RAADSVERGADERING 8 OKTOBER NR. XII
2015
Aan de leden van de Raad Aan de wethouders en de secretaris Hierbij nodig ik u uit voor de Openbare Raadsvergadering op donderdag 8 oktober 2015 om 19.30 uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. AGENDA
Aanvang/streeftijd
Vragenhalfuur voor de burgers Vragenhalfuur voor de raad 1. 2. 3.
Algemeen Opening Vaststelling agenda Vaststelling besluitenlijst en toezeggingenlijst 10 september 2015
20.00 uur
Besluitvormend/bespreekstukken Instemming jaarverslag 2014 en de jaarrekening 2014 van de stichting Wolderwijs (15 minuten) Kennisname ontwikkelingen m.b.t. IKC Wolderwijs en beschikbaarstelling financiële bijdrage (45 minuten) Vaststelling Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen gemeente De Wolden 2015 (15 minuten)
20.05 uur
Pauze
21.20 uur
7.
Besluitvormend/bespreekstukken (vervolg) Evaluatie van het integraal jeugdbeleid (60 minuten)
21.35 uur
8.
Ingekomen stukken
22.35 uur
9.
Sluiting
22.40 uur
4. 5. 6.
Zuidwolde, 24 september 2015 De voorzitter van de Raad,
R.T. de Groot Het woord voeren door de burgers Voorafgaand aan de vergadering, tijdens het vragenhalfuur, kunnen burgers het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda staan. Ook kunnen zij ideeën over het gemeentelijk beleid kenbaar maken.
Tijdens de vergadering kan er per agendapunt worden ingesproken. Dit kan niet als er een afzonderlijke hoorzitting over het onderwerp is/wordt gehouden. Een ieder heeft maximaal 5 minuten spreektijd. Voor het inspreken is maximaal 30 minuten beschikbaar. Om het woord te kunnen voeren, moet men zich voor de vergadering bij de griffier melden.
Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente De Wolden, gehouden op donderdag 10 september 2015 om 19.30 uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Aanwezig, de leden: H.S. Benning (Gb), R.A.J. Brouwer (Gb), C.F.M. Brouwer-Dekker (CDA), P. Groot (Gb), G. Gol (Gb), A. Haar (D66), G. Hempen-Prent (Gb), M.S.J. Hulst (VVD), H.C.M. Langen (PvdA), G.C. Leffers-Heeling (Gb), D. Oosterveen (Gb), H.G. Scheper-Beijering (VVD), M.P. Turksma (PvdA), E.M.M. Verheijen (GL), J.H. Wiechers (CU), T.J. de Wit (CDA) en D. Zantingh (CDA). Tevens aanwezig: J. ten Kate (Gb), M. Pauwels-Paauw (VVD) en J.R. van ’t Zand (Gb) wethouders; N. Kramer, secretarisdirecteur Afwezig m.k.: H. Buld-Kist (Gb) en H. Mulder (VVD). Voorzitter: Griffier: Verslag:
R.T. de Groot, burgemeester drs. I.J. Gehrke S.R. Beute
Vragenhalfuur voor de burgers Mevrouw M. Fijen, voorzitter van Medezeggenschapsraad CBS De Arendsvleugel in Ruinerwold, spreekt in m.b.t. het Individueel Kind Centrum (IKC) in Ruinerwold. Vragenhalfuur voor de raad Mevrouw Brouwer (CDA) stelt een artikel 37A-vraag betreffende huisvesting asielzoekers met een verblijfsvergunning. Wethouder Ten Kate beantwoordt de vragen en zegt toe de beantwoording schriftelijk met de raad te delen. De heer Verheijen (GL) stelt namens GL en CU een artikel 37A-vraag over de cliëntenstop zorgboerderijen Noord Nederland. Mevrouw Langen (PvdA) stelt ook een artikel 37A-vraag over de cliëntenstop op zorgboerderijen. Portefeuillehouder De Groot beantwoordt beide vragen en zegt toe de raad te informeren, zodra er meer informatie beschikbaar is over de cliëntenstop voor jongeren bij zorgboerderijen in De Wolden. De heer Gol (Gb) stelt een artikel 37A-vraag over de staat van onderhoud van de Jan Wieringaweg te Ruinen. Wethouder Van’t Zand beantwoordt de vragen. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering. 2. Vaststelling agenda De voorzitter vraagt om vaststelling van de agenda. De heer Verheijen (GL) kondigt een motie aan m.b.t. opvang asielzoekers. De voorzitter geeft aan de motie te agenderen als agendapunt 9A. De heer Verheijen (GL) wenst een opmerking te maken bij ingekomen stuk m. De heer De Wit (CDA) wenst een vraag te stellen bij agendapunt 9 en een opmerking te plaatsen bij ingekomen stuk c. De heer Hulst (VVD) vraagt om agendapunt 8 (Herinrichting Ruinerwold) naar voren te halen. De voorzitter legt dit voor aan de raad. De raad besluit agendapunt 8 te behandelen na agendapunt 5A. Mevrouw Scheper-Beijering (VVD) wenst een opmerking te maken bij ingekomen stuk m. De heer Haar (D66) wenst een opmerking te maken bij ingekomen stuk n. De heer Wiechers (CU) doet een oproep aan de voltallige raad tot zelfdiscipline. De raad stelt de agenda vast.
1
3. Besluitenlijst en toezeggingenlijst raad 18/25 juni 2015 De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijsten. De raad stelt de besluitenlijst en toezeggingenlijst 18/25 juni 2015 vast. 4. Toezeggingenlijst totaal per augustus 2015 De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijst. De raad stelt de toezeggingenlijst totaal per augustus 2015 vast. 5. Onderzoek geloofsbrieven lid steunfractie Gb De voorzitter stelt een commissie in om het onderzoek naar de geloofsbrieven vast te stellen. De commissie bestaat uit de heer Haar (D66), de heer Zantingh (CDA) en mevrouw Scheper-Beijering (VVD). De vergadering wordt geschorst van 20:46 tot 20:50 uur, en de commissie onderzoekt de geloofsbrieven. De commissie, bij monde van voorzitter de heer Haar, concludeert dat de geloofsbrief van het steunfractielid in orde is bevonden en adviseert tot haar toelating als steunfractielid van Gb. De voorzitter concludeert dat mevrouw Vrielink-Linthorst beëdigd kan worden. 5.A Beëdiging lid steunfractie Gb De voorzitter beëdigt mevrouw Vrielink-Linthorst tot steunfractielid van Gb. 8. Herinrichting Dijkhuizen Ruinerwold en beschikbaarstelling krediet De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 6. Uitwerking Discussienota subsidiebeleid Dit onderwerp is opiniërend aan de orde gekomen. 7. Vaststelling opdracht en plan van aanpak gemeentelijke milieustraat De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad stemt in met de projectopdracht en het plan van aanpak van de gemeentelijke milieustraat en vraagt het college de opties 1A (opwaarderen van de milieustraat) en 1B (het oprichten van een nieuwe milieustraat op de huidige locatie) verder uit te werken. Verder wordt besloten om met de gemeente Westerveld te overleggen over het terrein Havelte. Wethouder Van ’t Zand zegt tevens toe de toegangstijden te betrekken bij de aanpassing van de milieustraat. 9. Vaststelling bestemmingsplan Kerkdijk 2, Ansen De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De heer De Wit (CDA) stelt een vraag. Wethouder Ten Kate beantwoordt de vragen. De raad besluit conform het voorstel. 9.A Motie Probleem asielzoekersopvang en oproep staatssecretaris De voorzitter vraagt om stemming. De motie wordt met 8 stemmen voor (CDA, PVdA, D66, CU en GL), en 9 stemmen tegen (Gb en VVD), verworpen. 10. Ingekomen stukken De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijst ingekomen stukken. De heer Verheijen (GL) maakt een opmerking bij ingekomen stuk m. Mevrouw Scheper-Beijering (VVD) maakt een opmerking bij ingekomen stuk m. De heer De Wit (CDA) maakt een opmerking bij ingekomen stuk c. De heer Haar (D66) maakt een opmerking bij ingekomen stuk n. De raad besluit conform het voorstel.
2
11. Sluiting De voorzitter sluit om 23:15 uur de vergadering. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn openbare vergadering van 8 oktober 2015,
de griffier,
de voorzitter,
3
Toezeggingenlijst vergadering raad 10 september 2015 Data
Onderwerp
Afspraak/Toezegging
Actie door
10 september 2015
Huisvesting van de statushouders (artikel 37A-vraag namens het CDA)
Wethouder Ten Kate zegt toe de beantwoording van de artikel 37A-vragen over de huisvesting van de statushouders met de raad te delen.
Wethouder Ten Kate
10 september 2015
Cliëntstop zorgboerderijen Noord-Nederland (artikel 37A-vragen namens GL en CU, en namens de PvdA) Gemeentelijke milieustraat
Portefeuillehouder De Groot zegt toe, de raad te informeren zodra er meer informatie beschikbaar is over de cliënten stop voor jongeren bij zorgboerderijen in De Wolden.
Portefeuillehouder De Groot
Wethouder Van ’t Zand zegt toe een gesprek te hebben met de gemeente Westerveld over het bedrijventerrein in Havelte Wethouder Van ’t Zand zegt toe de toegangstijden te betrekken bij de aanpassing van de milieustraat.
Wethouder Van ‘t Zand
10 september 2015 10 september 2015
Gemeentelijke milieustraat
Griffie, 17 september 2015
Wethouder Van ‘t Zand
Afdoeni ng vóór
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 8 oktober 2015 : XII, punt 4 : 1843 : Wethouder Mirjam Pauwels
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Jaarverslag en jaarrekening 2014 Stichting Openbaar Primair Onderwijs De Wolden. Samenvatting: Ingevolge artikel 48 lid 6, sub d, dient de jaarrekening van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs De Wolden ter instemming aan de gemeenteraad te worden voorgelegd. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: Het college stelt de gemeenteraad voor om in te stemmen met het jaarverslag 2014 en de jaarrekening 2014 van de stichting. Inleiding en aanleiding: Inleiding: Met ingang van 1 januari 2010 is de instandhouding van openbare basisscholen in de gemeente De Wolden opgedragen aan de Stichting Openbaar Primair Onderwijs De Wolden. Deze stichting handelt onder de naam stichting Wolderwijs. Aanleiding: Op 13 mei 2015 zijn van de directeur het jaarverslag en de jaarrekening 2014 ontvangen. Op grond van artikel 48, lid 6, sub d van de Wet Primair Onderwijs moeten deze ter instemming aan de raad worden voorgelegd. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: Aan de overdracht van bestuursverantwoordelijkheid aan een stichting zijn voorwaarden verbonden. In een door de gemeenteraad en de stichting overeengekomen toetsingskader is opgenomen op welke wijze aan deze voorwaarden wordt voldaan. Beoogd effect: De gemeenteraad dient er op toe te zien dat het onderwijs volgens de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs wordt gegeven en dat de taken structureel kunnen worden uitgevoerd met de beschikbare middelen. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: Jaarrekening -Aanlevering stukken In het toetsingskader is overeengekomen dat de jaarstukken voor 16 mei worden ingediend. Aan deze afspraak is voldaan. -Resultaat De jaarrekening sluit met een nadelig saldo resultaat van €. 198.050,=. In de begroting 2014 was een negatief resultaat van €. 215.000,= geraamd. De verschillen tussen Pagina 1 van 2
begroting en rekening zijn voldoende toegelicht. Het resultaat wordt ten laste van de daarvoor bestemde reserves gebracht. -Juistheid De accountant heeft een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. Naar het oordeel van de accountant zijn de middelen rechtmatig besteed. -continuïteitswaarborg Het weerstandsvermogen is berekend op 32,53%. Voor de stichting is een minimaal weerstandsvermogen van 15% vastgesteld. Jaarverslag Het jaarverslag geeft een beschrijving van het gevoerde beleid van de stichting. Ook wordt aangegeven hoe de stichting anticipeert op maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen. Borging van kwalitatief goed onderwijs staat centraal. De beschrijving wordt ondersteund met kengetallen. Argumenten ontwerpbesluit: De stichting Wolderwijs voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 48 van de Wet Primair Onderwijs en het toetsingskader. Kanttekeningen: Geen. Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: De exploitatie van het openbaar onderwijs verloopt voor de gemeente budgettair neutraal. Het rekeningresultaat 2014 van de stichting Wolderwijs wordt ten laste van de aanwezige reserves van de stichting gebracht. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: N.v.t. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) N.v.t. Fatale termijnen: De stichting heeft voldaan aan de overeengekomen termijnen. Aanpak en uitvoering: N.v.t. Bijlagen (alleen digitaal): - Jaarverslag 2014 Wolderwijs; - Jaarrekening 2014 Wolderwijs; - Begeleidende brief Wolderwijs. Zuidwolde, 24 september 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 2 van 2
Ontwerp Nr.
XII / 4
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september 2015; Besluit: 1. In te stemmen met de jaarrekening 2014 van de Stichting Wolderwijs; 2. Het jaarverslag 2014 van de Stichting Wolderwijs goed te keuren.
Zuidwolde, 8 oktober 2015 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
í
L
M,
Q3
I
>«;;"§7§'~"""` ".1"~«
> X
»
K
W
M
z: `
s
*
K
~
>~
rf
,> ,x
>
' '
0
"
1/,
/gb 1.,
.f m
'I f
`
~
1
'
ki
.
i ~.,
.
f
~
`
~
>
w
WMv >» J\"==11`"*=*1111:1:1:;W:=" "
w
f
w""
1
w";"=, u=~\;;; ï W'«:>mø@ff
;:^><;:: fffffwïafr'«;ï>m»1f>%:»::w';.:=.
>
Jaarverslag 2014 I
>
ï 1
s
>
s
ä
\
»
>
s
É
Stichting Wolderwíjs Dijkhuizen 28 7961 AK Ruirxerwo\d
i
i
Tele-foøn: Emasïz Internet:
O522~820000 [email protected]! www.woIderwijs.n|
ö
É
s
~f>§ .ff
ff?
asçïs,
F
Wñïï?füfl
CL
Versie 1.2
-~
W
i !
5
\`\`\`\\R\`f\\`f§\`f{fff«.,
al
m
ßw"
WW"
.
-M
a
_
>
k
iß
ß\
»."...."->~
;j1
inhoudsopgave Voorwoord Maatschappelijkeopdracht
Visie, missie en kernwaarden
1.1
2.
3.
4.
5.
6.
1.2
Beschrijving van de stichting
1.3
Organogram
1.4
Succesbepalencle factoren
1.5
Communicatie
1.6
Kerncijfers en kengetallen
1.7
Leerlingprognoaes
interne
en verantwoording
bedrijfsvoering
2.1
Algemeen
10
2.2
Succesbepalende facteren
10
2.3
lvlanagernentovereenkornsten
12
2.4
Samenwerkingsverbanden
12
Klanten (øuders en leerlingen) 3.1
Algemeen
14
3.2
Succesbepalende factoren
14
3.3
Klachtenregeling
15
3.4
Marktaandeel
15
Ontwikkeling
en gmeí
4.1
Algemeen
16
4.2
Succesbepalende factoren
16
4.3
Strategisch beleidsplan
18
4.4
Bestuursverslag
4.5
Deelname Drentse Onderwijsrnonitor
4.6
Overig persnneel:-:beleid
19 en Prlsmaörenthe
20 20
Financiën 5.1
Algemeen
23
5.2
Succesbepalende factoren
24
5.3
Financiën verslagjaar
Z-'fl
5.4
Treaeuryverslag
30
5.5
Prestatiebox
30
Cnntinuïteiteparagraaf 6.1
Algemeen
31
6.2
Financiële rapportage
31
6.3
Uverige rappnrtages
32
Bijlagen: A. Overzicht scholen Ei. Samenatelling centrale ergenen
7.
naar de stakeholders
iâ*~íC73U1L?-sëß-i>>
1.
Jaarrekening 2014
Jaarverslag 2014 Stichting Woiderwijs
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2014 van Stichting Wolderwijs. Stichting Wolderwijs verzorgt de gemeente De Wolden.
het openbaar primair onderwijs in
Het jaarverslag is voor een groot deel opgesteld conform een model waarbij jaarlijks vooraf ambitieuze doelen worden opgesteld, deze tussentijds worden gecontroleerd en achteraf worden beschouwd op het behalen ervan; een
prestatiemeetsysteem. De belangrijkste doelen van Stichting Wolderwijs, met betrekking tot 2014, zijn beachreven in de managernentafspraken tussen het bestuur en de algemeen directeur en vormen de basis voor dit verslag. De belangrijkste doelen en de realisatie ervan worden behandeld in ditjaarverslag.
Het jaarverslag over het kalenderjaar 2014 is vastgesteld door het bestuur, als intern toezichthouder van Stichting Wolderwijs. De bevoegdheid daartoe is geregeld in artikel 3, Eid5 van het beatuurs- en managementstatuut.
Ruinerwold, ll .f« J
4+i
52
,
É
/
roei2015;-
3
" i
3,
{Ã ;"}"" ,.
l
,ef
W_""-
,"«"'"
M"
lVl.H. Mulder Algemeen directeur
3
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
1. Maatschappelijke opdracht 1.1 Visie, missie en kernwaarden
Stichting Woldervvijs verzorgt openbaar basisonderwijs op basis van een vijftal kernwaarden/wezenskenmerken: v iedereen is welkom: De openbare basisscholen staan open voor alle kinderen, ongeacht levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, afkomst, geslacht of seksuele geaardheid; «
0
0
«
iedereen is benoembaar: Benoembaarheid op de openbare basisscholen geldt voor iedereen, ongeacht levensovertuiging, godsdienst, politieke gezinclheicl, afkomst, geslacht of seksuele geaardheid; Waarden en normen en wederzijds respect: Be openbare basisscholen besteden actief aandacht aan uiteenlopende levensbeschouwelijke, godsdienstige en maatschappelijke waarden. De openbare basisscholen houden rekening met en gaan uit van wederzijds respect voor de levensbeschouwing of godsdienst van alle leerlingen, ouders en personeelsleden; Van en voor de samenleving: De openbare basisscholenzijn van en voor de samenleving en betrekken leerlingen, ouders en personeelsleden actief bij de besluitvorming over doelstellingen en werkomstandigheden en stemmen af met externe betrokkenen en belanghebbenden; Levensbeschouwing en godsdienst: De openbare basisscholen bieden de gelegenheid om levensbeschouwelijk vorrnings~ of goclsclienstonderwijs te volgen,
De openbare scholen werken samen onder het motto, tevens de visie van iedere school: vr
Het kind staat centraal
U
i
Om invulling te geven aan de visie en missie en deze te realiseren werkt iedere school vanuit de volgende waarden: ~ 0
1 0 0
0
«
Elk kind is uniek, verschillen zijn vanzelfsprekend; Leren is leuk; Elk kind moet zich als mens optimaal kunnen ontplooien, individueel en sociaal; Ouders zijn de partners, belanghebbenden en klanten van de school; De scholen vormen een lerende organisatie, waarin professionals met elkaar verantwoordelijk kwaliteit van het onderwijs; Scholen kunnen veel van elkaar leren; Het bestuur stelt de scholen in staat de missie te realiseren
zijn voor de
Elke school vertaalt deze waarden naar haar eigen visie en missie. Deze schoolvisies worden vertaald naar de schooiplannen en schooljaarplannen. De visie en missie worden vertaald in concrete doelen. Dit jaarverslag geeft inzicht in de prestaties op en de relatie tussen vier essentiële perspectieven binnen de organisatie: 0 0
0
~
Interne bedrijfsvoering; Klanten (ouders en kinderenl;
Ontwikkeling en groei; Financiën.
De doelen (succesbepalende factoren; zie ï.-4) voor 2014 en de realisatie ervan worden aan de hand van deze perspectieven in hetjaarverslag toegelicht.
1.2 Beschrijving van de stichting
Stichting Wolderwijs is met ingang van 1 januari 2010 statutair opgericht. De rol van het stichtingsbestuur is "toezichthoudend". Het bestuur bepaalt het strategisch beleid. De algemeen directeur is integraal verantwoordelijk voor de verdeling van middelen, de inzet en de ontwikkeling van het personeel, de ontwikkeling van accommodaties en voorzieningen evenals het cornmunicatiebeleid. De taken en bevoegdheden van het bestuur en de algemeen directeur zijn beschreven in het bestuurs~ en en het toezichtkader bestuur & ma nagement, vastgesteld op 29 oktober 2009. rnanagementstatuut
Ultimo 2014 vallen onder Stichting Wolderwijs tien basisscholen waarvan vijf met minder dan 100 leerlingen en vijf met meer dan 100 leerlingen. De schoolclirecteuren hebben zitting in het managementoverleg (M0), onder leiding van de algemeen directeur.
4
l iaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
i
De vijf kleine scholen zijn: 't Echtenest (Echten), De lälimtoren lürogteropslageni, De Bosrand (Kerkenveld), Het Veldboeket (Veeningen) en De Wezeboom (Uosteinde). De vijl" middelgrote en grote scholen zijn: 't Oelebröd (Ruinen), Het Groene Hart (Zuidwolde), De Dissel (Ruinerwold), De Rozebottel (Koekange) en De Horst (De Wijk). Kinderopvang en Peutersneelzalen De Wolden: Op 17 december 2013 is Stichting Kinderopvang en Peuterspeelzalen De Wolden opgericht. Deze stichting stelt zich ten doel kinderopvang en peuterspeelzaalwerk aan te bieden ten behoeve van kinderen in de leeftijd van nul tot twaalfjaar. De stichting heeft in 2014 geen economische activiteiten verricht en heeft zich georiënteerd op mogelijke toekomstige
Stichting
i
ontwikkelingen. Het bestuur van Stichting Kinderopvang en Peuterspeelzalen De Wolden bestaat uit vijf leden. Van de vijl bestuursleden worden er drie benoemd op voordracht van Stichting Wolderwijs, eenop voordracht van de Vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs in Zuidwest Drenthe en eenop voordracht van Stichting Welzijn De Wolden. Dit houdt niet in dat de te benoemen bestuursleden uit eigen kring afkomstig moeten zijn. Er is geen sprake van organisatorische, economische en financiële verbondenheid met Stichting Wolderwijs. Stichting Wolderwijs heeft voorlopig de opstartkosten (E 2.642) voorgeschoten, omdat Stichting Kinderopvang en Peuterspeelzalen De Wolden vooralsnog geen werkka pitaal heeft.
l i
1.3 Grganograrn
i
ë
s
ä ä i E i
ë E
É
I ë E
E
ä i
É 2
s
2 ä
s
i ë ë i
i
3
§
É
i
§
s
ë 5
ï
ä i
ë
§
i
s
ë
s
§
2
i
ë
van Stichting Wolderwijs is in onderstaand schema weergegeven:
De organisatiestructuur
Stichting ,"=.,.==.__o".o"....""...........!
,ii;"§g1i*;`~""i~i V ,>
"
,
i
i
"
i
/fo
ii
~"
V
'^'
"
_, f
=
"
"
.L
'
_ ,
,;i;:11,"`"` 1i1i`l`;l:i;:i*i«-::-,l~:1": L, >*I'>ïi>f>|!1«$i
""--M.
'
i
'*
-2-4-"efHfllff
,__
i
"
1 ik
,>\
"
l
"
l
l
,
""\---V
_.
__
""
_
_
_.,.,...=."§...=."=......=.=....."=":.=."i
i
(1/,.".),4._.; , l
i,
W
,
"`"""'""'"`""""">
°~
1
1
É
v
1
l I 1
"
'
"
MW
*.ri
sr
l<@.~_i""~~efi fe ~.=.$ï-:,wf>
V
f^"**'""r
«<.
ï
e
\.s levff
'rf
ï
ï
,É
f
,r
f,
=.
ï'
l
lj:
we
"
`
«'
5 1
33
,
.
i
`
/V
l
l
i
1.4 Succesbepalende factoren
l
Voor het jaar 2014 is er een aantal doelen vastgesteld. De belangrijkste daarvan worden behandeld in dit verslag. Het gaat om de volgende doelen (succesbepalende factoren): s
Het ziekteverzuimpercentage onder het landelijk gemiddelde krijgen; Opstellen van een beleidsplan onderwijs en kwaliteit; ø Berging en ontwikkeling kwaliteit medewerkers; ~ De tevredenheid van ouders, leerlingen en personeel is minimaal gelijk aan het landelijk gemiddelde; ~ Alle scholen zijn opgenomen in het basisarrangement van de Onderwijsinspectie en de kwaliteit van het onderwijs is en blijft ten minste voldoende; v Actualisatie van het meerjarenonderhoudsplan van de scholen. Naast de hiervoor genoemde doelen worden tevens andere voor 2014 relevante onderwerpen behandeld, verdeeld over de vier perspectieven, die in paragraaf 1.1 zijn genoemd. ø 1
l
i
l
l
5
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
1.5 Communicatie en verantwoording
naar de stakeholders
Stichting Wolderwijs bestaat en werkt binnen een maatschappelijke omgeving. Deze omgeving beïnvloedt de organisatie en andersom beïnvloedt de organisatie op haar beurt de omgeving. Er zijn verschillende belanghebbenden, de zogenaamde stakeholders. Voor stakeholders is het van belang dat zij geïnformeerd worden over wat de huidige activiteiten en toekomstplannen zijn van Stichting Wolderwijs, zodat zij kunnen inschatten wat voor invloeden deze activiteiten en plannen mogelijk op hen kunnen hebben. Hieronder worden de twee categorieën stakeholders, interne en externe, verder uitgewerkt, waarbij tevens wordt aangegeven op welke wijze de communicatie plaatsvindt en op welke manier de verantwoording vanuit Stichting Wolderwijs plaatsvindt. Bij verticale verantwoording is er sprake van een formele verplichting die voortkomt uit een "hiërarchische relatie". Bij horizontale verantwoording is er sprake van een zekere vrijwilligheid of een zelf opgelegde verplichting. 1.5.1lnterne stakeholders Onder interne stakeholders worden verstaan de personen of partijen binnen de organisatie die intern belanghebbend zijn bij datgene wat Stichting Wolderwijs doet. Ze bevinden zich binnen de organisatie. De interne stakeholders zijn: 0
Personeel
interne horizontale verantwoording
Leerlingen Medezeggenschapsraad GMR (personeel)
interne horizontale verantwoording
(personeel)
interne horizontale verantwoording interne horizontale verantwoording
interne verticale verantwoording
Bestuur
Met de interne stakeholders communiceert Stichting Wolderwijs hoofdzakelijk door middel van bijeenkomsten (werkoverleggen en vergaderingen), memo's, school(jaar)plannen en een schoolgids. Tevens worden personeelsleden op de hoogte gehouden van ontwikkelingen via de centrale website van Stichting Wolderwijs, de websites van de scholen, nieuwsbrieven en het personeelsblad. De verantwoording richting organen zoals de (G)MR en het bestuur vindt hoofdzakelijk plaats door middel van vergaderingen. 1.5.2 Externe stakeholders Externe stakeholders zijn personen of partijen buiten de organisatie die direct of indirect belanghebbend zijn bij de activiteiten van de instelling of die anderzijds belang hebben bij de prestaties die Stichting Wolderwijs levert. Ze bevinden zich buiten de organisatie. De belangrijkste externe stakeholders zijn:
Ouders van leerlingen Medezeggenschapsraad (ouders) GMR (ouders)
externe
Samenwerkingspartners
externe
Ministerie van OCW
externe
CFI
externe
Gemeente
De communicatie
De Wolden
van
externe horizontale verantwoording externe
externe
horizontale verantwoording horizontale verantwoording horizontale verantwoording verticale vera ntwoording verticale verantwoording verticale verantwoording
Wolderwijs met en de verantwoording naar externe belanghebbenden gebeurt voornamelijk aan de hand van officiële documenten zoals jaarverslagen, jaarplannen en nieuwsbrieven. De manier van communiceren varieert van de websites van de stichting en de scholen tot aan schoolgidsen en papieren versies van de begrotingen, het jaarverslag en publicaties. Tevens vindt de verantwoording naar organen zoals de (G)MR plaats door middelvan vergaderingen. Stichting
1.5.3 Bijdrage stakeholders aan succesbepalende factoren Alle belanghebbenden hebben invloed op de succesbepalende factoren van Stichting Wolderwijs, aangezien men goed openbaar primair onderwijs beoogt in de gemeente De Wolden. Een belangrijk orgaan is de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). De GMR, bestaande uit een ouder- en personeelsgeleding, vertegenwoordigt alle scholen van Stichting Wolderwijs en heeft binnen de organisatie drie rollen op beleidsgebied: lnitiatiefnemend, adviserend en instemmend. De algemeen directeur van Stichting Wolderwijs zorgt te allen tijde voor een juiste, volledige en tijdige informatieverstrekking richting de GMR. Voorafgaand aan GMR-vergaderingen heeft de algemeen directeur gesprekken met het dagelijks bestuur van de GMR over de lopende zaken en noodzakelijke/wenselijke agendapunten voor de komende GMR-vergadering. De algemeen directeur is in principe bij elke GMR-vergadering aanwezig. Aan het eind van elk schooljaar vindt er een evaluerend gesprek plaats tussen de algemeen directeur en het dagelijks bestuur van de GMR. ln 2014 is in het bijzonder groot -
-
de communicatie met de stakeholders over de twee scholenfusies (per 1 augustus 2014) van belang geweest: OBS De Vaarboom in Fort en OBS Esdalschool in Veeningen zijn gefuseerd tot OBS Het Veldboeket in Veeningen. OBS De Lindert in Linde en OBS Reestzicht in Drogteropslagen zijn gefuseerd tot OBS De Klimtoren in Drogteropslagen.
Beide fusietrajecten zijn conform verwachting verlopen. De schoolgebouwen in Fort en Linde zijn eind oktober 2014 succesvol opgeleverd enjuridisch overgedragen aan Gemeente De Wolden. Halverwege 2015 worden beide trajecten geëvalueerd door middel van gesprekken tussen de algemeen directeur, de schooldirecteuren en de schoolteams/medezeggenschapsraden. 6
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
1.6 Kerncijfers en kengetallen
1.6.1 Leerlingen
Ingeschreven per 1 oktober:
2013] 642]
2014
Onderbouw
609
Bovenbouw Totaal aantal leerlingen Gemiddelde groepsgrootte
2012
2011
671
682
753| 1.362]
834
872
927
1.476
1.543
1.609
22,5|
21,9
21,1
20,6
*
73,2%*
Aantal groepen
66
Marktaandeel Rugzakleerlingen
67
73
78
73,6%
73,2%
72,8%
26
15
26
l
17
(beperking, handicap of chronische ziekte) stijgt, terwijl de verhouding personele
*) De groepsgrootte
1.6.2 Eindresultaten
lasten/totalebaten
ongeveer stabiel is (zie onderdeel 5.3.4).
onderwijs Landelij gemiddelde
Eindresultaten:
**
201
201
Schoolscore CITO (ongecorr. leerlinggewicht)
536,1
534,
Schoolscore CITO (gecorr. leerlinggewicht)
536,9
535,9
201
2011
535,1
538,1
533,5
535,1
536,0
535,1
201
**) Deze cijfers zijn gebaseerd op vijf van de twaalf scholen die in het voorjaar van 2014 aan de CITO-eindtoets hebben meegedaan. Me ingang van schooljaar
2014/2015doen alle scholen mee
met de CITO-eindtoets.
2014
2013
2012
2011
1,0%
1,9%
0,7%
0,8%
0,7%
0,3%
1,2%
1,0%
2
4
5
9
1
2
5
4
0%
1%
0%
8%
% leerlingen naar VMBO BL
12%
12%
16%
22%
% leerlingen naar VMBO KL
17%
10%
12%
17%
% leerlingen naar VMBO TL
24%
38%
27%
% leerlingen naar HAVO
31%
26%
27%
39%
16%
13%
18%
14%
100%
100%
100%
Doorstroom-
en verwijzingsgegevens:
% kleutergroepverlenging
groep 1 en 2
% zittenblijvers in groepen 3
t/m 8
Aantal leerlingen naar speciaal basisonderwijs Uitstroom naar voortgezet
onderwijs:
Aantal leerlingen vanuit gr. 7 naar voortgezet
onderwijs
% leerlingen naar PRO
% leerlingen naar
VWO/ Gymnasium
Uitstroom 2014 naar voortgezet
onderwijs VMBO BL
PRO
Aantal (malen)
100%
|
o|
23
|
VM BO
VM BO
KL
TL
32
|
VWO / Gymn.
HAVO
45
|
57
|
29
Tøtaal
|
186
l
7
Jaarverslag 2014 Stichting Wolden/vijs
1.6.3 Persøneel 2014
2013
2012
149
151
154
161
103,55
105,71
109,32
110,50
Percentage voltjjclers
21,2%
20,5%
21,7%
21,94%
Gewogen gemidd. leeftijd onderwljsgevend personeel
42,10
41,90
42,18
42,03
2014
2013
2012
2011
Aantal personeelsleden exeiusïef verva ngsng
Aantal fte exclusief vervanging
Leeftsidsoøbouwpersorweejjabsoluutj
`®~WS.`SL`®>
0 0
Leefïljdsopbßuw
tot 25 jaar
25t01: 35jaar
30
Gk®»TStS.
5
7
39
35
39
35 tot 45 jaar
32
30
32
27
45 tot 55 jaar
44
48
52
53
55 t0t 65 jaar
37
32
30
35
1
0
0
O
148
151
154
161
65 en øuder
øersoneel(relatief)
ill 0
2-
4
2014
2013
2012
2011
2,70%
1,32%
2,25%
4,35%
25 tot 35jaar
20,27%
25,02%
22,73%
24,22%
35 tot 45 jaar
21,62%
19,87%
20,72%
10,77%
45 1:0155 jaar
20,73%
31,79%
33,77%
32,92%
55 mt 65 jaar
25,00%
21,19%
19,47%
21,74%
0,68%
0,00%
0,00%
0,00%
100%
100%
100%
100%
20141 2013
2012
20111
13%
14%
t/m
__
25 jaar l
65 jaar en øuder
l l
Percentage mannen
l
Percentage vrouwen
__
1s%1
ss%1 100%
Lerarenratlø 1
17%
a7%
86%
83%
100%
100%
100%
20141 20131 2012 Managementratio
000-ram
2011
2011
7,53%
7,57%
8,23%
9,60%
86,25%
27,61%
0,22% 100%
87,83%
05,13%
0
3,94%
5,27%
100%
100%
100%
4,0221
*)2O11-1:Inclusief één extern personeelslid en één nieuwe beleidsmedewerker mnderwijs en kwaliteit (t,l.v. reserve)
Verzuim kengetallen
kalenderjaar
Ziekteverzulmpercentage Ziektemelclingsfrequentie
1 1
20141 20131 20121 2011 6,97%
0,781
5,80%
0,781
8,52%
0,87
9,35%
0,901
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
1.7 Leerlingprognoses
Voor Stichting Wolderwijs is de leerlingprognose van groot belang, voornamelijk omdat er sprake is van krimp. Deze krimp in leerlingaantallen heeft consequenties voor veel in ditjaarverslag beschreven onderwerpen. De ontwikkeling van het aantal leerlingen in de gemeente De Wolden dat openbaar onderwijs volgt, is in onderstaand (meest actuele) overzicht weergegeven, inclusief de verwachtingen voor de komende vier jaren.
School:
01-10- 2013
't Echtenest
32
De Lindert *1
30
Reestzicht *1 De Klimtoren
01-10-2015
32
01-10-2016
32
O1-10-2017
O1-10- 2018
34
31
44
41
37
34
28
266
245
210
195
188
183
39
34
31
29
29
25
De Vaarboom *2
28
Esdalschool *2 Het Veldboeket *2
60
Het Groene Hart
De Wezeboom
34
33
*1
't Oelebröd De Bosrand
De Dissel
01-10-2014
318
81
82
77
86
87
311
303
317
313
311
83
75
66
60
54
44
215
196
180
163
165
158
De Rozebottel
123
115
100
93
84
77
De Horst
249
227
208
188
181
183
1.476
1.362
1.253
1.191
1.168
1.127
Totaal
*1 Per 1 augustus 2014 zijn de scholen De Lindert en Reestzicht gefuseerd tot één basisschool: De Klimtoren.
*2 Per 1 augustus 2014 zijn de scholen De Vaarboom en Esdalschool gefuseerd tot één basisschool: Het Veldboeket. Kleine scholen met minder dan 36 leerlingen (gemeentelijke opheffingsnorm) kunnen in stand worden gehouden op basis van wetgeving (formule voor de gemiddelde schoolgrootte binnen Stichting Wolderwijs). De wettelijke ondergrens, waaronder opheffing moet plaatsvinden, is 23 leerlingen.
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
2. interne bedrijfsvoering 2.1 Algemeen
Onder het intern perspectief vallen de interne processen waarin Stichting Wolderwijs zich profileert. Deze processen stellen Stichting Wolderwijs in staat om kwaliteit te leveren aan de ouders en leerlingen en deze aan zich te binden. De succesbepalende factoren concentreren zich op interne processen die de grootste invloed hebben op ouder- en kindtevredenheid en die essentieel zijn voor het behalen van de doelen van de organisatie. Innovatie is van groot belang. Stichting Wolderwijs moet zichzelf blijven ontwikkelen om op lange termijn te blijven voldoen aan de wensen van ouders en leerlingen en gestelde doelen te kunnen verwezenlijken.
2.2 Succesbepalende factoren
De volgende doelen zijn gesteld in 2014: 0
v 0
Het ziekteverzuimpercentage onder het landelijk gemiddelde krijgen; Opstellen van een beleidsplan onderwijs en kwaliteit; Berging en ontwikkeling kwaliteit medewerkers.
2.2.1 Het ziekteverzuimpercentage
onder het landelijk gemiddelde krijgen
Stichting Wolderwijs streeft ernaar het ziekteverzuim onder het landelijk gemiddelde van het primair onderwijs te krijgen. Het gaat om het percentage exclusief ander verzuim dan door ziekte, zoals zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof, studieverloi, etc.
Ziekteverzuim Stichting Wolderwijs
~
Kengetallen Landelijk 2014
Ziekteverzuimpercentage Ziekrneldingsfrequentie
_
2013
2014 _
6,97%
5,80%
6,50%
0,78
0,78
1,20
Het ziekteverzuimpercentage is in 2014, in tegenstelling tot het jaar ervoor, iets hoger dan het landelijk gemiddelde. De meldingsfrequentie is, net zoals vorig jaar, lager dan het landelijk gemiddelde, wat inhoudt dat medewerkers zich relatief
minder vaak ziek hebben gemeld. Het ziekteverzuimpercentage is grotendeels het gevolg van lang verzuim (twee maanden tot eenjaar). De focus van zowel de schooldirecteuren als de medewerkers is voornamelijk gericht op het bespreekbaar maken van het verzuimgecirag, het zorgen voor een juiste omgang met lziektejverzuim en afwezigheid én het creëren van ieders verantwoordelijkheid daarin. De afgelopen en komende jaren ligt het accent, naast het terugdringen van ziekteverzuim, op: Het realiseren van een gezonde verzuirncultuur; intensiveren van de samenwerking tussen de bedrijfsarts en de schooldirecteuren; Het voeren van een proactief beleid, waarbij de schooldirecteuren steviger hun regierol oppakken bij verzuim en inzetbaarheid. ~
~
«
De rol van de schooldirecteur als casemanager is essentieel in het terugdringen van het ziekteverzuim. De nadruk wordt gelegd op het uitgangspunt dat ziekte de medewerker overkomt, maar verzuim en afwezigheid gedragskeuzes zijn van de medewerker en daarom beïnvloedbaar' zijn. Van de schooldirecteur wordt verwacht dat er tijdig en gericht actie wordt ondernomen wanneer het verzuim te hoog dreigt te worden. Bij ziekte wordt te allen tijde gekeken of de betreffende medewerker mogelijk andere werkzaamheden kan verrichten.
Naar
aanleiding
van
de
hoge
ziekteverzuimpercentages
in
het
verleden
zijn
de
afgelopen
jaren
de
ziekteverzuimreducerende activiteiten geintensiveerd. De directeuren van de scholen met een bovengernicldeld schoolziekteverzuim maakten in overleg met hun teamleden een plan van aanpak om het ziekteverzuim op de school naar een gemiddeld niveau terug te dringen. lvlet ingang van 2013 wordt managementoverleggen (indien nodig met de bedrijfsarts erbij).
het ziekteverzuim regelmatig besproken in de
2.2.2 Opstellen van een beleidsplan onderwijs en kwaliteit
Met ingang van 1 oktober 2014 is er een beleidsmedewerker onderwijs en kwaliteit aangesteld voor een periode van ongeveer vier jaren. Deze beleidsmedewerker heeft de taak om in deze periode de ondervvijskwaliteit van de scholen van Stichting Wolderwijs op een hoger niveau te krijgen.
10
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Eén van de eerste taken was het schrijven van een beleidsplan onderwijs en kwaliteit. Dit plan is in november 2014 goedgekeurd door het bestuur. ln het plan is aangegeven hoe de bovenschoolse kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking plaats moet vinden. Stichting Wolderwijs wilde totale kwaliteit van alle scholen op minimaal ruim voldoende niveau brengen. Het beleidsplan is onderverdeeld in vijf domeinen: Zorg en kwaliteit, onderwijs en leren, zorg en begeleiding, management en organisatie én persoonlijke ontwikkeling beleidsmedewerker. Op systematische en cyclische wijze wordt de komende jaren aan deze onderdelen gewerkt. ln oktober 2015 zullen de eerste resultaten met de algemeen directeur, het bestuur en de GMR worden geëvalueerd.
2.2.3 Borgíng en ontwikkeling
kwaliteit medewerkers
Binnen Stichting Wolderwijs wordt veel waarde gehecht aan de kwaliteitsverbetering van de medewerkers. kwaliteitsverbetering komt direct ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs op de scholen.
Deze
Stichting Wolderwijs heeft een document integraal personeelsbeleid (IPB), waarin afspraken zijn vastgelegd over scholing en professionele ontwikkeling. De vereiste competenties en bekwaamheidseisen van alle functies zijn vastgelegd. Competenties bestaan uit kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn om de functie op een goede wijze te kunnen vervullen. Voor de leerkrachten LA gelden de zeven competenties van de Wet Beroepen ln het Onderwijs (BIO). Voor de leerkrachten LB zijn aanvullende competenties vastgesteld. De werkgever en de werknemer maken in het kader van de gesprekkencyclus afspraken over de professionele ontwikkeling van de werknemer. Onderdeel van deze gesprekkencyclus is het POP-beleid. De doelstelling van het beleid is het vastleggen van de bekwaamheid en de professionele ontwikkeling van de medewerker. Het bekwaamheidsdossier moetjaarlijks worden geactualiseerd door de werknemer. De kwaliteit van het personeelsbestand wordt planmatig geborgd en verder ontwikkeld. Binnen Stichting Wolderwijs wordt er ruim geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van medewerkers: 0 Gemiddeld wordtjaarlijks per fte 6 950 beschikbaar gesteld aan de scholen en het stafbureau voor na- en bijscholing. Voorafgaand aan het schooljaar worden de opleidingsplannen opgesteld, waarin rekening is gehouden met de wensen van de medewerkers afzonderlijk en de teams gezamenlijk. Vanuit de functioneringsgesprekken en de (POP's) volgt eveneens scholing. Een aantal medewerkers heeft in 2014 een persoonlijke ontwikkelingsplannen langdurige studie gevolgd en is daarmee opgeschaald van leerkracht LA naar leerkracht LB. Deze medewerkers hebben specialistische functies gekregen (zie onderdeel 4.6.1.). 0 De directieleden beschikken jaarlijks over een budget van 6 2.000 per persoon voor hun professionalisering. Dit jaarlijkse budget mag, indien gewenst, maximaal drie jaren gespaard worden. Dit onderdeel komt jaarlijks aan de orde van de schooldirecteuren. bij de evaluatie van de managementcontracten De algemeen directeur van Stichting Wolderwijs heeft in schooljaar 2013/2014de opleiding professioneel leiderschap succesvol afgerond. Deze opleiding richt zich voornamelijk op de persoonlijke ontwikkeling; de beheersing van de taken van professioneel leider, het strategisch denken en handelen, het analyseren van interne en externe ontwikkelingen én het toewerken naar en vertaling in strategisch beleid. 0 Naar aanleiding van het inventariseren van de competenties van alle leerkrachten in 2014 vindt er met ingang van dat jaar gerichte scholing plaats van teams en individuele medewerkers. Deze aanvullende onderwijskundige scholing wordt bekostigd vanuit de ontvangsten van de prestatiebox. Het budget bedroeg in 2014 ä 30.000. Dit wordt 0
0
0
0
verderop in deze paragraaf nader toegelicht. Gezamenlijke studiedag (Wolderwijsdag) voor alle medewerkers. Op deze studiedag worden, mede naar aanleiding van de inventarisatie van de competenties, workshops aangeboden. Medewerkers kunnen, indien noodzakelijk én afgestemd met de algemeen directeur, coaching en/of begeleiding krijgen. Hiervoor was in 2014 een bedrag beschikbaar van E 30.000. Alle leerkrachten kunnen één maal in de twee jaar gebruik maken van collegiale consultatie. De leerkracht wordt in dit geval vervangen zodat hij/zij de mogelijkheid heeft bij een collega in de klas te kijken, om zichzelf op deze manier
verderte ontwikkelen. Mobiliteit maakt het voor de leerkrachten mogelijk om op een andere school binnen Stichting Wolderwijs te gaan werken. Wisseling van werkomgeving heeft normaal gesproken een positieve invloed op de ontwikkeling van medewerkers.
Wolderwi'sacademie: ln 2013 is er door de directeuren een observatie-instrument ontwikkeld, waarbij de inspectie-indicatoren leidraad zijn. Alle personeelsleden zijn door hun directeur op deze indicatoren beoordeeld. Halverwege 2014 zijn vervolgens de competenties van alle leraren van Stichting Wolderwijs in beeld gebracht. opgesteld. Stichting Wolderwijs heeft er in eerste instantie voor gekozen om alle leerkrachten, verdeeld over onder-, midden-, en bovenbouw, gedurende de schooljaren 2014/2015en 2015/2016verplicht aan de training "didactiek, organisatie en reflectie" deel te laten nemen. Per school is een ontwikkelrapport
Voorgaande scholing maakt onderdeel uit van het vastgestelde scholingsplan voor de jaren 2014 tot en met 2017, de Wolderwijsacademie genoemd. De academie bestaat met ingang van schooljaar 2014/2015en betreft specifieke extra scholing waarvoorjaarlijks budgetten beschikbaar zijn vanuit de prestatieboxbekostiging (2014: 6 30.000). 11
Jaarverslag 2011l Stichting Wolderwijs
De extra scholing vanuit de Wolderwijsacadernie ~
-
-
~
in schooljaar
Directeuren
Taalcoördinatoren Rekencoördinatoren Onder~, midden en bovenbouw leraren
2014/2015bestaat uit:
Training flltsbezoeken en invoering kwaliteitssysteem Integraal Vier bijeenkomsten kwaliteitsverbetering Vier bijeenkomsten kwaliteitsverbetering
Trainingsbijeenkomsten didactiek, organisatie en reflectie
de hand van jaarlijkse peilingen worden de kwaliteiten van de leerkrachten in beeld gebracht en in het managementoverleg gepresenteerd. Vervolgens worden de noodzakelijke verbeterpunten meegenomen in de planning van de Wolderwijsacadernie van het volgende schooljaar.
Aan
2.3 Nlanagernentovereenkomsten
Om zichtbaar te kunnen sturen op de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op de scholen van Stichting Wolderwijs worden er aan het begin van elk schooljaar geactualiseerde managernentovereenkornsten afgesloten tussen de algemeen directeur en de schooldirecteuren. Hierin zijn afspraken vastgelegd over onder andere: 0 Onderwijs; v Personeel; ~
Financien/beheer;
U
Persoonlijke ontwikkeling (POP); Algemeen en specifiek beleid.
ø
De algemeen directeur heeft gemiddeld eens per zes weken besprekingen met alle schooldirecteuren, waarbij de afspraken in de overeenkomsten individueel worden getoetst op naleving ervan door de schooldirecteuren. Aan het einde van elk schooljaar worden de managernentovereenkomsten geëvalueerd in functioneringsgesprekken van de algemeen directeur met de schooldlrecteuren. Alle clirectieleden dienen naar behoren te functioneren, zowel persoonlijk als in teamverband, binnen de kaders van de rnanagementafspraken.
ri
De algemeen directeur heeft een rnanagementovereenkornst met het bestuur. De succesbepalende factoren en andere onderdelen die behandeld worden in dit verslag zijn daar een uitwerking van, Jaarlijks, na afloop van een schooljaar, vindt evaluatie plaats door het bestuur. De bedrijfsvoering van Stichting Wolderwijs is momenteel op orde en de verwachting is dat dit zo blijft. Dit blijkt onder andere uit de kwartaalrapportages, het jaarverslag, de (rneerjarenjbegroting, het accountantsverslag en de inspectierapporten. Daarom is met ingang van schooljaar 2013/2014 ten aanzien van het onderwerp bedrijfsvoering een vereenvoudigde managernentovereenkornst afgesloten tussen de algemeen directeur en het bestuur. ~
~
2.4 Samenwerkingsverbanden
2.4.1 Passend onderwijs P0 2203 Stichting Wolderwijs neemt sinds 1 augustus 2014 deel in het nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs P0 2203 (regio lvleppel/Hoogeveenfâteenwijkj. Stichting Wolderwijs valt onder afdeling Meppel, bestaande uit zeven schoolbesturen met in totaal 38 scholen (ongeveer 6.500 leerlingen).
Schoolbesturen zijn wettelijk verplicht te zorgen voor een passende onderwijsplek voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Passend Onderwijs zorgt ervoor dat leerlingen zo goed mogelijk op hun plek komen te zitten in het reguliere basisonderwijs. in verschillende regio*s werken scholen voor basisonderwijs samen om aan alle leerlingen die beste onderwijsplek te kunnen geven Het samenwerkingsverband biedt onderwijs aan voor iedere leerling, passend bij wat de leerling kan. Binnen het gewone basisonderwijs bieden de scholen daarom onderwijs aan waarin veel gedifferentieerd wordt. in een dergelijke vorm van onderwijs moet elke leerling zijn mogelijkheden optimaal kunnen benutten. De invoering
van Passend Onderwijs heeft gevolgen voor de financiering van onderwijs aan zorgleerlingen. De leerlinggebonden financiering (LGF/rugzak) is verdwenen, Hier staat echter een hogere bijdrage vanuit het nieuwe samenwerkingsverband tegenover, ten behoeve van zogenaamde arrangementen.
Elke afdeling binnen het samenwerkingsverband heeft haar eigen toepassing en eigen afspraken gemaakt over ondersteuningstoewijzing. Daarin bouwt elk van de afdelingen verder op de cultuur die is ontstaan vanuit de oude samenwerkingsverbanden WSNS (weer samen naar school). Er is uiteindelijk een gezamenlijk kader tot stand gekomen. De startpositie is sterk, Voorafgaand aan de overgang naar PassendOnderwijs per 1 augustus 2014 zijn de gemaakte afspraken duidelijk beschreven in de stukken van het samenwerkingsverband.
12
i
i
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
De schoolbesturen binnen de afdeling Meppel hebben gezamenlijke afspraken gemaakt en uitgangspunten opgesteld, maar handelen daarnaast veel zelf af. Goede samenwerking tussen schoolbesturen zal op langere termijn volgen. De scholen van Stichting Wolderwijs zijn in schooljaar 2014/2015allereerst voorzien in basisondersteuning en aanvullende middelen voor ondersteuning. De middelen zijn voor het grootste deel ingezet ten behoeve van personele formatie voor ondersteuning. Daarnaast is een klein deel ingezet voor materiële ondersteuning. ln schooljaar 2014/2015vindt regelmatig monitoring plaats en indien nodig vindt er bijsturing plaats qua inzet van de middelen.
In schooljaar 2014/2015worden reguliere gelden ontvangen vanuit het samenwerkingsverband 2203, onderverdeeld in en tot op heden besteed aan: Basisondersteuning Leerlinggebonden ondersteuning (toegekende arrangementen)
passend onderwijs
PO
-
-
Daarnaast worden er gelden ontvangen voor speciale ondersteuning, naar aanleiding organisaties voor speciaal onderwijs Kentalis en Bartimeus (cluster 1 en 2 leerlingen).
van overeenkomsten
met
de
2.4.2 Multifunctionele
accommodaties De gemeente De Wolden heeft vier multifunctionele accommodaties waarin een openbare basisschool van Stichting Wolderwijs één van de participanten is. De multifunctionele accommodaties bevinden zich in Ruinen ('t Oelebrödj, De Wijk (De Horst), Ruinerwold (De Dissel) en Zuidwolde (Het Groene Hart). Naast de openbare basisscholen zijn peuterspeelzalen, kinderopvangcentra en muziekverenigingen participant in de multifunctionele accommodaties. De samenwerking tussen de participanten is vooral gericht op: I 0
0
Zorgdragen voor een optimale ontwikkeling van kinderen; Alle leerlingen naar hun vermogen laten presteren; Leerlingen een doorgaande lijn in hun schoolloopbaan garanderen.
