Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
RWS ONGECLASSIFICEERD
beschikking 0 4 JAN, 2076
Datum Nummer Onderwerp
RWS-2016/1 1 Besluit tot wijziging van de watervergunning van Oasen NV. van 2 juni 1993, kenmerk AWU/107525 1, het laatst gewijzigd bij besluit van 20 augustus 2010, kenmerk ARE/2010.7240 1. Zaaknummer RWSV2O15-00003564
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Aanhef Besluit Voorschriften Aanvraag Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer Procedure Conclusie Ondertekening Mededelingen Bijlagen
1.
Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 14 juli 2015 een aanvraag ontvangen van Oasen N.V. om de vigerende vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem te wijzigen. De aanvraag betreft een wijziging van de lozingssituatie in verband met de realisatie van het Reverse Osmosis (RO) installatie op de locatie Zuiveringsstation Schuwacht, Schuwacht 7, 2931 BA in Krimpen aan de Lek. De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWSV2O15-00003564. De aanvraag omvat de volgende stukken: Aanvraagformulier Watervergunning; Beschrijving wijziging lozingen ZS Schuwacht; Bijlage 1: Situatietekening inclusief lozingspunten; Bijlage 2: Structuurontwerp RO ZS Schuwacht; Bijlage 3: Rapport resultaten proefonderzoek Oasen-west;
-
-
-
-
-
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 1 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Bijlage 4: Overzicht afvalwaterstromen ZS Schuwacht; Bijlage 5: Overzicht kwaliteit lozingsstromen ZS Schuwacht; Bijlage 6: Tekening aanleg lozingspunt 2; Bijlage 7: Tekening detail aanleg lozingspunt 2; Bijlage 8: Tekening technisch detail uitstroomhoofd lozingspunt 3; Bijlage 9: Voorbeeld foto’s uitstroomhoofd lozingspunt 3; BiIage 10: Rapport ecologische beoordeling vergunningaanvraag waterlozing ZS Schuwacht in BPRW-kader; Bijlage 11: Rioleringstekening bestaande situatie; Bijlage 12: Overzicht gegevens ruwwater ZS Schuwacht 2005-2015; Bijlage 13: Resultaten emissie-immissietoets.
Nummer RWS-2016/1 1
Een aanvulling op de aanvraag is op 28 augustus 2015 ontvangen en geregistreerd onder nummer RWS 2015/31440. 2.
Besluit
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: 1.
De aan Oasen N.V. te Gouda verleende watervergunning van 2 juni 1993, kenmerk AWU/107525 1, het laatst gewijzigd bij besluit van 20 augustus 2010, kenmerk ARE/2010.7240 1 als volgt te wijzigen.
Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen wordt verwezen naar bijlage 1 van deze vergunning. 3.
Voorschriften
Artikel 1 wordt gewijzigd in: Artikel 1 Begripsbepaling In deze beschikking wordt verstaan onder: 1. ‘Waterkwaliteitsbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam; 2. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in oppervlaktewater brengt en in staat is naleving van het gestelde in deze vergunning te borgen; 3. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; 4. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht; 5. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt; 6. ‘Steekmonster’: een op enig moment genomen monster van het afvalwater; RWS ONGECIASSIFICEERD
Pagina 2 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
7.
‘Concentratie’: het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of ijg/l; 8. ‘Ongewoon voorval’: een ongewoon voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater zijn ontstaan of dreigen te ontstaan; 10. ‘Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden’: andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, zoals onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, storingen, kort:e stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan.
Nummer RWS2016/1 1
Artikel 3 wordt gewijzigd in: Artikel 3 Soorten Afvalwaterstromen 1.
Het op de Lek te lozen afvalwater mag uitsluitend bestaan uit de, in de tabel genoemde afvalwaterstromen die via bijbehorende lozingspunten en meetpunten geloosd worden:
Lozingspunt Via
Meetpunt
Soort afvalwaterstroom
01
Bezinksloot
Spoelwater zandfilters
01 01
Bezinksloot
101 101
Bezinksloot
101
Transportwater koolfilters
01
Bezinksloot
101
Inwerkwater koolfilters
01
Bezinksloot
Mogelijk verontreinigd hemelwater
01
Bezinksloot
101 101
01
Bezinksloot
101
01 01 01 01 01, 02, 04 01 03
Bezinksloot Bezinksloot Rechtstreeks Rechtstreeks Rechtstreeks Rechtstreeks Rechtstreeks
101 101, 102
2.
103 104, 105,
Spoelwater koolfilters
Overloop reinwaterkelder Overloop zandfiltergebouw Overloop koolfiltergebouw Koelwater noodstroom aggregaten Inwerkwater-permeaat RuwwaterTiendweg Ruwwater Schuwacht Reinwater ZS De Put Spuipunt Overloop nieuwe reinwaterreservoi rs
De locatie van de lozingspunten en het meetpunt is aangegeven op de tekening zoals opgenomen als bijlage 1 behorende bij deze vergunning.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 3 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Artikel 5, wordt gewijzigd in;
Nummer RWS-2016/1 1
Artikel 5 Lozingseisen 1.
De in artikel 3, lid 1 omschreven afvalwaterstromen, die geloosd worden via de bezinksloot, mogen alleen worden geloosd, als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen op het betreffende meetpunt niet worden overschreden: Meetpunt 101 Parameter Concentratie steekmonster fmg/l) > 6.5, <9 pH 30 Onopgeloste bestanddelen De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen.
