Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
RWS ONGECLASSIFICEERD
beschikking 26 MEI 2015
Datum Nummer Onderwerp
RWS-2015/21666 1 Watervergunning Merwetank B.V. te Giessenburg met zaaknummer 028.0957.A.wtw24529
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Aanhef Besluit Voorschriften Aanvraag Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer Procedure Conclusie Ondertekening Mededelingen Bijlagen
1.
Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 26 november 2014 een aanvraag ontvangen van Merwetank B.V. om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag is namens de aanvrager ingediend door Milieu-adviesbureau Opifex B.V. De aanvraag is geregistreerd onder zaaknummer 028.0957.A.wtw24529. Een aanvulling op de aanvraag is op 9 december 2014 ontvangen en geregistreerd onder zaaknummer 028.0957.A.wtw24529. De aanvraag betreft het brengen van stoffen, afkomstig van Merwetank, gelegen aan Avelingen-Oost 14 in Gorinchem in rivier de Boven Merwede. De aanvraag omvat de volgende stukken: Aanvraagformulier milieuneutraal 9 december 2014 Aanvraagformulier Waterwet 9 december 2014 Bijlage_1_beschrijvinglozinghemelwater_9dec2014 MRA_8december20l4_Proteusl3259O (+ rekenfile) MRA_Sdecember2ol4_Rap132590 Omgevingskaart_GORINCHEM_B2948
-
-
-
-
-
-
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 1 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Situatietekening_Merwetank Plattegrondtekening_lozinghemelwater_oppervlaktewater
-
-
2.
Nummer RWS-2015/216661
Besluit
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: L
II.
De gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet aan Merwetank B.V. te Giessenburg te verlenen voor het brengen van hemelwater vanaf een bodembeschermende voorziening, afkomstig van Merwetank, gelegen aan Avelingen-Oost 14 in Gorinchem in de rivier de Boven Merwede; Aan de vergunning de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen.
Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen wordt verwezen naar bijlage 1 van deze vergunning. 3.
Voorschriften
3.1
Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam Voorschrift 1 Soort Afvalwaterstroom
In de Boven Merwede mag uitsluitend de hieronder genoemde afvalwaterstroom worden gebracht: Lozingspunt A
Soort afvalwaterstroom Hemelwater afkomstig uit tankput H en tankput 1 Voorschrift 2 Maatregelen bij een ongewoon voorval binnen de inrichting
1. Indien zich in de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft vergunninghouder onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen van dat ongewoon voorval voor het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. 2. Degene die een inrichting drijft, waarin zich een voorval, als hiervoor bedoeld, voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan de waterbeheerder. RWS 0NGECCASSFiCEERD
Pagina 2 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum Nummer 3. Hij verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens RWS-2015/21666 met betrekking tot: a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan; b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigenschappen; c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam van het voorval te kunnen beoordelen; d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. 4. Zo spoedig mogelijk na een dergelijk ongewoon voorval, moet de vergunninghouder in overleg met de waterbeheerder gegevens over de maatregelen verstrekken die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.
Voorschrift 3 Beheer en onderhoud
De op grond van deze vergunning aanwezige werken moeten doelmatig functioneren, in goede staat van onderhoud verkeren en met zorg worden bediend. Voorschrift 4 Bedrijfsnoodplan 1. Uiterlijk zes weken voor de eerste lozing moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder een bedrijfsnoodplan indienen. 2. De vergunning houder moet er zorg voor dragen dat het in het eerste lid bedoelde plan, zo vaak als dit in verband met wijzigingen nodig is, wordt aangepast. 3. Het in het eerste lid bedoelde bedrijfsnoodplan behoeft de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Het besluit omtrent goedkeuring staat open voor bezwaar en beroep. Voorschrift 5 Contactpersoon 1. De vergunninghouder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het bij deze vergunning bepaalde of bevolene, waarmee door of namens de waterbeheerder in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 3 van 16
1
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
2. De vergunninghouder deelt schriftelijk binnen veertien dagen nadat deze vergunning in werking is getreden de waterbeheerder mee, de naam, het adres en het telefoonnummer van degene(n) die door of vanwege hem is (zijn) aangewezen. 3. Wijzigingen moeten binnen 14 dagen schriftelijk worden gemeld. 4.
