Richting Santiago de Compostella
8 mei 2007 tm 22 mei 2007 Hans van de Pieterman
Richting Santiago de Compostella
8 mei 2007 tm 22 mei 2007
Mensen vragen naar verslagen van mijn wandeling richting Santiago de Compostella. In deze bundel vindt u de berichten, die ik dagelijks maakte voor thuis. Het is een mix van brieven, verslagen, aantekeningen, notities, etc. die onderweg of aan het eind van de dag werden genoteerd in m'n dagboekje. Soms was er gelegenheid ze naar huis te sturen. Soms ook te e-mailen. Soms ook op franse toetsenborden op vreemde computers, dat extra typefouten veroorzaakt. Deze dagelijkse brieven vindt u in deze bundel. Precies zoals opgeschreven, vol stijlfouten, taalfouten, schrijffouten en typefouten. Soms incompleet, soms veel te breedvoerig. Als u dat wilt, mag u er alvast in bladeren. Maar weest gewaarschuwd! Hans van de Pieterman Juni 2006 Eerder verschenen in dezelfde serie: Richting Santiago de Compostella - 21 mei 2006 tm 12 juni 2006
Compiègne, 8 mei 2007 5 kilometer, totaal 5 kilometer Al een hele tijd heb ik het gevoel dat het tijd wordt weer een stukje te gaan wandelen. Veel drukte en gedoe. Zoveel eigenlijk dat ik aan de nodige voorbereiding nauwelijks toekwam. Het zal wel aan mij liggen, ik doe uiteindelijk maar één ding tegelijk. Maar toch! En dat lokkende liedje steeds op de tv, dat herinnert aan de tv-serie “the twilight zone”. In de zestiger jaren een topserie. In de allerlaatste aflevering zong Bonnie Beecher – wie kent haar niet – een liedje dat nu door RVSverzekeringen wordt “misbruikt”. Figuren die als Mary Poppins rondzweven aan een parapluutje, om RVS klanten te beschermen, begeleid door de song. Come wander with me, love Come wander with me. Away from the sadness, Come wander with me. Bonnie Beecher I came from the sunset I came from the see Forget all jour sorrow Come wander with me (tekst helemaal goed? Controleren nog)
Wie roept hier? Jacobus? Nee, het zal ‘de weg’ wel zijn; de ‘camino’ zoals Santiago-gangers die meestal noemen. En ’forget all your sorrow’, dat zal wel niet in een keer lukken, maar als ik die nou eens onderweg ergens kan verliezen, vergeten?
Enfin, vandaag ging ik dus weer op weg. Familie en vrienden achtergelaten en met de Thalys naar Parijs, en dan per trein door (of eigenlijk terug) naar Compiègne. Lucas bracht me naar Schiphol. 09u13 in de Thalys, om 13u15 in Parijs. Kaartje kopen en weer instappen en om 15u30 in Compiègne. Bewolkt maar droog, winderig en koud. Toch is de stad veel mooier dan op die zonnige dag vorig jaar, maar dat zal wel aan mijn stemming van dat moment liggen. Direct naast het prachtige stadhuis is het ‘office du tourisme’. Als ik daar naar een slaapplaats vraag, wil de man weten of ik
naar Compostella ga. Zo ja, dan wil hij mijn ‘credential’ zien en afstempelen. Ik krijg dan de toegangscode voor de ‘refuge’ een kilometer verderop. Voor ik naar de refuge ga, kijk ik nog even in de kerk van St. Jacques. Je bent op weg naar Santiago of niet. Er is hier een 16e eeuws beeld van St. Jacques de Compostelle, maar het is wel even zoeken. Het blijkt bevestigd op het orgel, compleet met de schelp en de wandelstok. Aan de gevel hangt een plaat waarop staat, dat de wegen naar Santiago behoren het werelderfgoed en op de officiële Unesco-lijst staan.
De oude Karmelietenkapel is door ‘les amis de St. Jacques’ verbouwd tot een refuge met 10 bedden, een keukentje, wc, douche etc. Keurig. Aad en Gerry, die op de fiets op weg zijn naar Santiago zijn er al. Gezellig, een praatje met collega’s. Dan nog even naar buiten voor een paar boodschappen en eten in een bar-brasserie, waar een groepje aangeschoten fransen kennelijk al een tijdje 8-mei aan het vieren is. Ik vroeg wat ze vieren op 8 mei. Het antwoord heb ik niet begrepen. (Later weet ik, op 8 mei viert Frankrijk het einde van de eerste wereldoorlog, de ‘grande guerre’.) Ongevraagd kreeg ik veel adviezen over lopen, mij route, etc. En bier. En zeg maar eens nee, als een
fransman aandringt. Ik ben gegaan, eigenlijk vlucht, voor ik zelf ook aangeschoten raakte, nadat ik nog een pilsje teruggegeven had. Afrekenen moest ik €13,00 Voor friet, salade, 2 hamburgers en 6 bier? Is dat wel goed? Naturellement, zegt de barman, kennelijk zelf ook niet meer helemaal helder. Okee dan. Terug in de refuge nog een uurtje gekletst met Aad en Gerry. Veel verhalen over en weer. Toen verscheen Seamus, een der “amis”, de beheerders van deze refuge. Zodra hij hoort dat ik lopend naar Parijs ga is hij extra geïnteresseerd. Hij wil meteen weten welke route-beschrijving ik gebruik. “Maar die is voor fietsers!” “dat weet ik, maar er is geen andere”. “Jawel, de mijne!” Hij blijkt net een complete routebeschrijving te hebben gemaakt van Compiègne tot Parijs. Hij biedt aan er meteen één in zijn huis te gaan halen. Nou, wat graag. Een uur later is hij terug met het zelfgeprinte boekje. Hij geeft er een uitgebreide toelichting bij. Gratis, maar wel graag feedback. Dat beloof ik graag. Maar nu eerst naar bed. Morgen de wandeldag.
eerste
echte
Senlis, 9 mei 2007 38 kilometer, totaal 43 kilometer Om 8uur00 vertrokken de fietsers Aad en Gerry. Om 8uur15 ga ik op weg. Al gauw loop ik in het Forest de Compiègne. Het hele bos is met haakse en diagonale paden in overzichtelijke stukken verdeeld. Hoewel, overzichtelijk? Alle percelen zijn driehoekig en alle kruisingen, carrefours, hebben acht wegen. Een bos vol zevensprongen dus. Kan het raadselachtiger? Gelukkig staat er op iedere kruising een grote witte wegwijzer, waarmee de richting en namen van de omliggende kruisingen is aangegeven. Je moet natuurlijk el weten welke carrefours je achtereenvolgens moet passeren maar dat staat in mijn routebeschrijving. En er is een noodoplossing voor wie echt de weg kwijt is: iedere paal heeft een klein rood vlakje. Ga daar met je rug tegenaan staan, begin te lopen en je komt altijd in Compiègne. Kinderen die rond de bossen wonen en er dus spelen wordt deze truc geleerd. Het bos is dan ook groot genoeg om er dagen te kunnen ronddwalen. Ik loop er vandaag in een bijna rechte lijn doorheen. Het is licht, een beetje open loofbos met heel veel
soorten, allerlei bloemen, konijntjes, vogels, enz. Prachtig. De paden zijn redelijk, en die plaatsen waar ze stukgereden zijn omdat er in het bos gekapt wordt, daar wordt ik netjes omheen geleid. Het is wel goed te merken dat het de laatste tijd veel geregend heeft. Het is vochtig, en omdat er hier tussen de bomen geen wind is wordt het al gauw warm. Ik draag alleen een shirtje en loop te zweten als een paard. Dat komt ook door de vele korte maar steile klimmetjes. Dan merk je ineens hoe zwaar de rugzak is. De lunch bestaat uit mijn zelf meegebrachte stokbrood en kaas. Een picnic. Daarna verandert het landschap. Golvende graan- en koolzaadvelden. De oude romeinse weg, de Chaussée Brunhaut ligt meestal wat hoger dan het land en dus vol in de wind. Jas aan en er tegen duwen dus. Af en toe een gehucht door en dan de velden weer in. Een keer kruis
heeft. Vraag maar bij madame Deren, zegt ze, en zeg maar dat madame Hylie je stuurt. Wel 5 kilometer verder, een uur lopen dus. Maar madame Deren geeft ook niet thuis. En is ook telefonisch niet te bereiken. Dan bel ik de andere B&B’s uit mijn lijstje, waarvan de prijzen oplopen tot wel €80,00. EN dat heten dan speciale pelgrimsprijzen. Maar niet thuis, gesloten, wordt juist verbouwd,
het pas de HSL-spoorlijn via een brug. Zou er toevallig een trein komen? Verassing, het zijn er twee, die elkaar onder de brug passeren. Lawaai, maar tot mijn verrassing geen trillinkje. Ronde wielen zeker. In Balagny sur Annette is een chambre-a-hâut met een pelgrimstarief van €35,00, maar als ik voor de deur sta zegt ze mij dat het helemaal vol is. Ik heb de indruk dat ze gewoon geen zin
etc. Een camping is hier niet en het is hier toch echt te stedelijk om mijn tentje zomaar ergens neer te zetten. Zou Senlis soms toch ‘sans lit’ betekenen? Gelukkig staat in mijn routebeschrijving een “omweg” aangegeven die langs de “dure grote hotels” gaat. Dat moet dan maar. Niet leuk, maar wat anders? Na drie kwartier, met 38 kilometer op de teller, vind ik ze. En de verrassing? Ibis €55,00, Etap-hotel €35,00 en een derde hotel biedt ook een “prix special”. In Etap is nog plaats en via een automaat met computerscherm en m’n creditcard heb ik even later een keurige kamer. Goed dat de B*B van €80,00 vol was. Na een half uurtje onder een hete douch weet ik het zeker. Ik loop vandaag geen stap meer. Ik eet de spullen die ik gekocht heb in het centrum en die bedoeld waren voor de lunch van morgen, vanavond op mijn kamer op. Na het corfee dat de komende dagen vaste regel gaat worden, ondergoed, sokken en shirt wassen, ga ik op bed liggen. TV aan, verslag schrijven en een stokbroodje met komkommer en brie eten. Morgen wat minder kilometers, hoop ik.
