Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
RWS ONGECLASSIFICEERD
beschikking 1 4 MAART 2G16
Datum Nummer Onderwerp
RWS-2016/9776 1 Watervetgunning voor het plaatsen en behouden van drie windturbines op het Noordereiland te Stellendam. Zaaknummer RWSV2O15-00000911
Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Aanhef Besluit Voorschriften Aanvraag Toetsing Procedure Conclusie Ondertekening Mededelingen Bijlagen
1.
Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 7 april 2015 een aanvraag ontvangen van De Wolf Windenergie om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag betreft: Het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk Haringvliet en de Noordzee door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen, te weten het plaatsen en behouden van een drietal windturbines inclusief bijbehorende fundering, op de locatie kadastraal bekend gemeente Goedereede, sectie C, nummer 560, bekend als het Noordereiland te Stellendam. De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWSV2O15-00000911.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 1 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De aanvraag omvat de volgende stukken: • Brief met omschrijving van de aanvraag. • Situatieschets. • Onderzoek naar mogelijke Nautische radar- en zichthinder door het plaatsen van windturbines bij de Goereese sluis bij Stellendam, d.d. 12-6-2013. • Omschrijving windturbines Vestas. • Akoestisch onderzoek WP Stellendam en geluidgevoelige bestemmingen. 2.
Nummer
RwS2016/9776 1
Besluit
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: 1.
De gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 6.5, onder c Waterwet en artikel 6.12 en 6.13 Waterbesluit aan De Wolf Windenergie te verlenen voor: Het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk Haringvliet en de Noordzee door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen, te weten het plaatsen en behouden van een drietal windturbines inclusief bijbehorende fundering, op de locatie kadastraal bekend gemeente Goedereede, sectie C, nummer 560.
II.
De vergunning te verlenen tot uiterlijk 31 december 2038.
III.
Aan de vergunning de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen.
Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen, alsmede een omschrijving van de vergunde werken, wordt verwezen naar bijlage 1 van deze vergunning. 3.
Voorschriften Voorschrift 1 Plaatsbepaling werken
1. De werken moeten worden gemaakt en behouden ter plaatse zoals is aangegeven op de bij deze beschikking behorende tekeningen. De X- en Y-coördinaten van de windturbines zijn:
x Windturbine 1 Windturbine 2 Windturbine 3
RWS ONGECCASSIFICEERD
62024 61714 62376
Y 427375 427522 426900
Pagina 2 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
2. Eventuele afwijkingen dienen ter goedkeuring aan de waterbeheerder voorgelegd te worden. 3. Het is niet toegestaan de windturbines te bouwen in de kernzone of beschermingszone van de Haringvlietdam.
Nummer
Rws2016/9776 1
Voorschrift 2 Werkplan 1. De vergunninghouder moet drie maanden v66r aanvang van de werkzaamheden een werkplan ter goedkeuring bij de waterbeheerder indienen. Dit werkplan moet voorzien zijn van: a. detailtekeningen inclusief definitieve coördinaten van het werk; b. de uitgangspunten ten aanzien van de bouw, positionering en de gebruikte materialen; c. omschrijving en planning van de werkzaamheden; d. contactpersoon, die 24 uur per dag bereikbaar is; 2. Met de werkzaamheden mag pas worden begonnen als de schriftelijke goedkeuring voor het werkplan is verleend. Voorschrift 3 Aanvang en voltooiing van de werkzaamheden 1. Zodra blijkt dat de werkzaamheden niet kunnen beginnen zoals opgenomen in het werkplan in voorschrift 2, moet de vergunninghouder daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis geven aan de waterbeheerder. Hierbij dient te worden aangegeven wanneer de werkzaamheden zullen aanvangen. 2. Alle krachtens deze vergunning te verrichten werkzaamheden moeten, eenmaal aangevangen, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, onafgebroken en met spoed worden voortgezet. 3. Indien bekend is dat de werkzaamheden (tijdelijk) niet kunnen worden voortgezet, dient de vergunninghouder dat direct, doch binnen 24 uur, per e-mail te melden aan de waterbeheerder. Zo spoedig mogelijk wordt daarnaast aangegeven hoe en wanneer de werkzaamheden dén worden uitgevoerd. 4. Door of namens de waterbeheerder kunnen met betrekking tot de werkzaamheden aanwijzingen worden gegeven ter bescherming van de betrokken belangen. De vergunninghouder zorgt ervoor dat de gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd. 5. Direct nadat de werken voltooid zijn, zorgt de vergunninghouder voor het opruimen en afvoeren van alle daarbij gebruikte werktuigen, materialen en (hulp)werken, en ook de resterende (niet-gebruikte) materialen en het afval. 6. Zodra de werkzaamheden van het gehele werk voltooid zijn, dient de vergunninghouder dit binnen een termijn van uiterlijk twee werkdagen te melden aan de waterbeheerder.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 3 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voorschrift 4 Revisietekeningen
Nummer RWS-2016/9776 1
1. De vergunning houder moet binnen twee maanden na het voltooien van het werk revisietekeningen inzenden aan de waterbeheerder. Deze tekeningen moeten digitaal in het format pdf en in shape-file aan de waterbeheerder worden gezonden. 2. De vergunninghouder moet de ligging en de technische uitvoering van de werken op een overzichtelijke schaal ten opzichte van NAP en in (x-y-z)coördinaten aangeven. Voorschrift 5 Radar 1. De windturbines mogen geen verstorende werking hebben op wal- en scheepsrada r. 2. Wanneer naar de bevindingen van de waterbeheerder, hinderlijke verstoring van het radarbeeld optreedt dient vergunninghouder in samenspraak met de waterbeheerder, maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn voor rekening van vergunninghouder. Voorschrift 6 Ongewoon voorval 1. Indien zich een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, dienen onmiddellijk maatregelen te worden getroffen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken ten aanzien van: a. het veilig en doelmatig gebruik van het waterstaatswerk of bijbehorende kunstwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functies, b. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam. 2. De vergunninghouder meldt een dergelijk ongewoon voorval zo spoedig mogelijk aan de waterbeheerder. 3. De vergunninghouder verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens met betrekking tot: a. de oorza(a)k(en) van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan; b. andere gegevens die van belang zijn om de aard en ernst van de gevolgen voor het waterstaatswerk van het voorval te kunnen beoordelen; c. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken en/of ongedaan te maken. 4. Binnen drie maanden na een dergelijk ongewoon voorval moet de vergunninghouder aan de waterbeheerder informatie verstrekken over de maatregelen die worden getroffen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 4 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voorschrift 7 Logboek
Nummer
RWS2016/g776 1
1. Vanaf het in werking treden van de vergunning houdt de vergunninghouder een logboek bij, waarin tenminste de volgende zaken opgenomen worden die (mogelijk) relevant zijn voor het functioneren van het waterstaatswerk: a. deze vergunning; b. de bevindingen van alle uitgevoerde inspecties in relatie tot de vergunningsvoorwaarden; c. datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdsduur, aard, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen incidenten met vermelding van de genomen maatregelen. 2. Het logboek zoals beschreven in lid 1 moet altijd beschikbaar zijn voor inzage door de waterbeheerder. 3. Het logboek bevat informatie over de gehele vergunde periode. Voorschrift 8 Contactpersoon 1. De vergunninghouder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het bij deze vergunning bepaalde of bevolene, waarmee door of namens de waterbeheerder in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. 2. Wijzigingen moeten binnen 14 dagen schriftelijk worden gemeld. Voorschrift 9 Beheer en onderhoud 1. De op grond van deze vergunning aanwezige werken moeten doelmatig functioneren, in goede staat van onderhoud verkeren en met zorg worden bediend. 2. De vergunninghouder moet de krachtens deze vergunning aanwezige werken in goede staat onderhouden. 3. De ter zake door of namens de waterbeheerder gegeven aanwijzingen, ter bescherming van het waterstaatswerk of ter verzekering van het veilig en doelmatig gebruik daarvan, moeten worden opgevolgd. 4. Het onderhoud mag geen gevaar en/of hinder veroorzaken. 5. Eventuele zettingen, verzakkingen en of andere gebreken als gevolg van de vergunde werken, dienen door en voor rekening van vergunninghouder, in overleg met de waterbeheerder, te worden hersteld.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 5 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voorschrift 10 Verwijdering windturbines
Nummer RWS-2016/9776 1
1. Zes maanden voorafgaand aan de bouw van de windturbines dient de vergunninghouder een voorlopig verwijderingsplan in met daarin beschreven de wijze waarop de vergunde werken worden verwijderd. Dit verwijderingsplan moet voorzien zijn van: • beschrijving hoe de werken worden verwijderd; • benodigde materiaal en materieel; • beschrijving hoe gecommuniceerd wordt met diverse bevoegde gezagen. 2. Uiterlijk één jaar voor het vervallen van de vergunning danwel uiterlijk één jaar voor het uit bedrijf nemen van de windturbines, dient de vergunninghouder een definitief verwijderingsplan in met daarin beschreven de wijze waarop de vergunde werken worden verwijderd. Dit verwijderingsplan houdt rekening met nieuwe technieken en voortschrijdende inzichten. 3. Het verwijderingsplan zoals bedoeld in het eerste en tweede lid behoeft de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. 4. Het is de vergunninghouder alleen toegestaan de werken te verwijderen wanneer deze in het bezit is van een goedgekeurd verwijderingsplan zoals bedoeld in het tweede lid van dit voorschrift. 5. Eventuele wijzigingen in het verwijderingsplan zoals bedoeld in het tweede lid dienen schriftelijk en ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de waterbeheerder. 6. Tenminste twee maanden voorafgaand aan de verwijderperiode worden in een door de vergunninghouder te initiëren overleg de werkzaamheden en eventueel te treffen maatregelen tijdens de verwijderperiode besproken tussen de vergunninghouder en de waterbeheerder. 4.
