kabinetsbeleid. Veel bezuinigingsmaatregelen kunnen namelijk een negatieve invloed hebben op de gezondheid van burgers. Een terugblik naar de periode 2000-2004 laat zien dat de NPHF is gegroeid naar 34 leden. De NPHF is lid van organisaties zoals European Public Health Association, World Federation of Public Health Associations, American Public Health Association en partner van twee Partnerships (Stop met Roken en Alcoholmisbruik). De NPHF heeft ook ondersteuning verleend aan haar zusterorganisatie in Slowakije. In dit jaarverslag kunt u kennis nemen van de activiteiten van de NPHF in het jaar 2004. Op de website www.nphf.nl kunt u meer informatie vinden.
BELANGENBEHARTIGING Februari, mei en oktober 2004: Het Nationaal Platform In 2003 heeft de NPHF diverse workshops gehouden over versterking van de sector en het tegengaan van versnippering. Op aandringen van de NPHF heeft het kabinet in de nota Langer Gezond Leven een voorstel gedaan tot het instellen van een Nationaal Platform Gezondheid. Helaas bevatte de nota geen concrete uitwerking op dit onderwerp. De NPHF heeft daarop geanticipeerd met het schrijven van een notitie ten behoeve van de discussie tussen de minister van VWS en de woordvoerders Volksgezondheid van de Tweede Kamer. Eén van de centrale problemen in de uitvoering van preventie en gezondheidsbevordering is de onduidelijke verdeling van verantwoordelijkheden. Veel partijen bevolken het speelveld, maar onduidelijk blijft wie het spel leidt. Het zonder meer inrichten van een Platform, zonder verheldering van verantwoordelijkheden, zal het genoemde probleem niet oplossen. In de notitie van de NPHF liggen de taken voor formuleren van doelen bij de nationale overheid, terwijl de regie en uitvoering komt te liggen bij het lokaal bestuur. De centrale bestuurlijke as, landelijke en lokale overheid, wordt ondersteund door het Nationale Platform Gezondheid bestaande uit uitvoeringsen onderzoekspartijen zoals GGD'en, landelijke gezondheidsbevorderende instituten en financiers van (wetenschappelijk) onderzoek. Ook grote landelijke collectebusfondsen, wetenschappers, de partijen binnen de geestelijke gezondheidszorg, de beroepsbeoefenaren zowel binnen de preventieve als curatieve zorg kunnen en moeten het platform voeden. De uitvoerings- en onderzoekspartijen en het lokale bestuur lijken bereid om in convenanten of contracten hun medewerking vast te leggen. Het Platform kan de uitvoering vervolgens faciliteren, monitoren en bewaken. De nota Langer Gezond Leven is in februari 2004 in de Tweede Kamer besproken en de minister werd gevraagd om nader in te gaan op zijn visie over het Platform. Hij heeft aangegeven hier later op terug te komen. In mei is tijdens een regulier overleg tussen de directie POG (VWS) en de NPHF het Nationaal Platform Gezondheid onderwerp van gesprek geweest. VWS en NPHF vinden het convenant tussen GGD NL, NIGZ en VNG een goede eerste stap. Toch vindt de NPHF dat het niet
1
