RAPPORT VAN EEN INCIDENTEEL ONDERZOEK NAAR BESTUURLIJKE PRAKTIJKEN
Bevoegd gezag: Stichting primair onderwijs op Islamitische grondslag in Midden- en Oost Nederland Scholen: Imam Albogari, Bilal, El Inkade, Al-Ummah, Ibn-I Sina, Hidaya, Bedir, El Boukhari en Mozaïek Plaats: Leusden BRIN-nummers: 23RT, 23UW, 24ER, 24EY, 24FE, 24FK, 24TL, 24ZE en 29UC Nummer: AD/RS/47191 Datum vaststelling rapport: 26 september 2008
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Vaststelling
Dit rapport bevat de resultaten van een incidenteel onderzoek naar bestuurlijke praktijken dat heeft plaatsgevonden bij de Stichting primair onderwijs op Islamitische grondslag in Midden- en Oost Nederland. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en de Auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: auditdienst) hebben dit onderzoek uitgevoerd in de maanden januari 2008 tot en met juni 2008. In verband met de bundeling van toezichttaken verricht de Inspectie van het Onderwijs ook het financiële toezicht op de onderwijsvelden. Met ingang van 1 september 2008 is de afdeling Rekenschap van de Auditdienst OCW daarom ingebed als Directie Rekenschap in de Inspectie van het Onderwijs. Het rapport is vastgesteld door dr. L.S.J.M. Henkens, hoofdinspecteur en drs. R. Loep RA, Auditmanager Rekenschap, te Utrecht/Den Haag op 26 september 2008.
INCIDENTEEL ONDERZOEK Naast de uitvoering van onder andere kwaliteitsonderzoeken, zal de inspectie in staat moeten zijn te reageren op incidenten. Op grond van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan de inspectie daartoe uit eigen beweging dan wel op aanwijzing van de minister incidenteel onderzoek verrichten. De aanleiding kan bijvoorbeeld zijn berichtgeving in de media, Kamervragen of ernstige klachten van onderwijsdeelnemers of hun ouders. De auditdienst is op grond van artikel 175 van de Wet op het primair onderwijs en op grond van artikel 97 van de Wet op het voortgezet onderwijs bevoegd een onderzoek vanwege de minister in te stellen. Voor een incidenteel onderzoek worden onderzoeksvragen geformuleerd afhankelijk van de aard van het te onderzoeken incident. Ook de onderzoeksopzet en –uitvoering volgen geen vast stramien, maar worden per geval bepaald. In beginsel worden de bevindingen naar aanleiding van een incidenteel onderzoek vastgelegd in een openbaar rapport, tenzij de aard van het onderzoek of de omvang daarvan zich daartegen verzet.
1 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inhoudsopgave
1
Managementsamenvatting
3
2
Opdracht en werkwijze 2.1 Aanleiding 2.2 Onderzoeksvragen en werkwijze 2.3 Afbakening van het onderzoek
5 5 5 6
3
Aanstelling bestuurders en medewerkers 3.1 Onderzoeksvraag 3.2 Bevindingen
7 7 7
4
Besteding onderwijsbekostiging 4.1 Onderzoeksvraag 4.2 Bevindingen
9 9 9
5
Medezeggenschap 5.1 Onderzoeksvraag 5.2 Bevindingen
14 14 14
2 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
Managementsamenvatting
Op verzoek van de Staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) hebben de inspectie en auditdienst, als onderdeel van een themaonderzoek naar bestuurlijke praktijken binnen het islamitisch onderwijs, een onderzoek verricht bij Stichting primair onderwijs op Islamitische grondslag in Midden- en Oost Nederland (hierna: SIMON) en haar scholen. De stichting fungeert als bevoegd gezag voor de scholen Imam Albogari, Bilal, El Inkade, AlUmmah, Ibn-I Sina, Hidaya, Bedir, El Boukhari en Mozaïek. De aanleiding voor dit onderzoek zijn onregelmatigheden die de inspectie en auditdienst in 2006 en 2007 hebben geconstateerd in het kader van diverse incidentele onderzoeken bij islamitische schoolbesturen. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen of deze onregelmatigheden breder spelen binnen het islamitisch onderwijs. Wij hebben bij uw bestuur (en scholen) een onderzoek verricht aan de hand van een drietal onderzoeksvragen. Hieronder geven wij de onderzoeksvragen aan met de belangrijkste bevindingen. 1) Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is er sprake van onrechtmatigheid bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers? Op de loonlijst hebben in 2006 en 2007 zes medewerkers van de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) gestaan. Het bestuur heeft de kosten voor 2006 en 2007 berekend op € 188.713,64 respectievelijk op € 49.406,71. De hiervoor van de ISBO ontvangen voorschotten bedroegen € 166.500 respectievelijk € 45.000. Het bestuur heeft de ISBO met brief van 21 april 2008 verzocht om de nog openstaande bedragen over 2006 en 2007 van € 22.213,64 en € 4.406,71 over te maken. 2) Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de scholen? Leerlingenvervoer Uit het onderzoek blijkt dat in 2006 voor in totaal € 45.100 aan leerlingenvervoer is uitgegeven . In 2007 bedragen de uitgaven voor leerlingenvervoer in totaal € 48.909,30. Het Ministerie van OCW heeft ten aanzien van leerlingenvervoer van de woning van de leerling naar school en vice versa in het verleden