2.
De in artikel 3, lid 1 omschreven afvalwaterstroom “ruwwater Schuwacht” mag alleen worden geloosd, als de volgende lozingseis op het betreffende meetpunt of lozingspunt niet worden overschreden: Lozingspunt 04 en meetpunt 104 en 105 Concentratie steekmonster (mg/l) Parameter 0,05 Vrij chloor De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen.
3.
4.
Het lozen van de in artikel 3, lid 1 omschreven afvalwaterstromen “ruwwater Tiendweg” en “ruwwater Schuwacht” mag niet tot visuele verontreiniging van het oppervlaktewater leiden. De waarden van de in lid 1 en 2 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 2 genoemde analysevoorschriften.
Artikel 8 komt te vervallen. Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd: Artikel 16 Meten en registreren 1.
2. 3.
Het te lozen afvalwater dient te allen tijde op de betreffende meetpunten te kunnen worden onderworpen aan continue debietmeting (met registratie en integratie) en bemonstering ter verzameling van steekmonsters. De meet- en bemonsteringsvoorzieningen moeten op elk moment goed bereikbaar en toegankelijk zijn en voldoen aan algemene veiligheidsaspecten. Wijzigingen in het ontwerp, constructie en plaats van de meet- en bemonsteringsvoorzieningen behoeven voor uitvoering de schriftelijke goedkeuring van de waterkwaliteitsbeheerder.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 4 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Artikel 18 komt te vervallen.
Nummer RWS-2016/1 1
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: Artikel 19 Rio/erin gstekening
1.
2.
De vergunninghouder moet uiterlijk 2 maanden voor aanvang van de lozing van afvalwater vanuit de RO-installatie een rioleringstekening indienen waarin, naast de zuiveringstechnische voorzieningen, de volgende aspecten zijn weergegeven: a. Meetpunten 101, 102, 103, 104, 105; b. Lozingspunten 01, 02 en 03; c. De deelstromen zoals aangegeven in Artikel 3 onder lid 1. De in het eerste lid genoemde rioleringstekening behoeft de goedkeuring van de waterkwaliteitsbeheerder en zal na goedkeuring van de waterkwaliteitsbeheerder bijlage 1 vervangen.
Artikel 20 wordt aan de vergunning toegevoegd: Artikel 20 Procedure regenereren putten 1.
2.
De vergunninghouder moet uiterlijk 2 maanden na het in werking treden van de vergunning een procedure opstellen waarin geborgd wordt dat er bij het regenereren van de putten geen vrij chloor of waterstofperoxide wordt geloosd. De in het eerste lid genoemde procedure behoeft de goedkeuring van de waterkwal iteitsbeheerder.
Bijlage 1 wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1. Bijlage 2 wordt vervangen door een nieuwe bijlage 2. 4.
Aanvraag
4.1
Algemeen
4.1.1 Aanleiding Oasen NV. heeft voor het zuiveringsstation Schuwacht bij besluit van 2 juni 1993, kenmerk AWU/107525 een vergunning gekregen voor het brengen van stoffen in de Lek. Deze vergunning is het laatst gewijzigd bij besluit van 20 augustus 2010, kenmerk ARE/2010.7240 T. Het bedrijf is voornemens om een Reverse Osmosis (RO) installatie te realiseren. Hierbij ontstaan nieuwe afvalwaterstromen. De wijziging is van dien aard dat het noodzakelijk wordt geacht de vergunning te actualiseren. Daarom heeft het bedrijf op 14 juli 2015 een aanvraag ingediend om de vigerende vergunning te wijzigen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 5 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
4.1.2 Bedrijfssïtuatie Oasen N.V. houdt zich op het zuiveringsstation Schuwacht bezig met de productie van drinkwater. Hiertoe wordt diep grondwater opgepompt. Omdat het grondwater niet direct geschikt is voor consumptie moet het gezuiverd worden. De zuivering bestaat uit de volgende processen: • Ruwwaterwinning door middel van pompputten; • Zuivering onderverdeeld in: membraanfiltratie; voorfilters; nafilters; filtraatkelder en actief koolfilters; UV desinfectie; • Berging door middel van opslag in reinwaterkelders; • Drukverhogingsinstallatie ten behoeve van de waterdistributie; • Spoelwatervijver.
Nummer RWS-2016/1 1
-
-
-
-
-
Membraanfiltratie (Reverse Osmosis) is de nieuwe processtap en zal plaatsvinden in het nieuwe RO-gebouw. Deze processtap wordt in hoofdstuk 4.1.3 nader toegelicht. De inrichting is een type C bedrijf in de zin van het Activiteitenbesluit Milieubeheer. 4.1.3 Reverse Osmosis CR0) installatie Een deel van het opgepompte ruw water gaat over de RO installatie. De installatie bestaat uit membranen waar het grondwater onder hoge druk doorheen wordt geperst. De membranen laten water door en houden circa 95 -99% van alle opgeloste stoffen in het water tegen. Deze stoffen blijven achter in het zogenaamde concentraat. De concentraatstroom bedraagt 20Gb van het water dat wordt aangeboden aan de membraaninstallatie. Deze concentraatstroom wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) en wordt derhalve niet direct geloosd. Het product van de RO installatie (permeaat, 80 % van het aangeboden water) wordt gemengd met de rest van het opgepompte water in een verhouding van circa 1:1. Dit water wordt verder gezuiverd in de bestaande zuivering. Om te voorkomen dat opgeloste stoffen zich door concentratieverhoging afzetten in de RO installatie, wordt er een zogenaamde antiscalant gedoseerd aan het voedingswater. Dit voorkomt vervuiling van de membranen. De antiscalant blijft achter in het concentraat en wordt afgevoerd naar de RWZI van HHSK.