Sarcelles, 10 mei 2007 28 kilometer, totaal 71 kilometer Vanmorgen om 6uur30 vertrokken na een frans ontbijt, dat dus niet veel voorstelt, maar als je van alles dubbel neemt, dan lijkt het nog wat. Eerst een nieuw voorraadje voor de lunch gehaald. Stokbrood en kaas. In Senlis is de tourist-info nog gesloten en in de kathedraal is niemand te vinden. Geen cachet voor de stempelkaart dus. Direct buiten de stad begint het bos weer. Het loopt lekker, goede paden, nog niet warm en om 12 uur zit ik al te picknicken met 20 kilometer op de teller. Het bos eindigt hier. Het wordt eerst agrarisch en even verderop stedelijk. Het is duidelijk de ik in de buitenste buitenwijken van Parijs ben gearriveerd. Vanaf Écouen is er geen groen meer te zien en hoor ik overal verkeerslawaai. Maar toch loopt het wel lekker, als variatie op de stilte van vanmorgen. In Sarcelles kan het office du tourisme me geen stempel geven en voor de overnachting hebben ze alleen namen van hotels. Eerst nog maar even rondkijken. De kerk is gesloten en als ik bij de pastorie aanbel, blaft alleen een hond. Een vrouw die het gemeentelijke publicatiebord staat bij te werken, bij de mairie tegenover de kerk, roept naar me dat monsieur le curé net met de auto is weggegaan. Ik vraag haar om een stempel van de
Een oudkatholieke kerk in Sarcelles?
mairie, en dat wordt moeilijk. Ze neemt me mee naar de hal en gaat met mijn kaart een kantoor binnen. Ik hoor ze praten; “Non, dit que nous n`avons pas un cachet.” Ik
geloof er geen barst van. Nu dus maar naar alweer een Etap hotel. De kamer is precies hetzelfde als die van gisteren, alleen één euro duurder. Dichter bij Parijs, zegt de fransman aan de balie, die zowaar een beetje Vlaams spreekt. Douchen en kleren wassen. Om 18uur00 eet ik een dagmenu in een bar-brasserie om de hoek. Fransen drinken kennelijk om die tijd alleen maar, maar ik vind een tafeltje en het smaakt prima, met een pilsje erbij. Daarna wandel ik toch nog even naar de kerk. Een half uurtje kuieren, maar het is mooi weer. In de kerk zitten mensen. Ik vraag. “Nee le curé is hier niet. C’est un
meditative”. Een vijftiental afrikanen, traditioneel gekleed in bonte gewaden, zitten in stilte in de kerk. Ik glip weer naar buiten en bel aan bij de pastorie. De pastoor doet open, gekleed in het zwart met witte boord en minstens 80 jaar oud. Maar hij geeft me een stempel en wenst me alle goeds. Hij zal voor me bidden voor een voorspoedige reis. Om 20uur00 ben ik weer in het hotel Alleen mijn sokken zijn nog nat. Nog een beetje tv kijken, verslag schijven en vroeg naar bed. Morgen misschien wel de “tour st. Jacques”in Parijs. Zo te zien nog 15 à 20 kilometer.
Zodra ik slaap gaat m`n telefoon. Het is Seamus uit Compiègne. Hij is nieuwsgierig naar mijn bevindingen met zijn routebeschrijving. Ik geef hem een paar kleinigheidjes door, die ik tot nu toe vond. Ik bedank hem nog een keer voor de keurige beschrijving en ga dan toch weer slapen.
Parijs, Porte d’Orléans, 11 mei 2007 32 kilometer, totaal 103 kilometer Om 05uur00 word ik wakker van de regen die tegen het raam klettert. En het stormt. Dat wordt leuk. Om 06u00 sta ik op en het regent nog steeds. Na het ontbijt ga ik toch maar op weg. Met de regenhoes over de rugzak, regenjack aan en de capuchon op. Voor de poncho waait het veel te hard. Het beste er maar van hopen. Geleidelijk wordt het minder groen, drukker en lawaaiiger. En de trottoirs, als, als je die zo noemen mag, worden steeds beroerder. Een bergpad loopt nog beter. Daar staan geen auto’s op. En als er op deze trottoirs geen auto’s staan dan is dat alleen door de parkeerhindernissen. Paaltjes, betonnen bulten, etc. En dat zijn ook meteen wandelvalstrikken. Je moet dus voortdurende uitkijken. Struikelen en op je neus vallen met 18 kilo op je rug lijkt me geen pretje. Toch vordert het goed, helemaal als de regen ophoudt. Een lastig stukje in de route wordt veroorzaakt door het ‘stade de France’, de ‘arena’ van Parijs. Rotondes, bruggen wegen, allemaal gericht op auto’s. Voetgangers moeten maar zien hoe ze aan de andere kant , in St. Denis komen. De basiliek van St. Denis, maar er is een mis aan de gang, en “le cachet nést pas ici”. Daarvoor moet ik naar de pastorie, en daar is nu niemand. Dan
maar niet. Geen stempel en doorlopen. Als ik onder de ‘Boulevard Periferique’ doorloop ben ik al weer helemaal droog. Gelukkig. Er is nog wel veel wind.
“Paris”. Ik weet het zeker, het staat op het plaatsnaambord dat ik passeer. Ik loop lekker. De benen gaan vanzelf en er is veel te zien. In no-time sta ik bij de
“tour St. Jacques”. Een traditioneel beginpunt van pelgrimages naar Santiago de Compostella. Het begint wel weer te regen. Zou de toren daarom helemaal in plastic zijn ingepakt? Of voor de binnenkort te beginnen restauratie? In ieder geval is er niets te zien. Ik ga door, richting centrum. Naar de “Notre
Oudere foto van de tour St. Jaques
Dame”. Al is het maar om te schuilen voor de regen. Daar even rondkijken en een stempel vragen. Dat lukt. Een indrukwekkend grote kerk. Maar eerlijk gezegd, met de horden toeristen die er rondlopen, de kraampjes die inlichtingen en folders verstrekken
en de ansichtkaarten en religieuze frutsels verkopen: ik ben wel in sfeervollere kerken geweest. En in mooiere. Als ik naar buiten ga blijkt de zon weer te schijnen. Ik blijf nog even op het grote plein voor de Notre Dame en kijk naar Alle wegen in Frankrijk schijnen hier het archeologische graafte beginnen werk dat daar wordt uitgevoerd. Dan ga ik door. In een klein winkeltje koop in een baquette, een stukje brie en een flesje vruchtensap. En op een zonnig plekje in de “jardin de Luxembourg” zoek ik een bankje. Heel wat Parijzenaars zitten hier met een lunchpakketje. Het is ook een prachtig park, met de grote vijver en het paleis op de achtergrond. Een rustige plek midden in een wereldstad. Daarna toch nog maar even doorwandelen. Het is nog vroeg. De hele “rue St. Jacques” uit. Nog even een blik geworpen in de “St. Jacques de Haut”. Een kerk die we eens uitgebreid bekeken hebben toe we met een grote groep IJmuidense Oud-Katholieken Parijs bezochten. Daarna via de brede, drukke boulevards verder.
Geldt een bigmac-menu als gezonde voeding voor een wandelaar? Vandaag maar wel. Hamburger, frites, salade, groot glas koude cola, normaal niet mijn favoriet, maar nu was ik er even aan toe. Als ik aan een tafeltje zit te eten schuiven er een vrouw met twee kinderen van een jaar of vier en zes. Ze blijken te bedelen. (Zou Mac Donalds dat goed vinden?) Ze hebben honger en vandaag nog niets gegeten. Waar of niet waar? Okee, maar geld krijgen ze niet. Ik bestel drie gewone hamburgers en drie kleine salades. De kinderen grijpen meteen naar de in papier verpakte hamburgers. Nee, eerst de salades. Zure gezichten, maar als ze het doorhebben zijn de salades zo weg. De hamburgers daarna ook. Het gaat hier net als met de kinderen in Nederland. Zo, St. Jacques de Haut Pas vandaag m’n goeie daad gedaan. Ik ga weer verder. Bij een klein winkeltje koop ik een banaan, een appel en een sinaasappel. Het duurt even voordat de man door heeft dat ik er van ieder maar één wil. Niet een kilo of zo. Maar dan begrijpt hij dat ik echt niet meer kan meenemen. “Combien?” “Nee, gratis pour un pelerin!” Goeie daad beloond? Bij de informatiekiosk bij de “Porte d’Orléans, eigenlijk alleen voor openbaar vervoer, vraag ik naar campings, hotels, of andere overnachtingsmogelijkheden. Alleen een opsomming van hotels is het antwoord, vergezeld van een wijd armgebaar om de richting aan te geven. Ik passeer er een paar met kamerprijzen, dat je liever onder een brug gaat slapen. Maar dan vind ik er een, Accorhotel, voor €53,00, met ontbijt. Dat gaat. Het wordt nu wel tijd voor campings en zo. Hotels zijn niet goed voor het reisbudget, maar in Parijs was dat te verwachten. Gauw douchen en corvee, en dan nog een boodschapje.
Ik kom in een wijk terecht, waarvan ik me goed kan voorstellen dat de rellen met opstandige jongeren, waar Parijs af en toe last mee heeft, hier plaats vinden. Een lange winkelstraat met armoedige zijstraatjes. Vol met meestal oude auto’s, en op ieder hoek een Marokkaans restaurantje of een Afrikaans winkeltje. Het brede trottoir van d winkelstraat staat vol met kraampjes met oude en nieuwe rotzooi, of er worden mij onbekende gerechten klaargemaakt en verkocht. Het ziet eruit alsof dit hier permanent staat. Een Afrikaanse winkelier in een lang wit gewaad gaat kennelijk sluiten en is bezig de kippengril die voor de winkel staat leeg te maken. Een groepje zwervers staat al te wachten. Ze krijgen allemaal een stuk van de resterende kippen uit de grilmachine. Uit een ander restaurantje komt zo’n lekkere geur dat ik het niet kan laten: dagmenu 10 euro, boisson compris. Het is een soort couscous, maar erg lekker. Later ga ik met een plastic zak met een fles mineraalwater, een pak chocoladekoeken, een blikje cola een halve komkommer en een stukje brie weer naar mijn hotel. En nu naar bed, of in ieder geval “van mijn voeten af”.
Linas, 12 mei 2007 35 kilometer, totaal 138 kilometer Om 07:15 stap ik de regen in. En weer een stevige tegenwind. De regen duurt gelukkig niet lang. Later is het half bewolkt. Af en toe een zonnetje, maar vanwege de wind blijft het kil. Dat loopt wel lekker natuurlijk. Soms vallen er nog wel een paar spatjes, maar die drogen wel weer. De omgeving is allemaal buitenwijk, wat voor welluidende namen de dorpjes ook hebben. Als je om je heen kijkt is er wel veel groen, maar dat groeit meestal in iemands achtertuin. Het lopen met de Franse routebeschrijving, die ik vandaag voor het eerst gebruik valt me niet mee. Vaak moet ik opnieuw kijken. Ook al kan ik het wel vertalen, op een of andere manier blijft het toch niet zo goed in je hoofd hangen, zoals een Nederlandse, of zoals de vorige Franse routebeschrijving met duidelijke plaatjes. En ook mijn IGNkaart is –zo dicht bij Parijs- nog veel te ingewikkeld om veel duidelijkheid te geven. In Saulx les Chartreux raak ik de weg dan ook goed kwijt. “A un Carrefour (fontaine au milieu) tourner à gauche” lijkt overduidelijk. De fontein was een mooie, gebeeldhouwde wand, met pijpjes waaruit water stroomde in een stenen bak, direct op een van de hoeken van de kruising. Een oude wasplaats of zoiets. “Nee,” hoorde ik later, “dat is een ……”. De fontein staat op de volgende kruising. Een vijver met omhoog spuitende stralen. Lag de
fout aan mijn vertaling, of was iedere Fransoos hier ook fout gegaan? Als ik verderop op een kruising sta te puzzelen, stopt er een lege touringcar naast me. De deuren klappen open en de chauffeuse roept “…… demander ……”. Vragen? Of ik iets wil vragen? Jazeker! Ik geef haar mijn routebeschrijving en gelukkig weet ze meteen waar de fout zit. Maar als ik hier rechts en verderop links ga, dan klopt het weer. Maar ze was gestopt omdat zij iets wilde vragen. Ze is met de linkerzijspiegel ergens tegenaan gereden. Die is toen omgeklapt en de kap is losgesprongen. En het veertje is los, en de spiegel zit hoog. Ze kan er niet bij en ik ben lang, en etc. Ik kan er inderdaad wel bij. Met mijn zakmes een nieuw oogje aan het veertje buigen, veertje vasthaken, kap eroverheen, aandrukken, spiegel weer recht. Fluitje van een cent. Ze is echt heel erg blij. Ze is op weg naar de remise en het is al de derde keer deze maand en dan trekken ze wat vaan haar salaris af. Nu weet niemand het. Voor ik het weet heb ik twee zoenen van de buschauffeuse te pakken! En ze had gelijk met mijn route. Ik ben zo weer op het goede pad, maar het blijft opletten. Vooral bij de grote winkelcentra die ik passeer. Zaterdagmiddag, dus erg druk. Maar fransen blijken behulpzaam te zijn, als ik ze wat vraag. Alleen hebben die jongens met een bromfiets wel erg gelachen toen ik vroeg naar de mairie, terwijl ik er met mijn rug ongeveer tegenaan stond.
