II
13.26085
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur
> Retouradres Postbus 5807 2280 HV
Rijswijk
en
Milieu
(ZH)
Hoogheemraadschap Rijnland tav de heer Pieter de Booij Postbus 156 2300 AD LEIDEN
RWS
Noordzee
Lange Kleiweg Postbus 2 2 8 0 HV
34
5807 Rijswijk
T
070 336 66
00
F
070 390 06
91
(ZH)
www.rijkswaterstaat.nl Contactpersoon Sander de Jong T
0652562719
[email protected]
Ons
Datum 18 aprii 2013 Onderwerp Vergunning o.g.v. de Ontgrondingenwet voor het winnen van zand op de Noordzee.
kenmerk
RWS-2013/ 1 o Z Uw
kenmerk
Bijlage(n) 2
Geachte heer De Booij, Op 28 februari 2013 is uw aanvraag voor een besluit op grond van de Ontgrondingenwet ontvangen. Uw aanvraag betreft het winnen van in totaal 3,5 miljoen m3 zand op de Noordzee van 1 oktober 2013 tot 1 juni 2015. Hierbij zend ik u onder gelijke datum en nummer van deze brief de door Hoogheemraadschap van Rijnland aangevraagde vergunning op grond van de Ontgrondingenwet. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de heer de Jong tel. nr. 0652562719 of de heer de Roo 0646418645.
Hoogachtend, DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, AFDELINGSHOOFD VERGUNNINGVERLENING ZEE EN DELTA,
ir. M. Harte
Pagina 1 van
1
ŹO*
Rijkswaterstaat Ministerie van infrastructuur
en
Milieu
beschikking Datum Nummer Onderwerp
18 april 2013 RWS-2013/20358 Ontgrondingenwet. Vergunning voor het winnen van zand in de Noordzee.
DE M I N I S T E R VAN I N F R A S T R U C T U U R EN M I L I E U
AANHEF Hoogheemraadschap van Rijnland te Leiden heeft op 28 februari 2013 met een aanvulling op 15 maart 2013 een aanvraag ingediend op grond van de Ontgrondingenwet en het Besluit Ontgrondingen in Rijkswateren bij Rijkswaterstaat Noordzee ( m . i . v . 1 april 2013 "Zee en Delta"). De aanvraag is ingediend voor het van 1 oktober 2013 t o t 1 j u n i 2015 winnen van 3,5 miljoen m zeezand in de Noordzee in het vak Q13K1 t o t maximaal 2 meter t.o.v. de oorspronkelijke bodemligging. Het betreft een gebied van ongeveer 495 ha binnen het blok Q13 (welke naamgeving gebruikelijk is volgens de Mijnbouwwet) gelegen in de Nederlandse territoriale wateren. Het zand is bestemd voor het project Kustwerk Katwijk. 3
BESLUIT De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent, op grond van de bij dit besluit behorende overwegingen en voorschriften, aan Hoogheemraadschap van Rijnland verder genoemd de vergunninghouder, vergunning op grond van de Ontgrondingenwet voor het vanaf 1 oktober 2013 t o t 1 j u n i 2015 winnen van maximaal 3,5 miljoen m3 zeezand in het vak Q13K1 t o t maximaal 2 meter t . o . v . de oorspronkelijke bodemligging, zoals in coördinaten aangegeven op bijgaande tekening NZWS 2 0 1 3 - 0 1 5 6 .
Pagina 1 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie
van Infrastructuur
en
Milieu
VOORSCHRIFTEN
Datum 18 april
1
1.1
1.2 1.3
1.4
1.5
2 2.1
2.2
2.3
2.4
3 3.1
N a d e r e o m s c h r i j v i n g v a n de t o e g e s t a n e h a n d e l i n g e n De ontgronding heeft uitsluitend betrekking op het winnen van zand ten behoeve van de suppleties op de kust bij Katwijk in het kader van het Project Kustwerk Katwijk en mag alleen worden uitgevoerd in het vak Q13K1 binnen het blok Q13, zoals in coördinaten aangegeven op bijgaande tekening NZWS 2 0 1 3 - 0 1 5 6 . Binnen het vak kan de contactambtenaar een bepaald gedeelte van winning uitsluiten. De bij de uitvoering van het werk vrijkomende onbruikbare specie wordt in overleg met de contactambtenaar op een door hem aan te geven plaats teruggestort. Het ontgronden mag uitsluitend geschieden met een sleephopperzuiger, waarvan de naam, soort en het vermogen tenminste één werkweek voor het inzetten schriftelijk aan de contactambtenaar en handhavingsambtenaar wordt opgegeven. Alle hopperzuigers dienen voorzieningen te hebben ter beperking van hun bijdrage aan de slibconcentraties in het bovenste deel van de waterkolom
2013
Nummer RWS-2013/20358
Begin e n e i n d e v a n de o n t g r o n d i n g De vergunninghouder wijst één of meerdere personen aan die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezicht op de naleving van het bij dit besluit bepaalde. De vergunninghouder deelt de contactambtenaar tenminste 4 weken voor de start van de activiteiten de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mail adres van degene(n) die door hem of vanwege hem is (zijn) aangewezen mee. De vergunninghouder stelt de handhavingsambtenaar tenminste 2 weken voor de start van de activiteiten schriftelijk en telefonisch in kennis van het voornemen om met de uitvoering van de ontgronding te beginnen. De vergunninghouder stelt de handhavingsambtenaar schriftelijk in kennis van het voornemen om de ontgronding langer dan één maand te staken alsmede van het tijdstip waarop de zandwinactiviteiten weer worden hervat. De vergunninghouder stelt de handhavingsambtenaar schriftelijk in kennis van het voornemen om de uitvoering van de ontgronding definitief te staken. Wijze van ontgronden Het zandwinnen moet geschieden over een aansluitend gebied t o t een vlakke bodem met een maximale diepte van 2 meter ten opzichte van de oorspronkelijk plaatselijke bodemligging is bereikt. De oor spronkelijke bodemligging staat vermeld op de kaart met kenmerk NZWS 2011-0334 welke beschikbaar is bij de afdeling v e r g u n n i n g verlening van Rijkswaterstaat Zee en Delta.