Daarnaast wordt aan het permeaat een kleine hoeveelheid natronloog toegevoegd voor pH correctie.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 6 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Ondanks de bovenstaande beheersmaatregelen treedt er toch enige vervuiling van de membranen op, waardoor de prestaties langzaam achteruit gaan. Om te voorkomen dat de prestaties te ver verslechteren, wordt elke membraaninstallatie 2x per jaar gereinigd met een op natronloog gebaseerd reinigingsmiddel en met een op citroenzuur gebaseerd middel. Dit reinigingswater wordt opgevangen in de neutralisatietank en vervolgens via het gemeenteriool afgevoerd naar de RWZI van HHSK.
Nummer RWS-2016/1 1
Voor een overzicht van de te lozen afvalwaterstromen wordt verwezen naar hoofdstuk 4.2.2. 4.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd Door de realisatie van de RO installatie komen de volgende nieuwe afvalwaterstromen vrij. 1. Inwerkwater permeaat; 2. Concentraat noodoverstoft; 3. Ruwwater Tiendweg; 4. Ruwwater Schuwacht; 5. Reinwater ZS De Put spuipunt; 6. Noodoverstoft reinwaterreservoir (toekomstig). In hoofdstuk 4.2.2 wordt nader op deze afvalwaterstromen ingegaan. Het lozen van een aantal van de bovengenoemde afvalwaterstromen komt alleen voor in geval van calamiteiten, te weten: • Het lozen van concentraat via een noodoverstort; • Het lozen van ruwwater Tiendweg (deels); • Het lozen van ruwwater Schuwacht (deels); • Noodoverstort reinwaterreservoir (toekomstig; deels). Calamiteuze lozingen zijn niet vergunningplichtig maar vallen onder het calamiteitenartikel (artikel 10). Daarom worden deze afvalwaterstromen niet meegenomen in de onderhavige vergunning. Voor de realisatie van het RO gebouw is op grond van artikel 6.5, onder c Waterwet en artikel 6.12 Waterbesluit bij besluit van 11 mei 2015, met nummer RWS-2015/20413 1 vergunning verleend. 4.2.1
Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden De lozing vindt plaats in het KRW-waterlichaam de Lek. Het KRW-waterlichaam de Lek behoort tot de categorie R8, zoet getijdenwater op zand of klei en wordt aangemerkt als sterk veranderd waterlichaam.
Binnen het waterlichaam de Lek is één zwemwaterlocatie, te weten: • Nederrijn/Lek, Tuil en ‘t Waal, Houten. In de nabijheid van Oasen N.V. zijn geen zwemwaterlocaties.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 7 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Er zijn vier terreinen in de uiterwaarden van de Lek tussen Vianen en Schoonhoven aangewezen als Natura 2000 gebied. Het gaat om de Willige Langerak en het nabij gelegen schiereiland De Bol op de noordoever van de rivier (provincie Utrecht) en op de zuidoever de Koekoeksche Waard en de Kersbergsche- en Achthovensche uiterwaarden, met daarin het terreintje Luistenbuul (provincie Zuid-Holland). De afstand van Oasen N.V. tot het dichtstbijzijnde gebied (stroomopwaarts) bedraagt ruim 18 km. -
Nummer RwS2016/1 1
-
Voor het waterlichaam de Lek zijn verder in het Beheerplan voor de Rijkswateren (BPRW) 2010-2015 de navolgende gebruiksfuncties beschreven die van invloed zijn op de kwaliteit van water en natuur. De belangrijkste gebruikscategorieën zijn: • Koelwater. • Energie. • Scheepvaart. • Waterspoft en oeverrecreatie. • Beroeps- en sportvisserij. • Oppervlaktedelfstoffen. • Archeologie, cultuurhistorie en landschap. Chemische toestand: Op het meetpunt Hagestein vindt een normoverschrijding plaats van de prioritaire PAKs benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen. Van de overige relevante stoffen overschrijden koper, kobalt, thallium en individuele PCB’s de norm. Indien bij kobalt, koper en thallium rekening wordt gehouden met de biologische beschikbaarheid is er geen sprake van normoverschrijding. Tevens zijn een aantal stoffen aangemerkt als aandachtstof door analyse problemen. Voor deze stoffen worden geen reductieopgaven en geen maatregelen opgenomen in de beheerplannen. In de periode tot het volgende SGBP (2015) zal nader onderzoek moeten uitwijzen of het werkelijk om probleemstoffen gaat of niet. Stikstof, fosfaat en de wateftemperatuur (fysisch chemische element ter ondersteuning van de biologische elementen) voldoen niet aan de doelstelling voor het waterlichaam. Ecologische toestand: De ecologische kwaliteit van het waterlichaam wordt bepaald door de situatie van de