Aanvraag
4.1
Algemeen
Nummer
RWS-2015/21666 1
4.1.1 Aanleiding Op 8 juli 2014 is een Omgevingsvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de opslag van verschillende grondstoffen en halifabricaten voor de voedingsmiddelenindustrie, veevoederindustrie en harsen en wassen in bovengrondse opslagtanks.
Voor het hemelwater, afkomstig uit de (uitpandige) tankputten, is in de aanvraag om omgevingsvergunning beschreven dat dit hemelwater zou worden opgevangen en gebruikt voor de productie van ‘demiwater’. Dit bleek vanwege eisen omtrent de kwaliteit van producten niet mogelijk. Het hemelwater uit de betreffende tankputten (H en 1) zal daarom moeten worden geloosd. In overleg met het bevoegd gezag (Wabo en Waterwet) is besloten het hemelwater uit deze tankputten op de rivier de Boven Merwede (insteekhaven) te lozen. 4.1.2 Activiteitenbesluit Merwetank wordt aangemerkt als “type C-inrichting” op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheet, ook wel Activiteitenbesluit Milieubeheer genoemd. Type C-inrichtingen zijn inrichtingen waarvoor de vergunningplicht blijft gelden, maar die voor een deel van de activiteiten te maken kunnen krijgen met de algemene regels uit het Activiteitenbesluit Milieubeheer. In hoofdstuk 4.2 wordt nader ingegaan op de vergunningplichtige en meldingsplichtige activiteiten. 4.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd De aanvraag heeft betrekking op het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam.
Op grond van artikel 6.2, lid 1 van de Waterwet is het verboden om stoffen in een oppervlaktewaterlichaam te brengen, tenzij: • een daartoe strekkende vergunning is verleend door Onze Minister of, ten aanzien van regionale wateren, het bestuur van het betrokken waterschap; • daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur. Merwetank is een type C inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit. Het lozen van hemelwater vanuit tankputten, welke bodembeschermende voorzieningen betreffen, op de Boven Merwede is vergunningplichtig op grond van artikel 1.6, lid 1 onder b van het activiteitenbesluit. RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 4 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Boven Merwede. Daarom heeft Merwetank bij Rijkswaterstaat een aanvraag ingediend voor een watervergunning. .
Nummer
RWS-2015/21666 1
4.2.1
Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden De activiteit vindt plaats in de Boven Merwede, op Avelingen-Oost 14 te Gorinchem. Binnen het oppervlaktewaterlichaam Sliedrechtse Biesbosch zijn de navolgende beschermde gebieden aangewezen: Zwem water Binnen het waterlichaam Boven Merwede liggen de volgende zwemlocaties: De Mosterdpot, camping Badstrand Vogel- en habitatrichtlijn De Vogel- en habitatrichtlijn is van toepassing op de volgende gebieden: Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem. -
4.2.2 Overzicht afvalwaterstromen De aanvraag heeft betrekking op het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van de volgende afvalwaterstroom: mogelijk door de bedrijfsactiviteiten of anderszins verontreinigd hemelwater. -
De bovengenoemde afvalwaterstroom wordt via één lozingspunt(en) in de Boven Merwede gebracht. Het mogelijk verontreinigd hemelwater wordt middels een lozingsprotocol geloosd. Dit protocol moet er op toezien dat het hemelwater schoon niet door bedrijfsactiviteiten mogelijke verontreinigingen bevat. 5.
Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer
De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het wate rbe heet: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 5 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden.
Nummer Rws-2o;5/21666 1
Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van het initiatief op de chemische en ecologische waterkwaliteit en op de maatschappelijke functievervulling door het watersysteem. De effecten op veiligheid en waterkwantiteit spelen geen rol bij dit besluit. Aan de hand van het in dit hoofdstuk beschreven toetsingskader volgt in paragraaf 5.1 de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het wate rbe heer. 5.1
Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam
5.1.1 Regelgeving en beleid Landelijk beleid ten aanzien van emissies Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. Het eerste beginsel van het preventief beleid ‘vermindering van de verontreiniging’ houdt in dat verontreiniging ongeacht de stofsoort zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aandacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste ‘de beste beschikbare technieken’ toepast, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). -
RWS ONGECLASSIFICEERD
-
Pagina 6 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de ‘beste beschikbare technieken’ gegeven: ‘de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die kosten en baten in aanmerking genomen economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld’.