moet blijven bij alleen een convenant tussen drie partijen. Het convenant dekt niet de gehele public health sector. De minister heeft in oktober 2004 de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over het Platform en hij gaf aan geen behoefte te hebben aan een nieuwe, landelijke overlegstructuur. Hij was het met de NPHF eens dat een goede afstemming en regie over de te maken afspraken per setting noodzakelijk is. Een platform vindt hij te vrijblijvend van aard en onvoldoende actiegericht. Hij wil rechtstreeks met sleutelpartijen praten om te komen tot bestuurlijke afspraken ten behoeve van de speerpunten uit de preventienota. De minister geeft daarbij aan dat hij het initiatief tot het opstellen van een convenant tussen VNG, GGD Nederland en NIGZ zal ondersteunen om te komen tot betere landelijke ondersteuning voor lokale gezondheidsbevordering, zodat gemeenten daarmee hun beleid goed gestalte kunnen geven. De NPHF ondersteunt het convenant, maar stelt hiermee vast dat het probleem van de verantwoordelijkheidsverdeling daarmee nog niet is opgelost. Juli 2004: Geen vergoedingensysteem voor behandeling van tabaksverslaving. De NPHF is één van de partners in het Partnership Stop met Roken. In juli is aan de minister het beleidsdocument overhandigd, met daarin aanbevelingen voor het terugdringen van het aantal rokers in Nederland. Het Partnership Stop met Roken concludeert op basis van onderzoek dat de behandeling van tabaksverslaving kosteneffectief is. Helaas vormt de behandeling maar zelden onderdeel van klinische routinebehandelingen door zorgverleners en instellingen. Gebrek aan informatie, hoge kosten en onvoldoende beschikbaarheid van zorgverleners blijven de belangrijkste obstakels in het aanbieden en het toepassen van effectieve behandelingen van tabaksverslaving. Het Partnership Stop met Roken heeft de minister gevraagd financiële middelen beschikbaar te stellen voor het invoeren van vergoedingen voor de behandeling van tabaksverslaving. De minister is niet van plan om een vergoedingensysteem voor de behandeling van tabaksverslaving in te stellen. De NPHF vindt dit een gemiste kans. September 2004: Rookbeleid VWS niet eenduidig In september bleek dat het rookbeleid van minister Hoogervorst niet eenduidig is. Wetgeving is aangepast, de niet rokende werknemer wordt beschermd, de prijs van tabak is verhoogd en meer mensen zijn gestopt met roken. Anderzijds wordt het beleid gedeeltelijk teniet gedaan door het compromis met Horeca Nederland in september 2004, waardoor restaurants tot eind 2008 geen rookvrije zone hoeven te hebben, waardoor het wettelijke rookverbod in de horeca van de baan is. Dit compromis zorgt er niet alleen voor dat we voorlopig in Nederland geen rookvrije horeca hebben, maar ook dat werknemers onvoldoende tegen de schadelijke gevolgen van roken beschermd zijn. Voorts zullen frequente horecabezoekers, zoals onze jeugd, niet gestimuleerd worden te stoppen met roken of zelf geprikkeld worden tot het beginnen met roken. De NPHF is voorstander van een algeheel rookverbod in de horeca. September 2004: Rijksbegroting 2005 Het kabinet heeft in de Rijksbegroting 2005 de inhoud van de nota Langer Gezond Leven (2003) als leidraad genomen voor het beleidsartikel Preventie en Gezondheidsbescherming. De NPHF reactie op de begroting was overwegend positief, omdat de sector buiten de grote bezuinigingsrondes bleef. Helaas constateerde de NPHF in andere beleidsartikelen ook kabinetsvoorstellen die een negatieve invloed hebben op de toegang tot zorg en op het besteedbare inkomen. Daarmee komt de gezondheid van vooral de burgers met een lage sociaal economische status in gevaar en dit zal vermoedelijk resulteren in een vergroting van de gezondheidsverschillen tussen rijk en arm en tussen hoog en laag opgeleid. De NPHF heeft dan ook geconcludeerd dat het kabinetsbeleid niet ondersteunend is voor het VWS beleid op het terrein van de public health.