Ik koop een baguette en op een bankje in een parkje maak ik mijn eigen lunch klaar: stokbrood met plakken komkommer en brie. Lekker. Zelfs met alleen maar water erbij.
In Montlhéry heb ik er genoeg van. Er staat al 33 kilometer op de klok. Het office de tourisme is geloten, maar verder vragen bij mensen die op het plein op een bankje zitten levert de nodige informatie. In deze plaats zijn alleen chique hotels, maar in Linas, een klein stukje verder is een B&B. Een fransman vraagt telefonisch het nummer voor mij op en ik bel ze. Even later is mijn plek gereserveerd. En ik kan pas om vijf uur terecht. Dat is geen punt. Ik loop alvast een stukje in de richting, ontdek alvast een restaurantje waar ik straks kan eten, zit op een bankje dit verslag te schrijven en sms een berichtje naar Marianne en voeg voor de anderen een stukje aan de weblog toe. De B&B is niet indrukwekkend. Een rijtje kamers in de tuin. Het zouden zomaar containers kunnen zijn. Maar €30,00,
dat valt mee. En €5,00 voor ontbijt, vanaf 07u30. Dat wordt uitslapen, dus. Daarna nog even gaan eten in het restaurantje vlakbij. Ik zit er helemaal alleen. Een beetje saai, maar later krijg ik een hele show. Er komt een echtpaar binnen. Omdat ze maar met twee-en zijn worden ze aan een klein tafeltje onder de trap geparkeerd. Met een stuk of tien lege tafels om ze heen. En dat pikken ze niet. Het wordt een eindeloze discussie met een kelner, die niet toegeeft en uiteindelijk gewoon wegloopt. Dan gaan ze zelf aan het werk. Ze schuiven tafels op en zitten ten slotte met hun kleine tafeltje midden voor het raam aan de andere kant van de zaal. En als de kelner terugkomt, doet die of er niets aan de hand is! Ik eet een dagmenu: mosterdsoep, een entrecote die zo groot is als mijn bord, een potje met stukjes groente en aardappel en een schaal salade, bakje knoflooksaus, biertje, 3 bolletjes ijs met geschaafde amandelen en een kop koffie. Lekker, €19,10. Smullen. Daarna terug naar mijn container. Uitslapen en een korte route, neem ik me voor. Misschien wel ergens een kerkdienst.
Saint-Sulpice de Favières, 13 mei 2007 18 kilometer, totaal 156 kilometer Als ik om half acht aan een bak Franse koffie zit, groot maar slap, regent het. Bah. Thee heb ik ook al geprobeerd maar het water is niet echt heet, en tijdens thee regent het ook. Verder is er eigenlijk niets mis met het ontbijt. Alles wat je zou kunnen verzinnen is er, zelfs Grapefruitsap en yoghurtjes (een in de mond en een in de zak voor onderweg). Verder is er alleen een Frans echtpaar met twee kinderen die een voor een mijn rugzak proberen op te tillen en niet snappen waarom ik zo “raar” Frans praat. Met de regenhoes over de rugzak en mijn waterdichte jack aan vertrek ik even later, Linas uit en richting Leuville s/ Orge. Om 09u00 kom ik daar al langs de kerk, die n et wordt opengedaan. De mis begint om 09u30 en ik besluit daarop te wachten. Zodra ik ben gaan zitten, Linas s/ Orge komt een vrouw een praatje maken. Als ze hoort dat ik op weg ben naar Santiago, pelgrim dus, zegt ze me dat ik dan naar Longpont moet. Daar is een speciale pelgrimsmis vandaag. Maar hoe kom ik daar? Het is bovendien de verkeerde kant op, in noordoostelijke richting. Nou, daar weet ze wat op. Even later verschijnt ze met een oudere heer met een glimmend kaal hoofd, die me naar Longpont zal brengen en voor de terugweg regelt hij ook wel wat. Dat komt goed. Doe de rugzak maar achter in de auto. We stappen in, en 15 minuten praten later staan we voor de basiliek van
Longpont s/ Orge. Waarom zo’n klein dorp met zo’n grote basiliek? Longpont was ooit een bekend beginpunt van pelgrimages. Hij noemt een hele rij beroemde (mij onbekende) figuren uit de Franse geschiedenis, die hier ooit een tocht begonnen. O, ja, ga maar even zitten, wand de dienst begint hier om 11u00. ##@##&! Denk ik. Dat is anderhalf uur wachten, maar ja, teruglopen is ook minstens anderhalf uur. Ik moet het dus Longpont s/ Orge Notre Dame de Bonne Garde maar afwachten. Hij zegt nog dat hij mij straks niet kan terugbrengen, maar zijn vriend André zal mij na de dienst opzoeken en me weer naar Leuville brengen. Ik zet mijn rugzak tegen een van de pilaren, haar de regenhoes eraf, verwissel mijn regenjack voor mijn trainingjack en ga dan rustig de immens grote kerk bekijken. Als je door een van de drie grote toegangsdeuren binnenstapt, kan je de hele ruimte overzien, want de ingang ligt 15 treden hoger dan de rest van de kerk. Ik loop wat rond en vind foldermateriaal, dat vandaag een groep jongelui per bus naar Fatima in Portugal vertrekt. Het is vandaag de feestdag van Notre Dame de Fatima. De groep zal eerst optreden als jeugdkoor tijdens deze dienst. Twee Portugese bisschoppen zijn in
verband daarmee aanwezig, en daarom hebben ze de hele Portugese gemeenschap uitgenodigd. Er zijn hier veel Portugese migranten. Om kwart over tien beginnen de eerste mensen binnen te komen. Een vrouw komt mij vragen wat meer naar voren te komen, maar ik leg uit dat ik – ook al is het in een kerk – toch een oogje op mijn rugzak wil houden. Dat begrijpt ze. Ze loopt liturgieboekjes uit te delen. Truc: Ze staat bij de voorste lege rij, wil je een boekje, dan moet je naar haar toe, ze geeft je een exemplaar en wijst je meteen een plaats op die rij. Is de rij vol, dan gaat ze een stukje naar achteren. Zo is de kerk van voren af gevuld. Om 11 uur blijkt de truc overbodig. De kerk is vol, zelfs de trappen achter in de kerk zijn vol. De dienst is half in het Portugees, half Frans. Het koortje zingt mooi, in moeizaam Portugees. De Fransen zwijgen, de Portugezen zingen uit volle borst mee. Opeens staat mijn kale chauffeur het evangelie voor te lezen. Pas nu begrijp ik, dat hij niet zijn naam noemde, “Dicon”, maar zijn functie in het engels: deacon. Hij heeft kennelijk over zijn passagier verteld, want bij de voorbeden wordt niet alleen de groep pelgrims, die naar Fatima gaan en de Portugese migranten
genoemd, naar ook de Nederlander die naar St. Jacques gaat. Na de dienst wordt ik meegesleept naar een zaal met een heel groot terras erbij. Maar ik moet op André wachten, die mij naar Leuville brengt. Welke André? Ik weet het niet, maar hij is de vriend van de diaken “sans cheveux”. Hilariteit. O, die vindt je wel. Je steekt overal bovenuit. Dus ik vier mee. Koffie, broodje, hapje, glaasje wijn, etc. Frère Frederic komt een praatje maken. Hij zou ook wel naar St. Jacques willen wandelen, maar ze kunnen hem hier in Longpont niet missen. Er is toch al zo veel gebrek aan priesters. Ik complimenteer hem met de prachtige kerkdienst. Indrukwekkend, ook om dat ik meer gewend ben aan 40 kerkgangers. Hij groeit. In juni hebben we een kerkdienst in een stadion. Dan komen er 20.000 of meer, vertelt hij. Maar hier, in de basiliek zijn ze soms ook maar met 15. En dat is zielig weinig voor deze grote kerk. Ik vraag hoe het met André zit. Hij is niet te vinden, maar - “pas de problème” hij brengt me zelf wel even naar Leuville. Hij neemt me mee naar zijn auto, die bij de presbytère staat. Hij moet daar nog even naar binnen. Dat komt mooi uit. Ik vraag hem om een “tampon-nade” voor mijn “credential”. Ik mag er een uitzoeken, uit zijn molen vol stempels. En hij zet zijn stempel, direct naast Bretigny s/ Orge
die van de Notre Dame van Parijs. En zijn is mooier. Dat vindt hij wel leuk. In de oudste auto, waar ik ooit in zat brengt hij me vervolgens naar Leuville. Onderweg geeft hij me nog even naam en adres van iemand waar ik morgen zou kunnen slapen. Misschien iets te dichtbij, maar wie weet. Vandaag wil ik nog naar St. Sulpice de Favières. Circa 15 kilometer en het is al bijna twee uur. Ik zet er dus flink de pas in. Saint-Germain-lès-Arpajon, Brétigny s/ Orge, stadhuis en kerk
Saint-Germain-lèsArpajon, Arpajon, Egly en Boissy sous St. Yon worden gepasseerd. Twee keer valt er een regenbui, waarvan een zelfs met onweer. Steeds even schuilen en daarna weer zon en warm. Raar weer. Het laatste stukje gaat door het bos. De Lepèregids geeft een waarschuwing: Fietsers kunnen beter afstappen en de volgende twee kilometer gaan lopen. St. Pierre, Egly
Nou, ook lopers moeten hier flink uitkijken. Eerst mul zand, dan steil omlaag over grote glibberige keien. Als het hard regent is dit vast een beekbedding. Maar met hulp van de nordicwalking-poles als bergstok kom ik veilig beneden. Maar dan ben ik ook meteen in St. Sulpice de Favières. Vijf voor vijf. Een dorpje met twee straten, een abdij en een kerk. Ik had al gehoord van de prachtige kerk. Belachelijk groot voor die veertig huizen. En nu hoor ik al van verre gregoriaans gezang uit de kerk. Heel bijzonder, als je zo uit het bos komt. In de kerk treedt een koor op. Ik blijf een kwartiertje, maar ga dan toch op zoek naar het “couvent Dominicaines de Béthanie”. Geen bel, dus ik stap gewoon de hal Saint Sulpice de Favières binnen. Een bejaarde non zegt “ah. Un pèlerin. Wij hebben op u gerekend.” “Dat moet dan iemand anders zijn, want ik ben niet aangekondigd, ik heb niet gereserveerd.” ”Dat hoeft ook niet, wij rekenen altijd op een pelgrim!”. Ze wijst me een kamertje, legt uit waar de douche is, waar het linnengoed ligt – pak maar wat je nodig hebt – en dat er om 19u00 gegeten wordt, als de bel gaat. Tijd om te douchen en te verkleden. En inderdaad, om zeven uur gaat de bel. Ik eet samen met een groepje Fransen, een schilderclub, die wel gereserveerd hebben en wel betalen. Pompoensoep, gehaktballetjes met tomaat en gehaktballetjes met paddestoelen, rode wijn, brood. Praten en eten. Dus een beetje moeizaam, want geen van de fransen spreekt engels. Een van de dames blijkt Russische te zijn, maar dat helpt ook niet echt. Als ze horen dat ik ben komen lopen krijg ik
van alle kanten extra lekkers toegeschoven. Wel leuk om even zo verwend te worden. Extra gehaktbal, extra glaasje wijn. Om 8u30 begint de kok te mopperen. Hij wil naar huis. Gauw het dessert, maar wel eerst een “chois de fromage”. Behalve de bekende franse kaas soorten is er “Koeda” bij, en volgens de fransen zal die dus wel speciaal voor mij zijn! En dan nog appeltaart. Maar wie dan nog koffie wil moet dat zelf zetten in de zitkamer. Ik niet. Genoeg Saint Sulpice de Favières voor vandaag. Naar huis sms’en, verslag schrijven, maar vooral: plat!
