Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
beschikking Datum Nummer Onderwerp
12 oktober 2015 RWS-2015/44086 Beschikking op grond van de Ontgrondingenwet voor het realiseren van de afmeergelegenheid terminal Flevokust en een vaargeul ter ontsluiting van de terminal voor de kust bij Lelystad tussen de I]sselmeerdijk en de vaarweg Amsterdam-Lemmer
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergun n i ngverleni ng Zuiderwagenplein 2 8224 AD Lelystad Postbus 2232 3500 GE Utrecht T 0320-299111 F 0320-234300 www.rijkswaterstaat. ni Contactpersoon H, de Heer medewerker advisering T 0611526477 henk. de. heer@ rws. fl1
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 1 van 18
Inhoud 1. Aanhef
.3
2. Besluit
.
3. Voorschriften
5 5
3.1 Algemene voorschriften
5
Voorschrift 1 Ontgrondingsgebied
5
Voorschrift 2 Calamiteiten
6
Voorschrift 3 Contactpersoon
6
Voorschrift 4 Lodingen
6
Voorschrift 5 Gebruik waterstaatswerk
6
3.2 Voorschriften voor start ontgronding
7
Voorschrift 6 Inloding
7
Voorschrift 7 Werkplan
7
3.3 Voorschriften tijdens de ontgronding
8
Voorschrift 8 Uitvoering
8
Voorschrift 9 Aanwezigheid bescheiden
8
Voorschrift 10 Bodem vondsten
8
3.4 Voorschriften na afloop van de ontgronding
9
Voorschrift 11 Uitlodingen
9
Voorschrift 12 Oplevering
9
4. Aanvraag
9
5. Overwegingen naar aanleiding van de aanvraag
9
6. Procedure 6.1 Algemeen
13 13
7. Conclusie
14
8. Ondertekening
14
9. Mededelingen
15
Bijlage 1: Begrippenlijst
17
Bijlage 2: Situatietekeningen
18
Bijlage 3. Kennisgeving
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 2 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningvertening
1. Aanhef
Datum 12 oktober 2015
De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 4 februari 2015 een aanvraag ontvangen van de provincie Flevoland voor een vergunning ingevolge artikel S, eerste lid van de Ontgrondingenwet juncto artikel 4, eerste lid van het Besluit ontgrondingen in rijkswateren.
Nummer Rws-2015/44086
De aanvraag heeft betrekking op het realiseren van een afmeergelegenheid terminal Flevokust in het IJsselmeer ten noorden van Lelystad en een vaargeul vanaf de vaarweg Amsterdam-Lemmer tot voorbij de te realiseren terminal Flevokust aan de IJsselmeerdijk. Beide aan te leggen voorzieningen liggen binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat Midden-Nederland. De aanvraag is 4 februari 2015 ontvangen en geregistreerd onder zaaknummer ZT2015-00012454 met kenmerk RWS-2015/5977. De leges zijn op 10 maart 2015 ontvangen en onder hetzelfde zaaknummer geregistreerd. Op 26 februari is de aanvrager per brief (kenmerk RWS-2015/8384), ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid gesteld om ontbrekende gegevens aan te vullen. De ontbrekende gegevens zijn in eerste instantie op 13 maart 2015 per mail ontvangen. Hierna is per mail een toelichting en aanvulling op de aanvullende gegevens gevraagd met betrekking tot de gevolgen van de ontgronding voor de stabiliteit van de dam bij de Maxima centrale. Verder is aanvulling gevraagd met betrekking tot het te verrichten archeologische onderzoek. Met betrekking tot de gevolgen van de ontgronding voor de stabiliteit van de dam bij de Maximacentrale is op 26 mei 2015 een memo met bijlagen ontvangen, waarin een nadere toelichting is opgenomen ten aanzien van de risico’s van de aanleg van de vaargeul voor de stabiliteit van de dam bij de Maximacentrale. Met betrekking tot het archeologisch onderzoek is na meerdere overleggen met provincie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) op 13 juli 2015 een plan van aanpak ontvangen waarin is opgenomen hoe de provincie te werk wil gaan bij het uitvoeren van een archeologisch verkennend onderzoek. Op grond van artikel 4:15 Awb is de procedure opgeschort met 137 dagen. De aanvraag omvat de volgende stukken: • het aanvraagformulier, gedateerd 3-2-2015; geregistreerd onder documentnummer DMS 20150000000003604; • rapportage definitief Voorontwerp Terminal Flevokust, gedateerd februari 2015; geregistreerd onder documentnummer DMS 2015000000000; • uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel KvK-nummer 32164140, dd. 16-1-2015; • situatietekening overzicht vaargeul (zuidelijk deel) golfbreker en haventerrein Combinatieprofiel RS2/Vb dwarsprofiel vaargeul en doorsneden golfbreker, code BD3519 0006 A [deze tekening is aangepast tot een versie 8]; —
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 3 van 18
RWS ONGECIASSIFECEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening
• situatietekening overzicht vaargeul (noordelijk deel Combinatieproflel RS2/Vb, code BD3519 0007 A [deze tekening is aangepast tot een versie 8]; •kadastraal bericht object met als kadastrale aanduiding Lelystad H890, dd 3-22015; • kadastraal bericht object met als kadastrale aanduiding Lelystad H889, dd 3-22015; • kadastraal beticht object met als kadastrale aanduiding Lelystad H978, dd 3-22015;; • kadastraal bericht object met als kadastrale aanduiding Lelystad H324, dd 3-22015; • rapportage ‘Archeologisch vooronderzoek in het kader van de aanleg van de buitendijkse terminal Flevokust, gemeente Lelystad’, Vestigia, rapportnr. V1209, ISSN 1573-9406, dd. 6 november 2014; • memo Royalhaskoning DHV van 5 maart 2014 met aanvulling tekeningen en toelichting aanvraag ontgrondingsvergunning. • situatietekening overzicht vaargeul (zuidelijk deel) golfbreker en haventerrein Combinatieprofiel RS2/Vb dwarsprofiel vaargeul en doorsneden golfbreker, code BD3519 0006 3 [deze tekening vervangt versie A]; • situatietekening overzicht vaargeul (noordelijk deel) Combinatieprofiel RS2/Vb, code 3D3519 0007 3 [deze tekening vervangt versie Al; • memo M&WNOO1DO1 van 26 mei 2015 met een toelichting op de memo stabiliteit havendam Maxima Centrale van 11-3-2015, geregistreerd onder documentnummer 201400000000025593; • Rapport ‘Bouwbeleid primaire waterkeringen in stedelijk gebied, technische onderbouwing beschermingszones en beoordelingsprofiel’, Waterschap Zuiderzeeland, versie 4, registratienummer WG-SE20051484, januari 2006/definitief; • Rapport ‘Ontwerp-versterkingsplan Flevo-eiland, verbetering taludbekleding’, waterschap Zuiderzeeland, versie 1, registratienummer WG-SE20081922, december 2008/concept; • Document met berekeningen ‘D-Geo Stability 10.1’, Royal haskoningDHV, 26-12015; • Document Figuur ‘VO Terminal Flevokust, stabiliteit strekdam, vaargeul op 12,5 m uit de teen dam’, Royal HaskoningDHV, d.d. 1/27/2015; • plan van aanpak archeologisch onderzoek; transect archeologie, erfgoed, ruimte Utrecht versiel.0, dd. 02-07-2015, ontvangen op 13-07-2015, geregistreerd onder documentnummer 201400000000034808.