BUNDELEN VAN KRACHTEN Blad G In 2003 is de eerste uitgave van het blad G verschenen en het blad is een uitgave van de samenwerkende organisaties GGD Nederland, NIGZ, NVPG en de NPHF. In 2004 is de oplage van het blad gegroeid tot bijna 3600. Ook in 2004 zijn er 6 uitgaven verschenen met wisselende thema’s, actuele onderwerpen en nieuwe ontwikkelingen. De NPHF heeft enkele advertenties geplaatst om aandacht te vragen voor de eigen NPHF-uitgaven (notities en standpunten) en om activiteiten te onderstrepen zoals de Week van de Gezondheid en Wereldgezondheidsdag. Een punt van aandacht is het vasthouden van de abonnees. Verontrustend is het besluit van de leden van de Nederlandse Vereniging voor Preventie en Gezondheidsbevordering (NVPG) om het
2
collectieve abonnement vanaf 2005 te beëindigen. Blad G zal – in samenwerking met de NVPG – de afzonderlijke leden benaderen voor een persoonlijk abonnement. G-lezing De NPHF was één van de organisatoren van de eerste G-lezing op 1 november in de Janskerk te Utrecht. De lezing werd uitgesproken door prof. dr. H.J. Achterhuis, hoogleraar Algemene Wijsbegeerte aan de Universiteit Twente met als titel ‘De gezondheidsutopie’. Achterhuis ging in op de dreigende onbeheersbaarheid van de (kosten van) de gezondheidszorg die in toenemende mate de politieke agenda in ons land bepalen. De druk op de zorg wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het geloof dat een perfecte gezondheid, zowel op maatschappelijk als op persoonlijk niveau goeddeels haalbaar is. Zo worden veel mensen onzekerder en afhankelijker van het zorgsysteem door de toename van de medische mogelijkheden en kennis. Dit heeft een negatief effect op hun gezondheid en doet de medische consumptie toenemen. Achterhuis deed in zijn lezing drie suggesties om de gezondheidsutopie te ontmantelen. Onder leiding van prof. dr. P. Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, vond aansluitend een debat plaats over de consequenties van wat Achterhuis naar voren bracht. Deelnemers aan dit debat waren mr. R.H.L.M. van Boxtel, voorzitter Raad van Bestuur Menzis, prof. dr. H.M. Dupuis, emeritus hoogleraar medische ethiek, lid Eerste Kamer, prof. dr. J.P. Mackenbach, hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg, Erasmus MC en dr. H.H.F. Wijffels, voorzitter SociaalEconomische Raad. De lezing is in boekvorm uitgegeven. Tevens is in blad G, NRC Handelsblad, Volkskrant en Trouw veel aandacht geschonken aan de lezing. Week van de Gezondheid 2004 In 2004 heeft de NPHF voor het eerst de Week van de Gezondheid georganiseerd. In 2004 was er weinig geld beschikbaar om tot een groot evenement te komen. Voorzichtig is een start gemaakt. Er is een website ingericht, een gezonde lunch georganiseerd en geparticipeerd in het Nederlands Congres Volksgezondheid. Dit vormde dan ook de belangrijkste activiteiten van de Week in 2004. De Gezonde Lunch 2004 Het NIGZ te Woerden was gastheer tijdens de gezonde lunch 2004. Na een ook daadwerkelijk gezonde lunch volgde een inhoudelijk programma onder leiding van dagvoorzitter en voormalig minister Els Borst. Het thema van het inhoudelijke programma ging over het regelen van de synergie tussen landelijk en lokaal. Een virtuele casus diende als bron voor discussie: een wethouder in een middelgrote gemeente vroeg steun bij de aanpak van overgewicht onder jeugd en bij de aanpak van overlast op school door drugs, vandalisme, alcoholgebruik en lawaai. Welke steun kan een wethouder verwachten. Na