Pagina 2 v a n
15
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur
3.2 3.3
en Milieu
Aanwijzingen ter zake van of vanwege de contactambtenaar of handhavingsambtenaar moeten worden opgevolgd. Het in te zetten materieel dient uitgerust te zijn met een door het bevoegd gezag goedgekeurd plaatsbepalingsysteem met randapparatuur en een goed werkende beladingsmeter.
Datum 18 april
2013
Nummer RWS-2013/20358
HANDHAVING 4 4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
5 5.1
5.2 5.3
5.4
6 6.1
6.2
T o e z i c h t en c o n t r o l e De handhavingsambtenaar heeft te allen tijde vrije toegang tot alle bij de in deze vergunning bedoelde werkzaamheden in gebruik zijnde werktuigen, vaartuigen en inrichtingen. Aan de handhavingsambtenaar moeten alle gewenste gegevens betreffende de in deze vergunning bedoelde werkzaamheden worden verstrekt. De vergunninghouder w e r k t , voor zover door het bevoegd gezag noodzakelijk wordt geacht, mee aan de uitoefening van g e a u t o m a t i seerd toezicht. De vergunninghouder is verplicht de eventueel door het bevoegd gezag aan boord van het winvaartuig geïnstalleerde registratie- en presentatieapparatuur operationeel te doen houden. Storingen aan genoemde apparatuur worden direct aan de handhavingsambtenaar gemeld. Aanwijzingen ter zake van of vanwege de handhavingsambtenaar moeten worden opgevolgd. Verboden wingebied Het ontgronden alsmede het ankeren van vaartuigen binnen een afstand van 500 meter van in gebruik zijnde kabels, zinkers en leidingen is verboden. Voor wrakken geldt een afstand van 100 meter. Er mag geen zandwinning plaatsvinden binnen een afstand van 100 meter van levende schelpenbanken. Indien de vergunninghouder kabels, leidingen of andere voorwerpen aantreft die niet op de desbetreffende hydrografische kaart zijn aangegeven stelt hij de contactambtenaar hiervan onmiddellijk in kennis. De in het derde lid bedoelde kabels, leidingen of andere voorwerpen worden in coördinaten vastgelegd en schriftelijk aan de contact ambtenaar gemeld. R e g e l m a t i g te v e r s t r e k k e n g e g e v e n s De vergunninghouder verstrekt uiterlijk 14 dagen na afloop van de kalendermaand een definitieve opgave van de voorafgaande maand gewonnen hoeveelheid bodemmateriaal. Wanneer in genoemde periode geen bodemmateriaal is gewonnen, wordt hiervan eveneens opgave gedaan. Per 250.000 m gewonnen bodemmateriaal wordt een voor die hoeveelheid representatief granulometrische analyse uitgevoerd. 3
Pagina 3 v a n
15
Rijkswaterstaat •sip
6.3
7 7.1
7.2
7.3
8 8.1
8.2
8.3
8.4
9 9.1
Ministerie
van Infrastructuur
en
Milieu
De onder het eerste en tweede lid gevraagde gegevens worden onder vermelding van plaats en tijdstip van winnen alsmede de bestemming van het bodemmateriaal schriftelijk aan de contactambtenaar gemeld.
Datum i8apni2oi3 Nummer RWS-2013/20358
Hinder a a n d e r d e n , v e r l o r e n g a a n v a n v o o r w e r p e n Er mag geen belemmering of hinder aan de scheepvaart worden veroorzaakt door het gebruik maken van deze v e r g u n n i n g . Aanwijzingen ter zake van of vanwege het bevoegd gezag moeten worden opgevolgd. De vergunninghouder stelt de handhavingsambtenaar en het Kustwacht centrum (zie voorschrift 9.2) onmiddellijk in kennis van het zinken of verloren gaan van vaartuigen, werktuigen, inrichtingen, ankers of andere voorwerpen gebruikt bij de werkzaam-heden als bedoeld in deze vergunning. Het bevoegd gezag stelt een t e r m i j n waarbinnen de vergunninghouder deze vaartuigen, w e r k t u i g e n , inrichtingen, ankers of andere voorwerpen moet o p r u i m e n . Historisch belangrijke, archeologische vondsten Indien tijdens de uitvoering van de ontgronding voorwerpen, sporen of overblijfselen worden aangetroffen welke, naar redelijkerwijs kan worden v e r m o e d , van historisch, oudheidkundig of wetenschappelijk belang zijn, wordt de ontgronding ter plaatse onmiddellijk gestaakt. De vindplaats van de in het eerste lid genoemde voorwerpen, sporen of overblijfselen worden zo spoedig mogelijk gemarkeerd en aan de contactambtenaar doorgegeven. Van de vondst wordt onverwijld melding gedaan aan de directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Afdeling Beleid Maritiem Internationaal t.a.v. Drs. J. Opdebeeck of Drs. M.R. Manders, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort Telefoon 0 3 3 - 4 2 1 7 4 2 1 of 0 6 - 5 3 7 1 2 8 3 6 , email
[email protected] (meldingen kunnen tevens aan het Kustwachtcoördinatiecentrum worden doorgegeven). De vergunninghouder neemt zodanige maatregelen dat verdere aantasting van aanwezige dan wel aangetroffen objecten zoveel mogelijk wordt v o o r k o m e n . Rondom belangrijke vondsten die gehandhaafd dienen te w o r d e n , wordt daartoe gewerkt met een buffer van 100 meter. M a a t r e g e l e n bij b i j z o n d e r e o m s t a n d i g h e d e n Indien zich bij het gebruik van deze vergunning bijzondere omstandig heden voordoen, waardoor ernstige hinder of gevaar ontstaat voor de veiligheid van personen, de scheepvaart, de visserij, de waterkering of het mariene milieu, neemt de vergunninghouder zo snel mogelijk alle maatregelen die nodig zijn om de hinder of het gevaar te voorkomen dan wel te beperken.