2.4.3 Voor-, na- en tussenschoolse opvang
door een externe De voor- en naschoolse opvang wordt sinds 2014 in een aantal plaatsen geregeld kinderopvangorganisatie. De tussenschoolse opvang wordt op alle basisscholen aangeboden en geïnitieerd vanuit de school zelf. Stichting Wolderwijs heeft besloten om in 2015 een onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid en wenselijkheid van |KC's (integraal kindcentrum) in de gemeente De Wolden. Een IKC is een voorziening voor kinderen van 0 tot 13 jaar, waar zij Het IKC biedt een gedurende de dag komen om te leren, te spelen/sporten, te ontwikkelen en anderen te ontmoeten. totaalpakket op het gebied van educatie (basisschool), opvang, ontwikkeling, zorg, welzijn en vrije tijd. Deze ontwikkeling is al een aantal jaren gaande en komt nu in een stroomversnelling, ook in Drenthe. 2.4.4 Onderwijsbureau
Stichting Wolderwijs is met ingang van 2013 lid van de Vereniging Onderwijsbureau Meppel. Als lid van de vereniging wordt er gebruik gemaakt van de dienstverlening van Onderwijsbureau Meppel. Jaarlijks vindt er een algemene ledenvergadering plaats waarin Stichting Wolderwijs wordt vertegenwoordigd door de algemeen directeur.
13
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
3. Klanten (ouders en leerlingen) 3.1 Algemeen
Onder het klantenperspectief vallen de ouders en leerlingen en het marktsegment waarin Stichting Wolderwijs deelneemt aan het maatschappelijk en economisch verkeer. Dit perspectief omvat succesbepalende factoren zoals de mate van voldoen aan behoeften van afnemers (ouders en leerlingen), klantenbinding, werving van nieuwe leerlingen, omvang van de markt en het marktaandeel. Het is van belang in te spelen op de wensen van ouders en leerlingen en de veranderingen daarin. Dit perspectief stelt Stichting Wolderwijs in staat die klant- en marktgerelateerde onderdelen van de missie en visie te benadrukken die bijdragen aan toekomstige meeropbrengsten. Het doel van Stichting Wolderwijs
is dat leerlingen hun mogelijkheden zo goed mogelijk benutten. Het gaat niet alleen om het overdragen van kennis, maar ook om: Leren eerlijk en betrouwbaar te handelen, leren te reflecteren, leren hoe je je eigen mening vormt, leren hoe je elkaars verschillen als meerwaarde kunt zien, leren hoe je zelfstandig moet handelen, leren hoeje behulpzaam kunt zijn en leren hoe je effectief samenwerkt.
3.2 Succesbepalende factoren
De volgende doelen zijn gesteld in 2014: 0
De tevredenheid van ouders, leerlingen en personeel is minimaal gelijk aan het landelijk gemiddelde.
3.2.1 De tevredenheid
van ouders, leerlingen en personeel is minimaal gelijk aan het landelijk gemiddelde
Stichting Wolderwijs onderzoekt eens per twee jaar de tevredenheid van ouders, leerlingen en medewerkers. De tevredenheidspeilingen vormen tezamen een instrument dat een waardevolle bijdrage heeft binnen het kwaliteitsbeleid op de scholen. Het onderzoek levert een bijdrage aan: Kwaliteitsbeleid en schoolorganisatie; Betrokkenheid ouders, personeel en leerlingen; Op zijn minst stabiliseren van de marktpositie. -
-
-
De tevredenheidspeilingen vinden eens in de twee jaar plaats en zijn zowel in 2012 als in 2014 uitgevoerd door het bedrijf Scholen Met Succes. Stichting Wolderwijs streeft ernaar de tevredenheid op een niveau te hebben dat gelijk is aan of uitstijgt boven het landelijk gemiddelde. Daarnaast dient elke school zich te verbeteren ten opzichte van de situatie twee jaar ervoor.
Alle individuele scholen hebben in 2014 een rapport ontvangen over de tevredenheid. Daarnaast is alle informatie beschikbaar op stichtingsniveau. Voor alle scholen zijn de belangrijkste verbeterpunten inzichtelijk gemaakt, zodat hierop actie op wordt ondernomen. De tevredenheidsresultaten van 2014 zijn in hoofdlijnen als volgt:
Deelnamepercentage
Leerlingen (groep 5 t/m 8)
Laagste
Hoogste
schoolcijfer
schoolcijfer
100%
Ouders
64%
Personeel
95%
6,9
9,1
Gemiddelde Wolderwijs 2014
Landelijk
I
8,1 6
Gemiddelde Wolderwijs 2012
8,1
8,3
7,2
7,2
7,7
7,5
Het deelnamepercentage was erg hoog, wat een zeer betrouwbaar beeld weergeeft van de tevredenheid. Het verschil in tevredenheid tussen de jaren 2014 en 2012 is hierboven samengevat. Het valt op dat de oudertevredenheid in 2014 lager is dan het landelijk gemiddelde. Voor de komende jaren is dit een aandachtspunt. De gemiddelde tevredenheid van alle geledingen tezamen
is in 2014 gelijk aan die van 2012; 7,7. Dat is nagenoeg gelijk aan
het landelijk gemiddelde.
14
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
3.3 Klachtenregeling Op grond van de Kwaliteitswet van 1998 zijn de schoolbesturen verplicht een klachtenregeling te hebben. Stichting heeft een eigen klachtenregeling Wolderwijs en is aangesloten bij de landelijke klachtencommissie van Stichting Onderwijsgeschillen. In het kader van de klachtenregeling zijn een extern vertrouwenspersoon, een contactpersoon voor het bestuur en een contactpersoon per school aangesteld. Klachten worden ingediend bij de landelijke klachtencommissie.
klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school op eenvoudige wijze signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. Veruit de meeste klachten over de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een juiste wijze worden afgehandeld. Indien dat echter, gelet op de aard van de klacht, niet mogelijk is of indien de afhandeling niet naar tevredenheid heeft plaatsgevonden, kan men een beroep doen op de klachtenregeling. Het
ln 2014 zijn er geen klachten ingediend op grond van de klachtenregeling.
3.4 Marktaandeel
Het aantal leerlingen van Stichting Wolderwijs is de afgelopen jaren, om demografische redenen, fors gedaald en zal de komende jaren nog verder dalen. De lange termijnprognose geeft een daling weer van het aantal basisschoolleerlingen voor de gemeente De Wolden van 31,4%, in de periode 2010 tot en met 2020 (bron: Drentse Onderwijsmonitor 2013). Een forse daling geldt voor nagenoeg alle gemeenten in de provincie Drenthe, op de stedelijke gebieden na, waar de daling gering is of waar zelfs sprake is van groei.
De Wolden is het van belangjaarlijks het Hieronder volgt een overzicht van de marktaandelen binnen het primair marktaandeel te bepalen en te vergroten. onderwijs, per 1 oktober 2014, in de gemeente De Wolden (waarbij geen rekening is gehouden met leerlingen uit de gemeente De Wolden die in een andere gemeente onderwijs volgen): Naast het hebben van inzicht in de daling van het aantal leerlingen in de gemeente
Aantal
Marktpartijen
Openbare basisscholen
Bijzondere basisscholen
Totaal aantal basisschoolleerlingen De Wolden
Percentage
1.362
73,2%
(2013: 73,6%)
499
26,8%
(2013: 26,4%)
1.861
2011/2012 2014/2015van Stichting Wolderwijs wordt aangegeven een stabiel marktaandeel na te streven. Het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het meten van de tevredenheid van ouders, leerlingen en medewerkers spelen hierbij een belangrijke rol. ln het strategisch beleidsplan
-
15
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
4. Ontwikkeling
en groei
4.1 Algemeen Het ontwikkeling- en groeiperspectief benadrukt het belang van de inrichting van de organisatie zodat op lange termijn groei en verbetering worden gerealiseerd. Ontwikkeling is van groot belang. Het is noodzakelijk te beschikken over actuele en nauwkeurige informatie met betrekking tot het leer- en verbeteringsproces van alle medewerkers van Stichting Wolderwijs. Stichting Wolderwijs besteedt aandacht aan en hanteert kwaliteitszorgsystemen. Daarnaast moet er sprake zijn
van een lerende organisatie, waarin kwalitatief goede medewerkers een concurrentievoordeel opleveren. Medewerkers worden gestimuleerd zelf hun problemen op te lossen en te bedenken hoe de kwaliteit voor ouders en leerlingen verhoogd kan worden (bij gelijkblijvend of lager kostenniveau).
4.2 Succesbepalende factoren
De volgende doelen zijn gesteld in 2014: 0
Alle scholen zijn opgenomen in het basisarrangement van de Onderwijsinspectie is en blijft ten minste voldoende;
4.2.1 Alle scholen zijn opgenomen
in het basisarrangement
van de Onderwijsinspectie
en de kwaliteit van het onderwijs
en de kwaliteit van het onderwijs
is en blijft ten minste voldoende De algemeen directeur is het overleg- en aanspreekpunt voor de Onderwijsinspectie. De Onderwijsinspectie beoordeelt de resultaten/opbrengsten van de basisscholen. Stichting Wolderwijs heeft geen zwakke scholen. Alle scholen zijn opgenomen
in het basisarrangement van de Onderwijsinspectie.
Stichting Wolderwijs ambieert een ruim voldoende oordeel van de Onderwijsinspectie voor alle scholen. ln de laatste vastgestelde meerjarenbegroting wordt volop aandacht geschonken aan de investering in de verbetering van de onderwijskwaliteit. ln 2014 hebben de volgende scholen een inspectiebezoek gehad, allemaal met een ruim voldoende beoordeling: Esdalschool in Veeningen (m.i.v. 1 augustus 2014: Het Veldboeket) De Wezeboom in Oosteinde -
-
-
't Oelebröd in Ruinen
ln 2015 krijgen de volgende scholen een inspectiebezoek: De Klimtoren in Drogteropslagen (tot aan 1 augustus 2014: Reestzicht) De Dissel in Ruinerwold -
-
-
De Horst in De Wijk
De basisscholen van
Stichting Wolderwijs maken gebruik van het meten van kwaliteit aan de hand van het kwaliteitssysteem KWINTOO (Kwaliteitszorg Integrale Onderwijs Organisatie). Het systeem is afkomstig van Cedin en sluit aan op de toezichtsystematiek die de Onderwijsinspectie hanteert. Door middel van kwaliteitskaarten brengt de school de eigen kwaliteit in beeld. Het systeem bestaat uit de volgende kwaliteitskaarten: 0
Kwaliteitszorg
0
Zorg en begeleiding speciaal basisonderwijs
0
Toetsing
0
Opbrengsten
0
Leerstofaanbod
0
Contacten
0
Tijd Onderwijsleerproces Schoolklimaat Zorg en begeleiding basisonderwijs
0
Taa l
0
Rekenen en wiskunde
0 I 0
ln het schooljaar
I
met ouders
en organisatie
0
Management
o
Voor- en vroegschoolse educatie
2012/2013hebben alle schooldirecteuren een auditopleiding afgerond. Als gevolg hiervan worden met 2013/2014proactief interne audits uitgevoerd op alle scholen van Stichting Wolderwijs. De intern
ingang van schooljaar
gecontroleerde scholen weten naar aanleiding van deze audits aan welke indicatoren nog aandacht geschonken moet worden, voordat de Onderwijsinspectie komt. Na afloop van elke audit ontvangt de betreffende schooldirecteur een schriftelijk rapport met hierin opgenomen de noodzakelijke verbeterpunten. De schooldirecteuren stellen vervolgens een plan van aanpak op en houden de algemeen directeur op de hoogte van de voortgang met betrekking tot de resultaten.
16
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Met ingang van schooljaar
2013/2014zijn alle scholen van
Stichting Wolderwijs voorbereid op een aanbod voor excellente
en (hoog)begaafde leerlingen. ln twee plusklassen op de locatie van basisschool De Horst in De Wijk komen deze leerlingen één dag per week samen. Daarnaast beschikken alle scholen over een specialist hoogbegaafdheid en is voor alle scholen de
methode levelwerk aangeschaft. Dit aanbod is succesvol gebleken.
Stichting Wolderwijs heeft twee scholen, De Horst in De Wijk en Het Groene Hart in Zuidwolde, die al een aantal jaren het traject "op weg naar excellentie" volgen. ln schooljaar 2014/2015komen daar twee scholen bij, De Bosrand in Kerkenveld en De Klimtoren in Drogteropslagen. Het traject wordt rechtstreeks bekostigd door de Provincie (onderdeel van het Kwaliteitsakkoord Drenthe). ln Drenthe wordt de volgende definitie van excellentie gehanteerd:
"Een excellente school is een school die zowel excellente opbrengsten heeft als een voldoende scoort op alle negen normindicatoren van de Onderwijsinspectie. Excellente opbrengst houdt, volgende de Onderwijsinspectie, in dat de scholen ten minste drie jaren achtereen een half punt boven hun verwachte niveau presteren. Voor kleine scholen geldt dat in de laatste vijfjaar ten minste drie keer een half punt boven het verwachte niveau gescoord moet zijn. Daarbij is het verwachte niveau het gemiddelde dat geldt op basis van de populatie". Of een school aan deze voorwaarden voldoet kan alleen door de Onderwijsinspectie
worden vastgesteld.
Kwaliteit van het onderwijs op kleine scholen: Stichting Wolderwijs streeft naar het in stand houden van openbare basisscholen in de kernen van de gemeente De Wolden. Kleine scholen met minder dan 36 leerlingen (gemeentelijke opheffingsnorm) kunnen in stand worden gehouden op basis van wetgeving en de formule voor de gemiddelde schoolgrootte binnen Stichting Wolderwijs. De gemiddelde schoolgrootte is ruim voldoende zodat de ondergrens waaronder opheffing moet plaatsvinden, de wettelijke ondergrens van 23 leerlingen is. ln overleg met de ouders, leerkrachten en Gemeente De Wolden kan, op voorstel van Stichting Wolderwijs, tot fusie of opheffing worden besloten. De kwaliteit van het onderwijs speelt daarbij uiteraard een cruciale rol. De belangrijkste voorwaarden voor Stichting Wolderwijs om een kleine school in stand te houden zijn: De kwaliteit van het onderwijs is ten minste voldoende; Er zijn voldoende financiële middelen beschikbaar (waaronder de kleine scho|entoes|ag); Kleine scholen moeten samenwerken om te komen tot onderwijsteams; Er moet voldoende perspectief zijn op voortbestaan. -
-
-
-
Stichting Wolderwijs heeft een aantal meerscholendirecteuren aangesteld. De medewerkers van de scholen van deze directeuren vormen één onderwijsteam, wat betekent dat ze nauw samenwerken op onderwijskundig gebied. Vanuit de gegevens van de Onderwijsinspectie blijkt dat dit de kwaliteit van het onderwijs op de scholen ten goede komt. Stichting Wolderwijs heeft ultimo 2014 drie onderwijsteams; De Bosrand (Kerkenveld) en De Klimtoren (Drogteropslagen); 't Oelebröd (Ruinen) en 't Echtenest (Echten); De Rozebottel (Koekange) en De Wezeboom (Oosteinde). -
-
-
0nderwi's en krimp Drenthe: van OCW, Sander Dekker, heeft in 2014 aangekondigd dat schoolbesturen in krimpregio's vanaf 1 augustus 2016 wettelijk verplicht zullen worden om afstemming te zoeken met andere besturen in de regio, om samen te Dit plan moet bijdragen aan de kwaliteit in het regionaal onderwijsaanbodplan. komen tot een toekomstbestendig
De staatssecretaris
onderwijs. Schoolbesturen die deze verplichting nakomen zullen de kleine scholentoeslag blijven behouden. om een regionaal procesbegeleider krimp en onderwijs aan te stellen, die rol kan vervullen. Advies- en onderzoekbureau STAMM begeleidt het proces voor de provincie Drenthe. Begin 2015 is er een plan van aanpak opgesteld. De stuurgroep onderwijs en krimp, bestaande uit zeven personen uit schoolbesturen, gemeenten en provincie, geeft aan op welke manier zij de rol van regionaal procesbegeleider in Drenthe wil invullen. De algemeen directeur van Stichting Wolderwijs en de wethouder onderwijs van Gemeente De Wolden maken onderdeel uit van de stuurgroep. Het Ministerie
van OCW biedt de mogelijkheid
een faciliterende
en trekkende
De krimp in leerlingaantallen in Drenthe dwingt schoolbesturen soms tot het sluiten van scholen, wanneer deze onder de opheffingsnorm komen. Los daarvan krijgen schoolbesturen met leerlingdalingen minder bekostiging vanuit het Ministerie, terwijl de uitgaven niet in hetzelfde tempo meedalen. Schoolbesturen moeten daarom toenadering zoeken tot elkaar en wellicht op lokaal niveau met initiatieven komen tot (informele) samenwerkingsscholen. Traject opbrengstgericht
werken:
'Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs' van de Onderwijsinspectie van eind 2010 staat beschreven dat basisscholen de prestaties van hun leerlingen kunnen vergroten door opbrengstgericht te gaan werken. Uit het onderzoek blijkt dat er een positief verband bestaat tussen opbrengstgerichtheid van scholen en de leerresultaten van hun leerlingen. ln het rapport
17
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
De schooldirecteuren, intern begeleiders en de algemeen directeur van Stichting Wolderwijs hebben, naar aanleiding van bovengenoemd rapport, een traject "opbrengstgericht werken en onderwijskundig leiderschap" doorlopen. De doelstellingen waren als volgt: ø Het komen tot een stichtingsbreed kader met betrekking tot het verbeteren van de totale kwaliteit van het onderwijs; ~ Het komen tot een gezamenlijke opbrengstgerichte werkcyclus en werkprocedure; « Het analyseren van de school- en stichtingsresultaten en het formuleren van ambities. Hierbij zal het inspectiekader rn.b,i:. resultaten en opbrengsten een rol spelen; 0 De deelnemers hebben aan het eind van het traject zicht op hun rol binnen het proces van opbrengstgericht werken en kunnen deze rol op zich nemen; 0 De deelnemers zijn in staat de opbrengstgerichte cyclus te doorlopen.
Alle schooldirecteuren zijn vrijgesteld van lesgevende taken, waardoor er ruimte gecreëerd wordt voor het ontwikkelen van onderwijskundig leiderschap. Alle schooldirecteuren werken opbrengstgericht en zijn verantwoordelijk om het opbrengstgericht werken te continueren op hun scholen. Daarnaast hebben zij een auditopleiding en de cursus flitsbezoeken gevolgd om nog beter zicht te hebben op de kwaliteit van het onderwijs in combinatie met de eisen vanuit de Onderwijsinspectie. Jaarlijks vindt er een studiedag plaats met ii-3'ersen schooldirecteuren, waarbij het opbrengstgericht werken centraal staat. ln de managementoverleggen wordt voortdurend aandacht geschonken aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs, zodat de opbrengsten kunnen worden verbeterd Kwaliteitszorg- en schooladministratiesvsteern: Sinds schooljaar 2011/2012werken alle scholen van Stichting Wolderwijs met het uniform schooladministratiesysteem ParnasSys. Dit systeem bevat alle gegevens van de scholen, waaronder een module voor het leerlingvolgsysteem. via dit systeem kan de individuele leerling gevolgd worden, maar ook een groep of een volledige klas. Up schoolniveau kunnen trends worden waargenomen die betrekking hebben op deze individuele leerling, de groep en/of de school. Door middel van analyse van deze trends worden gerichte handelings~ en/'ofgroepsplannen opgesteld met als doel de opbrengsten te verhogen van zowel individuele leerlingen als van groepen leerlingen. Door de invoering van dit systeem is het tevens mogelijk om zowel op schoolniveau als bovenschools de schoolopbrengsten te monitoren/beschikbaar te hebben. Het gaat dan om gegevens van niet aan methodes gebonden toetsen van CITG. In schooljaar 2014/2015wordt begonnen met de invoering van het kwaliteitssysteem integraal, wat onderdeel uitmaakt
van het systeem Parnasßys.
4.3 Strategisch beleidsplan ln het huidige strategisch beleidsplan beleidsrichting vastgesteld.
2611/2012tot en
met
2014/2015heeft het bestuur van Stichting Wolderwijs de
Bij het opstellen van het strategisch beleidsplan is destijds aansluiting gezocht bij de belangrijkste vraagstukken die op de werkvloer leven. Stichting Wolderwijs hanteert de volgende uitgangspunten: ~ Scholen werken vanuit een gemeenschappelijke visie; ~ Het bestuur (als toezichthouder) en de algemeen directeur geven richting aan de organisatie. Tegelijkertijd geven ze de scholen de ruimte om de eigen resultaatverantwoordelijkheid te dragen; 0 Het strategisch beleidsplan geeft de richting voor beleid en een korte omschrijving voor het realiseren daarvan. Bij de uitwerking staan de organisatorische maatregelen centraal (hoe gaan we de doelen realiseren, welke structuur is nodig, welke middelen worden ingezetj; ~ De hoofdlijnen van beleid vormen de basis voor gesprekken over de voortgang tussen het bestuur en de algemeen directeur, en de algemeen directeur en de schooldirecteuren; 0 Scholen maken een schoolplan voor de periode 2011/2012tot en met 2014/2015; U leder jaar maakt een school haar operationele plan, het schooljaarplan, mede gebaseerd op de analyse van het schooljaarverslag; ø Tussen het strategisch beleidsplan en de schoolplannen bestaat een wisselwerking. Beleidsvoornemens op stichtingsniveau zijn medebepalend voor de invulling van de schoolplannem Andersom bepalen ontwikkelingen op schoolniveau welke onderwerpen worden opgenomen in het strategisch beleidsplan.
Het management van Stichting Wolderwijs heeft eind 2013 de uitgangspunten van en de doorgroei in een professionele cultuur inzichtelijk gemaakt, met als resultaat dat er gezamenlijke ambities zijn geformuleerd: Trots op Stichting Wolderwijs, het management onderschrijft de visie en missie; Stevige scholen met kwalitatief goed onderwijs; Werken met passie, loyaal zijn en kwaliteit leveren; Denken in kansen en delen van successen; Kenmerkend zijn eigenaarschap en bottom-up benadering; Relaties die zich kenmerken door respect en waardering. ~
-
~
-
-
-
18
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Uiterlijk 15 juni 2015 wordt het strategisch beleidsplan 2015-2019 vastgesteld. Ter voorbereiding hierop zijn er eind 2014 bijeenkomsten geweest met ouders, leerkrachten, schooldirecteuren, leerlingen, stakeholders en het bestuur van Stichting Wolderwijs; zogenaamde onderwijscafés. De uitkomsten van deze onderwijscafés worden gebruikt als input voor een breed gedragen strategisch beleidsplan 2015-2019. Daarnaast zal het bestuursakkoord tussen het Ministerie van OCW en de PORaad van invloed zijn op het plan (zie onderdeel 5.1).
4.4 Bestuursverslag Organisatie:
Met ingang van 1 augustus 2010 is de wet "Goed onderwijs, goed bestuur" in werking getreden. Een belangrijk onderdeel van deze wet betreft de verplichte scheiding van bestuur en intern toezicht. Goed bestuur betekent dat ieder bestuur wordt
geacht te functioneren volgens algemene principes van goed bestuur. Als onderdeel daarvan stelt de wet als voorwaarde dat iedere rechtspersoon die met publieke gelden scholen in stand houdt, het interne toezicht op het bestuur goed regelt. Het houdt in dat er scheiding is tussen uitvoering (algemeen directeur) en toezicht (bestuur). Het stichtingsbestuur heeft een toezichtskader met betrekking tot de uitvoering door de algemeen directeur en staat regelt de verantwoordelijkheden daarmee op afstand. Het bestuurs- en managementstatuut en bevoegdheden van het stichtingsbestuur en de algemeen directeur enerzijds en van de algemeen directeur en de schooldirecteuren anderzijds. In dit statuut zijn ook de verschillende mandaten vastgelegd.
De rol van het stichtingsbestuur is "toezichthoudend". Het stichtingsbestuur bepaalt het beleid met name op strategisch voor de niveau (o.a. onderwijs-, personeels- en financieel beleid). De algemeen directeur is integraal verantwoordelijk verdeling van middelen, de inzet en de ontwikkeling van de personeelsleden en de ontwikkeling van accommodaties en voorzieningen zoals het communicatiebeleid.
Stichting Wolderwijs onderschrijft de "code goed bestuur in het primair onderwijs", zoals vastgesteld door de PO-Raad. Er is scheiding tussen de functies van bestuur en intern toezicht. Er is een formeel bestuur (intern toezicht), een algemeen directeur (feitelijke uitoefening van het beleid van het bestuur) en management (schooldirecteuren). De documenten van Stichting Wolderwijs, die vanaf de verzelfstandiging zijn opgesteld, zijn in overeenstemming met de code goed bestuur. ln schooljaar 2014/2015oriënteert Stichting Wolderwijs toezicht nog beter gescheiden kan worden.
zich op een mogelijk nieuw bestuursmodel waarbij bestuur en
Het stichtingsbestuur heeft in 2014 zeven maal vergaderd. Eén van voorgaande vergaderdata werd gecombineerd met een schoolbezoek. Daarnaast heeft het bestuur één keer gesproken met de voltallige GMR. De bestuurscommissies zijn een aantal keren bijeen geweest om voor hen specifieke zaken te bespreken en voor te bereiden. De commissie financiën en kwaliteit, waarin twee bestuursleden zitting hebben, heeft jaarlijks overleg met de accountant met betrekking tot de controle van de jaarrekening. Het bestuur nodigt jaarlijks de gemeenteraad uit voor een algemene informatieve bijeenkomst. De bestuursvoorzitter en de algemeen directeur hebben daarnaast een aantal keren per jaar overleg met de wethouder over onderwijszaken. In 2014 heeft dit overleg drie keer plaatsgevonden. Het bestuur evalueert zijn handelen en werkwijze eens perjaar aanwezigheid van de algemeen directeur. Het bestuur heeft in 2014 verscheidene onderwerpen I
Managementovereenkomst
0
lnspectiebezoeken Tevredenheidsonderzoeken
ø
besproken, waaronder:
Verzuim (informatief)
0
Kwartaalrapportages Bestuursformatieplan Fusies scholen Herfstakkoord en Nationaal Onderwijs Akkoord Begroting 2015 Jaarverslag 2013 Kinderopvang in De Wolden Code Good Governance Beleidsstukken beleidsmedewerker Onderwijs en Kwaliteit GMR (jaarlijks overleg)
0 0 0 0
0 0
ø 0
Dit zowel in als buiten
algemeen directeur
0
0
met het oog op good governance.
19
Jaarverslag 2014 Stichting Woiderwljs
en Prisma-Drenthe
4.5 Deelname Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor: De Wolden neemt De gemeente
een presenteert Deze onderwijsmonitor deel aan de Drentse Onderwijsmonitor. hierin worden diverse statistieken Drenthe. Naast de provincie in systematisch overzicht van de onclerwijsresultaten verklaringen en interpretaties gegeven. ivlet deze informatie wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de versterking van het primair onderwijs in Drenthe.
Vrijwel alle schoolbesturen en gemeenten in de provincie leveren gegevens aan. Daarnaast verstrekken ook DUO (Dienst Uitvoering Dnderwijs) en de Onderwijsinspectie de nodige gegevens. Het jaarlijkse rapport vormt een meerwaarde voor het onderwijsbeleid van Stichting Wolderwijs. De voortgang en de resultaten kunnen worden gevolgd met gegevens uit deze Drentse Onderwijsrnonitor. ln 2010 is het Kwaiiteitsakkoord Drenthe tot uitvoering gekomen. Hierin is beschreven dat de provincie Drenthe, de Drentse en de Drentse schoolbesturen ernaar streven het aantal zwakke scholen tot nihil te reduceren. Na een jarenlange afname van het aantal (zeer) zwakke basisscholen in Drenthe is er in 20314 sprake van een toename. Stichting gemeenten
Wolderwijs heeft ultimo 2014 geen zwakke basisscholen.
Prisma-Drenthe: is aangesloten bij Prisma-Drenthe. Prisma~Drenthe is een vereniging waarin alie twaalf besturen van het openbaar primair onderwijs in Drenthe zijn vertegenwoordigd. Het doel van Prisma~Drenthe is om de belangen van de besturen van de openbare basisscholen in Drenthe te behartigen in de meest ruime zin. Het verstevigen van de positie van het openbaar basisonderwijs in Drenthe en het verbeteren van de
Stichting \Nolderwijs
kwaliteit en het imago staan daarnaast hoog in het vaandel van de vereniging. Prisma-Drenthe realiseert deze doelstellingen onder andere door het organiseren van conferenties en lezingen en het optreden als vertegenwoordiger en belangenbehartiger van het openbaar primair onderwijs in Drenthe.
4.6 Overig personeelsbeleid
Nieuwe CAO P0 2014-2015
Volgend op het CAO-akkoord tussen het Ministerie van OCW en de PO-Raad van 2 juli 2014 is de CAO PO 20144015 in werking getreden per 1 juli 201.4. ln deze collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs is een aantal vernieuwende afspraken opgenomen. De volgende onderdelen in de CAO zijn nieuw of hebben belangrijke veranderingen ondergaan: 1. Professionalisering; individueel bepaalde en opgedragen;
2. 3.
Werktijden icm. werkdruk; 40~urige werkweek; Duurzame inzetbaarheid.
ln 2015 wordt de CAO herontworpen zodat met ingang van schooljaar 2615/2016een verbeterde versie beschikbaar is. Stichting Wolderwijs zet de nieuwe afspraken waar nodig om in nieuw of aangepast lpersoneelsjbeleicl.
4.6.1 Functiemix ln het Convenant Leerkracht van Nederland uit 2008 is afgesproken dat het Rijk meer dan
eenmiljard
euro per jaar extra
gaat investeren in het onderwijs. Hiervan wordt het grootste deel ingezet voor betere beloning van leraren. Schoolbesturen krijgen door de tunctiemix extra bekostiging om leraren door te laten groeien naar de LB>schaal.Per 1 augustus 2010 is de uitvoering van de iunctiemik van start gegaan. Ter voorbereiding hierop is de notitie invoering functiemix 2009-201.4
vastgesteld. Hierin zijn onder andere de regelgeving, beleidskeuzes en het invoeringstraject beschreven. Een van de gemaakte beleidskeuzes is dat er bij Stichting Wolderwijs geen LC-functies worden ingevoerd. De cijfers met betrekking tot de realisatie van LB-functies voor leraren zijn als volgt:
arm
s,o%
19,0%
27,0%
35,0%
46,0%
c wolserwi
7,2%
19,4%
27,4%
as,s%
41,5%
17,9%
21,4%
21,6%
É.
'*""e>""""'"""F-'"" 2
tanaairjk
s,s%
X
2014
Q
2013
E-*
zon
_~'>
2011
W
zow
I I
I
Voor de Llêefuncties zijn de taken en benoemingsvoorwaarden beschreven en zijn er taakbeschrijvingen opgesteld en vastgesteld. Een belangrijke voorwaarde tot benoeming in een LB~functie is dat de medewerker moet beschikken over goed beoordeelde onderwijskwaliteiten en een opleiding HBO+. ln 2014 is het streefpercentage van 46,0% LB-functies net niet gehaald. ln vergelijking met het landelijk gerealiseerde percentage van 21,6% is het gerealiseerde percentage van 41,5% van Stichting Wolderwijs hoog.
20
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
ln onderstaande tabel zijn alle soorten binnen Stichting Wolderwijs.
LB-functie weergegevens, evenals de LB-aanstellingen die in 2014 plaatsvonden
Aangesteld in 2014
Aantal
fte
Onderwijskundig coördinatoren Locatiecoördinatoren Bouwcoördinatoren Taalcoördinatoren Rekencoördinatoren Specialisten hoogbegaafdheid Daltoncoördinatoren
|\JOOl-ll-\OOOO
Intern begeleiders
0,00 0,00 0,00 0,00 0,61 0,47 0,00 0,00 1,08
4.6.2 RDDF-plaatsing en flankerend beleid
Stichting Wolderwijs heeft te maken met teruglopende leerlingaantallen. Deze daling van het aantal leerlingen heeft tot gevolg dat er jaarlijks minder rijksontvangsten zullen zijn en dat er dus ook minder arbeidsplaatsen beschikbaar zijn. De hierdoor noodzakelijke afname van het personeelsbestand kan de komende jaren slechts in beperkte mate door natuurlijk verloop worden gerealiseerd. Volgens de CAO primair onderwijs moet een medewerker voorafgaand aan ontslag eerst een schooljaar in het risicodragend deel van de formatie (RDDF) worden geplaatst. Daarom zijn per 1 augustus 2014 drie leerkrachten met een totaal aan formatie van 2,0 fte in het RDDF geplaatst. Dit zijn de leerkrachten van de afvloeiingslijst met het minste aantal dienstjaren. Tijdens de RDDF-periode zal deze medewerkers begeleiding naar ander werk worden aangeboden. Om gedwongen ontslagen, als gevolg van de afvloeiingsregeling op basis van dienstjaren, zoveel mogelijk te beperken is er flankerend beleid opgesteld voor de periode van 1 augustus 2011 tot 1 augustus 2017; per 1 augustus 2014 is de termijn van dit beleid met drie jaren verlengd. Door het flankerend beleid worden onder andere (gedeeltelijk) ontslag, verlof door deelname aan de BAPO-regeling (tot aan 1 augustus 2014) én duurzame inzetbaarheid (vanaf 1 augustus 2014), onbetaald verlof en flexibele pensionering gestimuleerd. Het gaat om doelbewuste sturing op vrijwillige inkrimping van het personeelsbestand door middel van daaraan gekoppelde financiële stimulansen.
Voor de eerste periode van het flankerend beleid, jaren 2011 tot en met 2014, was een budget beschikbaar van 6 150.000. ln deze periode heeft het flankerend beleid in totaal ongeveer { 130.000 gekost. De uitkeringen vanuit het flankerend beleid zijn hoofdzakelijk het gevolg van (gedeeltelijke) ontslagname ter hoogte van 6 100.000 met een afname van de formatie-omvang van 7,8 fte én 6 30.000 kosten door extra deelname aan de BAPO-regeling. In 2014 hebben acht medewerkers een financiële compensatie gekregen vanwege gebruikmaking van het flankerend beleid. Hiervan hebben twee medewerkers volledig ontslag aangevraagd, vijf medewerkers hebben vermindering van hun aanstellingsuren aangevraagd en één medewerker heeft gebruik gemaakt van flexibele pensionering. Voor de tweede periode van het flankerend beleid, jaren 2015 tot en met 2017, heeft het bestuur van Stichting Wolderwijs een budget beschikbaar gesteld van 6 90.000 (gemiddeld é 30.000 perjaar).
2013/2014zijn er drie personen (2,08 fte) in het RDDF geplaatst. Door de personeelskrimp in dat schooljaar hoefden deze personen per 1 augustus 2014 niet ontslagen te worden, onder andere door de positieve bijdrage van het flankerend beleid. In schooljaar 2014/2015zijn er drie personen (2 fte) in het RDDF geplaatst. Op het moment van het vaststellen van dit jaarverslag is reeds bekend dat deze personen niet ontslagen zullen worden per 1 augustus 2015 omdat er voldoende formatieve ruimte beschikbaar is in schooljaar 2015/2016. ln schooljaar
4.6.3 Mobiliteit
Stichting Wolderwijs heeft een werkgroep formatie/mobiliteit, bestaande uit een aantal directeuren, GMR-leden (personeelsgeleding) en de bovenschoolse P&O-beleidsmedewerker. Deze werkgroep onderzoekt welke acties er nodig zijn om voor alle scholen de vereiste kwaliteit te realiseren. Het mobiliteitsbeleid is hierbij van groot belang. Het beleid is gebaseerd op het uitgangspunt dat leraren flexibel en breed inzetbaar zijn binnen de stichting én dat mobiliteit de ontwikkeling van de te mobiliseren leraren positief stimuleert. Bij overplaatsingen tussen scholen komen de medewerkers die zeven jaren of langer op dezelfde school werkzaam zijn voor mobiliteit in aanmerking. Hiervoor wordt een zorgvuldige procedure gevolgd waarbij zowel het schoolbelang als het persoonlijk belang in acht wordt genomen. Naast gedwongen mobiliteit wordt uiteraard ook vrijwillige mobiliteit gestimuleerd. Het op deze manier uitvoeren van het mobiliteitsbeleid moet bijdragen aan een zo goed mogelijke samenstelling van de schoolteams en daardoor aan de kwaliteit op de scholen. Stichting Wolderwijs organiseert jaarlijks een zogenaamde mobiliteitsmarkt voor haar medewerkers. Het doel van deze markt is het kennismaken met andere scholen, het laten informeren welke school behoefte heeft aan bepaalde persoonlijke kwaliteiten, het reflecteren op de eigen loopbaan, het inzicht krijgen in de uitvoering van het mobiliteitsbeleid en het informeel contact leggen met andere scholen binnen Stichting Wolderwijs. 21
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Met ingang van schooljaar 2014/2015zijn vier medewerkers naar een andere school binnen Stichting Wolderwijs overgeplaatst. Alle medewerkers die zijn overgeplaatst hadden zich voor vrijwillige mobiliteit aangemeld. Er zijn dus geen verplichte overplaatsingen geweest. Ter voorbereiding op de overplaatsing hebben alle scholen een vlootschouw van hun school gemaakt. Uit de vlootschouw blijkt welke kwaliteiten en taken er volgend schooljaar nodig zijn op de scholen. ln maart 2014 is de mobiliteitsmarkt georganiseerd waar medewerkers onder andere informatie over andere scholen konden inwinnen en een voorkeur voor
een eventuele overplaatsing konden aangeven. Twee duoscholen, De Bosrand en De Klimtoren, hebben in schooljaar 2014/2015een interimdirecteur. schooljaar 2015/2016zal er een vacature zijn voor de functie van schooldirecteur.
Met ingang van
22
:S
5. Fínanc
rT>5
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
5.1 Algemeen
Financiële prestatiemaatstaven zijn van belang voor het samenvatten van meetbare bedrijfseconomische consequenties van reeds ondernomen acties. Ontwikkelingen in de andere perspectieven zullen uiteindelijk tot uitdrukking komen in financiële (dee|)resultaten. Financiële metingen zijn voornamelijk gericht op de korte termijn en geven aan hoe de organisatie van haar eigen beleid. Daarnaast is het van belang financieel inzicht te hebben op langere termijn.
presteert
ten aanzien
De meeste actuele verwachte (financiële) consequenties van de bedrijfsvoering van Stichting Wolderwijs zijn beschreven in de door het bestuur op 24 november 2014 vastgestelde begroting 2015 en meerjarenbegroting 2015 t/m 2018.
ln ditjaarverslag
zijn hoofdzakelijk de financiële (dee|)resultaten
van 2014 inzichtelijk gemaakt.
Bruidsschat ln de eerste vijf jaren, 2010 tot en met 2014, ontvangt Stichting Wolderwijs een financiële bijdrage van Gemeente De Wolden. Deze zogenaamde bruidsschat dient ter tijdelijke dekking van de meerkosten naar aanleiding van de verzelfstandiging. De bruidsschat bedraagt voor 2014 #258.924, wat tevens het laatste jaar is geweest. Jaarlijks wordt gecontroleerd of de ontvangen bruidsschat juist en volledig is besteed aan kosten voor administratie, beheer en bestuur, in overeenstemming van de met de bruidsschatregeling. Voor 2014 is dit het geval. De controleverklaring accountant
is afgegeven op 27 januari 2015.
Bestuursakkoord en middelen herfstakkoord van halverwege oktober 2013 heeft het kabinet toegezegd om extra ln het gesloten begrotingsakkoord/herfstakkoord Een deel van deze extra middelen brengt wel en financiële middelen beschikbaar te stellen voor onderwijsontwikkeling. een deel brengt geen extra verplichtingen met zich mee. De financiële consequenties van dit akkoord zijn tot op heden nog niet bekend. Definitieve duidelijkheid is er pas als de in het akkoord vastgelegde afspraken zijn verwerkt in regelingen. Vooruitlopend op de verwerking in deze regelingen zijn de ambities van het primair onderwijs verwoord in het zogenaamde bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs, gesloten tussen het Ministerie van OCW en de PO-Raad.
Het bestuursakkoord bevat de volgende vier actielijnen: door uitdagend onderwij; 1. Talentontwikkeling Een doorbraak in het benutten van digitalisering Talentontwikkeling voor elk kind Een brede vorming voor alle leerlingen Een toekomstgericht onderwijsaanbod 2. Een brede aanpak voor duurzame onderwiisverbetering; van de scholen Het verbeterpotentieel Een sectorbrede verbeteraanpak Goed bestuur Sturingsinformatie en transparantie 3. Professionele scholen: Versterken van de didactische vaardigheden van leraren -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
4. -
-
-
-
Kennis en onderzoek Breed samengestelde schoolteams
Versterken kwaliteit schoolleiders Het aanbod aan scholing en deskundigheidsbevordering Doorgaande ontwikkel|i'nen: Een beter verbinding tussen school en omgeving Gezonde kinderen die meer bewegen in en rondom schooltijd Doorgaande leerlijn P0-VO Ontvlechting speciaal onderwijs
Het akkoord biedt ruimte aan schoolbesturen voor ontwikkeling van het onderwijs. Het akkoord is gericht op het scheppen van kansen en mogelijkheden en legt vast welke doelstellingen en ambities onder andere met extra middelen vanuit het Ministerie van OCW gerealiseerd worden.
23
saarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
5.2 Succesbepalende factoren De volgende doelen zijn gesteld in 2014: ø
Actualisatie van het meerjarenonderhoudsplan van de scholen.
5.2.1 Actualisatie van het meerjarenonderhoudsplan van de scholen van het binnenonderhoud van de schoolgebouwen wordt vanaf 1 januari 2015 ook de Naast de verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud overgeheveld van Gemeente ile Wolden naar Stichting Wolderwijs
(schoolbestuur). Stichting Wolderwijs kiest ervoor, conform de richtlijnen van de jaarverslaggeving, om de onderhoudskosten in de jaarrekening te verwerken volgens de methode die reeds werd gehanteerd voor het binrrenonderhoud: Het vormen van een voorziening groot onderhoud via jaarlijkse dotaties en de werkelijke uitgaven voor het groot onderhoud onttrekken aan deze voorziening. Een zogenaamde kostenegalisatiereserve. Een steiselwijziging hoeft om deze reden niet plaats te vinden. Tevens wordt voldaan aan de richtlijnen, waarin bepaald is dat de methode voor verwerking van groot buitenonderhoud
dezelfde is als de methode voor de verwerking van binnenonderhoud.
vaststellen, Het schoolbestuur moet verplicht een meerjarenonderhoudsplan onderhoudswerkzaarnheden in de komende jaren aan de orde zijn, welke kosten is nodig rnaandjenj deze zullen plaatsvinden. Uit rneerjarenonderhoudsplan (onderhoudsplanning voor de gebouwen), maar ook ter onderbouwing van de onderhoud en het verloop daarvan.
waarin wordt aangegeven welke daarmee gemoeid zijn en in welke voor de interne bedrijfsvoering omvang van de voorziening groot
vooruitlopend op de nieuwe situatie in 2015 heeft Stichting Woldervvijs in oktober 2014 het rneerjarenonderhoudsplan reeds geactualiseerd, inclusief tien toekomstige jaren. Zowel het binnen- als het buitenonderhoud maken deel uit van het plan.
5.3 Financiën verslagjaar
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de financiële gevolgen en resultaten van de bedrijfsvoering in 2014.
5.3.1 Financieel beleid
bedrijfseconomische principes zijn belangrijk voor het te voeren financiële beleid, zoals een gezonde ontwikkeling van de baten en lasten, een verantwoorde liquiditeitspositie en verantwoorde kengetallen. Het gaat voornamelijk om het beheren van de financiële positie van de stichting, het op een verantwoorde manier verdelen van de baten over de organisatie en het monitoren van de liquide middelen. Essentieel hierbij is de aanwezigheid van een betrouwbare administratieve organisatie en interne controle. Het financiële beleid dat gevoerd wordt door Stichting Wolderwijs is een belangrijke randvoorwaarde voor het behalen van de ambities, doelstellingen en beoogde resultaten. 5.3.2 Begroting en resultaat 2014 De begroting van 2014 geeft een reële weergave van de verwachte opbrengsten en kosten voor aanvang van het jaar 2014. De begroting is grotendeels opgesteld op basis van de werkelijke cijfers van 2013, waar nodig bijgesteld conform de
verwachtingen voor 2014. De begroting voor 2014 sluit meteen negatief resultaat van e 215.000. Het beleid dat ten grondslag ligt aan deze begroting is dat het bestuur met een sluitende reguliere begroting werkt. Naast de reguliere bedrijfsvoering vinden er kwaliteitslnvesteringen plaats, waarvan de kosten ten laste komen van de algemene reserve van Stichting Wolderwijs. Dat verklaart waarom het totale begrote resultaat negatief is (zie ook 5.3.5).
Het exploitatleresultaat van boekjaar 2014 bedraagt tl 198.050 negatief. Het exploitatieresultaat zin af van het begrote resultaat. Het resultaat is als volgt verwerkt in de reserves:
@rnir1rrrrrr^
Algemene reserve Bestemmingsreserve
_
......
rretarres -
3.412.411
160.642~
3.251.769
317.736
37.408~
280.328
3.730.147
l98.050~
wijkt ä 16.950 in positieve
3.532.097
24
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
In het exploitatieresultaat van 2014 zitten een aantal incidentele baten en lasten die het inzicht in het zuivere resultaat vertroebelen. Zonder deze incidentele baten en lasten is het resultaat ten opzichte van de begroting positiever.
Resultaat 2014
-198.050
lncidentele baten in het resultaat 2014: Eenmalige teruggaaf Aanpassing
WAO/WIAbelastingdienst
bekostiging P&A met terugwerkende
-29.925
kracht
-47.212
Zonder deze baten is het resultaat van 2014 lager
_77_137
lncidentele lasten in het resultaat 2014: Eenmalige inleg weerstandsvermogen
SWV passend onderwijs
16.236
Boekverlies materiële vaste activa twee opgeheven scholen
61.813
scholen vanuit bestemmingsreserve
37.408
Knelpuntaanschaffingen
Zonder deze lasten is het resultaat van 2014 hoger
115457
Resultaat 2014 exclusief incidentele baten en lasten
-159.730
Begroot resultaat 2014
-215.000
Positieve afwijking t.o.v. begroting
55.270
Het resultaat 2014 exclusief incidentele baten en lasten bestaat uit deelresultaten per kostensoort. Alle deelresultaten
zorgen ervoor dat het gerealiseerde resultaat relatief weinig afwijkt van het begrote resultaat; een positieve afwijking van 0,7% ten opzichte van de totale baten in 2014. tezamen
Daar waar er noemenswaardige verschillen zijn tussen de realisatie en de begroting van 2014, wordt hierna op hoofdlijnen een verklaring gegeven.
25
Jaarverslag 2014 Stichting Woiderwijs
IExplaitatierekening
l
2014 inclusief afwijkingen t.o.v. begroting en voorgaand jaar
3.1
3.1
3.2
Rijksbijdrage OCW Fiijksbijdrage Overige subsidies Samenwerkingsverband Totaal rijksbijdrage OCW Overige overheidsbijdragen Gemeente bijdragen en subsicließ Overig
3.2
Totaal overige overheidsbijdragen
3.5
Overige baten Overig Totaal overige baten
3.5
Tøtaal baten .'>5.i.......,....f.i"wi/?JW`i",<:"
Mw,:;,<===:'==v*=i;
.
4.1
4.1 4.2
4.2
4.3
,
<,.,p,.
-§<
n«nr íiw'imiä?e;rM ..
,_
iii 1.
fimii1,...
~
Â
Afschrijving:-:lasten inventaris en apparatuur Leermiddelen Totaal afachrijvingslasten Huisvestingslasten Huur Onderhoud Water en energie
Civerig
Totaal huisvestingslasten
4.4
Overige lasten Administratie- en beheemlasten Inventaris, apparatuur en leermiddelen Overig Totaal overige lasten
Totaal lasten Saldo baten en lasten
Financiële baten en lasten Netto resultaat
`""
T
"
miiniwiiir? '
~
r'
f
71.024 58.329 113.384 242.737
7.721.115 277.021 0 7.998.136
-372.243 16.097 113.384 -242.762
58.924 23.115 82.039
58.924 5.500 64.424
0 17.615 17.615
199.461 9.496 208.957
-140.537 13.619 -126.918
118.704 118.704
175.437 175.437
56.733 -56.733
176.268 176.268
957.564 -57.564
7.752.498
203.619
8.383.361
-427.244
113.384 7.755.374
1....:-wgigmïeiiiß -
*Mi
we
ziwfiiwinii ine.
`
Personele lasten ionen en salarissen Uitkeringen (~/~) Overige personele lasten Totaal personele lasten
7
'
z""`""`""`""`""`""`""`""`""`""WW""W"
7.277.848 234.789 0 7.512.637
W
4.3
5
7.348.872 293.118
.
.
Schoonmaakkosten Hei?ngen
4.4
044
7.956.117 ..
",<.,.."L§i4/Hui,vw.
_..,;<>.jl?:>.=.~,>,_/:;"<.s:f~,.">,.",:;i;.«.vi;;±i::;;;."...."
:::í;J.
iinerrirn im Zii.
ie..
,ee
-1
>§a
_
F
Ee
.sw
ien:
ee.
iii
.
711%..
win~miiiigø%
-Tèiiiïls'
-_.. 14151.
6.746.978 ~404.757 441.746 6.783.967
6.627.638 -430.313 491.541 6.688.866
119.340
6.843.489
25.556 -49.795 95.101
-502.788 433.540 6.774.241
96.511 98.031 8.206 9.726
73.984 228.795
171.119 83.407 254.526
46.308 -9.423 -25.731
163.934 75.959 239.893
-9.123 -1.975 -11.098
13.001 117.417 133.855 167.769 8.462 5.618 446.122
13.200 115.250 148.950 167.595 8.265 7.616 460.876
-199 2.167 -15.095
13.001 119.026 160.249
174
197 -1.998 -14.754
170.048 7.845 10.785 4-30.954
0 -1.609 -26.394 -2.279 617 -5.167 634.832
325.810 213.353 219.383 758.546
330.617 184.488 114.825 629.930
-4.807 28.865 104.558 128.616
335.208 203.301 150.894 689.403
9.398 10.052 68.489 59.143
154.811
W
8.217.430
8.034.193
133.232
8.184.491
32.939
-261.313
-281.700
20.337
198.870
-460. 183
63.263
66.700
-3.437
66.106
»2.843
-198.050
-215.000
16.950
264.976
~46I-3.026
""""""""""""."""""""""".""".....,".."....
nfçmiSiiii%mmiiïriiïisiWl~~~~~i~~:~
1_~3§i1f2Wi,-"iii
_-41-iililfiii
~>rre"}§_.ir1._ ïnrireiisiä
26
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Toelichting realisatie ten opzichte van begroting 2014 op hoofdlijnen BATEN:
3.1 Rijksbijdrage OCW: De hogere rijksbijdrage van 6 71.024 is voor ongeveer 6 57.000 ontstaan door indexering van personele bekostiging, grotendeels met terugwerkende kracht (P&A-budget). De materiële bekostiging is ongeveer 6 14.000 hoger uitgevallen dan begroot. De overige subsidies zijn 6 58.329 hoger door ongeveer 6 13.000 hogere prestatiebox-bekostiging en 6 45.000 meer LGFbekostiging (oude stelsel tot aan 1 augustus 2014). De samenwerkingsverbandgelden zijn volledig begroot onder 3.5. Echter sinds de invoering van Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 moeten de gelden verantwoord worden onder 3.1. Gezamenlijk is er voor ongeveer 6 30.000 meer ontvangen vanuit de oude en de nieuwe samenwerkingsverbanden 3.2 Overige overheidsbidragen:
Hieronder valt voornamelijk de ontvangen bruidsschat 2014 van 6 58.924, die gelijk is aan de begroting. bijdragen vallen ongeveer 6 18.000 hoger uit door ontvangen cultuur- en technieksubsidies, die niet waren begroot. De overige
3.5 Overige baten:
De totale overige baten zijn voornamelijk lager dan begroot door ongeveer 6 85.000 minder ontvangsten vanuit de oude gelden vanuit het nieuwe omdat met ingang van 1 augustus 2014 de ontvangen samenwerkingsverbanden, samenwerkingsverband verantwoord worden onder 3.1. Bij 3.1 is dit reeds beschreven. In de overige baten zit daarnaast nog een positief resultaat van ongeveer 6 28.000, dat bestaat uit een positieve afrekening van het Vervangingsfonds van ongeveer 6 4.500, positieve afrekeningen van losse subsidies van ongeveer 6 10.000 en een incidentele bate (maatregel belastingdienst) en last (bijdrage weerstandvermogen samenwerkingsverband) van tezamen ongeveer 6 13.500 positief (zie onderdeel 5.3.2).