een eerste discussie werd ingegaan op huidige acties tot meer synergie zoals de notitie van de NPHF over het Nationale Platform Gezondheid en het convenant tussen GGD Nederland, NIGZ en VNG. Vanuit de NPHF heeft Jan Huurman een presentatie verzorgd en stelt vast dat heldere afspraken over de rolverdeling, uitvoering en terugkoppeling nodig zijn. Wim Kuipers, VNG pleit voor duurzaamheid en ziet in het convenant een structuur waarin de openbare gezondheidszorg verbeterd kan worden en er een brug kan komen tussen wetenschap, beleid en praktijk. Het convenant komt goed tegemoet aan de wens voor lokaal maatwerk. Els Borst herkent de problemen en maakt een pleidooi voor snelheid. Een platform kan als ruggengraat dienen voor de verbinding tussen landelijk en lokaal. Het Nederlands Congres Volksgezondheid 2004 In 2003 hebben de NPHF en het FondsOGZ gezamenlijk een verkenning uitgevoerd of het mogelijk was enkele congressen bij elkaar te voegen om tot een tweedaags congres te komen voor praktijk, beleid en wetenschap. De organisatoren achter de public health dag (V&W, NVAG en één van de universitaire afdelingen sociale geneeskunde), het FondsOGZ congres en het NCOG congres waren bereid om te participeren in het tweedaagse congres. In juni 2003 is een eerste kennismakingsbijeenkomst georganiseerd. In september 2003 kon de organisatie van start gaan. De NPHF vervulde samen met het FondsOGZ de secretarisfunctie van de congresorganisatie. In totaal waren tien partijen betrokken bij de organisatie. Het congres fungeerde als afsluiting van de Week van de Gezondheid op 14 en 15 april in De Doelen te Rotterdam. Het congres ging over preventie in de 21e eeuw en focus lag op de gezondheidswinst die nog te behalen is onder burgers. Ondermeer zijn de aanzienlijke gezondheidsverschillen de oorzaak dat we minder oud worden dan mogelijk en bovendien vaker ziek zijn dan nodig. Ingegaan is op de bedreigingen en de uitdagingen; waar gaan we ons op richten en hoe doen we dat? Prof. M KcKee is ingegaan op nut en noodzaak om public health op wereldniveau te bekijken. Onze wereld kan veiliger en gezonder worden door bestrijding van armoede c.q.
3
sociale ongelijkheid en door de effecten van globalisering mee te nemen in het nationaal beleid. Prof. dr. A. Osterhaus ging door op het effect van globalisering en de gevolgen van nieuwe infectieziekten zoals SARS en de vogelpest. Vervolgens ging prof.dr. G. Kok in op het effect van gedragsgerichte interventies. Prof.dr. M. Donker sloot de eerste ochtend af met een duidelijk praktijkvoorbeeld over preventie in de grote stad. De tweede dag werd swingend geopend met een demonstratie van de Heart Dance Award. Daarna heeft VWS haar public health beleid uitgelegd. Prof.dr. P Schnabel heeft vervolgens een visie gegeven op het afstemmen van beleid om tot verbetering van gezondheid van de bevolking te komen. Prof.dr. J. Mackenbach heeft vanuit onderzoeksperspectief informatie gegeven over hoe gezondheidsverschillen kleiner kunnen worden, waarna wethouder drs. J Klijnsma inzicht gaf hoe zij verkleining van gezondheidsverschillen in Den Haag proberen te bewerkstelligen. Het middagprogramma bestond steeds uit sessies en workshops en de uitreiking van de V&W prijs (14 april) en de FondsOGZ prijs (15 april). Het congres werd op de eerste dag door meer dan 650 personen bezocht. De tweede congresdag werd door 720 personen bezocht. De belangstelling was zo overweldigend dat de inschrijving moest worden gestaakt.