Aanvraag
4.1 Aanleiding De Wolf Windenergie is voornemens om een drietal windturbines te plaatsen op de locatie Noordereiland te Stellendam. Voor de kabels en leidingen ten behoeve van de turbines wordt een separaat vergunningtraject doorlopen in het kader van de Waterwet. 4.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd De vergunning wordt aangevraagd voor het plaatsen en behouden van drie windturbines. De locatie waar de windturbines worden geplaatst is onderdeel van het rijkswaterstaatswerk het Haringvliet en het rijkswaterstaatswerk de Noordzee. De windturbines hebben een ashoogte van 80 meter. De rotor bestaat uit 3 bladen en heeft een diameter van 90 meter. Het elektrisch vermogen van de windturbine is 3 MW. De funderingsblokken hebben elk een oppervlakte van 15x15 meter.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 6 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Op grond van artikel 6.12 en 6.13 van het Waterbesluit is het verboden zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de Waterwet gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk respectievelijk gebruik te maken van de Noordzee door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.
Nummer
RwS-2016/9776 1
De hierboven genoemde handelingen met betrekking tot het plaatsen en behouden van drie windturbines zijn derhalve vergunningplichtig. Beschrijving van het waterstaatswerk Haringvliet Het Haringvliet ligt in Zuid-Holland tussen Voorne-Putten, de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee. Het Spui verbindt het Haringvliet met de Oude Maas. Het Haringvliet is geen hoofdvaarweg (voor vervoer van goederen), maar is wel zeer belangrijk voor de recreatievaart; in het bijzonder voor de zeilvaart. Beschrijving van het waterstaatswerk Noordzee De Noordzee is een randzee van de Atlantische Oceaan in Noordwest-Europa, met een gemiddelde diepte van 94 meter. Ten zuiden van de Doggersbank bedraagt de diepte doorgaans minder dan 50 meter. De zee wordt aan drie zijden door land begrensd en opent zich trechtervormig naar de Noordoostelijke Atlantische Oceaan. De Noordzee is een belangrijke schakel in scheepsroutes en dient als verbinding tussen Europa en de andere wereldmarkten. Daarnaast zijn er nog vele veerverbindingen tussen de landen rond de Noordzee. De zuidelijke Noordzee is, samen met het aangrenzende Kanaal, de drukst bevaren scheepvaartregio ter wereld. 5.
Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer
De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met; b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, en; c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 7 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke fu nctievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer.
Nummer RWS-2016/9776 T
Aan de hand van het in dit hoofdstuk beschreven toetsingskader volgt in paragraaf 5.1 de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer. 5.1
Beoordeling voor wat betreft het gebruikmaken van een rij kswaterstaatswerk
5.1.1 Regelgeving en beleid De hoofdlijnen van het nationale waterbeleid ten aanzien van veiligheid en het doelmatig gebruik van waterstaatswerken en de manier waarop daarbij rekening moet worden gehouden met de ecologische doelstellingen die gelden voor KRW-waterlichamen zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP), planperiode 2009-2015. Een nadere uitwerking en onderbouwing van de beleidskeuzes en de realisatie op het gebied van waterveiligheid vindt plaats in de Beleidsnota Waterveiligheid. Specifieke eisen ten aanzien van het veilig en doelmatig gebruik van rijkswaterstaatswerken en/of bijbehorende beschermingszones zijn uitgewerkt in de Beleidslijn Grote Rivieren, de Beleidslijn Kust en het Beleidskader lisselmeergebied. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-2015 (BPRW) vertaalt dit beleid door naar het beheer van de rijkswateren, met een onderverdeling naar functie en naar watersysteem. Bovendien bevat het BPRW 2009-20 15 een toetsingskader voor individuele besluiten, dat gebruikt wordt bij het toetsen en beoordelen van vergunningen voor het gebruik van waterstaatswerken. Hierin is vastgelegd op welke manier deze aanvragen getoetst worden aan de ecologische doelstellingen die op grond van het BPRW 2009-2015 gelden voor KRW-waterlichamen. Voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken is een beleidsregel vastgesteld waarin inzicht wordt gegeven welke afwegingen Rijkswaterstaat maakt alvorens al dan niet vergunning te verlenen. Dit betreft de Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken (Staatscourant van 2 juli 2002/blz. 13, HKW/R 2002/3641). Naast algemeen geldende veiligheidsrisico’s gelden voor de drie soorten waterstaatswerken, te weten wegen, wateren en primaire waterkeringen, apart nog specifieke aspecten waar rekening mee gehouden moet worden bij het verlenen van een vergunning.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 8 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
5.1.2 Toetsing aan regelgeving en beleid De locatie van de te plaatsen windturbines is gelegen op het Noordereiland te Stellendam in het Haringvliet. Voor het plaatsen van windturbines is de Beleidsregel op, in of over rijkswaterstaatswerken van toepassing.
Nummer RwS2016/9776 1
De windturbines in onderhavige aanvraag worden niet in een primaire kering geplaatst. Omtrent het plaatsen van windturbines langs kanalen, rivieren en havens zijn de volgende bepalingen opgenomen: Beleidsregel Artikel 4. Kanalen rivieren en havens 1. Plaatsing van windturbines wordt toegestaan bij een afstand van ten minste 50 meter uit de rand van de vaarweg (gemarkeerde of betonde deel). 2. Binnen 50 meter uit de rand van de vaarweg wordt plaatsing slechts toegestaan indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat er geen hinder voor wal- en scheepsradar optreedt. De minimale afstand tot de rand van de vaarweg is altijd ten minste de helft van de rotordiameter. 3. Het bepaalde onder het eerste en tweede lid laat onverlet de toepassing van de Beleidslijn grote rivieren. 4. Plaatsing mag geen visuele hinder opleveren voor het scheepvaartverkeer en bedienend personeel van kunstwerken. Het zicht op vaarwegmarkeringstekens mag niet door plaatsing van windturbines worden afgeschermd. Lid 1 en lid 2 Alle turbines zijn opgesteld op een afstand van ten minste 50 meter uit de rand van de vaarweg. Lid 3 Uit de kaarten behorend tot de Beleidslijn grote rivieren (Bgr) blijkt dat op de locatie van de windturbine aan de oostkant van de sluis de Bgr van toepassing is en het bergend regime geldt.