LASTEN: 4.1 Personele lasten: De werkelijke salariskosten zijn, inclusief de ontvangen
uitkeringen van het Vervangingsfonds, ongeveer 6 145.000 hoger van personele bekostiging dan wat begroot is. Dit is een bewuste overschrijding naar aanleiding van de meerontvangsten (zie 3.1). Per saldo geen overschrijding. De overige personele lasten zijn ongeveer 6 50.000 lager dan begroot. Dat is te verklaren door ongeveer 6 5.000 meer kosten voor extern personeel, ongeveer 6 11.000 minder kosten voor scholing en ongeveer 6 44.000 minder overige kosten. Het positieve resultaat op de overige kosten (6 44.000) heeft met name betrekking op 6 7.000 minder kosten voor bedrijfsgezondheidszorg (BGZ), 6 8.000 minder reiskosten, een positieve vrijval van 6 15.000 met betrekking tot de voorziening voor ambtsjubilea en een niet ontvangen afrekening van 6 10.000 van het Ministerie met betrekking tot het verhalen van uitkeringskosten.
4.2 Afschrivingslasten: De afschrijvingskosten zijn ongeveer 10% lager dan begroot. Er wordt minder en/of goedkoper gei'nvesteerd dan wat aan onder andere door de dalende leerlingaantallen in de toekomst. investeringen begroot is in de schoolinvesteringsplannen, De opheffing van twee scholen per 1 augustus 2014 heeft ook invloed gehad op de hoogte van de afschrijvingskosten. Het boekverlies op de afgeboekte materiële vaste activa is opgenomen onder 4.4 Overige lasten. 4.3 Huisvestingslasten:
De totale huisvestingslasten zijn lager uitgevallen dan begroot. Dat komt met name door de positieve afrekening van de energiekosten. De kosten van onderhoudsbeheer zijn iets hoger dan begroot. De beveiligingskosten zijn daarentegen iets lager dan begroot.
4.4 Overige lasten: De kosten voor leermiddelen (OLP) en ICT op schoolniveau vallen ongeveer 6 36.000 hoger uit dan begroot, wat wordt gecompenseerd door hogere materiële bekostiging (zie 3.1) en hogere subsidies voor techniek en cultuur (zie 3.5), tezamen De schooldirecteuren mogen compenseren met de verschillende budgetten binnen de 6 32.000 meer ontvangsten. schoolbegroting. De overige lasten op bovenschools niveau vallen ongeveer 6 15.000 lager uit dan begroot omdat er geen advies- en juridische kosten zijn geweest in 2014. De overschrijding op onderdeel "overig", van ongeveer 6 104.000, betreft hoofdzakelijk de afboeking van ongeveer 6 62.000 van de materiële vaste activa van de twee opgeheven scholen en ongeveer 6 37.000 kosten voor het knelpuntproject van de scholen wat volledig ten laste komt van de bestemmingsreserve (zie 5.3.2).
5 Financiële baten en lasten: De ontvangen rente op de belegde gelden in 2014 is iets minder dan de begrote renteontvangsten.
Het rentepercentage
is
gemiddeld ongeveer 1,8%. 27
.laan/erslag 2014 Stichting Wolderwijs
5.3.3 Financiële positie per balansdatum
Hieronder worden, ter vergelijking in hoofdlijnen, de balansen weergegeven van de jaren 2012 tot en met 2014.
rnWmr~
"
4tnr%iia1Lf 'afnr?ltitw
.;an..r»Mn?W**W_
._
_
_
Vaste activa
Materiële vaste activa
943.711
1.132.056
1.261.319
Vlottende activa Vorderingen
Liquide middelen Totaal activa
530.852
449.707
597.231
3.779.949
3.895.798
4.034.086
5.254.512
5.477.561
5.892.636
3.532.097
3.730.147
3.465.171
762.831
856.805
895.206
959.584
890.609
1.532.259
5.254.512
5.477.561
5.892.636
Eigen vermogen Eigen vermogen
Vreemd vermogen *
Voorzieningen
Kortlopende achulden Totaal passiva
* De onderhoudsvoorziening ultimo 2014 is opgebouwd op basis van een niet actuele syatematie k. Met ingang van 1 januari 2015 heeft Stichting Wolderwijs de verantwoordelijkheid voor het buitenonclerhoucl van de schoolgebouwen. 0p dat moment zal de voorziening actueel gemaakt worden. Dit zal consequenties hebben voor zowel de hoogte van cie voorziening per 1 januari 2015 (wordt lager) als voor ciejaarlijkse elotatie met ingang van 2015 (wordt hoger).
5.3.4 Kengetallen
Hieronder worden, ter vergelijking, de kengetallen weergegeven van de jaren 2012 tot en met 2014.
itoitartiinlllnlw
7jjjjjjjjjjjjjjjjjjjj
j,
Liquiditeit Vlottende
activa/
4,49
4,88
3,02
x 100%
67,22%
68,10%
58,81%
100%
32,53%
30,99%
25,94%
><100%
66,04%
65,34%
69,36%
100%
85,27%
80,81%
85,02%
Kortlopende schulden
Solvabiliteit (1) Eigen vermogen/
Totaal vermogen
Weerstandsvermogen Eigen vermogen
materiële vaste
-
X
activa/
Totale baten Kapitalisatiefactor
Totaal vermogen/ Totale baten
Personele lasten/baten Personele lasten/
X
Totale baten NB: Door incidentele haten in 2013 van ë 317.736 vallen het eigen vermogen heeft een duidelijke invloed op de meeste kengetallen van 2013 hierboven.
ende totale
baten hoger uit clan normaal. Dit
Bij liquiditeit gaat het erom in hoeverre de stichting op korte termijn aan haar verplichtingen kan voldoen. 0it blijkt uit cie verhouding tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden. Een minimale liquiditeit van 1,0 ia wenselijk.
28
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Bij solvabiliteit gaat het erom in hoeverre de stichting op lange termijn aan haar verplichtingen kan voldoen. Dit blijkt uit de verhouding tussen het eigen vermogen en het totaal vermogen. Een minimale solvabiliteit van 25% is wenselijk. Het weerstandsvermogen geeft een indicatie in hoeverre de stichting zich een tekort kan permitteren in relatie tot de opgebouwde reserves. De landelijke normen geven aan dat het weerstandsvermogen tussen de 10% en 40% moet zijn. De werkelijke norm verschilt per schoolbestuur en is afhankelijk van het risicoprofiel van de organisatie. Bij Stichting Wolderwijs wordt 15% als ondergrens aangemerkt. De kapitalisatiefactor is een door de Commissie vermogensbeheer onderwijsinstellingen geïntroduceerd kengetal. Voor de berekening van de kapitalisatiefactor wordt het totaal vermogen gedeeld door de totale baten. De kapitalisatiefactor is bedoeld om te signaleren of onderwijsinstellingen een deel van hun kapitaal niet of inefficiënt benutten voor de vervulling van hun taken. De signalerings(boven)grens voor Stichting Wolderwijs is 60%. Om een juist oordeel te geven over de toekomstige hoogte van de kapitalisatiefactor is het noodzakelijk het meerjarenperspectief in ogenschouw te nemen. Het is de verwachting dat het totale vermogen de komende jaren zal gaan dalen, hoofdzakelijk door de geplande kwaliteitsinvesteringen.
Als indicator is de rentabiliteit een waardevol trendgegeven. Een positieve rentabiliteit roept vragen op inzake het bestedingspatroon. Een negatieve rentabiliteit duidt op een ruim ingesteld financieel management met wél of niet voorziene consequenties in de komendejaren. De personele lasten betreffen de grootste kostenpost. De personele lasten kunnen worden afgezet tegen Vooral trendmatig kan dit kengetal een belangrijk signaal geven.
de totale
ontvangsten.
5.3.5 Realisatie kwaliteitsinvesteringen
Naast de regulier sluitende begrotingen vinden er jaarlijks kwaliteitsinvesteringen komen van de algemene reserve van Stichting Wolderwijs. Alle kwaliteitsinvesteringen ln 2014 zijn de begrote kwaliteitsinvesteringen
Kwaliteitsinvesteringen
Begroting
als volgt gerealiseerd:
Realisatie
Verschil
Flankerend beleid
30.000
25.544
4.456
Plusklassen
35.000
35.720
-720
40.000
37.004
2.996
65.000
28.333
36.667
20.000
20.000
25.000
32.296
-7.296
215.000
178.897
36.103
Participatiebudget
scholen
Onderwijs
Onvoorziene
loonkosten
Formatie extra kleuterklas
Totaal
De gedetailleerde toelichting op de kwaliteitsinvesteringen
t/m 2017
plaats, waarvan de kosten ten laste zijn van tijdelijke duur.
Toelichting Het flankerend beleid is in 2014 wederom succesvol geweest. Het beleid is verlengd van 2015 tot en met 2017. De twee plusklassen zijn in 2014 voor één dagdeel per week actief, onder leiding van twee leraren/ coördinatoren. Door middel van burgerparticipatie zijn werkzaamheden van administratieve en/of facilitaire aard op de scholen uitbesteed. De beleidsmedewerker onderwijs en kwaliteit is later aangesteld dan verwacht in verband met het afronden van werkzaamheden als schooldirecteur.
O N.v.t.
Op OBS Het Groene Hart In Zuidwolde moest in januari 2014 een instroomgroep gevormd worden. Er was achteraf meer formatie nodig dan begroot.
is beschreven in de begroting 2014 en meerjarenbegroting
2014
van Stichting Wolderwijs.
29
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
5.4 Treasuryverslag op basis waarvan liquide middelen belegd (kunnen) worden. Het Wolderwijs heeft een treasurystatuut verwijst onder andere naar de OCW-regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek. ln deze regeling staan de voorwaarden genoemd ten aanzien van het beleggen van gelden.
Stichting
treasurystatuut
Ultimo 2014 zijn de overtollige Stichting Wolderwijs conformeert zich aan de bepalingen in het treasurystatuut. middelen, die benodigd zijn voor de lange termijn, volledig belegd bij de Rabobank op drie spaarrekeningen: Rente 2014
liquide
Rente
2013
Rabo BedrijfsSpaarRekening:
0,6%
1,1%
Variabele rente, tegoed vrij opneembaar
Rabo VermogenSparen:
1,4%
1,9%
Variabele rente, 25% van tegoed jaarlijks vrij opneembaar
Rabo DoelSparen:
2,4%
2,4%
Vaste rente, looptijd zes jaren
Het gemiddelde rentepercentage
in 2014 is ongeveer 1,8% (2013: 2,1%).
5.5 Prestatiebox
Stichting Wolderwijs heeft in 2014 bekostiging ontvangen vanuit de Regeling prestatiebox primair onderwijs voor een hoogte van ruim 6 158.000. Deze prestatieboxgelden zijn, conform de doelen van de regeling, ingezet ter bevordering van: -
Opbrengstgericht werken:
é 87.000
-
Professionalisering leraren en directie:
6 58.000
-
Cultuureducatiez
í 16.000
Interne audits scholen, investering methodes scholen, investering coördinatoren, kwaliteitsimpuls scholen. Extra studiebudget (o.a. professionaliseringsbudget directie en Wolderwijsacademie) en kwaliteitsinvestering medewerkers (o.a. coaching en begeleiding). Investeringen scholen in cultuureducatieve activiteiten.
Stichting Wolderwijs heeft de bekostiging in 2014 bewust ingezet voor de realisatie van de doelen van de prestatiebox, die voortkomen uit de ambities zoals deze geformuleerd zijn in het bestuursakkoord (zie onderdeel 5.1). Naast de prestatieboxbekostiging besteedt Stichting Wolderwijs ook overige bekostiging om deze doelen te kunnen bereiken.
30
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Toelichting ontwikkelingen: De financieringsstructuur blijft de komende jaren hetzelfde. Stichting Woldervvijs heeft ruim voldoende liquide middelen om toekomstige kwallteitsinvesteringen en eventuele toekomstige tegenslagen op te kunnen vangen. Het aantrekken van vreemd vermogen (leningen) is niet aan de orde. Het huisvestingsbeleid hangt de komende jaren ai van een aantal factoren: de hoogte van de bekostiging voor binnen- en buitenonderhoud en de toereikendheid van de onclerhoudsvoorziening, het aantal lokalen dat leegstaat door de dalende leerlingaantallen enhet aantal scholen dat fuseert of sluit. De mutaties van de reserves en voorzieningen volgen in de toekomst vooralsnog de krimp van de bedrijfsactiviteiten van Stichting Wolderwijs. -
-
-
6.2.3 Staat van baten en lasten
l
2014
2015
2016
2017
2018
BATEN
Rijksbijdrage
7.755.374
Overige overheidsbijdragen Overige baten TOTAAL B!-\TEN
7.626.763
7.185.638
6.858.888
82.039
5.500
5.500
5.500
5.500
118.704
16.790
15.261
15.740
16.227
7.956.117
7.649.053
7.206.399
6.880.128
6.690.527
5.424.009
6.663.800
LASTEN
Personeelslasten
6.783.967
6.498.718
6.037.886
5.731.639
Afschrijvingen
228.795
212.223
210.649
198.651
200.582
Huisvestingslasten
446.122
580.187
580.187
580.187
580.137
Overige lasten
758.546
812.925
785.677
775.651
767.716
8.217.430
8.104.053
7.614.399
7.286.128
5.972.444
-408.000
-406.000
-281.917
TOTAAL LASTEN SALDO BATEN EN LASTEN
-261.313
Financiële baten en lasten
63.263
65.000
-198.050
-390.000
NETFC)
RESULTAAT
~-455.000
03.000
645.000
61.000
59.000
~345.(100
-222.917
* NB: i\/let ingang van 1 januari 2015 zal de onderhoudsvoorziening actueel gemaakt worden. Dit zal consequenties voor de jaarlijkse dotatie met ingang van 2015 (zie toelichting bij onderdeel 5.3.3).
Uitgangsounten -
-
hebben
toekomstige begrotingen:
De reguliere begrotingen zijn jaarlijks sluitend; Naast de activiteiten binnen de reguliere begrotingen vinden er extra kwaliteitsinvesteringen plaats, die ten laste komen van de algemene reserve van Stichting Wolderwijs. Door deze kwaiiteitsinvesteringen zijn de totale
begrotingsresultaten jaarlijks negatief (zie ook 5.3.5).
6.3 Clverige rapportages 6.3.1 interne risicobeheersings« en controlesysteem Het interne risicobeheersings- en controlesysteem van Stichting Wolderwijs is gebaseerd op de werking van de aanwezige A0/IC (administratieve organisatie en interne controle) en functioneert naar behoren. De verschillende functies binnen de stichting zijn gescheiden, daar waar tunctievermenging plaats kan vinden. Een groot deel van de administratieve handelingen is uitbesteed aan een onderwijsadministratiekantoor, waarmee duidelijke afspraken zijn gemaakt. Jaarlijks beoordeelt accountantskantoor Deloitte de opzet, het bestaan en de werking van de maatregelen van de administratieve organisatie en interne beheersing. ln 2014 is de interne beheersing van voldoende niveau, conform de bevindingen van de accountant, naar aanleiding van de interimcontrole.
Fraude: Door de juiste werking van de AOXIC zijn de frauderisico's binnen Stichting Wolderwijs minimaal. Het irauderisico is een terugkerend onderwerp op de agenda van de bestuursvergaderingen. Het gaat hierbij om het inschatten van de risico's van fraude binnen Stichting Wolderwijs. Dit gebeurt veelal vanuit twee invalshoeken: 1.) Het risico van onrechtmatige onttrekkingen van geld en/ofgoederen aan de organisatie; 2.) Het risico dat personen de financiële verslaggeving gebruiken om daar beter van te worden. Bij het maken van risico-inschattingen is het tevens van belang om aandacht te besteden aan het bestaan van een gelegenheid om fraude te kunnen plegen, aan het bestaan van druk (targets) en aan de mogelijkheid dat personen binnen de organisatie een eventuele fraude voor zichtzeli kunnen verantwoorden (bedrijfscultuur). Duidelijke, logische en regelmatig terugkerende signalen vanuit de directie bevorderen een bedrijfscultuur die eerlijk en integer gedrag waardeert en beloont. \/oorbeeldgedrag is een belangrijke factor bij de interne beheersing.
32
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
6.3.2 Risico's en onzekerheden De hieronder beschreven risico's en onzekerheden zijn volledig ontleend aan de meerjarenbegroting Om deze reden zijn alleen de belangrijkste risico's en onzekerheden overgenomen.
2015 tot en met 2018.
Personeel ln de meerjarenbegroting daalt de omvang van de personeelsformatie mee met de ontwikkeling van de leerlingaantallen. Slechts een klein deel van de afname van het personeelbestand kan worden gerealiseerd door middel van natuurlijk verloop. Jaarlijks wordt bepaald of een aantal vaste medewerkers, die aan het begin van het betreffende schooljaar in het risico dragend deel van de formatie (RDDF) zijn geplaatst, gedwongen moet worden ontslagen aan het eind van dat worden doorlopen waarmee het Participatiefonds wordt verzocht de schooljaar. Bij ontslag moet de instroomtoets uitkeringskosten voor zijn rekening te nemen. Bij onvoldoende ontslagruimte is de consequentie dat Stichting Wolderwijs de uitkeringskosten zelf voor haar rekening zal moeten nemen. Een goede formatieplanning met actuele leerlingprognoses en een goede planning en beheersing van de organisatie is van groot belang. Risico: Toekomstige werkloosheidsuitkeringen komen voor rekening van Stichting Wolderwijs. lnschatting financieel risico: Gemiddeld. lnschatting impact: Gemiddeld. lnschatting risicobedrag perjaar: íâ 10.000 (opgenomen in de meerjarenbegroting) vanuit Gemeente De Wolden eindigen per 1 januari 2015. Met ingang van 2015 is het noodzakelijk de kosten voor administratie, beheer en bestuur volledig te dekken vanuit de bekostigingsontvangsten van het Ministerie van OCW. De bruidsschatontvangsten
Risico: Kosten voor administratie, beheer en bestuur kunnen niet gedekt worden vanuit de ontvangsten lnschatting financieel risico: Laag. lnschatting impact: Laag. lnschatting maximaal risicobedrag perjaar: E 50.000
van het Ministerie.
Het ziekteverzuim binnen Stichting Wolderwijs is de afgelopen jaren verlaagd van 9,30% in schooljaar 2011/2012tot 5,82% in schooljaar 2013/2014.Verzuim heeft naast discontinui'teit in het onderwijs ook financiële gevolgen. De kosten voor ziektevervanging worden gedeclareerd bij het Vervangingsfonds. Na afloop van elk schooljaar vindt er een naverrekening plaats. Wanneer er in een schooljaar meer gedeclareerd wordt dan er aan premie wordt betaald volgt een afrekening (ma|us) in de vorm van een percentage van de loonsom. Het is dus vanuit zowel organisatorisch als financieel oogpunt noodzakelijk zo veel mogelijk grip te krijgen op het verzuim en dit zo laag mogelijk te krijgen. Risico: Te hoog verzuim en daardoor een naverrekening
lnschatting financieel risico: Gemiddeld. lnschatting impact: Laag. lnschatting maximaal risicobedrag perjaar:
van het Vervangingsfonds.
6 20.000
wil Stichting Wolderwijs minimaal voldoende scoren voor alle scholen. De Ten aanzien van de onderwijskwaliteit zijn veranderd ten opzichte van een aantal jaren geleden. Steeds meer nadruk ligt op verantwoordingseisen opbrengstgericht werken. De nieuwe manier van onderwijzen vraagt andere competenties, meer professionaliteit, van het onderwijzend personeel en de schooldirecteuren. Een risico is dat niet iedereen mee kan gaan met deze nieuwe ontwikkelingen. Risico: Verslechtering van de onderwijskwaliteit en daardoor terugloop in het leerlingaantal. lnschatting financieel risico: Laag. lnschatting impact: Hoog. lnschatting maximaal risicobedrag perjaar: E 50.000 ZW-premie voor de Ziektewet ingegaan. Naast de gedifferentieerde Per 1 januari 2013 is de Wet Modernisering werknemers met een vast dienstverband wordt er een gedifferentieerde ZW-premie voor de tijdelijke werknemers (dus ook kortdurende vervangers) in rekening gebracht. De hoogte van deze premie is afhankelijk van instroom van zowel het vast als het tijdelijke personeel in de ziektewet. Hoe hoger de instroom en hoe langer het verblijf in de ziektewet, des te hoger de premie die Stichting Wolderwijs moet betalen. De gedifferentieerde ZW-premie heeft een hoogte van minimaal 0,06% tot maximaal 1,24% van de loonsom in de toekomst en bedraagt voor Stichting Wolderwijs momenteel 0,14%. De instroom van twee jaar geleden bepaalt het premiepercentage voor het huidige jaar. Vooralsnog zijn er bij het UWV geen tijdelijke werknemers bekend die ziek uit dienst zijn gegaan of binnen 28 dagen na uitdiensttreding ziek zijn geworden. Daarnaast zijn werkgevers voor maximaal tien jaren verantwoordelijk voor de WGA-uitkeringen van ziek uitgestroomde tijdelijke en vaste werknemers. Het is van belang de groep uitdienstgetreden zieke medewerkers met zowel een vast als een tijdelijk dienstverband nauwlettend te volgen.
Risico: Uitstroom van zieke medewerkers veroorzaakt premieverhogingen. lnschatting financieel risico: Laag. lnschatting impact: Laag. lnschatting maximaal risicobedrag perjaar: 6 10.000 33
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Accommodaties en faciliteiten in de meerjarenbegroting is zichtbaar dat, als gevolg van de verwachte daling van het leerlingaantal, alle baten dalen, waaronder de materiele baten. Voornamelijk de huisvestingskosten dalen niet mee, waardoor er materiële tekorten ontstaan. Leegstaande lokalen kunnen in het uiterste geval worden onttrokken aan onderwijsdoeleinden. Deze delen van de schoolgebouwen, met bijbehorende kosten komen dan voor rekening van Gemeente De Wolden. Stichting Wolderwijs heeft periodiek contact hierover met de gemeente, waarbij informatie over actuele en dreigende leegstand wordt besproken en waarvoor mogelijke oplossingen worden aangedragen. Voor leegstand wordt per lokaal een globale kostennorrn perjaar aangehouden van ä 6.500 (100 m2; lokaal met bijbehorende ruimtes). Risico: Leegstand van lokalen zoncler medegebruik zorgt voor steeds groter wordende materiële tekorten. inschatting financieel risico: Gemiddeld. inschatting impact: Gemiddeld. inschatting maximaal risicobedrag per jaar: ä 40.000
Financiën De hoogte van de kapitaiisatiefactor is een risico voor Stichting Wolderwijs, echter alleen wanneer er een (zeer) zwakke school is. De kapitalisatietactor als kengetal wordt gebruikt om te signaleren of onderwijsinstellingen hun kapitaal/vermogen al dan niet efficiënt benutten voor de vervulling van hun taken. De signaleringsbovengrens ligt op 60%. Door het dalende leerlingaantal en de daaruit voortvloeiende daling van de bekostiging zal de kapitalisatiefactor automatisch oplopen, tenzij het eigen vermogen van de stichting wordt aangesproken. in de meerjarenbegroting zijn de komende jaren kwaliteitsinvesteringen verwerkt. De beschreven daling van het eigen vermogen is echter onvoldoende om het kengetal op korte termijn onder de bovengrens van 60% uitte laten komen. Op langere termijn is dat wel mogelijk. Risico: De hoogte van de kapitaiisatieiactor kan aanleiding zijn voor een onderzoek door het Ministerie van OCW, mits er (zeer) zwakke scholen zijn. inschatting financieel risico: Laag. inschatting impact: Laag. inschatting maximaal risicobedrag perjaar: n.v.t.
Demografische ontwikkelingen Volgens de laatst bekende gegevens van de provincie Drenthe daalt het aantal leerlingen in de gemeente De Wolden in de periode 2010 tot 2020 met 29%. De daling van het aantal leerlingen betekent dat de (rijksjontvangsten ook dalen. Stichting Wolclerwijs moet voldoende flexibel zijn om de totale kosten mee te laten dalen, zodat er geen structurele tekorten ontstaan.
Risico: Door de dalende leerlingaantallen ontstaan er structurele (begrotingsjtekorten. inschatting financieel risico: Laag. inschatting impact: Hoog. inschatting maximaal risicobedrag perjaar: ë 100.000
Door de leerlingkrimp worden er in de toekomst mogelijk scholen opgeheven. Het is noodzakelijk hier vroegtijdig op te anticiperen, niet alleen qua communicatie met de ouders van de kinderen maar ook qua financien. Onder andere de kleine scholentoeslag vanuit het Ministerie zal ná sluiting verdwijnen, wat als gevolg heeft dat het aantal personeelsleden van Stichting Wolderwijs verder zal moeten afnemen. Het vroegtijdig fuseren van scholen kan dan een reële optie zijn. in dit geval wordt er voor een periode van zes jaren aanvullende (personele) samenvoegingsbekostiging ontvangen ten behoeve van de nieuwe fusieschool (aangepaste regeling rn.i.v. schooljaar 2014/2015), De hoogte van de samenvoegingsbekostiging blijft in deze periode gelijk {100% voor alle jaren). De financiële consequenties van het opheffen van scholen, en de voorafgaande mogelijkheden daarin, zijn niet verwerkt in de huidige versie van de meerjarenbegroting.
Risico: Door de dalende leerlingaantallen zullen in de toekomst scholen mogelijk worden opgeheven, waardoor bekostigingsontvangsten op iange termijn teruglopen. inschatting financieel risico: Laag. inschatting impact: Laag. inschatting maximaal risicobedrag perjaar: n.v.t. voor de periode van de meerjarenbegroting (2015 t/m 2018).
de
Naast het kwantitatieve aspect is er ook het kwalitatieve aspect. Wanneer scholen kleiner worden door de afnemende leerlingaantallen, moet steeds meer worden gewerkt met combinatiegroepen. Ook is de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee ook de opbrengsten, afhankelijk van de kwaliteit van de leerkrachten. De kwaliteit op de kleine scholen moet goed in de gaten worden houden, om zo de kwetsbaarheid te verkleinen. Risico: De kwetsbaarheidvan de onderwijskvvaliteit van kleiner wordende scholen. inschatting financieel risico: Gemiddeld. inschatting impact: i-loog,
inschatting maximaal risicobedrag perjaar: ë 25.000
34
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Concurrentiepositie Het marktaandeel van Stichting Wolderwijs binnen het primair onderwijs in de gemeente De Wolden bedraagt per 1 oktober 2014 73,2%. De ambitie is een marktaandeel te realiseren van 75%. Stichting Wolderwijs denkt zich voldoende te kunnen profileren en voldoende onderwijskwaliteit te kunnen leveren om het huidige marktaandeel minstens te kunnen handhaven. Risico: Het verliezen van marktaandeel ten opzichte van het bijzonder onderwijs.
inschatting financieel risico: Laag. inschatting impact: Laag. inschatting maximaal risicobedrag perjaar: 6 50.000
Politieke ontwikkelingen Hieronder worden de meest recente relevante politieke ontwikkelingen
beknopt beschreven.
n.a.v. Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijg De gevolgen van het Nationaal Onderwijs Akkoord en het Herfstakkoord van oktober 2013 zijn inzichtelijk geworden in het Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs van juli 2014. Vanuit dit akkoord volgen met ingang van 2015 jaarlijks Extra bekostiging
aanvullende middelen ter besteding aan specifiek afgesproken doelen. De definitieve structurele financiële consequenties worden hoogstwaarschijnlijk in de loop van 2015 bekend gemaakt. Eind 2014 zijn deze financiële consequenties reeds inzichtelijk gemaakt door onderwijsorganisaties PO-Raad en VOS/ABB. Risico: De ontvangsten vanuit de akkoorden vallen lager uit dan wat opgenomen is in de meerjarenbegroting. inschatting financieel risico: Laag. inschatting impact: Laag. inschatting maximaal risicobedrag perjaar: n.v.t. (geen ontvangsten, dan ook geen uitgaven)
indexering Ministerie: Het is een risico dat als het Ministerie van OCW de bekostiging niet of onvoldoende indexeert en de kosten van de stichting wel stijgen, erjaarlijks financiële tekorten ontstaan. in de afgelopen jaren is dit nog nooit voorgekomen. Risico: Het Ministerie van OCW indexeert niet of in onvoldoende mate. inschatting financieel risico: Laag. inschatting
impact: Laag.
inschatting maximaal risicobedrag perjaar: ë 40.000 6.3.3 Rapportage bestuur met betrekking tot beleidsvraagstukken en de (veelal Het bestuur houdt toezicht en heeft de eindverantwoording bijbehorende) financiële problematiek. Dit is beschreven in onderdeel 4.4 van ditjaarverslag, het bestuursverslag.
35
Jaarverslag 2014 Stichting Woíderwijs
Bijlage A: Overzicht scholen OQHG
OBS 't Echtenest
Schøolakkers 2b
7932 PM
Echten
IORY
UBS De Klimtorerz
Drogteropslagen 57
7705 PD
Drogteropslagen
IOUN
OBS 't Oelebröd
Mr, Harm Smeengestraat
7963 BZ
Ruinen
11GK
GBS De Bosrand
Jan Haarstraat 28
7926 TC
Kerkenveld
IZCO
OBS Het Veldboeket
Schøølweg 19
7924 PL
Veeningen
l2TS
OBS Het Groene Hart
Schoolbrínk 1
7921 HG
Zuidwcide
l8U
OBS De Wezeboom
Schoolstraat 28
796i NJ
Oosteinde
l8KF
UBS De Dísael
Dijkhuizen 68a
7961 AM
Ruinerwoïd
IZKU
OBS De Rozehøtte!
Sportíaan 14
7958 SM
Koekange
ISNN
OBS De Horst
Postweg 31
7957 ZG
De Wijk
56
Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs
Bijlage B: Samenstelling
centrale organen
Bestuur: ø
De heer Drs. J.H. Sauer
0
Mevrouwlng.
0
Mevrouw
0
De heer Drs. J.B. van Klinken
0
De heer Mr. M.D.M. Stadhouders
Mr.
Voorzitter
A.C.S. de Vries |.J.
Secretaris
Spekreijse-Voetelink
Penningmeester
Lid Lid
Algemene directie: 0
Algemeen directeur
De heer M.H. Mulder
De heer M.H. Mulder is tevens voorzitter
van het managementoverleg
(MO), waarin alle (schoo|)directeuren
zitting hebben
Het beleid van de stichting wordt in het ma nagementoverleg voorbereid.
Ondersteuning: Ter ondersteuning van de algemeen directeur en het M0 is er een staf, bestaande uit de volgende beleidsmedewerkers 0
Beleidsmedewerkerfinanciën
De heer D.L.C. Blok
en beheer
Beleidsmedewerker personeel
M. Mulder
0
Mevrouw
0
De heer A. van den Berg
Beleidsmedewerker algemeen
0
De heer D. Oelen
Beleidsmedewerker kwaliteit en onderwijs (tijdelijke functie)
Ter voorbereiding
op het managementoverleg
komt de agendacommissie bijeen. Naast de algemeen directeur bestaat deze
commissie eind 2014 uit de volgende medewerkers: 0
De heer D. Oelen (beleidsmedewerker
~
De heer M. Schrier (schooldirecteur)
Gemeenschappelijke
kwaliteit en onderwijs)
medezeggenschapsraad (GM R):
In de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad hebben eind 2014 de volgende personen zitting:
Openbare basisschool
Lid
Geleding
Werkgroep
Ouder
Onderwijs
Personeel
Onderwijs
Ouder
Middelen
W
't
I
Echtenest, Echtenm
De Klimtoren,
Mevrouw
Drogteropslagen Mevrouw
t Oelebröd, Ruinen
Bloemberg N.M. Nijland-Remmelts
=De heer G.J. van den Bosch
De Bosrand, Kerkenveld
De heer E. Dekker
Ouder
ïOnderwijs
Het Veldboeket, Veeningen
De heer H.J. ten Kate
Ouder
Middelen
Het Groene Hart, Zuidwolde
Mevrouw
N. Mennink
Personeel
Personeel
De Wezeboom, Oosteinde
Mevrouw
R. Tjarks
Personeel
Personeel
Mevrouw
A. Runhart-Koopman
*Personeel
Personeel
De Rozebottel, Koekange
Mevrouw
M. Casula-Bosch
Ouder
Personeel
De Horst, De Wijk
De heer S. Stehouwer
Ouder
Onderwijs
De Dissel,
Ruinerwold
NB: De algemeen directeur neemt deel aan de vergaderingen
van de GMR namens het bevoegd gezag.
Stichting
Wolderwijs
Jaarrekening
2014
Inhoudsopgave Toelichting
van het jaarverslag
op onderdelen
Pagina
Jaarrekening Grcmdsiagen 2014
í0GOí5>í.-3
Balans per 31 december
Staat van baten en lasten over 20114
Kasstroomoverzicht Toelichting
op cie balans per 31 december 2014
Niet uit de bate-ins blijkende Mede! G, Overzicht Taelichting
11
cioelsubsidies UCW
14
ep de staat van baten en lasten over 2014
Overzicht verbanden partijen Wet normering bezoldiging içopfunctionarissen semípublieke sector Overige
10
verplichtingen
15 18
publieke
en 19
gegevens
Bestemming van het resultaat Gebeurtenissen na balansdatum Gegevens over cie rechtepersoon
20
20 21
Bijlagen Controleverklaring
22
Grondslagen van Stichting
De activiteiten
bestaan uit het geven van primair
Wolderwijs
onderwijs.
en eenheden
Rapporterinqsvaluta De genoemde
bedragen,
Grondslagen
voor
voor zover niet anders vermeld,
van activa
waardering
zijn opgenomen
in hele euro's.
en passiva
Materiële vaste activa
verminderd met de cumulatieve De materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, worden De afschrijvingen afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage vanaf het rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven de verkrijgingsprijs, van het materieel vast actief. moment van ingebruikname Er wordt een activeringsgrens
gehanteerd
van
van 6500.
is als volgt: Het systeem van afschrijvingen Investeringen in bestaande bouw: 3,33 % van de aanschafwaarde Meubilair : 5,00 of 10,00 % van de aanschafwaarde Digiborden : 14,29 % van de aanschafwaarde Overige ICT: 25,00 % van de aanschafwaarde Leermiddelen: 11,11 % van de aanschafwaarde
Vorderingen
en overlopende
activa
worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde. Noodzakelijk geachte De vorderingen worden voor het risico van oninbaarheid worden in mindering gebracht. Deze voorzieningen voorzieningen bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen. De overlopende
vooruitbetaalde
bedragen die in opvolgende perioden worden ontvangen activa betreffen nog te ontvangen zijn opgenomen. bedragen, voor zover deze niet onder de andere kortlopende vorderingen
en
Liguide middelen De liquide
middelen zijn gewaardeerd
Algemene
reserve
tegen
nominale waarde.
van de continuïteit van het bevoegd gezag en wordt De Algemene reserve betreft een buffer ter waarborging van overschotten en tekorten die ontstaan uit het verschil tussen opgebouwd uit resultaatbestemming werkelijke baten en lasten.
Bestemmingsreserves algemeen en publiek is opgebouwd uit de bijzondere en aanvullende bekostiging De bestemmingsreserve In 2014 en latere werkgelegenheid jonge leerkrachten van het Ministerie van OCW die in 2013 zijn ontvangen. van bestuurlijk vastgestelde plannen jaren zal deze reserve besteed worden naar aanleiding
41895
Jaarrekening
2014
Pagina 3
Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen tegen nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen ter zake van personeel en soortgelijke verplichtingen. Ueze worden opgenomen tegen de berekende contante waarde. Een voorziening wordt eerst gevormd als voldaan is aan de vereisten terzake van het vormen van voorzieningen.
Pensioenen De stichting
heeft eenpensioenregeling. Dit betreft een Nederlandse regeling en wordt gefinancierd door aan peneioenoitvoerder, te weten het bedrijfstakpensioenfonds ABP. Gemiddeld in 2014 bedroeg de beleidsdekkingsgraad 1i§i4,7%. De pensioenverpiichting wordt gewaardeerd volgens de "verplichting aan de pensioenuitvoerder benadering". In deze benadering wordt de aan de beneioenuitvoerderte betalen premie als last in de staat van baten en lasten verantwoord. De stichting heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij ABP, andere dan het effect van hogere toekomstige premies. afdrachten
Arnbtsjubilea Op basis van richtlijn 271 van de Raad voor de Jaarversiaggeving is een voorziening opgenomen voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij ambtsjubilea van personeelsleden. De voorziening is opgenomen tegen de contante waarde van de toekomstige uitbetalingen en is afhankelijk van de ingeschatte blijfkane, gemiddelde salarisstijging en dieconteringevoet. De werkelijke jubiiea~uitkeringen worden ten laste van deze voorziening gebracht.
Onderhoud De voorziening onderhoud is gebaseerd op de actuele meerjarenonderhoudeblanning van 2014. De dotatie is op basis van de planning berekend en gelijkmatig verdeeld over de jaren. Periodiek wordt de planning geactualiseerd. Jaarlijks wordt bekeken of de dotatie toereikend is. In 2015 wordt de voorziening geactualiseerd.
Kortlobende schulden en overlooende nassiva De kortlopende schulden betreffen schulden met een op balansdaturn resterende looptijd jaar. Kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen de reële waarde.
van ten hoogste
een
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder de andere kortlopende schulden zijn te
oiaatsen. Grondslagen
voor resultaatbepaling
Algemeen Bij de bepaling van het exploitatieresultaat gelden de volgende beginselen: baten en lasten zijn toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Winsten worden slechts opgenomen voor zover zij op de balanedatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun ooreorong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Baten
Onder baten wordt verstaan de van overheidswege toegekende (normatieve) bijdrage OCW, overige ÖCW subsidies en (gemeentelijke) overheidsbijdragen, van derden toegekende overige bijdragen en rentebaten. baten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
41895 Jaarrekening
2G14
[Je
Pagina 4
Rijksbijdragen rijksbijdrage OCW-subsidies (vrij besteedbare doelsubsidies en de niet-geoormerkte (normatieve) De ontvangen betrekking hebben volledig verwerkt worden in het jaar waarop de toekenningen zonder verrekeningsclausule) als bate in de staat van baten en lasten.
Geoormerkte OCW-subsidies met een vrij besteedbaar verrekeningsclausule heeft) worden ten gunste van de van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel voortgang verricht per balansdatum wordt verantwoord onder de
waarbij het overschot geen overschot (doelsubsidies staat van baten en lasten verantwoord naar rato van de van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn overlopende passiva.
met verrekeningsclausule) worden ten gunste van de staat van Geoormerkte OCW-subsidies (doelsubsidies lasten komen. Niet bestede baten en lasten verantwoord in het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde nog niet is verlopen. onder de overlopende passiva zolang de bestedingstermijn middelen worden verantwoord onder de kortlopende schulden zodra de bestedingstermijn is Niet bestede middelen worden verantwoord verlopen op balansdatum.
Overige
exploitatiesubsidies
Overige
exploitatiesubsidies
waarvan de gesubsidieerde
worden ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar ten laste zich het exploitatietekort lasten komen/waarin de opbrengsten zijn gederfd/waarin
heeft voorgedaan. Lasten
aan het boekjaar waarop zij betrekking De lasten worden toegerekend inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen. genomen zodra deze voorzienbaar het boekjaar worden in aanmerking
Buitengewone
hebben. De lasten worden bepaald met Verliezen die hun oorsprong vinden in zijn.
baten en lasten
uit gebeurtenissen baten en lasten worden verstaan baten en lasten die voortvloeien Onder buitengewone in het kader van de gewone transacties die duidelijk te onderscheiden zijn van de activiteiten bedrijfsuitoefening zelden zullen voorkomen. en derhalve naar verwachting
Grondslagen
voor
de opstelling
of
van het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens kasstroomoverzicht vloeit voort uit de toelichting apart opgenomen.
de indirecte methode. De toelichting op het en is daarom op de individuele posten in de jaarrekening
niet
Toelichting
Resultaatanalvseop
hoofdlijnen
van boekjaar 2014 bedraagt E 198.050 negatief en wijkt E 16.950 in positieve zin af Het exploitatieresultaat positief bei`nvloed door een van het begrote resultaat van E 215.000 negatief. Het resultaat is hoofdzakelijk personeels- en en een nagekomen aanpassing van de bekostiging incidentele belastingteruggaaf negatief beïnvloed door een eenmalige bijdrage aan het Het resultaat is hoofdzakelijk arbeidsmarktbeleid. samenwerkingsverband passend onderwijs, een boekverlies op de materiële vaste activa van twee opgeheven met dekking vanuit de bestemmingsreserve. scholen (n.a.v. fusies) en een in 2014 ontstaan knelpuntenbudget Zonder de invloed van deze posten zou het resultaat uitgekomen zijn op 6 159.730 negatief, met een afwijking 6) zijn gedetailleerde (hoofdstuk ten opzichte van de begroting van E 55.270 positief. In het jaarverslag analyses opgenomen van het resultaat.
41895 Jaarrekening
2014
Pagina
5
A.1.1
per 31 december
Balans
2014
(na ven/verkíng resultaatbestemming) 31 december
1.
Activa
1.2
Materiële vaste activa
Totaal
vaste
activa
1.5
Vorderingen
1.7
Liquide middelen
41895
Totaal
vlottende
Totaal
activa
Jaarrekening
2014
activa
2014
31 december 2013
943.711
1.132.056
943.711
1.132.056
530.852
449.707
3.779.949
3.895.798
4.310.801
4.345.505
5.254.512
5.477.561
Pagina 6
2.
I
Passiva
31 december 2014
2.1
Eigen vermogen
2.2
Voorzieningen
2.4
Kortlopende
Totaal
41895 Jaarrekening
schulden
passiva
2014
31 december 2013
3.532.097
3.730.147
762.831
856.805
959.584
890.609
5.254.512
5.477.561
Pagina 7
A.1.2
3.
van baten
Staat
en lasten
over 2014 Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013
Baten
3.1
Rijksbijdrage
3.2
Overige
overheidsbijdragen
3.5
Overige
Totaal
OCW
7.755.374
7.512.637
7.998.136
82.039
64.424
208.957
baten
118.704
175.437
176.268
baten
7.956.117
7.752.498
8.383.361
6.783.967
6.688.866
6.774.241
4.
Lasten
4.1
Personeeislasten
4.2
Afschrijvingen
228.795
254.526
239.893
4.3
Huisvestingslasten
446.122
460.876
480.954
4.4
Overige
758.546
629.930
689.403
8.217.430
8.034.198
lasten
Totaal Saldo 5
lasten baten
en lasten
Financiële baten en lasten Netto
resultaat
41895 Jaarrekening
2014
8.184.491
261.313
281.700-
198.870
63.263
66.700
66.106
198.050
215.000-
264.976
Pagina 8
Kasstroomoverzicht
A.1.3
2014
activiteiten
uit operationele
Kasstroom
Resultaat voor financiële
baten en lasten
-
Afschrijvingen
-
Mutaties voorzieningen in vlottende
Veranderingen -
Vorderingen
-
Kortlopende
uit bedrijfoperaties
239.893 38.401-
81.145-
147.524
68.975
641.650-
138.661-
93.76666.106
63.263
uit operationele
27.660-
75.398-
activiteiten
uit investeringsactiviteiten
Kasstroom
materiële
(Des)investeringen
vaste activa
Totaal kasstroom
uit investeringsactiviteiten
Mutatie
middelen
liquide
Beginstand
41895
228.796
middelen.'
interest
Totaal kasstroom
liquide middelen
liquide middelen
Eindstand
198.870
93.974-
schulden
Totaal kasstroom
Mutatie
261.313-
voor:
Aanpassingen
Ontvangen
2013
liquide
Jaarrekening
middelen
2014
110.628-
40.45140.451-
110.628-
115.849-
138.288-
4.034.086
3.895.798
138.288-
115.849-
3.779.949
3.895.798
Pagina 9
i
i
l
A.1.4
op de balans
Toelichting
1..
Activö
1.2
Mate-riele
vaste
per 31 december
activa Mutaties AanschafAfscnrijvingen Eioekwaarde waarde per 31 tot en met 31 per 31 deceniber 2013 december 2013 december 2013
1.2.1
1_2"2
1.2.3
Gsbduwen terreinen
en
Inventaris apparatuur
en
2014
6.270
645-
2014
terlngen
5.626
E
i Desinves-
Im/es»
Afschrlj-
leringen
~
vingen
~
208-
Aanscna? Afschrijvingen waarde per 31 tot en met 31 decernber 2014 december 2014
6.270
853-
Boelcwaarde pe 31 december 2014
`
5.41
2.830.544
2.048"693-
781.851
66.074
45.424-
152.938-
2.851.194
2.201.631-
649.51
middelen
1.573.536
l.228"957-
344.579
34.659
14.858-
75.649-
1.593.337
1.304.606
288.72
Materiële activa
4.410.350
3.278.295
1.132.056
100.733
60.282-
228.797-
4.450.301
3.507.090~
943.71
>
Overige vaste bedrijfs~
i
vaste
Onder inventaris
en apparatuur
vallen de posten Meubilair en1lCT middelen. vallen investeringen in dnderwijsieerpal
Onder overige vaste bedrijfsmiddelen Duurzamen
goederen
werden geactiveerd
bij een aanscnafwaarde
en vervoermiddelen.
boven de 61500,-.
l
i
i
41895 Jaarrekening
2014
pagina 10
5
1.5
Vorderingen
31 december 1.5.2
414.039
OCW
Vorderingen
OCW heeft betrekking
De vordering
31 december
2014
op de overlopende
posten
vanuit
2013
341.867
de personele
lumpsum,
impulsgebieden
en P&A beleid. 1.5.6
Overige
73.633
71. 708
37.477
36.132
activa
111.110
107.840
Vorderingen
530.852
449.707
overlopende
Overiopende
Totaal
De vorderingen
1.7
Liquide
activa
hebben een looptijd
korter dan 1 jaar.
middelen 31 december
1.7.2
2.1
-
Ven/angíngsfonds
Overige
1.5.8
5.703
overheden
Banken
31 december
2014
2013
3.779.949
3.895.798
3.779.949
3.895.798
Eigen vermogen Mutaties Boekwaarde per 31 december 2013
Algemene
2.1.2
Bestemmingsreserve
De bestemmingsreserve
algemeen
41895 Jaarrekening
160.642-
317.736
37.408-
-
3.730.147
198.050-
-
uit de bijzondere
en aanvullende
overig
overig
en werkgelegenheid
2014
is gevormd
jonge
resultaat
Boekwaarde per 31 december 2014
Overige mutaties
3.412.411
reserve
2.1.1
Bestemming
2014
leerkrachten
-
3.251.769
280.328 3.532.097
incidentele bekostiging
die in 2013 zijn ontvangen.
Pagina 11
2.2
Voorzieningen Mutaties Boekwaarde per 31 december 2013
2.2.1
Personeel
2.4
Onttrekkingen
10.000
104.674 104.674
Jubi/ea 2.2.3
Dotaties
2014
9.1599.159-
Overige voorzieningen
752.131
10.000 100.000
Onderhoud
752.131
1 00.000
179.924-
856.805
110.000
189.083-
179.924-
Boekwaarde per 31 december 2014
Vrijval
14.89114.891-
'
14.891-
Kortlopende deel < 1 jaar
90.624 90.624
8.426 8.426
2.4.3
Crediteuren
2.4.7
Belastingen
2.4.8
Schulden terzake
2.4.9
Overige
672.207
262.440
409.767
672.207
262.440
409.767
762.831
270.866
491.965
2014
31 december
2013
184.982
208.761
239.675
248.241
van pensioenen
84.563
97.065
schulden
28.777
12.592
40.441
38.667
en premies
kortlopende
sociale verzekeringen
2.4.10.4
Vooruitontvangen
2.4.10.5
Over/opende
passiva
mbt Vakantíegeld
207.172
206.835
2.4.10.8
Over/opende
passiva
algemeen
173.974
78.448
421.587
323.950
959.584
890.609
Totaal overlopende
Totaal
kortlopende
De kortlopende
41895 Jaarrekening
82.198 82.198
schulden
Kortlopende
31 december
2.4.10
Langlopende deel > 1 jaar
2014
termijnen
OCW niet geoormerkt
passiva
schulden
schulden hebben een looptijd
korter dan 1 jaar.
Pagina 12
2.5
Niet uit de balans Dit betreft
blijkende
een schoonmaakovereenkomst
2012 voor de duur van 2 jaar,
41895
Jaarrekening
verplichtingen
2014
van jaarlijks
6 140.000.
met het recht de overeenkomst
Dit contract
is afgesloten
met één jaar te verlengen
per 1 november
tot maximaal 5 jaar.
Pagina 13
Dmorsopend
Omschrijving
Dooriapend
Aflopend
2014
tnt in een valgend
41895 saarrekening
G2-B
Gmschrijving
verslagjaar
E
van subssdies
per ultimo
\ferantwoarding
G2~A A?epencl
G2
Omschrijving
van subsidies
daessubsidses UCW
G1 Verantwçordsng
Mede! G, Overzicht
taewiizing
\ferssagjaar
(í)
t Qewsjzêng (ä)
Totaashedrag
toewsjzsng
Totaaí bed rag
(6)
Totaalbecsrag
verrekeningsclausule
met verrekeningsclausuíe
zonder
-
-
31 december 2013
Sasde
zn 203.4
ontvangen
-
in 2014
Ontvangen
2314
Ontvangen
-
-
tm
2014
Lasten
en afgerond
-
kosten
Tatale
kosten
31 december 2914
Saldo nog te besteden
31 december 2014
Te verrekenen
Nmg niet gehees afgeronö
ccnfc-rm de subssdsebeschíkking
Totaie
is ultimo verslagjaar
Geheel uitgevoerd
De prestatie
í
Pagina 14
3
Baten
3.1
Rijksbijdragen
3.1.1.1 3.1.2.2
Rijksbijdragen
OCW
subsidies
rijksbijdragen
Rijksbijdragen
en lasten
via OCW
via samenwerkingsverband
overheidsbijdragen
Overige
3.2.1
Gemeentelijke
3.2.2
Overige
3.5
Overige
3.5.1
Verhuur
3.5.6
Overig
41895 Jaarrekening
bijdragen
overheidsbijdragen
2014
Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013 7.721.115
7.348.872
7.277.848
293.118
234.789
7.641.990
7.512.637
7.998.136
7.512.637
7.998.136
277.021
113.384
7.755.374
Totaal rijksbijdragen
3.2
over 2014
OCW
Niet geoormerkte Totaal
3.1.4
van baten
op de staat
Toelichting
en -subsidies
en subsidies
Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013
58.924
58.924
199.461
23.115
5.500
9.496
82.039
64.424
208.957
baten
Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013
14.465
14.464
14.098
104.239
160.973
162.170
118.704
175.437
176.268
Pagina 15
4.1
4.1.1
Personele
lasten Realisatie
Begroting
2014
2014
Realisatie 2013
Bruto lonen en sa/ar/'agen
4.891.210
4.804.695
5.046.598
Sociale lasten
1.142.177
1.121.974
1 057.548
Pensioen/asten
713.591
700.969
739.343
6.746.978
6.627.638
6.843.489
Lenen en salarissen
4.1.2.1
Dotat/'es personele
4.1.2.2
Persanee/ niet in loondienst
vaørzieníngen
10.000 140. 790
10.000
10.000
136.205
167.941
167.458
4.1.2.3
Overig
153. 964
197.203
4.1.2.4
Scho/ing/op/eiding
136. 992
148.133
88.141
441.746
491.541
433.540
404.757-
430.313
502.788
4.1.2
Civerlge personele
4.1.3
Af: Uil:l<eringe=n
lasten
6.783.967
Persøneel:
Aantal personeelsleden Aantal fte (exclusief
4.2
vervanging)
vervanging)
Realisatie
Realisatie
2014
2013
149
151
103,55
105,71
Realisatie
Begroting
2014
2014
6.774.241
Afschrijvíngslaszten
4.2.2.1
Gebouwen
4.2.2.2
Inventaris
4.2.2.3
Overige
4.2.2.4
Onderwljsleerpakket
4.3
(exclusief
6.688.866
208
en apparatuur materiële
vaste
152.938 activa
Realisatie 2013
209 168.388
20%
162.289
1.665
2.522
1.436
73.984
83.407
75.959
228.795
254.526
239.893
Huisvestingalasten Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013
4.3.1
Huur
13.001
4.3.3
Oncierhoud
17.417
13.200 15.250
19.026
4.3.4
Water en energie Schoonmaakkosten
133.855
148.950
160.249
4.3.5
167.769
170.048
4.3.6
Heffingen
8.462
167.595 8.265
4.3.7
Dataties overige anclernoudsvoorzieningen Overige huisvestingslasten
100.000
100.000
100.000
5.618
7.616
10.785
4.3.8
446.122
41895 Jaarrekening 2014
460.876
13.001
7.845
480.954
Pagina 16
lasten
Overige
4.4
4.4.1
Administratie-
en beheerslasten
Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013
325.810
330.617
13.500
13.500
17.372
19.587
20.380
21.660
125.054
126.000
126.931
ICT kosten
77.727
69.850
78.308
Reproductiekosten
68.250
66.070
67.037
3.001
2.317
2.796
en beheers/asten
18.691
32.500
20.971
en leermiddelen
213.353
184.488
203.301
Accountantskosten en te/efoonkosten
Kantoor-
Administratiekantoor
335.208
Wen/ingskosten
133
Kosten kabelexploitant Overige
4.4.2
administratie
Inventaris,
apparatuur
Inventaris
4.4.2.2
Leermiddelen
4.4.4
9.343
en apparatuur
4.4.2.1
175.138
199.172
219.383
114.825
150.894
16.288
13.000
17.932
8.589
8.000
9.332
18.579
22.400
19.384
Medezeggenschapsraad
5.055
11.225
6.181
Verzekeringen
6.706
9.000
6.776
71.330
30.000
71.077
31.023
21.200
20.212
629.930
689.403
Overig
Kantinekosten Abonnementen
/ contributies
Projecten
Diverse kosten
Boekverlies buitengebruikstelling
vaste activa
61.813 758.546
5.1
4.129
204.010
Representatiekosten
5
9.350
Financiële
Rentebaten
41895 Jaarrekening
2014
baten
en lasten
Realisatie
Begroting
Realisatie
2014
2014
2013
63.263
66.700
66.106
63.263
66.700
66.106
pagina
17
A.1.7
Overzicht
verbonden
part|]en
Per 31 december 2014 is er geen sprake van verbonden partijen.