WERKEN AAN INHOUD Beroepskrachtenplanning public health Nadat de NPHF in 2002 bij haar leden beroepsverenigingen had gepeild hoe het was gesteld met de kwaliteit en kwantiteit van de beroepsuitvoering is er door VWS nauwelijks actie genomen om een antwoord te vinden op de capaciteit- en kwaliteitsproblemen. In 2004 hebben de NSPOH, AMC, KAMG, NIGZ, GGD Nederland en de NPHF in een kleine invitational conference geprobeerd te achterhalen welke competenties niveau’s in Nederland nodig zijn o.b.v. een takenpakket, welke ontwikkelingen worden voorzien en welke loopbaanperspectieven worden geboden. De NPHF heeft los van de invitational conference een subsidieaanvraag bij VWS ingediend om meer onderzoek te kunnen doen naar de beroepskrachtenplanning in Nederland. In augustus is dit onderwerp goedgekeurd en voor subsidie in aanmerking gekomen. Het onderzoek kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een geaccepteerd stelsel van opleidingseisen in de uitvoering, een scholingsplan voor huidige professionals en een bepaling van toekomstige capaciteit. Huidige ontwikkelingen zoals herijking opleiding Arts Maatschappij en Gezondheid door CSG, nieuwe capaciteitsbepaling door het Capaciteitsorgaan en visies over taakherschikking zijn relevant en zullen worden meegenomen in het onderzoek. Het trendonderzoek dat de NIGZ momenteel heeft uitgezet is hiervoor ook van belang. Een projectleider wordt aangesteld en zal dit onderwerp verder uitwerken. Kennisinfrastructuur public health Aan het slot van de RGO-NPHF conferentie Kennisinfrastructuur op 20 mei 2003 is geconcludeerd dat de NPHF de aangewezen partij is om de aanbevelingen van de conferentie uit te werken. De NPHF nam graag de uitnodiging aan om een werkgroep in te stellen en te ondersteunen, maar wel met de kanttekening dat de NPHF hiervoor zelf geen eigen financiële middelen beschikbaar heeft. De voorgestelde werkgroep moet in de komende jaren een semipermanent karakter krijgen om het taaie proces van uitwerking en implementatie van adviezen (zowel vanuit het RGO-rapport als uit de RGO-NPHF-conferentie) te conditioneren en te bewaken. De werkgroep zal het veld stimuleren om tot afspraken te komen om de interactie tussen wetenschap, onderwijs en praktijk te kunnen verbeteren. De werkgroep zal op basis van inhoud, gezag en vertrouwen moeten komen tot het maken van afspraken. De NPHF heeft geld gevraagd en gekregen voor het uitwerken van dit onderwerp. Er zal een senior projectleider worden aangetrokken. Het versterken van de relatie public health en curatie De NPHF is groot voorstander van het dichter bij elkaar brengen van de public health en de curatieve sector. Er kan veel meer gezondheidswinst worden behaald als de curatieve sector op individueel niveau aan preventie kan doen. De curatieve sector is welwillend. Dit blijkt ondermeer aan een enquête onder KNMG-leden (KNMG ledenpanel 2004). Er lijken 2 belangrijke barrières te zijn, namelijk het ontbreken van expertise bij de curatieve beroepsbeoefenaar en het ontbreken van een duidelijk budget. De voorzitters KNMG en NPHF delen het idee dat er binnen het nieuwe financieringsstelsel de mogelijkheid van PIA’s moet worden onderzocht. De PIA is een Preventieve Interventie Activiteit met een daarbij behorend tarief (naast of als onderdeel van de Diagnose Behandel Combinaties). De NPHF en KNMG praten regelmatig met elkaar over het dichterbij elkaar brengen van preventie en curatie.
4
Omdat de NPHF graag iets meer wil doen aan het dichten van de kloof tussen preventieve en curatieve zorg is in de subsidieaanvraag bij VWS dit onderwerp meegenomen. Uitgangspunt van het onderzoek is dat de curatieve zorg (met name specialistische zorg en huisartsenzorg) de contactmomenten met individuele patiënten te weinig benut voor de overdracht van preventieve boodschappen, terwijl de public health sector (met name GGD’en) weinig relaties lijken te leggen met huisartsen en ziekenhuizen. Mogelijkheden voor synergie worden onvoldoende verkend. VWS heeft dit onderdeel van de subsidieaanvraag gehonoreerd en de NPHF zal een projectleider aantrekken voor de uitvoering van het onderzoek. Stelselwijziging en preventie I Dr