Voor activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het bergend regime van toepassing is, wordt, onverminderd algemene rivierkundige voorwaarden (artikel 7 Beleidsregels), vergunning verleend. Een activiteit moet ten minste voldoen aan de rivierkundige voorwaarde dat: a) er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; b) er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteiten en c) er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. d) de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdelijke realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 9 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De onderhavige vergunningaanvraag voldoet aan de voorwaarden a, b en c. Met betrekking tot voorwaarde d geldt het volgende: Werken die vallen onder artikel 4 van de Beleidsregels dienen duurzaam gecompenseerd te worden voor zover de werken ruimte innemen tussen gemiddeld hoogwater (GHW) en maatgevend hoogwater (MHW), op de betreffende locatie respectievelijk NAP + 0,67 m en NAP + 2,60 m. De turbines worden geplaatst op het maaiveld dat ter hoogte ligt van + 4,30. Er wordt derhalve geen ruimte ingenomen tussen gemiddeld en maatgevend hoogwater. Derhalve wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Beleidsregels grote rivieren.
Nummer
RwS2016/9776 1
Lid 4 Er is geen visuele hinder te verwachten voor schippers en bedienend personeel van de verkeerspost bij het plaatsen van de winturbines. Beleidsrege! Artikel 8. Termijn De vergunning op grond van de waterwet zal worden verleend voor een bepaalde termijn. Deze vergunning wordt afgegeven tot uiterlijk 31 december 2038. Hierbij is tekening gehouden met 3 jaar bouwperiode en 20 jaar operationele periode. Conclusie: De aangevraagde werken zijn niet in strijd met de uitgangspunten van de Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswetken en deze werken kunnen, voor zover het deze Beleidsregel betreft, worden toegestaan. Daarnaast wordt ook aan de uitgangspunten van de Beleidsregels grote rivieren voldaan. Overwegingen t.a.v. de voorkoming en beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste (veiligheid en waterkwantiteit) Bij de behandeling van voorliggende aanvraag wordt getoetst aan de doelstellingen uit artikel 2.1 van de Waterwet die verder zijn uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelpian voor de Rijkswateren 20 10-2015 (BPRW) en bijbehorende documenten. De invulling van de basisfuncties veiligheid, voldoende, schoon en (ecologisch) gezond water in het BPRW dienen ter voorkoming van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste: Om overstromingen in het rivierengebied te voorkomen is behalve een netwerk van functionerende keringen ook een goede afvoer van water, sediment en ijs via de rivieren naar zee nodig. Het dynamisch handhaven van de basiskustlijn en op peil houden van het zandvolume van het kustfundament met zandsuppleties voorkomen erosie van de kust en dragen bij aan het voorkomen van overstromingen vanuit de Noordzee. Het beleid m.b.t. de bescherming van deze waterstaatkundige belangen is uitgewerkt in de Beleidslijn Grote Rivieren, de Beleidslijn Kust en het Beleidskader I]sselmeergebied. 5.1.3
-
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 10 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voldoende water, niet te veel én niet te weinig, is cruciaal voor het goed functioneren van Nederland. De grote rivieren en het IJsselmeer staan daarbi) centraal. Het waterbeheer is erop gericht om wateroverlast, watertekort, droogte en verzilting te voorkomen en nadelige gevolgen te beperken. Wateroverlast, waarmee de persoonlijke veiligheid van mensen in gevaar komt, wordt aangepakt binnen het waterveiligheidsbeleid.
Nummer RWS-2016/9776 1
De vergunningaanvraag en de voorschriften in deze vergunning zorgen ervoor dat er sprake is van een dusdanige situering en uitvoering van de werkzaamheden dat het veilig functioneren van het rijkswaterstaatswerk gewaarborgd blijft. 5.1.4
Overwegingen t.a.v. de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit) Voor zover de aanvraag gevolgen heeft voor de chemische kwaliteit van watersystemen, zijn die gevolgen getoetst in het onderdeel van deze vergunningen dat over de bij de activiteit vrijkomende emissies gaat, of in het kader van de toetsing aan algemene regels zoals het Besluit Bodemkwaliteit. In dit gedeelte van de vergunning wordt daarom alleen getoetst aan de ecologische doelstellingen van het relevante waterlichaam. Hierbij is gebruik gemaakt van het gedeelte ecologie van het toetsingskader voor individuele besluiten uit het BPRW 2010-2015. Het uitvoeren van de in de onderhavige aanvraag vermelde handelingen leidt niet tot een toename van lozingen en verliezen van gevaarlijke stoffen en heeft geen beperking in de uitvoering van het ecologische herstel tot gevolg. 5.1.5
Overwegingen t.a.v. de maatschappelijke functievervulling door watersystemen Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Voor het Haringvliet gelden de volgende functies: Natuur; Waterwinning; Scheepvaart; Vulling van de zoetwaterbuffers; Waterspoft en oeverrecreatie.
—
—
—
—
—
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 11 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voor de Noordzee gelden de volgende functies: Zwemwater; Koelwater; Energie; Scheepvaart; Watersport en oeverrecreatie; Beroeps- en sportvisserij; Oppervlaktedeifstoffen; Archeologie, cultuurhistorie en landschap.
Nummer RWS-2016/9776 1
-
-
-
-
-
-
-
-
Uitgangspunt van het BPRW is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon en gezond water op orde zijn. Zoals aangegeven in de voorgaande paragrafen heeft het gebruik van het waterstaatswerk geen onaanvaardbare gevolgen voor het voorkomen en beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit. Er wordt daarom ook voldaan aan de eisen van bovengenoemde gebruiksfuncties. Bij de toetsing van de vergunningaanvraag is beoordeeld of het plaatsen en behouden van een drietal windturbines de toegekende functies nadelig beïnvloedt. Bij deze toets is gebleken dat van een nadelige beïnvloeding van de aan het Haringvliet en de Noordzee toegekende functies geen sprake is. 5.1.6 Toelichting voorschriften Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden zodat met het toestaan van de werken de doelen van de Waterwet worden geborgd. Hieronder volgt een korte toelichting op een aantal specifieke voorschriften. Voorschrift 1 Hier zijn de indicatieve aangevraagde locaties van de werken opgenomen. De windturbines dienen zo dicht mogelijk bij de gestelde coördinaten te worden gerealiseerd. Eventuele afwijkingen dienen voorafgaand eerst aan Rijkswaterstaat overlegd te worden. Definitieve coördinaten worden aangeleverd bij de revisietekeningen. Voorschrift 2 Het bouwen van windturbines is een complex proces. Om te kunnen toetsen of de precieze plaatsing, positionering, de inzet van de benodigde middelen en de planning van de bouw van de turbines de (beheerders)belangen van Rijkswaterstaat niet schaadt, is in voorschrift 2 bepaald dat een werkplan goedgekeurd dient te worden voor aanvang van de werkzaamheden.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 12 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voorschrift 5 Radar is een zeer belangrijk onderdeel van het begeleiden van schepen. De radar van de verkeersposten en van schepen mag niet hinderlijk verstoord worden door de plaatsing van een windturbine. Voor het aanvragen van deze vergunning heeft vergunninghouder onderzoek laten uitvoeren naar de invloed van de windturbines op de radar. In dit onderzoek zijn voorstellen gedaan ten aanzien van de invloed van de turbines op radar. Deze voorstellen moeten nader uitgewerkt worden en meegenomen worden in het aan te leveren werkplan (voorschrift 2).