41895 Jaarrekening
2014
pagina
13
normering
bezoldiging
2.895
M.D.M. Stadhouders
2014
dienstverband
NIET-TOPFUNCTIONARISSEN Ingang omschrijving
41895 Jaarrekening
n.v.t.
Functie-
VERMELDING
n.v.t.
VERMELDING NIET-TOPFUNCTIONARISSEN Ingang Functie- omschrijving dienstverband
n.v.t.
-
-
-
-
-
vergoeding 6
Belastbare onkosten-
2 (vermelding
-
-
-
-
beloning
6
-
-
c.q. de ontslagvergoeding Uitkering Voorziening beloning op beëindiging dienstverband termijn 6 6
6
Voorziening Uitkering beloning op beëindiging dienstverband termijn
termijn
-
-
vergoeding 6
-
termijn 6
sector
-
Toelichting
-
de norm overschrijdt) Toelichting
Toelichting
9)
via salarisadministratie
zonder dienstbetrekkin Uitkering Toelichting op beëindiging dienstverband
alle bestuurders Voorziening
en semipublieke
met dienstbetrekking) Uitkering Toelichting op beëindiging dienstverband 6
9.444
beloning termijn 6
Voorziening
alle bestuurders
publieke
verslagjaar) dan over het voorgaande Belastbare Voorziening onkostenbeloning op
-
van wie de bezoldiging Beloning Belastbare 6 onkostenvergoeding 6
opgave als hierboven, maar Beloning Einde dienst~Omvang verband dienst6 verband in FTE
(zelfde
in FTE
verband
functionarissen (andere Einde dienst~Omvang verband dienst-
-
orgaan) (lid van het hoogste toezichthoudende Beloning Einde Belastba re functie6 onkostenvergoeding vervulling vervulling 6
Ingang functie-
3.288
J.B. van Klinken
TOEZICHTHOUDERS Voorzitter j/n
3.288
I.J. Spekreijse
VERMELDING Naam
3.288
A.C.S. de Vries
dienstverband
80.254
TOPFUNCTIONARISSEN Beloning Einde dienst-Omvang verband dienst6 verband in l-"TE
EN GEWEZEN
Ingang
1,00
5.248
Voorzitter j/n
TOPFUNCTIONARISSEN
01-01-1998
vergoeding 6
Belastbare onkosten-
1 (vermelding
topfunctionarissen
EN GEWEZEN TOPFUNCTIONARISSEN TOPFUNCTIONARISSEN Beloning Omvang Voorzitter Ingang Einde dienstdienstdienst6 j/n verband verband verband in l-"FE
Wet
J.H. Sauer
Naam
VERMELDING
M.H. Mulder
VERMELDING Naam
A.1.8
Pagina 19
gegevens
Overige
van het resultaat
Bestemming Het voorstel
voor de resultaatbestemming
6 E
160.64237.408-
É
198.050-
Gebeurtenissen
wordt onttrokken wordt onttrokken
is als volgt:
aan de algemene reserve aan de bestemmingsreserve
overig
na balansdatum
Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum die van invloed zijn op de waardering van de in de balans getoonde posten of het resultaat.
41895 Jaarrekening
2014
pagina 20
Gegevens
over
de rechtspersoon
Algemene gegevens
Bestuursnummer
41895
Naam instelling
Stichting
Wolderwijs
Adres
Dijkhuizen
28
Postadres
Dijkhuizen
28
Postcode
7961 AK
Plaats
Ruinerwold
Telefoon
0522-820000
Fax
info@wolde|wijs.n| vvww.woldervvijs.nl
E-mailadres Website Contactpersoon
De heer M.H. Mulder
Telefoon
0522-820000
Fax
martijn.mulder@wo|derwijs.nl
E-mailadres
BRIN-nummers
41895 Jaarrekening
OQHG
't Echtenest
092V
De Vaarboom (per 01-08-2014
opgeheven)
10RY
Reestzicht (m.i.v.
De Klimtoren)
10UN
't Oelebröd
11GK
De Bosrand
01-08-2014:
11SC
De Lindert (per 01-08-2014
12CO
Esdalschool (m.i.v.
12TS
Het Groene Hart
18lJ
De Wezeboom
18KF
De Dissel
18KU
De Rozebottel
18NN
De Horst
2014
opgeheven)
01-08-2014:
Het Veldboeket)
Pagina
21
Deloitte Accountants B.V. Eemsgolaan 15 9727 DW Groningen Postbus 980 9700 AZ Groningen Nederland Tel: 088 288 2888 Fax: 088 288 9870 www.de|oitte.nl
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Openbaar Primair Onderwijs De Wolden
Verklaring
betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag opgenomen) jaarrekening 2014 van Stichting Openbaar Primair Onderwijs De Wolden te Ruinerwold gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor ?nanciële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid
van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggevingonderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties.Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid
van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de Wet op het primair onderwijs. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaardenen het onderwijsaccountantsprotocolOCW/EZ 2014. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamhedenter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn a?iankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als Deloitte Accountants B.V. is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te "U"""°f 24352553-
Fl°"e'dam O?def
Member ol Deloitte Touche Tohmatsu Limited
/CVO355-37
gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de ?nanciële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Openbaar Primair Onderwijs De Wolden per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten voldoen aan de eisen van ?nanciële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014.
Verklaring
betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en paragraaf 2.2.3 Jaarverslag van het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:39l, lid 4 van het BW.
Groningen, 11 mei 2015 Deloitte Accountants B.V.
Was getekend: J .S. Huizinga RA
_-"""»"W"l"W~-"-"
f inçgekerrlenz
>
_
weweiden É3
WM
jg
"""""
Käßk
College van B&W gemeente
De
we
isw §\
W
Li
É
g
fr
V
-*Q
V >
M3 ló
M
aljknaszen
5%
l~-~
?emeenre
sg
f
5
ze
i
'
7961 Ar Rumerwo la
Walder;,\"""f?il?7?§Wll%vLvv`å-fei@"f*l>f"2_l"f,fW L
a
,V
M
Pmtbus zo 7920 AA Zuidwolde
AT/ 0522
W
32 00 O0
[email protected] W www"welderwije.nl KVK:OIlf"l66l82 lElANt NL3()BNGHOZå.fs>l"45.282
BMI: BNGHNLZG
:Jaarverslag 2014 Stichting Wolderwijs (veraie 1.2) : D.l_.C. lslek : 0522-820000 : Goedkeuring jaarverslag 2014 : Ruinerwold, 12 mei 203.5
Bijlage Behandeld door
Telefonnnr. Onderwerp Verzonden
Geaeht college, Bljgeveegd doen wij u een exemplaar tnekemen van het jaarverslag 2014 van Stichting Welderwijs, versie 1.2, zoals deze is vastgesteld daer het bestuur op 11 mei 2015. Op het jaarverslag heeft accountantacontrole plaatsgevonden, met als conclusie een goedkeurende contrdleverklaring. Deze verklaring maakt onderdeel uit van het jaarverslag.
Wij verzoeken u het jaarverslag in behandeling te nemen en vast te stellen. Wij antvangen graag een schriftelijke bevestiging. Wij vertrøuwen
erop u hiermee voldoende te hebben geïnfdrmeerd.
É
li/let vriendelijke greet,
Stlcb
hiervan
"
la
A
4
.M
""m.r""""""f" l
l
I
!
É
ik
Ã
.Mulder lgemeen directeur
l
ll
v
l
a fr :fa Ã
we*ie _
ac
Gé
`
r
""
M
M
'l
"
Zøyëfânaw
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 8 oktober 2015 : XII, punt 5 : 1833 : Wethouder Mirjam Pauwels
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Ontwikkeling Integrale Kindcentra (IKC) Samenvatting: Direct voorafgaande aan het faillissement van de Speelwerkgroep in december 2013 zijn alle activiteiten in het kader van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang overgenomen door Travers/Doomijn te Zwolle. Om een doorgaande ontwikkel- en leerlijn en het aanbieden van passende arrangementen voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar te realiseren in Integrale Kindcentra, is door de Stichting Kindcentra De Wolden (Wolderwijs, VCPOZD en St. Welzijn) getracht de activiteiten van Travers/Doomijn over te nemen. Deze intentie tot overname is om verschillende redenen niet geeffectueerd. Momenteel ligt vergevorderde planvorming van de Stichting Wolderwijs en verkennende planvorming van de VCPOZD voor om de bestaande brede scholen te gaan ontwikkelen naar Integrale Kindcentra. Dit is één van de speerpunten uit het collegeprogramma gericht op het versterken van ontwikkelkansen voor kinderen en jongeren. Om deze reden wil het college de planvorming, ter realisatie van 5 integrale kindcentra, vanuit de Stichting Kindcentra De Wolden ondersteunen met een éénmalige stimuleringsbijdrage. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: a. Kennisnemen van de ontwikkeling m.b.t. IKC Wolderwijs; b. Voor de IKC ontwikkeling in de Wolden een éénmalig bedrag van maximaal €150.000,- beschikbaar stellen conform dekkingsvoorstel, aan de Stichting Kindcentra De Wolden ter realisatie van 5 IKC vanuit de huidige brede scholen. Inleiding en aanleiding: Inleiding: uit het Collegeprogramma Dichtbij & Vitaal – op eigen kracht 2014-2018 “Voor een vitaal platteland en de sociale cohesie in de dorpen is het voortbestaan van een school van groot belang. Ons streven is dan ook om de scholen zo lang mogelijk in de dorpen te behouden. Door de veranderende samenstelling van de bevolking daalt het aantal leerlingen geleidelijk. Hierdoor moeten schoolbesturen keuzes maken uit oogpunt van kwaliteit en kosten. Daarnaast is het van belang dat de brede scholen zich verder ontwikkelen naar integrale kindcentra. Daarin zien wij voor de Stichting Kindcentra De Wolden een belangrijke rol weggelegd. We willen ook een koppeling maken tussen het binnenschools en buitenschools leren. De komende jaren zetten we in op de verdere ontwikkeling van het brede schoolnetwerk. De versterking is gericht op het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen en met name de positie van kwetsbare kinderen. Door de verbinding te leggen met de buurtteams van de stichting
Pagina 1 van 5
Welzijn, de lokale verenigingen en organisaties in de dorpen kan het brede schoolnetwerk zorgdragen voor voldoende kansen voor alle kinderen. Er kan ook een belangrijke signaleringsfunctie uitgaan van deze netwerkverbinding als het gaat om bijvoorbeeld opvoedingsproblemen.” Aanleiding: Direct voorafgaande aan het faillissement van de Speelwerkgroep heeft de Stichting Travers/Doomijn alle activiteiten in het kader van de Kinderopvang en het Peuterspeelzaalwerk via de curator overgenomen. De na het faillissement opgerichte Stichting Kindercentra De Wolden (waarin vertegenwoordigd; Wolderwijs, VCPOZD en de Stichting Welzijn de Wolden) heeft geprobeerd deze activiteiten van Travers/Doomijn over te nemen. Na het sluiten van een intentieovereenkomst is uit het “boeken” onderzoek gebleken dat de kosten en de risico’s dermate groot werden ingeschat dat van de intentie werd afgezien. Ook de demografische prognoses en de afnemende vraag naar kinderopvang hebben hierin een rol gespeeld. Travers/Doomijn heeft om die reden met ingang van 01-012015 het aantal gehuurde vierkante meters kinderopvangruimte, binnen de accommodaties in de Wolden, vrijwel gehalveerd. De Stichting Wolderwijs heeft vanuit deze nieuwe situatie, met in ogenschouw een aantal landelijke ontwikkelingen o.a. groep-0 en de voorschool in Rotterdam en Emmen, het initiatief naar zich toegetrokken om de bestaande openbare brede scholen in de Wolden te gaan ontwikkelen naar Integrale Kindcentra. Ook het VCPOZD heeft aansluiting gezocht bij de plannen van Wolderwijs en heeft uitgesproken een soortgelijke beweging te willen maken. Wolderwijs heeft een visiedocument en een businessplan IKC Wolderwijs opgesteld welke op 11 mei 2015 in het bestuur van Wolderwijs zijn besproken. Het bestuur van de Stichting Wolderwijs heeft ingestemd met dit initiatief. De directie van Wolderwijs heeft op grond hiervan een optie genomen tot huur van de vrijvallende ruimten voor kinderopvang binnen de brede scholen. Uit de samenvatting van het businessplan van de Stichting Wolderwijs komt het volgende naar voren: “Wolderwijs heeft de ambitie om vanaf het schooljaar 2015-2016 (per 17-082015) te starten met 4 IKC’s in de dorpen Zuidwolde, de Wijk, Ruinen en Ruinerwold. Daarvoor moet Wolderwijs (middels een nevenstichting) kinderopvang gaan exploiteren. Wolderwijs gaat iedere middag vanaf 14:00 uur opvang bieden à € 6,50 - per uur hetgeen concurrentieel is ten opzichte van de meest gehanteerde opvangtarieven in De Wolden. Ook zal er aan 2 tot 4-jarigen een opvang(kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk) geboden worden conform het HKZ-handboek en de Wet Kinderopvang Kwaliteitseisen Peuterspeelzaalwerk. De inhoudelijke programma’s van de opvang en het Peuterspeelzaalwerk sluiten naadloos aan bij het onderwijs, zeker daar waar het VVE betreft. Wolderwijs verwordt hierdoor op termijn van onderwijsinstelling tot maatschappelijk ondernemer met een breed pakket aan kinddiensten, die onder één curriculum worden aangeboden. In Ruinen en De Wijk zijn per direct respectievelijk 1 en 2 lokalen beschikbaar (onderwijsbestemming), hetgeen de huisvestingsbehoefte dekt. Om IKContwikkeling in Zuidwolde en Ruinerwold mogelijk te maken is qua huisvesting de instemming en medewerking van de gemeente nodig. Bij de start op 17.08.2015. zal het onderwijs autonoom en authentiek blijven functioneren en zullen de andere kinddiensten er ‘om heen’ ontwikkeld en geëxploiteerd worden. Op langere termijn (vanaf schooljaar 2016 - 2017) zullen onderwijs en de andere kinddiensten steeds meer gaan integreren en intensief samenwerken om de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren en wel op basis van één gezamenlijk curriculum, één multidisciplinair team, één plan,
Pagina 2 van 5
één aanpak. Adequate IKC’s zullen op termijn bijdragen aan een passende ontwikkeling van kinderen, goede facilitering van de ouders en de leefbaarheid van de dorpen in de gemeente De Wolden. Stichting Wolderwijs is zich bewust van de aanzuigende werking van IKC’s, maar kan deze ontwikkeling niet langer voor zich uitschuiven. De krimp vraagt om herbezinning op kritische massa van voorzieningen, om überhaupt onderwijs en andere voorzieningen op peil te houden in de afzonderlijke dorpen. Middels satelliet-werking worden verbindingengemaakt tussen de IKC’s en de dorpen waar geen IKC’s zijn. Bij deze werkwijze als een fijnmazige samenspel ontstaan een IKC, de lokale basisschool, de activiteiten vanuit de brede school coördinator, de combinatiefunctionarissen, het lokale verenigingsleven. Dit alles past in de uitdaging om de komende jaren “21ste eeuwse vaardigheden” op een passende wijze te ontwikkelen, waarbij ouders gelijkwaardige opvoedpartners van de professionals zijn. Wolderwijs biedt ieder kind een optimale ontwikkeling van hun kwaliteiten en talenten en biedt alle leerlingen en hun leerkrachten een veilig en plezierig schoolklimaat. Ieder kind is welkom in Wolderwijs en het kind staat centraal. IKC-vorming binnen gemeente De Wolden sluit aan bij deze missie. De kinderopvang die Wolderwijs gaat bieden zal vanuit dezelfde missie te werk gaan en op lange termijn integreren met het onderwijs. Het strategische bestuursbeleid vanuit de opvang zal vergelijkbaar met het beleid vanuit het onderwijs. Problemen of vraagstukken: De Stichting Wolderwijs heeft geen middelen beschikbaar binnen hun begroting of reserves die gebruikt kunnen worden ter dekking van de éénmalige aanloopkosten. Het nu aantrekken van vreemd vermogen in deze opstartfase is niet voor de hand liggend gezien de marktontwikkelingen, het maatschappelijk karakter van de activiteiten en de zeer korte beslistermijn. Wolderwijs doet daarom een beroep op de gemeente ter financiering van de aanloopkosten. Aangezien er momenteel voldoende en adequate middelen en voorzieningen zijn ontwikkeld voor het PSZW in de Wolden ligt het niet in de rede dat de gemeente een nieuwe aanbieder met een structurele subsidie gaat ondersteunen. De gemeente zou hiermee indirect bijdragen aan een verstoring van de bestaande structuur. Daarnaast zou het gezien de komende harmonisatie (wet OKE) tussen het PSZW en de Kinderopvang niet een logische stap zijn. De bestaande subsidierelatie tussen de gemeente De Wolden en Travers/Doomijn voor het PSZW zal dan ook tot aan de invoering van de Wet OKE worden gecontinueerd. Vanuit de ontwikkeling van het Brede scholen netwerk en het door ontwikkelen van de fysieke brede scholen naar Integrale Kindcentra (CP 2014-2018) liggen er voldoende mogelijkheden. Deze mogelijkheden dienen vanuit een integraal perspectief te worden beoordeeld. Daarnaast moeten ze naadloos aansluiten bij de ontwikkelingen die al in gang zijn gezet. Zowel de partners als de gemeente sturen aan op 2 centrale doelen: • •
Het realiseren van een doorgaande ontwikkel- en leerlijn voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar. Het aanbieden van arrangementen waardoor de ontwikkeling van alle kinderen wordt ondersteund.
Nu een overname van bestaande activiteiten van Travers/ Doomijn door de Stichting Kindcentra De Wolden niet kan worden gerealiseerd is de voorliggende planontwikkeling een goed alternatief om op termijn de bestuurlijke doelen te realiseren. Het sluit daarnaast aan bij de bestaande ontwikkelingen en vraagstukken. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan
Pagina 3 van 5
• • • • •
De subsidierelatie met de Stichting Welzijn de Wolden met als doel de ontwikkeling van het Brede Scholen netwerk en de in het kader van de Wet op de Jeugdzorg versterking van het voorliggend veld De ontwikkeling van buurtteams en het Sociaal Team (integrale toegang). De ontwikkeling van het CJG en het schoolmaatschappelijk werk De inzet van cultuurcoaches en de sportcombinatiefunctionarissen De achterstanden die zijn ontstaan in de Voor- en Vroegschoolse Educatie ( VVE) na het faillissement van de Speelwerkgroep Het teruglopend bereik van Kinderopvang en PSZW
• . Vanuit deze optiek is het goed verdedigbaar dat een éénmalige substantiële bijdrage door de gemeente kan worden gedaan aan de Stichting Kindcentra de Wolden om een start in de ontwikkeling van brede scholen naar IKC’s mogelijk te maken. Hierbij kan door de Stichting Kindcentra De Wolden gestart worden met het uitgewerkte initiatiefvoorstel van de Stichting Wolderwijs.
Voor de gemeente is hierbij van belang dat: 1. Er een verbinding wordt gelegd met de bestaande door de gemeente gesubsidieerde ontwikkelingen gericht op het ondersteunen van kwetsbare kinderen en jongeren. 2. Er vanuit de vroeg-signalering een belangrijke schakelfunctie ontstaat in de versterking van het voorliggend veld. Hiermee krijgt het Centrum voor Jeugd & Gezin/schoolmaatschappelijk werk een directe ingang. 3. Door in te stemmen met dit plan ook andere initiatieven van Onderwijsbesturen met een gelijk doel vrij eenvoudig kunnen worden ondersteund. 4. De centrale doelen, doorgaande ontwikkel- leerlijn & het aanbieden van ondersteunende arrangementen worden gerealiseerd. 5. Het bereik met name in de voorschoolse periode wordt vergroot zodat in beginsel ieder kind optimale ontwikkel- en leer kansen krijgt. Beoogd effect: Door het initiatief te ondersteunen geeft het College inhoud aan het geen in het Collegeprogramma 2014-2018 is opgenomen en zoals dit in de Inleiding is verwoord. De maatschappelijke effecten van deze ontwikkeling zullen op termijn leiden tot een groot aantal positieve effecten in het ontwikkelen van kinderen naar volwassenheid. Gelijke ontwikkelkansen voor alle kinderen is een belangrijk sociaal doel ter realisatie van volwaardig burgerschap. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: Door in te stemmen met het besluit wordt een flinke impuls gegeven waarmee een aantal beleidsthema´s aan elkaar worden verbonden. Dit bevordert de integraliteit in het bieden van ontwikkelkansen aan kinderen. Argumenten ontwerpbesluit: Door te kiezen voor de Stichting Kindcentra De Wolden als partner kan op een eenduidige wijze de integraliteit worden bewaakt. Daarnaast is de Stichting Welzijn in deze stichting vertegenwoordigd welke fungeert als eerste contractpartner van de gemeente op tal van aanpalende beleidsvelden zoals, Brede Scholen Netwerkontwikkeling, CJG, WMO, Maatschappelijk Werk, Jeugd & Jongerenwerk, inzet combinatiefunctionarissen en cultuurcoaches. Daarnaast kan door deze keuze het laten aansluiten van overige schoolbesturen in onze gemeente op deze ontwikkelingen, qua neutraliteit, voldoende worden geborgd. Alternatief beleid: Niet meewerken aan dit initiatief maar afwachten totdat de partners elkaar hebben
Pagina 4 van 5
gevonden om tot een goede samenwerking te komen. Gezien de ervaringen het afgelopen anderhalf jaar en de voorgeschiedenis is dit op korte termijn niet te verwachten. Financiële effecten: De realisatie van de 4 IKC door Wolderwijs vraagt bij een maximale opzet een voorfinanciering van +/- €115.000. Indien voorlopig gestart wordt in de dorpen Ruinen en De Wijk, zal dit bedrag aanzienlijk kleiner zijn: (+/- 65%). Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met initiatieven door de VCPOZD om hun brede school aan de Heidelaan te Zuidwolde als een gelijkwaardige locatie te kunnen ontwikkelen. De meerkosten van 1 extra IKC kunnen worden begroot op 35.000,-. Hiermee is het totaal te begroten bedrag voor IKC ontwikkeling te ramen op 150.000,Dekkingsvoorstel: Ter dekking een éénmalige onttrekking doen tot een bedrag van 40.000,- aan de overhevelde middelen 2014 t.b.v. Voor Vroegschoolse Educatie en daarnaast een éénmalig bedrag van 110.000,- beschikbaar te stellen ten laste van de reserve Sociaal Domein. Juridische effecten: De bestaande relaties met partners in het werkveld blijven ongewijzigd in stand. Zowel qua subsidieverlening als verhuur. Wanneer het IKC vorm krijgt, zullen de activiteiten voor een deel onder de Wet Kwaliteitseisen Kinderopvang en Peuterspeelzalen vallen. Dit betekent dat ze geregistreerd moeten worden in het LRKP. Als er sprake is van huur van ruimte van de gemeente ontstaat een huurrelatie. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) N.v.t. Fatale termijnen: Z.s.m. Bijlagen: (alleen digitaal) • Visiedocument IKC Wolderwijs; • Businessplan IKC Wolderwijs. Zuidwolde, 24 september 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 5 van 5
Ontwerp Nr.
XII / 5
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september 2015; Besluit: a. Kennis te nemen van de ontwikkeling m.b.t. IKC Wolderwijs; b. Voor de IKC-ontwikkeling in De Wolden een éénmalige bijdrage van maximaal €150.000,- beschikbaar te stellen, conform dekkingsvoorstel, aan de Stichting Kindcentra De Wolden.
Zuidwolde, 8 oktober 2015 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
Businessplan IKC’s Wolderwijs Vooraf Na het vaststellen van het visiedocument “IKC Stichting Wolderwijs” op 13.04.2015. heeft het bestuur van Stichting Wolderwijs (Wolderwijs) opdracht gegeven tot het opstellen van een businessplan. In het business plan wordt de haalbaarheid van de start van 4 integrale kindcentra (IKC) in Ruinen, De Wijk, Zuidwolde en Ruinerwold onderzocht. Het uitgangspunt is een doorontwikkeling van de aanwezige brede scholen tot IKC’s en wel voor 17.08.2015., bij de start van het nieuwe schooljaar. Het is de ambitie van Wolderwijs deze IKC’s zelf te exploiteren. Hiervoor zal de organisatiestructuur aangepast worden. Wolderwijs richt zich met name op de kinderen en ouders, die (gaan) kiezen voor of gebruik maken van openbaar onderwijs. Wolderwijs verwordt hierdoor op termijn van onderwijsinstelling tot maatschappelijk ondernemer met een breed pakket aan kinddiensten, die onder één curriculum worden aangeboden. Bij de start op 17.08.2015. zal het onderwijs autonoom en authentiek blijven functioneren en zullen andere kinddiensten er ‘om heen’ ontwikkeld en geëxploiteerd worden. Op langere termijn zullen onderwijs en derden steeds meer gaan integreren en intensief samenwerken om de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren. In eerste instantie zullen de Wolderwijs IKC’s zich richten op kinderen vanaf 2 jaar. Op langere termijn bestaat er de mogelijkheid om opvang binnen Wolderwijs mogelijk te maken voor kinderen van 0 tot 2.5 jaar. In de exploitatiebegrotingen is een veilige marge aangehouden m.b.t. het aantal potentiële kindplaatsen. Hieruit blijkt dat een lancering van vier IKC’s, met deze veilige marges, r endabel te exploiteren is, ondanks de uitsluiting van de leeftijdsgroep 0-2. Deze totaal dienstverlening wordt zo ontwikkeld dat Wolderwijs ook na 2020 e.v. een duurzame toekomst heeft ondanks de gevolgen van de demografische krimp van 17%. IKC’s dragen bij aan de levensvatbaarheid van kleine kernen en behoudt van een passend, rijk gevarieerd aanbod aan kinddiensten in de thuis-nabijheid van kinderen en hun ouders. Dienstverlening vanuit een ondernemerschap, ook al is het vanuit maatschappelijk karakter, vereist dat de onderneming aan een zestal uniforme items voldoet. Deze items bepalen de kaders van dit ondernemersplan en zijn derhalve door de tekst geweven. Wolderwijs kiest voor een ontwikkelingsperiode van 2015 - 2020 om de IKC’s en hun werking/effect voor de dorpen, waar geen IKC’s zijn, stap voor stap te ontwikkelen. De (toekomstige) ouders zijn naast de Wolderwijs medewerkers de belangrijkste stakeholders. Zij zijn elkaars partner in de ontwikkeling van de kinderen in De Wolden. Het proces om tot IKC’s te komen is “ietwat” top-down gestart, maar vindt zich legitimering in het meerjarenbeleidsplan van Wolderwijs. Na een go op dit businessplan worden alle geledingen en stakeholders volgens de in de bijlage beschreven processtructuur actief bij het proces betrokken.
Beilen, 07.05.2015.
Vereijken Advies De Stroom 29, 9411 MB Beilen Peter Vereijken adviseur, proces/projectmanager [email protected] 06 - 21 80 70 81
Thom Roozenbeek onderzoeker, junior adviseur [email protected] 06 - 37 46 62 64
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
1 / 39
Inhoudsopgave Samenvatting en conclusie 1: Inleiding 2: Uitgangspunten 3: Voorwaarden 4: Exploitatiebegroting Wolderwijs IKC’s 5: Slot Bronnen: Bijlage 1: Kinddiensten & Plaatsen in de 4 grote dorpen van De Wolden Bijlage 2: Begrotingen per IKC-locatie Bijlage 3: Het proces van IKC-vorming Bijlage 4: IKC een perspectief- & betekenisvol toekomstscenario Bijlage 5: Visuele weergave toekomstige situatie Wolderwijs Bijlage 6: Samenvatting Businessplan IKC’s Wolderwijs
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
3 4 6 8 21 24 25 26 28 33 36 38 39
2 / 39
Samenvatting en conclusie Stichting Wolderwijs is ambitieus om te komen tot IKC’s vanaf het schooljaar 2015-2016. IKC’s kunnen, zeker bij demografische krimp bijdragen tot behoud van kindvoorzieningen in de dorpen van de gemeente De Wolden. De keuze van 4 IKC’s met passende satelliet-werking naar de andere dorpen is voor de toekomst een helder scenario. De keuze voor IKC’s, bij de start, voor de leeftijd 2 - 12 jaar is qua snelheid van projectontwikkeling en beperking van investeringslast, zeker te billijken en in conservatieve exploitatiebegrotingen leidt dat generiek tot een positief resultaat. Tijd is een grote risicofactor. De ruimte tussen 11.05.2015. (besluitvorming) en 17.08.2015. (daadwerkelijke start) is uiterst beperkt. Met goed, stevig projectmanagement is dit te ondervangen. Processen zullen niet gevolg- maar gelijktijdig uitgevoerd moeten worden. Een top-down-achtige projectbenadering is niet te voorkomen. Bij de start worden opvang-kinddiensten rondom het (autonoom, op zich zelfstaand) onderwijs georganiseerd en geëxploiteerd. In de ontwikkelfase 2015 - 2020 zal steeds meer integratie plaatsvinden, waardoor de scheidslijnen tussen onderwijs en de andere kinddiensten vervagen en in elkaar overgaan. Dit zijn in het begin vooral inhoudelijke ontwikkelprocessen, waar alle stakeholders bij betrokken zijn. De ontwikkeling van één gemeenschappelijk curriculum is de basis. Adequate IKC’s zullen op termijn bijdragen aan een passende ontwikkeling van kinderen en goede facilitering van de ouders in De Wolden. Stichting Wolderwijs richt zich met haar IKC’s op kinderen en ouders die kiezen voor openbaar onderwijs, maar sluit andere kinderen niet uit. De doorgaande, ononderbroken ontwikkelingslijn van 0 dan wel 2 tot 13 jaar is de ruggengraat van het IKC-plan: één curriculum, één multidisciplinair team, één plan, één aanpak, één aanbod aan activiteiten, één gebouw, één organisatie per IKC/dorp en dat met ouders als daadwerkelijke opvoedpartners en stevige stakeholders. Op 17.08.2015. zal niemand zeggen dat het makkelijk was, maar wel: “goed dat we het toch gedaan hebben!”, ondanks alle beren in mei 2015 op het pad.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
3 / 39
1: Inleiding In deze paragraaf komen de missie - visie - doelstelling compact aan de orde. De visie en uitgangspunten zijn eerder in het “Visiedocument IKC Stichting Wolderwijs” belegd en daar terug te lezen.
§1.1 Missie Wolderwijs biedt ieder kind een optimale ontwikkeling van hun kwaliteiten en talenten en biedt alle leerlingen en hun leerkrachten een veilig en plezierig schoolklimaat. Ieder kind is welkom in Wolderwijs en het kind staat centraal. IKC-vorming binnen gemeente De Wolden sluit aan bij deze missie. De kinderopvang die Wolderwijs gaat bieden zal vanuit dezelfde missie te werk gaan en op lange termijn integreren met het onderwijs. Het strategische bestuursbeleid vanuit de opvang zal vergelijkbaar zijn zoals die is weergegeven in figuur 1 (afkomstig uit het Strategisch Beleidsplan 2015-2019). Figuur 1.
§1.2 Visie op ontwikkelen Een kind is 5000 uur per jaar wakker. Al die tijd is het kind in beweging, ontdekt, is nieuwsgierig en beweegt zich in zijn/haar wereld. Gemiddeld zijn er 940 uur die we als verplichte uren opleggen aan kind en ouders, de leerplicht (WPO). In die tijd wordt het kind geacht te leren lezen, schrijven, rekenen en kennis te nemen van de wereld. Door de jaren heen zijn er veel doelstellingen bijgekomen. Doelen zoals burgerschap, gezondheid, beweging, waarden en normen, samenwerken zijn verschoven van het private - naar het publieke domein. Een reeks van doelen die een leerkracht in een groep/klas alleen niet kan realiseren. Betrokkenen (zoals ouders, pedagogisch medewerkers en trainers bij de sportclub) staan voor de uitdaging om het kind volop kansen te bieden om zich op een goede manier te kunnen ontwikkelen. In de complexiteit van onze huidige samenleving kan dat niet meer vanuit een versnipperd systeem van voorzieningen. Het gaat over samenhang en afstemming waar zoveel mogelijk kinderen/mensen/professionals aan deelnemen. Mensen die onderdeel zijn van het ‘kindnetwerk’ en dus een belangrijke rol spelen in het leven van het opgroeiende kind. Het bestuur van Wolderwijs onderkent in het visiedocument van 13.04.2015. de meerwaarde van een IKC in de volgende punten: De doorgaande lijn
Een aanbod aan creatieve en sportieve activiteiten na schooltijd
VVE: dekkend aanbod
De mogelijkheid om vrij te spelen
Versterking van de begeleiding van de kinderen en ouders
Sociale vaardigheden en respect
Combinatiefuncties
Een aanbod van zorg en opvoedingsondersteuning in de directe omgeving
De multifunctionaliteit van het gebouw
Versterking van de sociale cohesie
§1.3 Doelen Wolderwijs gaat door slim te combineren, één gedeelde en gezamenlijke visie, één curriculum, één multidisciplinair team, één management, één plan, één dagarrangementen-aanbod, één klanten-relatie netwerk en benadering in een nieuwe juridische structuur duurzaam en rendabel IKC’s exploiteren. IKC’s vragen een stevige inspanning van alle interne actoren en begrip en aanpassing bij extra netwerkpartners. De IKC’s anno 2020 zullen operationeel er anders uitzien dat de start op 17.08.2015. Wolderwijs kiest voor een groei-model. Eerst naast onderwijs opvang aanbieden, van “naast” groeit dit stap voor stap uit naar integrale kinddiensten. Medewerkers, kinderen en hun ouders en netwerkpartners moeten de tijd krijgen om te wennen en de nieuwe perspectieven te zien en te ervaren. Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
4 / 39
Een IKC is een maatschappelijke onderneming waarin betrokkenen de ontwikkeling van kinderen als centraal uitgangspunt hebben, en kent de volgende definitie: 1. 2.
Een IKC is een voorziening voor kinderen van 0 tot met 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, te spelen, te ontwikkelen en anderen te ontmoeten. Het IKC biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang, ontwikkeling, zorg, welzijn en vrije tijd.
Een IKC is geen doel op zich, maar een middel om inhoudelijke doelen te bereiken. Het IKC wordt gekenmerkt door de volgende vijf punten: 1. Één organisatie, één aanspreekpunt, één team, één management, één ongedeelde klantengroep. 2. Voor ieder kind: ook niet WKKP1 -kinderen, kinderen uit speciaal onderwijs, e.d. 3. Verbinding met de wijk, thuisnabij, ruime openingstijden (van 07.30 – 18.30 uur en dat 5x 52 w/pj). 4. Ruime keuzemogelijkheden. 5. Divers ontwikkelingsaanbod, uitgevoerd door een multidisciplinair team.
1
WKKP wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
5 / 39
2: Uitgangspunten
§2.1 Maatschappelijke onderneming Het IKC is een maatschappelijke onderneming die moet voldoen aan 6 voorwaarden, waar iedere onderneming aan moet voldoen: Deze punten zijn belangrijk. Toekomstige handelingen en acties van Wolderwijs zullen in het teken staan van deze zes punten. 1 Tegemoet komen aan een duidelijk gedefinieerde behoeften en/of doelstelling: Het IKC voldoet aan de Wet Kinderopvang Kwaliteitseisen Peuterspeelzaalwerk, staat ingeschreven in het landelijk kinderopvang register en voldoet aan de eisen van de GGD.
2 Voldoen aan maatschappelijke eisen: Een IKC is een voorziening voor kinderen van 0 tot met 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, te spelen, te ontwikkelen en anderen te ontmoeten. Het IKC biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang, ontwikkeling, zorg, welzijn en vrije tijd.
3 De verwachtingen van de klanten bevredigen: Het IKC komt tot stand in een constructieve samenwerking tussen professionals en ouders als gelijkwaardige opvoedpartners. Iedere IKC staat derhalve voor lokaal maatwerk .
4 Beschikbaar zijn tegen concurrerende prijzen: In de IKC ‘s van Wolderwijs zijn de tarieven voor de opvang gelijk of lager dan van gebruikelijke andere opvangorganisaties. De IKC’s van Wolderwijs streven naar een regulier tarief maar dan op basis van afname per uur in plaats van per dagdeel.
5 Voldoen aan van toepassing zijnde normen en specificaties: Het IKC werkt met een curriculum waardoor het binnen en buitenschoolse ontwikkeling van kinderen op een natuurlijke wijzen met elkaar verbonden is.
6 Economisch verantwoord leveren: Gezien de beheersing van de kosten (gedeeld en gezamenlijk gebruik van accommodatie, management, multidisciplinair team) kunnen de IKC’s met een positief resultaat geëxploiteerd worden.
§2.2 Demografische gegevens De Wolden telt per januari 2015 17 kernen en 23.644 inwoners. Er zijn in totaal 10 openbaar-onderwijsscholen. Wolderwijs stelt in haar meerjarenbegroting 2015 t/m 2018 een krimp van ruim 17 procent te verwachten in het totaal aantal basisschoolleerlingen. Van de leerlingen van 4 t/m 7 jaar wordt een krimp van ongeveer 15 procent verwacht.
§2.3 Samenwerking Bij de realisatie van het intensieve samenwerkingsproces zijn opvang, welzijn, zorg en onderwijs gelijke partners en vullen zij elkaar aan bij de realisatie van het dienstenpakket in een samenhangend opvoedings- en ontwikkelingsklimaat voor kinderen. Kinderen, ouders en medewerkers zijn actieve partners bij het ontwikkelproces van ieder kind én bij de gemeenschap als geheel. School en opvang streven naar een optimale kwaliteit van dienstverlening, waarbij continuïteit in personeel, plaats en tijd cruciaal zijn. De omgeving (IKC als dienst en gebouw) moet het kind steun en structuur bieden. Ceremonies, rituelen, dagstructuur en een overzichtelijke en passende accommodatie zijn daarvoor essentieel. Om de sociale cohesie te kunnen bevorderen en bij te kunnen dragen aan een veilige, duurzame en leefbare omgeving, vinden de partners het belangrijk dat kinderen een actief en democratisch burgerschap eigen maken.
School en opvang zoeken, in het belang van de vergroting van de ontwikkelingskansen van kinderen, proactief contact en samenwerking met derden zoals Centrum voor Jeugd en Gezin, zorg-, welzijn- en vrijetijdsorganisaties en het bedrijfsleven. De intensieve samenwerking sluit aan bij de lokale educatieve agenda (LEA). School en opvang willen uiteindelijk gezamenlijk uitvoerder zijn van het integraal lokaal jeugdbeleid voor 0 tot 13. De rol van zorg-, welzijns- en vrijetijdsorganisaties binnen de intensieve samenwerking zal in ieder werksegment een eigen karakter hebben. Wanneer het IKC een belangrijke rol vervult, zullen ook de zorg-, welzijns- en vrijetijdsactiviteiten steeds meer binnen en vanuit het IKC plaatsvinden, zoals wijkontmoetingsactiviteiten, activiteiten om kinderen te stimuleren vroegtijdig deel te nemen aan de samenleving (burgerschapsvorming). De voorgenomen intensieve samenwerking is niet het resultaat van een stapeling van negatieve keuzen. Het hoofdmotief is: komen tot een dekkend aanbod van integrale kinddiensten ondergebracht in duurzame, innovatieve IKC’s, waar de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 13 jaar zo optimaal, thuisnabij en passend voor ieder kind kan plaatsvinden. Een van de belangrijkste uitgangspunten van een IKC is namelijk één organisatie met één bedrijfsvoering, één management, één pedagogisch/didactisch plan en één aansluitend pakket aan dagarrangementen. Alles is te regelen, maar als partners echt de integrale ontwikkeling van het kind nastreven is één rechtspersoon de kritische succesfactor c.q. sterk wenselijk of sterker bijna 29 ultimatief Vereijken Advies | De Stroom | 9411MBnoodzakelijk. Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81 6 / 39
Publieke en private sectoren komen bij elkaar waardoor Wolderwijs fungeert als maatschappelijk ondernemer. Als de kinderopvang door en binnen de school en het schoolgebouw (met onderwijsbestemming) geëxploiteerd wordt, is de kostprijs in zijn algemeen lager dan die van kinderopvangondernemers. Een visuele weergave van de constructie van het komen tot IKC’s staat in figuur 2. Daarbij is wel de opdracht dat er optimaal gebruik gemaakt wordt van de aanwezige (onderwijs)middelen en voorzieningen : huisvesting en inrichting, locatie-aansturing, administratie en registratie van kinderen, het buitenterrein, enz. Figuur 2.
Noot: gebruikte afkortingen: WW= Wolderwijs; Alg. Dir= Algemeen directeur; MM = Martijn Mulder; GMR= Gemeenschappelijke Medezenggenschapsraad; MR= Medenzeggenschapsraad; COC= Centrale Oudercommissie; OC= Oudercommissie(locatie); PO= Primair Onderwijs; IKC = Integraal Kindcentrum. Deze organisatiestructuur voldoet aan de rijksoverheidsnormen. Aangezien de BRIN-nummers onvervreemdbaar zijn en onderwijs zelf geen andere kinddiensten mag exploiteren, is het nevengeschikt plaatsen van de onderwijs- (Wolderwijs) naast een op te richten kinderopvangrechtspersoon onder een holding een adequate oplossing. Ouders die eenmaal voor een vorm van opvang gekozen hebben maken over het algemeen niet zo makkelijk een overstap naar een andere. De opvang in een IKC is voor kinderen en ouders vertrouwd, omdat het curriculum hetzelfde is, het (multidisciplinaire) team bekend en men daarmee vertrouwd is en een beredeneerd en gevoeld “een geheel” is. Een kind een gezin - een plan - een aanpak, of het nu school/onderwijs, spelen en opvang, zorg welzijn betreft. Het IKC brengt alle kinddiensten in één perspectief, lokaal maatwerk, verankerd in het omringende sociale domein. De IKC’s van Wolderwijs dragen bij aan de ontwikkeling van kinderen, passen in hun omgeving en vervullen een maatschappelijke functie in het lokale sociale domein. Ouders zijn als opvoedpartner actief betrokken. De kinddiensten worden als een aansluitend dagarrangement aangeboden, zijn betaalbaar en voor ieder beschikbaar. Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
7 / 39
3: Voorwaarden Voor een exploitatie per 17-08-2015 zijn een aantal randvoorwaarden te bewerkstelligen. Deze staan per paragraaf schuingedrukt puntsgewijs opgesomd. Vervolgens staat er per categorie een procesbeschrijving: wat/wie/wanneer/resultaat Gebruikte afkortingen: WW: Wolderwijs VA: Vereijken Advies MM: Martijn Mulder PL: Projectleider IKC CO: Coördinator opvang W&S Werving en selectie
§3.1 Algemeen -
Onderwijs mag niet investeren in niet-onderwijsdiensten. Derhalve is een autonome nevenstichting (Wolderwijs Kinderopvang) van belang. Bij het organiseren van kinderopvang vanuit Wolderwijs is het van belang dat er een volledig HKZ-gecertificeerd geheel aan protocollen, regelingen, afspraken, formulieren en documenten aanwezig is. Dit geheel is over te nemen van Stichting Fides te Gemert. Wolderwijs zich inschrijven bij het Landelijk Register Kinderopvang, en een statutenwijziging worden aangevraagd bij de notaris.
-
-
nr
wat
wie
wanneer
1.1
opstellen visiedocument
VA
< 13.04.15
resultaat/product 1. 2.
1.2
persbericht communicatie
VA + MM
< 24.04.15
1.
2.
bestuur Wolderwijs: akkoord en geeft opdracht opstellen business plan missievisie waaruit blijkt dat IKC kansen biedt voor ontwikkeling van leerlingenkinderen totaal communicatieplan tot einde kalenderjaar 2015 met tijdspaden en doelgroepen toegespitst op de te onderscheiden doelgroepen
1.3
bestuur neemt kennis van businessplan
WW bestuur
11.05.15
1.
go/no go besluit bestuur Wolderwijs
1.4
verwerven HKZ-opvangtotaal procedures, protocollen, reglementen
MM te verweven bij Fides Gemert
mei 2015
1. 2. 3. 4.
inschrijving landelijk kinderopvangregister goedkeuring GGD communicatieplan voor ouders/klanten exploitatie-, omgevings- e/o gebruikersvergunning
1.5
naam voor IKC’s / Wolderwijs
VA + MM
direct vanaf 11.05.15.
1.
ter inspiratie/suggestie: (om op een ander been te zetten: “omdenken”) DIK Z uidwolde voor mekaar
-
Logo maakt duidelijk “wie” we zijn DIK staat voor “Dorps integraal kindcentrum” en zegt “wat” het is
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
8 / 39
-
DIK staat ook voor komt goed, is in orde, we kunnen het samen goed vinden, gezellig goed - warm - bescherming biedend DIK voor mekaar staat voor “da’s goed geregeld”, dat is vertrouwd De achtervoeging met de naam van het dorp maakt duidelijk “waar” en door een uniforme opzet/uitstraling buiten de plaatsnaam om is er verbondenheid de pay off geeft de onderlinge verbondenheid aan, dat je het samen doet en ook het “waarom” Deze naam komt in dit verband nog niet voor 2. ter inspiratie/suggestie: Stichting Speelwijs 3. ter inspiratie/suggestie: Stichting Kinderwijs 4. ter inspiratie/suggestie: Wijs met Opvang 1.6
instellen van een project-organisatie
MM
direct vanaf 11.05.15
1. 2.
structuur zoals weergegeven in figuur 3. de verbindende rol van de MM is cruciaal voor zowel onderwijs als opvang en ter ondersteuning van de aan te stellen projectleider/kwartiermaker
1.7
afbreukrisico’s
projectorganisatie
blijvend
1.
betaalbaar: op uur basis afrekenen, alleen daadwerkelijk gebruik/afname, prijs onder gemiddelde prijs in De Wolden betrouwbaar: omdat “powered by Wolderwijs” ruime openingstijden: 51 weken per jaar en direct aansluitend aan school: 14.00 uur bij gelijke dagenrooster keuze mogelijkheden: per uur af te nemen menselijke maat: afgestemd om eigen dorp en vertrouwdheid van de school verbinding met omgeving: spiegel van het dorp. Centraal in sociale domein de formule voor het komen tot IKC’s staat beschreven in bijlage 3
2. 3.
4. 5. 6. 7. 1.8
opstellen IKC startdocument/manifest
projectorganisatie
direct vanaf 11.05.15
1.
2. 3. 1.9
keuze maken vanaf 0 of 2 jaar
MM + bestuur WW
direct vanaf 11.05.15
1.
2.
projecthandboek met daarin de “5 W’s en de H” is uitgewerkt. Voor en door wie - wat waarom - wanneer - waar - hoe manifest is getoetst aan de 6 ondernemerseisen zoals beschreven in §2.1 manifest wordt getekend door alle partners/stakeholders starten met opvang vanaf 2.5 jaar, omdat/vanwege: a. zorgt wel voor “makkelijke” vliegende start: minder bouwkundige eisen en minder capaciteit beslag b. investeringstechnisch gunstig met als nadelen: a. inkomstentechnisch ongunstig b. relatie-technisch ongunstig
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
9 / 39
3.
c. minder klantvriendelijk d. afbreukrisico, andere opvang zsm. opdracht voor organiseren van (groeps)opvangbaby’s en dreumesen
1. 10
omgangsprocedure calamiteiten
MM + WW
direct vanaf 1. 11.05.15
procedure is gedekt met verwerving HKZ-protocollen
1. 11
stichting kinderopvang De Wolden
MM
direct vanaf 1. 11.05.15
deze stichting wordt gedeeld met conculegae en is qua doelstelling en ambities concurrentieel aan WW opvang (zie bijlage 5 voor visuele weergave) ontbinding of aanpassing van doelstelling is gewenst Wolderwijs zal er rekening mee moeten houden dat er enkele spanningen op het pad zullen komen college schoolbestuur en de lokale kinderopvangondernemers (zie bijlage 5 voor visuele weergave)
2. 3.
1. 12
intern (onderwijs) zullen er spanningen ontstaan aangezien er ook binnen het onderwijs de nodige veranderingen zullen plaatsvinden
MM
vanaf 11.05.2015
1.
2.
1. 13
satelliet-vorming IKC en levensvatbaarheid scholen andere kernen
MM + PL
vanaf 1. 11.05.2015.
2.
in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat veranderingen bij mensen (ook al levert het op termijn voordeel op), weerstand oproepen. Ook het onderwijs moet vanwege/door de komst van IKC veranderen. Actieve betrokkenheid en participatie in het transformatieproces verkleinen de weerstand en vergroten het draagvlak IKC is geen keuze, maar de manier waarop WW tracht duurzame organisatie te ontwikkelen in de gemeente De Wolden de exploitatie van IKC’s is een noodzakelijke bijdrage in voortbestaan van WW in een gemeente met 10 kernen en substantiële krimp. IKC hebben ontegenzeggelijk een aanzuigende werking en derhalve moet een goed satelliet-plan opgesteld worden. Andersom redenen: omdat het een aanzuigende werking heeft, daarom maar geen IKC’s kan WW zich niet permitteren het eerste schooljaar, zijn de nieuwe opvangkinddiensten mn. een “omlijsting” van het onderwijs-aanbod in het betreffende dorp. In het proces van doorontwikkeling naar daadwerkelijke IKC’s zal een modus voor de andere dorpen uitgewerkt worden, waarbij ook de ontwikkelingen en veranderingen binnen het onderwijs richting “21ste eeuwse vaardigheden” uitdrukkelijk een plaats krijgen. Verder zijn er rollen weggelegd voor brede school coördinator en de combinatiefunctionarissen. De verbinding van die arrangementen met het aanbod van IKC en de (beperkte) mogelijkheden van de
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
10 / 39
kleine schoollocatie in de andere dorpen, is daarin cruciaal 1. 14
verantwoording resultaten stichting WW opvang
MM
Eerste kwartaal 2016
1.
jaarverslag en jaarrekening WW opvang
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
11 / 39
§3.2 Organisatie -
snelle doorlooptijden, afspraken en besluitvorming adequate delegatie van TBV-R: taken - bevoegdheden - verantwoordelijkheden - rollen instellen van projectorganisatie, met projectleider beschikbaarheid van financiële middelen beschikbaarheid van accommodaties adequaat communicatieplan regulier planning en control (PCDA) cyclus bijhouden
nr
wat
wie
wanneer
resultaat/product
2.1
wijziging organisatiestructuur: notaris, fiscalist, accountant
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15
1. 2.
2.2
inrichten van separate back office c.q. administratie/ registratie voor de opvang
olv. MM door staf WW
direct vanaf 11.05.15.
1.
2.
afspraken met notaris voor oriëntatie en daarna met jurist - fiscalist - accountant inregelen nieuwe organisatiestructuur (à la Berenschot model III) kinderopvangadministratie inrichten als separaat onderdeel van onderwijs administratie ParnasSys hierop inrichten: ouderportal openen
2.3
intern instemmings- en adviestraject met GMR/MR’en
olv. MM
direct vanaf 11.05.15.
1. alle stappen bespreken met GMR’en de 4 MR’en 2. besluitvormingsproces plannen en communiceren 3. besluitvormingsproces uitvoeren
2.4
dagarrangementen , combinatiefuncties, sport cultuur
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15.