3 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
aangegeven dat uit de artikelen 4 WPO en 148 WPO volgt dat dit leerlingenvervoer als een exclusieve gemeentelijke taak moet worden gezien, die niet kan worden bekostigd uit de rijksbijdrage. Excursies In 2006 is een bedrag van € 10.918,56 uitgegeven voor excursies. Dit bedrag betreft een donatie van € 100 per deelnemer door het bestuur voor een reis naar Mekka voor 41 personen en € 6.818,56 voor een tiendaagse reis Koningsteden & Zuid Marokko voor 10 personen. Overig In 2006 is in het kader van verlangd onderwijs in de gemeente Oss een bedrag van € 6.664 uitgegeven.
3) Wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? Op de onderstaande onderdelen wordt de regelgeving op het terrein van de medezeggenschap niet (volledig) nageleefd: • De begroting is niet tijdig ontvangen door (G)MR. • De schoolplannen van alle scholen zijn vastgesteld, met uitzondering van het schoolplan van 24ER El Inkade in Ede. De goedkeuring daarvan is eind mei 2008 ontvangen als gevolg waarvan de GMR niet tijdig aan haar verplichtingen heeft voldaan. • Het voorlaatste en laatste formatieplan zijn niet vastgesteld door de (G)MR. Hoor en wederhoor De conceptversie van dit rapport is voorgelegd aan het bestuur van de school. Het bestuur heeft op het conceptrapport gereageerd met een brief met datum 9 september 2008. Wij hebben de reactie van het bestuur nagenoeg geheel in dit rapport opgenomen.
4 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2
Opdracht en werkwijze
2.1
Aanleiding
In 2006 en 2007 hebben de inspectie en auditdienst incidentele onderzoeken uitgevoerd bij een aantal islamitische schoolbesturen waarbij meerdere onregelmatigheden zijn geconstateerd. De staatssecretarissen van OCW hebben de inspectie en auditdienst daarom gevraagd een breder themaonderzoek uit te voeren naar bestuurlijke praktijken in het islamitisch onderwijs. Met brief PO/BB/07/35017 van 25 september 2007 hebben de staatssecretarissen de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen of de geconstateerde onregelmatigheden breder spelen in het islamitisch onderwijs. 2.2
Onderzoeksvragen en werkwijze
De onderzoeksvragen zijn: 1. Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is sprake van onrechtmatigheid bij aanstellingen van bestuurders en medewerkers? 2. Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de scholen? 3. Wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? De vragen 1 en 2 behoren tot het onderzoeksdomein van de auditdienst en vraag 3 tot dat van de inspectie. Voor de uitvoering van het onderzoek hebben de inspectie en de auditdienst gebruik gemaakt van de volgende werkwijzen en instrumenten: • (Administratief) onderzoek van de formatieoverzichten 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007. • Administratief onderzoek naar de geldstromen van de stichting en de scholen, die zichtbaar zijn in de financiële administratie van de stichting en toegespitst op de jaren 2006 en 2007 (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor). • Documentenonderzoek en bevraging van bestuurders en/of directies en/of andere geledingen binnen de scholen, gericht op het vaststellen van naleving van regelgeving op het gebied van de medezeggenschap door het bevoegd gezag. Uitgangspunt voor de verzameling van gegevens en beoordeling van de bevindingen is de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Het onderzoek richt zich op de actuele situatie (schooljaar