Brières-les-Scellés, 14 mei 2007 15 kilometer, totaal 171 kilometer Vanmorgen kon er in het “couvent” vanaf 8u30 pas ontbeten worden. Dus eerst uitslapen tot 7u30 en om 8u30 met gepakte rugzak klaarstaan. Dan kan ik meteen vertrekken na het ontbijt. Dat klinkt enthousiast he? Maar dat duurt vandaag niet lang. De zon schijnt als ik vertrek, maar dat duurt ook niet lang. Eerst door het bos, steil omhoog en als ik boven op de heuvel uit het bos kom sta ik op een vlakte. Graan en koolzaad, waar de wind overheen giert. Tegenwind natuurlijk. De bewolking neemt toe en af en toe valt er een spatje regen. (Hoewel, valt? Door de wind bijna horizontaal dus.) Het ergert me, de wind, de buien, en dat heeft gevolgen: mijn voeten zijn van lood. De supermarkt in Etréchy is gesloten op maandag. De bakker is gesloten tussen de middag, vanaf 11u30. En ik kom niet vooruit! Bah. Dan stopt er een bestelautootje. “A St. Jacques?” “Ja.” Äl gegeten?” “Nee.” “Ga maar naar mijn boerderij daar. Ik moet even een boodschapje doen. Over een kwartier ben ik terug.”. Hij wijst op een grote groep gebouwen. “Welk huis is het?” “Het hoort allemaal bij mijn boerderij. Zoek maar een plekje, in de keuken, of ergens anders. De boerderij is verlaten, op een paar vriendelijke honden na. En inderdaad is hij 15 minuten later terug. Het blijkt T.
te zijn, waar frère Fréderic het gisteren ook al over had. Even later komt ook zijn vrouw C. thuis. En met hen zit ik om 13u30 aan de lunch. En dat is heel wat, zo’n franse boerenlunch. Het bedrijf is zo groot. Dat het op mijn IGN-kaart, schaal 1:200.000, staat. Zwarte blokjes voor de gebouwen en de naam erbij: “Fme X” 150 ha zegt T. als ik hem zeg dat ik zijn bedrijf groot vind. Ik bedoelde het complex van gebouwen. De boer denkt natuurlijk aan grond. Dat is niet groot hier, zegt hij. 200 ha is gangbaar. En dieren heeft hij niet meer. Teveel gedoe met ziektes en overheidseisen. Zijn stallen en loodsen staan nu voor een groot deel vol met “wit goud”: Campers en caravans van
Parijzenaars zonder garage, die betalen wat je vraagt. T. biedt me aan te blijven slapen. Dat aanbod neem ik graag aan. Het is nog wel een beetje vroeg, maar ik loop vandaag toch op loden voeten. Achter een van de bijgebouwen laat hij me een kamer zien. Groot, maar zoals hij zelf zegt een beetje “rural”. Ik vind het een prima onderkomen voor een nacht. Minstens 5 bij 6 meter, een matras op de grond, een
keukentje in de ene hoek een douche en wastafel in een andere. Een kast, een tafel stoelen, een ventilator en een petroleumkachel, alles is er. Wat zou ik nog meer willen? O, ja, het toilet is om de hoek in de loods. Mijn vuile kleren stopt C. in de wasmachine en dan heb ik niet veel anders meer te doen dan wachten tot de boiler heet is en dan lekker gaan douchen. Daarna zit ik een tijdje te schrijven aan dit verslag en vallen even mijn ogen dicht. Lekker alle tijd.
Om een uur of 6 klinkt er lawaai uit de werkplaats vlak naast mijn kamer. Ik ga kijken wat er gebeurt. T. is aan het zagen en lassen. Samen met zijn zoon J. maakt hij voederautomaten voor fazanten en patrijzen, die hij dan in het jachtseizoen goed doorvoed kan schieten. Vorig jaar maakte hij ze van plastic emmers en kippengaas, maar die werden gesloopt door “les sangliers”.Wat dat zijn? J. kan het me duidelijk maken: het favoriete eten van Obeliks. Dat weet ik: everzwijnen! Nu zijn het dikke stalen pijpen met een gaatje onderin, gemonteerd op een frame van oud ijzer. Daar kan geen zwijn tegenop. Daarna volgt een rondleiding over het bedrijf. Een hal vol campers en caravans, een schuur vol landbouwmachines op manshoge wielen, een stal vol antieke auto’s, een “gite”waar een flink gezin ruim in zou kunnen wonen, voor gasten en voor verhuur. Maar nu woont de familie er zelf in omdat het driehonderd jaar oude hoofdgebouw, de eigen woning, door T. wordt verbouwd. Ooit was het een klooster en dat is nog steeds te zien aan de enorme kamers. Bij de verbouwing is er rekening gehouden dat het boerenbedrijf op deze plaats in de toekomst misschien onmogelijk wordt. De uitdroging van de grond, de oprukkende verstedelijking, etc. Dan moet
het grote huis als hotel gebruikt kunnen worden; daarmee is overal al rekening gehouden. Zo groot is het dus, maar met kerst gaan ze er gewoon zelf in wonen. Om 20u00 is het etenstijd. Aan de twaalfpersoons tafel in de woonkamer van de gite. Komkommersalade, rauwkostsalade, grote stukken vlees, aardappelpuree (C.: excuses, ik had geen tijd voor echte, deze komt uit een pakje), een groentemengsel, kaas, tiramisu en koffie. Veel gepraat en veel routeadviezen. Gedeeltelijk in het Duits. T. blijkt daar gewerkt te hebben. En dan is het half elf, bedtijd. Nog even een afdruk van T.’s echte, eigen “Compostellastempel” op mijn kaart en dan terug naar mijn kamertje achter in de stal.
Angerville, 15 mei 2007 36 kilometer, totaal 207 kilometer Na het ontbijt (stokbrood, pain, cake, jam, boter, koffie) ga ik op weg, langs de route die T. me wel drie keer heeft uitgelegd. (en die ook in mijn Lepère-gids blijkt te staan). Het is prima loopweer, een zonnetje, maar ook een fris windje. Etampes is dan ook zo bereikt. Maar het is ingewikkeld er weer via de goede weg uit te komen. Er staat een hele grote markt op het aangegeven parcours. En “bij de kerk” blijkt bij “één van de vier kerken” te zijn. En alleen omdat ik it de gids weet dat de toren van de bedoelde kerk scheef staat kom ik weer op weg: De vierde passant die ik het vraag weet dat de kerk met de scheve toren de St. Martin moet zijn. En hij staat schever dan de toren van Piza. Het heeft me wel veel tijd gekost. Toch mis ik een afslag, waardoor ik op de drukke D49 terecht kom. Dag mag en kan wel veilig, maar dan moet ik door het pas gemaaide gras van de berm lopen en dat valt niet mee. Dus toch maar
via een omweggetje naar de aangegeven route terug. Dat gaat beter, een oude Romeinse heerweg. Vanuit Saclas ga ik via een eigen route verder met behulp van de IGN-kaart, omdat T. heeft gezegd dat in Méréville een kampeerplek of een bed bij particulieren gemakkelijk te vinden moet zijn. Ik loop er als een trein naartoe. De mairie weet meteen al dat de dichtstbijzijnde camping 5 kilometer buiten de stad is. In Grenssteen Saclas noordelijke richting, en daar kom ik vandaan.. Teruggaan doe ik natuurlijk niet. Monsieur le maire komt zich er persoonlijk mee bemoeien. Er is echt geen hotel. In Angerville wel. En hij weet echt geen mensen die mij een kamer of 2 m2 gras willen verhuren. Ik pruttel een beetje, dat dit toch te gek is. Wat is dit voor een stad? Dan loopt hij weg. Dan maar naar de kerk. Die is open, maar er is niemand. Dan maar aanbellen bij de presbytère. Geen gehoor, dat gaat goed. Voor de kerk zit een oude man op het “leugenbankje”. Ik vraag of hij iets weet. Nee. Of hij
weet hoe ik Monsieur le curé kan bereiken. Ook niet. Er komt een mevrouw bij zitten. Ze biedt aan naar huis te gaan en te telefoneren naar de vrouw die altijd de administratie voor de pastoor doet. Graag. Ze komt terug met de mededeling dat die er straks aankomt. Ik moet maar even wachten en ze denkt dat ze wel iets kan regelen. Na twee uur vergeefs wachten hak ik de knoop door. Angerville. 7 kilometer verder, helaas. En wat kan je hard lopen als je kwaad bent. Zes en een halve kilometer per uur met rugzak en door de grasberm van de drukke weg. Ik ben er zo. Als ik het dorp (stadje) inloop, waar alleen een duur “Hotel de France” zou zijn, komt een fransman de weg oplopen om in zijn auto te stappen. Hij zegt “bonjour”en Moulin de la Rivière d'Angerville wijst uitdrukkelijk naar een bordje dat ik anders zeker gemist zou hebben. “Chambre d’hôtes” staat er op. Het regent inmiddels flink, dus ik loop er meteen naar binnen. Zestig euro zegt de vrouw die open doet. Ik zeg dat dat wel veel is voor een pelgrim alleen en de prijs zakt meteen naar €40,00 inclusief ontbijt! Nou graag dan. Een kamer met bad; ik ga straks lang liggen weken. Daarna was ik mijn kleren met de inhoud van een van de kleine zakjes wasmiddel op de wastafel, en dan even het stadje in een warme hap zoeken en dan naar bed. Ze bekijken het maar in Méréville. Angerville, .veel beter.