1.
2.
2.5
opstarten van diverse werkgroepen
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15
1.
2. 2.6
PR + marketing werving kinderen
Coördinator opvang (CO)
direct vanaf 11.05.15.
1. 2.
2.7
opstellen communicatieplan
MM
direct vanaf 11.05.2015
1.
met Brede School Coördinator(BSC) en CombinatieFunctionarissen (CF) starten met ontwikkelen van aan aansluitend dagarrangementen(DA) programma, dat aansluit bij school en schooltijden en BSO met BSC, CF-ers en gemeente bespreken hun toekomstige structuur (moreel - inhoudelijk opdrachtgeverschap) de werkgroepen werken de door de projectorganisatie geformuleerde opdrachten uit, zoals curriculum, accommodatieplan, multidisciplinair werken, kinddiensten, activiteiten, enz. projectschema (zie figuur 2) staat onder onder deze tabel informatie materiaal en avonden voor ouders voldoende kinderen geschreven om met groepsopvang te kunnen beginnen personeel en betrokkenen op de hoogte brengen.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
12 / 39
2.8
externe begeleiding
n.t.b.
mei - sept 2015
1.
< 1 augustus 2. 2015 2.9
klankbordgroepen met ouders
MM + CO
direct vanaf 11.05.15.
1. 2.
2. 10
go - no go momenten
olv. MM
data: rechter kolom
1. 2. 3. 4. 5. 6.
extern bureau (VA?) ondersteunt MM en projectorganisatie, zodat er benodigde expertise beschikbaar is om op 17.08.2015. daadwerkelijk te kunnen starten opvangcoördinator maakt aangekocht HKZ-format maatwerk voor IKC WW ouders in de positie van daadwerkelijke opvoedpartners voorwaarde dat er maatwerk geleverd (kan) word(t)(en) 11.05.2015: businessplan 01.08.2015: opvang daadwerkelijk starten en zo ja welke datum 01.05.2016: start proces integratie opvang en onderwijs 01.05.2016: opvang 0 - 2 jarigen 01.05.2016: start proces integratie van PSZ-werk in dagopvang 01.12.2016: start proces vorming van satelliet-werking IKC andere dorpen
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
13 / 39
§3.3 Financieel (Zie ook hoofdstuk 4) Bereid- en mogelijkheid tot een investering van +/- €10.000,- in huisvesting/inrichting per groep, met een meerjaarse afschrijftermijn. Bereid- en mogelijkheid tot investeren vooraf in projectleider, coördinator opvang, back office-medewerker, opvang-software, PR en M&C-middelen, kosten structuur/organisatie-wijziging, aanschaf HKZ-handboek, terwijl de inkomstenstroom pas vanaf september begint te lopen. Bereid- en mogelijkheid om vanaf 01.08.2015. de pedagogisch medewerkers alvast in dienst te nemen, waardoor zij een (kwalitatief) goed team kunnen worden en kennis kunnen maken met alle kinderen en hun ouders. Bereid- en mogelijkheid tot financiering van liquiditeitsbegroting c.q. voorfinanciering aanloopkosten. Tenminste 50% van de begrote aantallen kinderen bij de start realiseren, i.v.m. het leid(st)er-kindratio.
-
-
nr
wat
wie
wanneer
resultaat/product
3.1
investering in groepen €10k per groep
olv. MM
direct vanaf 11.05.15.
1.
operationele groepen die voldoen aan de eisen van de GGD
3.2
controle waarborgfonds account/fiscalist die bekend is in de wereld van de opvang
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15.
1.
dubbelcheck van businessplan, tevens positief voor het imago in zakelijk en bancairverkeer
3.3
financiële gevolgen voor het onderwijs
olv. MM en/of PL
transformatiefase 2015 - 2020
1.
vooralsnog niet, omdat de opvangkinddiensten bij de start los staan van het onderwijs, omdat ze als omlijstende dienst geëxploiteerd worden
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
14 / 39
§3.4 Gemeente en overheidsinstellingen -
Bereik overeenstemming met gemeente over huisvesting (maatschappelijk vastgoed tegen condities van huisvesting met onderwijsbestemming) zodat er in Zuidwolde en Ruinerwold per 17-08-2015 gestart kan worden. Medewerking van gemeente De Wolden noodzakelijk t.a.v. het beschikbaar stellen van subsidie voor VVE/PSZ en de inzet van de combinatiefunctionarissen en brede school-coördinator. Goedkeuring van de gemeente om KO te exploiteren in een accommodatie met onderwijsbestemming.
-
nr
wat
wie
wanneer
resultaat/product
4.1
overleg en afstemming met de gemeente De Wolden
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15.
1.
2. 3. 4.
erkenning van WW als integraal kinddienstleverancier en kernpartner uitvoering activiteiten in het sociale domein toestemming exploitatie kinderopvang toestemming gebruik maken van accommodatie met onderwijsbestemming verhuur maatschappelijk vastgoed voor kinderopvang
4.2
aanvraag vergunningen (exploitatie, brandveiligheid, omgeving etc.)
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15.
1.
4.3
subsidievoorwaarden PSZ-VVE à € 2.000, per kind/peuter en OB van € 65 p/m
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15.
1. PSZ/VVE wordt volledig door gemeente gefinancierd met kleine vaste ouderbijdrage (OB) van €65,00 per maand. 2. Op korte termijn wordt PSZ geïncorporeerd. 3. 1 VVE-pakket/aanbod 2.5-7 jarigen
4.4
gesprek/afstemming met onderwijs inspectie en GGD
olv. MM en/of PL
direct vanaf 11.05.15.
1. 2.
benodigde vergunningen zijn bij de start verleend
verkenning vooraf/vroegtijdig advies over/voor verdere ontwikkeling IKC
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
15 / 39
§3.5 Huisvesting -
Er moet een huisvestingsplan worden opgesteld waarin het accommodatiebeleid wordt opgesteld: vergunningen, financiering en inrichting moeten worden geregeld.
5.1
5.2
5.3
5.4
huisvestingsscan
buitentterreinscan
aanpassing en inrichting accommodatie
aanpassing en inrichting buitenterrein
olv. MM en/of PL (evt. extern uit te voeren)
mei 2015
olv. MM en/of PL (evt. extern uit te voeren)
mei 2015
olv. MM en/of PL (evt. extern uit te voeren)
< augustus 2015
olv. MM en/of PL (evt. extern uit te voeren)
< augustus 2015
1. 2. 1. 2. 1. 2. 1. 2.
eerste verkenning van de mogelijkheden van bestaande huisvesting eerste signaal over kosten en doorlooptijden voor aanpassing eerste verkenning van de mogelijkheden van bestaand/beschikbaar buitenterrein eerste signaal over kosten en doorlooptijden voor aanpassing aanschaf materialen, die voldoen aan HKZ-format en GGD opleveren van accommodatie, opdat GGD keuring kan uitvoeren aanschaf buitenmateriaal, dat voldoet aan HKZ-format en GGD opleveren van buitenterrein, opdat GGD keuring kan uitvoeren
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
16 / 39
§3.6 Personeel -
Aanstellen projectleider (en instellen van projectorganisatie). Aanstellen coördinator opvang die als hoofdtaak de vormgeving van de opvang heeft. Voldoende en bekwaam personeel (tijdig: 01.08.2015.) aanstellen dat bekend is met de werk-en denkwijze binnen IKC’s. Het is een mogelijkheid om bekwame leid(st)ers van bijv. Doomijn over te nemen en te laten integreren binnen Wolderwijs IKC’s. Personeelsscholing. In eerste instantie zal de directeur PO in de betreffende kern gaan fungeren als directeur IKC. Om het IKC optimaal tot zijn recht te laten komen is het van belang dat directeuren PO een opleiding tot directeur IKC volgen.
-
nr
wat
wie
wanneer
6.1
W&S projectleider (PL) IKC, kwartiermaker
MM
direct vanaf 11.05.15.
resultaat/product 1.
2. 3. 4. 5.
6.
6.2
W&S coördinator opvang (CO)
MM + PL
direct vanaf 11.05.15
1. 2. 3. 4. 5.
6.3
6.4
W&S back office medewerker
W&S personeel opvang: (pedagogische medewerkers = PM-ers
MM + PL
MM + CO
juni 2015 start 6 wkn voor start opvang
1.
direct vanaf 11.05.15 start op 01.08.2015
1.
2.
2. 3. 4.
opzetten en uitvoeren van projectstructuur met oa. diverse werkgroepen: curriculum, accommodatie, multidisciplinair werken, diensten & activiteiten ontwikkeling en vorming van de opvang in de toekomstige IKC ontwikkeling en vorming van IKC’s te starten in schooljaar 2016 - 2017 netwerken: in- en extern ontwikkelen en uitvoeren van public relations en marketing- en communicatieplannen vertalen strategische beleid en schoolwerkplannen naar uitgangspunten (begin van IKC-curriculum) voor opvang. Ism. coördinator opvang vormgeven van de opvang-onderneming binnen de IKC’s a.d.h.v. HKZ-handboek opvang klaar maken voor GGD-toets relaties leggen met netwerkpartners over de te bieden opvang contacten leggen met potentiële klanten vertalen strategische beleid en schoolwerkplannen naar uitgangspunten (begin van IKC-curriculum) voor opvang. Ism. kwartiermaker/projectleider inrichten van de opvang-administratie binnen de back office van WW ontwikkelen, voorbereiden en uitvoeren van informatie(pakketten/bijeenkomsten) voor potentiële klanten tussen 01.08.2015, en 17.08.2015, team-vorming, eigen maken van HKZ-handboek en de praktische toepassing in WW opvang training/scholing (opvang in toekomstig) IKC combinaties zoeken/maken met PO/school bij VSO - TSO - PSZ - KDV - DA eventueel onderzoeken of PM-ers als ZZP-ers geworven kunnen worden
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
17 / 39
6.5
W&S van directie en docenten voor IKC’s
olv. MM
direct vanaf 11.05.15
5.
bij W&S vooral gebruik maken van lokaal netwerk
1.
een IKC vraagt om een specifieke directeur: maatschappelijk, innovatief, ondernemend, creatief manager, die graag de gebaande paden verlaat betreffende directeuren volgen een gerichte IKC- opleiding (AVS/Magistrum) en staan open voor/ontvangen persoonlijke coaching
2.
6.6
W&S onderwijsteams
olv. MM + PL
direct vanaf 11.05.15
1.
6.7
teambuilding en scholing teams per locatie inzake IKC
olv. MM en PL + CO
na bekend 1. worden van 2. teamsamenstelling 3.
stap voor stap vindt er een selectie van docenten plaats die in IKC “mogen” werken(positieve keuze) en die actief scholing willen/gaan volgen inzake IKC medewerkers zoeken aansluiting bij elkaar medewerkers zoeken de samenwerking op daar waar mogelijk is medewerkers opereren in de relatie naar kinderen en ouders als een multidisciplinair team
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
18 / 39
§3.7 Inhoud & langere termijn -
Er zal moeten worden nagedacht over hoe er om wordt gegaan met verschillen in CAO’s vanuit opvang en onderwijs. Ook landelijk zijn diverse partijen hiermee bezig. Medewerkers binnen IKC’s moeten een daadwerkelijk andere (maar wel gedeelde) visie krijgen over hoe het curriculum wordt ontwikkeld en in de praktijk wordt uitgevoerd. Met name huidige professionals uit het onderwijs moeten daadwerkelijke slagen maken om tot een geslaagde intensieve samenwerking te komen. Nieuwe, aan te stellen kunnen hier op voorhand op getraind cq. mee bekend gemaakt worden. Er dienen kaders te komen voor een onderscheid tussen formeel en informeel leren.
-
-
nr
wat
wie
wanneer
7.1
projectorganisatie: werkgroep accommodatie
olv. PL
vanaf 01.09.15
resultaat/product 1.
2. 7.2
projectorganisatie: werkgroep multidisciplinair (samen) werken
olv. PL
vanaf 01.09.15
1.
2.
3.
7.3
projectorganisatie: werkgroep integrale kinddiensten: één curriculum
olv. PL
vanaf 01.09.15
1.
2.
3. 4. 7.4
projectorganisatie:werkgroep diensten en activiteiten
olv. PL
direct vanaf 11.05.15
1.
2.
7.5
combinatiefuncties in zowel opvang als onderwijs
olv. MM + PL
01.09.201
1.
huisvestingsplan voor 1) separaat, 2) gedeeld en 3) gezamenlijk gebruik van ruimten en voorzieningen in de IKC door alle kinddiensten buitenspeel(plaats)plan voor alle leeftijden en voor binnen en buitenschools gebruik pakket aan afspraken over inzet van functionarissen, expertise, middelen voor alle kinderen, ongeacht de kinddiensten pakket aan afspraken over onderlinge werkverhoudingen, uitwisseling van functionarissen, expertise pakket aan afspraken hoe gezamenlijk om te gaan met ouders, als opvoedpartners (gezamenlijk 10-minutengesprekken, aanwezigheid van ouders in gebouw, betrekken van ouders bij activiteiten, bij ceremonies, rituelen, feestdagen) integraal curriculum voor 0 - 12 jaar en zowel binnen en buitenschoolse ontwikkeling: leren - spelen - vrije tijd welzijn zorg ononderbroken ontwikkelingslijn, samenhang tussen vroeg- en voorschoolse educatie en PO aanpassing van de betreffende schoolplannen 2015 - 2016 aanpassing van meerjaren beleidsplan WW plan over integreren van IKC-kinddiensten, waarbij het binnen en buitenschoolse leren = ontwikkelen van kinderen door elkaar heen loopt plan over de integreren van IKC-diensten met brede school-activiteiten, activiteiten van de combinatiefunctionarissen en kinder-activiteiten/verenigingen/clubs in het dorp pakket aan afspraken met de combinatiefunctionarissen (gemeente/brede school coördinator) over de wijze waarop
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
19 / 39
2.
7.6
juridische inrichting vervlechting vormgeving bestuurlijk tactisch en operationeel - van KO en onderwijs binnen vanuit Wolderwijs
olv. MM + PL
vanaf 11.05.2015.
1.
2. 3.
7.7
Vormgeving mogelijke samenloop/werking/voeging van medezeggenschap opvang (COC - OC en OR/PV) en onderwijs (GMR - MR)
olv. MM + PL
vanaf 11.05.2015.
1.
opportuun vanaf schooljaar 2015 - 2016
2.
kunst - cultuur - sport - techniek - bewegen als dagarrangementen verbonden zijn/worden met de opdracht van het onderwijs en diensten van de IKC- opvang onderzoek naar over en weer inzet van professionals werkzaam in een andere CAO en werkgever. Landelijk wordt hieraan ook gewerkt. in eerste instantie (schooljaar 2015 - 2016) staat de opvang als omlijstende, aansluitende kinderdienst naast onderwijs, zowel in de uitvoering als exploitatie en voldoet de holdingstructuur zowel juridisch als praktisch op langere termijn gaan kinddiensten steeds meer integreren en scheidslijnen vervagen ofschoon de holdingstructuur een formele, juridisch scheiding realiseert, gaan binnen het IKC de grenzen steeds meer vervagen en ontwikkelt zich een uniforme, geïntegreerde wijze van ontmoeten - leren - spelen - welzijn - zorg van kinderen en faciliteren van ouders tijdens het schooljaar 2015 - 2016 worden alle mogelijkheden gezocht en kansen benut om op locatieniveau MR en CO niet allen gelijktijdig maar ook gezamenlijk te informeren, om advies e/o instemming te vragen, ofschoon de wettelijke eisen verschillend zijn tijdens het schooljaar 2015 - 2016 worden op organisatieniveau GMR en COC & OR/PV gelijktijdig en gezamenlijk betrokken bij de IKC-organisatie
Figuur 3: Illustratie werkgroepen
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
20 / 39
4: Exploitatiebegroting Wolderwijs IKC’s
§4.1 Kengetallen Bij de eerste opzet van de 4x IKC Wolderwijs is uitgegaan van een conservatieve raming qua kindplaatsen, die gericht op het volume schoolgaande kinderen in het betreffende IKC en de geprognosticeerde instroom van 4 jarigen. Zie in rij nr. 3 van onderstaande tabel. De redenen zijn: opvang is een markt en ouders hebben een keuzevrijheid. Bekend is dat ouders enige schroom kennen om van opvang te wisselen. Gezien de korte voorbereidingstijd, wordt gerekend met conservatieve ramingen, hierdoor is groei op redelijk korte termijn (<3 jaar) te verwachten. Verder zijn conservatieve kengetallen aangehouden bij de deelname van het aantal kinderen, aantal dagdelen en en de uurprijs.
Stichting IKC Wolderwijs
Ruinerwold Ruinen
1
kindplaatsen opvang 0 - 4
15
kindplaatsen BSO 4 - 13
20
13,2 %
24
totaal capaciteit 4x IKC Wolderwijs
35
23,0 %
41
totaal registreerde capaciteit/kindplaatsen
152
2 3 4
9,9%
100%
17
120
14,2% 20,0% 34,2% 100%
De Wijk 17 23 40 185
9,2% 12,4% 21,6% 100%
Zuidwolde 31 31 62 388
8,0% 8,0% 16,0 % 100%
Totaal 80 98 178 845
9,5% 11,6% 21,1% 100%
§4.2 Kritische massa Mede gezien bovenstaande tabel inzake kindplaatsen/capaciteit en onderstaande tabel inzake begroting wordt duidelijk dat er sprake is van voldoende kritische massa, zeker op termijn (2015 - 2020). In ieder IKC zijn voldoende kinderen voor tenminste opvang 0 - 4 jarigen, PSZ-werk en een BSO-groep. Ook als een substantiële groep kinderen vooralsnog in de bestaande/huidige opvang blijft. De capaciteit in de IKC is gemiddeld slechts 21% van totaal aantal kinderen in opvang. Voor een start per 17.08.2015 dient er tenminste 50% van de begrote aantallen kinderen gerealiseerd te worden, i.v.m. het leid(st)er-kindratio.
§4.3 Verdienmodel Kinderopvang is een vennootschapsbelasting(vpb)-plichtige activiteit/organisatie, ook als er geen sprake is van winstoogmerk. Het verdienmodel is gebaseerd op gedeelde en gezamenlijke huisvesting in een accommodatie met onderwijsbestemming, 1 leidinggevende/directeur per locatie (vanuit het onderwijs), 1 zorgteam, 1 centrale inkoop, 1 facilitaire dienst(en), 1 receptie, 1 buitenterrein, 1 set aan communicatiemiddelen, gezamenlijke MR/OC, GMR/COC (> 2016 2017), gezamenlijke 10 minutengesprekken, 1 gezamenlijk/gedeeld activiteitenpakket, 1 curriculum, 1 inkoopbeleid materialen, 1 back office, 1 scholings- en opleidingsaanbod, 1 dagarrangementenpakket, enz. Revenuen uit de kinderopvang kunnen ingezet worden om de dienstverlening te optimaliseren dan wel op uurbasis te factureren aan ouders dan wel het uurtarief te verlagen. Ook kunnen de revenuen ingezet worden voor andere kinddiensten zoals onderwijs, dagarrangementen, professionalisering van de TSO, kinderen en tienerwerk in het betreffende dorp.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
21 / 39
§4.4 Exploitatiebegroting 2015/2016 Hieronder staat de exploitatiebegroting van het totaal aantal IKC’s. In bijlage 2 staan de exploitatiebegrotingen per IKC.
IKC Totaal De Wolden
items ll-en p/k aantal leerlingen school 975 aantal leerlingen per klas 25 aantal klassen 39.0 Leerlingen groep 1 122 0 - 2 jaar opvang 244 potentieel 2 - 4 jaar opvang 244 potentieel 4 - 12 opvang 975 potentieel PSZ 244 uren formatie deelname opvang afname percentage verwachte afname in uren openingsuren per jaar kinderen per groep aantal groepen 10.2 aantal kinderen 488 personeelskosten cap KDV: 0 - 2 jaar 0.0 KDV: 2 - 4 jaar 3.0 BSO: 4 - 12 jaar 4.9 PSZ: peuterspeelzaal 2.3 huishoudelijk medewerkers directeur coördinator opvang medewerker servicebureau beheerder/conciërge reg. vervanging ziekteverzuim 2.5% inval-personeel via UZB scholing 2.5% additionele P-kosten 1.0% subtotaal: personeel overige kosten huur/kosten accommodaties additionele huisvestingslasten 5%
afschrijving / reservering inrichting en interieur (inrichting) buitenterrein organisatiekosten speelgoed & gebruiksartikelen kosten verzorging kinderen vervoerskosten / taxi anders sub-totaal: overige kosten totale kosten opbrengsten KDV: 0 - 2 jaar KDV: 2 - 4 jaar
10% € 300 € 150 € 200 € 200 € 400
0
p/pu € 6.50 € 6.50
0 - 2
0.0 90 50% 40% 2400 2805 12 0.0 groep 0.0 4.0 6.0 4.0 2.5 0.0 4.0 2.0 2.0 182.8 14.0
182.8 182.8 182.8 182.8 u/pj 2,400 2,400
exploitatiebegroting 2015
2 - 4
PSZ
€ 10,000
€ 140,000
48.8 36.6 90 63 50% 50% 40% 30% 2400 7.5 2805 300 16 16 3.0 2.3 122 122 tot kpl formatie 0.0 2.50 48.8 2.50 97.5 1.75 36.6 0.45 35.0 0.97 0.0 0.00 56.0 1.56 28.0 0.78 28.0 0.78 147 4.1 €7.5 € 0 0 kpl/kind bezetting 100% 48.8 100%
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
BSO
totaal 0 468,000 439,189 84,240 29,250 0 101,400 39,000 39,000 30,002 45,003 30,002 12,001 1,317,086 0 0
in % 0% 30% 28% 5% 2% 0% 6% 2% 2% 2% 3% 2% 1% 100% 0% 0%
tarief/pj
15,000 54,844 27,422 36,563 36,563 73,125 0 0 243,516 1,560,602
1% 4% 2% 2% 2% 5% 0% 0% 16% 100%
0 760,500
0% 41%
97.5 16 25% 40% 1185 1292 20 4.9 244 € p/u € 25.00 € 25.00 € 27.50 € 25.00 € 15.00 € 50.00 € 32.50 € 25.00 € 25.00
22 / 39
BSO: 4 - 12 jaar PSZ: peuterspeelzaal TSO: basisscholen DA: dagarrangementen GOO: aantal koppelingen subsidie VVE/PSZ anders: subtotaal opbrengst
€ 6.50 12
1,185 7.5
97.5 122
100% 100%
€ 65
750,994 95,063 0 0 0 243,750 0 1,850,306
41% 5% 0% 0% 0% 13% 0% 100%
€2,000 resultaat 289,704 15.7% In deze begroting wordt wel uitgegaan van een subsidie voor PSZ-werk van € 2.000,00 per kind. Als deze subsidie ad € 243.750,-- niet ontvangen wordt, blijft het eind-resultaat positief.
§4.5 Begroting voorfinanciering voor de periode 11 mei t/m medio augustus 2015 Bij een go op het businessplan op 11.05.2015. moet er in hoog tempo een nieuwe organisatie opgezet worden. Olv. MM ontwikkelt een projectleider de projectstructuur en functioneert als kwartiermaker. De coördinator opvang regelt de kinderopvangondernemer in a.d.h.v. het HKZ-handboek. 6 weken voor daadwerkelijke start zet de back office medewerker de opvang-administratie op olv. de betreffende back office medewerker WW. Het geselecteerde team (groot gedeelte ervan) van pedagogische medewerkers (PM-ers) start per 01.08.2015 en doet de intakes van de kinderen, maakt onderlinge werkafspraken, richt de accommodaties in, enz. items aanschaf HKZ-certificering aanschaf KO-software PR & reclame, communicatie statuten/structuurwijziging subtotaal projectleider
aantal
u/pw
wkn
kosten
sub-tot 1,500 2,500 2,500 5,000
14
32.5
3,640 7,280 9,100 3,640 7,280 9,100 1,200 2,400
8
8 16 20 8 16 20 8 16 16 4
11,500
coördinator opvang
back office medewerker pedagogisch medewerkers subtotaal investering per groep voor-financiering
totaal
14
32.5
6
25
2
25
2
10,000
7,280
7,280 1,200 6,400 33,660 80,000 113,660
§4.6 Meerjaren exploitatiebegroting Afhankelijk van de capaciteit die daadwerkelijk gedurende het schooljaar 2015 - 2016 in exploitatie genomen wordt, kan medio voorjaar 2016 een realistische meerjarenbegroting opgesteld worden. Mn. de vraag of PSZ-werk per 01.01.2017. geïntegreerd wordt in de opvang of mogelijk direct in de wet primair onderwijs (WPO), maakt dat een meerjarenbegroting hier en nu niet opportuun is.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
23 / 39
5: Slot Stichting Wolderwijs maakt op 17.08.2015. een begin met een proces/project om op termijn te komen tot 4 IKC’s in de gemeente De Wolden. De ontwikkelfase tussen het go-beslissing voor het businessplan (11.05.2015.) en de start van het nieuwe schooljaar 2015 - 2016 (17.08.2015) is te kort om een goed beredeneerd, breed gedragen en volledig integraal IKC te kunnen ontwikkelen. Oneerbiedig gezegd, start WW met opvang rondom onderwijs als een aansluitende kinddienst, gericht op de kinderen en ouders, die kiezen voor openbaar onderwijs in de gemeente. Middels de opgezette, geplande projectstructuur vindt een doorontwikkeling plaats, waar de kenmerken, voorwaarden en uitgangspunten van een IKC, zoals in het “Visiedocument IKC Stichting Wolderwijs” en dit businessplan en bijlagen zijn beschreven. De opzet van dit businessplan is om middels de doorontwikkeling van de opvang bij de start op termijn, IKC’s te zien ontstaan - te exploiteren te beheren - te verantwoorden als een (maatschappelijke) onderneming, die daar een zestal eisen aan stelt, toetscriteria hanteert. Want - dus - hoezo? Stichting Wolderwijs Opvang/IKC komt met het HKZ -handboek en en haar geformuleerde doelstelling tegemoet aan gedefinieerde behoeften en doelen (1). Het voldoet aan de maatschappelijke eisen (2) die aan opvang en IKC-vorming gesteld worden. Met deze opvang en IKC-vorming worden, zeker omdat het naadloos aansluit op de schooltijden en per uur afgerekend mag worden, de verwachtingen van de (potentiële) klanten bevredigd (3). De prijzen/tarieven in de exploitatiebegroting liggen onder de prijzen/tarieven van de “concurrentie” (4). De opvang voldoet aan de wettelijke normen en specificaties (5) en is GGD-proof. Zeker op termijn is de exploitatie positief en kan het resultaat bijdragen aan verbreding en verbetering van kwaliteit en dienstverlening of verlaging van de tarieven voor ouders, waardoor de opvang maatschappelijk/duurzaam geleverd (6) kan blijven worden, ook als onderdeel van een daadwerkelijk IKC. Daarmee wordt aan alle 6 eisen, die aan een ondernemer gesteld worden, adequaat voldaan.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
24 / 39
Bronnen Literatuur Brancheorganisatie Kinderopvang, MO Groep, & PO Raad. (2015, maart 15). poraad.nl. Verkregen van https://www.poraad.nl/files/themas/school_kind_omgeving/geef_kinderen_de_ruimte_actieplan.pdf Roozenbeek, T., Roozenbeek, J., Derks, A., Derks, H., & Vereijken, P. (2015). P leidooi voor het kind: de ontwikkeling centraal . Amsterdam: SWP. Studulski, F. (2010). Op weg naar het integraal kindcentrum. Amsterdam: SWP. Winkel, van, E., Derks, H., Vereijken, P. (2011). Perspectief op het IKC. P raktisch beeldboek over integrale kindcentra en kindnetwerken. Amsterdam: SWP. Websites http://www.landelijkregisterkinderopvang.nl/ http://wsjg.databank.nl/Quickstep/QsReportBasic.aspx?report=krimp
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
25 / 39
Bijlage 1: Kinddiensten & Plaatsen in de 4 grote dorpen van De Wolden Onderstaand staan een viertal overzichten van kinddiensten van de in exploitatie zijnde capaciteit van kinddiensten in de betreffende dorpen. In de exploitatiebegroting is slechts een deel van deze capaciteit aan kindplaatsen meegenomen. Gebruikte afkortingen: ● KP = kindplaatsen. ● GOO = gastouderopvang ● BSO = buitenschoolse opvang ● PSZ = peuterspeelzaal Ruinen Naam instantie
Functie
KP’en
Naam instantie
Functie
KP’en
Doomijn BSO Mr. Harm Smeengestraat
BSO
60
Linde-Spin
GOO
6
Bouwmeester-Balk
GOO
2
Wever-Boelen
GOO
1
Hester-Lensen
GOO
4
Doomijn KDV Mr. Harm Smeengestraat
KDV
24
Kijl
GOO
1
Doomijn PSZ Mr. Harm Smeengestraat
PSZ
16
Kolk-Schutter
GOO
6
‘t Oelebrod
Onderwijs
242
Totaal aantal kindplaatsen (exclusief onderwijs) Ruinen: 120 Zuidwolde Naam
Functie
KP ‘en
Naam
Functie
KP ‘en
Doomijn BSO Heidelaan
BSO
70
Prins van het Hoge
GOO
4
Doomijn BSO Schoolbrink
BSO
50
Rodermond-Noeverman
GOO
6
Villa Olivo
BSO
10
Rozema
GOO
2
Belt
GOO
3
Spijkerman
GOO
6
Brinkhuis
GOO
6
Steenbergen
GOO
4
de Leeuw-Wepster
GOO
6
Steenbergen-Wemmenh ove
GOO
3
Dekker
GOO
6
van ‘t Zand-Leijsenaar
GOO
6
Dijk-Steenbergen
GOO
6
Veuger-van de Belt
GOO
6
Drogt
GOO
6
Zand-Hutten
GOO
6
Drost
GOO
3
Zanting-Drogt
GOO
4
Duinkerken-Gortemaker
GOO
6
Zantingh-Rabbinge
GOO
6
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
Fleuren-Laumen
GOO
4
Zantingh-Soer
GOO
4
Hoogstins
GOO
6
Zoomeren
GOO
6
26 / 39
Hoogstra-Smink
GOO
4
Doomijn KDV Heidelaan
KDV
36
Horn-Hazenberg
GOO
6
Doomijn KDV Schoolbrink
KDV
16
KlompmakerKempeneers
GOO
4
MoreThanKidz Villa Olivo
KDV
24
Lange-Jassies
GOO
4
Doomijn PSZ Heidelaan
PSZ
16
Lubek
GOO
5
Doomijn PSZ School
PSZ
16
Meester-Kuik
GOO
6
Het Groene Hart
Onderwijs
257
Noorman
GOO
6
Totaal aantal kindplaatsen (exclusief onderwijs) Zuidwolde: 388 De Wijk Naam
Functie
KP ‘en
Naam
Functie
KP ‘en
De Boerderij
BSO
15
Stapel
GOO
4
Doomijn BSO Postweg
BSO
60
De Boerderij
KDV
48
Compagner-Bisschop
GOO
6
Doomijn KDV Postweg
KDV
24
Otter
GOO
6
Doomijn PSZ Postweg
PSZ
16
Pereboom-Karssies
GOO
4
OBS ‘t de Horst
Onderwijs
188
Schra
GOO
2
Totaal aantal kindplaatsen (exclusief onderwijs) De Wijk: 185 Ruinerwold Naam
Functie
KP ‘en
Naam
Functie
KP ‘en
Doomijn BSO Dijkhuizen
BSO
50
Morsink
GOO
3
Borger
GOO
6
Portuijt-van Doorn
GOO
6
Bruin
GOO
4
Rentenaar Oskam
GOO
6
Daling
GOO
2
Schoemaker-Kalter
GOO
6
Hoogewerf
GOO
2
Veldhuis-Donker
GOO
1
Huiskes
GOO
6
Doomijn KDV Dijkhuizen
KDV
24
Klomp-van der Sleen
GOO
2
Heemhuys Meta
KDV
10
Kraak-Kamping
GOO
2
Doomijn PSZ Dijkhuizen
PSZ
16
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
Mannes-Martens
GOO
6
De Dissel
Totaal aantal kindplaatsen (exclusief onderwijs) Ruinerwold: 152
Onderwijs
163
27 / 39
Bijlage 2: Begrotingen per IKC-locatie Onderstaand zijn 4 separate begrotingen van de IKC’s (enkel de opvang-kinddiensten) per betreffend dorp uitgewerkt en opgenomen. In het businessplan zelf staat een totaal exploitatiebegroting met daarin gecumuleerd de resultaten van onderstaande 4 exploitatiebegrotingen. In de begrotingen is wel uitgegaan van een subsidie per peuterspeelzaal-kindplaats à € 2.000.
Voor de duidelijkheid en overzicht staan hieronder de afzonderlijke exploitatiebegrotingen separaat per pagina.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
28 / 39
IKC Ruinen items ll-en p/k aantal leerlingen school 242 aantal leerlingen per klas 25 aantal klassen 9.7 Leerlingen groep 1 30 0 - 2 jaar opvang 61 potentieel 2 - 4 jaar opvang 61 potentieel 4 - 12 opvang 242 potentieel PSZ 61 uren formatie deelname opvang afname percentage verwachte afname in uren openingsuren per jaar kinderen per groep aantal groepen 2.5 aantal kinderen 121 personeelskosten cap KDV: 0 - 2 jaar KDV: 2 - 4 jaar 0.8 BSO: 4 - 12 jaar 1.2 PSZ: peuterspeelzaal 0.6 huishoudelijk medewerkers directeur coördinator opvang medewerker servicebureau beheerder/concierge reg. vervanging ziekteverzuim 2.5% inval-personeel via UZB scholing 2.5% additionele P-kosten 1.0% subtotaal: personeel overige kosten huur/kosten accommodaties additionele huisvestingslasten 5% afschrijving / reservering 10% inrichting en interieur € 300 (inrichting) buitenterrein € 150 organisatiekosten € 200 speelgoed & gebruiksartikelen € 200 kosten verzorging kinderen € 400 vervoerskosten / taxi anders 0 sub-totaal: overige kosten totale kosten opbrengsten p/pu KDV: 0 - 2 jaar € 6.50 KDV: 2 - 4 jaar € 6.50 BSO: 4 - 12 jaar € 6.50 PSZ: peuterspeelzaal 12 TSO: basisscholen DA: dagarrangementen GOO: aantal koppelingen subsidie VVE/PSZ anders: subtotaal opbrengst resultaat
0-2
2-4
PSZ
exploitatiebegroting 2015 BSO
12.1 24.2
12.1 24.2 9.1 10.0 0.0 16.0 8.0 8.0
9.1 63 50% 30% 7.5 300 16 0.6 30 formatie 2.50 2.50 1.75 0.45 0.28 0.00 0.44 0.22 0.22
42
1.2
45.4
€7.5
€0
4.0
€ 10,000
€ 40,000
90 50% 40% 2400 2805 12
groep 0.0 1.0 2.0 1.0 2.5 0.0 4.0 2.0 2.0
90 50% 40% 2400 2805 16 0.8 30 tot kpl
16 25% 40% 1185 1292 20 1.2 61 € p/u € 25.00 € 25.00 € 27.50 € 25.00 € 15.00 € 50.00 € 32.50 € 25.00 € 25.00
45.4 45.4 45.4 45.4 0
u/pj 2,400 2,400 1,185 7.5
kpl/kind 12.1 24.2 30
bezetting 100% 100% 100% 100%
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
totaal 0 117,000 109,009 21,060 7,800 0 27,040 10,400 10,400 7,568 11,352 7,568 3,027 € 332,223
in % 0% 30% 28% 5% 2% 0% 7% 3% 3% 2% 3% 2% 1% 100%
0 0 4,000 13,613 6,806 9,075 9,075 18,150 0 0 € 60,719 392,942
0% 0% 1% 3% 2% 2% 2% 5% 0% 0% 15% 100%
tarief/pj 0 188,760 186,401 23,595
0% 41% 41% € 65 5% 0% 0% 0% €2,000 60,500 13% 0% € 459,256 100% € 66,314 14.4%
29 / 39
IKC Ruinerwold items aantal leerlingen school aantal leerlingen per klas aantal klassen Leerlingen groep 1 0 - 2 jaar opvang potentieel 2 - 4 jaar opvang potentieel 4 - 12 opvang potentieel PSZ uren formatie deelname opvang afname percentage verwachte afname in uren openingsuren per jaar kinderen per groep aantal groepen aantal kinderen personeelskosten KDV: 0 - 2 jaar KDV: 2 - 4 jaar BSO: 4 - 12 jaar PSZ: peuterspeelzaal huishoudelijk medewerkers directeur coördinator opvang medewerker servicebureau beheerder/concierge reg. vervanging ziekteverzuim inval-personeel via UZB scholing additionele P-kosten subtotaal: personeel overige kosten huur/kosten accommodaties additionele huisvestingslasten afschrijving / reservering inrichting en interieur (inrichting) buitenterrein organisatiekosten speelgoed & gebruiksartikelen kosten verzorging kinderen vervoerskosten / taxi anders sub-totaal: overige kosten totale kosten opbrengsten KDV: 0 - 2 jaar KDV: 2 - 4 jaar BSO: 4 - 12 jaar PSZ: peuterspeelzaal TSO: basisscholen DA: dagarrangementen GOO: aantal koppelingen subsidie VVE/PSZ anders: subtotaal opbrengst resultaat
ll-en p/k 0 - 2 196 25 7.8 25 49 49 196 49 90 50% 40% 2400 2805 12 2.1 98 cap groep 0.0 0.6 1.0 1.0 1.0 0.5 1.0 2.5 0.0 4.0 2.0 2.0 2.5%
2-4
exploitatiebegroting 2015 PSZ BSO
9.8 19.6
9.8 19.6 7.4 7.5 0.0 12.0 6.0 6.0
7.4 63 50% 30% 7.5 300 16 0.5 25 formatie 2.50 2.50 1.75 0.45 0.21 0.00 0.33 0.17 0.17
32
0.9
36.8
€7.5
€0
3.0
€ 10,000
€ 30,000
90 50% 40% 2400 2805 16 0.6 25 tot kpl
16 25% 40% 1185 1292 20 1.0 49 € p/u € 25.00 € 25.00 € 27.50 € 25.00 € 15.00 € 50.00 € 32.50 € 25.00 € 25.00
2.5% 1.0%
5% 10% € 300 € 150 € 200 € 200 € 400
36.8 36.8 36.8 36.8
0
p/pu € 6.50 € 6.50 € 6.50 12
0
u/pj 2,400 2,400 1,185 7.5
kpl/kind 9.8 19.6 25
bezetting 100% 100% 100% 100%
totaal 0 117,000 88,288 21,060 5,850 0 20,280 7,800 7,800 6,702 10,053 6,702 2,681 € 294,216
in % 0% 34% 26% 6% 2% 0% 6% 2% 2% 2% 3% 2% 1% 100%
0 0 3,000 11,025 5,513 7,350 7,350 14,700 0 0 € 48,938 343,153
0% 0% 1% 3% 2% 2% 2% 4% 0% 0% 14% 100%
tarief/pj 0 152,880 150,969 19,110
€ 65
€2,000
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
0% 41% 41% 5% 0% 0% 0% 49,000 13% 0% € 371,959 100% € 28,806 7.7% 30 / 39
IKC De Wijk items ll-en p/k aantal leerlingen school 227 aantal leerlingen per klas 25 aantal klassen 9.1 Leerlingen groep 1 28 0 - 2 jaar opvang 57 potentieel 2 - 4 jaar opvang 57 potentieel 4 - 12 opvang 227 potentieel PSZ 57 uren formatie deelname opvang afname percentage verwachte afname in uren openingsuren per jaar kinderen per groep aantal groepen 2.4 aantal kinderen 114 personeelskosten cap KDV: 0 - 2 jaar KDV: 2 - 4 jaar 0.7 BSO: 4 - 12 jaar 1.1 PSZ: peuterspeelzaal 0.5 huishoudelijk medewerkers directeur coördinator opvang medewerker servicebureau beheerder/concierge reg. vervanging ziekteverzuim 2.5% inval-personeel via UZB scholing 2.5% additionele P-kosten 1.0% subtotaal: personeel overige kosten huur/kosten accommodaties additionele huisvestingslasten 5% afschrijving / reservering 10% inrichting en interieur € 300 (inrichting) buitenterrein € 150 organisatiekosten € 200 speelgoed & gebruiksartikelen € 200 kosten verzorging kinderen € 400 vervoerskosten / taxi anders 0 sub-totaal: overige kosten totale kosten opbrengsten p/pu KDV: 0 - 2 jaar € 6.50 KDV: 2 - 4 jaar € 6.50 BSO: 4 - 12 jaar € 6.50 PSZ: peuterspeelzaal 12 TSO: basisscholen DA: dagarrangementen GOO: aantal koppelingen subsidie VVE/PSZ anders: subtotaal opbrengst resultaat
0-2
2-4
PSZ
exploitatiebegroting 2015 BSO
11.4 22.7
11.4 22.7 8.5 10.0 0.0 16.0 8.0 8.0
8.5 63 50% 30% 7.5 300 16 0.5 28 formatie 2.50 2.50 1.75 0.45 0.28 0.00 0.44 0.22 0.22
42
1.2
42.6
€7.5
€0
4.0
€ 10,000
€ 40,000
90 50% 40% 2400 2805 12
groep 0.0 1.0 2.0 1.0 2.5 0.0 4.0 2.0 2.0
90 50% 40% 2400 2805 16 0.7 28 tot kpl
16 25% 40% 1185 1292 20 1.1 57 € p/u € 25.00 € 25.00 € 27.50 € 25.00 € 15.00 € 50.00 € 32.50 € 25.00 € 25.00
42.6 42.6 42.6 42.6 0
u/pj 2,400 2,400 1,185 7.5
kpl/kind 11.4 22.7 28
bezetting 100% 100% 100% 100%
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
totaal 0 117,000 102,252 21,060 7,800 0 27,040 10,400 10,400 7,399 11,098 7,399 2,960 € 324,807
in % 0% 31% 27% 6% 2% 0% 7% 3% 3% 2% 3% 2% 1% 100%
0 0 4,000 12,769 6,384 8,513 8,513 17,025 0 0 € 57,203 382,011
0% 0% 1% 3% 2% 2% 2% 4% 0% 0% 15% 100%
tarief/pj 0 177,060 174,847 22,133
0% 41% 41% € 65 5% 0% 0% 0% €2,000 56,750 13% 0% € 430,789 100% € 48,779 11.3%
31 / 39
IKC Zuidwolde items ll-en p/k aantal leerlingen school 310 aantal leerlingen per klas 25 aantal klassen 12.4 Leerlingen groep 1 39 0 - 2 jaar opvang 78 potentieel 2 - 4 jaar opvang 78 potentieel 4 - 12 opvang 310 potentieel PSZ 78 uren formatie deelname opvang afname percentage verwachte afname in uren openingsuren per jaar kinderen per groep aantal groepen 3.2 aantal kinderen 155 personeelskosten cap KDV: 0 - 2 jaar KDV: 2 - 4 jaar 1.0 BSO: 4 - 12 jaar 1.6 PSZ: peuterspeelzaal 0.7 huishoudelijk medewerkers directeur coördinator opvang medewerker servicebureau beheerder/concierge reg. vervanging ziekteverzuim 2.5% inval-personeel via UZB scholing 2.5% additionele P-kosten 1.0% subtotaal: personeel overige kosten huur/kosten accommodaties additionele huisvestingslasten 5% afschrijving / reservering 10% inrichting en interieur € 300 (inrichting) buitenterrein € 150 organisatiekosten € 200 speelgoed & gebruiksartikelen € 200 kosten verzorging kinderen € 400 vervoerskosten / taxi anders 0 sub-totaal: overige kosten totale kosten opbrengsten p/pu KDV: 0 - 2 jaar € 6.50 KDV: 2 - 4 jaar € 6.50 BSO: 4 - 12 jaar € 6.50 PSZ: peuterspeelzaal 12 TSO: basisscholen DA: dagarrangementen GOO: aantal koppelingen subsidie VVE/PSZ anders: subtotaal opbrengst resultaat
0-2
2-4
PSZ
exploitatiebegroting 2015 BSO
15.5 31
15.5 31.0 11.6 10.0 0.0 16.0 8.0 8.0
11.6 63 50% 30% 7.5 300 16 0.7 39 formatie 2.50 2.50 1.75 0.45 0.28 0.00 0.44 0.22 0.22
42
1.2
58.1
€7.5
€0
4.0
€ 10,000
€ 40,000
90 50% 40% 2400 2805 12
groep 0.0 1.0 2.0 1.0 2.5 0.0 4.0 2.0 2.0
90 50% 40% 2400 2805 16 1.0 39 tot kpl
16 25% 40% 1185 1292 20 1.6 78 € p/u € 25.00 € 25.00 € 27.50 € 25.00 € 15.00 € 50.00 € 32.50 € 25.00 € 25.00
58.1 58.1 58.1 58.1 0
u/pj 2,400 2,400 1,185 7.5
kpl/kind 15.5 31.0 39
bezetting 100% 100% 100% 100%
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
totaal 0 117,000 139,640 21,060 7,800 0 27,040 10,400 10,400 8,333 12,500 8,333 3,333 € 365,840
in % 0% 26% 32% 5% 2% 0% 6% 2% 2% 2% 3% 2% 1% 100%
0 0 4,000 17,438 8,719 11,625 11,625 23,250 0 0 € 76,656 442,496
0% 0% 1% 4% 2% 3% 3% 5% 0% 0% 17% 100%
tarief/pj 0 241,800 238,778 30,225
0% 41% 41% € 65 5% 0% 0% 0% €2,000 77,500 13% 0% € 588,303 100% € 145,806 24.8%
32 / 39
Bijlage 3: Het proces van IKC-vorming §1 Formule voor een IKC De formule voor een IKC, zoals geformuleerd in het Visiedocument van 13-04-2015 bestaat uit de volgende uitgangspunten: B etaalbaar: De dienstverlening is -afhankelijk van de politieke/fiscale keuzes- betaalbaar.
Betrouwbaar: De intensieve samenwerking/IKC zorgt ervoor dat ouders hun kind met een gerust hart over kunnen laten aan professionals. School en opvang leggen gezamenlijk verantwoording af over de ontwikkeling van ieder kind.
Ruime openingstijden en keuzemogelijkheden: De intensieve samenwerking/IKC heeft vaste openingstijden en is het hele jaar open (m.u.v. de weekenden en feestdagen). Ouders kunnen kiezen voor meer arrangementen, waarbij de mogelijkheden van het kind uitgangspunt zijn.
Menselijke maat: De menselijke maat is meetpunt: veiligheid en geborgenheid, zorg voor voldoende eten, drinken, rust en ontspanning op een voor de kinderen behapbare manier.
Verbinding met omgeving: D e intensieve samenwerking/IKC brengt de omgeving in de netwerksamenwerking en de accommodatie en verbindt zich met maatschappelijke organisaties.
Individuele ontwikkeling: De intensieve samenwerking/IKC is gericht op optimale individuele ontwikkeling (sociaal- emotioneel, cognitief, creatief en fysiek) en werkt met ontwikkelingslijnen gericht op optimale ontwikkeling van de talenten van de kinderen. De partners streven ernaar kinderen te ontwikkelen tot wie ze zijn, en kinderen worden begeleid naar zelfstandigheid. Vanuit de samenwerking/IKC wordt ernaar gestreefd kinderen op een hen passend niveau in het vervolgonderwijs te krijgen.
Optimale ontwikkelomgeving: De inrichting van de ruimtes, de houding en het gedrag van de medewerkers, groeperings- en werkvormen en de structuur in tijd en activiteiten zorgen voor basisveiligheid én uitdaging. Medewerkers zijn begeleiders en vullen hun rol in binnen de structuur die op dat moment en in die situatie het best past bij het kind. Er wordt gewerkt met gevarieerde spel- en leerbronnen (ICT, gedifferentieerde werkvormen/leersituaties).
Professionele en gemotiveerde medewerkers: De intensieve samenwerking/IKC bestaat uit medewerkers die willen uitblinken om steeds het optimale te bereiken. Er wordt gezorgd dat deze medewerkers zich voortdurend verder kunnen ontwikkelen. Daarnaast wordt er soms gewerkt met gespecialiseerde krachten op diverse terreinen die inzetbaar zijn op bijzondere onderdelen van de dienstverlening. Er wordt gezorgd voor goede begeleiding (via inzet mentor, inzet, pedagogische coach, inzet vakkrachten, team voor groep kinderen etc.).
Transparante, professionele cultuur: De intensieve samenwerking/IKC kent een professionele cultuur waar iedereen verantwoordelijkheid draagt voor het geheel en voor de eigen rolinvulling. Het werk van de professionals is transparant voor ouders en begrijpelijk voor de kinderen (via een elektronisch dossier, elektronisch portfolio, een open oog voor privacybescherming, communicatie, etc.). Medewerkers doen wat ze zeggen en ze zeggen wat ze doen.
Één curriculum: Er dient een curriculum vastgesteld te worden dat als uitgangspunt dient voor alle betrokkenen. Professionals dienen met elkaar af te stemmen hoe ze tot dit curriculum gaan komen. Derhalve is het nodig consensus te bereiken over hoe binnen- en buitenschoolse ontwikkeling van kinderen van 0 tot 13 jaar en activiteiten gaan integreren. Professionals werken in één team vanuit één curriculum waarbij ouders als daadwerkelijke partners in opvoeding worden gezien. Werken met verschillende denominaties binnen één IKC kan hierin een struikelblok zijn. Het is echter wel mogelijk, mits alle betrokkenen consensus bereiken over één ongedeeld curriculum.
Eén aanspreekpunt: Er is één loket met één aanspreekpunt voor alle diensten dat functioneert als maatschappelijk ondernemer.
§2 Intensieve samenwerking: taken en tijdslijn Onderstaande processen geven weer hoe idealiter een ontwikkelingsproces om te komen tot een IKC tot stand komt. Na vaststelling van het businessplan zal de aan te stellen projectleider IKC zo veel mogelijk op basis van onderstaand proces het
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
33 / 39
project gaan vormgeven, weliswaar in een hoge druk manier van werken. Derhalve is onderstaand proces niet volledig representatief voor het te doorlopen proces. Onderstaand staat het proces in hoofdlijnen. In de diverse werkgroepen worden onderdelen nader uitgewerkt. Veelal aan de hand van wettelijke voorschriften en procedures. Het intensieve samenwerkingsproces is een proces, dat in het teken staat van ontwikkeling en realisatie van een IKC als een operationele uitvoeringsvorm van de intensieve samenwerking. De ontwikkeling van het IKC dient als een soort stip aan de horizon. 1.
Initiatieffase: kennismaking en verkennen van de bedoelingen (draagvlak uitbouwen bij professionals/team en ouders). De eerste contouren voor een stip op de horizon. In de initiatieffase is er een continue wisselwerking tussen ideevorming, elkaar leren kennen, dromen, realiteit (de dagdagelijkse werkelijkheid) en het vinden van draagvlak bij alle betrokken stakeholders. In deze fase worden activiteiten uitgevoerd om elkaar beter te leren begrijpen, dezelfde taal, de marktvraag te ‘verstaan’ en de mogelijkheden te vinden die zich aandienen of de vraag van de klant om te bouwen in een dienstenaanbod (nog steeds als idee). 2. Draagvlak en formaliseren: Onderling commitment over de koers en doelstellingen – stip op de horizon is geeft een redelijk duidelijk beeld van wat men samen wil bereiken. Het gaat daarbij nog niet om uitwerkingen maar om een finish foto. 3. Ontwikkeling van producten en diensten: Plan van Aanpak / opzetten van een activiteitenkalender (+ uitvoering) – (draagvlak team en medezeggenschap uitbouwen). Parallel aan dit proces loopt het bouwproces PvE, VO en DO. Daarna worden incidenteel activiteiten opgestart, afstemming en verdieping in pedagogische aanpak . Figuur 3.
Noot: De afbeelding hiernaast is in principe een proces dat doorgaans een doorlooptijd van meer dan twee jaar. De ‘stip op de horizon’ is middels het visiedocument van april 2015 vastgesteld. Echter, voor Wolderwijs is het van belang dat er zo veel mogelijk voor 17 augustus 2015 bereikt wordt.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
34 / 39
§3 Projectmatige werken en de route voor het ontwikkelen van een IKC Een project is een, in de tijd en middelen begrensde, activiteit om iets te creëren naast de bestaande producten of diensten. Een project wordt vaak in samenwerking met verschillende mensen en organisaties uitgevoerd. Het project wordt beschreven in een projectplan . Taken rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Het is cruciaal om in de gaten te houden aan wie je wat moet vertellen. Draagvlak en betrokkenheid is de belangrijkste factor om succesvol te komen tot een implementatie. Startbijeenkomst: partners ontmoeten elkaar en onder begeleiding verkennen zij de stip op de horizon. Inspireren en dromen van wat de finish foto zou moeten zijn. Verkennen van elkaars werk, afspraken maken en het inrichten van een projectteam. In een tweede dagdeel wordt het plan van aanpak besproken, het handvat en de rode draad door het project. Daarna start de projectgroep met de fase van verkennen en verdiepen. Als eerste wordt daarbij een schets van het eindplaatje gebruikt.