Datum
12 oktober 2015 Nummer
RWS-2015/44086
—
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 4 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening
2. Besluit
Datum
12 oktober 2015
Gelet op de bepalingen van de Ontgrondingenwet, het Besluit ontgrondingen in rijkswateren (Bor), de regeling Ontgrondingen in Rijkswateren, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister als volgt: 1.
Nummer
RwS-2015/44086
De gevraagde vergunning als bedoeld in artikel $ van de Ontgrondingenwet te verlenen voor het ontgronden van 900.000 m3 bodemmateriaal uit het IJsselmeer, ten behoeve van het realiseren van de afmeergelegenheid terminal Flevokust en van een vaargeul voor het ontsluiten van de terminal voor de kust bij Lelystad te verlenen.
II. De vergunning te verlenen tot 1 juli 2018. III. De bij de aanvraag ingediende tekeningen BD3519 0006 B en BD3519 0007 B en paragraaf 6.1 en 6.2 van het voorontwerp terminal Flevokust deel uit te laten maken van de vergunning. IV. Aan de vergunning de navolgende voorschriften te verbinden.
3. Voorschriften 3.1 Algemene voorschriften Voorschrift 1 Ontgrondingsgebied 1.1 De vergunninghouder dient de ontgronding uit te voeren overeenkomstig de in bijlage 2 opgenomen tekeningen. 1.2 Het ontgrondingsgebied is vastgelegd in XY-coördinaten overeenkomstig de tekeningen genoemd onder artikel 1.1. Hoekpunt 1. Einde vaargeul dijkzijde 2. Einde vaargeul I]sselmeerzijde 3. Hoek terminalterrein 4. Hoek terminalterrein richting Flevocentrale 5. Overzijde hoek t.terrein richting F. centrale 6. I]sselmeerzijde tegenover hoek F. centrale 7. Begin binnenbocht vaargeul ri F. centrale S. Begin buitenbocht vaargeul ri. F. centrale 9. Buitenbocht halverwege terminal en centrale 10. Binnenbocht halverwege terminal en centrale 11. Buitenbocht na Flevocentrale 12. Binnenbocht na Flevocentrale 13. Binnenbocht ter hoogte van splitsing 14. Begin splitsing tussen in en uitvaart VAL 15. Buitenbocht ter hoogte van splitsing 16. Binnenbocht halverwege onderste geul
X-coördinaat 163498 163429 163851 164133 164014 163853 164132 164274 164330 164168 164054 163927 163737 163816 163792 163447
Y-coördinaat 508619 508695 508973 509256 509281 509434 509593 509398 509697 509778 510399 510340 510552 510551 510668 510709
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 5 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
17. Buitenbocht halverwege bovenste geul 18. Binnenbocht bovenste aansluiting op VAL 19. Binnenbocht onderste aansluiting op VAL
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningverlening
163654 163900 162763
511082 511618 510527
Datum 12 oktober 2015 Nummer RW5-2015/44086
Voorschrift 2 Calamiteiten 2.1 (Milieu-)calamiteiten en gebreken en andere onvolkomenheden moeten onmiddellijk worden gemeld aan de Centrale Meldpost I]sselmeergebied, telefoonnummer 0320-261111 of via marifoon VHF kanaal 1. In de hiervoor bedoelde gevallen dient de vergunninghouder in nauw overleg met Centrale Meldpost I]sselmeergebied terstond alle maatregelen te treffen, die zowel in het belang van een vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart als in het belang van de instandhouding van het betrokken waterstaatswerk en het beperken/voorkomen van milieuschade, noodzakelijk zijn.
3.1.
3.2.
3.3.
4.1
4.2
4.3
4.5
5.1 5.2
Voorschrift 3 Contactpersoon De vergunninghouder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het gestelde in vergunning, waarmee door of namens de waterbeheerder in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. De vergunninghouder deelt uiterlijk 1 maand voor aanvang van de werkzaamheden aan de waterbeheerder mee, de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van degene(n) die door of vanwege hem is (zijn) aangewezen als contactpersoon. Wijzigingen moeten binnen 10 werkdagen schriftelijk worden gemeld. Voorschrift 4 Lodingen Lodingen dienen te worden uitgevoerd met een (meet)vaaftuig dat is uitgerust met DGPS cq. LRK-plaatsbepalingssysteem, singlebeam echolood (210 kHz) of Multibeam-echolood (seabat 8125) en het Qinsy lodingsysteem of een vergelijkbaar systeem. Alle sensoren (Multibeam en LRK-UGPS) moeten vooraf worden gekalibreerd. De lodingen dienen op Cd-rom (Ascci file X,Y,Z) als een DWG file én op papier aangeleverd te worden. Uitvoeren d.m.v. RD projectie en met gridvakken van 1 x 1 meter. De dieptecijferkaart voorzien van een topografische ondergrond. De vergunninghouder dient de resultaten van de lodingen binnen 10 werkdagen na de dag waarop de lodingen zijn uitgevoerd in te dienen bij de waterbeheerder. De loding dient een gebied te bestrijken waarbij zowel de ontgrondingslocatie alsmede een deel van de aanliggende omgeving is meegenomen, aangeduid als lodinggebied (zie begrippenlijst). Voorschrift 5 Gebruik waterstaatswerk De vergunninghouder zorgt ervoor dat het uitvoeren van werkzaamheden door of namens de waterbeheerder ongehinderd kan plaatsvinden. De vergunninghouder dient de werkzaamheden zodanig uit te voeren dat beschadigingen van het waterstaatswerk worden voorkomen.
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 6 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningverlening
3.2 Voorschriften voor start ontgronding 6.1
7.1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7.2 7.3 7.4
7.5
Datum 12 oktober 2015
Voorschrift 6 Inloding Uiterlijk 1 maand voor aanvang van de ontgronding, dient de vergunninghouder de resultaten van de inloding schriftelijk in te dienen bij de waterbeheerder. De loding mag niet ouder dan twaalf maanden zijn.