5 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2007/2008), in voorkomende gevallen uit te breiden tot het voorlaatste schooljaar (2006/2007). In januari en februari 2008 heeft de inspectie bureauonderzoek uitgevoerd en heeft de auditdienst het administratiekantoor bezocht waar de SIMON haar administratie heeft ondergebracht. Op 19 februari 2008 hebben inspectie en auditdienst gesprekken gevoerd met het bestuur van de stichting. Daarnaast heeft de auditdienst het bestuur nog vragen voorgelegd met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden. In maart en april 2008 heeft de inspectie nadere informatie ingewonnen. Via de bovenschools directeur is op 23 mei 2008 een reactie ontvangen. Bij haar onderzoek heeft de inspectie de volgende bronnen van informatie geraadpleegd: de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens, het jaarverslag, het managementstatuut, het medezeggenschapsstatuut, het medezeggenschapsreglement, de (concept-)schoolplannen en het formatieplan. Het onderzoek van de auditdienst beperkte zich voor onderzoeksvraag 2 tot (de bankrekeningen opgenomen in) de (financiële) administratie van de stichting. Bij haar onderzoek heeft de auditdienst de volgende bronnen geraadpleegd: de financiële administratie (grootboek, bankrekeningen en facturen) over 2006 en over 2007, (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor), de formatieoverzichten 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007 en de relevante personeelsdossiers aanwezig op het administratiekantoor. 2.3
Afbakening van het onderzoek
Het onderzoek richt zich op de beantwoording van de bovengenoemde vragen. De auditdienst heeft voor de onderzoeksvragen 1 en 2 geen accountantscontrole uitgevoerd. Voor deze vragen is het onderzoek te kwalificeren als een onderzoek bedoeld in NV COS 4400. Op grond van deze voorschriften dient de accountant zijn rapportage te beperken tot feitelijke bevindingen en zich te onthouden van conclusies. Het is bij dit onderzoek de verantwoordelijkheid van auditdienst te rapporteren over de vastgestelde feiten in het kader van de onderzoeksvragen 1 en 2. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de bewindslieden van OCW om aan de bevindingen van de onderzoeksvragen 1 en 2 al dan niet consequenties te verbinden. Voor onderzoeksvraag 3, die door de inspectie is onderzocht, is de gebruikelijke werkwijze van de inspectie rond toezicht en handhaving van toepassing.
6 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
Aanstelling bestuurders en medewerkers
3.1
Onderzoeksvraag
Is sprake van niet-toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers, die zijn toegepast om bekostigingsvoordeel te krijgen door aanspraak op formatie te maximaliseren, en/of is sprake van onrechtmatigheid bij aanstellingen van bestuurders en medewerkers? 3.2
Bevindingen
3.2.1 ISBO-medewerkers op de loonlijst Ibn-I Sina (24FE) Op de loonlijst van Ibn-I Sina heeft in de periode van 1 augustus 2005 tot 1 oktober 2006 een beleidsmedewerker voor 1,0 Fte schaal 12 gestaan. Deze persoon heeft in de periode 1 augustus 2005 tot 1 oktober 2006 tevens een functie bij de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) vervuld. Op de loonlijst van Ibn-I Sina heeft in de periode van 1 september 2006 tot 1 augustus 2007 een pedagoog/onderwijskundige voor 1,0 Fte schaal 10 gestaan. Deze persoon heeft in de periode 1 september 2006 tot 1 augustus 2007 tevens een functie bij de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) vervuld. Op de loonlijst van Ibn-I Sina heeft in de periode van 1 augustus 2005 tot 1 januari 2007 een voorlichter voor 0,3158 Fte schaal 9 gestaan. Deze persoon heeft in de periode 1 augustus 2005 tot 1 januari 2007 tevens een functie bij de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) vervuld. Op de loonlijst van Ibn-I Sina heeft in de periode van 1 oktober 2004 tot 1 augustus 2006 een beleidsmedewerker voor 1,0 Fte schaal 9 gestaan. Deze persoon heeft in de periode 1 oktober 2004 tot 1 augustus 2006 tevens een functie bij de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) vervuld. Op de loonlijst van Ibn-I Sina heeft in de periode van 1 november 2003 tot 1 augustus 2006 een administratief medewerkster voor 1,0 Fte schaal 5 gestaan. Deze persoon heeft in de periode 1 november 2003 tot 1 augustus 2006 tevens een functie bij de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) vervuld. Op de loonlijst van Ibn-I Sina heeft in de periode van 1 augustus 2004 tot 1 augustus 2006 een beleidsmedewerker voor 1,0 Fte schaal 10 gestaan. Deze persoon heeft in de periode 1 augustus 2004 tot 1 augustus 2006 tevens een
7 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