Nummer Rw5-2015/21666 1
—
—
In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Nederlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBT-documenten). Deze zijn weergegeven de bijlage bij de Mor. De in de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening. De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste beschikbare technieken. Conclusie Door het verlenen van deze vergunning wordt bereikt dat ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Het tweede beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen. Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Handboek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Nationaal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EU-richtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen. Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in de bijlage bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissietoets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende waterlichaam en benedenstrooms.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 7 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden gehouden bij de vergunningverlening (artikel 6.la Waterbesluit). Verder verwijst de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (artikel 6.21 in combinatie met artikelen 2.1 en 2.10 van de Waterwet en artikel 4 van de Krw). Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven. De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruitgang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daarom onderdeel uit van de immissietoets.
Nummer RwS-2o15/21666 1
Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immissietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijdelijke verslechtering van de situatie worden toegestaan. Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet. Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder voorwaarden aanvullende eisen gesteld. Activiteitenbesluit milieubeheer Op 1 januari 200$ is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden, verder aangehaald als ‘Activiteitenbesluit’. In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten, die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit is thans de vergunningplicht op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.2 van de Waterwet voor een groot aantal inrichtingen opgeheven. Het Activiteitenbesluit onderscheidt drie typen inrichtingen, typen A, B en C. Inrichtingen ingedeeld in typen A en B vallen geheel onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit en hebben geen vergunning nodig op grond van de Wabo. Voor inrichtingen type C blijft in beginsel een omgevingsvergunning (en eventueel een watervergunning) nodig. De activiteiten die zijn geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit zijn echter ook van toepassing op inrichtingen type C en worden dus niet in die vergunning geregeld.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 8 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Risicos van onvoorziene lozingen De waterkwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam kan ernstig verstoord raken als gevolg van industriële onvoorziene lozingen. Ten einde onvoorziene lozingen te voorkomen dan wel te minimalisecen, heeft de CIW het rapport “Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen” opgesteld. Het rapport “Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen” is aangewezen als BBT-document in de bijlage bij de Mor. Het rapport is in principe van toepassing op alle situaties die een risico voor het oppervlaktewaterlichaam kunnen vormen. Het beleidskader kan zodoende worden toegepast in het kader van de waterwet- en omgevingsvergunningverlening en trajecten in het kader van het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO’99). Het BRZO is de wettelijke implementatie van de Europese Seveso II Richtlijn, die tot doel heeft de risico’s van grote ongevallen met gevaarlijke stoffen in de industrie, voor zowel mens als milieu, zo klein mogelijk te maken. In het kader van de Waterwet betekent dit dat analoog aan de aanpak van reguliere lozingen van afvalwater de emissie-aanpak ook geldt voor onvoorziene lozingen. Primair moet voldaan worden aan de “stand der veiligheidstechniek”. Dit beperkt de kans en/of de omvang van de negatieve effecten van onvoorziene lozingen. Vervolgens zullen de resterende risico’s in kaart gebracht moeten worden volgens de selectiemethodiek voor stoffen en activiteiten verwoord in bijlage 2 van het CIW-rapport. Deze selectie-methodiek is uitgebreid beschreven in het Riza-rappoft “Beschrijving van de methode voor de selectie van activiteiten binnen inrichtingen ten behoeve van het uitvoeren van studie naar de risico’s van onvoorziene lozingen’ Bij dit selectiesysteem worden verschillende activiteiten en lozingssituaties onderscheiden en gekwantificeerd naar effecten op het oppervlaktewaterlichaam. Een overzicht hiervan is hieronder weergegeven:
Nummer RWS-2015/21666 1
Directe lozing/afstroming in het oppervlaktewaterlichaam: 1. toxische effecten; 2. sterfte van aquatische organismen als gevolg van zuurstofdepletie; 3. de vorming van drijfiagen. Directe lozing/afstroming op een zuiveringsinstallatie: 1. negatieve beïnvloeding van de werking van zuiveringsinstallaties; 2. overbelasting van de installatie. De kansen en de effecten van onvoorziene lozingen worden ingeschat met behulp van het computerprogramma “Proteus III” (http ://www. helpdeskwater. nl/onderwerDen/emissiebeheer/afvalwater/besluit risico-zwace/beleidskader/@ 131 5/Droteus/)
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pana 9 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit) 1. Toetsing maatregelen preventie en hergebruik Het lozen van mogelijk verontreinigd hemelwater uit tankputten is niet te voorkomen. Het hergebruik voor de productie van demiwater bleek vanwege kwaliteitseisen niet haalbaar. Er kan dus geen hemelwater worden hergebruikt. Omdat er in de tankput geen verhandelingen plaatsvinden, kunnen er geen door het bedrijfsproces gerelateerde verontreinigingen in het hemelwater zitten, tenzij er sprake is van lekkage. Hierop heeft Merwetank een lozingsprotocol opgesteld waarin het hemelwater op een aantal parameters wordt gecontroleerd om afwijkingen te kunnen constateren. De parameters worden bijgehouden in een logboek. Indien er geen afwijkingen worden geconstateerd, wordt het hemelwater afgelaten. De afsluiter van de tankput is standaard gesloten. Deze maatregelen worden gezien als goede invulling van het waterkwaliteitsbeleid dat primair gericht is op preventie. 5.1.2
Nummer
RWS-2015/21666 t
2. Toetsing aan de beste beschikbare technieken (BBT) Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord speciaal in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel.