Pagina 4 v a n
15
Rijkswaterstaat Ministerie
9.2
9.3
van infrastructuur
en
Milieu
De vergunninghouder meldt de bijzondere omstandigheden onmiddellijk aan het Kustwachtcentrum (thans telefoon 0900 0 1 1 1 ( a l a r m n u m m e r ) of 0 2 2 3 - 5 4 2 3 0 0 / 5 4 2 6 0 3 Duty Officer, fax 0223-658358 of marifoon-
Datum Aapril
2013
Nummer RWS-2013/20358
kanaal VHF 16). De vergunninghouder meldt de handhavingsambtenaar schriftelijk hetgeen is voorgevallen.
10
D o c u m e n t e n a a n boord Een fotokopie van dit besluit moet steeds aanwezig zijn op de vaartuigen, werktuigen of inrichtingen welke in gebruik zijn bij de in deze vergunning bedoelde werkzaamheden.
11
A a n w e z i g h e i d e x p l o s i e v e n of ( o e f e n ) m u n i t i e in het w i n g e b i e d Indien explosieven of munitie wordt aangetroffen stelt de vergunninghouder de handhavingsambtenaar en het Kustwachtcentrum (zie voorschrift 9.2) hiervan in kennis alsmede van de genomen voorzorgsmaatregelen
OVERWEGINGEN Toetsingskader Sinds 1 september 1971 is de Ontgrondingenwet van kracht. Vervolgens is per 1 januari 1997 de Ontgrondingenwet gewijzigd en het Rijksreglement Ontgrondingen van kracht geworden. De belangrijkste wijzigingen voor zandwinning in de Noordzee zijn dat, vanaf laatstgenoemde d a t u m , de Ontgrondingenwet van toepassing is op het hele Nederlandse deel van het continentaal plat en dat er voor de behandeling van een aanvraag om vergunning een recht (leges) wordt geheven. Vervolgens is per 1 februari 2008 de gewijzigde Ontgrondingenwet en het Besluit ontgrondingen in rijkswateren (Bor) in werking getreden. Het Bor is in werking getreden onder gelijktijdige intrekking van het Rijksreglement Ontgrondingen. De wijziging heeft vooral betrekking op de afbouw van de regierol van het Rijk en heeft daarin met name geleid t o t het schrappen van een aantal bepalingen. Een andere belangrijke wijziging betreft de vervanging van het vergunningstelsel door algemene regels voor bepaalde categorieën ontgrondingen. Tegelijkertijd zijn nadere regels opgenomen in het Bor. In dit besluit worden categorieën van ontgrondingen genoemd die onder voorwaarden zijn vrijgesteld van de vergunningplicht en categorieën ontgrondingen waarbij de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt toegepast. Tevens worden de rijkswateren waarin de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd is vergunning te verlenen niet meer aangewezen bij algemene maatregel van bestuur maar bij ministeriële regeling.
Pagina 5 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur
en Milieu
Historie Als eerste aanzet voor het rijksontgrondingenbeleid is in j u n i 1983 de Nota "Uitgangspunten, Probleemstelling en Doelstelling met betrekking t o t het lange
Datum i8aprii2oi3 Nummer RWS-2013/20358
termijnbeleid v o o r d e oppervlaktedelfstoffenvoorziening", verschenen. In vervolg hierop is in april 1989 voor de lange t e r m i j n (2010) de "Landelijke beleidsnota voor de oppervlaktedelfstoffenvoorziening" verschenen. De nota "Gegrond Ontgronden" alsook het "Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen" (juni 1996) zijn voor de korte, middellange en lange t e r m i j n (2020) verschenen. Het in genoemde documenten beschreven beleid is erop gericht om op een maatschappelijk verantwoorde wijze het gebruik van Noordzeezand te bevorderen. Met de provinciale besturen is afgesproken dat de aangrenzende provincies een terughoudend beleid zullen voeren ten aanzien van de voorziening in de behoefte aan ophoogzand van Noord- en Zuid-Holland en Zeeland door winning op het land. Dit om het gebruik van Noordzeezand in de kustprovincies Noord en Zuid-Holland en Zeeland te bevorderen. Voor wat betreft de belangen afweging winning op zee versus winning op het land gaat de voorkeur uit naar winning op zee, opdat de versnippering en aantasting van natuur en landschap op het land zullen afnemen. Het Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee (RON) is door de Minister van Verkeer en Waterstaat op 20 april 1993 vastgesteld. Het RON/MER voorziet in het beleid ten aanzien van de winning van oppervlaktedelfstoffen in de Noordzee. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft in j u n i 2004 het Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee 2 (RON 2) vastgesteld en aan de Tweede Kamer aangeboden. Het RON2 voorziet samenhang met de nota ruimte in een verder gaande actualisatie van het ontgrondingenbeleid. Ten aanzien van het zandwinbeleid wordt het gebied buiten de doorgaande N.A.P. - 20 meter dieptelijn (in plaats van de fysieke N.A.P. - 2 0 m dieptelijn) aangewezen voor het winnen van oppervlaktedelfstoffen in de Noordzee. Naast het ondiep en kleinschalig winnen gaat het nieuwe beleid in op de mogelijkheden van dieptezandwinning ten behoeve van eventuele grote projecten, (diepe) winning van beton- en metselzand en de mogelijkheden van winning van ophoogzand/ suppletiezand in combinatie met beton- en metselzand. Het RON 2 stelt voorwaarden voor ontgrondingen op de Noordzee. Kleinschalige winningen ^ 10 miljoen m ) mogen alleen ondiep (2 m) plaatsvinden. Daarnaast wordt de toepassing van overslagputten binnen de doorgaande - 2 0 m lijn niet langer uitgesloten. 3
Op 27 april 2004 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de Nota Ruimte vastgesteld. De Nota Ruimte benadrukt dat winning van bouwgrondstoffen van nationaal belang is en in beginsel plaatsvindt zeewaarts van de doorgaande NAP -20 meter dieptelijn.