Nummer
RwS-2016/9776 1
Voorschrift 10 Voor het vervallen van de vergunning, of als de exploitatie van de windturbines wordt beëindigd, is de vergunninghouder verplicht om de, krachtens deze vergunning, aanwezige werken op te ruimen en het waterstaatswerk ter plaatse in oorspronkelijke staat, of in een door de waterbeheerder te bepalen toestand te brengen, zonder aanspraak te kunnen maken op enige schadevergoeding. Dit vewijderingsplan dient voorafgaand aan de bouw van de windturbines door Rijkswaterstaat goedgekeurd te worden. Daarnaast zal het verwijderingsplan definitief worden gekeurd wanneer de windturbines daadwerkelijk verwijderd zullen worden. Het plan zal moeten worden aangepast aan de dan geldende kennis en inzichten. 5.2
Geldigheid! Rechtsopvolging van de vergunning
Geldigheid van de vergunning Op grond van artikel 6.22, tweede lid, van de Waterwet kan de waterbeheerder de vergunning intrekken als: • de werkzaamheden ten behoeve van het plaatsen van de werken niet zijn begonnen binnen drie jaar na het in werking treden van de vergunning en/of • de vergunde werken gedurende drie achtereenvolgende jaren niet zijn gebruikt. Tijdelijkheid van de vergunning Op grond van artikel 8 van de Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken kan de vergunning voor het plaatsen en behouden van windturbines enkel voor bepaalde tijd verleend worden. De vergunning wordt verleend tot uiterlijk 31 december 2038 gerekend vanaf het moment dat de vergunning in werking treedt. Het is niet volledig uit te sluiten dat aan het einde van de looptijd van deze vergunning de werken technisch niet zijn afgeschreven. Dit kan betekenen dat de vergunninghouder de werken langer in bedrijf wil houden. De vergunninghouder kan een gemotiveerd verzoek doen aan de waterbeheerder om de tijdelijkhefd van de vergunning te wijzigen. De waterbeheerder zal een formeel besluit nemen op dat verzoek. Rechtsopvolging Op grond van artikel 6.24 van de Waterwet dient de rechtsopvolger van de vergunninghouder binnen vier weken nadat de vergunning voor hem is gaan gelden, daarvan mededeling aan het bevoegd gezag te doen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 13 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
6.
Procedure
Nummer
RWS-2016/9776 1
6.1 Algemeen De voorbereiding van de beschikking op grond van de Waterwet heeft conform het gestelde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) plaatsgevonden. Niet alle belanghebbenden in deze procedure zijn bekend, waardoor deze belanghebbenden door toepassing van de afdeling 3.4 Awb de mogelijkheid hebben om hun zienswijzen kenbaar te maken en de mogelijkheid hebben om in beroep te treden tegen deze vergunning. 6.2
Behandeling van zienswijzen
De aanvraag met bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit hebben, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht, van 22 oktober 2015 tot en met 2 december 2015 voor het naar voren brengen van zienswijzen en adviezen ter inzage gelegen. Over het ontwerpbesluit zijn schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht door: • Vereniging Natuurmonumenten tezamen met de Vogelbescherming Nederland, per e-mail van 21 december 2015. • De gemeente Goeree-Overflakkee per e-mail van 19 november 2015 en per brief van 8 januari 2016 met identieke inhoud.
RWS ONGECIASSIFICEERD
Pagina 14 van 23
RWS ONGECLASSXFICEERD Datum
De zienswijze van de Vereniging Natuurmonumenten en de Vogelbescherming Nederland:
Nummer RWS2O 16/9776 1
Vogelbescherming Nederland en Vereniging Natuurmonumenten stellen dat de plaatsing van drie windturbines op het Sluiseiland bij Stellendam, in tegensteling tot de beschrijving in de beschikking, wel degelijk effecten heeft op de maatschappelijke functievervulling door watersystemen. Oeverrecreatie wordt als gebruiksfunctie omschreven in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 voor het Haringvliet en de Noordzee. Ook de functie Natuur en Landschap worden voor de Noordzee respectievelijk Haringvliet beschreven. De gebruiksfuncties worden bovendien weer erkend in het ontwerp Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021. Oeverrecreatie De windturbines staan geprojecteerd op een plek die door recreanten wordt gebruikt (o.a. vissers en vogelaars). De plek staat bovendien volledig in het zicht van de voorliggende dijk en het havenplateau tussen Havenhoofd en Stellendam. Vooral deze laatste locatie wordt zeer druk gebruikt vanwege de visafslag met horecavoorzieningen, startpunt van wandelroutes en excursies per boot. De plaatsing van windturbines maakt het gebied voor oeverrecreatie veel minder aantrekkelijk. Zo blijkt uit het rapport ‘Onderzoek effecten Wind op Zee op recreatie en toerisme’ uit 2013 door ZKA Consultants & Planners dat windmolens op enkele kilometers afstand van de kust al grote effecten hebben op recreatie en beleving: het uitzicht wordt als minder aantrekkelijk beoordeeld, het straalt negatief af op natuur en de gemoedelijke sfeer, 10-35% van bezoekers vindt windpark (zeer) storend en de bezoekintensiteit neemt af. Hoe korter de afstand tot de windmolens hoe groter de effecten. In de situatie van het Sluiseiland bij Stellendam, waarbij de windmolens letterlijk in het gebied gepland staan, zullen negatieve effecten op recreatie dan ook zeker te verwachten zijn. Natuur en Landschap De windturbines staan geprojecteerd op een plek die landschappelijk zeer storend is. Vanaf de omliggende wegen en paden is er redelijk vrij uitzicht op de voordelta en natuurgebieden. Bovendien staan ze in/nabij voor vogels zeer belangrijke natuurgebieden en in een belangrijke zone voor de vogeltrek Windturbines hebben op verschillende manieren een negatieve invloed op vogels: door de verstorende werking gaat een bepaald oppervlak voor gebruik door vogels verloren, ze vormen een barrière bij alle vormen van vogeltrek (seizoenstrek, foerageertrek, slaaptrek en getijdentrek), en vogels worden slachtoffer door aanvaringen. De conclusie in de beschikking dat de geplande windturbines geen negatief effect hebben op de functie natuur en landschap is dus zeker niet correct.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 15 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Voor de volledigheid beschrijven wij bovendien het feit dat er op het eiland Goeree-Overflakkee al veel windturbines staan en er nog een grote resterende opgave is (in reeds aangewezen zoekgebieden). Deze opgave heeft effecten op waarden voor natuur, landschap en beleving en het onderhavige project heeft daarop een cumulatief negatief effect.