Artenay, 16 mei 2007 38 kilometer, totaal 245 kilometer Omdat in mij Lepère gids staat dat het vandaag een lange dag wordt, heb ik zo vroeg mogelijk ontbeten: 07u15. En om 08u00 ben ik dus op weg. Het weer is geschikt. Geen zon, en niet meer regen dan af en toe een paar spatjes. Wel is er veel wind. Dit is een boomloze, hooggelegen vlakte met alleen graan en erwten. En dat geeft de wind de ruimte. Op de lange landwegen is de wind steeds schuin tegen of recht tegen, maar verder is er weinig verkeer. Ik heb dus lekker de ruimte om door te stampen, en dat doe ik ook. Het gaat lekker. Ik loop ervan te genieten, dat de wind me niks uitmaakt. Behalve Toury (2600 inwoners) ga ik vandaag alleen door dorpjes-van-niks. .In Rouvray-St.-Denis tref ik een
bakkerswagen en dus , ik weet niet wat er nog komt, koop ik gauw een stokbrood. Terwijl ik dat in mijn rugzak sta te proppen komt een vrouw een praatje maken. Wat ik hier doe, waar ik naar toe ga waar ik slaap. Ik mag bij haar wel overnachten, maar het is pas 9u30! Hebt u niet een kennis, waar ik kan slapen waar ik vanavond ben, in de buurt van Artenay? Ik drink koffie in haar tuin, terwijl ze samen met haar man allerlei mogelijkheden bekijkt en verschillende mensen probeert te bellen. Het wordt niets, maar de koffie was lekker. Toch bedankt. Om 11u30 ben ik al in Toury. Volgens mijn gids is hier een goed, betaalbaar restaurant, maar helaas, op woensdag gesloten. In het enige andere restaurant krijg ik voor mijn zes euro een kop slappe koffie en een mager belegd stuk stokbrood. Dus ik loop maar gauw weer door. De kerk is open, mooi maar leeg. En de presbytère voor de hele regio is in Janville, waar ik straks doorheengelopen ben. Geen stempel van Toury dus. Nog 19 kilometer naar Artenay. In Tivernon is niets, in Lion en Beauce is ook niets. In Abbonville is een mooi, rustig plekje bij de petanque baan, met een picknicktafel. En in een dun
zonnetje eet ik daar stokbrood met kaas en vanmorgen “gevonden” jam. Daarna een half uurtje languit in het gras. Als ik weer op weg ben vraag ik in Ruan aan een man die voor zijn boerderij staat, mijn fles met water te vullen. Hij heeft geen water, zegt hij. Zijn vrouw komt aanlopen en die heeft het wel. Mineraalwater zelfs. Hij loopt kwaad weg. Wie weet wat ik hier veroorzaakt heb. Assas heeft niets, behalve een kilometers lange betonnen treinbaan, op zes meter hoge betonnen pilaren, de aérotrain. Een mislukt en stopgezet overheidsproject. Volgens de kaart loopt het afbrokkelende betonnen gedrocht door tot in Orléans. Ik zal het nog wel een paar keer tegenkomen. En dan, om 15u45 ben ik in Artenay. De hele dag dorpjes van niets en een landschap van niets, maar wel lekker gelopen, genoten eigenlijk wel. En behalve wat warmgelopen voeten ben ik nog behoorlijk fit. In Artenay begin ik met het goedkoopste, aangeraden hotel uit mijn gids: €25,00. Maar helaas vol, de volgende uit mijn lijstje: ook vol, In het derde hotel vraag ik waar nog mogelijkheden zijn. Ik wordt verwezen naar de “zone d’initiative”, een stukje buiten de stad. Daar schijnen wat hotels voor zakenlui. Die hebben mogelijk wel plaats want de drukte in de stad heeft met hemelvaartsdag, morgen, te maken. Want dan is er in de stad van alles te doen, ook vanwege de beëdiging van de nieuwe president Sarkozy. Ik besluit eerst maar eens naar de kerk te lopen. Je weet maar nooit of de curé een mogelijkheid weet. Onderweg stopt er een kleine bestelauto naast me, met het opschrift “Mairie”. Een jongeman in overal stapt uit en zegt
“Vous ne cherchez pas d’hébergement, n’est ce pas?” “Ja, juist wel, want alle hotels hier in het centrum zijn vol”. “Ga maar naar de mairie,”zegt hij, “die hebben een arrangement.” “Waar is de mairie?” Hij probeert het uit te leggen, maar bedenkt zich. “Stap maar in, ik breng je er.” Dat doe ik, nadat mijn rugzak achterin is gegaan.
In de mairie wordt er meteen een dame bijgehaald, die een kopie van mij legitimatie wil. Daarna krijg ik een stempel op mijn kaart en een sleutel. We stappen weer in en binnen een minuut staan we in een keurig appartementje. “Hier is alles wat u nodig heeft”, zegt de jongeman, “ik ben altijd blij als het gebruikt wordt, ik heb er veel aan gewerkt”. Ik vraag wat het kost. “Nee, hoor, geen kosten. Gooi morgenochtend de sleutel maar in de brievenbus van de mairie.” Ik vind het fantastisch, en kan het niet laten even een opsomming te geven: Een ruime kamer met een opgemaakt 2-persoonsbed, een tafel, twee stoelen, een keukentje met elektrische
kookplaten, een koelkast een wastafel, kachel, nachtkastjes met nachtlampjes en aparte ruimtes met douche en toilet. Verbazend, maar het kan nog gekker: op het aanrechtblad behalve allerlei schoonmaakmiddelen, een blik “cassoulet” (alleen opwarmen), macaroni, koffie, thee, kruiderijen, en in de koelkast een fles limonade. Handboeken op een kastje en op de wastafel, behalve de gebruikelijke zeepjes, scheerzeep, weggooischeermesjes, en twee nieuwe tandenborstels. Ik besluit meteen, dat ik hier vanavond niet meer weg ga. Even gauw naar de supermarkt om de hoek voor brood en twee biefstukjes en wat lekkers voor morgen onderweg. Daarna, een uur douchen, pantoffeltjes aan en vroeg naar bed.
Orléans, 17 mei 2007, Hemelvaartsdag 28 kilometer, totaal 273 kilometer 08.45 uur. Bericht van M, die met de wandelgroep aan het dauwtrappen is.
Bonjour Hans, wij hebber er 10 km opzitten. We zijn met z`n 22-en en nu aan de koffie bij Parnassia. De groeten van ons allen en succes vandaag. Heb jij de maagd al ontmoet?
09.15 uur. Reactie van Hans aan de wandelgroep.
Net koffie met pruimentaart bij de burgemeester gehad, toen ik de sleutel van m`n villaatje inleverde bij mairie. Ben bang, dat de maagd niet meer is als ik eindelijk in Orléans aankom. Groeten aan allemaal. Hier is het een beetje miezerig. Zo krijg ik nooit mijn sokken droog! Kusjes Hans
ons op Koninginnedag. Het is al een drukte van belang. Op straat voor het stadhuis wordt een podium opgebouwd en rijen stoelen worden neergezet. De geluids-installatie wordt getest. De deur van de mairie staat open en in de hal zitten een man en een vrouw aan de koffie. “Ah, notre pèlerin”, zegt hij als hij de sleutel ziet, die ik
Vanmorgen het appartement netjes achtergelaten En om 08.15 de sleutel gaan inleveren bij de mairie. “Gooi maar in de brievenbus” hadden ze gisteren gezegd, want er is niemand op hemelvaartsdag. Op straat wordt rommelmarkt gehouden, zoals bij
de maagd al ontmoet?
terugbreng. Kom er even bij zitten. Zo zit ik even later met de burgemeester en zijn vrouw aan de koffie met een stuk “tartine”. De bekende vragen worden gesteld en beantwoord: waarvandaan waarheen, hoelang, hoever, etc. Met dit bekende onderwerp wordt Frans steeds gemakkelijker. Maar het duurt niet lang. Hij wordt weggeroepen en de weg roept mij. Ik heb nog een stukje te stappen vandaag. Als ik net buiten de stad ben en alweer onder de restanten van de “aérotrain” door loop, krijg een sms’je uit Nederland. M. is met een groep van 22 wandelaars aan het dauwtrappen en wil weten hoe het mij gaat. Ik sms terug. Een gezellige kleine onderbreking. Het weer wordt wat minder. Het gaat zachtjes, miezerig regenen en dat houdt de hele ochtend niet meer op. Je wordt er net niet echt nat van, maar alles wordt klam; inclusief de lucht die je inademt. Dat maakt het lopen zwaar. Met de route is niks mis. Dorpjes en landerijen. Maar het is duidelijk dat dit een feestdag is. Frankrijk slaapt uit: geen mens te zien. Saai. In een bushokje in Gidy eet ik mijn lunchpakketje op. Een droog plekje met
een comfortabele bank. Bushokjes zijn in Frankrijk vaak bijna rondom dicht, ruim en netjes. Ik zou hier kunnen overnachten. En bussen rijden hier meestal toch alleen op de schooldagen. Maar ik ga natuurlijk gewoon weer verder. Voor Orléans komen weer veel buitenwijken met de bekende franse trottoirs. Dat is lastig lopen. Smal, hobbelig, vol met telefoonpalen, vuilnisbakken, gaten, stenen, auto’s en obstakels om het parkeren van auto’s te voorkomen. Maar desondanks zit ik om 15u45 op een bankje in de kathedraal van Orléans. Uit te rusten en op te drogen. En rond te kijken. Want hij is indrukwekkend groot. Een stempel was snel geregeld. Eerst gevraagd bij een soort kiosk, achter in de kerk, waar informatie en folders te krijgen zijn en reli-rommel te koop is. Ze hebben wel een stempel. Maar voor een stempel op een pelgrimspas wordt ik verwezen naar frère Jenesaispassonnom, die verderop in de kathedraal te vinden is. Hij heeft een echt, mooi stempel. Dat lukt allemaal.
Dan naar het office du tourisme, naast de kathedraal. Toen ik vanmiddag belde om een plekje te reserveren is me wel uitgelegd waar de jeugdherberg te vinden is, maar het was nogal ingewikkeld en nu krijg ik een keurige plattegrond van de stad, waarop het netjes voor me wordt aangegeven. De jeugdherberg blijkt niet meer in het centrum te zijn, zoals in mijn gids staat, maar naar de buiten verplaatst, naar de universiteitswijk. Helemaal niet op mijn route. Ik neem dus gewoon de tram. De jeugdherberg is gevestigd onder de tribunes van een stadion. Het is kaal, efficiënt, maar compleet. Precies zoals je van een jeugdherberg verwacht eigenlijk. 12 euro inclusief ontbijt. En vanavond eten in één van de vele eethuisjes “om de hoek”; dit is universiteitsgebied, dus het barst ervan. Helaas blijkt om 20u10 alleen de pizzatent nog open. Studenten eten zeker vroeg, zodat ze langere avonden hebben. Om te studeren natuurlijk ……! Pizza dan maar, en dan naar bed.