Pagina 6 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie
van Infrastructuur
en
Milieu
Huidig beleid De ministerraad heeft op 8 juli 2005 het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN 2015) vastgesteld en is vervolgens door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat mede namens de ministers van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. In het IBN 2015 geeft het Rijk aan hoe, voortbouwend op het Noordzeebeleid uit de Nota Ruimte, het beheer van de Noordzee komende 10 jaar gestalte krijgt waarbij rekening is gehouden met de voor het Noordzeebeleid van belang zijnde internationale kaders. Met het IBN 2015 is het beheersinstrumentarium voor het Nederlandse deel van de Noordzee voldoende om toekomstige ontwikkelingen die op de Noordzee afkomen in goede banen te leiden.
1
8
a p
n
|
2
1
Nummer RWS-2013/20358
In december 2009 heeft het kabinet Het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de met ingang van 22 december 2009 van kracht geworden Waterwet. Het Nationaal Waterplan, dat ook structuurvisie is op grond van de Wet ruimtelijke ordening, vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte voor onder andere de Noordzee. Hierbij wordt meer nadruk gelegd op een gebiedsgerichte aanpak waarbij binnen de Europese kaders het kabinet prioriteit geeft aan activiteiten die voor Nederland van nationaal belang zijn. Het betreft onder andere voldoende ruimte voor zandwinning ten behoeve van de kustbescherming (tegengaan van overstromingsrisico's) en ophoogzand (voor toepassing op het land). Winning van ophoogzand in de Noordzee is van nationaal belang. Daarnaast geeft het Nationaal Waterplan aan dat het Rijk inzet op diepe Zandwinning in plaats van de nu gebruikelijke 2 meter. Met de vaststelling van het Nationaal Waterplan heeft het kabinet helsloten het IBN tussentijds te herzien. Het herziene IBN is vervolgens op 11 november 2 0 1 1 door de ministerraad vastgesteld. Op 20 september 2010 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat de Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren (Beleidsregels) vastgesteld (Stcrt2010, 14987). De Beleidsregels zijn opgesteld naar aanleiding v a n : « de herziening van de Ontgrondingenwet (Stb. 2007, 2 5 6 ) ; « de vervanging van het Rijksreglement ontgrondingen door het Besluit ontgrondingen in rijkswateren en de regeling ontgrondingen in rijkswateren; « de veranderingen in het Rijksbeleid met betrekking t o t de bouwgrondstoffenvoorziening; » de wens om de voorwaarden voor vergunningverlening inzake ontgrondingen centraal en uniform vast te leggen. Doelstelling van de Beleidsregels is om invulling te geven aan de bevoegdheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat (Infrastructuur en Milieu) voor de vergunningverlening en handhaving in het kader van de Ontgrondingenwet (Ow) en het Besluit ontgrondingen in rijkswateren (Bor). De Beleidsregels beogen een duidelijke nadere invulling te geven aan de wijze waarop Rijkswaterstaat omgaat met aanvragen voor ontgrondingsvergunningen, op
Pagina 7 v a n
15
Rijkswaterstaat Ministerie
van infrastructuur
en
Milieu
welke wijze deze beoordeeld worden, en welke voorwaarden hierop van toepassing zijn, voortkomend uit de regionale verschillen tussen de diverse beheersgebieden van Rijkswaterstaat. Doordat deze Beleidsregels een groot aantal beleidsnota's betreffende ontgrondingen in rijkswateren vervangen, dragen deze Beleidsregels bij aan de Doelstelling t o t de vermindering van regelgeving. Minder en uniformere regels bevorderen de marktwerking in de grondstoffenvoorziening Ten aanzien van de ontgrondingen in de Noordzee vervangen de Beleidsregels het RON2 waarbij de eventueel voor de inwerkingtreding van deze Beleidsregel onderbouwende milieueffectrapportages ook dienen als onderbouwing van deze Beleidsregels.