Nummer RwS2016/9776 1
Wij willen u dan ook verzoeken geen medewerking te verlenen aan de plaatsing van windturbines op het Sluiseiland en dus de betreffende Waterwetvergunning niet te verlenen. Oeverrecreatie: De turbines zijn niet op de oever gesitueerd. Ook staan de turbines niet gepland op een aangelegd wandelpad. Het gebied waar de windturbines worden geplaatst heeft de bestemming “waterkering” op het oostelijke eiland, en “bedrijventerrein” op het westelijke gedeelte. De turbines komen derhalve niet in natuurgebied of recreatiegebied te staan. Eventuele wandelroutes en excursies per boot worden niet gehinderd door de aanwezigheid van windturbines. Natuur en landschap: De Waterwet is gericht op voorkoming en beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschade, bescherming en verbetering van de ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. De Waterwet toetst niet aan de in vloed op recreatie, vogels, vogeltrek etc. Andere wetten zoals de flora en fauna wet en de Wet milieubeheer voorzien hierin. Het afgeven van de vergunning voor de Waterwet ontslaat initiatiefnemer niet van het aanvragen van de andere benodigde vergunningen. Hiervan is ook de omgevingswet een voorbeeld. De gemeente Goeree-Overflakkee zal een omgevingsvergunning moeten verlenen voor het realiseren van de windturbines op deze locatie. De gemeente heeft hiervoor haat eigen beleid en afwegingscriteria. Naar aanleiding van deze zienswijze zal de vergunning niet worden aangepast. Zienswijze gemeente Goeree-Overflakkee Buiten de daarvoor aangewezen locaties voor windturbines mogen geen nieuwe windturbines worden geplaatst, derhalve zijn de windturbines waarvoor de watervergunning is aangevraagd strijdig met de uitgangspunten van planologie, regelgeving en beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee. Bij vergunningverlening voor activiteiten die vallen onder de Waterwet wordt niet getoetst aan bestemmingsplannen, regelgeving en beleid van betrokken gemeente. Het toetsingskader van de Waterwet is gericht op voorkoming en beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschade, bescherming en verbetering van de ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Daarnaast is er een omgevingsvergunning nodig om de windturbines te mogen realiseren. RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 16 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De omgevingsvergunning ziet onder andere toe op toetsing aan bestemmingsplannen en gemeentelijk beleid. De gemeente is bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. Het eventueel niet verlenen van de omgevingsvergunning door de gemeente, is geen reden om de Watervergunning niet te verlenen.
Nummer
Rws2016/9776 1
Het belang van de primaire kering wordt onvoldoende meegewogen. Plaatsing van een windturbine buiten een kernzone van een primaire kering wordt slechts toegestaan mits dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterkerende functie van de primaire waterkering conform de veiligheidsnorm van artikel 2.2 van de Waterwet. De windturbines waarvoor vergunning is aangevraagd staan buiten de kernzone én buiten de beschermingszone van de primaire kering. Er is derhalve geen aanvullend onderzoek nodig over de invloed van de turbine op de waterkering. Onduidelijke en gebrekkige motivering van veiligheidsaspecten. Zoals u weet is op het Noordereiland een tank/bunkerstation aanwezig en wordt een aantal recreatieve- en horeca-activiteiten uitgevoerd. De risico’s op schade en letsel zijn onvoldoende in kaart gebracht. De turbines zijn geprojecteerd op locaties die op ruime afstand (ruim 100 meter) liggen van het tankstation. De horecagelegenheid bevindt zich op ongeveer 300 meter. Een veiligheidsonderzoek is vanuit de Waterwet niet benodigd. De gemeente is bevoegd gezag voor de externe veiligheid en zal zelf moeten beoordelen of de risico’s aanvaardbaar zijn. Naar aanleiding van bovenstaande zienswijzen zal de vergunning niet worden aangepast. 7.
Conclusie
De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de bovenstaande overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. 8.
Ondertekening
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 17 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
9.
Mededelingen
Nummer
RWS-2016/9776 1
Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? -
-
-
Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of Organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de Organisatie IS ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; de reden waarom u beroep instelt; de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. -
-
-
-
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via htt://loket.rechtsiraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 18 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
10.
Bijlagen Bijlage 1. Begripsbepalingen Bijlage 2. Tekeningen Bijlage 3. Radaronderzoek Bijlage 4. Omschrijving windturbines Vestas
RWS ONGECLASSIFICEERD
Nummer Rws-2016/g776 1
Pagina 19 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 1. Begripsbepalingen
Nummer RWS-2016/9776 T
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2016/9776 1. In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. ‘Aanvraag’: de aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op 7 april 2015 bij Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid binnengekomen en geregistreerd onder nummer RWSV2O15-00000911; 2. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen verricht zoals deze in de Waterwet zijn opgenomen en in staat is naleving van het gestelde in deze vergunning te borgen; 3. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, t.a.v. afdeling Handhaving, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam (
[email protected]); 4. ‘Operationele periode’: de periode vanaf het eerste moment dat elektriciteit wordt geleverd door de windturbine tot aan het begin van de verwijderperiode; 5. ‘Verwijderperiode’: de periode vanaf het begin van demontage van de werken tot aan de totale, met de waterbeheerder vastgelegde, verwijdering van de werken; 6. ‘Ongewoon voorval’: een ongewoon voorval is een plotseling gepleegde handeling of plotseling optredende gebeurtenis waardoor nadelige gevolgen voor het waterstaatswerk zijn ontstaan of dreigen te ontstaan; 7. ‘Werkzaamheden’: het aanleggen, houden en onderhouden van de op grond van de vergunning (te behouden) werken; 8. ‘Werken’: zoals aangegeven in de tekeningen in bijlage 2: te weten het plaatsen en behouden van een drietal windturbines inclusief bijbehorende funderingen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 20 van 23
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 2. Tekeningen
Nummer RWS-2016/9776 1
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2016/9776 1. 1. Locaties turbines:
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 21 van 23
Figuur 1: turbine 1
Figuur 2: turbine 2
Figuur 3: turbine 3
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 3. Radaronderzoek
Nummer
RWS-2016/9776 1
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2016/9776 1. •
Onderzoek naar mogelijke Nautische radar- en zichthinder door het plaatsen van windturbines bij de Goereese sluis bij Stellendam, d.d. 12-6-2013.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 22 van 23
Nautische hinder Windturbines Goereese sluis
Onderzoek naar mogelijke Nautische radar- en zichthinder door het plaatsen van windturbines bij de Goereese sluis bij Stellendam.
STC b.v. Wilhelminakade 701 Postbus 51290 3007 GG Rotterdam
12 juni 2013
In opdracht van De Wolff Nederland Windenergie
Pagina 1 van 17
rapport vs 2.2
Windturbines Goereese sluis
1. Probleemstelling ............................................................................. 3 1.1. Omvang van de werkzaamheden ................................................... 3 1.2. De volgende aspecten zullen worden beoordeeld .......................... 3 1.3. Uitgangsdocumentatiebeoordeling ................................................. 5 1.4. Beoordeling ..................................................................................... 5 2. Opzet van het onderzoek ...................................................................... 6 3. Uitgangspunten en Randvoorwaarden .................................................. 7 3.1. Beschrijving van de omgeving, proces en functie .......................... 7 3.2. Aantal radarpunten / algemene beschouwing ................................. 7 3.3. Gegevens van de windturbine ........................................................ 7 3.4. Radar karakteristieken .................................................................... 8 3.4. Meteo/Hydro omstandigheden ........................................................ 9 4. Beoordeling van de alternatieven en varianten ................................... 10 4.1. Te beoordelen effecten voor sluisradarprestatie ........................... 10 4.2. Visuele hinder van plaatsing van de windturbine .......................... 12 4.3. Hinder radiogolven door draaiende rotors op marifonie en radar . 13 5. Conclusie ............................................................................................. 14 6. Aanbeveling ......................................................................................... 15 7. Literatuur/Gegevens ............................................................................ 16 8. Verklarende woordenlijst ..................................................................... 17
Pagina 2 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
1. Probleemstelling Er is door De Wolff Nederland Windenergie een aanvraag ingediend voor het plaatsen van 4 windturbines ten zuiden van de Haringvlietdam. Twee windturbines (WG 3 en WG 4) worden geplaatst ten oosten van de Haringvlietdam en twee windturbines (WG 1 en WG 2) worden ten westen van de Haringvlietdam geplaatst.
1.1. Omvang van de werkzaamheden Beoordeling van invloeden van nieuw op te stellen windturbines bij de Goereese sluis te Stellendam aan de N 57. De beoordeling zal plaatsvinden volgens een door Rijkswaterstaat geaccepteerde methode, zodanig dat voldaan wordt aan de toetsingsvereisten zoals beschreven in de beleidsregels van 15 mei 2002 HKW.R 2002 3641, voor zo ver deze ziet op beoordeling van hinder van walen scheepsradar en visuele hinder voor schippers en bedienend personeel van kunstwerken. Voor onderzoek van de effecten zijn naast de Nautische kaart van het gebied visuele waarneming gebruikt. De opgegeven lokaties van de windturbines zijn gebaseerd op de te onderzoeken MER- alternatieven.