Figuur 4.
De projectgroep start met het opstellen van een planningsagenda met daarin activiteiten die zich aandienen en die vooral als doel hebben elkaar beter te leren kennen, uitwisseling en draagvlak. Denk bijvoorbeeld aan het organiseren van de sportdag, vieringen, studiedagen, etc. Natuurlijke momenten die zich lenen voor verbreding. Het resultaat van de fase verkennen/verdiepen is een plan van aanpak dat toegesneden is op de situatie van de betreffende locatie.
Wanneer het plan van aanpak gereed is komen we in de transitiefase. Het plan van aanpak moet afgehecht zijn door de MR/OR en anderen. Beetje bij beetje worden activiteiten uitgebreid, geëvalueerd en bijgesteld. De projectgroep waar een van de directeuren projectleider van is, is de bewaker van de uitvoering. Daarmee is ‘doorzettingsmacht’ om tot realisatie te komen ook verankerd in de uitvoering. De output levert kennis en inzichten op over een nieuwe maatschappelijke organisatie. Een groeiproces van enkele jaren om nieuwe kansen en mogelijkheden te vervlechten. Het beleid en de processen worden achteraf/tijdens de ontwikkelingen vastgelegd. Dit is van belang om de ontwikkelingen te borgen en duurzaam te verankeren. Kenmerkend van de nieuwe organisatie is dat de dynamiek en de verandering onderdeel wordt van het systeem. Er is namelijk een verbinding ontstaan tussen de binnen en buitenwereld. De buitenwereld die in beweging blijft waarop het IKC blijft afstemmen.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
35 / 39
Bijlage 4: I KC e en perspectief- & betekenisvol toekomstscenario
IKC komt niet uit de lucht vallen Na het Dutch Design rapport in 2010 sloeg in 2013 een 1) kopgroep van bestuurders uit het primair onderwijs (het Pettelaaroverleg), de 2) kopgroep kinderopvang, de 3) kopgroep Wethouders voor kindcentra en 4) Het Kinderopvangfonds de handen ineen en trekken samen op in het project ‘Kindcentra 2020, ontwikkel de toekomst’. Samen formuleerden zij een gezamenlijke visie op de toekomst van kindvoorzieningen voor kinderen van nul tot en met twaalf jaar. Die visie luidt als volgt: “Vanuit het belang van een optimale ontwikkeling van kinderen - de burger van de toekomst - streven partijen naar integrale voorzieningen voor kinderen (en hun ouders) van nul tot en met twaalf jaar: Kindcentra 2020. In dit Kindcentrum wordt gewerkt volgens één pedagogische en educatieve visie. Kinderen worden in staat gesteld om hun talenten optimaal te ontwikkelen: doorlopende ontwikkelingslijnen en dagarrangementen zijn inherent aan deze voorziening. De huidige sectoren kinderopvang, peuterspeelzalen en onderwijs gaan op gelijkwaardige basis op in deze Kindcentra 2020 en vormen één nieuwe organisatie. Kindcentra 2020 zijn ‘communities’, waar intensief wordt samengewerkt met zorg en welzijn. Pedagogische professionals in deze Kindcentra 2020 werken vanuit het belang van de kinderen, met kennis vanuit verschillende disciplines. Uit de ledenpeiling van Verus, de vereniging voor christelijk onderwijs van juli 2014 blijkt dat 40% en bij een ledenpeiling van AVS, algemene vereniging van schoolleiders van voorjaar 2015 blijkt van ruim twee derde van de respondenten in de nabij toekomst uitgaat van de realisatie van een IKC. Verder geven zij aan dat gemeenten nauwelijks een grote rol spelen bij het komen tot een IKC. De rol is m.n. faciliterend. Ook het identiteitsaspect speelt slechts een beperkte een rol. 10 elementen: voor een goed stelsel zijn tien basiselementen/randvoorwaarden cruciaal in de vormgeving van Kindcentra 2020: 1. Het belang van het kind staat voorop. Daarnaast is de keuzevrijheid van en de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling door de ouders/verzorgers van groot belang. Een IKC faciliteert de verantwoordelijke ouders om de ontwikkeling van hun kind optimaal vorm te geven. Een IKC heeft naast de persoonlijke doelstelling voor de ontwikkeling van een kind ook een maatschappelijk doel voor de totale samenleving. Ook die bedoelingen dienen geborgd te zijn in een kindcentrum . 2. Elk kind van nul tot en met twaalf jaar heeft een ontwikkelrecht dat door de ouders/opvoeders benut kan worden. Kinderen van nul tot en met twee jaar hebben een ontwikkelrecht samen met de ouders/opvoeders (ontmoeting) van een aantal uren week.. Tot en met het tweede jaar vindt opvang vooral thuis en/of in kleinschalige voorzieningen plaats, die wel in verbinding staat met het kindcentrum waar het kind vanaf zijn 2 à 2,5 levensjaar naar toe gaat. Samen vormen zij een integraal inhoudelijk, weliswaar fysiek dislokaal geheel. Kinderen vanaf twee jaar hebben het recht om twee dagen (vier dagdelen) deel te nemen aan activiteiten binnen het kindcentrum. De activiteiten zijn gericht op een brede ontwikkeling van kinderen. Formeel en informeel leren overlappen elkaar. De inzet van ICT is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkelingen en vormt de verbinding tussen het kindcentrum en thuis. Het kindcentrum is een voorziening voor kinderen met hun ouders/opvoeders vanaf nul jaar en gaat daarmee segregatie tegen. Het kindcentrum is toegankelijk voor alle kinderen. 3. Samenhang in voorzieningen. Het kindcentrum is een voorziening voor ontwikkeling en educatie voor alle kinderen van nul tot en met twaalf jaar met doorlopende ontwikkelingslijnen en goede arrangementen. De organisatie is geflexibiliseerd. Activiteiten/arrangementen zijn niet per definitie herkenbaar vanuit het instituutsdenken. Voor ieder kind en ouder is er aanbod op maat. De toegevoegde waarde van samen ontwikkelen en leren in een groep wordt erkend. Het kindcentrum is een inclusieve voorziening die geschikt is voor alle kinderen, ongeacht hun zorg- of educatieve behoefte. De zorg die dat vraagt wordt kind-nabij georganiseerd en geboden. De professionals in het kindcentrum zijn in staat en worden ondersteund om met een grote diversiteit van kinderen en ouders/opvoeders om te gaan. Eén wettelijk en financieel kader. Het kindcentrum werkt ook als één wettelijk kader voor toezicht,één financieel kaderen één kindcentrumraad (medezeggenschap) De huidige schotten tussen primair onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen, VVE, elementen van gezondheidszorg en welzijn zullen vooralsnog blijven maar zijn niet belemmerend in de uitvoering (alleen lastig). Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gaan als diensten met het onderwijs op gelijkwaardige basis samen in kindcentrum. Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
36 / 39
4. Ouders kiezen. Er is - naast de leerplicht (ter bescherming van het kind en de maatschappelijke doelstellingen) sprake van een ontwikkelrecht (geen plicht). Ouders zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun kind en zijn daarmee partner van het kindcentrum. Het kindcentrum werkt vanuit de drie-eenheid kind, ouder, professional. Dit actieve partnerschap is op drie invalshoeken gestoeld: actief burgerschap, onderwijskundig partnerschap en ouderparticipatie, waaruit vijf soorten partnerschap voortvloeien (mee beleven, meedoen, meedenken, meepraten, meebeslissen). Een kindcentrum is ook een voorziening vanuit het arbeidsmarkt partnerschap (ontzorgen): het faciliteren van de combinatie van arbeid en zorg voor het kind. 5. Eén regie, één rechtspersoon. Een kindcentrum streeft naar één instituut voor ontwikkeling en educatie voor kinderen van nul tot en met twaalf jaar met één afgestemd dagprogramma en een breed aanbod zoals beweging, sport, spel, kunst, cultuur, natuur, communicatie, burgerschap, wetenschap, techniek, milieu, actualiteiten en bijvoorbeeld duurzaamheid. Het kindcentrum heeft op den duur één passende organisatiestructuur en werken met één team, opdat er gewerkt wordt volgens één pedagogische visie en er sprake is van doorgaande ontwikkelingslijnen. Zolang het stelsel niet hierop aangepast is, worden de verschillende kinddiensten via één van de vier Berenschot-modellen ondergebracht in één van de bestaande organisaties, te weten het onderwijs. Naast het vaste kernteam wordt er veelvuldig gewerkt met ouders/opvoeders, bewoners uit de buurt, vrijwilligers en vele andere specialisten. Een kindcentrum heeft een rijk en gevarieerd netwerk aan potentiële menskracht om een krachtige pedagogische en didactisch omgeving te creëren in en buiten de voorziening. 6. Integrale huisvesting. De huisvesting van een kindcentrum - het gebouw of de gebouwen van een centrum - wordt zo ingezet dat ze de integraliteit van werken ondersteunt en het concept van één regie, één manier van denken en één team mogelijk maakt. Dat vraagt ook van gemeenten dat zij één Integraal Huisvestingsplan maken waarin voldoende ruimte in en om het gebouw zijn voor de enorme diversiteit aan activiteiten. Het gebouw heeft een belangrijke functie in de omgeving waar het staat als ontmoetingsplaats voor de directe omgeving. Het gebouw faciliteert mede de kwaliteit van de leefbaarheid. 7. Lokale samenhang en verbinding. De gemeente oefent invloed uit op de kindcentra, aangezien deze centra een centraal onderdeel vormen van de sociale infrastructuur in gemeenten en belangrijk onderdeel zijn van het integraal jeugdbeleid. Deze kindcentra bieden maatwerk voor de wijk en vervullen een belangrijke functie in de sociale cohesie (‘het cement’) van de wijk. Kindcentra zijn een belangrijke partner voor integraal jeugdbeleid en werken intensief samen met zorg en welzijn. ‘It takes a village to raise a child’. De pedagogische professionals werken - met hun kennis vanuit de verschillende disciplines –met en voor de wijk (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de opvoeding, gezondheid en leefbaarheid). 8. Mensen maken het verschil. Alle betaalde professionele medewerkers die werken bij een kindcentrum vallen, na een stelselwijziging onder dezelfde CAO met bijpassende (nieuwe) beroepsprofielen. Tot dat moment worden de verschillen in cao opgevangen door een van de Berenschot-modellen en dient en kan er met verschillende cao, onder één manager/directie gewerkt worden. Het kindcentrum biedt een uitdagende werk- en leeromgeving voor de pedagogische professionals met doorgaande carrièrelijnen en een goede mix van functies en specialisaties op verschillende niveaus. De kwaliteit van het kindcentrum wordt voortdurend verbeterd, onder andere door te investeren in – de opleiding van – de pedagogische professionals. Een belangrijke taak/rol voor de ontwikkeling van het kindcentrum is de verbinding tussen het team van medewerkers en de anderen. Een voortdurende aandacht is nodig voor leefbaarheid en betrokkenheid van de omgeving. 9. Eigentijdse voorzieningen. Het kindcentrum biedt een vast kernarrangement met openingstijden die ruim voldoende zijn voor de optimale ontwikkeling van kinderen en het faciliteren van ouders/opvoeders bij hun opvoedingstaak. Daarnaast wordt een verlengd arrangement geboden voor ouders die meer uren wensen af te nemen in verband met de combinatie van arbeid en zorg.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
37 / 39
Bijlage 5: Visuele weergave toekomstige situatie Wolderwijs
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
38 / 39
Bijlage 6: Samenvatting Businessplan IKC’s Wolderwijs Zoals eerder als losse samenvatting is verschenen Wolderwijs heeft de ambitie om vanaf het schooljaar 2015-2016 (per 17-08-2015) te starten met 4 IKC’s in de dorpen Zuidwolde, De Wijk, Ruinen en Ruinerwold. Daarvoor moet Wolderwijs (middels een nevenstichting) kinderopvang gaan exploiteren. Wolderwijs gaat iedere middag vanaf 14:00 uur opvang bieden à € 6,50 - per uur hetgeen concurrentieel is ten opzichte van de meest gehanteerde opvangtarieven in De Wolden. Ook zal er aan 2 tot 4-jarigen een opvang (kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) geboden worden conform het HKZ-handboek en de Wet Kinderopvang Kwaliteitseisen Peuterspeelzaalwerk. De inhoudelijke programma’s van de opvang en het peuterspeelzaalwerk sluiten naadloos aan bij het onderwijs, zeker daar waar het VVE betreft. Wolderwijs verwordt hierdoor op termijn van onderwijsinstelling tot maatschappelijk ondernemer met een breed pakket aan kinddiensten, die onder één curriculum worden aangeboden. In Ruinen en De Wijk zijn per direct respectievelijk 1 en 2 lokalen beschikbaar (onderwijsbestemming), hetgeen de huisvestingsbehoefte dekt. Om IKC-ontwikkeling in Zuidwolde en Ruinerwold mogelijk te maken is qua huisvesting de instemming en medewerking van de gemeente nodig. Bij de start op 17.08.2015. zal het onderwijs autonoom en authentiek blijven functioneren en zullen de andere kinddiensten er ‘om heen’ ontwikkeld en geëxploiteerd worden. Op langere termijn (vanaf schooljaar 2016 - 2017) zullen onderwijs en de andere kinddiensten steeds meer gaan integreren en intensief samenwerken om de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren en wel op basis van één gezamenlijk curriculum, één multidisciplinair team, één plan, één aanpak. Adequate IKC’s zullen op termijn bijdragen aan een passende ontwikkeling van kinderen, goede facilitering van de ouders en de leefbaarheid van de dorpen in de gemeente De Wolden. Stichting Wolderwijs is zich bewust van de aanzuigende werking van IKC’s, maar kan deze ontwikkeling niet langer voor zich uitschuiven. De krimp vraagt om herbezinning op kritische massa van voorzieningen, om überhaupt onderwijs en andere voorzieningen op peil te houden in de afzonderlijke dorpen. Middels satelliet-werking worden verbindingen gemaakt tussen de IKC’s en de dorpen waar geen IKC’s zijn. Bij deze werkwijze als een fijnmazige samenspel ontstaan een IKC, de lokale basisschool, de activiteiten vanuit de brede school coördinator, de combinatiefunctionarissen, het lokale verenigingsleven. Dit alles past in de uitdaging om de komende jaren “21ste eeuwse vaardigheden” op een passende wijze te ontwikkelen, waarbij ouders gelijkwaardige opvoedpartners van de professionals zijn. Wolderwijs biedt ieder kind een optimale ontwikkeling van hun kwaliteiten en talenten en biedt alle leerlingen en hun leerkrachten een veilig en plezierig schoolklimaat. Ieder kind is welkom in Wolderwijs en het kind staat centraal. IKC-vorming binnen gemeente De Wolden sluit aan bij deze missie. De kinderopvang die Wolderwijs gaat bieden zal vanuit dezelfde missie te werk gaan en op lange termijn integreren met het onderwijs. Het strategische bestuursbeleid vanuit de opvang zal vergelijkbaar met het beleid vanuit het onderwijs. De realisatie van de 4 IKC vraagt bij een maximale opzet een voorfinanciering van +/- €115.000. Indien voorlopig gestart wordt in de dorpen Ruinen en De Wijk, zal dit bedrag aanzienlijk kleiner zijn: (+/- 65%). De ruimte tussen 11.05.2015. (besluitvorming) en 17.08.2015. (daadwerkelijke start) is uiterst beperkt. Met goed, stevig projectmanagement is dit te ondervangen. Voor een lancering per 17.08.2015 zijn een aantal essentiële voorwaarden nodig om te bewerkstelligen. Deze staan beschreven in het businessplan.
Ruinerwold, 11.05.2015. Stichting Wolderwijs Martijn Mulder algemeen directeur
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411MB Beilen | [email protected] | 06 - 21 80 70 81
39 / 39
Visiedocument IKC Stichting Wolderwijs Vooraf 1. Dit document is opgesteld door Peter Vereijken en Thom Roozenbeek van Vereijken Advies in opdracht van Martijn Mulder, algemeen directeur Wolderwijs. Het doel van dit document is om een visie weer te geven omtrent het waarom en het hoe te komen tot IKC’s binnen gemeente De Wolden door Wolderwijs. 2. Het college van B&W van de gemeente De Wolden is van mening dat door de samenwerking tussen partners een rijke en uitdagende leeromgeving ontstaat waarin kinderen hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen, wat aansluit bij het credo van Wolderwijs: ‘het kind centraal’. 3. De algemeen directeur Wolderwijs heeft de opdracht te komen tot een businessplan kinderopvang Wolderwijs, waarin een visie tot het komen tot Integrale Kindcentra (IKC’s) geboden wordt. Daarbij is het van belang aan te tekenen dat er een wezenlijk verschil staat tussen een brede school en een IKC. Hier zal verderop puntsgewijs op worden ingegaan. 4. B ij een eventuele start op 17.08.2015. zal het onderwijs autonoom en authentiek blijven functioneren en zullen andere kinddiensten er ‘om heen’ ontwikkeld en geëxploiteerd worden. Op langere termijn zullen onderwijs en derden steeds meer gaan integreren en intensief samenwerken om de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren.
Beilen, 09.04.2015.
Vereijken Advies De Stroom 29, 9411 MB Beilen Peter Vereijken adviseur, proces/projectmanager [email protected] 06 - 21 80 70 81
Thom Roozenbeek onderzoeker, junior adviseur [email protected] 06 - 37 46 62 64
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
1 / 28
Inhoudsopgsave Samenvatting Situatieschets Gemeente De Wolden Wolderwijs Congulega’s Integraal Kindcentrum (IKC) Wat is een IKC? Meerwaarde van een IKC Uitgangspunten Formule Voorbeelden elders Praktische scenario’s De Wolden Korte en lange termijn VVE 0 - 13 of 2,5 - 13 jaar Netwerkaanpak Swot: IKC van Wolderwijs Randvoorwaarden Maatschappelijke onderneming Onderwijsontwikkeling Integraal werken met private en publieke middelen Actie - reactie in het maatschappelijk veld Afstemming met combinatiefunctionarissen en brede school coördinator Algemeen Kritische massa Situatie per 17.08.2015 Krimpscenario De Wolden Omzet - rendementsraming IKC (niet-onderwijsdiensten) Conclusie Advies Bronnen Bijlage 1: G eregistreerde kinderopvang volgens het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen Bijlage 2: B erenschot Scenario’s B ijlage 3: Geef kinderen de ruimte, een actieplan in 10 punten Bijlage 4: Vragen vervolg businessmodel
3 4
6
10
13
15
17 17 18 19 23 25 28
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
2 / 28
Samenvatting De missie van Wolderwijs is om ieder kind een optimale ontwikkeling van hun kwaliteiten en talenten te bieden. Er wordt aan alle leerlingen en hun leerkrachten een veilig en plezierig schoolklimaat geboden. Ieder kind is welkom in Wolderwijs en het kind staat centraal. Stichting Wolderwijs overweegt 4 IKC’s te ontwikkelen in De Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Zuidwolde. Dit sluit aan op landelijke ontwikkelingen (dagarrangementen, het werken vanuit één curriculum) en acties om de demografische krimp te managen. De kinderopvang die Wolderwijs overweegt te bieden zal vanuit dezelfde missie te werk gaan en op lange termijn integreren met het onderwijs. Wolderwijs wordt hierdoor naast onderwijsinstelling ook maatschappelijk ondernemer, waar publieke en private middelen integraal ingezet worden voor de ontwikkeling van kinderen, maar separaat financieel verantwoord worden. Het ontwikkelen en exploiteren van een breed scala aan kinddiensten (o.a. opvang, PSZ-werk) vraagt een aangepaste organisatiestructuur, een nieuwe attitude van de medewerkers, andere werkprocessen (ook in het onderwijs), en een bedrijfsmatige benadering in een brede gebiedsgebonden sociale - culturele - economische context. Wolderwijs wordt daarmee een nog belangrijkere partner van de gemeente als het gaat om het invulling geven aan het nieuwe sociale domein (vanaf 01.01.2015.) IKC’s vragen naast ondernemend leiderschap ook om een bepaalde kritische massa, die met de 4 geplande IKC’s, naar het zich laat aanzien, gerealiseerd kan worden. Ook bij een demografische krimp lijkt dit duidelijk haalbaar. Kijkende naar de huidige omzetcijfers c.q. bereik van Doomijn mag een stijging van omzet op termijn (<5 jaar) verwacht worden, zeker als er een integraal aanbod vanuit een curriculum voor 0 tot 13 jaar gerealiseerd wordt met een adequate, praktische satellietwerking naar (de scholen in) de andere dorpen. Realisatie per 17.08.2015 is ambitieus, maar zeker in De Wijk en Ruinen realistisch. Voor perspectiefvolle IKC-vorming in de 2 andere dorpen is de medewerking op het terrein van huisvesting door de gemeente noodzakelijk. B ij de start op 17.08.2015. zal het onderwijs autonoom en authentiek blijven functioneren en zullen andere kinddiensten er ‘om heen’ ontwikkeld en geëxploiteerd worden. Op langere termijn zullen onderwijs en derden steeds meer gaan integreren en intensief samenwerken om de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren. Een belangrijke voorwaarde is wel de medewerking van de gemeente De Wolden t.a.v. het gebruik van onderwijshuisvesting, het beschikbaar stellen van maatschappelijk vastgoed, het beschikbaar stellen van subsidie voor VVE/PSZ, en de inzet van de combinatiefunctionarissen en brede school-coördinator.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
3 / 28
Situatieschets Gemeente De Wolden De Wolden telt anno 2015 17 kernen en 23.644 inwoners. Er zijn in totaal 10 openbaar en 5 bijzonder onderwijs-scholen, waarvan veertien behoren tot het openbaar-, en zes tot het bijzonder onderwijs. Alhoewel het aantal inwoners dit jaar ten opzichte van 2014 is toegenomen, is er binnen de gemeente De Wolden, net als in veel andere Nederlandse (plattelands)gemeenten, sprake van bevolkingskrimp. Dit heeft onder andere gevolgen voor de sectoren onderwijs en kinderopvang. Samenwerking tussen partners is landelijk gezien regelmatig een oplossing gebleken in krimpsituaties. Binnen gemeente De Wolden zijn er inmiddels 5 brede scholen in De Wijk, Ruinerwold, Ruinen en (2x) Zuidwolde.
Figuur 1: Scholen openbaar basisonderwijs gemeente De Wolden.
Wolderwijs Stichting Wolderwijs heeft sinds 1 april 2010 de taak van bevoegd gezag van het openbaar basisonderwijs overgenomen van het College van B&W van gemeente De Wolden en is daarmee formeel verantwoordelijk voor het openbaar onderwijs. Wolderwijs kent een marktaandeel va n 73 procent ten opzichte van VCPOZD. De locaties van de scholen van het openbaar basisonderwijs staan weergeven in figuur 1. W olderwijs stelt in haar meerjarenbegroting 2015 t/m 2018 een krimp van ruim 17 procent te verwachten in het totaal aantal basisschoolleerlingen. Van de leerlingen van 4 t/m 7 jaar wordt een krimp van ongeveer 15 procent verwacht. In tabel 1 staat de prognose van de leerlingaantallen per school weergegeven.
Wolderwijs heeft de ambitie om in de 4 grotere kernen (Ruinen, De Wijk, Zuidwolde en Ruinerwold) de aanwezige brede scholen door te ontwikkelen tot integrale kindcentra (IKC’s). In Ruinen en De Wijk is er sprake van leegstand van onderwijshuisvesting, wat een lancering per 17 augustus 2015 vergemakkelijkt. Bij het bereik van consensus en medewerking van betrokken partijen is een gelijktijdige start in Zuidwolde en Ruinerwold niet onmogelijk. Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
4 / 28
Wolderwijs tracht met de IKC’s (en satellieten in de andere dorpen) een duurzame, substantiële bijdrage te leveren de leefbaarheid en vitaliteit van de kernen/dorpen van de gemeente De Wolden. Kinddiensten hebben in de ogen van burgers een steun- en stutfunctie voor het dorp/de kern. Door de aanwezigheid van kinddiensten blijft de sociale structuur (langer) behouden, wordt er gebouwd, en behouden de culturele en sportieve infrastructuur en het verenigingsleven langer bestaansrecht.
Congulega’s Als een organisatie als Wolderwijs zich uitsluitend met onderwijs bezighoudt is er formeel geen sprake van concurrentie, maar spreekt men van keuzevrijheid van ouders (artikel 23 - denominaties). Bij IKC-vorming worden ook andere kinddiensten onder de holding (juridisch construct: één van de Berenschotscenario’s) geëxploiteerd, waarbij het domein van derden betreden wordt, en ook het onderwijs extra aantrekkelijk wordt. Hierdoor ontstaat niet alleen een vermenging van publieke en private diensten en middelen. Ook wordt de existentie van in dat domein opererende organisaties bedreigd, zoals opvang, welzijn en PSZ-werk; partijen waar eerst vreedzaam mee afgestemd en samengewerkt werd. Dit leidt direct tot een nieuwe ordening in “de markt”, waarbij alle ogen gericht zullen zijn op de gemeente, die enerzijds de regisseur en belanghebbende is en anderzijds de financier en facilitator (verhuurder van maatschappelijk vastgoed) van kinddiensten, zoals PSZ-werk, CJG, combinatiefunctionarissen, brede school coördinator, enz. Dit zijn en blijven wel grotendeels de partners waar in een IKC mee samengewerkt wordt. Adequate afstemming is derhalve gewenst/noodzakelijk. Deze situatie is voor De Wolden, en Wolderwijs in het bijzonder, nieuw en wat onwennig. Vaak leidt actie tot reactie. Door opschaling (Doomijn, VCPOZD) middels fusie en overname worden de belangen en “de (existentie)strijd” erom alsmaar scherper. Met name VCPOZD, Doomijn en Welzijn De Wolden zullen zich niet op voorhand bij de keuzes van Wolderwijs neerleggen. Zeker omdat zij samen met Wolderwijs de oprichters zijn van Stichting Kinderopvang De Wolden.
Noot: Wolderwijs - VSPOZD - Welzijn De Wolden hebben samen de: stichting Kinderopvang De Wolden opgericht. Deze opvang is niet geregistreerd in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen ( http://www.landelijkregisterkinderopvang.nl/ ) Zie volledige opgave voor De Wolden in bijlage 1.
Ouders Ouders brachten hun kind naar school, waren klant bij de kinderopvang en worden bij een IKC een daadwerkelijke partner in de ontwikkeling en opvoeding van hun kind. Ook zij zullen moeten wennen aan deze “one stop shopping”situatie, waar de binnen- en buitenschoolse ontwikkeling door elkaar heen lopen, en waarbij zij actief en direct betrokken zijn. Een veelal gewenste situatie, maar er is altijd angst voor verandering.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
5 / 28
Integraal Kindcentrum (IKC) Wat is een IKC? Een IKC is een maatschappelijke onderneming waarin betrokkenen de ontwikkeling van kinderen als centraal uitgangspunt hebben, en kent de volgende definitie: 1. Een IKC is een voorziening voor kinderen van 0 tot met 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, te spelen, te ontwikkelen en anderen te ontmoeten. 2. Het IKC biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang, ontwikkeling, zorg, welzijn en vrije tijd. Een IKC is geen doel op zich, maar een middel om inhoudelijke doelen te bereiken. Het IKC wordt gekenmerkt door de volgende vijf punten: 1. Één organisatie, één aanspreekpunt, één team, één management, één ongedeelde klantengroep. 2. Voor ieder kind: ook niet WKKP1 -kinderen, kinderen uit speciaal onderwijs, e.d. 3. Verbinding met de wijk, thuisnabij, ruime openingstijden (van 07.30 – 18.30 uur en dat 5x 52 w/pj). 4. Ruime keuzemogelijkheden. 5. Divers ontwikkelingsaanbod, uitgevoerd door een multidisciplinair team. Het bijzondere aan een IKC is de intensieve samenwerking tussen verschillende partijen. Bij de ontwikkeling van een IKC gaat het niet alleen maar over het toevoegen van extra diensten aan de school. Het is het herontwerp van een organisatie waarin bestaande werksoorten efficiënter en effectiever voor zowel ouders als kinderen, waar organiserende instellingen bij elkaar gebracht worden. Op die manier ontstaat er een model waar de kwaliteit van de dienstverlening en de in te zetten middelen opnieuw op elkaar afgestemd zijn; niet opnieuw ‘opgestapeld’ maar fundamenteel opnieuw ontworpen en in elkaar vervlochten. Voor een duidelijke samenvatting zie: www.youtube.com/watch?v=HnOYPSaRGdI
Meerwaarde van een IKC De meerwaarde van een IKC wordt gekenmerkt door de volgende punten: De doorgaande lijn. Kinderen bevinden zich van (0) 3 tot 13 jaar en gedurende de hele dag in een zelfde pedagogisch klimaat en een zelfde professionele gerichtheid. Eenduidige opvoedkundige principes worden gehanteerd, alhoewel er in het dagritme andere sferen en verschillende werksoorten/werkaanpak bestaan. VVE: dekkend aanbod Door middel van een dekkend aanbod van professionele Voor- en Vroegschoolse Educatie worden er meer kansen gecreërd voor leerlingen met ontwikkelingsachterstanden en een doorgaande lijn Peuterspeelzaal – Basisschool. Versterking van de begeleiding van de kinderen en ouders Door samenwerking van leerkrachten en pedagogische medewerkers ontstaat een breed beeld van hoe kinderen op school en in hun vrije tijd functioneren. De gezamenlijke verantwoordelijkheid die het team ontwikkelt stelt de medewerkers in staat beter in te spelen op de specifieke competenties van het kind.
1
WKKP wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
6 / 28
Combinatiefuncties Begeleiders die vanuit de opvang of het verenigingsleven werkzaam zijn die de bevoegdheid hebben van onderwijsassistent of leerkracht, kunnen in de meer didactische processen worden ingezet. (Vak)leraren (bijv. gymnastiek, muziek, dans, drama, schaken, creativiteitsactiviteiten) uit het PO kunnen na school activiteiten verzorgen. De multifunctionaliteit van het gebouw Huisvesting onder één dak biedt de mogelijkheid gezamenlijk ruimtes te creëren en te gebruiken. Het blijft echter wenselijk dat leren en vrije tijd in andere sferen/ruimtes kan plaatsvinden. De school en de buitenschoolse opvang dienen naast gezamenlijke ruimtes ook de beschikking te hebben over eigen, meer specifieke ruimtes. Een aanbod aan creatieve en sportieve activiteiten na schooltijd Kinderen hebben de gelegenheid hun talenten te ontdekken op gebieden die op een 'gewone' school minder aandacht kunnen krijgen. Als deze activiteiten in de directe omgeving plaatsvinden, kunnen kinderen hun eigen keuze maken en zelfstandig aan de activiteiten deelnemen. De mogelijkheid om vrij te spelen Zowel kinderen die gebruik maken van de kinderopvang als kinderen die daar geen gebruik van maken, hebben behoefte aan een plek waar zij zonder toezicht van volwassenen kunnen spelen. Een buitenruimte, waarbij de balans wordt gevonden tussen overzicht, geborgenheid, uitdaging en veiligheid, kunnen deze functies gecombineerd worden. Sociale vaardigheden en respect Een IKC biedt een omgeving met de mogelijkheid tot georganiseerde en ongeorganiseerde activiteiten, waardoor kinderen hun sociale vaardigheden kunnen versterken en respect voor anderen leren ontwikkelen. Een aanbod van zorg en opvoedingsondersteuning in de directe omgeving Hierdoor wordt de drempel voor ouders, kinderen en medewerkers verlaagd om over opvoeding te praten. Daardoor kunnen mogelijke opvoedingsproblemen in een later stadium worden voorkomen. Versterking van de sociale cohesie Door de voorziening met een rijk aanbod het middelpunt te laten zijn van de wijk, wordt de samenhang in de wijk versterkt. Het betrekken van het verenigingsleven en bedrijven biedt hiertoe mogelijkheden.
Uitgangspunten Bij de realisatie van het intensieve samenwerkingsproces zijn opvang, welzijn, zorg en onderwijs gelijke partners en vullen zij elkaar aan bij de realisatie van het dienstenpakket in een samenhangend opvoedings- en ontwikkelingsklimaat voor kinderen. Kinderen, ouders en medewerkers zijn actieve partners bij het ontwikkelproces van ieder kind én bij de gemeenschap als geheel. School en opvang streven naar een optimale kwaliteit van dienstverlening, waarbij continuïteit in personeel, plaats en tijd cruciaal zijn. De omgeving (IKC als dienst en gebouw) moet het kind steun en structuur bieden. Ceremonies, rituelen, dagstructuur en een overzichtelijke en passende accommodatie zijn daarvoor essentieel. Om de sociale cohesie te kunnen bevorderen en bij te kunnen dragen aan een veilige, duurzame en leefbare omgeving, vinden de partners het belangrijk dat kinderen een actief en democratisch burgerschap eigen maken. School en opvang zoeken, in het belang van de vergroting van de ontwikkelingskansen van kinderen, proactief contact en samenwerking met derden zoals Centrum voor Jeugd en Gezin, zorg-, welzijn- en vrijetijdsorganisaties en het bedrijfsleven. De intensieve samenwerking sluit aan bij de lokale educatieve agenda (LEA). School en opvang willen uiteindelijk gezamenlijk uitvoerder zijn van het integraal lokaal jeugdbeleid voor 0 tot 13. De rol van zorg-, welzijns- en vrijetijdsorganisaties binnen de intensieve samenwerking zal in ieder werksegment een eigen karakter hebben. Wanneer het IKC een belangrijke rol vervult, zullen ook de zorg-, welzijns- en vrijetijdsactiviteiten steeds meer binnen en vanuit het IKC plaatsvinden, zoals wijk- ontmoetingsactiviteiten, activiteiten om kinderen te stimuleren vroegtijdig deel te nemen aan de samenleving (burgerschapsvorming).
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
7 / 28
Formule De formule voor een IKC bestaat uit de volgende uitgangspunten: Eén aanspreekpunt Er is één loket met één aanspreekpunt voor alle diensten dat functioneert als maatschappelijk ondernemer. Betaalbaar De dienstverlening is -afhankelijk van de politieke/fiscale keuzes- betaalbaar. Betrouwbaar De intensieve samenwerking/IKC zorgt ervoor dat ouders hun kind met een gerust hart over kunnen laten aan professionals. School en opvang leggen gezamenlijk verantwoording af over de ontwikkeling van ieder kind. Ruime openingstijden en keuzemogelijkheden De intensieve samenwerking/IKC heeft vaste openingstijden en is het hele jaar open (m.u.v. de weekenden en feestdagen). Ouders kunnen kiezen voor meer arrangementen, waarbij de mogelijkheden van het kind uitgangspunt zijn. Menselijke maat De menselijke maat is meetpunt: veiligheid en geborgenheid, zorg voor voldoende eten, drinken, rust en ontspanning op een voor de kinderen behapbare manier. Verbinding met omgeving De intensieve samenwerking/IKC brengt de omgeving in de netwerksamenwerking en de accommodatie en verbindt zich met maatschappelijke organisaties. Individuele ontwikkeling De intensieve samenwerking/IKC is gericht op optimale individuele ontwikkeling (sociaal- emotioneel, cognitief, creatief en fysiek) en werkt met ontwikkelingslijnen gericht op optimale ontwikkeling van de talenten van de kinderen. De partners streven ernaar kinderen te ontwikkelen tot wie ze zijn, en kinderen worden begeleid naar zelfstandigheid. Vanuit de samenwerking/IKC wordt ernaar gestreefd kinderen op een hen passend niveau in het vervolgonderwijs te krijgen. Optimale ontwikkelomgeving De inrichting van de ruimtes, de houding en het gedrag van de medewerkers, groeperings- en werkvormen en de structuur in tijd en activiteiten zorgen voor basisveiligheid én uitdaging. Medewerkers zijn begeleiders en vullen hun rol in binnen de structuur die op dat moment en in die situatie het best past bij het kind. Er wordt gewerkt met gevarieerde spel- en leerbronnen (ICT, gedifferentieerde werkvormen/leersituaties). Professionele en gemotiveerde medewerkers De intensieve samenwerking/IKC bestaat uit medewerkers die willen uitblinken om steeds het optimale te bereiken. Er wordt gezorgd dat deze medewerkers zich voortdurend verder kunnen ontwikkelen. Daarnaast wordt er soms gewerkt met gespecialiseerde krachten op diverse terreinen die inzetbaar zijn op bijzondere onderdelen van de dienstverlening. Er wordt gezorgd voor goede begeleiding (via inzet mentor, inzet, pedagogische coach, inzet vakkrachten, team voor groep kinderen etc.). Transparante, professionele cultuur De intensieve samenwerking/IKC kent een professionele cultuur waar iedereen verantwoordelijkheid draagt voor het geheel en voor de eigen rolinvulling. Het werk van de professionals is transparant voor ouders en begrijpelijk voor de kinderen (via een elektronisch dossier, elektronisch portfolio, een open oog voor privacybescherming, communicatie, etc.). Medewerkers doen wat ze zeggen en ze zeggen wat ze doen. Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
8 / 28
Eén curriculum Er dient een curriculum vastgesteld te worden dat als uitgangspunt dient voor alle betrokkenen. Professionals dienen met elkaar af te stemmen hoe ze tot dit curriculum gaan komen. Derhalve is het nodig consensus te bereiken over hoe binnen- en buitenschoolse ontwikkeling van kinderen van 0 tot 13 jaar en activiteiten gaan integreren. Professionals werken in één team vanuit één curriculum waarbij ouders als daadwerkelijke partners in opvoeding worden gezien. Werken met verschillende denominaties binnen één IKC kan hierin een struikelblok zijn. Het is echter wel mogelijk, mits alle betrokkenen consensus bereiken over één ongedeeld curriculum. Kernpunten in het profiel van de intensieve samenwerking zijn: ● De brede ontwikkeling van kinderen door een rijk en gevarieerd aanbod van activiteiten (op alle ontwikkelingsgebieden). ● Verbreding van de zorg rond kinderen (preventief en curatief). ● Kwalitatief goede dienstverlening afgestemd op de behoefte van kinderen en ouders (marktbenadering).
Voorbeelden elders ) Laterna Magica in Amsterdam ( http://www.obslaternamagica.nl Laterna Magica is sinds 1 november 2011 een Integraal Kindcentrum. De school is geïntegreerd met de buitenschoolse opvang en deze overlappen elkaar gedurende de dag. Kinderen van 0 tot 13 kunnen hier op werkdagen van 7.30 tot 18.30 terecht. In het gebouw zijn geen traditionele lokalen aanwezig, maar er zijn veel open ruimtes die met elkaar verbonden zijn. De kinderen zijn opgedeeld in stamgroepen van maximaal 20 kinderen, waarin kinderen zitten van verschillende leeftijden: 0-3, 3-8 en 8-13 jaar. Deze stamgroepen hebben elk een vaste coach die de kinderen begeleidt en de ontwikkeling van het kind volgt. De coach heeft intensief contact met de kinderen en hun ouders. Afhankelijk van de ontwikkeling van het kind bespreekt de coach met het kind hoe zijn of haar dagritme er uit ziet. De leer- en ontwikkellijnen worden gevolgd en aan de hand van een portfolio. Het uitgangspunt is dat kinderen de hele dag door van elkaar kunnen leren. Voor ieder kind wordt er gekeken wat het beste is voor zijn of haar ontwikkeling (Roozenbeek et al., 2015). De Wijde Wereld in Uden (h ttp://www.dewijdewereld.eu ) Op basisschool de Wijde Wereld in Uden worden allerlei activiteiten aangeboden in een zogeheten ‘speelleercentrum’. Er is voor Kinderen van 6 weken tot 4 jaar oud mogelijkheid voor opvang. In dit speelleercentrum wordt in blokken regulier basisonderwijs aangeboden volgens de meervoudige intelligentie-visie van Howard Gardner. Ook speelt De Wijde Wereld in op ouders met vroege of late werktijden: er is iedere dag vanaf 7 uur voorschoolse opvang beschikbaar. Na schooltijd kunnen kinderen tot 7 uur 's avonds op locatie blijven tot zij weer worden opgehaald. Dit geldt ook voor de schoolvakanties, maar niet voor de weekenden. Ook worden er warme maaltijden verzorgd. De voorzieningen op De Wijde Wereld spelen hiermee in op de variërende werktijden van ouders. Vanuit dit uitgangspunt is er een grote verscheidenheid aan voorzieningen gecreëerd, waar kinderen pedagogisch gezien veel baat bij kunnen hebben. De Wijde Wereld speelt daarmee zowel vanuit praktisch als pedagogisch oogpunt in op de huidige maatschappij (Roozenbeek et al., 2015).
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
9 / 28
Praktische scenario’s De Wolden Korte en lange termijn Zoals benoemd heeft Wolderwijs de ambitie om in de dorpen Ruinen, De Wijk, Zuidwolde en Ruinerwold brede scholen door te ontwikkelen tot integraal kindcentrum (IKC). In Ruinen en De Wijk is er sprake van leegstand van onderwijshuisvesting, wat een lancering per 17 augustus 2015 vergemakkelijkt. Bij het bereik van consensus van betrokken partijen is een gelijktijdige start in Zuidwolde en Ruinerwold mogelijk. Voorwaarde hiervoor is wel dat de gemeente De Wolden meewerkt t.a.v. gebruik van onderwijshuisvesting, beschikbaar stellen van maatschappelijk vastgoed en de inzet van combinatiefunctionarissen en brede school coördinator. Op de langere termijn zal de satellietwerking naar de andere (scholen in de) dorpen ontwikkeld moeten worden. In het op te stellen businessplan zal dit uit gewerkt worden. Bij de start worden opvang-kinddiensten rondom het (autonoom, opzichzelfstaand) onderwijs georganiseerd en geëxploiteerd. In de ontwikkelfase 2015 - 2020 zal steeds meer integratie plaatsvinden, waardoor de scheidslijnen tussen onderwijs en de andere kinddiensten vervagen en in elkaar overgaan. Dit zijn in het begin vooral inhoudelijke ontwikkelprocessen, waar alle stakeholders bij betrokken zijn. De ontwikkeling van één gemeenschappelijk curriculum is de basis. Adequate IKC’s zullen op termijn bijdragen aan een passende ontwikkeling van kinderen en goede facilitering van de ouders in De Wolden. Deze totaal dienstverlening wordt zo ontwikkeld dat Wolderwijs ook na 2020 e.v. een duurzame toekomst heeft ondanks de gevolgen van de demografische krimp van 17%. IKC’s dragen bij aan de levensvatbaarheid van kleine kernen en behoudt van een passend, rijk gevarieerd aanbod aan kinddiensten in de thuis-nabijheid van kinderen en hun ouders.
Onderwijs en maatschappelijk ondernemen Op financieel vlak is het komen tot IKC’s wenselijk en haalbaar. Publieke en private sectoren komen bij elkaar waardoor het onderwijs (Wolderwijs) fungeert als maatschappelijk ondernemer. Als de kinderopvang door en binnen de school en het schoolgebouw (met onderwijsbestemming) geëxploiteerd wordt, is de kostprijs in zijn algemeen lager dan die van kinderopvangondernemers. Een visuele weergave van de constructie van het komen tot IKC’s staat in figuur 2. Daarbij is wel de opdracht dat er optimaal gebruik gemaakt wordt van de aanwezige (onderwijs)middelen en voorzieningen : huisvesting en inrichting, locatie-aansturing, administratie en registratie van kinderen, het buitenterrein, enz. Een IKC wordt ontwikkeld als een “onderneming” en moet voldoen aan de 6 punten waar iedere onderneming aan moet voldoen (zie hoofdstuk randvoorwaarden: maatschappelijke onderneming). Figuur 2.
Noot: Deze organisatiestructuur voldoet aan de rijksoverheidsnormen en is vergelijkbaar met scenario III van Berenschot (zie bijlage 2). Aangezien de BRIN-nummers onvervreemdbaar zijn en onderwijs zelf geen andere kinddiensten mag exploiteren, is het nevengeschikt plaatsen van de onderwijs- (Wolderwijs) naast een op te richten kinderopvangrechtspersoon onder een holding een adequate oplossing
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
10 / 28
IKC’s krijgen een centrale rol en een maatschappelijke functie. Hierbij wordt er verbinding gemaakt met arrangementen in het dorp. Het IKC is de uitvoerder van het locale jeugdbeleid van de gemeente. Op één plek, in één organisatie rondom alle kinddiensten: passend onderwijs en jeugdhulp, binnen- en buitenschoolse arrangementen, club-, buurt- en jongerenwerk, en ten slotte het verenigingsleven binnen het dorp, de buurt, en de gemeenschap. Als er dan vanuit een visie, een curriculum, een aanpak gedacht, gehandeld en gewerkt wordt, wordt het nieuwe credo van de gemeente waar gemaakt: een kind, een gezin, een plan, een aanpak, en dat thuisnabij. Per IKC wordt in werkgroepen met de aanwezige professionals en ouders als opvoedpartners gewerkt aan het curriculum en praktische (dag)arrangement. De basis vormt het meerjarige strategische beleidsplan (visie) en schoolwerkplan (praktisch jaarrooster). Wolderwijs en IKC’s Wolderwijs deelt met derden stichting kinderopvang De Wolden. Deze stichting is minder/niet geschikt om separaat als Wolderwijs te komen tot IKC’s. Bij het ontwikkelen van IKC vanuit stichting kinderopvang De Wolden moet ook VCPOZD mee genomen worden. Dat zou betekenen dat beide schoolbesturen hetzelfde curriculum hebben. Het wezen/de aard van beide schoolbesturen is echter te verschillend, ook het onderscheidend vermogen zou daarmee verdwijnen. Als er met een gedeeld/gezamenlijk curriculum gewerkt kan worden, zijn er mogelijk anders ambities nastrevenswaardig zoals bijvoorbeeld samenwerkingsscholen of kaveling over dorpen.
VVE Bij het bieden van PSZ/VVE-programma’s dient er van uit gegaan te worden dat de gemeente naar verhouding subsidie verstrekt aan de IKC’s bij uitvoering van peuterwerk/PSZ/VVE.
0 - 13 of 2,5 - 13 jaar Er ligt een vraagstuk omtrent het integreren van baby’s en dreumesen in IKC’s. Dit heeft inhoudelijke voordelen. Het is zinvol om met gastouders of zzp’ers, die werken volgens het curriculum van Wolderwijs, in zee te gaan om baby’s/dreumesen op te vangen, als (vooralsnog) binnen het IKC geen baby/dreumes-opvang mogelijk is. Belangrijk is aan te tekenen dat het integreren van baby’s en dreumesen praktisch gezien enkele vraagstukken met zich mee brengt, zoals exploitatie van deze opvang en het inrichten van passende, wettelijk voorgeschreven ruimten zoals slaapkamers en verzorgingsunits.
Netwerkaanpak Binnen IKC’s is het van belang om goed samen te werken met de combinatiefunctionaris en de brede school coördinator. Enerzijds om een aansluitend arrangement te maken waarbinnen plaats is voor zowel buitenschoolse activiteiten als BSO en de binnen en buitenschoolse ontwikkeling van leren - spelen - opvang - vrije tijd - zorg op een natuurlijke wijze in elkaar overgaat en en een integraal geheel vormen. Ook voor een evenwichtige verdeling van kinddiensten buitenschoolse activiteiten (voor dagarrangementen in de dorpen zonder IKC is collectief maatwerk vereist).
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
11 / 28
Swot: IKC van Wolderwijs Sterkte
Zwakte
-
-
-
sterke onderwijsorganisatie met een goed curriculum sterke maatschappelijke positie als onderwijsinstelling overheersend marktaandeel goed netwerk goede spreiding over de gemeente professionele cultuur gefundeerde ambitie
onbekend met ondernemerschap onbekend met exploiteren van andere kinddiensten nauwelijks leegstand kleine scholen op substantiële afstanden van elkaar investeringsvermogen/opstartkapitaal
Kans
Bedreiging
-
-
-
opvangmogelijkheden voor de gevolgen van demografische krimp behoud van eigen organisatie, werkgelegenheid versterking van de maatschappelijke positie als brede kinddienst-aanbieder
-
huidige partners van Wolderwijs blokkeren in de samenwerking gemeente durft zich onvoldoende te verbinden recht/macht van GMR onvoldoende middelen voor opstart/voorfinanciering ondermijning kritische massa door buitenschoolse activiteiten door combinatiefunctionarissen autonoom beleid/strategie van de brede school coördinator
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
12 / 28
Randvoorwaarden Maatschappelijke onderneming De maatschappelijke onderneming moet aan de volgende eisen voldoen: ● Tegemoet komen aan een duidelijk gedefinieerde behoeften en/of doelstelling. ● De verwachtingen van de klanten bevredigen. ● Voldoen aan van toepassing zijnde normen en specificaties. ● Voldoen aan maatschappelijke eisen. ● Beschikken tegen concurrerende prijzen. ● Economisch verantwoord leveren. Deze punten zullen in een nader businessmodel voor de IKC’s van Wolderwijs moeten worden uitgewerkt. Een eerste globale opzet hiervoor staat in bijlage 4.
Onderwijsontwikkeling Een IKC is niet het naast elkaar brengen van partijen, met behoud van eigen autonomie. Derhalve dient ook het onderwijs slagen te maken richting integratie. Er dienen kaders te komen voor een onderscheid tussen formeel en informeel leren. Binnen een IKC “beweegt” iedere oorspronkelijke partner naar nieuwe rollen.
Integraal werken met private en publieke middelen Een IKC wordt opgebouwd op basis van publieke en private middelen, die in gezamenlijkheid ingezet worden, maar wel separaat moeten worden verantwoord. Ook binnen het huidige stelsel is dit mogelijk. Door de gezamenlijke inzet van middelen zijn meer kinddiensten mogelijk: een team, een directie, een organisatie, een manager/directeur, gezamenlijke en gedeelde accommodatie en buitenterrein.
Actie - reactie in het maatschappelijk veld Wolderwijs zal er rekening mee moeten houden dat er enkele spanningen op het pad zullen komen: direct met Stichting Kinderopvang De Wolden (en de founders ervan) en Doomijn (ter illustratie weergegeven in figuur 3), indirect met ouders die hun kinderen bij Doomijn in de opvang hebben. Ook intern zullen er spanningen ontstaan aangezien er ook binnen het onderwijs de nodige veranderingen zullen plaatsvinden. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat veranderingen bij mensen (ook al levert het op termijn voordeel op), weerstand oproept.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
13 / 28
Figuur 3.
noot: constellatie met 4 organisaties stichting kinderopvang De Wolden - Wolderwijs Kinderopvang - de reguliere/bestaande opvang - reguliere/bestaande PSZ-en maakt duidelijk dat er strijd op deze op zich beperkte, verdringingsmarkt zal ontstaan. Als Wolderwijs vanuit haar dominant marktaandeel haar ambities waarmaakt, blijft er weinig ruimte van de andere actoren in dit veld.
Afstemming met combinatiefunctionarissen en brede school coördinator De niet onderwijs kinddiensten (binnen een IKC) worden als een ondernemer geëxploiteerd. Hier is een zekere kritische massa voor nodig. De (buitenschoolse) activiteiten van kunnen concurrentieel zijn voor de BSO, zowel door het gegeven dat gratis aangeboden worden, maar vooral ook door de aantallen. Opvang (0 -13 jaar) is groepsopvang met een wettelijk kind leidsterratio en daarmee in kritisch verdien model. Het werk van de brede school-coördinator dient complementair/ondersteunend te zijn aan de doelstelling en ambities van het IKC, omdat het IKC onvoldoende geïntegreerd raakt in de lokale gemeenschap, de verbinding eerder verliest of in de weg staat, terwijl het IKC zich juist wil/moet positioneren in sociale domein: “Spiegel van het dorp/gemeenschap”.
Algemeen ● Instemming GMR. Als het over IKC’s gaat, lopen de belangen van de ouder- en personeelsgeleding nogal eens uit elkaar. Dit proces vraagt goede. tijdige communicatie en management. ● Vinden van opstart-kapitaal. Onderwijs mag niet investeren in niet onderwijsdiensten. en stevige nevenstichting (Wolderwijs Kinderopvang) is derhalve van belang. ● Veranderingen in het onderwijsveld leiden vaak tot commotie in kleine kernen. De aanwezigheid van een school/het onderwijs wordt (ten onrechte) gezien als de ultieme en enige voorwaarde tot het levensvatbaar houden van een kleine kern. Ambtelijke en bestuurlijk is hierover vaak goed consensus te verkrijgen, echter het politieke debat hierover leidt niet altijd tot de gewenste oplossingen: goede communicatie en verbinding/beïnvloeding is nodig.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
14 / 28
Kritische massa Situatie per 17.08.2015 In Ruinen en De Wijk is er sprake van leegstand van onderwijshuisvesting, wat een lancering per 17 augustus 2015 vergemakkelijkt. Bij het bereik van overeenstemming met de gemeente over huisvesting (maatschappelijk vastgoed tegen condities van huisvesting met onderwijsbestemming) is een gelijktijdige start in Zuidwolde en Ruinerwold mogelijk.