Datum 18 april
2013
Derhalve is het in de Beleidsregels opgenomen beleid met betrekking t o t ontgrondingen op de Noordzee gebaseerd op het in het RON/MER en RON2 opgenomen beleid zoals hierboven aangehaald. Het uitgangspunt van het ontgrondingenbeleid op de Noordzee is om aan de toenemende vraag naar oppervlaktedelfstoffen uit de Noordzee tegemoet te k o m e n , rekening houdend met: » een zo zuinig mogelijk en zo hoogwaardig mogelijk gebruik van oppervlaktedelfstoffen uit de bodem van de Noordzee; » een zo goed mogelijke afstemming met de andere gebruiksfuncties van de Noordzee, zowel in ruimte als in t i j d ; » een duurzaam functioneren van het watersysteem Noordzee, de aangrenzende wateren en de kustzone. Besluit Milieueffectrapportage Op 29 september 2006 is een gewijzigd Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging m.b.t. categorie C 16.2 houdt in dat thans een MER vereist is als de activiteit betrekking heeft op een winplaats van 500 ha of meer dan wel waar 10 miljoen m of meer wordt gewonnen, of op een aantal winplaatsen die tesamen 500 ha of meer o m v a t t e n , dan wel waar 10 miljoen m of meer wordt gewonnen en die in eikaars nabijheid liggen. 3
3
Bor en m.e.r.-plicht aangevraagde zandwingebieden De onderhavige vergunningaanvraag betreft het ondiep winnen (2 meter) van 3,5 miljoen m zand op de Noordzee binnen het vak Q13K. Om voor het project Kustwerk Katwijk geschikt zand te verkrijgen is op verzoek van de aanvrager (aanvulling van 15 maart 2013) het gebied in Oostelijke richting verplaatst en is in overleg met het bevoegd gezag benoemd als Q 1 3 K 1 . Dit vak heeft een oppervlakte van 495 ha. Derhalve is de aanvraag niet m.e.r.-plichtig en is het Bor van toepassing. Nabij het gebied waarvoor de ontgronding is aangevraagd is het MER "Winning suppletiezand Noordzee 2008 t / m 2 0 1 2 " opgesteld. In het MER is de suppletie bij Katwijk (Rijnland/Zuid-Holland) meegenomen, maar door vertraging in de uitvoering naar een latere datum verplaatst met als aanvang van de werkzaamheden oktober 2013. De resultaten uit het opgestelde MER zijn wel gebruikt voor de afhandeling van deze vergunningaanvraag. 3
Pagina 8 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie
van Infrastructuur
en
Miìieu
Er is inmiddels een nieuwe MER opgesteld voor de winning van suppletiezand voor de periode 2013 t o t en met 2017. Dit MER is echter nog niet door besluitvorming getoetst. Daarnaast heeft dit MER geen afwijkende inzichten anders dan het MER "winning suppletiezand 2008 t / m 2 0 1 2 " opgeleverd.
Datum 18 april
2013
Nummer RWS-2013/20358
Beleid ten aanzien van de aanwijzing van het gevraagde wingebied De Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren, de Nota Ruimte, Het Nationaal Waterplan, IBN 2015 en het MER "Winning suppletiezand Noordzee 2008 t / m 2012" voorzien in een belangenafweging van de diverse gebruiksfuncties van de Noordzee. De navolgende aspecten worden hierin nader toegelicht. Ecologie Ingevolge het ontgrondingenbeleid, zoals opgenomen in RON/MER en RON2, dient de uitbreiding van de zeezandwinning op de Noordzee gepaard te gaan met zo min mogelijk ecologische consequenties. Tevens is bepaald dat met het RON/MER en het kustverdedigingbeleid de zandwinning buiten de toegangs geulen alleen wordt toegestaan in gebieden met een minder rijk bodemleven, zeewaarts van de doorgaande N.A.P.-20 meter dieptelijn. Conform het RON/MER worden die gebiedsdelen aangewezen die de aantasting van de bodem, de bodemfauna en het verlies aan paaiplaatsen voor vissen t o t een minimum beperken. In het aangevraagde gebied, zoals toegelicht in het MER Winning suppletiezand Noordzee 2008 t / m 2012, worden geen significante effecten verwacht. In het in uitvoering zijnde monitorings- en evaluatieprogramma worden de voorspelde effecten geëvalueerd. Dit monitorings- en evaluatie programma wordt door Rijkswaterstaat en "Stichting La Mer" (als initiatief nemer namens de winners) uitgevoerd en niet door de individuele vergunninghouder zelf. Culuurhistorie en Archeologie Zeezandwinning is een bodemberoerende activiteit waarbij effecten op de archeologische waarden zijn te verwachten. In algemene zin zijn de Monumentenwet en de Mijnbouwwet van toepassing. De implementatie van het internationale Verdrag van Valletta (Verdrag van Malta) voorziet in onderzoek naar de vraag of archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is. Voorafgaande aan de vergunningaanvragen worden potentiële wingebieden daaraan getoetst. Bij het vastleggen van de T - s i t u a t i e van het wingebied wordt door het bevoegd gezag in het wingebied onderzocht of archeologische waarden aanwezig zijn. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en de vergunninghouder worden van deze resultaten op de hoogte gebracht. Voorschrift 8 voorziet er in hoe te handelen wanneer archeologisch belangrijke vondsten tijdens de winactiviteit worden aangetroffen. 0
Natuur Met de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet (NB-wet) binnen de territoriale wateren op 1 oktober 2005, is Rijkswaterstaat niet langer het bevoegd gezag inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn zaken. Vergunningaanvragen die na deze datum zijn ingediend en een mogelijk
Pagina 9 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie
van Infrastructuur
en
Milieu
significant effect hebben op zogenaamde Natura-2000 gebieden, dienen in het kader van deze vergunning op deze effecten beoordeeld te worden. Ieder project, plan of handeling dat een significant effect kan hebben op een Natura-. 2000 gebied, moet in het kader van de Ow-vergunning beoordeeld worden. Door voorschriften op te nemen in deze vergunning wordt voorzien in de natuurbelangen.