Nummer Rws-2015/44086
Voorschrift 7 Werkplan Uiterlijk 1 maand voordat met de ontgronding wordt begonnen, dient de vergunninghouder een werkplan in te dienen waarin onder meer is opgenomen: de uitvoeringmethode en de volgorde waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd; het uitvoeringsontwetp van de te realiseren ontgronding; planningsoverzicht van de werkzaamheden (mci. startdatum en einddatum); wijze waarop de maximale roerdiepte wordt bepaald (zie voorschrift 8.1); hoe gewaarborgd wordt dat er geen aantasting plaats vindt van de functie van omliggende constructies, kunstwerken en waterstaatswerken; wijze van oplevering; de wijze waarop de medewerkers dan wel onderaannemers op de hoogte worden gesteld van de voorschriften uit de vergunning; lodingdatum van jaarlijkse tussenloding (indien van toepassing); de naam, type, laadvermogen, pompcapaciteit en registratiegegevens van de te gebruiken vaartuigen; de wijze waarop vertroebeling wordt beperkt; de voorzieningen ten behoeve van het specietransport (transportwijze en routes, werkwegen, laad- en loslocaties); de hinder die optreedt voor het scheepvaartverkeer (inclusief afstemming hierover met de waterbeheerder) en de maatregelen die genomen gaan worden; een omschrijving van de wijze waarop met calamiteiten wordt omgegaan; een machtiging de (onder)aannemer(s) voor het winnen namens de vergunning houder; een verkennend archeologisch onderzoek (zie voorschrift 10). Het werkplan dient schriftelijk ingediend te worden bij de waterbeheerder. Met de ontgronding mag pas worden begonnen nadat het werkplan is goedgekeurd door de waterbeheerder. Voorgenomen wijzigingen die tot gevolg hebben dat de feitelijke werksituatie niet meet door het werkplan correct wordt weergegeven, moeten schriftelijk ter goedkeuring aan de waterbeheerder worden ingediend. Wijzigingen die alleen betrekking hebben op het inzetten van vaartuigen dienen met de bijbehorende scheepsspecificaties terstond schriftelijk gemeld te worden aan de waterbeheerder. —
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 7 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening
3.3 Voorschriften tijdens de ontgronding
Datum
12 oktober 2015
8.1
8.2
9.1
Voorschrift 8 Uitvoering Grondlagen van de verschillende deelgebieden mogen in de vaargeul niet beneden -6,85 m NAP en op de locatie van de afmeergelegenheid bij de toekomstige terminal niet beneden -7,30 m NAP worden verstoord. De onderwatertaluds moeten met een helling overeenkomstig de uitgangspunten uit paragraaf 6.1 en 6.2 van het voorontwerp terminal Flevokust worden uitgewerkt.
Nummer
Rw5-2015/44086
Voorschrift 9 Aanwezigheid bescheiden Een afschrift van deze beschikking alsmede het werkplan, dient aanwezig te zijn op vaartuigen, werktuigen of inrichtingen welke in gebruik zijn bij de in deze vergunning bedoelde werkzaamheden en dient op verzoek van de ambtenaren van de Rijkswaterstaat te kunnen worden getoond.
Voorschrift 10 Bodem vondsten 10.1 Voor aanvang van de werkzaamheden dient er een archeologisch verkennend onderzoek via een landschapsgerichte benadering te worden verricht naar eventuele archeologische waarden in de ondergrond van het te ontgronden gebied, rekening houdend met de maximale roerdiepte. 10.2 Het verkennend onderzoek ter hoogte van de vaargeul dient: • Inzicht te geven in de aanwezigheid van kreekgordels (oeverwallen, inclusief kreekgeul). • Inzicht te geven in de hoogteligging van de top van de oeverwalafzettingen ten opzichte van NAP. • Inzicht te geven of sprake is van een zijkreek of hoofdkreek. • Inzicht te geven in de mate van rijping van de oeverwalafzettingen / bodemvorming in de top van oeverwalafzettingen en eventuele aanwezigheid van vegetatiehorizonten 10.4 Met de ontgronding mag alleen worden begonnen nadat hiertoe schriftelijke goedkeuring is verleend door de waterbeheerder. 10.5 Over de manier waarop bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening moet worden gehouden met mogelijke archeologische objecten dient te worden overlegd met de Waterbeheerder. 10.6 Indien tijdens de ontgronding voorwerpen, sporen of overblijfselen worden aangetroffen welke van historisch, oudheidkundig of wetenschappelijk belang zijn, moet de ontgronding worden gestopt en moet de vondst zo spoedig mogelijk schriftelijk gemeld worden bij de waterbeheerder. Deze bepaalt in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hoe er met de vondsten dient te worden omgegaan. 10.7 Indien tijdens het ontgronden onverhoopt niet gesprongen explosieven worden aangetroffen moet de vergunninghouder de ontgronding zo spoedig mogelijk (laten) stoppen en de vondst zo spoedig mogelijk melden bij de politie. 10.8 Voor zover nodig worden (veiligheids)maatregelen getroffen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 8 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening
3.4 Voorschriften na afloop van de ontgronding
Datum
12 oktober 2015
Voorschrift 11 Uitlodingen 11.1 Uiterlijk 10 werkdagen na beëindiging van de werkzaamheden dient de vergunninghouder, overeenkomstig voorschrift 4, een uitloding te verrichten van het vergunde gebied. De uitpeiling dient binnen 1 maand na beëindiging van de werkzaamheden ter beoordeling aan de waterbeheerder te worden overlegd.
Nummer
RwS-2015/44086
Voorschrift 12 Oplevering 12.1 Uiterlijk 1 maand na beëindiging van de werkzaamheden moet aan de waterbeheerder lengte- en dwarsprofielen, een plattegrondtekening en een overzichtstekening op voldoende duidelijke schaal worden overlegd, waarin de gerealiseerde ontgronding is uitgezet in het uitvoeringsontwerp. De plattegrondtekening dient tevens in een Ascii file aangeleverd te worden. 12.2 Uiterlijk 1 maand na beëindiging van de werkzaamheden moeten de hoeveelheden ontgrond bodemmateriaal, conform de monitoring opgenomen in het werkplan, worden voorgelegd aan de waterbeheerder.