Krimpscenario De Wolden Zoals benoemd stelt Wolderwijs in haar meerjarenbegroting 2015 t/m 2018 een krimp van ruim 17 procent te verwachten in het totaal aantal basisschoolleerlingen. Van de leerlingen van 4 t/m 7 jaar wordt een krimp van ongeveer 15 procent verwacht. In tabel 2 staat het aantal groepen KDV en BSO (met cijfers van 2014) weergegeven. Met deze getallen is doorgerekend in tabel 3, waaruit blijkt dat de potentie van kinderopvang Wolderwijs kan groeien. Dit houdt in dat er een stevig fundament bestaat voor het vormen van IKC’s in de vier grote kernen. Diensten binnen IKC’s zullen groeien waarmee de krimp gecorrigeerd kan worden.
Tabel 2. Plaats en school
2014
4 jarigen 0 - 3 jarigen groepen KDV
groepen BSO
Ruinerwold De Dissel
196
25
74
1,23
0,98
Ruinen 't Oelebröd
242
30
91
1,51
1,21
De Wijk OBS De Horst
227
28
85
1,42
1,14
Zuidwolde ‘t Groene Hart
310
39
116
1,94
1,55
Oosteinde De Wezeboom
75
9
28
0,47
0,38
Veeningen Het Veldboeket
81
10
30
0,51
0,41
Koekange De Rozenbottel
115
14
43
0,72
0,58
Kerkenveld De Bosrand
34
4
13
0,21
0,17
Echten’ t Echtenest
34
4
13
0,21
0,17
Drogteropslagen Klimtoren
44
6
17
0,28
0,22
1358
169
509
8,49
6,79
Totaal
Legenda: groepsgrootte KDV 12 en BSO 20 kindplaatsen. Deelnamepercentage KDV: 50% en BSO 25%. Aantal dagdelen KDV: 40% en BSO 40% Tabel 3.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
15 / 28
Omzet - rendementsraming IKC (niet-onderwijsdiensten) Tabel 2 geeft een overzicht van potentieel aantal groepen 0 - 4 jarigenopvang en BSO op basis van een technische/statistische analyse van de kinderaantallen van/rondom Wolderwijs scholen. In tabel 3 staat een overzicht van de omzet (en de daaruit gedestilleerde capaciteit) opvang direct gelieerd aan de 4 Wolderwijs-scholen die kunnen transformeren in IKC’s. Geel gearceerd staat potentiële capaciteit de kindplaatsen van Wolderwijs opvang in IKC’s en de gerealiseerde, huidige capaciteit van Domein in de nabij van die 4 scholen. Hieruit blijkt een groeipotentieel voor het IKC (op termijn).
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
16 / 28
Conclusie Een ontwikkeling richting een opzet van IKC’s is positief te noemen. In het werkveld wordt er voor het komen tot IKC’s regelmatig gesproken over stelselwijzigingen, bijvoorbeeld door de Brancheorganisatie Kinderopvang, de MO Groep, en de PO-Raad (zie bijlage 3). Echter, binnen de zogeheten Bereschot-scenario’s ligt er, ook in gemeente De Wolden, voor Wolderwijs de juridische ruimte om te komen tot IKC’s. Als de gemeente zich in het proces als partner opstelt (t.a.v. onderwijshuisvesting, beschikbaar stellen van maatschappelijk vastgoed en de inzet van combinatiefunctionarissen en brede school coördinatoren) is het mogelijk om na de zomer op verantwoorde wijze de eerste IKC’s in de vier grote kernen te lanceren. Deze kunnen dan als satellietfunctie fungeren voor de overige kernen in gemeente De Wolden. Voor goed functionerende IKC’s is een bepaalde kritische massa van fundamenteel belang. Deze is haalbaar, met name als er een integraal aanbod vanuit een integraal aanbod voor 0 (2,5) tot 13 jaar gerealiseerd wordt die een satellietwerking heeft naar scholen in andere dorpen.
Advies Voor het exploiteren van IKC’s zijn voor Wolderwijs de volgende punten van belang: Periode april - juli ● Consensus bereiken over Go/No-Go ● Het opzetten van een juridische structuur zoals weergegeven in figuur 2. ● IKC-visie dient te integreren in het meerjarenbeleid van Wolderwijs. ● Consensus tussen alle betrokken professionals bereiken over hoe het nagestreefde curriculum er uit ziet. ● Middels een op te zetten projectorganisatie komen tot inrichting en exploitatie met als doel de nodige voorbereidingen te treffen en plannen operationeel te maken. ● Communicatieplan opstellen met daarin aandacht voor eigen organisatie (personeel - ouders - GMR), conculega’s, gemeente en l ast but not least de bevolking (dorpsraden, vertegenwoordigers van verenigingen en organisaties). Schooljaar 2015 - 2016 Voor een effectieve opzet van IKC’s is het van belang dat medewerkers bekend worden met de nieuwe werkwijze. Er moet gezocht worden naar activiteiten die integraal kunnen plaatsvinden, zowel binnen als buiten het gebouw. Betrokken professionals dienen van elkaars werkwijze op de hoogte te zijn. In deze periode is de gevormde stip aan de horizon integratie: opvang en onderwijs gaan steeds meer richting IKC, van schoolwerkplan naar kindontwikkelplan etc. Voor de betreffende directeur is het verstandig om een opleiding tot IKC-directeur te volgen. 2016 en verder IKC’s dienen zich te blijven ontwikkelen zodat er in 2020 volledig geïntegreerde kinddiensten zijn. Zowel inhoudelijk als praktisch (bijvoorbeeld vervoer) dienen er oplossingen te zijn voor kernen waar geen fysieke IKC’s aanwezig zijn. Doorontwikkelen van methoden om het ontwikkelingsrecht van kinderen in kleine kernen te handhaven?
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
17 / 28
Bronnen Literatuur Brancheorganisatie Kinderopvang, MO Groep, & PO Raad. (2015, maart 15). poraad.nl. Verkregen van https://www.poraad.nl/files/themas/school_kind_omgeving/geef_kinderen_de_ruimte_actieplan.pdf Roozenbeek, T., Roozenbeek, J., Derks, A., Derks, H., & Vereijken, P. (2015). P leidooi voor het kind: de ontwikkeling centraal . Amsterdam: SWP. Studulski, F. (2010). Op weg naar het integraal kindcentrum. Amsterdam: SWP. Winkel, van, E., Derks, H., Vereijken, P. (2011). Perspectief op het IKC. P raktisch beeldboek over integrale kindcentra en kindnetwerken. Amsterdam: SWP. Websites http://www.dewijdewereld.eu http://www.landelijkregisterkinderopvang.nl/ http://wsjg.databank.nl/Quickstep/QsReportBasic.aspx?report=krimp
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
18 / 28
Bijlage 1: Geregistreerde kinderopvang volgens het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen Allio kinderopvang Nieuwstraat (Kinderdagverblijf) Nieuwstraat 17, 7927PJ ALTEVEER GEM DE WOLDEN Houder/eigenaar: A llio Kinderopvang B.V. Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
De Boerderij (Kinderdagverblijf) Commissieweg 25a, 7957NC DE WIJK Houder/eigenaar: D e Boerderij Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
De Harlekijn (Kinderdagverblijf) Heidelaan 3, 7921EA ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
De Speelbrink (Kinderdagverblijf) Mr. Harm Smeengestraat 56a, 7963BZ RUINEN Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Doomijn KDV De Meidoorn (Kinderdagverblijf) De Meidoorn 16 12, 7958NB KOEKANGE Houder/eigenaar: S t. Doomijn Kinderopvang Noord Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Doomijn KDV Dijkhuizen (Kinderdagverblijf) Dijkhuizen 68a, 7961AM RUINERWOLD Houder/eigenaar: S t. Doomijn Kinderopvang Noord Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Doomijn KDV Heidelaan (Kinderdagverblijf) Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
19 / 28
Heidelaan 3, 7921EA ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: S t. Doomijn Kinderopvang Noord Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Doomijn KDV Mr. Harm Smeengestraat (Kinderdagverblijf) Mr. Harm Smeengestraat 56a, 7963BZ RUINEN Houder/eigenaar: S t. Doomijn Kinderopvang Noord Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Doomijn KDV Postweg (Kinderdagverblijf) Postweg 43a, 7957BV DE WIJK Houder/eigenaar: S t. Doomijn Kinderopvang Noord Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Doomijn KDV Schoolbrink (Kinderdagverblijf) Schoolbrink 1a, 7921HG ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: S t. Doomijn Kinderopvang Noord Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Heemhuys Meta (Kinderdagverblijf) Dokter Larijweg 137, 7961NS RUINERWOLD Houder/eigenaar: M evrouw Maria Elizabeth Louisa Gerritse - den Olden Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Het Hummelhonk (Kinderdagverblijf) Nieuwstraat 17, 7927PJ ALTEVEER GEM DE WOLDEN Houder/eigenaar: M evrouw Catharina Gerarda Eleveld Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Het Speelhart (Kinderdagverblijf) Schoolbrink 2, 7921HG ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
20 / 28
Het Speelhart (Kinderdagverblijf) Kerkinge 16A, 7921HC ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Het Speelhart (Kinderdagverblijf) Schoolbrink 1, 7921HG ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Juf Ooievaar (Kinderdagverblijf) Postweg 43A, 7957BV DE WIJK Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Juf Ooievaar (Kinderdagverblijf) De Vos van Steenwijkstraat 2, 7957BG DE WIJK Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Juf Ooievaar (Kinderdagverblijf) Postweg 43a, 7957BV DE WIJK Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
MoreThanKidz Olivo (Kinderdagverblijf) Steenberger Esweg 19, 7921AW ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: M oreThanKidz Olivo B.V. Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
MoreThanKidz Olivo (Kinderdagverblijf) Bernhardlaan 3, 7921CD ZUIDWOLDE DR Houder/eigenaar: M oreThanKidz Olivo B.V. Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
MoreThanKidz Villa Olivo (Kinderdagverblijf) Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
21 / 28
Meppelerweg 22, 7921VR Zuidwolde Houder/eigenaar: M oreThanKidz Olivo B.V. Huidige status: Geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Speelhof (Kinderdagverblijf) Prinses Margrietlaan 18a, 7958SC KOEKANGE Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Speelhof (Kinderdagverblijf) De Meidoorn 16 12, 7958NB KOEKANGE Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Speelwold (Kinderdagverblijf) Gieser Wildemans 1, 7961GD RUINERWOLD Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Speelwold (Kinderdagverblijf) Dijkhuizen 68a, 7961AM RUINERWOLD Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Speelwold (Kinderdagverblijf) Dijkhuizen 68a, 7961AM RUINERWOLD Houder/eigenaar: S tichting Speelwerk Kinderopvang Huidige status: Niet meer geregistreerd Voorschoolse educatie: Nee
Bron: http://www.landelijkregisterkinderopvang.nl/
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
22 / 28
Bijlage 2: Berenschot Scenario’s
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
23 / 28
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
24 / 28
Bijlage 3: Geef kinderen de ruimte, een actieplan in 10 punten
Kinderen moeten al hun talenten in een doorgaande lijn kunnen ontwikkelen. Hiervoor zijn samenwerking en lokaal maatwerk noodzakelijk. Daarom is het in onze ogen hoog tijd dat basisscholen, kinderopvang en peuterspeelzalen mogelijkheden krijgen om hun ideaal wérkelijk te verwezenlijken: alle kinderen van 0 tot en met 12 jaar een doorgaande ontwikkeling bieden in een goed afgestemd ontwikkelingsarrangement. Gemeenten, scholen, kinderopvang- en welzijnsorganisaties, maar ook sportverenigingen en culturele instellingen werken al op veel plekken samen. De samenwerking krijgt op verschillende manieren vorm, maar het doel is altijd dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. De vorm van de samenwerking moet de inhoud volgen. Een integrale aanpak heeft positieve effecten op de ontwikkeling van kinderen en maakt het voor hun ouders eenvoudiger om opvoeding en werk te combineren. Daarom is het noodzakelijk dat er beleidsruimte komt die een breed gedragen ontwikkeling stimuleert en belemmeringen wegneemt. Doorgaande lijnen kunnen voorkomen dat leerlingen met een achterstand binnenkomen in groep 1. In het bestuursakkoord tussen OCW en de PO-Raad zijn hierover afspraken gemaakt. Er zijn verschillende vormen van samenwerking. Deze variëren van afspraken tussen de school, kinderopvang en peuterspeelzalen tot integrale kindcentra waar de school, voorschoolse voorzieningen, sport- en cultuurorganisaties (intensief) met elkaar samenwerken. In dit bestuursakkoord is afgesproken om een integraal kwaliteitskader voor kindcentra te ontwikkelen, waarmee de toezichtlast voor onderwijs en kinderopvang wordt beperkt. Ook worden mogelijke nieuwe bestuurlijke verhoudingen verkend. Op veel plaatsen hebben gemeenten, basisonderwijs, kinderopvang en welzijn al kindcentra opgezet, maar de huidige wet- en regelgeving maakt dit tot een complexe, tijdrovende en soms kostbare operatie en staat een werkelijke samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang in de weg. Daarom vragen wij beleidsruimte en oplossingen om de regeldruk te verminderen. Om dit ideaal te realiseren, is het noodzakelijk dat de wet- en regelgeving wordt aangepast. Wij maken ons daar samen sterk voor, maar willen in de tussentijd niet stilzitten. Daarom doen wij een voorstel voor experimenteerruimte waarmee de betrokken organisaties op korte termijn meer mogelijkheid krijgen om kindcentra of andere vormen van samenwerking te realiseren:
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
25 / 28
1. Een gezamenlijke visie formuleren. Een experiment begint met het formuleren van een gezamenlijke visie: wat hebben de kinderen en gezinnen in deze wijk nodig? 2. Lokaal maatwerk in verschillende contexten Door op verschillende plaatsen meerdere kindcentra te ontwikkelen, is lokaal maatwerk mogelijk. Er kunnen experimenten worden gestart in verschillende contexten, bijvoorbeeld in een krimpgebied, een vinex-wijk en een achterstandswijk. Experimenten kunnen een verschillende focus hebben, zoals het jonge kind, sport of cultuur. 3. Ruimte bieden voor combinaties van wettelijke vrijstellingen Samenwerkingsvormen, zoals kindcentra, zijn alleen mogelijk met combinaties van wettelijke vrijstellingen. Deelexperimenten laten zien dat het niet goed werkt als er alleen op onderdelen ruimte wordt gegeven. 4. Wettelijke experimenteerruimte benutten De Wet Primair Onderwijs (WPO)1 ruimte om binnen de wettelijke kaders te experimenteren. Een deel van de wettelijke belemmeringen voor de ontwikkeling van kindcentra valt binnen deze experimentele kaders. Voor zaken die hier buiten vallen, kunnen de samenwerkende partijen gebruikmaken van een voorwaardelijke vrijstelling. 5. Samenwerkingsovereenkomst Onderwijs, kinderopvang, welzijn en gemeenten hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om kinderen een goede start in het leven te bieden. De partijen die deelnemen aan een experiment bekrachtigen dit in een samenwerkingsovereenkomst. De overeenkomst gaat uit van een gelijkwaardige positie en de wettelijke kaders van de deelnemende partijen. Op basis van deze overeenkomst kunnen zij een beroep doen op de wettelijke experimenteerruimte. 6. Een goed (financieel) onderbouwd plan De experimenteerruimte wordt toegekend op basis van een goed onderbouwd plan. Het plan beschrijft de inhoudelijke en organisatorische processen en bevat een gedegen financiële onderbouwing. 7. Stabiele kwaliteit als voorwaarde Omdat het gaat om het belang van jonge kinderen, is het noodzakelijk dat de partijen een goede kwaliteit bieden en waarborgen. Dit is een cruciale voorwaarde voor de start van een experiment. 8. Wensen van ouders en instemming van (G)MR en (C)OC Het plan sluit aan bij de wensen van ouders en wordt ingediend met instemming van de (G)MR en de oudercommissie. De belangen van de ouders zijn immers groot: zij hebben belang bij een goede kwaliteit van de kinderopvang en het onderwijs, maar ook bij een integrale werkwijze. 9. De experimenten monitoren Om vast te stellen wat de effecten zijn van het gebruik van de wettelijke experimenteerruimte, worden lokale experimenten gemonitord. Wat zijn de effecten op de kinderen? In hoeverre komt het aanbod van de voorziening tegemoet aan de behoeften van de wijk/omgeving en van de ouders? En wat is de verhouding tussen de kosten en de baten van het experiment? 10. Gezamenlijke aanpak van OCW & SZW Lokale partijen die (intensief) willen samenwerken, kunnen de wettelijke experimenteerruimte uitsluitend benutten als de verantwoordelijke ministeries (OCW en SWZ) een gezamenlijke aanpak hebben.
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
26 / 28
Wij vragen de politiek ons de kans te geven om dit plan in de praktijk te brengen. Dan kunnen wij – gemeenten, onderwijs, kinderopvang en welzijn – voortvarend aan de slag gaan om het ideaal van de doorgaande lijn in een integrale voorziening verder gestalte te geven. en de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen (WKKP)2 1 Wet Primair Onderwijs, Afdeling 11B. Experimenten 2 Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen, Afdeling 6. Experimenten Bron: Brancheorganisatie Kinderopvang, MO Groep, PO Raad (2015)
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
27 / 28
Bijlage 4: Vragen vervolg businessmodel ● De volgende vragen moeten beantwoord worden: ○ pedagogische visie en uitgangspunten dagarrangementen ○ ouders ○ PR -informatie - communicatie (aan kinderen, aan ouders, aan personeel, aan derden) ○ marketing en PR ○ personeel ○ reflectie - planmatig en methodisch werken ○ monitoren - rapporteren - resultaat ○ TBVA-R: taken - bevoegdheden - verantwoordelijkheden - aansprakelijkheden & rollen, aansprakelijkheid en geschillen ○ 5xW & 1x: (voor) Wie, (door) Wie, Waarom, Waar, Wanneer & Hoe ○ accommodaties: 4 IKC’s met voor de rest satellieten Gebruik en beheer van accommodaties ○ capaciteit diverse kinddiensten kritische massa verdienmodel werkbare arrangementen: 3x IKC en 2x satelliet ○ operationele afspraken school/onderwijs andere inrichten een multidisciplinair team een manager/managementteam een plan (visie) een aanpak (een methode van werken) een curriculum een activiteitenaanbod: binnen en buitenschools een klantbenadering ○ activiteiten aansluitende dagarrangementen wijk/buurt-activiteiten brede school activiteiten combinatiefunctionaris huiswerkbegeleiding sport cultuur kinder- , tiener-, jeugd-, welzijnswerk vakantiewerk project-matig onderwijs ○ concurrentie ○ marktaandeel Beschrijving gemeente De Wolden ○ ● Opleiding directeuren ○ AVS: leesgang directeur integraal kindcentrum 2015 - 2016 ● Financiën ○ investering - exploitatiebegroting ● Kinderopvang-HKZ-geheel ○ Fides Gemert
Vereijken Advies | De Stroom 29 | 9411Mb Beilen |[email protected]| 06 - 21 80 70 81
28 / 28
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 8 oktober 2015 : XII, punt 6 : 1906 : Wethouder Jan van 't Zand
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Risicomanagement en Weerstandsvermogen. Samenvatting: De nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2015 maakt inzichtelijk welke risico’s de gemeente loopt in relatie tot de aanwezige weerstandscapaciteit. De kaders in deze nota geven de raad voldoende handvatten om het beleid te toetsen alsmede om te beoordelen of het weerstandsvermogen op peil is. Fase van besluitvorming: De Wolden had nog geen beleid inzake risicomanagement en weerstandsvermogen vastgesteld. Ontwerpbesluit: Vaststellen van de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen gemeente De Wolden 2015. Inleiding en aanleiding: Inleiding: Al enige jaren wordt er gesproken over het opstellen van deze nota. De samenvoeging gaf aanleiding de nota gelijktijdig met de nota’s voor Hoogeveen en de Samenwerkingsorganisatie op te stellen. Aanleiding: • Het voldoen aan wet- en regelgeving; • De toezegging aan de raad naar aanleiding van vragen uit uw raad en opmerkingen van de accountant. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: De Wolden had nog geen beleid inzake risicomanagement en weerstandsvermogen vastgesteld. Beoogd effect: De kaders vaststellen voor de weerstandscapacitieit en de aanwezige risico’s en de beheersing daarvan. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: Op grond van de BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) moet in de paragraaf weerstandsvermogen melding worden gemaakt van het beleid van de gemeente omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s. Tevens bevat de paragraaf een inventarisatie van
Pagina 1 van 3
de weerstandscapaciteit en de aanwezige risico’s. Middels deze nota stelt u de kaders voor de weerstandscapaciteit en de risico’s vast. Op basis van deze kaders kan periodiek worden getoetst of de beleidsuitgangspunten worden gehaald. De paragraaf weerstandsvermogen wordt jaarlijks opgenomen in de programmabegroting. In de paragraaf weerstandsvermogen wordt de beschikbare weerstandscapaciteit afgezet tegen de benodigde weerstandscapaciteit. Met andere woorden wat is de capaciteit van de gemeente om aanwezige risico’s te dekken zonder dat de beoogde doelstellingen gevaar lopen. Met het vaststellen van deze nota alsmede de opgenomen paragraaf weerstandsvermogen in de programmabegroting 2016 voldoet u aan de wens van de raad om inzichtelijk te maken welke risico’s de gemeente loopt in relatie tot de aanwezige weerstandscapaciteit. De kaders in deze nota geven de raad voldoende handvatten om het beleid te toetsen alsmede om te beoordelen of het weerstandsvermogen op peil is. Het risicomanagement zal worden verankerd binnen de gemeentelijke bedrijfsvoering. De gemeentelijke bedrijfsvoering valt onder de integrale verantwoordelijkheid van het college. Argumenten ontwerpbesluit: 1. Met het vaststellen van de nota wordt voldaan aan de wet- en regelgeving (Besluit Begroting en Verantwoording); 2. Hiermee komt het college de toezegging aan de raad na om inzichtelijk te maken welke risico’s de gemeente loopt in relatie tot de aanwezige weerstandscapaciteit. Kanttekeningen: Niet van toepassing. Alternatief beleid: Deze nota niet vaststellen levert belemmeringen op in een efficiënte aanpak van het risicomanagement en ook wordt er dan niet voldaan aan de wet- en regelgeving. Financiële effecten: N.v.t. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: Het voldoen aan wet- en regelgeving op grond van de BBV. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De nota wordt na vaststelling gepubliceerd op de website (in- en extern). Fatale termijnen: Na vaststelling van de nota kan dit worden meegenomen in het risicomanagement binnen de organisatie. Aanpak en uitvoering: Jaarlijks wordt de paragraaf Weerstandsvermogen opgesteld als onderdeel van de programmabegroting en jaarstukken. Gedurende het begrotingsjaar wordt periodiek gerapporteerd indien er substantiële wijzigingen zijn ten opzichte van de vastgestelde paragraaf. In de jaarrekening wordt jaarlijks verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid. Toetsing vindt met name plaats aan de hand van de ratio weerstandsvermogen. In de nota is opgenomen dat we minimaal een ratio nastreven dat minimaal de kwalificatie ‘voldoende’ heeft.
Pagina 2 van 3
Bijlagen: - Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2015. Zuidwolde, 24 september 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 3 van 3
Ontwerp Nr.
XII / 6
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september 2015; Besluit: • •
de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen gemeente De Wolden 2015 vast te stellen; de nota in werking te laten treden op 1 november 2015.
Zuidwolde, 8 oktober 2015 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen
September 2015
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4.
Inleiding ........................................................................................................ 3 Aanleiding ..................................................................................................... 4 Nadere toelichting .......................................................................................... 5 Doelstellingen en wettelijke kaders ................................................................... 6 4.1. Doelstellingen ........................................................................................... 6 4.2. Wettelijke kaders ...................................................................................... 6 4.2.1. Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) ........ 7 4.2.2. Verordening art. 212 ........................................................................... 7 5. Norm weerstandsvermogen en de risicohouding ................................................. 8 5.1. Norm ....................................................................................................... 8 5.2. Weerstandsvermogen beneden de norm ....................................................... 9 5.3. Risicohouding ........................................................................................... 9 6. Risicomanagement ....................................................................................... 10 6.1. Identificatie ............................................................................................ 11 6.2. Beoordeling ............................................................................................ 11 6.3. Risicomatrix............................................................................................ 11 7. Risicomanagement via Planning & Control cyclus .............................................. 13 8. Taken en bevoegdheden ................................................................................ 13
2
1
Inleiding
Een risico is een onzekere of te verwachten gebeurtenis met mogelijke gevolgen voor een doelstelling. Een gebeurtenis doet zich voor door interne en/of externe oorzaken. Risicomanagement is een continu proces dat ten aanzien van de doelstelling risico's identificeert en beoordeelt. Er zijn verschillende gebieden waarop risicomanagement toegepast kan worden; financieel risicomanagement richt zich op het beheersen van financiële risico's. Dat is dan ook het gebied waarop deze nota is gericht. In deze nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen worden de kaders vastgesteld voor het integrale risicomanagement. In deze nota worden de volgende doelstellingen beoogd: •
Het voldoen aan wet- en regelgeving;
•
Inzicht krijgen in de strategische risico’s;
•
Onderbouwing van het weerstandsvermogen;
•
Vermindering van het negatieve effect van risico’s op het bestaande beleid en de kwaliteit van de bestaande voorzieningen;
•
Optimaliseren van interne beheersing als onderdeel van integraal management.
Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (hierna: BBV) moet in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de gemeenten melding worden gemaakt van het beleid van de betreffende gemeente over de weerstandscapaciteit en de risico’s. Met behulp van de ratio weerstandsvermogen wordt beoordeeld of de hoogte van het weerstandsvermogen op peil is. Het uitgangspunt is dat de ratio weerstandsvermogen in ieder geval de kwalificatie voldoende heeft (een ratio tussen de 1,0 en 1,4). Indien de ratio beneden de norm uitkomt dan geeft het college in een voorstel aan op welke wijze de beoogde kwalificatie wordt gehaald. Het proces risicomanagement kent de volgende 5 stappen: inventariseren, analyseren, beheersmaatregelen in kaart brengen, risico’s beheersen en risico’s monitoren en rapporteren. De gemeenteraad wordt gedurende het jaar op twee momenten geïnformeerd over het risicomanagement en de relatie met het weerstandsvermogen: bij de programmabegroting en de jaarrekening. De gemeenteraad stelt de kaders vast. Het college voert het beleid uit binnen deze vastgestelde kaders. Het risicomanagement valt onder de integrale verantwoordelijkheid van het college.
3
2
Aanleiding
Op grond van het BBV moet in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing melding worden gemaakt van het beleid van de gemeente over de weerstandscapaciteit en de risico’s. Tevens bevat de paragraaf een inventarisatie van de weerstandscapaciteit en de aanwezige risico’s. Middels deze nota stelt u de kaders voor de weerstandscapaciteit en de risico’s vast. Op basis van deze kaders kan periodiek worden getoetst of de beleidsuitgangspunten worden gehaald. De paragraaf wordt jaarlijks opgenomen in de programmabegroting. Daarin wordt de beschikbare weerstandscapaciteit afgezet tegen de benodigde weerstandscapaciteit. Met andere woorden wat is de capaciteit van de gemeente om aanwezige risico’s te dekken zonder dat de beoogde doelstellingen gevaar lopen. Met het vaststellen van deze nota evenals de daarop aansluitende paragraaf in de begroting en jaarstukken voldoen wij aan de vereisten om inzichtelijk te maken welke risico’s gemeente De Wolden loopt in relatie tot de aanwezige weerstandscapaciteit. De kaders in deze nota geven voldoende handvaten om het beleid te toetsen evenals het te beoordelen of het weerstandsvermogen op peil is. Het risicomanagement zal verder moeten worden verankerd binnen de gemeentelijke bedrijfsvoering. De implementatie behoeft de nodige aandacht. Dit valt onder de integrale verantwoordelijkheid van het college.
4
3
Nadere toelichting
Binnen de publieke sector is sprake van toenemende aandacht voor de beheersing van risico’s. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen, zoals rampen die hebben plaatsgevonden, kostenoverschrijdingen van projecten, nieuwe taken en snel wisselende wet- en regelgeving. Een andere ontwikkeling is dat van organisaties wordt geëist dat zij hun doelstellingen expliciet maken én realiseren, terwijl ze daarbij in toenemende mate met onzekerheden te maken krijgen. Om die reden is er behoefte aan een raamwerk, waarbinnen risico’s kunnen worden geïdentificeerd, beoordeeld en beheerst. Risicomanagement is geen volledig nieuw begrip. Ook nu worden op een aantal plekken binnen de organisatie al dan niet impliciet of expliciet risico’s geïdentificeerd en beheerst. Dit vindt alleen niet plaats vanuit een uniform kader. Binnen de gemeente De Wolden bestaat ook de behoefte aan het op een gestructureerde manier omgaan met risico’s. Risicomanagement is één van de tools om in control te komen. Risicomanagement is een buitengewoon nuttig instrument dat ingezet kan worden om risico’s efficiënter en effectiever te beheersen en om organisatiedoelstellingen te realiseren. Het op de kaart zetten van risicomanagement draagt bij aan het risicobewustzijn van het management en geeft managers meer mogelijkheden proactief te kunnen sturen op risico’s. Echter niet alle risico’s zijn eenvoudig te kwantificeren in omvang of kans. Het is dan ook van belang dat dergelijke risico’s zo goed mogelijk in kaart worden gebracht en door de gehele organisatie worden gevolgd. Ook is het van belang dat de analyse van risico’s continu plaatsvindt en er steeds opnieuw wordt bepaald wat de mogelijke risico’s zijn. Kortom, is er een mutatie opgetreden ten opzichte van voorgaande risico’s? Om lastig kwantificeerbare en niet direct in het oog springende risico’s in beeld te krijgen, wordt de organisatie uitgedaagd om ‘out of the box’ te denken.
5
4
Doelstellingen en wettelijke kaders
In dit hoofdstuk worden de doelstellingen van deze nota kort benoemd. Tevens wordt het wettelijk kader beschreven dat aan deze nota ten grondslag ligt. 4.1
Doelstellingen
Met het vaststellen van deze nota worden de volgende doelstellingen beoogd: • •
•
•
•
4.2
Het voldoen aan wet- en regelgeving. De van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt in de volgende paragraaf in deze nota nader toegelicht. Inzicht krijgen in de strategische risico’s die gemeente De Wolden loopt en daarmee het risicobewustzijn stimuleren. Dit doel is gericht op het in kaart brengen van de risico’s van gemeente De Wolden die gevolgen met zich meebrengen. Het gaat hierbij niet alleen om risico’s met financiële gevolgen maar ook om inzicht in niet-financiële gevolgen (bijvoorbeeld op politiek, imago of veiligheidsvlak). Inzicht in de risico’s die de gemeente loopt, begint bij het risicobewustzijn van de medewerkers in de organisatie. Als zij risicobewust zijn in hun dagelijkse werkzaamheden kan proactief worden ingespeeld op de risico’s door het op tijd nemen van passende beheersmaatregelen. Onderbouwing van het weerstandsvermogen. De gemeente dient op grond van het BBV een inventarisatie van de risico’s en de beschikbare weerstandscapaciteit te maken en bovendien beleid over de weerstandscapaciteit en de risico’s te voeren. Vermindering van het negatieve effect van risico’s op het bestaande beleid en de kwaliteit van de bestaande voorzieningen. Om dit doel te bereiken is eerst inzicht in de risico’s noodzakelijk. Elke medewerker moet in staat zijn om de controle te hebben op hun eigen risico’s. Deze doelstelling hangt zodoende nauw samen met bovenstaande doelstelling. Pas als er inzicht is in de risico’s kunnen deze ook beheerst worden zodat ze zo weinig mogelijk effect hebben op de uitvoering van het bestaande beleid en voorzieningen. Optimaliseren van de interne beheersing. Risicomanagement is één van de instrumenten voor het managen en beheersen van risico’s. Risicomanagement kan een bijdrage leveren aan het stellen van prioriteiten, het ondersteunen van een beslissing en/of het kwantitatief onderbouwen van de marges in een raming, planning of businesscase. Risicomanagement moet een permanent proces in de organisatie vormen. De organisatie moet overtuigd zijn van het nut en de noodzaak. En er is een open cultuur nodig om (mogelijke) fouten bespreekbaar te maken. Alleen zo kan risicomanagement slagen en een bijdrage leveren aan het succes van de organisatie. Wettelijke kaders
Hieronder is het formele kader opgenomen waarbinnen deze nota is opgesteld. Het kader bestaat uit externe regelgeving (het BBV) en interne regelgeving (verordening art. 212).
4.2.1 Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
6
In 2003 is het ‘Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten’ vastgesteld. Het doel van dit besluit is het verbeteren van de te leveren informatie naar de raad, burgers en maatschappelijke organisaties en de toezichthouder. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor de begroting (inclusief meerjarenraming) en de jaarrekening en –verslag. De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing is één van de verplichte paragrafen in begroting en jaarrekening (art. 9 BBV). Ook is vastgelegd (art. 11 BBV) welke onderwerpen minimaal in de paragraaf Weerstandsvermogen aan de orde komen.
•
Artikel 11 o 1. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen: a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken; b. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. o 2. De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat tenminste: a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. een inventarisatie van de risico's; c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's.
4.2.2 Verordening art. 212 In de financiële verordening op grond van de Gemeentewet artikel 212 zijn de uitgangspunten voor het financiële beleid, evenals de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie, vastgesteld. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Hoewel de financiële verordening beperkt is tot de financieringsfunctie is de doelstelling van deze nota om ons niet alleen te beperken tot de financiële risico’s, maar alle risico’s in beeld te hebben die van materiële betekenis zijn.
7
5
Norm weerstandsvermogen en de risicohouding
Naast de beoogde doelstellingen van deze nota is het van belang om vast te stellen of het weerstandsvermogen op voldoende niveau is. Dit wordt uitgewerkt in de volgende paragraaf. Daarnaast is het van belang om te weten wat de risicohouding van de gemeente De Wolden is. Met andere woorden: hoeveel risico wil de gemeente lopen? 5.1
Norm
De relatie die wordt gelegd tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit wordt het weerstandsvermogen genoemd. Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om onvoorziene tegenvallers op te vangen. Inzicht in het weerstandsvermogen is van belang om de continuïteit van de organisatie te kunnen garanderen. Om te kunnen bepalen of de hoogte van het weerstandsvermogen voldoende is, wordt gebruik gemaakt van een “ratio weerstandsvermogen”. Beschikbare weerstandscapaciteit: betreft de middelen en de mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om onverwachte substantiële kosten te dekken. Benodigde weerstandscapaciteit: heeft betrekking op alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. beschikbare weerstandscapaciteit Ratio weerstandsvermogen = benodigde weerstandscapaciteit Figuur 1: berekening ratio weerstandsvermogen Als hulpmiddel voor het beoordelen van de ratio van het weerstandsvermogen, geldt onderstaande tabel: Waardering A B C D E F
Ratio weerstandsvermogen >2,0 1,4 - 2,0 1,0 - 1,4 0,8 - 1,0 0,6 - 0,8 <0,6
Betekenis Uitstekend Ruim voldoende Voldoende Matig Onvoldoende Ruim onvoldoende
weerstandsvermogen
Tabel 1: tabel betekenis ratio
Als gemeente streven we na om de impact van de risico’s te minimaliseren. Dit betekent dat we een weerstandsvermogen beogen dat in ieder geval voldoende is. Dat komt overeen met een waardering C en een ratio weerstandsvermogen tussen de 1,0 en 1,4.
8
5.2
Weerstandsvermogen beneden de norm
Indien het weerstandsvermogen voldoet aan de gestelde norm dan is uiteraard géén verdere actie nodig. Op het moment dat de gewenste norm niet wordt gehaald dan zal het weerstandsvermogen moeten worden aangepast naar het wenselijk geachte niveau (voldoende zoals beschreven in paragraaf 5.1). Hiertoe bestaan twee mogelijkheden: • •
Het aanpassen van de beschikbare weerstandscapaciteit; Het aanpassen van de benodigde weerstandscapaciteit.
Het aanpassen van de beschikbare weerstandscapaciteit kan door middel van bijvoorbeeld meevallers of gerichte acties zoals bezuinigingen toe te voegen aan de Algemene Reserve. Het aanpassen van de benodigde weerstandscapaciteit gaat via het risicomanagement. Risico’s kunnen worden verminderd of vermeden door bepaalde onderdelen niet of een project in zijn geheel niet meer uit voeren. Het college komt in een dergelijk geval met een voorstel op welke wijze het gewenste niveau weer wordt bereikt. 5.3
Risicohouding
Een ander belangrijk uitgangspunt bij het risicomanagement is de bepaling van de risicohouding. Is de gemeente daarin (zeer) behoudend of juist (zeer) vooruitstrevend? Dit uitgangspunt is van belang voor het toepassen van de verschillende beheersmaatregelen. Indien de gemeente behoudend is in het nemen van risico’s dan kan de overweging zijn om bij bijvoorbeeld verzekeringen lage eigen risico’s af te sluiten met daarbij behorende hogere premies, bij een vooruitstrevende houding zou het eigen risico kunnen worden verhoogd met een lagere premie of zelfs een verzekering achterwege laten. Uiteraard blijven kosten-batenanalyses ook een rol spelen bij de beoordeling. Een risicohouding wordt ook wel uitgedrukt in termen als ‘hoog’, ‘gemiddeld’ en ‘laag’. Bij een ‘hoge’ risicohouding is sprake van een grote mate van bereidheid tot het nemen van risico’s. Bij een ‘gemiddelde’ risicohouding is deze bereidheid een stuk minder. Risico’s mogen worden gelopen maar dient binnen bepaalde kaders te blijven. Bij een ‘lage’ risicohouding gaat men risico’s niet uit de weg, maar blijven risico’s tot een minimum beperkt. Een ‘hoge’ risicohouding komt overeen met een vooruitstrevende houding, een ‘lage’ risicohouding past bij een behoudende opstelling. Gezien het karakter van een gemeentelijke organisatie is het uitgangspunt dat gemeente De Wolden behoudend is met het aangaan van risico’s. Publieke middelen brengen met zich mee dat het nemen van risico’s binnen aanvaardbare normen dienen plaats te vinden. Hierbij past géén vooruitstrevende risicohouding omdat een behoudende organisatie overeen komt met een lage risicohouding.
9
6
Risicomanagement
Organisaties willen iets bereiken. Het proces om de beoogde doelstellingen te realiseren is onzeker. Er zijn risico’s die realisatie van doelstellingen in de weg kunnen staan. Van een professionele organisatie mag worden verwacht dat zij de risico’s tijdig onderkent en zo goed mogelijk probeert te analyseren en te beheersen. Risicomanagement is het nemen van maatregelen die gericht zijn op het voorkomen of minimaliseren van de nadelige effecten die bij het optreden van risico’s kunnen ontstaan. De risico’s die worden gelopen zijn zeer divers. In het ene geval is er kans op imagoschade, in het andere geval op financiële schade. Wanneer de risicoanalyse (inclusief vervolgstappen) regelmatig herhaald wordt en de hieruit voortvloeiende maatregelen een integraal onderdeel worden van de planning & control cyclus, is sprake van risicomanagement. Het proces risicomanagement kent de volgende 5 stappen: • • • • •
Risico’s identificeren/inventariseren; Risico’s beoordelen/kwantificeren; Beheersmaatregelen in kaart brengen; Risico’s beheersen; Rapporteren en monitoren.
Het model van integraal risicomanagement wordt aan de hand van de bovengenoemde elementen vorm gegeven en ziet er schematisch als volgt uit:
1. Risico’s identificeren
5. Risico’s monitoren en rapporteren
2. Risico’s beoordelen/ kwantificeren Kans & Impact
Impact 1
2
3
4
5
5
Kans
4
3
2
4.risico’s beheersen
1
3. Beheersmaatregelen in kaart brengen
Figuur 2: cyclus risicomanagement De stappen in deze cyclus moeten bij elk mogelijk risico en bij elke actualisatie ( planning & control cyclus) worden doorlopen om een bestendig risicomanagement te waarborgen.
6.1 Identificatie
10
Periodiek worden de risico’s geïnventariseerd. Alle risico’s worden opgenomen in een risicoregister met een daarbij behorende toelichting en bijbehorende beheersmaatregelen. Aangezien het risicoregister omvangrijk is, worden in de paragraaf Weerstandsvermogen niet alle risico’s afzonderlijk vermeld. De verschillende risico’s worden ingedeeld in categorieën. 6.2 Beoordeling Nadat de risico’s zijn geïnventariseerd moeten zij worden beoordeeld of beter gezegd nader worden geanalyseerd. Het eindresultaat van deze analyse is dat van de relevante risico’s de kans en de maximale omvang van de impact is vastgesteld. In een formule: Risico = Kans x Impact. De kans dat een gebeurtenis zich voordoet ligt tussen de 0 en 100%. Het gevolg wordt uitgedrukt in het (maximale) verlies per jaar als het risico zich voordoet. Aangezien voor de bepaling van het weerstandsvermogen de risico’s, waar mogelijk, in geld worden uitgedrukt, worden de kans- en impactklassen gebaseerd op de kwantitatieve methode in geldbedragen. Om de kans score te bepalen wordt de onderstaande tabel gehanteerd: Kans score 1
Omschrijving Minder dan of 1 keer per 10 jaar 2 1 keer per 5-10 jaar 3 1 keer per 2-5 jaar 4 1 keer per 1-2 jaar 5 1 keer of meer per jaar Tabel 2: Kans scorekaart
Toelichting Zeer onwaarschijnlijk
Impactklas se 1
Financiële impact
Imagobeeld
Referentiebeeld
< € 100.000
2
€ 100.000 < X > € 250.000
Geen bedreiging voor de doelstellingen Minimale bedreiging voor de doelstellingen
3
€ 250.000 < X > € 1.000.000
4
€ 1.000.000 < X > € 1.500.000
5
€ 1.500.000 of meer
Zeer klein (Lokaal incident individuele burgers/ personen) Klein (Lokaal – incident groep burgers; lokale pers) Midden (Regionaal nalatigheid; regionale pers) Groot (Landelijk mismanagement landelijke pers) Zeer groot (landelijk – opzet; internationale pers)
Tabel 3: Impactklasse
Onwaarschijnlijk Waarschijnlijk Mogelijk Vrijwel zeker
Bedreiging voor de doelstellingen Ernstige bedreiging voor de doelstellingen Zeer ernstige bedreiging voor de doelstellingen.
6.3 Risicomatrix Met behulp van de risicoscore (kans score x impactklasse) kunnen risico’s worden
11
geprioriteerd en wordt inzichtelijk welke risico’s de grootste invloed hebben op het realiseren van de doelstellingen en het meest belangrijk zijn om te worden beheerst. De risicoscore wordt bepaald door de klassen van kans en gevolg te vermenigvuldigen. Het gaat dus om een score van minimaal 1 en maximaal 25. Dit levert onderstaande risicomatrix op.
Kansscore
Impactklasse 1
2
3
4
5
5
5
10
15
20
25
4
4
8
12
16
20
3
3
6
9
12
15
2
2
4
6
8
10
1
1
2
3
4
5
Risicoscore Laag Gemiddeld Hoog
Tabel 4: Risicomatrix
Tabel 5: Toelichting bij tabel 4 risicomatrix
Hierbij geldt hoe hoger de score, hoe hoger de potentiële impact van het risico en hoe hoger de prioriteit om het risico aan te pakken. De risicomatrix (= de risicoscore: kans x impact) wordt vervolgens gebruikt om de risico’s te kunnen uitdrukken in geld. Het bruto risico is de risicoscore (kans x impact) zonder enige vorm van beheersmaatregelen. Het netto risico is de risicoscore (kans x impact) met inbegrip van de al genomen beheersmaatregelen. De volgende percentages worden gehanteerd om een netto risico te kunnen berekenen als onderdeel van de benodigde financiële weerstandscapaciteit (in euro’s). Dit is de inschatting van het bedrag waarvoor de gemeente risico loopt. Risicokans
Score
Laag 1 of 2 Laag 3 of 4 Laag 5 of 6 Gemiddeld 4, 8 of 9 Gemiddeld 10 of 12 Hoog 5 of 10 Hoog 15 of 16 Hoog 20 Hoog 25 Tabel 6: Risicokans in % op
Risicokans in % 10% 15% 20% 40% 50% 50% 60% 75% 90% basis van de risicoscore
12
7
Risicomanagement via Planning & Control cyclus
Voor een effectieve verankering van het risicomanagement in de organisatie is goede communicatie van belang. De inhoudelijke communicatie over de risico’s en het weerstandsvermogen zal plaatsvinden middels de planning & control cyclus. Door de koppeling van het risicomanagement aan onder andere de planning & control cyclus wordt het proces van risicomanagement in de organisatie verankerd. In de programmabegroting en de jaarrekening, in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing, wordt een update weergegeven van de risico’s. Daarbij worden de volgende stappen gemaakt: • • •
Risico’s actualiseren; Risico’s analyseren; Benodigde weerstandscapaciteit koppelen aan de aanwezige weerstandscapaciteit.
In de tussentijdse rapportages worden alleen die risico’s gemeld die ten opzichte van de begroting nieuw zijn of significant afwijken. 8
Taken en bevoegdheden
De gemeenteraad stelt de kaders en het college voert het beleid uit binnen de gestelde kaders. De gemeenteraad controleert vervolgens in hoeverre de uitvoering van het beleid door het college binnen de vastgestelde kaders heeft plaatsgevonden en of hierin voldoende rekening is gehouden met de aanwezige risico’s. Net als de verantwoordelijkheid voor de gemeentelijke bedrijfsvoering valt ook risicomanagement onder de integrale verantwoordelijkheid van het College. Het College van B&W is uiteindelijk verantwoordelijk voor alle gemeentelijke doelstellingen en de risico’s die hiermee gepaard gaan en de bijbehorende acties die worden ondernomen om deze te beheersen. Gemeente De Wolden wordt met deze taken centraal ondersteund door het werkveld Financiën van de eenheid Advies & Control en decentraal door de drie bedrijfsbureaus Realisatie & Beheer, Bedrijfsvoering en Dienstverlening & Beleid.
13
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 8 oktober 2015 : XII, punt 7 : 1907 : Wethouder Mirjam Pauwels
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Evaluatie van het integraal jeugdbeleid. Samenvatting: In de Nota Integraal Jeugdbeleid is aan de hand van zes thema’s integraal jeugdbeleid ontwikkeld. In voorliggende nota wordt het beleid per thema geëvalueerd. Jeugd & zorg Met de meeste jongeren in De Wolden gaat het goed: 87% ervaart de eigen fysieke gezondheid als goed en 91% voelt zich psychisch gezond. In de laatste jaren is het aantal ingrijpende gebeurtenissen in de thuissituatie als ziekte, scheiding of geldproblemen toegenomen. 27% van de jongeren maakt zich hier weleens zorgen over. Het eet-, drink- en rookgedrag van Woldense jongeren is gezonder dan gemiddeld. Jongeren in De Wolden ontbijten vaker en snoepen en snacken minder. Roken en drinken van alcohol is afgenomen. Het gebruik van drugs is in de afgelopen jaren echter mogelijk toegenomen. Pesten is tussen 2008 en 2013 afgenomen, maar cyberpesten is sterk toegenomen: het aantal jongeren dat online of via de telefoon gepest wordt is in 5 jaar tijd toegenomen van 30% naar bijna 50%. Jeugd & veiligheid In de afgelopen jaren heeft de uitvoering van het ketenbeleid positief gewerkt. Op straat is koppelwerk actief. Jongeren met zorgen over hun veiligheid kunnen terecht bij Veilig Thuis Drenthe, het voormalige advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Jeugd & (educatieve) ontwikkeling In het kader van voor- en vroegschoolse educatie is er een specifiek programma voor 15 peuters in De Wolden. Er zijn vier bredeschool teams actief, die binnen de teams samenwerken aan de verbinding tussen scholen en sport en cultuur. Sinds 2008 is het percentage jongeren dat weleens heeft gespijbeld, afgenomen. Het percentage jongeren dat zich weleens heeft ziek gemeld, is toegenomen. Het aantal vroegtijdig schoolverlaters is afgenomen. Om werkloosheid onder jongeren tegen te gaan, hebben gemeente De Wolden, gemeente Hoogeveen en twee MBO-scholen een gezamenlijke aanpak ontwikkeld. Jeugd & huisvesting Bij nieuwbouwprojecten worden jongeren in de gelegenheid gesteld mee te denken. Sociale huurwoningen en sociale koopwoningen hebben bij nieuwbouwprojecten prioriteit.
Pagina 1 van 3
Jeugd & vrije tijd Op verschillende manieren bevorderen we de deelname van alle jongeren aan sportieve en culturele activiteiten. Er zijn fondsen en jongeren komen via scholen met diverse sporten en culturele activiteiten in aanraking. 73% van de jongeren was in 2013 lid van een sportclub. Het jongerenwerk is meer ambulant gaan werken en stimuleert jongeren om zelf activiteiten te organiseren. Jeugd & participatie Stichting Welzijn De Wolden ondersteunt jongeren bij het doen van vrijwilligerswerk. Daarnaast zijn waarschijnlijk veel jongeren actief als vrijwilliger bij een (sport)vereniging. Jonge mantelzorgers worden door Stichting Welzijn De Wolden ondersteund wanneer zij in beeld zijn. Mantelzorgondersteuning specifiek voor jongeren is nog in ontwikkeling. Participatie van jongeren in het gemeentelijk beleid wordt op verschillende manieren gestimuleerd. Jaarlijks vindt de kindergemeenteraad plaats om kinderen de gemeentelijke politiek te laten ervaren. Daarnaast worden jongeren betrokken in de ontwikkeling van beleid en in de uitvoeringspraktijk. Conclusies en aanbevelingen Over het algemeen gaat het goed met de jeugd in De Wolden. Ze leven over het algemeen gezond, ze ontwikkelen zich goed en vermaken zich in hun vrije tijd. Toch zijn er drie zorgpunten: 1. Meer dan een kwart van de jongeren maakt zich zorgen om de thuissituatie. 2. Er zijn vermoedens van toegenomen drugsgebruik. 3. Het cyberpesten is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. We bevelen aan om het huidige jeugdbeleid voort te zetten en daarbij specifiek aandacht te hebben voor de hierboven genoemde zorgpunten. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: 1. Instemmen met de evaluatie van het jeugdbeleid; 2. Het huidige beleid continueren gedurende de periode 2015 – 2018; 3. Extra aandacht besteden aan de thuissituatie van jongeren, de mogelijke stijging van drugsgebruik en de toename van cyberpesten. 4. Instemmen met een tussenrapportage over twee jaar waarin wordt aangegeven hoe de zorgpunten zijn en worden aangepakt en wat daarvan de (voorlopige) effecten zijn. Inleiding en aanleiding: In 2011 heeft de gemeenteraad van De Wolden de Nota Integraal Jeugdbeleid vastgesteld. Jeugdbeleid is een kapstok voor onderwerpen als onderwijs, peuterspeelzalen, speelvoorzieningen, jeugdgezondheidszorg, aanpak jeugdwerkloosheid, alcohol- en drugsvoorlichting, bestrijden jeugdcriminaliteit, hangplekken voor jongeren, onderwijsachterstanden, sport en kinderopvang. Het jeugdbeleid richt zich op alle kinderen en jongeren tussen de (-9 maanden) 0 en 23 jaar. In de afgelopen jaren zijn op alle onderwerpen die in het jeugdbeleid genoemd zijn, acties ingezet of projecten opgestart. In de bijgevoegde evaluatie blikken we terug op deze activiteiten. Daarnaast zijn recentelijk de resultaten van het nieuwe GGD Jeugdonderzoek bekend geworden. Deze zijn meegenomen in de evaluatie.