Datum 18 april
2013
Nummer RWS-2013/20358
Morfologie Bij zeezandwinning buiten de doorgaande N.A.P. - 2 0 meter dieptelijn zijn effecten op de morfologische ontwikkeling van de vooroever niet te verwachten. Uit onderzoek naar de morfologische en ecologische aspecten van zandwinning blijkt dat er geen wezenlijke verandering van wetenschappelijke inzichten of feiten zijn opgetreden sinds de publicatie van het RON/MER. Uit het MER blijkt dat er t.a.v. de waterbeweging en morfologie nauwelijks effecten optreden en er derhalve geen aanvullende maatregelen zijn voorgesteld. De bedoelde ontgronding wordt door periodiek uit te voeren lodingen gecontroleerd. Gebruiksfuncties De Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren, Nota Ruimte, Het Nationaal Waterplan, IBN 2015 en het MER "Winning suppletiezand Noordzee 2008-2012" voorzien in een belangenafweging van de diverse gebruiksfuncties van de Noordzee. Ten behoeve van de handhaafbaarheid daarvan en van de in de vergunning opgenomen voorschriften kan door of vanwege het bevoegd gezag registratie apparatuur aan boord van de vaartuigen geïnstalleerd worden. De uitkomst van de afweging tussen de diverse (nieuwe) gebruiksfuncties van de Noordzee kan leiden t o t het geven van nadere aanwijzingen inzake de winning binnen het genoemde wingebied. Uit het MER blijkt dat er t.a.v. de waterbeweging en morfologie nauwelijks effecten optreden en er derhalve geen aanvullende maatregelen zijn voorgesteld. Gelet op de in de vergunningaanvraag gevraagde windiepte (maximaal 2 m e t e r ) , de te winnen hoeveelheid zand, de ligging van het gebied (zeewaarts van de doorgaande N.A.P. - 2 0 meter dieptelijn) en de in dit gebied voorkomende zandkwaliteit is het wingebied zoals aangegeven op de bij deze vergunning behorende tekening aangewezen. Beoordelen van de aanvraag en slotconclusie In het kader van de belangenafweging zijn bij dit besluit een aantal afwegingen gemaakt. De Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren, Nota Ruimte, Het Nationaal Waterplan, IBN 2015 en MER "Winning suppletiezand Noordzee 2008 t / m 2 0 1 2 " voorzien in een zo optimaal mogelijke afstemming met de andere gebruiksfuncties van de Noordzee, zowel in ruimte als t i j d . De aanvraag is hieraan getoetst dat, met inachtneming van de in de vergunning opgenomen voorschriften, de ontgronding voor het winnen van 3,5 miljoen m3 zand binnen het vak Q13K (gewijzigd in Q13K1) wordt toegestaan.
Pagina 10 v a n
15
Rijkswaterstaat Ministerie
van Infrastructuur
en
Milieu
Datum
Gezien bovenstaande en het belang voor het uitvoeren van de ontgronding ten behoeve van de continuering van de kustlijnzorg, er geen veiligheidsrisico's of nadelige milieuhygiënische en ecologische effecten zijn door de zandwinning in het aangevraagde vak Q13K1 dat nog niet tot 2 meter is o n t g r o n d , is de aanvraag beoordeeld en is onder de bij dit besluit behorende uitgangspunten en opgelegde eisen positief beslist.
18 april
2013
Nummer RWS-2013/20358
N a d e r e toelichting op: V o o r s c h r i f t 1.2 en 1.3 i n z a k e t o e g e s t a n e h a n d e l i n g e n De voorschriften 1.2 en 1.3 voorzien er in hoe te handelen bij de in de wingebieden mogelijk voorkomende schelpenbanken, w r a k k e n , verloren objecten etc. V o o r s c h r i f t 6.2 e n 6.3 r e g e l m a t i g te v e r s t r e k k e n g e g e v e n s De voorschriften 6.2 en 6.3 zijn bedoeld om de kwaliteit van het daadwerkelijke gewonnen zand te vergelijken met de vooraf verwachte zandkwaliteit om te bevorderen dat grondstoffen zuinig en hoogwaardig worden gebruikt. PROCEDURE De procedure met betrekking t o t de aanvraag om vergunning krachtens de Ontgrondingenwet volgt de reguliere voorbereidingsprocedure op grond van afdeling 4 . 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor deze aanvraag geldt deze procedure omdat het een ontgronding van eenvoudige aard is waarin niet of nauwelijks andere belangen betrokken zijn (artikel 8 lid 4 van de Ontgrondingenwet) en genoemd is als uitzondering in het Besluit ontgrondingen in rijkswateren (art. 5 lid 1 onderdeel b Bor). ONDERTEKENING DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, AFDELINGSHOOFD VERGUNNINGVERLENING ZEE EN DELTA
Ir. M. Hapte
Pagina 1 1 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur
en Milieu
MEDEDELINGEN
Datum 18 april
bezwaar Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen dit besluit binnen zes weken na bekendmaking een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan Rijkswaterstaat Zee en Delta, Postbus 5807, 2280 HV Rijswijk. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten: - naam en adres van de indiener; - de dagtekening; - de omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, d.w.z. in ieder geval de vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt; - een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.