Het hierboven beschreven lozingsprotocol en de standaard gesloten afsluiter wordt in het onderhavige geval aangemerkt als BBT. In de vergunning worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van het Activiteitenbesluit, geen lozingseisen opgenomen voor het te lozen hemelwater. De lozing van hemelwater zal niet leiden tot onaanvaardbare verontreiniging van het oppervlaktewater mits Merwetank zich houdt aan: • de in de aanvraag beschreven wijze en kwaliteit van het te lozen afvalwater; • de aan deze vergunning verbonden voorschriften. 3. Immissietoets Voor de lozing naar oppervlaktewater is de immissietoets uitgewerkt in het Handboek Immissietoets. Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare concentraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om de emissie te reduceren. Daarnaast geldt voor nieuwe lozingen dat de immissietoets gebruikt moet worden om te beoordelen of de lozing niet onverenigbaar is met de doelstellingen en belangen zoals genoemd artikel 6.21 van de Waterwet.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 10 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij de doelstelling op jaargemiddeldebasis (]G-MKN), hetzij het MTR indien nog geen doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden. Het beheerplan moet dan aanleiding geven de bestaande lozingen opnieuw te bezien. De onderhavige lozing is als zodanig in het beheerplan niet genoemd.
Nummer RWS-2015/2;666 1
Gelet op de aard en omvang van de lozing is in het onderhavige geval geen immissietoets uitgevoerd. Dit vanwege het feit dat er alleen sprake is van het lozen van niet of nauwelijks verontreinigd hemelwater. Op voorhand kan worden gesteld dat de onderhavige lozing geen signiflcante effecten heeft op het bereiken van de, voor het waterlichaam geldende, doelstellingen. Tevens leidt de lozing niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen.
4. Toetsing onvoorziene lozingen Merwetank is op grond van de CIW nota “Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen” verplicht tot het opstellen en indienen van een Milieurisicoanalyse (MRA). De risico’s voor het oppervlaktewater zijn met behulp van het model Proteus III gemodelleerd. De Proteusmodellering laat zien dat de risico’s acceptabel zijn op basis van het door Rijkswaterstaat gehanteerde referentiekader dat uitgaat van o.a. volumecontaminatie, waterbodemverontreiniging en drijflaagvormers. Tijdens een inspectie op de MRA kunnen de uitgangspunten worden geverifieerd op juistheid. 5.1.3
Overwegingen ten aanzien van de maatschappelijke functievervulling door watersystemen Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Voor de Boven Merwede die onderdeel uitmaakt van het KRW-waterlichaam Slied rechtse Biesbosch gelden de volgende functies: • Scheepvaart, havenfaciliteiten en recreatie. • Waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen en afwatering. Uitgangspunt van het BPRW is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon & gezond water op orde zijn. Voor de functies drinkwater natuur schelpdierwater en zwemwater gelden echter aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de waterkwaliteit en/of het gebruik van de betreffende gebieden die voortvloeien uit Europese verplichtingen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 11 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De aan de Boven Merwede toegekende functie(s) stellen geen aanvullende kwaliteitseisen aan het betreffende oppervlaktewater. Bij de toetsing van de vergunningaanvraag is beoordeeld of het lozen van hemelwater de vervulling van de Boven Merwede toegekende functies nadelig beïnvloedt. Hiervan is geen sprake. 6.