4. Aanvraag De aanvraag heeft betrekking op het realiseren van de terminal Flevokust en een vaargeul binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat Midden-Nederland. De terminal wordt aangelegd naast de I]sselmeerdijk ten noorden van Lelystad. De te realiseren vaargeul loopt vanaf de vaarweg Amsterdam-Lemmer tot voorbij de aan te leggen terminal aan de I]sselmeerdijk bij Lelystad. De vaargeul is bedoeld ter ontsluiting van de terminal op de vaarweg Amsterdam-Lemmer. Er zal naar circa 900.000 m3 bodemmateriaal worden afgevoerd. Voor een overzicht van de ontgrondinglocatie wordt verwezen naar bijlage 2 van onderhavige beschikking. De vrijkomende materialen worden behandeld conform het Besluit Bodemkwaliteit. Uit de aanvraag blijkt dat de diepte van de ontgronding ten behoeve van de vaargeul ten opzichte van NAP maximaal 6,35 meter bedraagt. De grond mag in de te realiseren vaargeul tot op een diepte van maximaal -6,85 meter N.A.P. worden geroerd. De grond van de vaargeul ter plaatse van de aan te leggen terminal (afmeergelegenheid) mag tot een diepte van maximaal -7,30 m NAP worden geroerd. De wijze van uitvoeren van de werkzaamheden en het toe te passen materieel zullen door de aannemer die het werk uitvoert worden bepaald. Dit zal moeten blijken uit het werkplan.
5. Overwegingen naar aanleiding van de aanvraag Bij een aanvraag voor het verlenen van een vergunning op grond van de ontgrondingenwet, dienen alle bij de ontgronding betrokken belangen te worden afgewogen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 9 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Wettelijk kader op grond van de Ontgrondingenwet is het verboden zonder vergunning te ontgronden. Voor het verlenen, wijzigen en intrekken van een ontgrondingvergunning in de Rijkswateren is de Minister ingevolge artikel 8, eerste lid, van de ontgrondingenwet het bevoegde gezag. Voor welke wateren de minister bevoegd gezag is, is vastgelegd in de Regeling Ontgrondingen Rijkswateren. De ontgrondinglocatie van de vaarweg Amsterdam-Lemmer tot voorbij de te realiseren terminal aan de I]sselmeerdijk valt overeenkomstig deze regeling, binnen de bevoegdheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu.
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningverlening Datum 12 oktober 2015 Nummer RWS-2015/44086
Ter zake van de behandeling van een aanvraag om een vergunning of wijziging van een vergunning voor ontgrondingen in krachtens artikel 8, eerste lid, van de Ontgrondingenwet aangewezen rijkswateren, wordt een recht geheven. De aanvrager heeft het verschuldigde recht (leges) betaald op 10 maart 2015. Rijksbeleid De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 20 september 2010, met kenmerk VENW/BSK-2010/127556, de Beleidsregels Ontgrondingen in Rijkswateren (BOR) vastgesteld. De beleidsregel heeft als doel een nadere invulling te geven aan de wijze waarop Rijkswaterstaat omgaat met aanvragen, de beoordeling van aanvragen en het stellen van voorwaarden. De beleidsregels hebben een intern bindend karakter. De aanvraag is getöetst aan de uitgangspunten van de Beleidsregels Ontgrondingen in Rijkswateren. Op grond van artikel 6 mag in het IJsselmeergebied een vergunning verleend worden indien er sprake is van een multifunctionele ontgronding. Het aanleggen van een vaargeul, zoals in onderhavige situatie, wordt gezien als een multifunctionele ontgronding. De beleidsregel bevat voor vaargeulen in het IJsselmeer een minimale opleverdiepte van NAP -8 meter, maximaal NAP -12 meter en gemiddeld NAP -10 meter. Uit de aanvraag blijkt dat de diepte van de ontgronding ten behoeve van de vaargeul ten opzichte van NAP maximaal -6,35 meter bedraagt. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 6, lid 3. Conform lid 4 van dat artikel mag er gemotiveerd afgeweken worden van de gestelde win- en opleverdieptes in verband met waterstaatkundig beheer. Bij het bepalen van de diepte van de vaargeul is gekeken door de Provincie naar het gebruik van de vaargeul. De terminal dient bereikbaar te zijn voor klasse Vb en RS/2 scheepvaart, een diepte van NAP -6,35 meter is daarvoor voldoende. Aangezien de vaargeul in de nabijheid van de primaire kering van het Waterschap Zuiderzeeland en de havendam van de Maxima Centrale is gelegen, is aangetoond dat de aangevraagde ontgronding waterstaatkundig veilig kan worden uitgevoerd.. Beheer en onderhoud van deze vaargeul is voor de Provincie. Vanwege deze redenen wordt gemotiveerd afgeweken van de gestelde dieptes in de Beleidsregel. De grond mag in de te realiseren vaargeul tot op een diepte van maximaal -6,85 meter N.A.P. worden geroerd. De grond van de vaargeul ter plaatse van de aan te leggen terminal (afmeergelegenheid) mag tot een diepte van maximaal -7,30 m NAP worden geroerd. De wijze van uitvoeren van de werkzaamheden en het toe te passen materieel zullen door de aannemer die het werk uitvoert worden bepaald. Dit zal moeten blijken uit het werkplan. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 10 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening Datum
Ruimtelijke plannen Op grond van artikel 10 van de ontgrondingenwet is op 18 februari 2015 aan de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad per mail gevraagd of önderhavig ontgrondingsaanvraag in overeenstemming is met de ruimtelijke plannen voor dit gebied. De Provincie Flevoland heeft voor de ontwikkeling van de haven het Provinciaal inpassingsplan “Flevokust-Havenontwikkeling” vastgesteld. Dit inpassingsplan is op 10 april 2015 in werking getreden. Hiermee is de ruimtelijke inpassing van de vaargeul en de terminal geborgd.
12 oktober 2015 Nummer
RWS-2015/44086
Besluit milieueffectrapportage Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Dit besluit is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r. (beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Het doel van een me.r. is het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De milieueffecten van zowel de binnen- als buitendijkse ontwikkeling van Flevokust zijn integraal beschreven in het Milieueffectrapport (MER). Deze MER behoort bij het provinciale inpassingsplan “Flevokust-Havenontwikkeling”, dat is vastgesteld en op 10 april 2015 in werking getreden. Hiermee zijn alle milieueffecten afgewogen. Archeologische belangen Op basis van het Verdrag van Valletta zijn de Europese lidstaten ertoe verplicht om archeologische belangen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de besluitvorming. Vertaling van het verdrag in Nederlandse wetgeving heeft geleid tot de Wet op de archeologische monumentzorg (1 september 2007). Archeologische waarden dienen door diegene die de bodem verstoort onderzocht te worden. Voor het bepalen van de archeologische waarden in de bodem is een archeologisch bureauonderzoek en een opwateronderzoek door Vestigia bv uitgevoerd. Deze rapporten zijn voorgelegd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De Rijksdienst heeft aangegeven zi.ch aan te sluiten bij het advies van Vestigia bv. en met betrekking tot de verdere beoordeling hiervan geen nader advies te zullen geven. Op basis hiervan en nader overleg met de initiatiefnemer is er door het bureau Transect een Plan van Aanpak voor een verkennend archeologisch onderzoek opgesteld. De boringen ten behoeve van dit onderzoek zullen worden gedaan in de ondergrond ter hoogte van de noordelijke zone van de te realiseren terminal (18 boringen) en in de ondergrond ter hoogte van de te realiseren vaargeul in het deel tussen te realiseren terminal en de vaargeul Amsterdam Lem met (VAL). Het verkennendarcheologisch onderzoek kan leiden tot hogere archeologische verwachtingswaarden. Initiatiefnemer dient hiermee bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening te houden. Daarom is voorgeschreven dat het daadwerkelijk aantreffen van archeologische waarden dient te worden gemeld aan Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat bepaalt vervolgens in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hoe met de archeologische vondsten dient RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 11 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
te worden om gegaan. Waterstaatkundige aspecten Op grond van het ruime afwegingskader van artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet, kunnen bij de verlening van een ontgrondingenvergunning alle betrokken belangen worden meegewogen. Deze betrokken belangen omvatten mede de waterstaatkundige aspecten van de voorgenomen ontgronding. Bij de toetsing op deze aspecten wordt de systematiek gevolgd zoals deze gebruikelijk is onder de Waterwet, welke wet reeds een algemeen kader bevat om watetstaatkundige aspecten te beoordelen.