functie bij de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) vervuld. Wij hebben bij het bestuur onder andere geïnformeerd naar de reden van het opnemen van zes ISBO-medewerkers op de loonlijst. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: De vereniging ISBO wordt als landelijke koepel van het islamitisch onderwijs door haar leden, de islamitische scholen gefinancierd. Om de belangen van de islamitische scholen te kunnen behartigen en om haar leden van diverse diensten te kunnen voorzien heeft ISBO met instemming van haar leden, personeel in dienst genomen. ISBO werft, selecteert en benoemt haar personeel rechtstreeks. Bepaalt zelf de functieomschrijving en taken van haar personeel. Zij hebben als rechtspersoon niet de mogelijkheid om een eigen personeelsadministratie met CAO zelfstandig op te zetten. Daardoor zijn personeelsleden van ISBO in dienst genomen bij diverse islamitische scholen en doorgedetacheerd aan ISBO. Op deze manier kon de rechtspositie en de administratie van het personeel formeel zorgvuldig geregeld en gewaarborgd worden. In de periode van het formatiebudgetsysteem werden door alle scholen aangesloten bij ISBO fre’s overgeheveld naar de school waar het personeel van ISBO op de loonlijst stond. Om het centraal overzichtelijk en beheersbaar te maken stonden alle personeelsleden in het begin op de loonlijst van de Ibn-I Sina school in Arnhem. Met de fusie heeft SIMON de situatie zoals die was bij Ibn-I Sina overgenomen. Later, na invoering lumpsum bekostiging is de bijdrage voor de personeelskosten van ISBO verdisconteerd in de contributie van ISBO. Om de mogelijke risico’s onder meerdere leden te verdelen heeft SIMON in 2006 besloten om het aantal ISBO personeelsleden op de loonlijst van SIMON te reduceren naar één personeelslid. Middels een detacheringsovereenkomst hebben wij alle rechten en plichten van het ISBO personeel overgedragen aan de ISBO zelf. De totale werkelijke kosten worden dan ook volledig door de ISBO vergoed. Vanaf 1 augustus 2006 is het aantal gedetacheerde ISBO personeelsleden teruggebracht naar één. De overige personeelsleden zijn ondergebracht bij ander leden van ISBO. Op ons verzoek van 19 februari 2008 is een opstelling gemaakt van de kosten en de opbrengsten van de detachering over de jaren 2006 en 2007. Het bestuur heeft de kosten voor 2006 en 2007 berekend op € 188.713,64 respectievelijk op € 49.406,71. De hiervoor van de ISBO ontvangen voorschotten bedroegen € 166.500 respectievelijk € 45.000. Het bestuur heeft de ISBO met brief van 21 april 2008 verzocht om de nog openstaande bedragen over 2006 en 2007 van € 22.213,64 en € 4.406,71 over te maken.
8 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
Besteding onderwijsbekostiging
4.1
Onderzoeksvraag
Is er in andere opzichten sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden, of die wordt ingezet voor uitgaven die niet passen in het normale uitgavenpatroon van de scholen? 4.2
Bevindingen
4.2.1 Uitgaven aan leerlingenvervoer Het Ministerie van OCW heeft ten aanzien van leerlingenvervoer van de woning van de leerling naar school en vice versa in het verleden aangegeven dat uit de artikelen 4 WPO en 148 WPO volgt dat dit leerlingenvervoer als een exclusieve gemeentelijke taak moet worden gezien. Daarom zijn de uitgaven aan leerlingenvervoer in kaart gebracht die SIMON in 2006 ten laste van de rijksbijdrage heeft gebracht en die in 2007 in het grootboek zijn geboekt. Een totaalbedrag groot € 45.100 is in 2006 ten laste van de rijksbijdrage van SIMON gebracht verband houdende met uitgaven voor leerlingenvervoer. In 2007 (voor zover geboekt ten tijde van het onderzoek) is in het grootboek van SIMON voor € 48.909,30 aan uitgaven voor leerlingenvervoer geboekt. Hieronder volgt een uitsplitsing van de uitgaven per school. Imam Albogari (23RT) Een betaling in 2006 van € 2.900 aan de Stichting Leerlingenvervoer ZuidNederland. Dit bedrag over het jaar 2005 is te verdelen over vervoer van leerlingen naar de sportaccommodaties voor € 600, excursies en schoolreis € 1.600 en studiedag van het personeel € 700. Een betaling in 2006 van € 3.200 aan de Stichting Leerlingenvervoer Middenen Oost Nederland (SLMON). Dit bedrag over de periode januari tot augustus 2006 is te verdelen over vervoer van leerlingen naar de sportaccommodaties voor € 150, excursies en schoolreis € 2.350 en studiedag van het personeel € 700. Bilal (23UW) Een betaling in 2006 van € 2.500 aan SLMON inzake vervoer tijdens excursies en het uitwisselingsproject wereldschool. Geen nadere specificatie aanwezig. Het bestuur heeft ons het volgende meegedeeld. Het betreft hier de kosten van vervoer t.b.v. schoolse- en buitenschoolse activiteiten zoals excursies naar musea, vervoer naar zwembad (wekelijks), boodschappen etc. Er was een afspraak dat voor schoolse- en buitenschoolse