C. Bos, directeur Zorg bij Zorgverzekeraars Nederland, heeft het NPHF bestuur geïnformeerd over de positie die preventie heeft binnen de stelselwijziging en of het als zodanig aan de orde komt. Zorgverzekeraars innen premie bij de burgers en die premie is het budget voor medische behandelingen in de gezondheidszorg. Dit is vastgelegd in de ziekenfondswet. De vergoeding ligt vast in het verstrekkingenpakket en wordt bepaald door het College voor Zorgverzekeringen en de politiek. In het verstrekkingpakket is preventie als zodanig niet opgenomen. Vanuit het perspectief van zorgverzekeraars is investeren in preventie niet altijd gunstig: men wordt vroeg of laat toch ziek. Iemand die op relatief jonge leeftijd kortstondig ziek is en snel dood gaat, is goedkoper dan iemand die lang leeft en meerdere malen gebruik maakt van zorg. Gezond leven levert wel maatschappelijke winst en daarom moet preventie nog meer ingebed worden in consultatiebureaus (voor alle leeftijden), scholen, etc. Toch willen zorgverzekeraars zich echter wel inspannen voor preventie. In het kader van de invoering van DBC's (Diagnose Behandel Combinaties) wordt preventie in de discussie meegenomen. Mogelijk moet de discussie vanuit een andere benadering gevoerd worden zoals de kosten voor dure - niet kosten effectieve verrichtingen – afzetten tegen preventie. Discussie blijft of de stelstelwijziging ons mogelijkheden biedt om preventie op andere wijze te financieren. De verwachting is dat dit alleen geldt voor secundaire preventie als onderdeel binnen DBC's. Stelselwijziging en preventie II Tijdens de federatieraadvergadering in maart heeft de secretaris van de NPHF een presentatie gegeven over de stelselwijziging als toelichting en vervolg op de presentatie van dr. C. Bos, ZN. De stelselwijziging gaat over het invoeren van één standaard verzekering voor alle burgers waardoor het ziekenfonds en particuliere ziektekostenverzekeringen zullen verdwijnen. Een vereenvoudiging van het systeem dat winst en concurrentie toestaat zolang men maar binnen de budgettaire kaders blijft. Gezien de aanpassingen van het ziekenfondspakket zal de standaardverzekering een versmalling betekenen, met een eigen risico en meer eigen bijdragen. Dit zal effecten geven t.a.v. toegankelijkheid. De discussie over de stelselherziening richt zich vooral op herinrichting van de curatieve zorg. Preventie komt dus vrijwel niet aan de orde in de discussie m.u.v. DBC's (diagnose behandel combinaties) als oplossing voor huidige situatie van budgettering ziekenhuizen en medisch specialistische zorg. Tijdens de discussie is ingegaan op de rol van verzekeraars. Zij zijn inkopers van zorg en niet de inkopers van preventie. Allereerst moet worden bezien of het wenselijk is om preventie te benaderen vanuit risico's: risico als diagnose. Hier wordt ook de spanning duidelijk met de verzekeringslogica (individueel gericht) en dit verdraagt zich slecht met collectieve inspanningen. Anderzijds levert de DBC-discussie ook kansen om risico's in te voeren in het curatieve zorgsysteem. Het komt tegemoet aan de discussie die bij huisartsen wordt gevoerd over het basistakenpakket en de eis om extra aanvullende financiering voor het uitvoeren van preventieve interventies. De taak en functie omschrijving van de huisartsenpraktijk zal het aanvullende preventieve aanbod moeten opnemen. Het basis honorarium zou bijvoorbeeld kunnen worden aangevuld met financiering voor preventieve zorg. De uitvoering zal vooral bij de ondersteuners terecht komen. Op deze manier wordt het aantrekkelijker voor huisartsen om individuele primaire preventie activiteiten uit te voeren. Huisartsen moeten meer gaan samenwerken met andere professionals zoals in gezondheidscentra gebeurt. Huurman zou preventie in de 2e lijn via de verrichtingen van de specialisten willen laten lopen. Preventie maakt deel uit van de standaarden en spreek daar de medisch specialisten op aan (ook ter voorkoming van recidivisten of voorkomen van verergering). De discussie over preventie en de stelselwijziging lijkt zich te beperken tot mogelijkheden voor individuele preventie. De collectieve preventie past als zodanig niet binnen het stelsel.