biologische kwaliteitselementen en de hydromorfologische en chemische kwaliteit voor overige relevante stoffen en fysisch-chemische parameters. Voor het waterlichaam de Lek zijn de volgende ecologische kwaliteitselementen relevant: • macrofyten (inclusief fytobenthos), • macrofauna en • vis. De huidige situatie per kwaliteitselement is weergegeven in de onderstaande tabel. Vanwege menselijk hydromorfologische ingrepen behoort het waterlichaam de Lek tot sterk veranderd waterlichaam en zullen de ecologische kwaliteitselementen de GET (Goede Ecologische Toestand) niet bereiken. Voor de beoordeling van de kwaliteitselementen is daarom een GEP (Goed Ecologisch Potentieel) afgeleid, die rekening houdt met deze ingrepen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 8 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De huidige situatie per kwaliteitselement en het GEP zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Kwaliteitselement Fytoplankton Macrofyten (inclusief fytobenthos) Macrofauna Vissen
Huidig
Nummer RWS2016/1 1
GEP
-
-
0,45 0,35 0,32
0,58 0,37 0,43
In de huidige situatie voldoet geen van de kwaliteitselementen aan de GEP. 4.2.2 Overzicht afvalwaterstromen De aanvraag heeft betrekking op het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van de volgende afvalwaterstromen/stoffen: 1. Inwerkwater permeaat; 2. Concentraat noodoverstort; 3. Ruwwater Tiendweg; 4. Ruwwater Schuwacht; 5. Reinwater ZS De Put spuipunt; 6. Noodoverstort Reinwaterreservoir (toekomstig). De bovengenoemde afvalwaterstromen/stoffen worden via 4 lozingspunten in de rivier de Lek gebracht. De lozingspunten zijn weergegeven in bijlage 1 van deze vergunning. In de onderstaande paragrafen wordt nader op deze afvalwaterstromen/stoffen en de eventuele zuiveringstechnische voorzieningen ingegaan. 4.2.2.1 Inwerkwater permeaat De RO installatie bestaat uit meerdere racks. Bij het eerste gebruik en onderhoud wordt het eerste water van een RO rack (inwerkwater permeaat) via lozingspunt 1 geloosd in de Lek in afwachting van de resultaten van de monsters. Als de monsters goed zijn gaat het water weer het proces in. Er wordt verwacht dat er 2 x per jaar onderhoud aan de 4 racks zal plaatsvinden, waarbij er gedurende 7 dagen inwerkwater permeaat wordt geloosd. Het debiet bedraagt 120 m3/uur (160.000 m3/jaar). Bij de eerste ingebruikname zal de lozing eenmalig hoger liggen omdat dan alle racks worden gedaan. Het water bestaat vooral uit permeaat (gefilterd grondwater), maar kan ook voor enkele procenten uit drinkwater of grondwater bestaan. Deze stroom bevat geen extra verontreinigingen. 4.2.2.2 Concentraat noodoverstort Het concentraat wordt via een persriool afgevoerd naar de RWZI van HHSK. Door een calamiteit, zoals leidingbreuk tussen het RO gebouw en het persriool, kan het concentraat niet afgevoerd worden naar de RWZI maar stort het water via lozingspunt 1 over op de Lek. Zoals in hoofdstuk 4.2 is aangegeven wordt deze calamiteuze afvalwaterstroom niet meegenomen in de onderhavige vergunning. RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 9 van 24
RWS ONGECLASSIFXCEERD Datum
4.2.2.3 Ruwwater Tiendweg Het ruwwater van winveld Tiendweg in de polder wordt via een leiding naar ZS Schuwacht geleid waar het wordt gezuiverd. Door calamiteiten of ander complicaties kan het zijn dat deze leiding doorgespoeld moet worden waarbij het ruwwater via lozingspunt 1 op de Lek wordt geloosd. Deze calamiteuze afvalwaterstroom wordt niet meegenomen in de onderhavige vergunning maar valt onder het calamiteitenartikel.
Nummer RWS-2016/1 1
Daarnaast betreft dit ook een reguliere stroom. Een RO rack dat buiten gebruik is, wordt wekelijks doorgespoeld gedurende 10 minuten. Het maximale debiet is 100 m3/uur per rack. De totale lozing bedraagt ca. 8500 m3/jaar. Het ruwwater is in lichte mate verontreinigd met zouten en kan daarnaast ammoniumstikstof (5,5 mg/l) en ijzer (5,4 mg/l) bevatten. Daarnaast zijn er sporen bentazon aangetoond in concentraties onder de 0,5 pg/l. 4.2.2.4 Ruwwater Schuwacht Op de locatie zelf liggen de winputten van winveld Schuwacht. Uit deze winputten wordt grondwater opgepompt. Dit ruwwater wordt bij regeneratie van de putten (als bescherming) en bij een calamiteit geloosd. De laatste genoemde lozing (bij calamiteiten) wordt niet meegenomen in de onderhavige vergunning.