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningverlening Datum 12 oktober 2015 Nummer RWS-2015/44086
Bij de beoordeling van onderhavige vergunningaanvraag zijn de belangen die samenhangen met de waterstaatskundig aspecten meegenomen. Daarbij is getoetst of aangevraagde vergunning verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Bij toetsing is beoordeeld of de ontgtonding de vervulling aan het waterstaatswerk toegekende functies(s) nadelig beïnvloedt. • Veiligheid en waterkwantiteit Na toetsing van de aangeleverde informatie ten aanzien van de stabiliteit van de reeds aanwezige werken in het IJsselmeer is gebleken dat de werkzaamheden waar de aanvrager de ontgronding wil realiseren van dien aard zijn dat deze geen gevaar opleveren voor de veiligheid van het waterstaatswerk en leveren geen waterstaatskundige bezwaren voor belangen van de beheerder Rijkswaterstaat onder het stellen van voorschriften. •
Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem Voor zover de aanvraag gevolgen heeft voor de ecologie, is in het kader van deze vergunning getoetst aan de ecologische doelstellingen van het relevante waterlichaam. Hierbij is gebruik gemaakt van de “Uitwerking biologie” van het toetsingskader voor individuele besluiten uit het BPRW 2009-2015 (bijlage B3.5). Uit deze toetsing is naar voren gekomen dat er geen effecten zullen optreden naar aanleiding van aangevraagde ontgronding. Voor zover de aanvraag gevolgen heeft voor de chemische kwaliteit van watersystemen, zijn die gevolgen getoetst in het kader van algemene tegels zoals het Besluit lozingen buiten inrichtingen (BIbi) en/of het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Getoetst is of de concentratie chiorofyl toeneemt ten gevolge van de activiteiten. Het chlorofyl gehalte in oppervlaktewater is een maat voor de hoeveelheid aanwezige fytoplankton. Een toename van fytoplankton kan vanuit waterkwaliteitsoogpunt beter worden voorkomen. Een toename van fytoplankton ten gevolge van de aangevraagde activiteiten wordt niet verwacht. Dit houdt vooral verband met het feit dat ter plaatse van het terminal terrein de toplaag van de waterbodem wordt afgevoerd. Doordat de toplaag wordt afgevoerd, worden hiermee voedingsstoffen aan het waterlichaam onttrokken. Het chlorofyl gehalte neemt hierdoor ten gevolge van de activiteiten naar verwachting niet toe.
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 12 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Maatschappelijke functie vervulling Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren. Voor het IJsselmeer waar de ontgrondingactiviteit in plaats gaat vinden, gelden de volgende functies: • Natuur • Drinkwater • Zwemwater • Schelpdierwater • Koelwater • Energie • Scheepvaart • Watersport en oeverrecreatie • Beroeps- en sportvisserij • Oppervlaktedelfstoffen • Archeologie, cultuurhistorie en landschap
Rijkswaterstaat MiddenNederland Verg Ufl n i ngverleni ng Datum 12 oktober 2015 Nummer RWS-2015/44086
Bij de toetsing van de vergunningaanvraag is beoordeeld of de voorgenomen ontgronding de vervulling van de aan het oppervlaktewater toegekende functies(s) nadelig beïnvloedt. Gebleken is dat er geen sprake is van negatieve beïnvloeding van de geldende functies. Waterhuishoudkundige en watertechnische belangen Op 19 februari 2015 is per mail een verzoek om advies ingediend bij het Waterschap Zuiderzeeland. Het Waterschap Zuiderzeeland heeft niet separaat op deze vraag gereageerd. Het Waterschap Zuiderzeeland is wel betrokken bij het periodiek overleg over de realisatie van de terminal en vaargeul. Hierdoor is de inbreng van het Waterschap Zuiderzeeland en de beoordeling van de gevolgen van de realisatie van de terminal en vaargeul voor de waterhuishoudkundige en watertechnische belangen geborgd.
6. Procedure
6.1 Algemeen Voor de uitvoering van het project Flevokust zijn diverse vergunningen noodzakelijk waarbij verschillende bestuursorganen betrokken zijn. Dit betreft onder andere de volgende vergunningen, ontheffingen en toestemmingen in het kader van: de Ontgrondingenwet; de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; de Waterwet; -
-
-
Om inzicht en duidelijkheid te scheppen in dit besluitvormingstraject is het wenselijk om deze vergunningen zoveel mogelijk gecoördineerd in één overzichtelijke en samenhangende procedure aan te vragen en af te doen. Coördinatie maakt het proces van vergunningverlening transparant en duidelijk RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 13 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
voor omwonenden en belanghebbenden. Met een besluit tot coördinatie vinden de vergunningsaanvragen, de bekendmakingen, het ter inzage leggen van ontwerpbesluiten, het verlenen van de definitieve vergunningen en de rechtsbescherming gecombineerd en in één procedure plaats. Op basis van de provinciale coördinatieregeling kunnen provinciale staten gevallen aanwijzen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het provinciaal ruimtelijke beleid het wenselijk maakt dat de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden besluiten worden gecoördineerd (art. 3.33, Wro). Provinciale Staten van Flevoland hebben op 2 juli 2014 besloten ontwerpplannen voor Flevokust ter inzage te leggen en de provinciale coördinatieregeling, zoals bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, onder a en b (paragraaf 3.6.2).van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), toe te passen voor de realisatie van Flevokust.