9 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
activiteiten altijd een busje met chauffeur beschikbaar is. Hiervoor werd een jaarlijkse huurvergoeding betaald van € 2.500. El Inkade (24ER) Een betaling in 2006 van € 6.500 aan de Stichting Leerlingenvervoer ZuidNederland. Geen nadere specificatie aanwezig. Het bestuur heeft ons het volgende meegedeeld. Voordat El Inkade werd ondergebracht bij SIMON werd voor het vervoer van de kinderen gebruik gemaakt van de Stichting Leerlingenvervoer Zuid-Nederland. Om het vervoer van de kinderen voor ouders zo goedkoop mogelijk te maken was er een constructie bedacht waarbij ouders, die van het leerlingenvervoer gebruik maakte, schoonmaakwerkzaamheden verrichtte op de locatie Goudenstein en hiervoor in ruil geen kosten behoefde te betalen voor het vervoer van hun kinderen. Wel werden de door de ouders uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden door de Stichting Leerlingenvervoer ZuidNederland bij de school in rekening gebracht. De gemaakte afspraken hierover zijn in het verleden (het jaar 2000) gedaan door de toenmalige directeur van de school maar nooit schriftelijk vastgelegd. Vanaf december 2007 is deze constructie beëindigd en wordt gebruik gemaakt van een schoonmaakbedrijf. Een betaling in 2007 van € 3.865 aan de SLMON. Dit bedrag over het jaar 2006 is te verdelen over vervoer van leerlingen in verband met excursies etc. € 551, € 2.014 in verband met bezoek reisbureau en Schiphol en € 1.300 wordt betaald voor het op de school blijven van een bus. Het bestuur heeft ons het volgende meegedeeld. Het op school blijven van een bus heeft te maken met de volgende activiteiten: het vervoeren van kinderen en personeel naar zwemmen (wekelijks), het vervoeren van kinderen en personeel voor bewegingsonderwijs (wekelijks), excursies leerlingen en personeel en het vervoeren van materialen en meubilair t.b.v. ouderavonden en overige bijeenkomsten. Stichting Leerlingenvervoer Midden- en Oost Nederland (SLMON) Medio 2006 is het leerlingenvervoer van alle scholen van SIMON door de SLMON over genomen. Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd naar de SLMON. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: SIMON is ontstaan uit een bestuurlijke fusie tussen een achttal Islamitische schoolbesturen. Voor de fusie regelde elk bestuur zijn eigen leerlingenvervoer. Na de fusie is besloten een vervoersstichting op te richten die in principe zorg zou dragen voor het vervoer van de kinderen van alle, onder het bestuur van SIMON ressorterende, scholen. Deze stichting is SLMON. Zij heeft een eigen bestuur, dat onafhankelijk is van het bestuur van SIMON. Er zitten geen bestuursleden van SIMON in het bestuur van SLMON. In 2007 zijn diverse SLMON facturen betaald over de maanden september 2006 tot en met oktober 2007 verdeeld over de diverse scholen voor een totaal bedrag van € 15.044,30. Tevens heeft SIMON een donatie leerlingenvervoer aan SLMON betaald voor een bedrag van € 30.000 in 2006 en € 30.000 in 2007. Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd naar de reden van de donaties aan SLMON. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: Voor de fusie werden de leerlingen met allerlei afzonderlijke constructies/organisatievormen vervoerd. Een van de fusieafspraken was het 10 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
adequaat regelen van het leerlingenvervoer. Daarvoor is met medewerking van SIMON de zelfstandige stichting SLMON opgericht. Met statutaire doelstelling het vervoeren van de leerlingen van de SIMON scholen. Daar de meeste van onze ouders de reguliere kosten van de taxibedrijven niet kunnen betalen doen zij een beroep op SLMON. Ondanks het feit dat SLMON veel heeft moeten erven en de onkostenvergoedingen behoorlijk heeft moeten opschroeven, dient een gedeelte voorlopig nog gedekt te worden vanuit andere financieringsbronnen. Een daarvan is een jaarlijkse donatie van € 30.000 vanuit de rentebaten en een andere jaarlijkse bijdrage vanuit de exploitatie van de scholen omdat één bus per school de hele dag voor allerlei klusjes, boodschappen en excursies