Om een put in geval van verstopping te regenereren, wordt de put open gemaakt en wordt 1 van de volgende stoffen gedoseerd: Flocculant Waterstofperoxide (35 %) Chloorbleekloog (150 g/l)
Jaarverbruik 732 liter 732 liter
ABM-categorie 7E 5E
Vervolgens wordt de put gesloten en wordt de put met behulp van een compressor onder druk gezet waardoor het water met chemicaliën via het filter de bodem in wordt gedrukt. Als de druk er af wordt gehaald, stroomt het water weer de put in. Dit proces wordt gedurende 2 dagen meerdere keren herhaald. Na afloop wordt de put met grondwater schoongespoeld. Het water dat hierbij vrijkomt (30 m3/uur/put) wordt via lozingspunt 1, 2 of 4 (flexibele brandsiangen), in tegenstelling tot hetgeen is vermeld in de vigerende vergunning, niet via de spoelwatervijver, maar direct op de Lek geloosd. Bij een goed uitgevoerde regeneratie is de lozing van waterstofperoxide en vrij chloor nihil. De kwaliteit van het water is vergelijkbaar met het ruwwater van winveld Tiendweg. Om het ruwwater tijdens werkzaamheden te beschermen worden enkele putten, volgens een bepaald schakelschema, uit voorzorg op spuien gezet. Het debiet van dit spuiwater bedraagt maximaal 30 m3/uur. 4.2.2.5 Reinwater ZS De Put spuipunt Aan de andere kant van de rivier de Lek ligt zuiveringsstation De Put. Door middel van een drinkwatertranspoftleiding zijn deze twee locaties met elkaar verbonden. RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 10 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Het reinwater van ZS De Put wordt via deze drinkwatertransportleiding naar ZS Schuwacht getransporteerd. Om de leiding schoon te spoelen wordt ook drinkwater gebruikt. Dit drinkwater wordt via lozingspunt 1 op de Lek geloosd. Het debiet is maximaal 500 m3/uur en 7000 m3 per keer.
Nummer RWS-2016/1 1
4.2.2.6 Noodoverstort reinwaterreservoir (toekomstig) Oasen N.V. zal een nieuw reinwaterreservoir realiseren met een grotere inhoud om aan de Ieveringszekerheid te kunnen voldoen. In dit reservoir wordt drinkwater opgeslagen. Door een calamiteit kan het voorkomen dat het opgeslagen water niet het voorzieningsgebied in mag, maar geheel op de Lek geloosd moet worden. Deze calamiteuze lozing wordt niet meegenomen in de onderhavige vergunning. Bij onderhoudswerkzaamheden wordt het reservoir eerst zo leeg mogelijk gemaakt (maximum debiet 1000 m3/uur). Het restant wordt geloosd met een debiet van maximaal 200 m3/uur. 5.
Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer
De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a. Voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b. In samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. De vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 11 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van uw initiatief op de waterkwaliteit en de maatschappelijke functievervulling. De effecten op de veiligheid en de waterkwantiteit spelen geen rol bij dit besluit.
Nummer RWS-2016/1 1
Aan de hand van het in dit hoofdstuk beschreven toetsingskader volgt in de paragrafen 5.1.2 en 5.1.3 de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer. 5.1
Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam
5.1.1 Regelgeving en beleid Landelijk beleid ten aanzien van emissies Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. Het eerste beginsel van het preventief beleid ‘vermindering van de verontreiniging’ houdt in dat verontreiniging ongeacht de stofsoort zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), im plementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aandacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste ‘de beste beschikbare technieken’ toepast, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de ‘beste beschikbare technieken’ gegeven: ‘de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die kosten en baten in aanmerking genomen economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld’. -
-
—
RWS ONGECLASSIFICEERD
—
Pagina 12 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Nederlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBT-documenten). Deze zijn weergegeven in de bijlage bij de Mor. De in de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening. De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste beschikbare technieken.
Nummer RWS-2016/1 T
Conclusie Door het verlenen van deze vergunning wordt bereikt dat ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Het tweede beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen. Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Handboek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Nationaal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EU-richtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen. Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in de bijlage bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke restiozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissietoets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende waterl ichaam en benedenstrooms. In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden gehouden bij de vergunningverlening. (art. 6.la Waterbesluit). Verder verwijst de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (art. 6.21 in combinatie met art. 2.1 en 2.10 van de Waterwet en art. 4 van de Krw). Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getaiswaarden voor de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven. De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruitgang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daarom onderdeel uit van de immissietoets.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 13 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immissietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijdelijke verslechtering van de situatie worden toegestaan.
Nummer RWS-2016/1 1
Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet. Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder voorwaarden aanvullende eisen gesteld. Activiteitenbesluit milieubeheer Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene tegels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden, verder aangehaald als ‘Activiteitenbesluit’. In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten, die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit is thans de vergunningplicht op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.2 van de Waterwet voor een groot aantal inrichtingen opgeheven. Het Activiteitenbesluit onderscheidt drie type inrichtingen, type A, B en C. Inrichtingen ingedeeld in type A en B vallen geheel onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit en hebben geen vergunning nodig op grond van de Wabo. Voor inrichtingen type C blijft in beginsel een omgevingsvergunning (en eventueel een watervergunning) nodig. De activiteiten die zijn geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit zijn echter ook van toepassing op inrichtingen type C en worden dus niet in die vergunning geregeld. Beleid ten aanzien van stoffen en preparaten Voor een goede uitvoering van het waterkwaliteitsbeleid is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de mate waarin de in het oppervlaktewater te brengen grond en hulpstoffen, tussen- en eindproducten een potentieel gevaar vormen voor het aquatisch milieu. In mei 2000 is hiervoor door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (hierna ABM) vastgesteld. De ABM hanteert de parameters en criteria uit de geldende Europese stoffen en preparaten regelgeving die worden geïmplementeerd in de Wet Milieugevaarlijke stoffen. De ABM deelt voor alle bedrijfstakken op een transparante en eenduidige wijze de in het oppervlaktewater te brengen stoffen en preparaten (hierna stof te noemen) in op grond van de eigenschappen. Daarbij geeft de methodiek aan welke saneringsinspanning (emissiebeperkende maatregel) bij een bepaalde stof, gezien de eigenschappen, wenselijk is. Uit de ABM volgt een aanduiding van de waterbezwaarlijkheid en een suggestie voor de saneringsinspanning (BBT, of waterkwaliteitsaanpak). De ABM is een hulpmiddel bij het vaststellen van de gewenste saneringsinspanning en gaat niet in op het wel of niet gebruiken van een stof, of het beoordelen van de restlozing. RWS ONGECIASSIFICEERD
Pagina 14 van 24
RWS ONGECIASSIFICEERD Datum
De ABM is beschreven in het CIW-rappoft “Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid van water Zij sluit aan bij de Europese regelgeving inzake het indelen, verpakken en kenmerken van stoffen en preparaten.