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningverlening D 1kber 2015 ‘5/44086
Daarnaast is het project Flevokust aangewezen als project van bovenregionaal belang en geplaatst op Bijlage Ila van de vijfde tranche Crisis en Herstelwet. Dit houdt in dat de ontwerpbesluiten Flevokust zijn voorbereid met en de procedures van toepassing zijn van de Crisis- en Herstelwet. 6.1.1 Voorbereiding besluitvorming Op grond van artikel 10 van de Ontgrondingenwet is advies gevraagd aan de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad. Daarnaast is advies gevraagd aan het Waterschap Zuiderzeeland in verband met mogelijke waterhuiskundige, waterkeringtechnische en/of wegentechnische belangen. Door provincie, gemeente en waterschap is geadviseerd in de periodieke overleggen over de realisatie van de terminal en vaargeul en op die wijze zijn de belangen en adviezen van de gemeente Lelystad, de provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland betrokken bij het opstellen van onderhavig besluit.
De ontwerp-beschikking heeft vanaf 13 augustus 2015 tot en met 24 september 2015 ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.
7. Conclusie Niet is gebleken dat enig bij de voorgenomen ontgronding betrokken belang op dusdanige wijze dreigt te worden geschaad, dat op grond daarvan de gevraagde vergunning en de daaraan te verbinden voorschriften zou moeten worden geweigerd.
8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat Midden-Nederland
drs. R.M. Kok RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 14 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening
9. Mededelingen
Datum
12 oktober 2015
1. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Ontgrondingenwet kunnen belanghebbenden met ingang van de dag nadie waarop de vergunning ter inzage is gelegd gedurende zes weken beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Nummer
RWS-2015/44086
Het beroepsschrift moet in elk geval bevatten: • De naam en adres van de indiener; • De dagtekening van het bezwaar; • Een opgave van de reden waarom u zich met het besluit niet kunt verenigen. • De melding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de datum en kenmerk van het besluit. Het beroepsschrift moet worden gericht aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, onder overlegging van een afschrift van deze vergunning. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerp van deze vergunning naar voren heeft gebracht. Voor de behandeling van het beroepsschrift wordt een bedrag van griffierecht geheven. De griffier van de Raad van State wijst de indiener van het beroepsschrift na de indiening op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de indiener binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan. II. De vergunning treedt in werking na bekendmaking. Op grond van artikel 6.16 van de Algemene wet bestuursrecht schorst het beroep de werking van dit besluit niet. Gelet hierop kan, indien tegen dit besluit beroep wordt ingesteld, gedurende de beroepstermijn tevens een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend. Op grond van artikel 16 van de Ontgrondingenwet treedt de vergunning niet in werking voordat op dit verzoek is beslist. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is eveneens een griffierecht verschuldigd. Ik verzoek u om een afschrift van het beroep, zoals bedoeld onder 1, of het verzoek, als onder II, toe te zenden aan de Rijkswaterstaat Midden Nederland, afdeling Werkenpakket, Postbus 600, 8200 AP Lelystad. Indiening van het beroep, zoals bedoeld onder 1, of het verzoek, als onder II, kan ook via de site http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor dient u te beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de voorwaarden
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 15 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
III. Indien de Afdeling het beroep gegrond verklaart, kan zij de minister bij tussenuitspraak in de gelegenheid stellen om de aangeduide gebreken, binnen een daartoe gestelde termijn, weg te nemen.
Rijkswaterstaat MiddenNederland Vergunningverlening Datum 12 oktober 2015 Nummer RWS-2015/44086
IV. Vergunninghouder moet er rekening mee houden dat er naast de onderhavige vergunning, voor de handelingen waarop de vergunning betrekking heeft, tevens een vergunning en/of ontheffing en/of meldingsplicht vereist kan zijn. Op 1 juli 2008 is de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: WION) in werking getreden. Vanaf 1 oktober 2008 is de opdrachtnemer wettelijk verplicht om voor alle mechanische grondroering een WION-melding te doen. V.Voor het verkrijgen van nadere inlichtingen kan contact worden opgenomen met de heer H. de Heet van Rijkswaterstaat Midden Nederland, afdeling Vergunningen, tel: 06 11526477. VI. Het hebben van deze vergunning ontslaat de vergunninghouder niet van de verplichting om redelijkerwijs mogelijke maatregelen te treffen ten einde te voorkomen dat derden of de Staat ten gevolge van het gebruik van deze vergunning schade lijden. Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan: 1. Burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, Postbus 91, 8200A3 LELYSTAD 2. Rijksvastgoedbedrijf (RVB), Postbus 16700, 2500 BS ‘s GRAVENHAGE 3. Waterschap Zuiderzeeland, Postbus 229, 8200 AE Lelystad 4. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800BP Amersfoort; 5. GDF SUEZ, Postbus 10087, 8000GB ZWOLLE Naast de vergunning heeft de vergunninghouder voor het gebruik van staatsgrond- en water toestemming nodig van het RVB. Het RVB kan aan een dergelijke privaatrechtelijke regeling voorwaarden stellen, waaronder het betalen van een (marktconforme) gebruiksvergoeding. Pas op het moment dat een privaatrechtelijke regeling is overeengekomen met RVB mag gebruik worden gemaakt van staatseigendom(men) ter uitvoering van de vergunde activiteit(en).
RWS ONGECLASSIFXCEERD Pagina 16 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland
Vergunningverlening
Bijlage 1: Begrippenhijst
Datum
12 oktober 2015
Behorende bij de vergunning van de Minister van Infrastructuur en Milieu van heden.
Nummer
RWS-2015/44086
In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. ‘vergunninghouder’: degene die krachtens deze vergunning handelingen verricht. 2. ‘Watetbeheerder’: de Minister van Infrastructuur en Milieu, per adres: per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Midden-Nederland, Zuiderwagenplein 2, Postbus 2232, 3500 GE Utrecht, per e-mail: handhaving
[email protected]. 3. ‘beëindigen werkzaamheden’: benoemde einddatum in het door de ver gunninghouder opgestelde werkplan. 4. ‘lodinggebied’: Gebied waar de bodemverlaging plaats vindt, inclusief het deel van de omringende omgeving van 15 meter aan alle zijden van het te ontgronden perceel.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 17 van 18
RWS ONGECLASSIFICEERD
Rijkswaterstaat MiddenNederland VergunningverIenng
Bijlage 2: Situatietekeningen Behorende bij de vergunning van de Minister van Infrastructuur en Milieu van heden. 2a:
Datum 12 oktober 2015 Nummer RWS-2015/44086
situatietekening overzicht vaargeul (zuidelijk deel) golfbreker en haventerrein Combinatieprofiel RS2/Vb dwarsprofiel vaargeul en doorsneden golfbreker, code BD3519 0006 B; situatietekening overzicht vaargeul (noordelijk deel) Combinatieprofiel RS2/Vb, code BD3519 0007 B; paragraaf 6.1 en 6.2 van het voorontwerp terminal Flevokust —
2b: 2c:
RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 18 van 18
r-
-
-
-
-
-
-
-
—
-,
-
/-• Vr
—
, -
—
-.