2013
Nummer RWS-2013/20358
voorlopige voorziening Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen, indien spoedeisende belangen aanwezig zijn. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA, 's-Gravenhage. Het verzoek dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten: - naam en adres van de indiener; - de dagtekening; - de omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, d.w.z. in ieder geval de vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de datum en nummer of kenmerk van het besluit; - de gronden van het verzoek (motivering). Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd. Griffierecht Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven.
Pagina 12 v a n
15
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur
en
Milieu
Informatieplicht Op grond van artikel 3:20 van de Algemene wet bestuursrecht heeft Rijkswaterstaat de verplichting om u te informeren met betrekking t o t andere op aanvraag te nemen besluiten die u nodig heeft voor de door u te verrichten activiteit. We willen u erop wijzen dat u mogelijk op grond van de hieronder genoemde wetgeving een besluit nodig heeft: Natuurbeschermingswet, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, artikel 3, sub, b (handelingen, onderscheidenlijk projecten en andere handelingen die geheel of grotendeels plaatsvinden in nietprovinciaal ingedeelde gebieden) voor zover sprake is van significante effecten.
Datum 18 april
2013
Nummer RWS-2013/20358
Disclaimer: "Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van een lijst van benodigde besluiten, kunnen er nog andere vergunningen/ontheffingen vereist zijn op grond van andere wetten en/of verordeningen". Aanwijzingen Opgaven c.q. meldingen dienen te worden gericht aan de handhaving- of contactambtenaar.
a. binnen kantooruren: S. de Jong (contactambtenaar)
[email protected] M. de Krieger (handhavingsambtenaar)
[email protected] Centraal telefoon nr. 070 - 3366600
b. buiten kantooruren: Hydro Meteo Centrum Rijnmond Lange Kleiweg 34 2288 GK RIJSWIJK
[email protected]
Pagina 13 v a n
15
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur
en
Milieu
Datum
Verzendlijst 1. de directeur Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf directie Vastgoed Regionale directie Zuid tav. de heer A. Morauw, Postbus 2222, 4800 CE Breda 2. directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Afdeling Beleid Maritiem Internationaal t.a.v. drs. J. Opdebeeck of drs. M.R. Manders, Postbus 1600 3800 BP Amersfoort 3. KPN I n t . Network Services, OPS BWS Marine Planning Ambachtsweg 20B, 2222 AL Katwijk aan Zee. 4 . KLPD, Dienst Waterpolitie, Unit Zeeuwse S t r o m e n , Tav. De heer J.L.A. Jansen Kanaalweg 12, 4417 ER HANSWEERT 5. Stichting De Noordzee t.a.v. Eelco Leemans Drieharingstraat 25, 3 5 1 1 BH UTRECHT 6. Greenpeace Nederland, Oceanen Campagne Postbus 3946, 1001 AS AMSTERDAM 7. Dienst Vastgoed Defensie t.a.v. de heer Van Laar Postbus 9 0 0 0 4 , MPC 55A, 3509 AA UTRECHT 8. Ministerie van Economische Zaken. Directie NLP, t.a.v. de heer drs. R.P. van Brouwershaven, Postbus 20401, 2500 EK DEN HAAG 9. De directeur-generaal van de Rijkswaterstaat, Postbus 20906, 2500 EX DEN HAAG 10. VBKO tav de heer G.E. van Berkel Postbus 4 7 4 , 2800 AL GOUDA 1 1 . Hoofd nautisch beheer Kustwachtcentrum tav de heer S. Pas, Postbus 10000, 1780 CA DEN HELDER
18 april
2013
Pagina 14 van
15
Rijkswaterstaat Ministerie
Bijlage
van Infrastructuur
en
Milieu
1:
Datum 18 april
begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: « De contactambtenaar: de voor deze vergunning aangewezen ambtenaar, werkzaam bij de afdeling Vergunningverlening van Rijkswaterstaat Zee en Delta handelend namens het bevoegd gezag; » De handhavingsambtenaar: de voor deze vergunning aangewezen ambtenaar, werkzaam bij de afdeling Handhaving van Rijkswaterstaat Zee en Delta en handelend namens het bevoegd gezag; « Het bevoegd gezag: de Minister van Infrastructuur en Milieu (p/a Rijkswaterstaat Zee en Delta, Lange Kleiweg 3 4 , Postbus 5807, 2280 HV RIJSWIJK).
2013
Nummer RWS-2013/20358
Bijlage 2: Tekening NZWS 2 0 1 3 - 0 1 5 6 .
Pagina 15 van
15
1 580000
570000
600000
-
4"3'Ū E ĒTRS89
Q13K1 nr
UTM
zone
31N
E T R S B9
Y
X
4"12'0"E
Noorderbreedte
Oosterlengte
1
577652,200
5781568,000
52 10 4 4 , 8 0 9
0 0 4 08 0 8 , 4 4 6
2
578668,000
578 3 7 5 7 , 0 0 0
52 11 55,127
004 09 03,746
3
579442,600
5783481.000
52 11 4 5 , 7 9 6
004 09 44,305
4
580478,900
5783113,000
52 11 3 3 , 3 4 6
0 0 4 10 3 8 , 5 6 0
5
579517,500
5780718,000
52 10 16,34 7
0 0 4 09 45,916
6
578653,000
5781112,000
52 10 2 9 , 5 4 3
004 09 00,746
z
z
NOORDWIJK AAN ZEE
z
•H
Z
z
z
z
"Hi
z KATWIJK AAN ZEE
m z
2d
Q13K1
Ŝ
n
+
\ \
\ \ \ \
\
BIJLAGE Behorende bij besluit van 18 april 2013, RWS-2013/20358
\
4 21'0"E
•12'0"Ē 0000
O
o
590000
580000 I
600000 I
Legenda Verkeerscheidingstelsel
|
Zandwingebied
ĵ
Blokindeling Mijnwet
scheepvaartroute
Natura 2000 gebied Voordelta
scheepvaart separatiezone
| _
Dieptelijnen (m tov N.A.P.) Dieptelijnen (m tov —
—
N.A.P.)