op scholen beschikbaar blijft. Binnen directieoverleg is gekeken naar de gemiddelde inzet van de bus en daarop is een reëel bedrag afgesproken. De ouders betalen ook een deel bij o.a. schoolreisjes uit de ouderbijdrage. De nota’s van SLMON worden eerst door de schooldirecteuren op gemaakte afspraken gecontroleerd en opgevoerd op de afrekenstaten. Het bedrag van € 30.000 is afhankelijk van de jaarlijkse begroting van SLMON en de mogelijkheden binnen SIMON. Hiermee wil SIMON ook voorkomen dat SLMON financieel wordt gesteund door externe onbekende organisaties. De bedoeling is dat de SLMON op termijn in staat moet zijn met periodieke verhoging van de bijdragen van ouders, volledig kostendekkend te draaien. 4.2.2 Uitgaven aan excursies Hieronder volgt een uitsplitsing van de uitgaven per school die in 2006 ten laste van de rijksbijdrage zijn gebracht en die in 2007 in het grootboek zijn geboekt. El Inkade (24ER) Een bedrag groot € 4.100 is in 2006 ten laste van de rijksbijdrage van El Inkade gebracht verband houdende met uitgaven voor excursies. Dit bedrag betreft een donatie van € 100 per deelnemer door het bestuur voor een reis naar Mekka voor 41 personen (33 leerlingen en 8 begeleiders). Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd naar de reden van de donatie voor de reis naar Mekka. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: Het educatieve karakter van de reis staat uitgebreid omschreven in het stuk “Project UMRAH groep 7 & 8”. De kosten van de reis, zijnde € 850 per leerling zijn bekostigd door giften, bijdrage ouders en een donatie (€ 100 per leerling) van het bestuur. Wij hebben kennis genomen van de toelichting van het bestuur. Kostenplaats bestuur Een bedrag groot € 6.818,56 is in 2006 ten laste van de rijksbijdrage van SIMON gebracht verband houdende met uitgaven voor excursies. Dit bedrag betreft een tiendaagse reis Koningsteden & Zuid Marokko voor 10 personen (voornamelijk bestuursleden) voor een totaal bedrag van € 9.885,56 minus een eigen bijdrage van € 3.067. Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd naar de reden van deze reis. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: Bij SIMON staat eenheid in diversiteit op alle niveaus in de organisatie hoog op de agenda. Dat wil zeggen dat er veel wordt geïnvesteerd in communicatie, verstandhouding, motivatie, binding, betrokkenheid, diversiteit en interculturele
11 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
activiteiten. Net zo goed als bij onze teams wordt er ook op bestuursniveau geïnvesteerd in teambuilding. SIMON bestuur is samengesteld vanuit verschillende etniciteiten en culturele achtergronden. Om die te overbruggen zal er regelmatig bij elkaar in de keuken gekeken moeten worden. Dat gaat niet alleen gepaard met allerlei studiedagen over onderwijs en schoolgerelateerde zaken maar ook af en toe met een studiereis naar een van de landen van herkomst. Om in aanraking te komen met culturele achtergronden, onderwijsvormen, waarden en normen van dat land. Uiteindelijk moet het bestuur met het nodige inzicht, de juiste strategie en beleid de scholen met de aanwezige diversiteit onder ouders, personeel en leerlingen moeten kunnen aansturen. Weten waar o.a. de gevoeligheden liggen en hoe dat ten gunste van de ontwikkelingen van de leerlingen ingezet kan worden. Op bestuursniveau wordt een deel door bestuurders zelf en een deel vanuit bestuursvermogen/de rentebaten gefinancierd. Wij hebben kennis genomen van de toelichting van het bestuur. 4.2.3 Uitgaven voor voorzieningen in huisvesting en betaalde huren Het Ministerie van OCW heeft ten aanzien van artikel 148 van de WPO, waarin is bepaald voor welke uitgaven de bekostiging voor personeelskosten en materiële instandhouding kan worden aangewend, aangegeven dat dit een limitatieve opsomming is. Hiertoe behoort niet het treffen van voorzieningen voor huisvesting in het PO. Het treffen van voorzieningen in huisvesting wordt als exclusieve taak van de gemeente gezien. Om deze reden zijn hieronder de uitgaven voor voorzieningen in huisvesting weergegeven die SIMON in 2006 ten laste van de publieke middelen heeft gebracht en die in 2007 in het grootboek zijn geboekt. Hieronder volgt een uitsplitsing van de uitgaven. In 2006 is uit de rijksbijdrage een bedrag groot € 20.232,57 gefinancierd in verband met uitgaven voor voorzieningen in huisvesting. Het betreft de huur en servicekosten van het Bovenschools Bureau SIMON. In 2007 (voor zover geboekt ten tijde van het onderzoek) is in het grootboek van SIMON voor € 21.409,79 aan uitgaven voor voorzieningen in huisvesting geboekt. Dit bedrag betreft eveneens de huur en servicekosten van het Bovenschools Bureau. Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd naar de reden van de uitgaven voor de huur en servicekosten van het Bovenschools Bureau. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: De opzet van een Bovenschools Bureau is een onderdeel van de fusieonderhandelingen geweest. Om de gestelde doelen te kunnen realiseren en om namens het bestuur de scholen, die vrij verspreid van elkaar liggen, dagelijks aan te kunnen sturen, is centraal een “Bovenschools Bureau”opgericht. Op dit bureau werken gemiddeld vier personeelsleden. Het Bovenschools Bureau geeft dagelijks sturing aan en is bezig met allerlei werkzaamheden voor de scholen. Veel werkzaamheden zijn bij de scholen weggehaald en worden bovenschools collectief uitgevoerd zoals werkzaamheden op het gebied van personeel, huisvesting, financiën en onderwijskundige zaken. Dit stelt de directeuren van de scholen in staat om zich vooral bezig te houden met de onderwijskwaliteit en personeelszorg op schoolniveau. Met uitzondering van de algemeen directeur werken de personeelsleden op het “Bovenschools Bureau” voor de scholen en niet voor het bestuur. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de werkzaamheden die de Algemeen directeur voor het bestuur verricht, alleen betrekking hebben op het voeren van het ambtelijk secretariaat en voornamelijk buiten de reguliere werktijd plaatsvinden.
12 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Los van het feit dat er geen adequate ruimte op één van de SIMON-scholen beschikbaar is om het personeel van het Bovenschools Bureau te huisvesten, geeft het bestuur er de voorkeur aan het personeel onafhankelijk van een school te huisvesten bij voorkeur op een, voor de scholen, centraal gelegen locatie. Wij hebben kennis genomen van de toelichting van het bestuur. 4.2.4 Uitgaven voor verlangd onderwijs Een bedrag groot € 6.664 is in 2006 ten laste van de publieke middelen van SIMON gebracht, verband houdende met uitgaven voor verlangd onderwijs in de gemeente Oss. Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd ten laste van welke financieringsbron de uitgaven voor verlangd onderwijs in de gemeente Oss zijn gekomen. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: Deze uitgaven zijn verantwoord ten laste van de kostenplaats “bovenschools management” maar dienen te worden verantwoord ten laste van de kostenplaats “bestuursvermogen”. De financieringsbron zijn dan de renteopbrengsten. Wij hebben kennis genomen van de toelichting van het bestuur. 4.2.5 Schoonmaakbedrijf Bilal (23UW) Het schoonmaakbedrijf dat werkzaamheden verricht voor Bilal heeft een aantoonbare relatie met het bestuur. De eigenaar van het schoonmaakbedrijf is de echtgenote van een bestuurslid. Het bestuurslid zelf is gevolmachtigde van het schoonmaakbedrijf. Een totaalbedrag groot € 28.016,17 is in 2006 ten laste van de rijksbijdrage van Bilal gebracht verband houdende met uitgaven voor schoonmaak. In 2007 (voor zover geboekt ten tijde van het onderzoek) is in het grootboek van Bilal voor € 33.475,30 aan uitgaven voor schoonmaak geboekt. In dit geval is sprake van belangenverstrengeling. Wij hebben bij het bestuur geïnformeerd naar de reden hiervan. Het bestuur heeft ons de volgende informatie verstrekt: Voor het aanstellen van een schoonmaakbedrijf is een offerteprocedure gevolgd. De offerte van het schoonmaakbedrijf van het bestuurslid was concurrerend. Dit schoonmaakbedrijf werd bij de directie van Bilal onder de aandacht gebracht door de voormalige schoonmakers die destijds bij Bilal in dienst waren. De juistheid van de te betalen bedragen is vastgesteld door de directeur van Bilal en een voormalig stafmedewerker van SIMON door de bedragen enerzijds te toetsen aan de ministeriële normvergoeding voor schoonmaakonderhoud en anderzijds te vergelijken met de tweede aanbieder. Wij hebben kennis genomen van de toelichting van het bestuur. De gevolgde offerteprocedure kon overigens niet meer aantoonbaar worden gemaakt. Overigens heeft de auditdienst geen aanwijzingen dat voor de betaalde € 28.016,17 en € 33.475,30 geen prestaties zijn geleverd, dan wel dat nietconcurrerende prijzen zijn berekend.