Nummer RWS-2015/21666 1
Procedure
6.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing, zodat de reguliere voorbereidingsprocedure kan worden gevolgd. 6.2 Behandeling van zienswijzen De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunning hebben van 2 april 2015 tot en met 13 mei 2015 voor het naar voren brengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp. 7.
Conclusie
De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. 8.
Ondertekening
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid
mevrouw A.H. Bos-Massop
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 12 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
9.
Mededelingen
Nummer
RWS-2015/21666 1
Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? -
-
-
Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of Organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de Organisatie iS ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; de reden waarom u beroep instelt; de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. -
-
-
-
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de Organisatie IS ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.
RWS ONGECLASSXFICEERD
Pagina 13 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
10.
Bijlagen
Nummer RWS-2015/21666 1
Bijlage 1, Begripsbepalingen Bijlage 2, Tekeningen
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 14 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 1, Begripsbepalingen
Nummer RWS-2015/21666 T
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nummer RWS-2015/21666 1. In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. ‘Aanvraag’: de aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op 26 november 2014 binnengekomen bij Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid en geregistreerd onder nummer 028.0957.A.wtw24529. 2. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. 3. ‘BPRW 2009-2015’: het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-2015, zoals dat op 22 december 2009 in werking is getreden (te downloaden van www. rijkswaterstaat. fl1). 4. ‘Bevoegd gezag’: de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid namens de minister van Infrastructuur en Milieu (p/a Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, afdeling Vergunningverlening, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam). 5. ‘Kaderrichtlijn Water (KRW)’: richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. 6. ‘KRW-waterlichaam’: volgens artikel 2, lid 10, van de richtlijn 2000/60/EG is een KRW-waterlichaam een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater. 7. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht. 8. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan. 9. ‘Ontvangstdatum aanvraag’: eerste datum dat de aanvraag ontvangen is bij een bestuursorgaan. 10. ‘Oppervlaktewaterlichaam’: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. 11. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen verricht. 12. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 15 van 16
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 2, Tekeningen
Nummer
RWS-2015/21666 1
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nummer RWS-2015/21666 1.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 16 van 16
vuil
vuil
controleput op eigen terrein (nabij perceelsgrens)
controleput op eigen terrein (nabij perceelsgrens)
trafo 3x3m
H1
H2
H3
H4
H5
H1
H6
H2
H3
H4
H5
H6
pp bezinkput olie- en benzineafscheider v.v. inspectieluik en protocol
vp inhoud 5000 liter hwa
os
vp
af.
20
put v.v. dompelpomp tbv vullen demiwatertank
vp
i6
C2
i5
vp vp
C3
i11 vp
C4
A1
i10
vp
betonvloer
14
6
4000+P
4000+P
15 16
i10 i3
1 pluvia (zakleiding) verslepen van binnen naar buiten op peilnivo (buiten isoleren)
B2 put heftafel 1300-
A1
B1
A2
B2
A3
B3
7
i4
i9
C4
KELDER 3000-
vp
A2
C3
8
5
roostervloer
i11
vp
G
C2 4000+P
i6
B1
vp
i4
C1
liftput 4400-
tankopslag 3000-
i3
i12
schoon
i5
C1
pluvia (zakleiding)
i12
kg vp
WEEGBRUG 2
vp
WEEGBRUG 1
vp
i9
alu
kg
sk
vp
sk
A3
i8
pp
B3
sk
alu/g NUTS
hwa
i8
hwa
23
h
vp
vp
A4
i7
B4
i1
schoon
i2
i1
h
i2 A4
i7
20
3000-
alu/g
hwa
B4
hwa
alu/g
toiletten
h
hg
overloop
hg kantoorruimte
directie
alu/g
18 (8x) kg
vp
alu/g
kg
kg
alu/g
alu/g
alu/g
20 20 afvoer naar oppervlaktewater conform proctocol
H2
afvoeren naar oppervlakte water
H3
H4
H5
H6
H1
H2
H3
H4
H5 kg
pluvia
kg
i12
D1
F1
G
D2
H6
F2
13
D1
i12
D2
12
F1
G
pluvia
H1
schoon
OPSLAG
12
F2
vide
9 10 11
8000+P
B1
21
E
i4
i3
i9
i8
A2
B2
A3
B3
F7
i3
toiletten
h
i2 A4
i7
alu/g
B4
kg
i8
hwa
i1 vergaderruimte
kg
alu/g
alu/g
12
12
F5
F6
E
F7
B1 12
A2
B2
A3
B3
kg kg
kg
kg
hwa
alu/g
h overloophg hg
kantine personeel kg
i4 i9
h
i1
A1
i10
kg
hwa
22 vide
F6
12
F4
i7
alu/g alu/g
i2
alu/g
A4
B4 pluvia
A1
i10
F5
D4
betonvloer
D3
i11
vide
schoon
D4
F3
pluvia (zakleiding)
D3
i11
12
F4
pluvia
F3
i6
pluvia zakleiding
i5
i6
pluvia
i5
kg
kg
kg
RENVOOI: nr.