N A P - 2 0 m lijn d o o r g a a n d + 2 k m
ankerge bieden
Grenzen —
—
grens continentaalplaat
— — — 3 mijlsgrens - 1 2 mijlsgrens
4
Electra kabels
Pijpleidingen
—ţ— In g e b r u i k
— «
Productieplatform verlaten
Toekomstig
Buiten gebruik gesteld Verlaten
Productieplatform (status o n b e k e n d )
— # —
Telecom kabels
Productieplatform toekomstig
0
Platform verwijderd
in g e b r u i k
Obstakel
fĮf
Onderwaterplatform
Toekomstig
Stenen Wrak
0
Informatie beschikbaar
#
Onbekend Geen waarde
Onderwaterplatform verlaten Onderwaterplatform (status o n b e k e n d )
i*
i.
Vergund
Bedieningskabel — *
Opdrachtgever:
In g e b r u i k
RWS Noordzee directie Water en Scheepvaart Vergunningverlening (WSV) Sander de Jong en Fred de Roo 06-52562719
Buiten gebruik gesteld
Windparken
Verlaten
In g e b r u i k
Boringen O
Zeezandwinning in het vak Q13K1
In g e b r u i k
Vergund
ffl
|2
•ttt-
#
Productieplatform
Vuile grond
Obstakels ít
Platforms
Vergund
Boringslocatie bínnen zandwingebied
f
Turbines
Militaire gebieden Voormalige munitiestortplaats
Niet geïnspecteerd ĵ I
Oefengebied mijnenruimen I (Laag) vlieggebied
/ \
Schietterrein I onveilige zone
PRS code
13NZE8122J)1
Kaartnummer
NZWS 2013-0156
Kaartserie
blad 1/1
Coördinatenstelsel
ETRS89 UTM zone 31N
Formaat
A3
Opdrachtnemer: RWS Noordzee directie Water en Scheepvaart Meet- en Informatiedienst (WSM) HMCN 070-3366800
0
2
Getekend GM 25 - 03 - 2013
Schaal 1:100.000 4 Gezien
6
8 Akkoord
r (niet invullen)
OPDRACHT TOT PLAATSING VAN ADVERTENTIES
opdr. gever
Ordernummer(s)
t/m
Ondergetekende in zijn kwaliteit van: Rijkswaterstaat Zee en Delta, Directeur Netwerkontwikkeling en Visie Adres: Postbus 5807 Gemeente: 2280 H V RIJSWIJK Tel. 0652562719 (t.a.v. Sander de Jong)
Ressorterende onder het ministerie van IenM verzoekt de Rijksvoorlichtingsdienst te 's-Gravenhage voor zijn rekening te plaatsen de advertentie(s) volgens bijgaande tekst in de hieronder vermelde bladen indien geen plaatsingsdatum is opgegeven, dient plaatsing op de kortst mogelijke termijn te geschieden. De factuur en 1 bewijsnummer Van elk blad dienen te worden gezonden aan:
Datum: 18 april 2013 Handtekening
B Bovengenoemd adres D Een ander adres, te weten:
OPDRACHT TOT PLAATSING VAN ADVERTENTIES ordernummer(s) t/m
KORTE INHOUD: Bekendmaking van een vergunning op grond van de Ontgrondingenwet voor het winnen van zand in de Noordzee.
Eventuele nadere aanwijzingen betreffende formaat, kosten en plaatsingswijze:
bur. code
opdr. gever
opdr. datum
Bladen waarin de advertentie moet worden opgenomen (1 regel per blad gebruiken)
plaatsings datum
De Nederlandse Staatscourant
25-4-2013
Volkskrant
25-4-2013
ordernr.
contract nr.
pl. datum
DOO]R. R V D I N TE V U LLEN
toeslag
Rijkswaterstaat/Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Ontgrondingenwet
Winnen van oppervlaktedelfstoffen in de Noordzee Bekendmaking De Minister van Infrastructuur en Milieu maakt, met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure, afdeling 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht, bekend dat zij op grond van de Ontgrondingenwet en het Besluit ontgrondingen in rijkswateren, bij besluit van 18 april 2013 met kenmerk RWS-2013/20358 vergunning heeft verleend aan "Hoogheemraadschap van Rijnland" te Leiden voor het winnen van 3,5 miljoen m3 zand in vak Q13K1 van de Noordzee. Termijn van ter inzage legging Het besluit en alle ter zake zijnde stukken liggen conform de Algemene wet bestuursrecht van 26 april 2013 tot en met 6 juni 2013 tijdens kantooruren ter inzage bij Rijkswaterstaat Zee en Delta, Lange Kleiweg 34 te Rijswijk ZH. Desgewenst kan men over het besluit en de stukken telefonisch informatie inwinnen bij de heer S. de Jong, tel. 0652562719 of de heer F. de Roo tel. 0646418645. Bezwaar en voorlopige voorziening Tegen het besluit kan tot en met 6 juni 2013 een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu p.a. de hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Zee en Delta, Postbus 5807, 2280 HV Rijswijk. Tevens is het mogelijk om een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Rijswijk, 18 april 2013 De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens
deze,
afdelingshoofd Vergunningverlening Zee en Delta, ir. M. Harte