Nummer 1
.
5.1.2
Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit)
5.1.2.1 Toetsing maatregelen preventie en hergebruik Het bedrijf heeft een aantal maatregelen genomen om verontreiniging van het te lozen afvalwater c.q. het ontvangende oppervlaktewater te voorkomen. Zo wordt het water dat vrijkomt bij het periodiek reinigen van de membranen opgevangen in de neutralisatietank en vervolgens via het gemeenteriool afgevoerd naar de RWZI. Ook het membraanconcentraat met daarin de antiscalant, wordt afgevoerd naar de RWZI en wordt derhalve niet geloosd. Onderzoek in de pilotinstallatie heeft aangetoond dat het in principe wel mogelijk is om het concentraat na te behandelen ter reductie van het ammoniumgehalte en vervolgens te lozen op oppervlaktewater. De concentraatnabehandeling vormt echter een disproportioneel groot deel van de totale installatie en operationele inspanningen, dat het bedrijf van nabehandeling heeft afgezien en heeft besloten om het concentraat af te voeren naar de RWZI. Deze maatregelen worden gezien als goede invulling van het waterkwaliteitsbeleid dat primair gericht is op preventie. 5.1.2.2 Toetsing aan de Beste Beschikbare Technieken (BBT) Omdat alle verontreinigde afvalwaterstromen (reinigingswater en concentraat) via het persriool naar de RWZI worden afgevoerd, worden er alleen nog schone en/of relatief schone afvalwaterstromen geloosd. Het inwerkwater permeaat, het reinwater ZS De Put spuipunt en de toekomstige noodoverstort uit het reinwaterresetvoir heeft reeds een zuivering ondergaan en is van drinkwaterkwaliteit/permeaat. Het lozen van deze schone afvalwaterstromen op oppervlaktewater wordt aangemerkt als BBT. Zoals in hoofdstuk 4.2.2.3 en 4.2.2.4 is aangegeven, zijn de beide ruwwaterstromen (ruwwater Tiendweg en ruwwater Schuwacht) in lichte mate verontreinigd met zouten en kunnen deze stromen daarnaast ammoniumstikstof (5,5 mg/l) en ijzer (5,4 mg/l) bevatten. Verder zijn er sporen bentazon aangetoond in concentraties onder de 0,5 pg/l. Voor zouten die van nature in het oppervlaktewater voorkomen, wordt een waterkwaliteitsaanpak gevolgd, waarbij de toelaatbaarheid van de lozing primair afhankelijk is van de nagestreefde milieukwaliteitseisen. De toelaatbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de immissietoets.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 15 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
De jaarlijks te lozen vracht aan ammoniumstikstof bedraagt in totaal (beide ruwwaterstromen) minder dan 150 kg. Ammoniumstikstof is in lage concentraties door biologisch zuiveren te verwijderen. De vracht is echter relatief laag. Gelet op de geringe vracht, het discontinue karakter van de lozingen en de hoge debieten kan op voorhand worden gesteld dat er geen kosteneffectieve saneringsmaatregelen mogelijk om de lozing van deze verontreinigingen verder te saneren. Daarom wordt het ongezuiverd lozen van ammoniumstikstof in de aangegeven hoeveelheden aangemerkt als beste beschikbare techniek (BBT).
Nummer Rws2016/1 1
IJzer is in de aangegeven concentraties nauwelijks schadelijk voor het aquatisch ecosysteem. Het kan alleen door oxidatie van Fe2 leiden tot bruinkleuring wat tot visuele verontreiniging van het oppervlaktewater kan leiden. Gelet hierop wordt er in de vergunning voorgeschreven dat de lozing niet mag leiden tot visuele verontreiniging van het oppervlaktewater (zie tevens hoofdstuk 5.3). De jaarlijks te lozen vracht aan bentazon bedraagt minder dan 10 gram. Voor de lozing van bentazon geldt hetzelfde als voor de lozing van ammoniumstikstof. Gelet op de geringe vracht, het discontinue karakter van de lozingen en de hoge debieten kan op voorhand worden gesteld dat er geen kosteneffectieve saneringsmaatregelen mogelijk om de lozing van bentazon verder te saneren. Het ruwwater van winput Schuwacht kan in theorie waterstofperoxide of vrij chloor bevatten als gevolg van het regenereren van de putten. Onderzoek heeft echter aangetoond dat de lozing van vrij chloor en waterstofperoxide door de hoge verblijftijd in de put c.q. bodem nihil is. Gelet hierop wordt de huidige werkwijze aangemerkt als BBT. 5.1.2.3 Immissietoets Voor de lozing naar oppervlaktewater is de immissietoets uitgewerkt in het Handboek Immissietoets. Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare concentraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om de emissie te reduceren. Daarnaast geldt voor nieuwe lozingen dat de immissietoets gebruikt moet worden om te beoordelen of de lozing niet onverenigbaar is met de doelstellingen en belangen zoals genoemd artikel 6.21 van de Waterwet. Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij de doelstelling op jaargemiddeldebasis (JG-MKN), hetzij het MTR indien nog geen doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden. Het beheerplan moet dan aanleiding geven de bestaande lozingen opnieuw te bezien. De onderhavige lozing is als zodanig in het beheerplan niet genoemd.