5
Herorientatie VWS Dr. R Mooij, plaatsvervangend directeur publieke gezondheid VWS, heeft tijdens de federatieraadvergadering in september een presentatie verzorgd over de heroriëntatie van VWS (welke taken heeft VWS en welke taken zijn voor lagere overheden en andere organisaties). Eén van de uitkomsten is het instellen van een landelijk centrum voor infectieziekten bij het RIVM als uitkomst van het VISI-project bij GGD Nederland. Rekening moet worden gehouden met veranderingen op lokaal niveau door opschaling van de GGD-en. Bij VWS wordt ook nagedacht of het RIVM kan worden ingericht als centrum voor chronisch ziekten, jeugdgezondheidszorg en veiligheid. Dit zou een omvorming van het RIVM betekenen naar een “Centre for disease control” zoals in de Verenigde Staten. Het ministerie streeft ook naar een succesvolle opleiding arts maatschappij en gezondheid. Het College Sociale Geneeskunde is gevraagd te inventariseren wat de huidige problemen en mogelijke oplossingsrichtingen zijn. Veel onderwijsvakken zijn reeds bij de NSPOH aanwezig en op basis van huidig en nieuw aanbod moet een nieuwe opleiding gestalte gaan krijgen. Het CSG en de KAMG zullen hierbij een belangrijke rol spelen Ten behoeve van verbetering kennisinfrastructuur heeft Mooij gesproken over de academische werkplaatsen, waardoor de praktijk beter kan aansluiten bij het wetenschappelijk onderzoek en andersom ten behoeve van kwaliteitsverhoging. Aan ZonMw is gevraagd na te gaan welke verbanden en taken logisch lijken tussen GGD’en en universiteiten, zodat er mogelijk vanuit VWS een opdacht komt voor stimulering van deze academische werkplaatsen Het ministerie wil ook bekijken of bepaalde taken uit de WCPV kunnen worden overgeheveld naar de WMO. Sommige taken zoals JGZ en infectieziektebestrijding vragen wellicht om een top down aansturing. Taken die onder de WMO gaan vallen, vallen onder totale gemeentelijke vrijheid. Het gevaar bestaat dat als het geld op is, mensen bepaalde diensten niet krijgen; het is vaak aanbodgericht. VWS is zich bewust van dilemma´s, maar probeert met deze maatregelen meer samenhang te bewerkstelligen. VWS wil toch een instrument blijven hebben om uitvoering te garanderen en dit is de kwaliteitswet.
SAMENWERKING Samenwerking NPHF en PHForum Het Public Health Forum (PHForum) is opgezet als discussieplatform in het kader van de gedachtevorming rond de stelselherziening. Het PHForum heeft met het organiseren van workshops ter voorbereiding op de nieuwe nota Preventiebeleid het ministerie van VWS ondersteund. Zowel de NPHF als PHForum vinden dat de public health in Nederland aan meer gezicht en gewicht kan winnen als er meer samenhang en synergie komt. Beide besturen gaan nauwer samenwerken en het PH Forum beter positioneren binnen de public health. In 2004 is het PHForum als zelfstandig onderdeel binnen de federatie geplaatst, waarbij het PHForum bestuur op advies van een curatorium door het Federatiebestuur wordt benoemd. In 2004 is de gezamenlijk ingediende subsidieaanvraag door VWS gehonoreerd. Niet alleen is er nu financiering voor projecten die passen bij de afzonderlijke organisaties, maar ook kan het streven naar gemeenschappelijke huisvesting in Utrecht gestalte krijgt. Het PH-Forum zal met behulp van de subsidie debatten uitzetten over de economie van de public health en over lokaalintersectorale ontwikkelingen en monitoring. De debatten moeten uitmonden in bruikbare publicaties voor de sector. Samenwerking NPHF en SAVEZ SAVEZ is een Slowaakse afkorting voor de Slowaakse Public Health Vereniging. Dankzij een subsidie uit de Soros Stichting (via bemiddeling door European Public Health Association) is geld beschikbaar gekomen voor versterking van de public health in centraal en oost Europese landen door lokale initiatiefnemers te ondersteunen bij het opzetten van een lokale public health vereniging. In 2003 was het mogelijk om in Slowakije een public health vereniging op te richten en de NPHF heeft de lokale initiatiefnemers ondersteund. De inrichting van de zorg en de public health is in Slowakije nog sterk gestoeld op systemen uit de voormalige sovjetunie. SAVEZ wil heel langzaam en geleidelijk op basis van inhoud en met hulp van de professionals het systeem veranderen in een meer pro-actief systeem. In de subsidie was geld gereserveerd voor een uitwisselingsbezoek. In september heeft een delegatie van SAVEZ een bezoek gebracht aan Nederland. De NPHF had een intensief driedaags programma opgesteld met daarbij bezoeken aan het RIVM, de GGD Nederland, de GG&GD Utrecht, het NIVEL, VWS, de Tweede Kamer en EUPHA. Het bezoek is afgesloten met een werklunch met het enkele bestuursleden van de NPHF.