Beaugency, 18 mei 2007 30 kilometer, totaal 303 kilometer Negenentwintig kilometer vanaf de kathedraal, zegt mijn routebeschrijving. Daar zie ik wel tegenop, vooral omdat de route helemaal de GR3 volgt. Een “Grand Randonne”, een lange afstand wandelpad dus. Die mijden het asfalt, veel zand en bospaden. En omdat het ook gisteren al zwaar viel. Eerst ontbijten. De ontbijtzaal is tijdens voetbalwedstrijden zo te zien de vipruimte. Nu is er van alles te eten en allemaal voor mij alleen. De anderen slapen zeker nog. De tram brengt me in twintig minuten bij de kathedraal, waar ik gistermiddag mijn wandeling had beëindigd. Op weg naar de tram weet ik het al. Vandaag gaat het beter. Mijn rugzak zit in een keer precies op zijn plaats. Ik hoef hem niet iedere 10 minuten te verstellen. Het is mistig, maar af en toe prikt de zon er al doorheen. Ik krijg zin in vandaag. Van de kathedraal loop ik naar de Loire en meteen
zie ik al de wit/rode markeringen van de GR. Vandaag hoef ik niet op iedere hoek mijn routebeschrijving te voorschijn te halen. Midden in de stad begint al de GR, die ik tot in Beaugency kan volgen. Eerst een zand en fijn grindpad langs de Loire totdat ik de stad uit ben. Dat loopt lekker. Dan worden het bospaden. Die lopen ook lekker. En soms zijn het halfverharde lanen onder de bomen langs de rivier. De uitzichten zijn de mooiste die ik op deze tocht tot nu toe ben tegengekomen. De brede Loire met veel zandbanken en eilandjes. Vogels, honderden. Zwanen, voor een deel broedend op hun nesten. Zelfs een ijsvogeltje. Veel, heel veel konijnen, hazen hagedissen, etc. Prachtige, blauw met zwarte libellen, die mijn blauwe shirt voor een potentiële paringspartner aanzien en er op proberen te landen. Soms een zwerm vliegen, die ik dan maar op de koop toe neem. Net als de dikkebandenfietsers. Je hoort ze niet, ze komen onverwacht en snel de bocht om en ze maken een diep spoor in het pad, dat te smal is voor twee maatjes 47. De teller (mijn Timex Ironman Speed and Distance met GPS antenne) Meung s/ Loire staat regelmatig op 6,4 of
6,6 km/u, zonder dat ik daar enige moeite voor hoef te doen. Het is ook een heerlijke tocht. Het pad loopt soms vlak langs het water, soms St. Liphard, Meung s/ Loire wat hoger op de helling, wat verder van de rivier, maar steeds is het in de zon schitterende water in zicht. En om 12u45 ben ik ineens al in Meung s/ Loire. Dat is eenentwintig kilometer in 3 uur en 45 minuten. Ik schrik ervan. Ik moet hier maar flink de tijd nemen, uitrusten om ook de laatste 8 km gezond door te komen. In het middeleeuwse centrum van Meung is een restaurantje. Het is er druk. Veel mensen zijn vandaag vrij. Ik bestel de “plat du jour” en ik denk dat de kale ober dat niet leuk vindt. Hij blijft me
maar andere dingen voorstellen, maar daar heb ik geen zin in. Dan blijkt het toch te kunnen, want binnen twee minuten heb ik mijn dagschotel. Twee dikke plakken tonijn, een saus met veel grote stukken tomaat en een berg puree. En een apart schaaltje sla. En een pilsje erbij. Lekker. Een vrouw komt vervolgens vragen wat voor dessert ik wil. Ik heb geen idee wat ze opnoemt, dus ik laat het aan haar over. Ze brengt mee een schaaltje met warm kruimelgebak met veel noten en appel. Lekker. Ik zie even later dat ze zo’n zelfde schaaltje omkeert op een groot vierkant bord en er een sliertje saus naast spuit. Dat is waarschijnlijk een van de acht-euro desserts die ik op de kaart heb gezien. Als ik uitgegeten ben haal ik de waterzak uit mijn rugzak en vraag de jongen achter de bar die te vullen met leidingwater. Hij zegt dat hij van de chef daarvoor de prijs van een karaf water moet berekenen, maar als ik soms mijn handen wil wassen, dan is het toilet daar, in de gang. Ik begrijp de hint en vul mijn waterzak zelf. Als ik even later bij de kale moet 12€80 moet afrekenen is er geen fooi. Die geef ik onopvallend aan de jongen achter de bar. Op het grote parkeerterrein aan de rivier, onder de bomen, op een bankje, zak ik nog een tijdje lekker onderuit. Schoenen uit en lekker kijken naar de rivier en het verkeer dat over de brug komt. Pas om 14U15 ga ik weer verder. Weer langs de rivier. En voor
vieren ben ik in Beaugency. Omdat ik het voor het hotel nog wat vroeg vind, ga ik nog even op het muurtje zitten bij de prachtige oude Romeinse brug met 22 bogen. Alle bogen zijn verschillend. Daar is ook een engels echtpaar juist neergestreken. We raken aan de praat. “Ik heb je vanmorgen in Orléans zien lopen”, zegt ze. “En in Meung op een bankje zien zitten”, zegt hij. En nu zijn we hier weer tegelijk. “Je loopt wel heel erg hard”, vindt zij. “Of wij fietsen wel heel erg langzaam”, voegt hij toe. Ze vertellen dat ze in heel Nederland hebben rondgefietst. Er is iets vreemds aan hun manier van praten. Maar het mooiste plaatsje vinden ze Eggmund. Eggmund? “Ja, bij de duinen”, zegt zij. “Bij de kaasdragers”, voegt hij toe. Oh, Egmond! Of ik al logies heb, wil ze weten. “Ja, een bed”, voegt hij toe. Ik geef ze naam en adres van mijn hotel en ze vertrekken. “ Even later loopt een ander paar voorbij. De man zegt gedag in het frans, maar het klinkt niet frans. Ik groet dus terug in het Nederlands. En inderdaad, ze komen uit Groningen en hun
camper staat achter me. Het wordt nog gezellig, hier op het muurtje bij de brug, compleet met brood met brie en bier. Mijn hotel is oud en slonzig. Maar op de tweede verdieping heb ik een kamer, met alles wat ik nodig heb. Douchen, wassen en de nordicwalkingpoles als waslijn voor het open badkamerraam. En dan toch nog maar even een wandelingetje door het centrum vol middeleeuwse gebouwen. Het kasteel, de klokkentoren, kerk, abdij, etc. De Engelse fietsers zitten bij een pizzeria. “Of ik mee-eet”, vraagt zij. “pizza is lekker”, zegt hij. Oké, maar ik betaal natuurlijk mijn eigen deel. Ze zitten in een ander hotel. Omdat ze het mijne niet konden vinden, zegt ze. Toen kwamen ze dit hotel tegen, vult hij aan. Terwijl we eten valt er ineens weer een korte hevige regenbui. We zijn blij dat dit pas nu gebeurt. “We waren erg nat geworden”, vult hij aan. Dan nemen we afscheid, waarschijnlijk voorgoed en ik ga naar het hotel terug.
Blois, 19 mei 2007 37 kilometer, totaal 340 kilometer Vanmorgen regende het toen ik wakker werd, maar gelukkig werd het later een stuk beter. Dus toen ik vertrok naar Suèvre was er nog maar een motregentje over. Uit een loodgrijze hemel, dat wel. Vanaf Beaugency tot Blois loopt er een fietspad langs de Loire. Dat volg ik de hele morgen. Mooi, gemakkelijk lopen, geen verdere routeaanduidingen nodig. Jammer wel, dat de motregen aanhoudt. Na een kilometer of vijftien wordt ik ingehaald door een stel fietsers. Ze draaien om en komen een praatje maken. Een belg en zijn 10-jarige dochter. Ze komen uit de buurt van Gent en zijn op weg naar Santiago. Iedere schoolvakantie fietsen ze een stuk. Gezellig, even een praatje maken. Na tweeëntwintig kilometer heb ik Suèvre bereikt. Volgens mijn Lepère-gids moet hier een hotel-restaurant zijn. Het is kwart over twaalf, dus ik zoek het op voor de lunch. Dagmenu €15,00. Waar het vandaag uit bestaat is mij niet helemaal duidelijk, maar de serveerster doet haar best om het uit te leggen. Ik bestel het gewoon. Ik zie wel. Als het meisje van de bediening mijn pilsje brengt ontstaat een gezellig gesprekje. Ik ben enige klant, dus ze heeft er alle tijd voor. Waar ik naar toe ga, vandaan kom en hoeveel ik vandaag al gelopen heb. Dan zal je wel honger hebben? Nou dat wil ik wel toegeven. Ze moet even naar de keuken om
iets te zeggen. Daarna komt ze weer terug en zegt dat “alles geregeld is”. Wat zou dat betekenen? De soep komt als eerst; niet behorend bij het dagmenu volgens mij. Dan salade verte. Volgens het menu sla en tomaten, maar hier zitten aardappel-, spek- en kaasblokjes bij en er liggen dikke plakken worst omheen. De bœuf bourguignonne is lekker, heel veel vlees en frites. Het tweede glas bier dat ze brengt heb ik niet besteld; als ik dat zeg maakt ze een “st”-gebaar. Dan volgt –extra- kaas en een puddinkje, lekker met vanille en rijst of zo. Tenslotte –ook extra- koffie, met een stuk kersentaart. De rekening is €18,80. Dat kan niet, maar het schijnt te kloppen. Wel, de €1,20, die ik van mijn briefje van twintig over houdt is voor degene die alle extra’s georganiseerd heeft. Ik ben verwend! Merci beaucoup et a dieu! Dan wordt het tijd een beslissing te nemen. Hier de hele middag in Suèvre blijven, waar verder niets te doen is en vanavond het hotel in, of toch nog de 15 kilometer naar Blois pakken, een plaatsje bij de kapucijnen en daar dan
Blois
morgen naar de mis in de kathedraal? Het weer is inmiddels goed, de benen zijn tijdens de verwenpartij weer uitgerust, doorlopen maar. Gewoon weer het fietspad volgen, soms door het bos, soms langs de Loire. Eigenlijk valt het toch een beetje tegen, maar dat zit alleen tussen de oren. Ik was in Suèvre gekomen met het idee dat ik er al was, en nu toch nog een paar uur stappen. Maar naarmate Suèvre verder weg en Blois dichterbij komt gaat het steeds soepeler. De laatste kilometers vliegen weer onder de voeten door, en om half vijf loop ik de stad in. Bij de basiliek is een “foyer” van de kapucijnen, waar je zou kunnen overnachten. Probleem: welke van de vele torens is van de basiliek? Pas de derde persoon die ik het vraag weet het. Ze woont er vlak bij en ik mag wel meelopen. Nog even de trappen op die helemaal van de Loire naar de Basiliek in de bovenstad lopen: Meer dan honderd ongelijke, hoge treden.