1.2. De volgende aspecten zullen worden beoordeeld Voor het opstellen van nieuwe windturbines op de havendam bij de Goereese sluis, moeten de navolgende aspecten worden bekeken: 1. Plaats ten opzichte van de vaarweg 2. Radar technisch walradar en scheepsradar 3. Visuele hinder sluis bediening en scheepvaart Voorwaarden voor het toetsen aan het gebruik naast kanalen, rivieren en havens zijn (artikel 4): 1. 2.
3. 4.
Langs kanalen, rivieren en havens wordt plaatsing van windturbines toegestaan bij een afstand van ten minste 50 meter uit de rand van de vaarweg. Binnen 50 m uit de rand van de vaarweg wordt plaatsing slechts toegestaan indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat er geen hinder voor wal- en scheepsradar optreedt. De minimale afstand tot de rand van de vaarweg is altijd ten minste de helft van de rotordiameter. Het bepaalde onder het eerste en tweede lid laat onverlet de toepassing van de Beleidslijn ruimte voor de rivier. Plaatsing mag geen visuele hinder opleveren voor het scheepvaartverkeer en bedienend personeel van kunstwerken. Het zicht op vaarwegmarkeringstekens mag niet door plaatsing van windturbines worden afgeschermd.
Pagina 3 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis Te toetsen opstellingen De hieronder weergegeven opstellingen moeten worden onderzocht. Tabel 1.2.1. Overzicht te onderzoeken windturbines
Pagina 4 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
1.3. Uitgangsdocumentatiebeoordeling Door de oprachtgever is informatie aangeleverd met betrekking tot de opstelposities van de generatoren en de fysieke afmetingen van de diverse windturbineen: o Tekening 06Y07 sch. revisie augustus 2008 geografische detailkaart o Tekening mast en generatoren V90- 3.0 MW HH80 IEC1a 29108-1.1 Rev 2 o General specifications winV90 -3.0 MW 0029-5249
1.4. Beoordeling Beoordeeld wordt op de navolgende aspecten: 1. Plaats ten opzichte van de vaarweg 2. Radar technisch Sluisradar en walradar Scheepsradar 3.Visuele hinder Vanaf de wal Vanaf een schip Ten einde dit te kunnen beoordelen is gekeken naar de situatie met huidige sluisradar systemen. Hiertoe is informatie verzameld met betrekking tot: Opstellingsplaats nieuwe windturbines (verstrekt door opdrachtgever) Detail geografische kaarten van het omliggende gebied inclusief nautische en visuele kenmerken Afmetingen op te stellen windturbine (verstrekt door opdrachtgever) Frequentieverdeling windroos (verstrekt door opdrachtgever) Specificaties van de radarsystemen
Pagina 5 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
2. Opzet van het onderzoek Het uit te voeren onderzoek is gebaseerd op alle toegeleverde informatie door middel van een deskstudie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van praktijk ervaring en rekenmodellen voor bepaling van radarreflectie. Allereerst is gekeken naar radarafscherming van de vaarweg door de mastconstructies, vervolgens naar de afscherming door de rotors. Hierna is gekeken naar mogelijk reflecties en valse echo’s van de rotors. Tenslotte is dit aangevuld met een visueel onderzoek ter plekke ten einde de bevindingen van de deskstudie te verifiëren. De opzet van het onderzoek is dus als volgt: Verzamelen informatie bij opdrachtgever en de regionale dienst van RWS en RWS AGI; Uitvoeren deskstudie; Visueel onderzoek ter plaatse ter verificatie van bevindingen; Bespreken concept deskstudierapport met opdrachtgever Bespreken concept deskstudie met de regionale dienst van RWS; Afronden rapportage.
Pagina 6 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
3. Uitgangspunten en Randvoorwaarden 3.1. Beschrijving van de omgeving, proces en functie Algemene beschouwing soort scheepvaart. De afmetingen van de schutsluis zijn zodanig dat de meeste grote bakken, drijvende kranen, zuigers en baggermolens kunnen passeren. De schutlengte is 144,50 m, terwijl de sluis een breedte heeft van 16,38 m. De drempel van de sluis ligt op N.A.P. -5 m, zodat ook tijdens de laagwaterperiode vaartuigen met een diepgang van circa 3,50 m de sluis kunnen passeren. De schepen welke in het algemeen gebruik maken van de Goereese sluis kunnen variëren van kleine jachten tot vissertrawlers.
3.2. Aantal radarpunten / algemene beschouwing Het sluizen complex is voorzien van een tweetal radars. Deze bevinden zich: o Aan de Noordwestzijde nabij de sluis invaart aan de Noord zijde o Aan de Zuidoostzijde nabij de sluis invaart aan de Zuid zijde
3.3. Gegevens van de windturbine De windturbines bestaan uit een cilindrisch - conische mast met een as –hoogte, diameter conform onderstaande tabel. De afmetingen van de gondel bedragen; een lengte van 13,36 meter met een diameter van 3,97 meter. De rotordiameter bedraagt 90 meter en is opgebouwd uit drie bladen. De rotatiesnelheid van de rotor van de voorziene turbines bedraagt 16,1 omwentelingen per minuut.
V90-3.0MWHH80m 3000 90 m 16,1omw/min 80m Figuur 3.2.1. Tabel generator type en mast
Pagina 7 van 17
125m
rapport vs. 2.2
2,50 m 4,2 m
2,3 m
materiaal bladen
Mastdia meter boven
Mastdia meter onder
Grootste breedte rotor
Tiphoogte
Ashoogte
RPM
Rotor diameter
Turbine type
Vermogen in kW
De diverse variant mogelijkheden staan onderstaand weergegeven.
Fiber carbon epoxy
Windturbines Goereese sluis
3.4. Radar karakteristieken 3.4.1. Sluisradar De sluisradar installatie bestaat uit twee radars waarvan de beelden worden gepresenteerd op een zogenaamded VTS Master welke in de operationele ruimte van het bediengebouw worden gepresenteerd. De radar staat zodanig geplaatst dat deze zicht heeft op de invaart van de sluis voorhavens en zicht op de sluisdeuren en remming van de sluis. De radars hebben de volgende karakteristieken:
Radar rivier radarzender ontvanger Sperry Marine type MK7219; Radarantenne lengte 9 ft; Openingshoek horizontaal: 0.8º; Openingshoek verticaal: 25º; Radar antenne omwentelingssnelheid: 30 omw/min; Radar zender frequentie: 9410MHz; Radar piek vermogen: 5kW gebaseerd op PRF 2kHz bij 250ns puls; Toegepaste PRF: 2kHz; Toegepaste puls lengte: 50ns; Opstelhoogte 8 meter boven maaiveld (Maaiveld is +/- 5 meter. boven MSL).
Radaropstelling Noordwest
Radaropstelling Zuidoost
Presentatie in het bediengebouw
Pagina 8 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
3.4.2. Scheepsradar In het gebied varen vooral vissersschepen en jachten. De radar karakteristieken van de scheepsradars aan boord van deze schepen zijn als volgt: Radarantenne profesionele vaart (4 a 9 voet) horizontale openingshoek – 3 dB punten 0,8 a 1,2 graden; Radarantenne jachten (1 a 4 voet) horizontale openingshoek – 3 dB punten 1,2 a 4,8 graden; Radarantenne verticale openingshoek – 3 dB punten 23,0 graden; Puls herhalingsfrequentie maximaal 3000 Hz bij korte puls (50 a 80 nanoseconde) Minimaal 800 Hz; Antenne omwenteling snelheid 24 a 28 RPM (high speed 45 RPM); Vermogen van de radarzender / ontvanger maximaal 25 kW minimaal 3 kW bij een ontvangstgevoeligheid van 3 a 5 dB; Opstelhoogte gemiddeld 10 meter plus waterniveau.