6
De subsidie aan SAVEZ voorzag ook in het organiseren van een congres. In het kader van het eerste public health congres in Slowakije, zijn in oktober het hoofd van het bureau, de voorzitter NPHF en het hoofd VTV van het RIVM naar Kosice vertrokken voor het leveren van bijdragen aan het SAVEZ-congres. Het congres van een groot succes en is door ruim 80 personen bezocht. Tijdens het EUPHA congres 2004 in Oslo is ter afsluiting van het project een gezamenlijke presentatie verzorgd. De prettige en succesvolle samenwerking met SAVEZ wordt voortgezet. NPHF en het Partnership Stop met Roken De NPHF is één van de deelnemers aan het Partnership Stop met Roken. Het Partnership heeft in 2004 gewerkt aan het opstellen van een beleidsdocument ter ondersteuning van het terugdringen van het aantal rokers in Nederland. Ook zijn de activiteiten voortgezet om - in samenwerking met het CBO - een richtlijn te ontwikkelen voor de behandeling van rookverslaving. De richtlijn zal in 2005 verschijnen. Nu reeds blijkt uit onderzoek dat stoppen met roken succesvoller is naarmate de ex-roker meer ondersteuning krijgt (professionals, zelfmedicatie en voorgeschreven medicatie). Het Partnership heeft op basis van de huidige stand van wetenschap de minister geadviseerd de vergoeding van de behandeling van rookverslaving mee te nemen in de begroting. De minister is van oordeel dat rokers die willen stoppen zelf de door een arts voorgeschreven medicatie moeten betalen, omdat zij geld uitsparen door niet te roken
TOT SLOT De toekomst De NPHF bestaat vier jaar en is de start- en aanloopfase voorbij. Een nieuwe fase gaat in. Het hoofddoel blijft het versterken van de sector en het onderstrepen van het belang van de public health. Dit alles in afstemming met organisaties binnen en buiten de sector. Onze voornemens zijn dan ook te blijven doen wat we doen, met aandacht voor wat verbeterd kan worden en voor wat nog niet tot wasdom is gekomen. De verbeterpunten liggen in het vergroten van de zichtbaarheid van de NPHF, de public relations en het vergroten van het contact met de leden. Acquisitie blijft doorgaan, zowel ten behoeve van het werven van nieuwe leden als ook voor het verkrijgen van externe financiering. De NPHF ziet zichzelf als een lerende organisatie. De activiteiten rond de G-lezing en het Nederlands Congres Volksgezondheid hebben het afgelopen jaar veel tijd en energie gevraagd, wat soms zijn invloed had op andere activiteiten. De subsidie van VWS biedt mogelijkheden voor hernieuwde aandacht op deze activiteiten. De landelijke en lokale ontwikkelingen blijven we volgen. Nieuwe samenwerkingsvormen worden aangegaan als dat kan leiden tot een versterking van de sector. De NPHF zal in 2010 het Europese Public Health Congres organiseren, onder auspiciën van EUPHA.
Marieke van der Waal, hoofd bureau Jan Huurman, secretaris maart 2005
Bijlagen: - ledenlijst 2004 - lijst met bestuursleden
7