Verschrikkelijk aan het eind van een dag met een rugzak. Maar dan ben ik er ook. Achter de basiliek uit de 30-er jaren, Berlage-achtig ligt ie: “Le Foyer du Communauté de Notre Dame de la Trinité”. Een groot, modern gebouw, met plaats voor meer dan vijftig bezoekers, .plaats voor retraites, groepen, pelgrims, overnachtingen voor iedereen die daar behoefte aan heeft. Voor €29,00 inclusief maaltijden, als je het betalen kan. En père Capucin is altijd beschikbaar voor een praatje in de hal; ook voor iedereen die daar behoefte aan heeft. Gauw douchen, wassen, etc. En nog even in de basiliek kijken. Verrassend. Een basiliek uit de 20e eeuw. Vol kunst uit dezelfde eeuw. Bij de maaltijd krijg ik een plaatsje toegewezen bij drie andere alleenreizenden. Oudere dames. Een praatje valt niet mee, maar als ze in de gaten krijgen dat ze langzaam moeten praten, en niet door elkaar, dan lukt het toch wel aardig. En ze eten niet veel, dus schuiven ze de lekkerste hapjes naar mij toe. De kaas, de toetjes, de appeltaart. En na de salade vooraf, de dikke plakken vlees met boerenomelet als hoofdmaaltijd En de uitgebreide lunch met extra’s …. Ik rol bol mijn bed in.
Chaumont s/ Loire (Blois), 20 mei 2007 24 kilometer, totaal 364 kilometer Vanmorgen voor het ontbijt al de “Chant des Laudes” bijgewoond. In een zijbeuk van de grote basiliek kwamen ongeveer 25 mensen bij elkaar. Twee kapucijnen in pij, een aantal “incognito”, en wat mensen uit de buurt of tijdelijk verblijvend in de “foyer”, “gewone”mensen, waar ik mijzelf gemakshalve ook even bij reken. Indrukwekkend, zo’n twintig minuten bidden en zingen, in deze grote ruimte. Zelfs als ik er nauwelijks iets van kan verstaan. De kerk, die gebouwd is in de dertiger jaren, straalt ook helemaal die tijd uit. Ook van binnen. Ik zal wat foto’s bij dit verslag plakken, die
iets van de “art-nouveauachtige stijl van de decoraties laten zien. Heel bijzonder. Dan het ontbijt. Het is goed en compleet, maar ik kwam terecht aan tafel bij een ongezellige groep, die alleen met elkaar praten. Weinig contact dus. Als ik bijna ben uitgegeten schuift een gezin, vader, moeder en twee kinderen, aan. Daar heb ik nog even mee gepraat. Ze zijn gekleed in prachtige kleurrijke Afrikaanse gewaden. Ze komen uit Franssprekend Afrika, Senegal als ik het goed heb begrepen. Ze zijn illegaal in Frankrijk en mogen hier tijdelijk wonen. Buiten hoost het van de regen. De kinderen vinden dat prachtig en willen steeds naar buiten, maar mogen dat niet. Ik moet straks naar buiten, maar wil dat niet. Straks in de mis om 11 uur, de “messe du pèlerinage”, maar om beter weer vragen. Maar ik neem het zekere voor het onzekere en boek een nachtje bij. Gebrek aan vertrouwen waarschijnlijk. De mis zelf is heel gewoon. Ik heb niets gemerkt van dat oormerk “du pèlerinage”. Het is
uiteraard geheel in het frans, maar alles is zo herkenbaar, dat ik precies weet wat er gezegd wordt. En inmiddels bewonder ik het prachtige gebouw en de mooie decoraties van de basiliek. Het koor bestaat uit één dame, die óf zelf staat te zingen óf de gemeente staat te dirigeren vanaf het altaar. Grappig. Ook grappig is de paniek die ontstaat als vlak voor de communie-uitreiking de sleutel van het tabernakel zoek is. Na veel druk heen en weer geloop en tien minuten geïmproviseerde koorzang komt het toch allemaal nog goed. Na de dienst blijkt de regen te zijn opgehouden. Het is droog. Zou het dan toch geholpen hebben? Ik besluit toch maar op stap te gaan. Mijn kleine rugzakje mee (gemaakt van de kop van mijn grote rugzak) en richting Chaumont s/ Loire. Deels D-weg, deels landweg, maar wel druk door het
zondagsverkeer. Wat loopt dat lekker licht, zo zonder grote rugzak. Ik vlieg. Zelfs nadat ik toch weer kletsnat geregend ben, omdat mijn cape in de grote rugzak zit. Om vier uur ben ik al in Chaumont. In de stromende regen is daar natuurlijk helemaal niets te beleven, dus ik steek meteen de Loire-brug over, omdat daar het station moet zijn. Ik vraag ernaar, aan een man die in zijn auto stapt. “Stap maar in, ik breng je er even”, zegt hij. Onderweg naar het station vraagt hij waar ik naar toe ga. Hij blijkt ook naar Blois te moeten, dus ik mag blijven zitten, en zo kom ik vlug weer in Blois. Vlug maar niet erg veilig, vind ik. Hij stuurt, praat tegen mij, telefoneert en is dan ook nog in staat andere auto’s in te halen, op deze bochtige smalle weg. Ik houd mij vast en bid. Zo kom ik toch weer “thuis”. Thuis is waar mijn rugzak is, gedurende deze wandelweken. Douchen, droge kleren en een paar kaarten kopen en schrijven. Dat kan nog net voor het eten. En lekker even naar huis bellen kon ook nog. Voor het diner waren er vanavond maar vijf personen. Een ciderboer uit Normandië met zijn vrouw, een “deftige dame” uit de Ardèche, die bij haar neef, père Capucin, op bezoek is. En de dame die de receptie en de keuken regelt
eet ook mee. Nummer 5, het meisje dat ik voor de maaltijd al even – in het engels – gesproken heb in de hal, laat verstek gaan. Dus ik moet frans praten. Omdat we maar met een paar zijn is een glaasje wijn mogelijk, en dat helpt wel voor mijn Frans. Het gaat steeds beter, terwijl we praten over de verschillen tussen Nederlands- en Frans eten, de cider, de pruimen in de Ardèche, Europa, koningshuizen, etc. Als ze mij vragen wat ik van Franse politiek vindt (waar ik nauwelijks wat van weet), kan ik toch scoren: “Une socialiste, qui s’appelle Royal? Impossible!” Tenslotte zetten en drinken we koffie en eten daarbij de overgebleven crêpes op. Met honing. Alweer een succesvolle avond in het Frans. Het gaat me steeds gemakkelijker af. Op mijn kamer maak ik nog even een begin met het inpakken van mijn rugzak, maar helaas zijn mijn sokken nog niet droog en mijn kleine rugzak ook nog niet. De rest moet dus morgenochtend maar. Dat komt me wel goed uit, want ik zou zo om kunnen vallen van de slaap. Dat doe ik dan ook maar.
Amboise, 21 mei 2007 22 kilometer, totaal 386 kilometer Vanmorgen alles ingepakt en met de rugzak naar de ontbijtzaal gegaan. Ik wil zo vroeg mogelijk weg. Ontbijten kan vanaf 8u15, maar ik ben er al om 8u00, en zowaar, ik kan al terecht. Omdat we maar met z’n vijven zijn, is er niet de gebruikelijke bemanning. De mevrouw van de receptie regelt vandaag de ontbijtzaken en die kijkt minder nauw. Een frans ontbijt, dus het stelt niet veel voor. Cornflakes met melk, stokbrood, jam, koffie, thee of chocolade. Ook de anderen verschijnen. Rare ontbijters, die fransen. Geen bord. Gewoon je brood op tafel. Chocolademelk met cornflakes, waar brood met boter en honing in gesopt wordt. Keurige mensen, maar knoeien met hun voer. Het engels sprekende “meisje” komt ook ontbijten. Ze blijkt Duitse te zijn, die zo goed engels spreekt omdat ze 10 jaar in Ierland heeft gewerkt, en frans omdat ze nu al drie jaar in Avignon werkt. Ze is hier omdat ze een paar weken les geeft in de buurt. Ze is plastisch chirurg! Dat verwacht je niet van iemand met een punkachtig uiterlijk, heel kort haar, met alleen een paar lange, dunne vlechtjes. “Meisje”, dacht ik. Ik word oud! Na het ontbijt volgt de wandeling naar het station van een minuut of twintig. En ik heb geluk; de trein die ik gemist zou hebben is veel te laat, dus ik haal hem toch. Vijftien minuten later stap ik uit in Onzain. Dan hoef ik alleen nog maar de brug over te lopen en ik sta weer in Chaumont s/ Loire, waar ik gisteren ben gestopt.
Veldwegen, boswegen, paden en paadjes langs de zuidkant van de Loire, die soms wel en soms niet zichtbaar is. Soms wijk ik af van de aangegeven GR route omdat die hier en daar erg modderig is door de regen van gisteren. Maar nu is het fantastisch weer. Een lekkere wandeling en om 2u15 ben ik in de jeugdherberg van Amboise. Die gaat pas om 5u00 open, zegt de man achter het loket. Dan komt Suzanne die de inschrijvingen doet. Ik wil graag mijn rugzak achterlaten,
dus ik vraag even door. Dan krijg ik toch een kamer, als ik mijn jeugdherberg lidmaatschapkaart achterlaat. En het is €5,00 goedkoper ook. De herberg ligt prachtig, op de punt van het eiland midden in de Loire, waar Amboise zijn ontstaan aan te danken heeft. Dankzij het eiland konden de Romeinen hier al een brug aanleggen en een fort om die te bewaken. Dit fort groeide uit tot een kasteel, waaromheen de stad ontstond. De stad werd zelfs de residentie van de Franse koningen Karel VII, Lodewijk XI, Karel VIII en Frans I. Leonardo da Vinci bracht hier, in het “Clos-Lucé” de laatste drie jaren van zijn leven door, tot hij op 2 mei 1519 stierf. Clos-Lucé is nu een museum over leven en werken van Leonardo. Het Franse hof verhuisde Clos-Lucé later naar
Parijs. Tijdens de reformatie was het kasteel het centrum van een grote groep Franse heren die probeerden de paapse invloed op de koning te verminderen. Mislukt, ze zijn allemaal opgehangen. Het kasteel is nog steeds eigendom van de nazaten van Lodewijk Filips die het na de Franse revolutie restaureerde. En het heeft nog steeds een koninklijke uitstraling. Prachtig, hoe het boven de stad en de rivier uitsteekt, met vlaggen en torens.
In de stad barst het van de toeristen, souvenirwinkels, terrasjes, cafés, en wat daar nog meer bij hoort. De eersten die ik daar tegenkom zijn de Engelse fietsers uit Beaugency. Ze schieten lekker op, vinden ze zelf. Het regent weer, dus ze zijn helemaal gehuld in rode plastic capes, dezelfde kleur als de regenhoezen van hun bagage, voor- en achterop de fietsen. Ze zoeken weer een hotel. Ik wijs ze op het “office de tourisme” op de boulevard. Ik kijk wat rond en maak wat foto’s, daardoor wordt het te laat voor de bekende “plat de jour”, maar ik vind een lekkere pizza met gerookte ham, paddestoelen, kaas, ei en salami. En weer verbaast mij de prijs van een “petite bière”: €3,65! Daarna zoek ik een marché op om voor vanavond wat te eten te halen en wat te snoepen voor morgen onderweg. Na de late lunch wil ik straks niet weer uit eten. Ook koop ik een nieuwe balpen – de oude was er na het
schrijven van het verslag van gisteren mee gestopt: aan zoveel onzin wilde hij niet meer meewerken. De zon schijnt weer, dus nu wat oefenen met mijn nieuwe pen op dit verslag, en straks met mijn lekkers in het zonnetje aan de rivier gaan zitten. En morgen vroeg op voor de achtentwintig kilometers naar Tours.