3.4. Meteo/Hydro omstandigheden Waterstanden gemiddeld op het Haringvliet aan de binnenzijde van de sluis ca 0,40 meter en een getijslag van – 1,00 meter tot + 1,50 meter aan de buitenzijde van de sluizen. Windrichting en snelheden zie onderstaande Figuur 3.4.1. Rozet met frequentie van voorkomen van windichting in het gebied.
Figuur 3.5.1. Rozet met frequentie van voorkomen van windrichting
Frequentie voorkomen windrichting percentage 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% N NNO ONO O OZO ZZO
Z ZZW
WZW W WNW NNW
wind richting
Figuur 3.5.2. Frequentie van voorkomen van windrichtingen
Pagina 9 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
4. Beoordeling van de alternatieven en varianten 4.1. Te beoordelen effecten voor sluisradarprestatie Factoren welke van belang zijn voor de prestatie van de radar welke in het kader van de voorgenomen plaatsing van windturbines worden beoordeeld zijn: a. Plaats ten opzichte van de vaarweg; b. De huidige (al bestaande) afscherming van de radar door objecten (gebouwen, loodsen, bomenrijen en dijklichamen); c. Afscherming door windturbinemasten van het radardekkingsgebied; d. Afscherming door rotors van de windturbines richting vaarweg; e. Reflecties door rotors richting vaarweg; f. Hiernaast kan nog spelen de hinder welke de turbines kunnen veroorzaken op het beeld van de scheepsradar van langs varende schepen.
4.1.1. Plaats turbines ten opzichte van de vaarweg Van de windturbineen is nagegaan wat de positie ten opzichte van de gemarkeerde/ betonde vaarweg is. Alle posities bevinden zich ook als de mast diameter in beschouwing wordt genomen buiten de 50 meter ( de halve de rotordiameter is kleiner dan 50 m) vanaf de gemarkeerde vaarweg c.q. als deze niet is gemarkeerd, van de oever. De posities voldoen dus aan de beleidsregels van RWS.
4.1.2. Afscherming bestaande objecten van het dekkingsgebied: In de huidige situatie wordt de vaarweg, sluisvoorhaven tot aan de deur aan beide zijden van de sluis goed door de radars waargenomen. Afscherming van het door de radar gedekte deel van de sluisvoorhaven en invaart aan weerszijde van de dam door bestaande bebouwing is niet aanwezig.
4.1.3. Afscherming van de windturbinemasten Afscherming door plaatsing van de voorgestelde windturbinemasten: De afscherming van de radar door de mastconstructies is met name gelet op de relatief slanke constructie beperkt. Bij de huidige voorgestelde plaatsing valt de afscherming over een landsector en wordt het radarzicht op de invaart , voorhaven en sluisdeuren niet beperkt. Binnen het vaargebied is dan ook geen afscherming te verwachten van de nieuw te plaatsen windturbinemasten.
4.1.4. Afscherming door rotors Uit de radar gegevens (RPM 30 omw/min; 0,8 graden horizontale openingshoek en PRF 2000 Hz) valt te berekenen, dat voor de pulsradars op de sluizen het aantal hits elke 8,9 per seconde bedraagt per target. Totaal dus voor de rotorbladen is het aantal hits maximaal: 3 x 8,9 = 26,7 per windturbine. Bij de gegeven omwentelingssnelheden van de rotorbladen zal de radar niet elke antenne omwenteling een aantal hits van de rotorbladen terugontvangen. De rotorbladen (3 stuks) draaien met een snelheid rond van 16,1 per minuut. Het aantal hits per windturbineopstelling, zal derhalve ca één hit per 3,78 seconden bedragen.
Pagina 10 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis De te verwachten radarhits liggen als de rotor omwenteling snelheid niet in fase is met die van de radar antenne, niet steeds op dezelfde plaats. Voor de radar is daarom de draaiende windturbine rotor te beschouwen als een semi “gesloten” object ter grootte van de rotordiameter. Radar sluis Noordwest Bekijken we de frequentie van voorkomen van windrichtingen en de positie van de windturbines ten opzichte van de radar mast Noordwest dan blijkt in potentie de meeste hinder voor te komen bij wind uit de zuidwestelijke en noordoostelijke richtingen. Deze heeft het hoogste percentage van optreden. De afgeschermde sector door de windturbine mast en rotor onder voor deze ongunstigste wind richtingen (zuid oost en noord west) houdt in dat de windturbine mast minimaal 55 meter zuidoost van de Radar Noordwest zal moeten staan, teneinde geen afscherming te veroorzaken. Radar sluis Zuidoost Bekijken we de frequentie van voorkomen van windrichtingen en de positie van de windturbine ten opzichte van de radar mast Zuid dan blijkt in potentie de meeste hinder voor te komen bij wind uit Zuidwestelijke en Noordoostelijke richting. Deze heeft het hoogste percentage van optreden. De afgeschermde sector door de windturbine mast en rotor onder voor dit ongunstigste wind richtingen (Zuidwestelijke en Noordoostelijke) houdt in dat de windturbine mast minimaal 50 meter noordwest van de Radar Zuidoost zal moeten staan teneinde geen afscherming te veroorzaken. De afscherming door masten en rotors valt voor de beschouwde radars nergens binnen het vaarwater en geeft daarom geen hinder voor radar waarnemingen van het vaarwater.
4.1.5. Reflecties Hinderlijke reflecties zijn als de mast constructie conische buismasten zijn welke niet groter zijn dan een voetdiameter van 6 meter niet te verwachten De reflecties komen daarom voornamelijk van de rotorbladen. Reflecties van de rotoren van windturbines zijn moeilijk te voorspellen enerzijds om dat de radar hits van de rotorbladen niet steeds op dezelfde plaats plaatsvinden en anderzijds omdat de stand van de rotorbladen afhankelijk is van windsnelheid en richting. Aangezien ze echter willekeurig (random) optreden worden deze in het algemeen door de radar MTI en bandbreedte filters uitgefilterd en zijn dan niet zichtbaar voor de waarnemer op het radarscherm. Radar Noordwest In het bijzonder een stand corresponderend met een zuidoostelijke -en noordwestelijke richting kan reflecties geven in het observatie gebied voor de radar Noordwest, voornamelijk buiten het observatie gebied. De kans hierop is echter erg klein een en ander geeft dus geen hinder.
Pagina 11 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis Radar Zuidoost Voor de radar zuidoost vinden de reflecties, als deze al optreden eveneens niet in het observatiegebied plaats, omdat de windturbinemast achter de radar is geplaatst. Gezien het feit dat de rotoren zijn vervaardigd van slecht reflecterend composiet en derhalve alleen enige reflecties kunnen voorkomen als de rotor bladen nat zijn, zijn reflecties hiervan niet te verwachten omdat natte bladen alleen voorkomen indien de rotorbladen stilstaan een conditie die niet veel optreed. Omdat de te verwachten reflecties van de rotors vooral als deze niet in fase zijn met de radarantenne omwentelingssnelheid (de kans hierop is verwaarloosbaar) min of meer random zullen zijn, zijn deze door de radarprocessing uit te filteren. Ook ervaringen met walradar/sluisradarsystemen elders met windturbines laten zien dat de reflecties niet hinderlijk aanwezig zijn c.q. worden weg gefilterd van het radar beeld. Mochten toch reflecties optreden welke niet zijn weg te filteren, dit met name bij de grootste blad afmetingen van de rotors dan kan het vermogen van de radar worden verlaagd en de effecten worden weg gefilterd. Mocht dit niet afdoende zijn wat overigens niet valt te verwachten dan kan ook nog worden overwogen zogenaamde sector blanking op de radars aan te brengen die het zenden van radarenergie in de sectoren waar de windturbineen staan onderbreekt. NB De hier gegeven conclusies gelden ten aanzien van de speciicaties van de hier beschouwde walrada– en sluisradarsystemen en zijn als zodanig dan ook niet zondermeer van toepassing op andere radarsystemen.