Er is vastgesteld dat de rivier de Lek voor een aantal stoffen nog niet voldoet aan de daarvoor geldende doelstelling. Hiervoor wordt verwezen naar het gestelde in hoofdstuk 4.2.1 van de overwegingen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 16 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Het bedrijf heeft een immissietoets uitgevoerd voor de parameters ammonium-stikstof en zuurstof. Zuurstof is meegenomen omdat de lozing niet mag leiden tot onderschrijding van het minimale zuurstofgehalte in het oppervlaktewater, wat tot sterfte van aquatisch organismen kan leiden. Voor bentazon is geen immissietoets uitgevoerd omdat de gemeten concentratie in het ruwwater ver onder de JG-MKN van 73 Jg/I ligt. Voor zouten is eveneens geen immissietoets uitgevoerd omdat de gemeten concentraties onder de JG-MKN/MTR (C1 en Ë) liggen of omdat er geen normen voor zijn (overige zouten).
Nummer RWS-2016/1 1
Uit de immissietoets blijkt dat de onderhavige lozingen geen significante effecten heeft op het bereiken van de doelstelling voor de bovengenoemde stoffen (Toelichting: minder dan lO% toename van de concentratie op de rand van de mengzone OF de concentratieverhoging opgeteld bij het achtergrondgehalte leidt niet tot overschrijding van de gewenste waterkwaliteit). Ook leidt de lozing naar verwachting niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de mengzone. Daarom worden er op grond van de immissietoets geen nadere eisen gesteld aan de onderhavige lozing. 5.1.2.4 Ecologische beoordeling Bureau Waardenburg B.V. heeft in opdracht van Oasen N.V. een ecologische toets uitgevoerd waarbij beoordeeld is of het spuien van (grond)water negatieve effecten kan hebben op het behalen van de KRW-doelen. Uit deze toets is gebleken dat de (grond)waterlozing vanaf ZS Schuwacht op de Lek geen significant negatief effect heeft op de belangrijke stuurparameters en daarmee op de relevante biologische KRW-kwaliteitselementen van het waterlichaam. De (grond)waterlozing leidt niet tot aantasting of het verdwijnen van ecologisch areaal voor oeverplanten, waterplanten, macrofauna en vissen binnen het waterlichaam. 5.2 Beoordeling huipstoffen In de aanvulling op de aanvraag zijn de resultaten van de ABM-toets voor chloorbleekloog (150 gram/liter) en waterstofperoxide (35%) beschreven. Hieruit blijkt dat de maatregelen ter beperking van de lozing van de aangevraagde stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning. Het gebruik van de bovengenoemde stoffen in de aangegeven hoeveelheden wordt daarom vergund. Wel wordt ten aanzien van het gebruik van chloorbleekloog het volgende opgemerkt. Chloorbleekloog is een zeer reactieve stof die in aanwezigheid van organische stoffen organochloorverbindingen kan vormen. Veel van deze verbindingen zijn schadelijk voor het aquatisch ecosysteem. Daarom heeft het gebruik van peroxide de sterke voorkeur boven het gebruik van chloorbleekloog en dient het gebruik van chloorbleekloog zo veel mogelijk te worden beperkt.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 17 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
5.3 Onderbouwing voorschriften In de vergunning worden alleen lozingseisen opgenomen voor het lozen van ruw water. De overige stromen zijn niet verontreinigd.