.4’
-
-
,.,rni 1
-
-.
111
—
-.
—
-
a
—
-
-t: -
— —
—
-. _
—
—
—
-
—
—
—
—
—
— —
— —
— —
-. —
‘‘_1i -
—
r
—
--
—
t.
t
Behoort bij Zaaknummer ZT2015-000
% LjÇS 12 OKT. 2015
t4
•“
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat Midden-Nederland R.M. Kok
,,r-r’
:j
)jO)
pueppaJ-uppI 2 S]MS)1fl 6U!UIJA6UIUUfl6JA pjooq ‘zp suwu flI7IW N flfl Dfl1SVHNI NVA i]±SININ G
sI.oz Dio Z t 3
)
OOO-SIOZ
JWWflU)
flq ooq
/
/
-
-
-
000 t(flPY
./
1’
7
9v/
1-—.
/ -,
-11 -
Al ‘
—
..:y-
/
/
—
I —— —
1’
—•
/
-
—
-
.-.
-
—
—
—
—
-
—
-
—
;--
n--
.
1
flF6i[,I”fl .—
-—
/ /_ --
—
-
-
VNIXVN
‘
:
-
—
—
—
;?4
‘-
—
—
t’-.
-
-
1
-
—
;
—
—
— tL1115
t’ f Royal HaskonïngDHV Enhancing Society Together
Terminal Flevokust Voorontwerp
Rapportage Behoort bij Zaaknummer ZTZO15-000 2\j d.d.
Provincie Flevoland Waterschap Zuiderzeeland februari 2015 definitief
12 OKT. 2015
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat Midden-Nederland
R.M. Kok
HaskoningDHV Nederland B.V.
6
VAARGEUL
6.1
Specifieke eisen, randvoorwaarden en uitgangspunten
Relevante eisen en randvoorwaarden uit PVE[1J, PIP[12], HKV studie[2], Rapport Hydraulische randvoorwaarden binnenvaart haven Lelystad, november 2008[1 3] zijn als volgt Initieel: • Container overslag op eerste deel van terminal CTU Bulk of container of andere goederen op tweede deel Maatgevende Ontwerpschip: CEMT- klasse Va: lengte x breedte x diepgang=1 1 Oxl 1 ,4x3,5 m Niet dubbel liggen Afmeren van schepen met containers met gevaarlijke stoffen moet mogelijk zijn • 3-6 schepen per dag • Down-time van laad- en losactiviteiten als gevolg van golfslag bij windkracht kleiner of gelijk aan 7 Bf niet toegestaan • Eerste deel kade: maatgevend schip en kleiner schip, kadelengte 200 m • Tweede deel kade: idem • Bovenkant terminal terrein met kade op NAP+2,25 m • 400 kade binnen bestemmingsvlak van 1000 m dat met noordelijke grens op ca. 500 m vanaf Maxima Centrale ligt, evenwijdig aan de lJsselmeerdijk • Kade ligt op 155 m vanaf snijlijn bovenkant terminal en buitentalud bestaande dijk>163 m uit hart kruin • Aansluiten terminal op bestaande Vaargeul Amsterdam-Lemmer die ca. 2 km ten noordwesten van terminal ligt en CEMT klasse Vb vaarweg is met bestaande vaardiepte van NAP-4,70 m • Huidige waterbodemdiepte in projectgebied gemiddeld NAP-4, 70 met ondieptes tot NAP-4,50 en kuilen tot ca. NAP-9 m • MLWNAP-0,50m • Golven zonder golfbreker bij windkracht 7 Bf bedragen ca. 80 cm [13] • IJsgang: voor het open houden van de VAL worden ijsbrekers ingezet, kruiend ijs is o.a. in 1996 en 2010 voorgekomen waarbij hoogtes bereikt werden van 3 â 4,5 m [14] Toekomstige uitbreiding: • faciliteren kruiplijncoaster klasse RJS 2: lengte x breedte x diepgang = 135 x 16 x 4,5 m faciliteren CEMT klasse Vb(duwstel 2 baks lange formatie) 190 xll,4 x4,5 m. Dit kan zowel een koppelverband zijn bestaande uit een klasse Va motorvrachtschip en Europa II duwbak, of een 2 baks duwstel. Waarbij opgemerkt wordt dat Klasse Vb koppelverbanden het meest gangbaar zijn voor containervaart. • Uitbreiding terminal tot 800 m kade. Aandachtspunten RWS vooroverleg: • Wachtplaatsen voor schepen die niet terecht kunnen bij terminal door bijv. calamiteit. Bij Houtribsluizen is zeer beperkte capaciteit, bij de Maximacentrale is ruimte, wellicht is dit te combineren met een onderzoek van Elektrabel om wellicht LNG voorzieningen aan te leggen in de buitenhaven van de centrale In ieder geval voorlopig ruimte reservering direct achter golfbreker. • De Provincie gaat in principe het technisch beheer van de vaargeul doen in afstemming met het nautisch beheer van RWS als beheerder van de VAL.
Provincie Flevoland/Terminal Flevokust Voorontwerprapport MW-AF20140282 Klant vertrouwelijk
4 februari 2014, versie 5.0 -27-
HaskoningDHV Nederland BV.
Methodiek De Richtlijnen Vaarwegen 2011, december2011 met suppiement, 5november2013 zullen voorzover van toepassing worden gehanteerd. Voorts zal op basis van kennis en ervaring ontworpen worden.
6.2
Bouwstenen ontwerp
Vaargeulafmetingen Gezien het te verwachten kleine aantal schepen per jaarf <5000), de lengte van de vaargeulf<2 km) en de functie, toegang haven/afmeerplaats, geen rechte doorgaande vaarweg is een enkelstrooks profiel mogelijk. Echter hinder van zijwind voor containerschepen noopt tot het hanteren van een krap profiel. Supplement RVW2O1 1 hanteert voor klasse Via, qua scheepsafmetingen vergelijkbaar met RIS 2, een normaal profiel. Dit is echter gebaseerd op hoge intensiteiten, daarom wordt na overleg met de beheerder van de RVW 2011 (Otto KoedijklRWS) voor RIS 2 ook krap profiel gehanteerd.