Naschrift. Vanavond zat ik op het eiland aan de Loire, op een grote steen, met mijn voeten bijna in het water. Daar heb ik mijn stokbroodje met kaas en tomaten opgesmikkeld, daarbij geholpen door een familie eenden. Terwijl de grote eenden vechten om mijn broodkruimels vormen de kleintjes een bergje eend op mijn schoenen. De ondergaande zon schittert zilver in het water. Achter me neemt het verkeer over de brug af en wordt de stad steeds stiller. In die sfeer heb ik geprobeerd een paar vragen te beantwoorden over het “hoe en waarom” van deze wandeling. Het resultaat staat in het volgende deel van dit reisverslag. Toen het donker werd moest ik toch naar binnen: muggen!
Gedachten over Wandelen of Pelgrimeren Poging antwoord te geven op de vraag wat wandelen, pelgrimeren met je doet.
1. Fysiek Dat is de gemakkelijkste. Na 3 à 4 dagen weegt je rugzak niets meer. Het ongewone gevoel in je voeten hoort er gewoon bij, is gewoon geworden. Spek verandert in spieren. En je hebt je ritme wel gevonden. Dat laatste betekent voor mij ’s morgens stevig doortrekken en kilometers maken. Tegen de middag wordt je moe en het wordt warmer. Dan flink tijd nemen voor de lunch en rusten. Daarna kunnen de spieren en voeten wel weer wat hebben, dus rustig doorlopen, om je heen kijken en genieten tot het doel bereikt is.
2. Mentaal Het wordt al moeilijker uit te leggen. Captain Jean-Luc Picard zegt in een van de Startrek afleveringen “Het leven is een sneltrein. Je zit in je eigen coupé en weet niet wat er voor en achter je in de trein gebeurt. En Tijd is de machinist.” Wel, als je gaat wandelen stap je uit. Je krijgt de gelegenheid door het raam je eigen coupé in te kijken – van een andere kant dus. En als je geluk hebt kan je ook de andere rijtuigen inkijken. En Tijd is niet meer jouw machinist. Wandelen wordt zo een actieve vorm van mediteren. Het leven gaat op een veel natuurlijker ritme over, je krijgt tijd om om je heen te kijken en na te denken. Je moet wel, met zoveel tijd, en er is even niets anders. Maar gelukkig is er ook voldoende afleiding – de weg, de omgeving, het weer – om dit ‘mediteren’ niet als gedwongen te ervaren.
Persoonlijk – en ik zal niet de enige zijn – heb ik na een periode van extra drukte of spanning het gevoel dat het ‘denkraam’ vol met losse gedachten zit. Er is geen structuur, geen lijn meer in te brengen. Denk aan de natuurkundeproef op de lagere school: een wit blad papier met ijzervijlsel daarop uitgestrooid. Een structuurloze grijze massa. Natuurlijk ontstaat er al wat tekening als je de magneet van ‘even rust en afstand nemen’ onder het papier houdt. Wandelen is met iedere stap zachtjes tegen het papier tikken en langzaam ontstaat de haarscherpe structuur van geordende magneetlijnen, gestructureerde gedachten. Je kunt er dan weer (even) tegen. 3. Spiritueel en religieus. Dit is nog moeilijker uit te leggen. Al wandelend kijk je om je heen en zie je zoveel moois, zoveel variatie in de natuur: miljoenen kleuren groen in de heuvels in de verte, de schittering van de zon in het water, de 12 jonge eendjes op en om je schoenen, terwijl je met hun ouders een stokbrood deelt, de zilveren gloed van de zon op de morgenmist. Ook in de details: een opvallende bloem, blauw met zwarte libellen, de geur van liguster of kamperfoelie. Misschien heel alledaags, maar prachtig en alle dagen anders. Maar ook in de mensen. De boer die je aanhoudt en je uitnodigt bij hem te eten en te slapen. De non, die als je onaangekondigd “huize Dominica” binnenstapt zegt “we hebben op u gerekend”. De mevrouw die haar heggenschaar weglegt en je
een “petite bière” voor je inschenkt, de automobilist die je een lift aanbiedt of even toetert en zijn hand opsteekt. Allemaal heel gewone, maar buitengewone mensen, die je zo al wandelend tegenkomt. Allemaal anders en allemaal verschillend. Evolutie zou tot grijze gelijkvormigheid geleid hebben en via de “wet van de sterkste” tot een harteloze junglemaatschappij. Al die variatie kan dus geen toeval zijn. Ik weet dan zeker: Hier heeft Hij zich mee bemoeid! Als je jezelf dan afvraagt: Waar hebben wij – waar heb ik – dit aan verdiend? En je daar de verhalen van Kerst en Pasen tegen afzet, en al die andere verhalen uit de bijbel, dan weet je gewoon dat dit ons gegeven is; pure Genade met een hoofdletter. Dat kan niet anders. En dat is waar we iedere zondagmorgen met z’n allen ‘dank je wel’ voor zeggen. En dan kan je alleen maar hopen dat Pinksteren, dat wij as. zondag vieren, ons helpt dit alles een heel klein beetje meer te verdienen. Toen ze mij voor mijn allereerste vertrek voegen “ga jij helemaal naar Santiago de Compostella lopen” zei ik gewoon ja. Nu weet ik dat ik “insjallah” zou moeten zeggen. Dat is wat er gebeurt als je uit de trein van Captain Picard stapt. Als je gaat wandelen, pelgrimeren.
Tours, 22 mei 2007 39 kilometer, totaal 425 kilometer Prachtig weer vandaag. Een beetje zon, droog, een windje. Het belooft een prachtdag te worden. Volgens mijn gids is het negenentwintig kilometer naar Tours. Al bijtijds ben ik op weg gegaan, hopend ook vroeg weer in Tours te zijn, want dat moet een erg mooie stad zijn. Maar het liep anders. De gids zei de GR3 te volgen. Die zou dan een beetje slingeren om de drukke D751 te mijden. Dat ging mis. Drie keer raakte ik het spoor van de wit-rood markeringen helemaal bijster. Dan ga je terug, zoekt op de kaart een nieuw aanknopingspunt en dan maar weer verder marcheren. De derde keer was ik zo zeer de draad kwijt, dat ik mijn rugzak afzetten om mijn kompas eruit te halen (Dat had ik dus toch niet helemaal voor niets meegenomen). Op dat moment zag ik een andere markering: een paal met een schelp en de tekst “St. Jacques de Compostella – GR 655” en een duidelijke pijl. Heel anders dan de wit-rood markering van de GR3, maar het bracht wel duidelijkheid in de puzzel van dit grote bos. De GR 655 bracht me weer op bekend terrein en om 13u00 ben ik in Mont Louis, waar oude bogenbrug over de Loire te zien is onder de moderne
TGV-brug door. Ik ben moe en baal: 25 kilometer op de teller en dat had dertien kunnen zijn als ik beter op de route had gelet. Maar wat nu? Een hotelletje zoeken en hier blijven? Er is hier eigenlijk niets om een hele middag door te brengen. Eerst maar lunchen. Voor €10,80 krijg ik een maaltijd van voorgerecht tot en met kaas en dessert, “vin compris”. Hoe kan het. De vrachtwagenchauffeur, met wie ik een tafeltje deel, zegt dat het lamsvlees met linzen is. Maar wat dan ook, het smaakt mij prima. En een glaasje wijn – en nog een – doet me goed. Na een uurtje ziet alles er weer anders uit en dus toch maar verder lopen. En via mijn eigen, op de kaart uitgezochte route. Eerst een stukje langs de linkerkant van de D751. Ik ben nog maar net op weg als naast mij een enorme dieplader stopt, met een shovel op de aanhanger. Zwaailicht aan en gewoon aan de linkerkant van de weg. Alle verkeer is geblokkeerd. Het raam gaat open en de chauffeur met wie ik heb zitten eten vraagt of ik mee wil rijden. Het kost me wel even moeite om dat te weigeren. “Alors, Bonne Courage” roept hij me toe en rijdt weer door. Tot opluchting van de Cathedrale St. Gatien
toeterende, stilstaande auto’s voor en achter hem. Ik volg nog een klein stukje de drukke provinciale weg en ga dan verder via een lange parallelweg, dwars door Villedes-Dames, St-Pierre-le-Corps en de buitenwijken tot in het centrum van Tours, de stad van St. Maarten . Onderweg neem ik het definitieve besluit deze wandeltocht in Tours te beëindigen. Pinksteren nadert en ik begin Marianne, familie en vrienden in IJmuiden te missen. Bovendien gaat na Tours de route eerst weer een aantal dagen door agrarisch gebied. Dat zal na de Loire tegenvallen. Dat is meer geschikt om een volgende wandeling mee te beginnen. Nog net voor sluitingstijd kom ik bij het “office du tourisme”. Een telefoontje en ze weten dat de jeugdherberg nog een paar kamers vrij heeft. Ze reserveren er een voor me. Ik krijg een plattegrond van het centrum mee
Basilque St. Martin
Cathedrale St. Gatien
waarop de route is aangegeven. Ongeveer 15 minuten, aan de rand van het oude stadscentrum, maar precies aan de andere kant. Onderweg naar de jeugdherberg maak ik een kleine omweg, om een stempel te halen. De Cathédrale St. Gatien werd gebouwd van de 13e tot de 16e eeuw. Het koor is vroeg-gotisch, het schip hoog-gotisch, en de voorgevel is gebouwd in de flamboyant-gotische stijl. De twee torens begon men in romaanse stijl, vervolgde men in gotische stijl, en bekroonde men in renaissance-stijl. Toch is de St. Gatien harmonieus en Tour Charlemagne indrukwekkend. Ook het glas in Restant van de oude Basilique St. Martin
lood is prachtig. In de kathedraal kom ik W. tegen. Hij is op de fiets op weg naar Santiago en ook hij is op jacht naar een stempel. Gezamenlijk vinden we de dame die het stempel beheert. Dan kijken we nog even rond in de kathedraal. W heeft nog geen slaapplaats. Ik vertel hem over de jeugdherberg en hij besluit met mij mee te gaan. Als er geen kamers meer zijn dan kunnen we de mijne wel delen. Dus vertrekken we naar de jeugdherberg. Ik lopend en hij met zijn fiets aan de hand. Hij heeft wel wat moeite mij bij te houden. Het valt niet mee, met een fiets over de smalle trottoirs. In de jeugdherberg is ook voor W nog een kamer vrij. Merkwaardig genoeg is allebei een eigen kamer te nemen net zo duur als een kamer delen. ’s Avonds gaan we samen Italiaans eten. En daarna wandelen we rond in de prachtige, gezellige oude binnenstad, “Quartier Plumereau”, met veel verrassende vakwerk-huizen. En natuurlijk drinken we een biertje op een van de vele terrasjes op het centrale plein. Daarna gaan we toch maar naar onze kamers, alle twee moe van een lange dag, is het de hoogste tijd. En morgen? Een treinkaartje kopen en naar huis!
Gare de Tours