4.1.6. Scheepsradars In de voorschriften van RWS, wordt gehanteerd, dat indien de windturbines meer dan 50 meter (of de halve rotor diameter als deze groter is) landinwaarts staan ten opzichte van de scheepsradar c.q. buiten de vaarwegbegrenzing, deze daarvan geen hinder ondervindt voor waarnemingen in het vaargebied. De windturbinemasten zijn gepland geplaatst te worden ruim achter de dijk en bevinden zich meer dan 50 meter vanaf de doorgaande (betonde) vaarweg en voldoen dus aan de norm.
4.2. Visuele hinder van plaatsing van de windturbine De visuele hinder voor de scheepvaart van plaatsing van de windturbines op de havendam is minimaal. Indien deze wordt geplaatst op 50 meter uit de vaarweg begrenzing is geen visuele hinder aanwezig voor de scheepvaart. Ook de kleurstelling (lichtgrijs) geven aan dat geen hinder is te verwachten. De scheepvaart uitvarende vanuit de sluis voorhaven aan de Noordzijde van de sluis zal ten gevolge van plaatsing van de meest noordelijk geplaatste windturbinemast geen hinder veroorzaken voor uitvarende schepen omdat deze ver buiten de zichthoek staat voor observatie van de uitvaartopening. Hetzelfde geldt voor de invarende scheepvaart.
Pagina 12 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis De scheepvaart uitvarende vanuit de sluis voorhaven aan de Zuidzijde van de sluis zal ten gevolge van plaatsing van de meest zuidelijk geplaatste windturbinemast geen hinder veroorzaken voor uitvarende schepen omdat deze ver genoeg buiten de zichthoek staat voor observatie van de uitvaartopening. Hetzelfde geldt voor de invarende scheepvaart. Het zicht op andere vaarweg gebruikers verandert niet ten opzichte van de huidige situatie ten gevolge van afscherming door bestaande bebouwing en bebossing. Omdat de invaart wel goed door radar gedekt wordt is de oplossing hiervoor het raadplegen van de sluismeesters per VHF. Visuele hinder voor het zicht vanuit de bedieningsruimte van de sluizen zou in een kleine sector kunnen plaatsvinden, echter visueel wordt dit ruimschoots gecompenseerd door de aanwezige camera- en radarbeelden.
4.3. Hinder radiogolven door draaiende rotors op marifonie en radar Door het haspelen van elektromagnetische energie door de rotorbladen binnen een zekere afstand van de radio zender/ontvanger sensor kan verstoring optreden van het verzonden en ontvangen signaal. Dit geldt voor radar en marifonie. Dit is ondermeer gebleken n.a.v. een onderzoek op Zeebrugge in opdracht van het BET SRK. Door de vorm en materiaal keuze en de afstand van de radarsensor en marifoonsensoren worden hiervan geen hinderlijke c.q. niet uit te filteren effecten verwacht. In de huidige situatie met een voor dit effect nadelige materiaal keuze van de rotors en opstelplaats van de marifoon ontvangst antenne, is geen verstoring ten gevolge hiervan te verwachten. Er worden dan ook geen hinderlijke effecten hiervan verwacht.
Pagina 13 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
5. Conclusie Uit het onderhavige onderzoek komen de navolgende conclusies naar voren:
Van alle vier onderzochte windturbine posities is bekeken of deze meer dan 50 meter (of de halve rotor diameter ) uit de vaarweg staan. Dit is voor alle posities het geval de posities voldoen dus aan de beleidsregels van RWS.
Van alle onderzochte varianten is bekeken of deze onacceptabele afscherming van de vaarweg zullen veroorzaken Noord en Zuid van de sluizen. Dit is voor geen van de onderzochte varianten het geval.
Weliswaar valt een visuele afscherming van een klein stuk van de voorhavens te verwachten voor de operator in het centrale bediengebouw echter deze heeft voldoende radar- en camera beelden om dit te compenseren.
Reflecties welk hinderlijk zijn voor de radarwaarneming treden met de huidig geplande opstellingen niet op c.q. kunnen in de radarprocessing worden weggefilterd. De kans op reflecties is het grootst bij windrichtingen uit Zuidwestelijke en Noordoostelijke richtingen
Indien toch reflectie problemen zouden ontstaan, dan kan dit worden weggefilterd in combinatie met reductie van de power output van de radarzenderontvanger.Biedt dit geen afdoende oplossing dan kan het aanbrengen van sectorblanking uitkomst bieden. De noodzaak hiervoor lijkt echter niet aanwezig.
Pagina 14 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
6. Aanbeveling Op grond van het onderzochte wordt aanbevolen:
De windturbine masten te plaatsen op meer dan 50 meter (radar zuidoost) c.q. 55 meter (radar noord west) “achter”de radarstations
De windturbineen zodanig te plaatsen dat alleen de ronde delen zichtbaar zijn voor de sluis- of scheepsradars. Eventuele buitenkasten en trappen dienen daarom zodanig te worden geplaatst dat deze voor de radars niet zichtbaar zijn. De huidige constructievorm van de masten voldoet hieraan.
Wel voor de radar zichtbare delen dienen rond van vorm te zijn of in elk geval geen vlakken hebben die loodrecht op de radarzichtlijn staan gezien vanaf de op de kant opgestelde radars.
Waar mogelijk slecht reflecterende materialen toepassen voor constructies en rotors.
Bijvoorkeur conische buismasten toepassen aangezien deze minimaal reflectie energie retour geven richting vaarweg.
Eveneens is het aan te bevelen dat de rotor omwenteling snelheid zodanig is dat deze uit fase is met de radarantenne omwentelingssnelheid van de op de wal geplaatste radars van 30 RPM c.q. 24 a 28 RPM voor scheepsradars.
Pagina 15 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
7. Literatuur/Gegevens 7.1. Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken. 7.2. Wet beheer Rijkswaterstaat werken. 7.3. WIND TURBINES AND RADAR: OPERATIONAL EXPERIENCE AND MITIGATION MEASURES Report to a consortium of wind energy companies December 2001. 7.4. Radar obstruction and Windturbines TNO-FEL /Senter Novem juli 2004. 7.5. Radarhinder van windmolens, G. ter Horst en W. Meijers, Christiaan Huygens lab, 1988. 7.6. General Specifications V90-3.0 MW V1, Vestas. 7.7. V90-3 0 MW HH80 IEC1a 29108-101 Rev2, Vestas.
Pagina 16 van 17
rapport vs. 2.2
Windturbines Goereese sluis
8. Verklarende woordenlijst No.
Afkorting
Verklaring
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
AGI dB GBKN Hz kW MTI MSL MV NAP PRF RCS RPM RPM RWS WTG
Advies Dienst Geo informatie van RWS Decibel Grote Basis Kaart van Nederland Hertz Kilo watt Moving target Indicator Mean Sea Level Maaiveld Normaal Amsterdams Peil Pulse Repetition Frequency Radar Reflecting Surface Rijksdriehoek meting. Rotation Per Minute Rijkswaterstaat Wind Turbine Generator
Pagina 17 van 17
rapport vs. 2.2
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 4. Omschrijving windturbines Vestas
Nummer
RWS-2016/9776 1
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2016/9776 L
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 23 van 23
1 APPRO\ED (l'í. 6. 'l:5O0 À
5.4. È.1
FRNIU 14-06-2010 l0Í Ê. ,r
0.
Lr&'r.d
FRNIU &yhí.d nt
2E-07-2010ROC
ll! bl0ll6
$v'^ W0-3.0 MW -
ót.
HH60 m lEClo