Initieel klasse Va: De dimensies zijn als volgt afgeleid van RVW 2011. Toogangsgeul • Breedte en diepte: . Bodemvlak(Wd): tabel 15: 22,8 m + tabel 17: 55 mf15+10+30)= 77,8 m, dieptefD)= 4,60 m t.o.v. MLW = NAP-5,10 m, initieel aansluiten op bestaande VAL: D=NAP-4,70 m • KielvlakfWt): tabel 15: 34,2 m+55=89,2 m, diepteçr)= 3,50 t.o.v. MLWNAP-4 m • Zijwindtoeslag voor ongeladen schip(): 19 m, dieptefTb)= 1,80+MLW=NAP-2,30 m • Totale breedte vaargeul op kielvlakongeladen scihp bi] MLW: 89,2+1 9=1 08,2 m. • Bochtstraal: 4L=440 m • Breedtetoeslag in binnenbocht:
4 februari 2014, versie 5.0 -28 -
Provincie Flevoland/Terminal Flevokust voorontwerprapport MW-AF20140282 Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland B.V.
buitenbocht
binneibocht
Figuur 8: B.ochtverbreding aangebracht in de binnenbocht in kielviak lege schip: 21 m in kielvlak geladen schip= 7 m Overgang bocht-rechtstand: 1:20 o
Ab;+ lb2
o
b1
tg cz 1/20
Figuur 9: Overgang tussen een rechtstand en een boog
Vaargeul voor kade Stoplengte: 5L=550 m • Draaicirkel: 1,2 x L= 132 m • Havenbreedte voor kade • o Min4xB=45,6m Bij wachtplaats aan golfbreker zijde en enkel liggen:5B57 m o
Provincie Flevoland/Terminal Flevokust Voorontwerprapport MW-AF2OJ 40282 Klant vertrouwelijk
4 februari 2014, versie 5.0 -29.
HaskoningDHV Nederland B.V.
Toekomst RJS 2: De dimensies zijn als volgt Toegangsgeul: • Breedte en diepte: o Bodemvlak(Wd): analoog tabel 15: 32 m(2B) + tabel 17: 60 m= 92 m, diepte: 5,85 m t.o.v. MLW=NAP-6,35 m • KielvlakfWt): tabel 15:48 m+60=108 m, Diepte 4,50 bij MLW=NAP-5 m • Zijwindtoeslag voor ongeladen schip: analoog 24 m, Diepte 2,5+MLW=NAP-3,0 m • •
•
Totale breedte vaargeul op kielvlak ongeladen schip bij MLW: 108+24=132 m Bochtstraal: 4L=540 m Breedtetoeslag: analoog aan b;+ b2 in kielviak lege schip: 25,5 m o o b1 in kielviak geladen schip= 8,5 m Overgang bocht-rechtstand: 1:20
Vaargeul voor kade Stoplengte: 5xL 675 m • • Draaicirkel: 1,2xL 162m Havenbreedte voor kade • o Min4xB=64m o Bij wachtplaats aan golfbrekerzijde:5B80 m Toekomst Vb: De dimensies zijn als volgt Toegangsgeul: • Breedte en diepte: o Bodemvlak(Wd): tabel 15: 22,8 m + tabel 17: 60 m= 82,6 m, diepte: 5,85 m t.o.v. MLW=NAP-6,35 m • Kielvlak(Wt): tabel 15: 34,2 m+60=94,2 m, Diepte 4,50 bi] MLW>NAP-5,00 m • Zijwindtoeslag voor ongeladen schip: tabel 15: 24 m, Diepte 2m +MLW=NAP-2,5 m • Totale breedte vaargeul op kielvlak ongeladen schip bij MLW: 94,2+24=118,2 m • Bochtstraal: 4L4 x 190=760 m • Breedtetoeslag o b1 b2 in kielvlak lege schip: 33,5 m o b1 in kielviak geladen schip 9,5 m Overgang bocht-rechtstand: 1:20 •
Vaargeul voor kade • Stoplengte: 5 x L = 950 m • Draaicirkel: 1,2 x L= 132 m uitgaande van ontkoppelen duwbakkenen maatgevende duwbakken lengte van 110 m voor het motorvrachtschip in het koppelverband. • Havenbreedte voor kade o Min4xB45,6m o Bij wachtplaats aan golfbreker zijde:5B=57 m Toekomstig combinatie Vb en RIS 2 De dimensies van de vaargeul voor de toekomstige uitbreiding zijn bepaald voor de maatgevende lengte, breedte en diepte van de twee toekomstige ontwerpschepen. 4 februari 2014, versie 5.0 -30-
Provincie FlevolandlTerrninal Flevokust Voorontwerprapport MW-AF20140282 Klant vertrouwelijk
HaskoningDHV Nederland BV.
De dimensies zijn als volgt Toegangsgeul: • Breedte en diepte, uitgaande van RSI2 voor maatgevende breedte, diepgang is gelijk voor Vb en RSI2: o Bodemvlak(Wd): analoog tabel 15: 32 mf2B) + tabel 17: 60 m= 92 m, diepte: 5,85 m t.o.v. MLW=NAP-6,35 m • Kielvlak(Wt): tabel 15: 48 m+60108 m, Diepte 4,50 bij MLWNAP-5 m • Zijwindtoeslag voor ongeladen schip: analoog 24 m, Diepte 2,5+MLW=NAP-3,0 m • Totale breedte vaargeul op kielvlak ongeladen schip bi] MLW: 108+24=1 32 m • Bochtstraal: 4L=4 x 190=760 m, uitgaande van koppelverband met lengte 190 m. • Breedtetoeslag o b1+ b2 in kielvlak lege schip: 33,5 m o b1 in kielvlak geladen schip= 9,5 m • Overgang bocht-rechtstand: 1:20. Vaargeul voor kade • Stoplengte: 5 x L = 950 m • Draaicirkel: 1,2 x L= 165 m, op basis van de lengte van RS/2, uitgaande van ontkoppelen van het koppelverband. RSI2 is dan maatgevend ten opzichte van de langste eenheid in het koppelverband • Havenbreedte voor kade: Min 4 x B= 64 m, uitgaande van maatgevende breedte (RS/2) o o Bij wachtplaats aan golfbreker zijde:5B=80 m In de bijlagen zijn twee vaargeulontwerpen opgenomen: 1. Initieel: CEMT -klasse Va 2. Toekomstige uitbreiding voor combinatie van CEMT klasse Vb en RSI2.
6.3
Ligging vaargeul-golfbreker
Voor de ligging van de vaargeul en golfbreker zijn de wind- en golfcondities dominant. Uit het rapport Hydraulische randvoorwaarden [13] kunnen a.d.v. de volgende figuren de volgende conclusie worden getrokken. De overheersende windrichting is west zuidwest. Om het schip veilig af te meren aan de kade zal het schip tegen de overheersende wind in afmeren. Dus ligt een toegangsgeul vanuit de noord- noordoost richting het meest voor de hand. Benadering vanuit zuidwest hoek is met winddruk opstuurhoek nadelig voor invaart en valt dus af. Uitvaart via die zijde is wel een optie. -
Provincie Flevoland/Terminal Flevokust Voorontwerprappoft MW-AF20140282 Klant vertrouwelijk
4 februari 2014, versie 5.0 -31 -