omschrijving
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 25
vloeistofpomp elektrische afleverpomp IBC tank oplaadstation vloeistofpomp elektrische afleverpomp elektrische afleverpomp elektrische pomp luchtcompressor luchtcompressor vloeistofpomp roermotor osmoseapparaat ventilator drums stalen vat/ can verwarming tanks met drukvat verwarmingsketel vulpunt afsluiter zakgoed zakgoed verwarmingsketel verwarmingsketel goederenlift schaarheftafel
vermogen 22,0 kW 0,5 kW 10,0 kW 11,0 kW 0,5 kW 0,5 kW 4,0 kW 55,0 kW 18,0 kW 1,5 kW 7,5 kW 7,5 kW 1,5 kW
VWjN:
22,0 kW 22,0 kW 7,5 kW 7,5 kW
specificatie t.b.v. verpompen tanks i naar vrachtwagens t.b.v. afvullen IBC tanks inhoud 200liter dieselolie t.b.v. elektrische heftruck t.b.v. verpompen tankinhoud tank A t.b.v. afvullen jerrycans/ vaten t.b.v. afvullen drums t.b.v. verpompen demiwater in tank G naar tanks F werkdruk 8 bar, ketelinhoud 120 t.b.v. losvoorziening vrachtwagens werkdruk 8 bar, ketelinhoud 80, t.b.v. leidingen en ventielen t.b.v. verpompen vloeistof tank E naar tank F t.b.v. mengtanks F t.b.v. maken demiwater FDSDFLWHLWPKPP VWXNVjOLWHULQKRXGVWRIIHQFIUDSSRUWDJH2SLIH[ VWXNVjOLWHULQKRXGVWRIIHQFIUDSSRUWDJH2SLIH[ zie rapportage Opifex (m.b.v. thermische olie) t.b.v. A t/m F tanks, gasgestookt t.b.v. lozing kelderbak (middels protocol) 70 ton 10 ton t.b.v. verwarming kantoorgebouw t.b.v. verwarming kantoor+sanitairgroep bedrijfsruimten hefvermogen 1500 kg hefvermogen 3000 kg
tank nr.
A
inhoud
tank nr.
E
250 m3
inhoud
55
tank nr.
B
tank nr.
F
inhoud
250 m3
inhoud
55
tank nr.
C
inhoud
40
(verwarmd)
(verwarmd)
(verwarmd) m3
tank nr.
D
inhoud
130 m3
(verwarmd)
tank nr.
G
inhoud
42
(verwarmd) m3
(verwarmd) m3
m3
tank nr.
H
inhoud
150 m3
Voor verdere informatie / stoffenlijst zie rapportage en bijlagen Opifex
tank nr.
I1 t/m 6
inhoud
1450 m3
tank nr.
I7 t/m 12
inhoud
325 m3
Het Oudland 9 4221 MJ Hoogblokland T 0183 565724 F 0183 565297 E
[email protected] www.burovandendool.nl
RENVOOI: pp
= pompput
h
= hout
s
= staal
hg
= hout / glas
sg
= staal / glas
kg
= kunststof / glas
alu/g
= aluminium / glas
S6
= schuimblusser, inhoud ..kg
Onderdeel:
Project:
Milieutekening kelder, 1e t/m 3e verdieping Nieuwbouw tankopslag met bedrijfsgebouwen aan Avelingen-Oost 14 te Gorinchem
Opdrachtgever: Merwetank B.V.
Gewijzigd: 10 januari 2014 20 februari 2014 28 februari 2014 24 november 2014
Slingelandseweg 22 3381 LA Giessenburg Getekend:
Dick van den Dool
Dossier:
498
Schaal:
1:200
Datum:
22 november 2013
Tekening nr.:
M2