Nummer RWS2016/1 1
Het “ruwwater Schuwacht” mag alleen worden geloosd als er ten gevolge van het regenereten van de putten geen vrij chloor wordt geloosd. In de vergunning is een lozingseis opgenomen voor vrij chloor van 0,05 mg/l. Deze eis is gebaseerd op het afwezig heidscriterium. Voor waterstofperoxide wordt geen lozingseis opgenomen omdat het enerzijds lastig is om de analyseren en omdat het anderzijds zeer reactief is waardoor het zeer snel weg reageert. De kans dat het geloosd wordt is daardoor klein. Wel wordt voorgeschreven dat het bedrijf een procedure moet opstellen waarin geborgd wordt dat er bij het regenereren van de putten geen vrij chloor of waterstofperoxide wordt geloosd. Daarnaast wordt voorgeschreven dat het lozen van “ruwwater Tiendweg” en “ruwwater Schuwacht” niet mag leiden tot visuele verontreiniging van het oppervlaktewater. Dit in verband met de mogelijke aanwezigheid van Fe2 in het grondwater dat in contact met zuurstof in de lucht kan oxideren waardoor het afvalwater een roestbruine kleur kan krijgen. Deze eis komt overeen met hetgeen in paragraaf 3.1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is voorgeschreven voor het lozen van grondwater dat vrijkomt bij ontwatering. Tenslotte was tijdens het opstellen van deze vergunning de exacte locatie van de meetpunten nog niet bekend. Daarom is in artikel 19 voorgeschreven dat de vergunninghouder uiterlijk 2 maanden voor aanvang van de lozing van afvalwater vanuit de RO installatie een rioleringstekening moet indienen waarin, naast de zuiveringstechnische voorzieningen en de dimensies, de volgende aspecten zijn weergegeven: a. Meetpunten 101, 102, 103, 104, 105; b. Lozingspunten 01, 02 en 03; c. De deelstromen zoals aangegeven in Artikel 3 onder lid 1. Deze tekening vervangt de in bijlage 1 opgenomen tekening. Lozingspunt 4 en meetpunt 106 hoeft niet te worden aangegeven op de tekening omdat lozingspunt 4 bestaat uit flexibele brandsiangen die niet op een vaste locatie liggen. 5.4 Toetsing overschrijding van lozingseisen Het is voor Rijkswaterstaat zelf, voor de vergunninghouder en voor eventuele derde-belanghebbenden van belang dat precies duidelijk is wat de lozingseisen in deze vergunning betekenen en op welke wijze bepaald wordt dat er sprake is van een overschrijding van lozingseisen. De bepaling hangt af van het type lozingseis: een empirische lozingseis of een theoretische lozingseis. In de vergunningvoorschriften is aangegeven of de daar genoemde lozingseisen empirisch of theoretisch zijn. Empirische lozingseisen worden in het proces van vergunningverlening vastgesteld met een statistische methodiek op basis van historische meetwaarden van het lozende bedrijf. Een empirische lozingseis wordt, kort samengevat, bepaald door een aantal maal de standaardafwijking van de historische meetwaarden op te tellen bij het gemiddelde van deze waarden.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 18 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Er wordt bij het empirisch afleiden van een lozingseis gebruik gemaakt van meetgegevens die representatief zijn voor de gebruikelijke beheerste procesvoering. Bij een overschrijding van een empirische lozingseis is het in hoge mate zeker dat er sprake is van een overtreding. De meetonzekerheid van de meetwaarden is hierbij niet van belang, omdat er gebruik is gemaakt van historische meetwaarden voor het vaststellen van de eis. Daarmee is vanzelf ook de meetonzekerheid verdisconteerd in de lozingseis. Dat geldt ook voor een eventuele aanvullende onzekerheid door de bemonstering.
Nummer
Rw52016/1 1
Theoretische lozingseisen zijn niet gebaseerd op een statistische analyse van een historische meetreeks. Theoretische eisen staan onder andere in de referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (BREF). Theoretische lozingseisen hangen samen met toepassing van een bepaalde stand der techniek bij een bedrijf. Het zijn een soort ervaringscijfers per bedrijfstak of per behandelingstechniek, waarbij de achterliggende meetgegevens van de afzonderlijke bedrijven niet direct meer te herleiden zijn. Anders dan bij empirische lozingseisen, wordt bij de toetsing van meetwaarden aan een theoretische lozingseis wel rekening gehouden met de meetonzekerheid. De meetonzekerheid is immers niet verdisconteerd in de lozingseis zelf. 6.
Procedure
6.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het lozen van stoffen de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing. 6.2 Behandeling van zienswijzen De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunning hebben van 12 november 2015 tot en met 23 december 2015 voor het naar voren brengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 19 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
7.
Conclusie
Nummer RWS-2016/1 1
0p grond van de hier bovenstaande overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de gevraagde wijziging van de vergunning. 8.
Ondertekening
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid
RWS ONGECIASSIFICEERD
Pagina 20 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
9.
Mededelingen
Nummer RWS-2016/1 1
Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? -
-
-
Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; de reden waarom u beroep instelt; de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. -
-
-
-
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 21 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via httO://Ioket.rechtsDraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. 10.
Nummer RWS-2016/1 1
Bijlagen Bijlage 1. Tekening Bijlage 2. Analysevoorschriften
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 22 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERD Datum
Bijlage 1: Situatietekening met lozingspunten c.q. meetpunten
Nummer RWS-2016/1 T
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2016/1 1.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 23 van 24
RWS ONGECLASSIFICEERO Datum
Bijlage 2: Analysevoorschriften
Nummer RWS-2016/1 1
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2016/1 1.
De in deze beschikking genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden bepaald volgens de voorschriften, vermeld in de methoden voor de analyse voor afvalwater’ van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI): Stof/parameter; Onopgeloste bestanddelen pH Vrij chloor
NEN-nummer: NEN-EN 872 NEN-ISO 10523 NEN-EN-ISO 7393-1
Een wijziging in het normblad treedt automatisch inwerking 6 weken nadat de wijziging in de Staatscourant is gepubliceerd. Indien de vergunninghouder een andere, vergelijkbare methode wil gebruiken, behoeft dit voorafgaand de schriftelijke toestemming van de waterkwaliteitsbeheerder.
RWS ONGECLASSIFICEERD
Pagina 24 van 24