13 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
Medezeggenschap
5.1
Onderzoeksvraag
De centrale vraag – wordt de regelgeving op het terrein van medezeggenschap nageleefd? – is uitgewerkt in twee deelvragen: 1) Heeft de school een medezeggenschapsraad, die voldoet aan daarvoor geldende wettelijke randvoorwaarden, zoals blijkt uit de samenstelling van de medezeggenschapsraad en de tweejaarlijkse vaststelling van een medezeggenschapsstatuut? En: 2) Heeft de school een medezeggenschapsraad, die functioneert volgens de geldende wettelijke voorschriften, zoals blijkt uit de toezending van belangrijke documenten zoals begroting, formatieplan en schoolplan, en de uitoefening van het advies- en/of instemmingsrecht naar aanleiding daarvan? Meer bepaald gaat het bij deze vragen om de volgende elementen: a) Uit hoeveel leden bestaat de MR? Uit welke geledingen zijn deze afkomstig? b) Zijn MR-leden verkozen via een geheime, schriftelijke stemming? c) Heeft de MR gedurende schooljaar 2007/2008 en 2006/2007 (waar van toepassing) van het bevoegd gezag ontvangen: - de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens; - (voor 1 juli 2007) het jaarverslag; - (aan het begin schooljaar) het managementstatuut. d) Heeft het bevoegd gezag in de afgelopen twee jaar tenminste één maal het medezeggenschapsstatuut vastgesteld? Heeft het bevoegd gezag een medezeggenschapsreglement vastgesteld? e) Heeft de MR instemming gegeven aan het thans geldende schoolplan? f) Heeft de personeelsgeleding van de MR instemming gegeven aan het thans geldende formatieplan? 5.2
Bevindingen
5.2.1 Samenstelling MR Bij alle scholen bestaat de MR uit tenminste 4 leden. Daarvan is de helft afkomstig uit de geleding van het personeel en de andere helft uit de oudergeleding. De MR-leden zijn niet verkozen via een geheime, schriftelijke stemming. De GMR bestaat uit 16 leden te weten 2 leden per school ( 1 ouder en 1 personeelslid). Toelichting van het bestuur: “Een nadere nuancering is dat de (G)MR leden wel degelijk tijdens teamvergaderingen worden gekozen c.q. geworven waarbij alle teamleden aanwezig zijn. Daar zijn notulen van. Verder is het ook zo dat er op locatieniveau niet altijd een formele relatie is met de MR. Dit omdat alles transparant met elkaar besproken en gedeeld wordt. Dat is ook een van de redenen waarom niet veel mensen staan te springen voor lidmaatschap van een formele orgaan”. 14 van 15
Inspectie van het Onderwijs en Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5.2.2 Beschikbaarstelling stukken De (G)MR heeft gedurende schooljaar 2007/2008 en 2006/2007 van het bevoegd gezag de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens niet tijdig ontvangen. De school voldoet hiermee gedeeltelijk aan de betreffende voorschriften. 5.2.3 Instemmingsrecht De MR heeft instemming gegeven aan de thans geldende schoolplannen, met uitzondering van het schoolplan van 24ER El Inkade in Ede. De goedkeuring daarvan is eind mei 2008 ontvangen als gevolg waarvan de GMR niet tijdig aan haar verplichtingen heeft voldaan. Het voorlaatste en laatste formatieplan zijn niet vastgesteld door de (G)MR De school voldoet hiermee niet aan de betreffende voorschriften. Aanvulling van bestuur via bovenschools directeur op 23 mei 2008: “alle formatieplannen worden binnen het team besproken en vastgesteld. Daardoor is er op sommige scholen soms niet gelet op formele vaststelling door de MR omdat deze tijdens besprekingen binnen het team aanwezig zijn. Als de inspectie het nodig acht kunnen wij alle formele instemmingen van de MR'en alsnog aantoonbaar maken/regelen. Immers als ze het er niet mee eens zouden zijn dan zouden ze een bezwaar ingediend hebben zoals een voorbeeld die wij hebben. Op het moment dat het bovenschools formatieplan aan de GMR werd voorgelegd, was er binnen de GMR sprake van een reorganisatie en onderbezetting als gevolg waarvan de GMR niet in staat was om tijdig aan haar “verplichting” te voldoen. Ook die instemming samen met de formatieplan krijgt u per post van ons. Zoals u uit de correspondentie heeft kunnen lezen bieden wij de 1e concept formatieplannen in april al voor aan de scholen. Vervolgens worden deze namens het bevoegd gezag door de schooldirecteur met het team en de MR afgehandeld. Vanaf dit jaar gaan we alle formatieplannen rechtstreeks aanbieden en volgen, zodat ook de formele bevestigingen rechtstreeks worden ontvangen”.
15 van 15