Pagina 2 van 3
Problemen of vraagstukken: De Nota integraal jeugdbeleid bestrijkt de periode van 2011-2014. Na afloop van de beleidsperiode evalueren we nu het beleid en onderzoeken wat een gepast vervolg is. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Met de meeste jongeren in De Wolden gaat het goed. Daarom bevelen we aan het jeugdbeleid inclusief de gekoppelde activiteiten in de huidige vorm voort te zetten. Daarbij vragen we op basis van de resultaten van het GGD onderzoek extra aandacht voor drie onderwerpen: 1. De toegenomen zorgen over de thuissituatie. 27% van de jongeren maakt zich wel eens zorgen over de thuissituatie. Jongeren krijgen bijvoorbeeld te maken met ruziënde ouders, geldproblemen en/of ernstige ziekte binnen het gezin. 2. De vermoede toename van drugsgebruik. Hoewel de onderzoekscijfers dit niet onderbouwen, zijn hier zorgen over bij onder meer jongerenwerkers. Mogelijk staat een stijging in relatie tot de hogere leeftijd waarop alcoholdrinken is toegestaan. De sterke toename van het cyberpesten. Bijna de helft van de jongeren is weleens gepest via internet of telefoon. Liegen, negeren en beledigen komen zeer regelmatig. Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: N.v.t. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: N.v.t. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De evaluatie is tot stand gekomen aan de hand van het jeugdonderzoek van de GGD en gesprekken met diverse beleidsmedewerkers en uitvoerend medewerkers van gemeente, CJG, GGD en Stichting Welzijn De Wolden. Aanpak en uitvoering: Na vaststelling gaan de betrokken professionals in overleg om een geschikte intensievere aanpak te ontwikkelen op de genoemde onderwerpen. Bijlagen: 1. Evaluatie jeugdbeleid; 2. Factsheet middelengebruik De Wolden 2015; 3. Jeugd in De Wolden 2013; 4. Provinciaal rapport jeugd (alleen digitaal). Zuidwolde, 24 september 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 3 van 3
Ontwerp Nr.
XII / 7
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september 2015; Besluit: 1. In te stemmen met de evaluatie van het integraal jeugdbeleid; 2. Het huidige beleid te continueren gedurende de periode 2015 – 2018; 3. Extra aandacht te besteden aan de thuissituatie van jongeren, de mogelijke stijging van drugsgebruik en de toename van cyberpesten; 4. In te stemmen met een tussenrapportage over twee jaar waarin wordt aangegeven hoe de zorgpunten zijn aangepakt en wat daarvan de (voorlopige) effecten zijn.
Zuidwolde, 8 oktober 2015 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
Weet, denk, doe, beslis en bewonder!
Evaluatie van de Nota integraal jeugdbeleid 2011-2014
actief en betrokken
dewolden.nl
Inhoudsopgave Samenvatting .................................................................................................. 3 Inleiding .......................................................................................................... 5 1.
Jeugd & zorg .............................................................................................. 7
1.1
CJG ontwikkeling .................................................................................. 7
1.2
Het bevorderen van een gezonde leefstijl ................................................. 8
2.
Jeugd & veiligheid .....................................................................................12
2.1
Sluitende aanpak van (jeugd)overlast ....................................................12
2.2
Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling .......................................13
3.
Jeugd & (educatieve) ontwikkeling ...............................................................14
3.1
Versterking van voor- en vroegschoolse educatie (vve) ............................14
3.2
Brede School ontwikkeling ....................................................................14
3.3
Tegengaan vroegtijdig schoolverlaten en aanpak jeugdwerkloosheid ..........15
4.
Jeugd & huisvesting ...................................................................................17
4.1 5.
Jongerenhuisvesting .............................................................................17
Jeugd & vrije tijd .......................................................................................18
5.1
Bevorderen deelname aan sportieve en culturele activiteiten .....................18
5.2
Herpositionering jongerenwerk ..............................................................19
6.
Jeugd & participatie ...................................................................................20
6.1
Bevorderen en ondersteunen van vrijwilligerswerk en mantelzorg ..............20
6.2
Het verankeren van jeugdparticipatie in het gemeentelijk beleid ................20
7.
Conclusies en aanbevelingen.......................................................................22
5.1
Conclusies...........................................................................................22
5.2
Aanbevelingen .....................................................................................22
2
Samenvatting In de Nota Integraal Jeugdbeleid is aan de hand van zes thema’s integraal jeugdbeleid ontwikkeld. In voorliggende nota wordt het beleid per thema geëvalueerd. Jeugd & zorg Met de meeste jongeren in De Wolden gaat het goed: 87% ervaart de eigen fysieke gezondheid als goed en 91% voelt zich psychisch gezond. In de laatste jaren is het aantal ingrijpende gebeurtenissen in de thuissituatie als ziekte, scheiding of geldproblemen toegenomen. 27% van de jongeren maakt zich hier weleens zorgen over. Het eet-, drink- en rookgedrag van Woldense jongeren is gezonder dan gemiddeld. Jongeren in De Wolden ontbijten vaker en snoepen en snacken minder. Roken en drinken van alcohol is afgenomen. Het gebruik van drugs is in de afgelopen jaren echter mogelijk toegenomen. Pesten is tussen 2008 en 2013 afgenomen, maar cyberpesten is sterk toegenomen: het aantal jongeren dat online of via de telefoon gepest wordt is in 5 jaar tijd toegenomen van 30% naar bijna 50%. Jeugd & veiligheid In de afgelopen jaren heeft de uitvoering van het ketenbeleid positief gewerkt. Op straat is koppelwerk actief. Jongeren met zorgen over hun veiligheid in de thuissituatie kunnen terecht bij Veilig Thuis Drenthe, het voormalige advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook anderen kunnen met zorgen over de veiligheid van kinderen en jongeren terecht bij Veilig Thuis Drenthe. Jeugd & (educatieve) ontwikkeling In het kader van voor- en vroegschoolse educatie is er een specifiek programma voor 15 peuters in De Wolden. Er zijn vier bredeschool teams actief, die binnen de teams samenwerken aan de verbinding tussen scholen en sport en cultuur. Sinds 2008 is het percentage jongeren dat weleens heeft gespijbeld, afgenomen. Het percentage jongeren dat zich weleens heeft ziek gemeld, is toegenomen. Het aantal vroegtijdig schoolverlaters is afgenomen. Om werkloosheid onder jongeren tegen te gaan, hebben gemeente De Wolden, gemeente Hoogeveen en twee MBO-scholen een gezamenlijke aanpak ontwikkeld. Jeugd & huisvesting Bij nieuwbouwprojecten worden jongeren in de gelegenheid gesteld mee te denken. Sociale huurwoningen en sociale koopwoningen hebben bij nieuwbouwprojecten prioriteit. Jeugd & vrije tijd Op verschillende manieren bevorderen we de deelname van alle jongeren aan sportieve en culturele activiteiten. Er zijn fondsen en jongeren komen via scholen met diverse sporten en culturele activiteiten in aanraking. 73% van de jongeren was in 2013 lid van een sportclub. Het jongerenwerk is meer ambulant gaan werken en stimuleert jongeren om zelf activiteiten te organiseren.
3
Jeugd & participatie Stichting Welzijn De Wolden ondersteunt jongeren bij het doen van vrijwilligerswerk. Daarnaast zijn waarschijnlijk veel jongeren actief als vrijwilliger bij een (sport)vereniging. Jonge mantelzorgers worden door Stichting Welzijn De Wolden ondersteund wanneer zij in beeld zijn. Mantelzorgondersteuning specifiek voor jongeren is nog in ontwikkeling. Participatie van jongeren in het gemeentelijk beleid wordt op verschillende manieren gestimuleerd. Jaarlijks vindt de kindergemeenteraad plaats om kinderen de gemeentelijke politiek te laten ervaren. Daarnaast worden jongeren betrokken in de ontwikkeling van beleid en in de uitvoeringspraktijk. Conclusies en aanbevelingen Over het algemeen gaat het goed met de jeugd in De Wolden. Ze leven over het algemeen gezond, ze ontwikkelen zich goed en vermaken zich in hun vrije tijd. Toch zijn er drie zorgpunten: 1. Meer dan een kwart van de jongeren maakt zich zorgen om de thuissituatie. 2. Er zijn vermoedens van toegenomen drugsgebruik. 3. Het cyberpesten is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. We bevelen aan om het huidige jeugdbeleid voort te zetten en daarbij specifiek aandacht te hebben voor de hierboven genoemde zorgpunten.
4
Inleiding In 2011 heeft de gemeenteraad van De Wolden de Nota Integraal Jeugdbeleid vastgesteld. Jeugdbeleid is een kapstok voor onderwerpen als onderwijs, jeugdgezondheidszorg, aanpak jeugdwerkloosheid, alcohol- en drugsvoorlichting, bestrijden jeugdcriminaliteit, hangplekken voor jongeren, onderwijsachterstanden, sport en kinderopvang. Het jeugdbeleid richt zich op alle kinderen en jongeren tussen de (-9 maanden) 0 en 23 jaar. In de afgelopen jaren zijn op alle onderdelen van het jeugdbeleid acties ingezet of projecten opgestart. In de voorliggende evaluatie blikken we terug op deze activiteiten. We doen dat, net als in de oorspronkelijke nota, op basis van zes thema’s: zorg, veiligheid, (educatieve) ontwikkeling, huisvesting, vrije tijd en participatie. Binnen de thema’s zijn in totaal 12 speerpunten geformuleerd. Landelijke ontwikkelingen In de afgelopen jaren is de wetgeving rond jeugd op verschillende punten gewijzigd. Twee wijzigingen hebben directe gevolgen voor het jeugdbeleid: de wijzigingen in de Jeugdwet en in de Drank- en horecawet. Jeugdwet Vanaf 1 januari 2015 is de Jeugdwet van kracht. Deze wet regelt een nieuw jeugdstelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp, en voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In de Jeugdwet is de leeftijdsgrens van 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot en met het 23e levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en onder bepaalde, in de wet vastgelegde, voorwaarden. Drank- en horecawet Per 1 januari 2014 is de leeftijd waarop jongeren alcohol mogen drinken verhoogd van 16 naar 18 jaar. Jongeren die alcohol bij zich hebben, kunnen worden beboet. In de Kaderstellende Notitie DHW en het Preventie- en handhavingsplan alcohol 2014-2015 vindt u meer informatie over de wijzigingen van de DHW en de gevolgen voor De Wolden. GGD jeugdonderzoek In 2013 heeft de GGD Drenthe een jeugdonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vindt eens in de 5 jaar plaats en gaat over de gezondheid en het welzijn van jongeren tussen 12 en 18 jaar uit de provincie Drenthe. In het voortgezet onderwijs en in het MBO hebben ruim 8000 Drentse leerlingen een online vragenlijst ingevuld. 375 jongeren uit De Wolden hebben meegedaan. Dit is 16,3% van alle jongeren in De Wolden uit deze leeftijdscategorie. Bijna 60% van de respondenten zijn meisjes. Iets meer dan de helft van de respondenten is 12, 13 of 14 jaar. Van de respondenten is 60,5% leerling van de HAVO of het VWO. In heel De Wolden is dat 47,9%. De steekproef verschilt op dit gebied van de totale groep jongeren. Waar in de resultaten grote verschillen tussen opleidingsniveaus bestaan, benoemen we dat in de tekst. Iets meer dan 80% van de jongeren die hebben deelgenomen woont bij de vader en moeder. Sommige jongeren wonen bij de vader of moeder en partner, bij co-ouders of in een eenoudergezin. 1,1% woont bij anderen of zelfstandig. 5
In het voorliggende rapport worden regelmatig percentages genoemd. Deze percentages zijn over het algemeen afkomstig uit het GGD Jeugdonderzoek 2013. Als de gegevens uit een andere bron afkomstig zijn, wordt dat vermeld. Leeswijzer In deze evaluatie zijn de hoofdstukken ingedeeld op basis van de zes thema’s van het integraal jeugdbeleid. De 12 speerpunten zijn terug te vinden als paragrafen. De nota eindigt met conclusies en aanbevelingen.
6
1.
Jeugd & zorg
Doel: Een zo optimaal mogelijke gezonde en evenwichtige ontwikkeling van alle jeugdigen in De Wolden. In de afgelopen jaren hebben we geïnvesteerd in het (preventieve) jeugdbeleid. De investeringen waren en zijn gericht op het laagdrempelig ondersteunen van ouders en jeugdigen en bieden basisvoorzieningen bij het opvoeden en opgroeien, bij voorkeur nog voordat er problemen zijn. Partners als de jeugdgezondheidszorg, jongerenwerk, het onderwijs en het (school)maatschappelijk werk vervullen hierin een grote rol. Als speerpunten binnen het thema Jeugd & Zorg zijn in 2011 de ontwikkeling van een CJG en het bevorderen van een gezonde leefstijl benoemd. Met de decentralisatie van de jeugdzorg is het takenpakket voor gemeenten op het gebied van jeugd behoorlijk uitgebreid. Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de volledige toegang tot de jeugdzorg. In de nota Sociaal Domein – Beleidsplan Jeugdhulp wordt deze wijziging uitgebreid toegelicht. 1.1
CJG ontwikkeling
Sinds 2011 hebben we in De Wolden een volledig operationeel CJG. Het CJG is een netwerkorganisatie met als partners de gemeente De Wolden, de GGD Drenthe en Stichting Welzijn De Wolden. Door de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015 is de rol van het CJG uitgebreid. Het CJG vormt de centrale toegang voor alle jeugdvragen binnen het sociaal domein in De Wolden. Daarnaast maakt het CJG ook deel uit van het voorliggend veld met bijvoorbeeld het maatschappelijk werk en het consultatiebureau. We werken op dit moment aan het verder versterken van het voorliggend veld. Jongeren in De Wolden zijn over het algemeen niet bekend met het CJG. 87% heeft nog nooit van het CJG gehoord. Dit kan verklaard worden door het feit dat het CJG een netwerkorganisatie is. Jongeren kennen bijvoorbeeld wel het consultatiebureau, de schoolarts of het jongerenwerk. Informatie en ondersteuning In de afgelopen jaren is er een sluitend aanbod van jeugd- en opvoedinformatie gerealiseerd. Het ondersteuningsaanbod van licht pedagogische hulp voor ouders en jeugdigen is bereikbaar en kwalitatief op orde. Daarnaast is er een complete aanpak gerealiseerd van signalering, toeleiding naar hulp en specialistische hulp, aanbod van licht pedagogische hulp, coördinatie van zorg en nazorg. Samenwerking We werken constructief samen met vindplaatsen en netwerken. Zo is er een samenwerkingsovereenkomst met huisartsen en is het CJG frequent aanwezig op de voorschoolse voorzieningen en de scholen. Een van de CJG medewerkers maakt in het belang van de onderlinge verbinding structureel deel uit van het sociaal team De Wolden. Er is een multidisciplinair overleg ingericht. De eerste ervaringen hiermee zijn positief. De komende tijd wordt onderzocht of er nog verbeteringen mogelijk zijn.
7
Bereikbaarheid Het CJG is telefonisch 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar. Tussen 8.30 en 17.00 uur is CJG De Wolden rechtstreeks te bereiken. Buiten de kantoortijden wordt via een bandje verwezen naar het nummer van Spoed voor Jeugd. Na telefonisch contact gaat een CJG medewerker naar de inwoner toe of wordt op een andere locatie afgesproken. 1.2
Het bevorderen van een gezonde leefstijl
Gezond zijn, zowel lichamelijk als geestelijk, is een belangrijke voorwaarde voor een optimale ontwikkeling. Op verschillende manieren bevorderen we daarom een gezonde leefstijl. In het GGD jeugdonderzoek van 2008 kwam naar voren dat vooral een gezond gewicht, alcoholgebruik, roken en seksualiteit in De Wolden aandacht verdienen. Daarom is hier de afgelopen jaren op ingezet. Woldense jongeren ervaren hun gezondheid over het algemeen als (heel) goed (87%). 13% ervaart zijn gezondheid als ‘gaat wel/niet zo best’. In de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek heeft 41% contact met de huisarts gehad, meisjes vaker dan jongens. Geestelijke gezondheid Verreweg de meeste jongeren (91%) voelen zich psychisch gezond. Bij een klein deel is er een indicatie voor psychosociale problematiek (3% mild, 6% matig of ernstig). In De Wolden hebben significant minder jongeren dan in Drenthe een indicatie voor psychosociale problematiek. Wat opvalt, is dat 27% van de jongeren zich wel eens zorgen maakt over de thuissituatie. Ingrijpende gebeurtenissen die de jongeren thuis meemaken, zijn bijvoorbeeld ruzie tussen ouders (26%), echtscheiding (17%), ziekenhuisopname van ouder(s), broer of zus (19%) of over geldproblemen van ouders (10%). Al deze gebeurtenissen zijn tussen 2008 en 2013 toegenomen. In zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs is er aandacht voor leerlingen die problemen hebben. Op de basisscholen is de schoolmaatschappelijk werker of de jeugdverpleegkundige de eerste contactpersoon vanuit het CJG. Op de middelbare scholen werken zorgteams. Daarnaast is er specifiek voor jonge mantelzorgers een aanbod vanuit de Stichting Welzijn De Wolden. Hierover meer in hoofdstuk 6. Het is niet altijd duidelijk welke leerlingen (thuis) problemen hebben. Om problemen tijdig te kunnen opsporen, is er intensief contact tussen bijvoorbeeld Brede school netwerken en het CJG. Zowel Wolderwijs als het VCPOZD hebben momenteel via separate stichtingen ook een aanbod rondom kinderopvang en BSO. De beide onderwijsorganisaties werken op deze wijze aan het verder gestalte geven van een Integraal Kind Centrum. Een IKC is een voorziening voor kinderen van 0 tot met 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, te spelen, te ontwikkelen en anderen te ontmoeten. Het IKC biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang, ontwikkeling, zorg, welzijn en vrije tijd. Onderwijs en de Stichting Welzijn werken intensief samen met de gemeente, door o.a. de inzet van de brede school coördinator en de combinatiefunctionarissen en zoeken daarnaast verbinding met culturele instellingen en plaatselijke clubs en verenigingen.
8
Gezond gewicht In De Wolden ontbijten jongeren significant vaker dan in de rest van Drenthe. 77% ontbijt iedere dag. Slechts 3% ontbijt (bijna) nooit. In heel Drenthe ontbijt 6% van de jongeren (bijna) nooit. 35% van de jongeren in De Wolden drinkt dagelijks frisdrank, 10% snackt dagelijks en 18% snoept dagelijks. In De Wolden wordt minder gesnoept dan gemiddeld in Nederland. 73% van de jongeren in De Wolden is lid van een sportclub. Hier gaan we dieper op in, in Hoofdstuk 5 - Jeugd & Vrije tijd. Woldense jongeren laten zich minder door tv of internet vermaken dan in de rest van Drenthe. 16% van de jongeren kijkt 6 of 7 dagen per week langer dan 2 uur per dag tv. 21% gebruikt 6 of 7 dagen per week minimaal 3 uur per dag de computer of het internet. JOGG-aanpak In 2013 is De Wolden officieel JOGG-gemeente geworden. JOGG staat voor Jongeren Op Gezond Gewicht. De JOGG-aanpak is een integrale aanpak van overgewicht bij jongeren over meerdere jaren. De JOGG-aanpak streeft naar een samenleving waarin alle kinderen en jongeren wonen, leren, recreëren en werken in een omgeving waarin een gezonde leefstijl de normaalste zaak van de wereld is. Genotmiddelen De GGD heeft onderzocht hoe het is gesteld met het middelengebruik onder jongeren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen alcohol, roken van sigaretten, roken van waterpijp en drugs. Alcohol Het alcoholgebruik onder jongeren in De Wolden is in de afgelopen jaren afgenomen. Van de 12 – 15 jarigen in De Wolden heeft 39% weleens alcohol gedronken. In 2009 was dit nog 57%. Van de 16-18 jarigen heeft 88% weleens alcohol gedronken. In 2008 was dit nog 98%. Sinds 2009 kennen we in De Wolden integraal alcoholbeleid. Vanuit dit beleid zijn diverse activiteiten ondernomen om het alcoholgebruik te verminderen. De eerste effecten hiervan zijn nu zichtbaar. In de Evaluatie van het alcoholbeleid en het ketenbeleid wordt hierover meer informatie gegeven. Sigaretten 28% van de jongeren heeft wel eens een sigaret gerookt. Dat is significant minder dan het gemiddelde in Drenthe van 34%. Op het moment van het onderzoek rookte 14% van de jongeren uit De Wolden. In Drenthe is dat 17%. Jongeren op VMBO-overig1 roken vaker en meer sigaretten dan jongeren op VMBO-tl, HAVO en VWO. Waterpijp Uit onderzoek van het Trimbos instituut blijkt dat het roken van waterpijp door jongeren in westerse en niet-westerse landen is gestegen. Een waterpijp is een instrument om pijp- of fruittabak mee te roken. De tabak in de waterpijp is doorgaans vermengd met honing, stroop en gedroogd fruit. Het is zowel met als zonder nicotine verkrijgbaar. In de Factsheet Waterpijp van het Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging (onderdeel van het Trimbos instituut) zijn de volgende kernpunten over het roken van waterpijp opgenomen: - Het roken van een waterpijp lijkt het meest voor te komen onder oudere adolescenten en jonge volwassenen; 1
VMBO-basis, VMBO-kader en VMBO-gemengde leerweg 9
-
Het roken van een waterpijp is minstens even schadelijk als het roken van een sigaret; Bij het roken van een waterpijp komen schadelijke en/of kankerverwekkende stoffen vrij als teer, koolmonoxide en zware metalen; Het roken van een waterpijp kan, zelfs bij eenmalig gebruik, leiden tot koolmonoxidevergiftiging; Vanwege de gezondheidsrisico’s moet het gebruik van de waterpijp worden ontraden.
Van de jongeren in De Wolden heeft 23% weleens waterpijp gerookt. Bij 24% hiervan bleef het bij 1 keer. Driekwart van de rokers heeft in de afgelopen vier weken geen waterpijp gerookt. 12% rookte in de laatste vier weken eenmaal, 7% minder dan 1 keer per week en 6% 1 keer per week of vaker. In De Wolden hebben minder jongeren waterpijp gerookt (24%) dan het landelijk gemiddelde (39%). Opvallend is het verschil in waterpijp roken in De Wolden tussen de opleidingsniveaus: jongeren op het VWO roken vaker (11% van de VWO-ers die in de afgelopen 4 weken waterpijp gerookt hebben, deed dat minimaal eens per week) dan op het VMBO (8% VMBO-overig, 0% VMBO-tl minimaal eens per week) en de HAVO (4% minimaal eens per week). Waar het roken van sigaretten vooral op het VMBO-overig plaatsvindt, is dat bij het roken van waterpijp vooral op het VWO. Drugs Aan 10% van de 12 – 15 jarigen is wel eens hasj of wiet aangeboden, 3% heeft daadwerkelijk weleens drugs gebruikt. Van de 16 – 18 jarigen heeft 43% wel eens hasj of wiet aangeboden gekregen, 18% heeft weleens drugs gebruikt (2013). Het drugsgebruik door jongeren in De Wolden was in 2013 significant lager dan in de rest van Drenthe. Landelijk is een dalende trend waarneembaar (Trimbos Instituut, 2013). Binnen gemeente De Wolden is het drugsgebruik in het oostelijke deel van de gemeente gemiddeld genomen iets hoger dan in het westelijke deel. De jongeren die weleens hasj of wiet aangeboden hebben gekregen, kregen dat vooral thuis, bij vrienden of in een uitgaansgelegenheid. Deze locaties noemen zij significant vaker dan jongeren in de rest van Drenthe. Ook krijgen zij relatief vaker dan in de rest van Drenthe drugs aangeboden op school. Op straat gebeurt dit juist minder vaak. Bij de jongerenwerkers leeft de indruk dat vooral het drugsgebruik onder jongeren in de jaren 2013 – 2015 is toegenomen. Zij geven aan dat drugsgebruik normaler lijkt te worden en dat dat mogelijk samenhangt met de verhoging van de leeftijd waarop alcoholgebruik is toegestaan. Gezien de relatief korte periode waarin de leeftijdsgrens van 18 jaar geldt, is dit nog niet onderzocht. Ook landelijk zijn hiervan nog geen onderzoeksgegevens beschikbaar. Weerbaarheid en voorlichting Weerbaarheid is een belangrijk thema voor jongeren. Er wordt door de gemeente en partners ingezet op het verbeteren van de weerbaarheid van jongeren, door middel van trainingen en door voorlichting. Pesten In de 3 maanden voorafgaand aan het onderzoek is 12% van de jongeren gepest op school, 10% heeft zelf gepest. Beide aantallen zijn licht afgenomen ten opzichte van 2008: toen werd 15% gepest op school en pestte 10% zelf. 10
Een omgekeerde trend is te zien op het gebied van cyberpesten: dit is toegenomen van 30% in 2008 naar 48% in 2013. Bijna de helft van de jongeren is weleens gepest via internet of GSM. De manieren waarop lopen sterk uiteen, veel genoemd zijn: Er is tegen mij gelogen (29%), Ik ben genegeerd (23%), Ik ben beledigd (20%), Ik ben uitgescholden (16%), Ik ben belachelijk gemaakt (15%), Er is vertrouwelijke informatie over mij verstuurd (11%), Mijn foto is verspreid (11%) en Er zijn roddels over mij verspreid (11%). De vier middelbare scholen die de meeste Woldense jongeren bezoeken, werken allen aan het tegengaan van pesten. RSG Wolfsbos in Hoogeveen en Stad & Esch in Meppel hanteren bijvoorbeeld een pestprotocol, waarin specifieke aandacht is voor cyberpesten. Het Roelof van Echtencollege in Hoogeveen en CSG Dingstede in Meppel hebben counselors waar leerlingen met problemen terecht kunnen. CSG Dingstede kent daarnaast het Kanjerproject in de brugklas. Dit project heeft als doel dat leerlingen zich veilig voelen, zichzelf durven zijn, hun gevoelens durven uiten, zich bij elkaar betrokken voelen en meer zelfvertrouwen krijgen. Pestgedrag en problemen worden beter hanteerbaar of sneller opgelost. Het Roelof van Echtencollege biedt leerlingen die tegen problemen aan lopen, sociale weerbaarheidstrainingen aan. Seksualiteit In het GGD onderzoek zijn enkele vragen over seksualiteit gesteld. Daaruit blijkt dat 84% van de jongeren in De Wolden heeft nog nooit geslachtsgemeenschap heeft gehad, 5% 1 keer, 3% een paar keer en 8% heeft regelmatig geslachtsgemeenschap. Bij de laatste keer geslachtsgemeenschap gebruikte 13% geen voorbehoedsmiddel en daarnaast geeft 6% aan dat niet meer te weten. Van de jongeren die wel geslachtsgemeenschap hebben gehad en de laatste keer geen condoom gebruikten, verschillen de redenen hiervoor: gebruik van een ander voorbehoedsmiddel wordt veel genoemd (57%), ook vaste verkering wordt vaak als reden aangegeven (51%, dat is significant meer dan het Drents gemiddelde van 34%). Verbeteren van de weerbaarheid Zoals hiervoor is aangegeven, is bijna driekwart van de jongeren lid van een sportvereniging. Sport is een preventief middel om jongeren weerbaar(der) te maken en ze spelenderwijs te leren omgaan met normen en waarden. Voor specifieke groepen leerlingen van de basisscholen organiseren Stichting Welzijn en de GGD voorlichtingen en trainingen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld worden aangemeld voor sociale vaardigheden trainingen, er zijn weerbaarheidslessen voor kinderen van gescheiden ouders en er wordt een pilot over sociale media op de basisscholen georganiseerd. Op vier locaties in De Wolden begeleidt een jongerenwerker Girls Only-groepen voor meiden uit groep 7 en 8 van de basisscholen. Bij deze groepen is (seksuele) weerbaarheid een onderwerp van gesprek. Op middelbare scholen organiseert de GGD voorlichtingen over seksualiteit.
11
2.
Jeugd & veiligheid
Doel: De Woldense jeugd groeit veilig op in hun eigen woon- en leefomgeving, en is mede verantwoordelijk voor het veilig houden van deze leefomgeving. Zowel vanuit het integraal jeugdbeleid als vanuit het integraal veiligheidsbeleid is het bevorderen van een veilige woon- en leefomgeving een belangrijk onderwerp. De inzet van het CJG zoals die in het vorige hoofdstuk beschreven is, draagt bij aan het veilig opgroeien van de Woldense jeugd. De Wolden is een relatief veilige gemeente, dat willen we graag zo houden. Binnen het thema jeugd en veiligheid zetten we daarom in op het tegengaan van (jeugd)overlast en het aanpakken van huiselijk geweld en kindermishandeling. 2.1
Sluitende aanpak van (jeugd)overlast
Uit de Veiligheidsanalyse De Wolden 2009 blijkt dat overlast van rondhangende jongeren een van de meest voorkomende vormen van overlast in de buurt is. Daarnaast blijkt uit de politiecijfers tussen 2009 en 2011 een stijging van het aantal meldingen van jongerenoverlast. De ervaren overlast wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door lawaai, rommel op straat en in sommige gevallen door het lastig vallen van voorbijgangers. Een sluitende aanpak van jeugdoverlast is daarom als speerpunt opgenomen in het integraal jeugdbeleid. Hiermee is op dit onderwerp samenhang tussen het veiligheidsbeleid en het jeugdbeleid tot uiting gebracht. Deze samenhang gaat uiteraard verder dan een papieren kruisbestuiving. Er is op uitvoeringsniveau bijvoorbeeld intensief contact tussen wijkagenten, jongerenwerkers en handhavers. Ketenbeleid Veel jeugdgroepen verzamelen zich in keten. Daarom kennen we in De Wolden het ketenbeleid Keten United. Hierdoor zijn de jongeren die de deelnemende keten bezoeken in beeld. Er worden voorwaarden aan de keten gesteld en er is regelmatig contact. Wanneer een keet aan de voorwaarden voldoet, ontvangt de jeugdgroep een certificaat dat een jaar geldig is. De keet mag dan blijven staan. Voorwaarden zijn bijvoorbeeld het opstellen van huisregels, het periodiek volgen van een cursus over alcohol en het voldoen aan brandveiligheidsvereisten. Wanneer een keet niet aan de voorwaarden voldoet, moet deze worden verwijderd. Een van de voordelen van het ketenbeleid is dat de overlast door keten wordt geminimaliseerd. De komende jaren zetten we in op het in beeld brengen van alle keten. Activeren van jongeren op straat Veel jongeren verzamelen zich in keten, maar er zijn ook veel jongeren die op straat bij elkaar komen. Jongerenwerkers gaan actief in gesprek met deze jongeren. Ze activeren de jongeren en faciliteren ze bij het organiseren van (bijvoorbeeld sport-)activiteiten. Inzet van koppelwerk In 2012 is het koppelwerk geformaliseerd. Bij de ontwikkeling en uitvoering van het koppelwerk wordt gewerkt vanuit de ambitie en uitgangspunten van het integraal jeugdbeleid. De uitvoering vindt zowel plaats in het beleidsnetwerk van het veiligheidsbeleid als in het beleidsnetwerk van het jeugdbeleid. Een jongerenwerker en een wijkagent werken als koppel samen aan het voorkomen en terugdringen van overlast veroorzaakt door jongeren. Dit doen zij bijvoorbeeld door samen de straat op te gaan en te spreken met (groepen) jongeren. Daarnaast brengen de koppels in beeld hoe de samenstelling van jongerengroepen is en waar en wanneer 12
deze jongerengroepen zich op straat begeven. Verder signaleren ze de eventuele achterliggende problematiek. Er is regelmatig contact tussen de wijkagenten en de jongerenwerkers. Het Koppelwerk wordt periodiek geëvalueerd en geactualiseerd. Inzet bij overlastgevende jeugdgroepen Eens per zes weken vindt er een wijkagentenoverleg plaats waarin onder meer wijkagenten, jongerenwerkers en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) met elkaar in gesprek gaan over onderwerpen die spelen in de openbare ruimte. Wanneer een jeugdgroep langdurig en/of ernstig overlast veroorzaakt, wordt deze groep systematisch geanalyseerd. Hiervoor maken we gebruik van de shortlistmethodiek van Bureau Beke uit 2009. Een groep kan op grond van deze methode gecategoriseerd worden als hinderlijk, overlastgevend of crimineel. Op basis van de analyse wordt een integrale aanpak vastgesteld waarbij politie, jongerenwerk, openbaar ministerie en gemeente elk een rol hebben. De gemeente treedt op als regisseur. 2.2
Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
Sinds 1 januari 2015 zijn het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengevoegd in een Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Het AMHK werkt onder de naam Veilig Thuis Drenthe. In Drenthe is ervoor gekozen om Veilig Thuis onder te brengen onder de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de GGD Drenthe. Dit is vastgelegd in een intentieverklaring van alle betrokken partijen: de 12 Drentse gemeenten, de provincie Drenthe, het Bureau Jeugdzorg Drenthe en de GGD Drenthe. De taken ten aanzien van het meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld zijn hiermee geborgd. Veilig Thuis ontvangt telefonisch zorgmeldingen bij vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Wanneer deze meldingen overdag binnenkomen, wordt met lokale partners afgestemd welke aanpak wordt gevolgd. De afstemming tussen Veilig Thuis en het lokale CJG is hiermee geborgd. Bij calamiteiten2 als bijvoorbeeld ontvoeringen, gijzelingen of gezinsdrama’s is er sprake van een verstoring van de openbare orde of de veiligheid. Voor deze situaties heeft het college van B&W het Calamiteitenplan jeugdhulp De Wolden vastgesteld. Bij calamiteiten treedt waar nodig de crisisorganisatie in werking.
2
Definitie van calamiteit vanuit de Jeugdwet: Een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid. 13
3.
Jeugd & (educatieve) ontwikkeling
Doel: Vergroten van de ontwikkelingsmogelijkheden van jeugdigen binnen en via het onderwijs en op de arbeidsmarkt. We willen als gemeente graag dat jeugd zich ontwikkelt en uiteindelijk opgroeit tot volwaardige burgers. Een goede voorschoolse periode, een goed activiteitenaanbod rond de basisscholen en het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten dragen daaraan bij. 3.1
Versterking van voor- en vroegschoolse educatie (vve)
Voor- en vroegschoolse educatie (vve) richt zich op peuters en kleuters met een taalachterstand. Door vve kunnen kinderen op een speelse manier hun achterstand inhalen. Zo kunnen zij een goede start maken op de basisschool. In De Wolden vallen in 2015 15 kinderen onder vve. Zij volgen een intensiever programma op de peuterspeelzalen. Een nadere uitwerking van dit intensieve programma vindt op dit moment plaats. Naast gerichte projecten zijn er ook algemene projecten voor peuters. Een voorbeeld is het Boekenpret. Boekenpret is ontwikkeld in samenwerking met de bibliotheken. Het is een methode om jonge kinderen en hun ouders te laten ontdekken dat je veel plezier kunt beleven aan voorlezen. Doel is de taalontwikkeling te stimuleren, waardoor de aansluiting bij het (lees)onderwijs vergemakkelijkt wordt en de kinderen de gelegenheid krijgen zich uiteindelijk te ontwikkelen tot goede lezers. Boekenpret bereikt in De Wolden vrijwel alle peuters en kleuters via peuterspeelzalen, bibliotheken en scholen. 3.2
Brede School ontwikkeling
In De Wolden wordt intensief gewerkt aan de vormgeving van brede scholen waarin onder meer de partijen uit onderwijs en welzijn samenwerken. In het collegeprogramma 2014-2018 is hierover het volgende opgenomen: “We willen ook een koppeling maken tussen het binnenschools en buitenschools leren. De komende jaren zetten we in op de verdere ontwikkeling van het brede schoolnetwerk. De versterking is gericht op het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen en met name de positie van kwetsbare kinderen. Door de verbinding te leggen met de buurtteams van de Stichting Welzijn De Wolden, de lokale verenigingen en organisaties in de dorpen kan het brede schoolnetwerk zorgdragen voor voldoende kansen voor alle kinderen. Er kan ook een belangrijke signaleringsfunctie uitgaan van deze netwerkverbinding als het gaat om bijvoorbeeld opvoedingsproblemen.” Er zijn op dit moment in De Wolden vier Brede School netwerken: Zuidwolde e.o., Ruinen e.o., Ruinerwold e.o. en Koekange/de Wijk e.o.. In deze netwerken werken onder andere de schooldirecteuren, een cultuurcoach, een sportcoach, een jongerenwerker, stichting Doomijn, de bibliotheek, Scala en het CJG samen. Per netwerk is een plan van aanpak geschreven. Via de sportfunctionarissen en cultuurcoaches zijn er daarnaast per school verbindingen tussen sport, cultuur en onderwijs gemaakt. Duo’s van een sportcoach en een cultuurcoach of jongerenwerker bezoeken regelmatig de scholen om op de hoogte te 14
blijven en behoeften te inventariseren. De Brede School netwerken dragen onder andere bij aan professionalisering van bewegingsonderwijs op basisscholen. Vanuit de samenwerking worden ook buiten schooltijden regelmatig activiteiten georganiseerd. De leerlingen worden hiervan op de hoogte gebracht door middel van flyers. De activiteiten sluiten aan op de doelstellingen uit het plan van aanpak van het netwerk en worden over het algemeen goed bezocht. 3.3
Tegengaan vroegtijdig schoolverlaten en aanpak jeugdwerkloosheid
60% van de jongeren in De Wolden vindt school ‘leuk’ of ‘hartstikke leuk’. Slechts 6% beleeft school als ‘niet leuk’ of ‘vreselijk’. In de vier weken voorafgaand aan het onderzoek heeft 9% van de leerlingen weleens gespijbeld. In 2008 was dit nog 14%. 11% van de spijbelaars spijbelt omdat ze geen zin hebben in school. Andere redenen zijn het aantal tussenuren (43%), problemen (8%) of ‘anders’ (38%). In de vier weken voorafgaand aan het onderzoek is 38% van de jongeren wel eens ziek thuis gebleven. In 2008 was dit nog 34%. Opvallend is dat in vijf jaar tijd het aantal spijbelaars is afgenomen en het aantal ziekmeldingen is toegenomen. Mogelijk is er een verband: wellicht melden jongeren zich ziek als alternatief voor spijbelen. Dit is niet onderzocht. Vroegtijdig schoolverlaten Jongeren onder de 18 jaar die zonder diploma van school gaan, worden vroegtijdig schoolverlaters genoemd. Het is belangrijk dat zij terug naar school of aan het werk gaan. De gemeenten Meppel, Westerveld, Hoogeveen en De Wolden werken hiervoor samen in het Bureau Recht Op Leren (ROL). Dit bureau bestaat uit een leerplichtfunctie en een Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC). RMC’s zijn ingesteld om voortijdig schoolverlaten van niet meer leerplichtige jongeren aan te pakken. RMC’s ondersteunen en versterken het werk van de leerplichtambtenaren. Ook hebben ze een netwerk van instanties om voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Daarnaast proberen RMC’s zoveel mogelijk voortijdig schoolverlaters toch een startkwalificatie te laten behalen en brengen zij jongeren die dreigen uit te vallen in beeld. De aanpak is vooral preventief. Dit betekent dat er door de trajectbegeleider contact is met de jongere bij veelvuldig verzuim waardoor uitval dreigt. Het aantal jongeren waarmee op deze manier contact is geweest is gestegen door de intensievere contacten met de scholen op dit gebied. In grote lijnen kunnen we constateren dat het steeds moeilijker wordt om het aantal vroegtijdig schoolverlaters te laten dalen. Er blijft een categorie jongeren met hardnekkige problematiek die (op korte termijn) niet terug kan naar het onderwijs. Het RMC begeleidt die jongeren zo veel mogelijk naar de instantie die de jongere verder kan helpen. In De Wolden waren er in het schooljaar 2012/2013 in totaal 56 leerlingen in beeld bij het RMC. In het schooljaar 2013 / 2014 was dat afgenomen tot 43 leerlingen. Aanpak jeugdwerkloosheid Bij de aanpak van jeugdwerkloosheid werken we samen in de Arbeidsmarktregio Drenthe. Deze heeft een Actieplan Jeugdwerkloosheid 2013-2014 opgesteld. In dit actieplan is een projectplan opgenomen. Projecten die voortkomen uit het actieplan voeren we uit samen met de gemeente Hoogeveen en met het Alfa college en het 15
Drenthe college. De projecten worden gefinancierd door gelden van het rijk, ESFsubsidies en eigen inzet. In januari 2013 waren er in De Wolden 110 niet-werkende werkzoekende jongeren. In januari 2015 waren het er nog 87. Deze afname is ontstaan doordat de jongeren aan het werk zijn gegaan, een opleiding zijn gaan volgen of doordat zij de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt. In het laatste geval is de werkloosheid niet opgelost, maar valt de werkzoekende niet meer onder de doelgroep van het RMC. Met ingang van 1 januari 2015 vallen Wajong-jongeren vanaf 18 jaar met gedeeltelijk arbeidsvermogen onder de Participatiewet. Duurzaam arbeidsongeschikte jongeren vanaf 18 jaar blijven onder de Wajong vallen. Het is de verwachting dat het aantal jongeren dat onder de Participatiewet valt, groeit. Dit komt vooral door de jongeren met een arbeidshandicap die voorheen onder de Wajong vielen. Er komt vanaf 2016 een nieuwe aanpak in de strijd tegen jeugdwerkloosheid. Gemeenten, UWV en het bedrijfsleven slaan de handen ineen. Gemeenten, het UWV en bedrijven als McDonald’s, Rabobank, Kruidvat, Hilton en de Hema bundelen de krachten om over de jaren 2016 en 2017 in totaal 23.000 jongeren met een uitkering aan het werk te krijgen. Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid trekt daar 14 miljoen euro voor uit.
16
4.
Jeugd & huisvesting
Doel: Voorzien in behoefte van jongeren om zich te huisvesten binnen de gemeente in betaalbare wooneenheden. We willen als gemeente graag dat jongeren blijven wonen in de dorpen. Het wegtrekken van jongeren heeft nadelige gevolgen voor het voorzieningenniveau en op termijn voor de leefbaarheid. Daarom werken we onder andere met betaalbare woningen mee aan het behoud van jongeren in de dorpen. 4.1
Jongerenhuisvesting
In de afgelopen jaren is er veel ingezet op het realiseren van starterswoningen. In het Woonplan 2011-2015 is het aanbod van sociale huurwoningen (tot € 650,-) en sociale koopwoningen (tot € 180.000,-) als prioriteit aangemerkt. De helft van de toevoegingen bestaat uit sociale huur- en koopwoningen. Op meerdere locaties in de gemeente (o.a. de Zaaier in Zuidwolde, ’t Stekkie in Koekange, Oosteinde en Dunninge fase 3 in De Wijk) is of wordt gebouwd. Bij nieuwbouwplannen worden dorpsbelangen en ook specifiek jongeren actief betrokken. Hun wensen en behoeften brengen we in beeld en nemen we mee in de plannen.
17
5.
Jeugd & vrije tijd
Doel: Er is een gevarieerd aanbod van vrijetijdsbesteding en voorzieningen dat past bij de behoeften van jeugdigen en dat het voor hen mogelijk maakt zich te kunnen ontplooien en ontspannen. Een zinvolle vrijetijdsbesteding draagt bij aan de ontwikkeling en vorming van jongeren en aan de leefbaarheid van een buurt. Daarom zetten we in op deelname aan sportieve en culturele activiteiten onder alle jeugdigen en op versteviging van het jongerenwerk. 5.1
Bevorderen deelname aan sportieve en culturele activiteiten
In de Notitie Sportstimulering 2015-2018 is als visie opgenomen: “Voor iedere Woldenaar is, ongeacht de achtergrond, leeftijd, beperking en financiële achtergrond een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig, dat bovendien veilig en toegankelijk is.” Het belang van sport en bewegen wordt steeds meer gezien, vooral vanuit het perspectief van de preventieve gezondheidszorg en het bevorderen van meedoen in de maatschappij. Voor jongeren kunnen sportactiviteiten preventief worden ingezet om ze weerbaar(der) te maken en hen spelenderwijs te leren omgaan met normen en waarden. In 2012 voldeed 55% van de inwoners van Zuidwest Drenthe aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Deze norm gaat uit van een minimaal niveau van bewegen dat nodig is om gezondheidswinst te behalen. Dit percentage is redelijk stabiel. Van de jongeren voldoet slechts 11% aan de NNGB. Mogelijke oorzaak hiervan is dat de norm aan jongeren hogere eisen stelt dan aan volwassenen. Kinderen en jongeren moeten om de norm te halen dagelijks in totaal minimaal één uur matig lichamelijk actief zijn. Fietsen is hiervoor niet voldoende. Daarnaast moeten voor de norm minimaal tweemaal per week kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen worden uitgevoerd. De laatste jaren zijn over de hele wereld de richtlijnen, aanbevelingen en/of normen over lichamelijke activiteit vernieuwd. Ook in Nederland wordt gewerkt aan een update van de NNGB. De huidige NNGB is strenger dan de richtlijnen die in buurlanden worden gehanteerd. Een Nederlander moet gemiddeld genomen actiever zijn om aan de richtlijn te voldoen. De NNGB is daarom punt van discussie. In 2013 was 73% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar in De Wolden lid van een sportclub. Daarnaast wordt op scholen sportonderwijs verzorgd. Ook via het programma Jongeren Op Gezond Gewicht (zie 1.2) worden jongeren gemotiveerd om in beweging te komen. In de Brede School netwerken (zie 3.2) zijn sport en cultuur een continu aandachtspunt. Sport en cultuur zijn vaak niet gratis. Om ook kinderen uit gezinnen met weinig financiële middelen de mogelijkheid te bieden om aan sportieve en/of culturele activiteiten mee te doen, is het Jeugdsport- en cultuurfonds De Wolden opgericht. Dit is een samenwerkingsverband tussen gemeente De Wolden en het Jeugdsport- en cultuurfonds Drenthe. Het Jeugdsport- en cultuurfonds De Wolden is bestemd voor kinderen van 4 tot en met 17 jaar die opgroeien in gezinnen waar weinig geld is om lid te worden van bijvoorbeeld een sportvereniging of toneelclub. Helaas kan niet ieder kind sporten of meedoen aan muzieklessen of andere kunstuitingen. Het jeugdsport- en cultuurfonds De Wolden brengt hier verandering in door contributie, sportattributen, muziek of andere cultuurvormen te betalen voor de kinderen. 18
5.2
Herpositionering jongerenwerk
Jongerenwerk speelt zich voornamelijk af in de vrije tijd, buiten school of werk en buiten het gezin van de jongeren en richt zich op de persoonlijke ontwikkeling, weerbaarheid en maatschappelijke participatie van jongeren. Jongerenwerkers vormen de schakel tussen de leefwereld van jongeren en hun ouders aan de ene kant en maatschappelijke instanties aan de andere kant. Het jongerenwerk van De Wolden is in de afgelopen jaren meer ambulant gaan werken. Voor alle groepen en individuele jongeren worden specifieke programma’s opgesteld. De houding die het jongerenwerk hierbij hanteert is getypeerd als ‘uitdagend, grensverleggend, confronterend, prikkelend, vernieuwend, competentiegericht, probleemgericht, ondernemend, interventiegericht en grenzen stellend’. Sinds 2014 maken de jongerenwerkers van Stichting Welzijn De Wolden deel uit van de buurtteams. Hierdoor worden de jongerenwerkers breder ingezet als buurtwerkers, samen met de andere leden van de buurtteams. Iedere deelnemer van een buurtteam heeft zijn of haar eigen specialisme.
19
6.
Jeugd & participatie
Doel: Een stijgend aantal jeugdigen in De Wolden draagt hun steentje bij aan maatschappelijke activiteiten. Ook oefenen jaarlijks meer jongeren (en ouders) invloed uit op (de uitvoering van) het beleid van de gemeente De Wolden. We vinden het belangrijk dat jongeren de mogelijkheid hebben om mee te denken bij de ontwikkeling en uitvoering van onderdelen van het (jeugd)beleid. Daarnaast willen we dat de mogelijkheden om zelf verantwoordelijkheden te dragen, worden vergroot. 6.1
Bevorderen en ondersteunen van vrijwilligerswerk en mantelzorg
Vrijwilligerswerk Binnen Stichting Welzijn De Wolden is een vrijwilligerssteunpunt actief. Het steunpunt bemiddelt tussen vrijwilligers en werk. In de projecten vrijwillige thuiszorg en het maatjesproject worden af en toe jongeren ingezet. Er is niet in beeld hoeveel jonge vrijwilligers De Wolden in totaal telt. Het aantal geregistreerde jonge vrijwilligers is klein, maar niet alles wordt geregistreerd. Naar verwachting zijn in het verenigingsleven veel jongeren als vrijwilliger actief. Mantelzorg Slechts 2% van de jongeren in De Wolden geeft aan weleens mantelzorg te verlenen. In Drenthe doet 5% van de jongeren dit. Hierbij moet worden opgemerkt dat over het algemeen veel personen die mantelzorg verlenen hun activiteiten niet als mantelzorg ervaren. Het gaat bijvoorbeeld om het zorgen voor zieke ouders, broertjes of zusjes. In de praktijk zal het percentage mantelzorgers waarschijnlijk hoger liggen. Van de jongeren die mantelzorg verlenen, doet 28% dat 2 tot 3 keer per week, 35% 4 tot 5 keer per week en 25% 6 tot 7 keer per week. De grote meerderheid van de mantelzorgers (77%) doet dit al langer dan een jaar. De belasting is relatief zwaar: 26% voelt zich zwaar belast, 12% zeer zwaar belast en 16% zelfs overbelast. Bij Stichting Welzijn De Wolden zijn op dit moment 19 jonge mantelzorgers (tussen de 8 en 22 jaar) in beeld. Met deze groep wordt actief contact gezocht en gevraagd naar behoefte voor bijvoorbeeld ondersteuning of kennismaking met lotgenoten. Bij de ondersteuning van mantelzorgers werkt De Wolden samen met de gemeenten Hoogeveen, Meppel, Westerveld en Midden Drenthe. Bij de ondersteuning van jonge mantelzorgers is het belangrijk dat ook de omgeving van de jongere zich van de situatie bewust is. Hierin spelen bijvoorbeeld ook klasgenoten en hun ouders een rol. 6.2
Het verankeren van jeugdparticipatie in het gemeentelijk beleid
Op verschillende manieren worden kinderen en jongeren betrokken bij de totstandkoming van het gemeentelijk beleid. Kindergemeenteraad Kinderen uit de groepen 7 en 8 van de basisscholen worden ieder jaar uitgenodigd om mee te doen aan de kindergemeenteraad. Op interactieve wijze leren de kinderen hoe je kunt overleggen, onderhandelen en coalities vormen. Kinderen kunnen ideeën inbrengen en op de ideeën van anderen stemmen. Het idee met de meeste stemmen wordt 20
daadwerkelijk uitgevoerd. Zo worden de kinderen al op jonge leeftijd betrokken bij de gemeentelijke politiek. Beleidsontwikkeling Jongeren hebben een nadrukkelijke rol bij het opstellen van dorpsvisies. Ze werken hierbij samen met andere inwoners van het dorp. Daarnaast krijgen jongeren op specifieke onderwerpen de gelegenheid om mee te denken. Al verschillende keren heeft een groep jongeren meegedacht over bijvoorbeeld ketenbeleid of alcoholvoorlichtingen. Ook bij de ontwikkeling van nieuwbouwplannen worden jongeren betrokken. Uitvoeringspraktijk Op uitvoeringsniveau zijn de jongerenwerkers actief om jongeren die zich op straat begeven te activeren. Het mes snijdt dan aan twee kanten: de betreffende jongeren zijn actief en ze organiseren iets waardoor anderen ook actief worden.
21
7.
Conclusies en aanbevelingen
5.1
Conclusies
Met het grootste deel van de jongeren in De Wolden gaat het goed. De meeste jongeren zijn gezond, gelukkig en doen het goed op school. Op basis van het GGD Jeugdonderzoek zijn er zorgen over een drietal onderwerpen: 1. De toegenomen zorgen over de thuissituatie. 27% van de jongeren maakt zich wel eens zorgen over de thuissituatie. Jongeren krijgen bijvoorbeeld te maken met ruziënde ouders, geldproblemen en/of ernstige ziekte binnen het gezin. 2. De mogelijke toename van drugsgebruik. Hoewel de onderzoekscijfers dit niet onderbouwen, zijn hier zorgen over bij onder meer jongerenwerkers. Mogelijk staat een stijging in relatie tot de hogere leeftijd waarop alcoholdrinken is toegestaan. 3. De sterke toename van het cyberpesten. Bijna de helft van de jongeren is weleens gepest via internet of telefoon. Liegen, negeren en beledigen komen zeer regelmatig voor. 5.2
Aanbevelingen
Met de meeste jongeren in De Wolden gaat het goed. We bevelen daarom aan om het beleid voort te zetten gedurende de collegeperiode en daarbij extra aandacht te besteden aan: 1. De thuissituatie van jongeren. Jongeren maken zich vaak zorgen en krijgen soms te maken met invloedrijke gebeurtenissen. Hierop is met het jeugdbeleid niet altijd voor te sorteren. Wel is het van belang om bij dergelijke situaties de betreffende jongeren goed op te kunnen vangen. Het CJG sluit aan in verschillende netwerken en is hierdoor goed op de hoogte van situaties waar zorgen zijn. De gemeente en het CJG bieden op verschillende manieren ondersteuning aan, bijvoorbeeld activiteiten voor jonge mantelzorgers en financiële ondersteuning bij sport- en cultuuractiviteiten voor minima. We bevelen aan om hier op te blijven inzetten en aandacht te houden voor de thuissituatie van jongeren. 2. De mogelijke stijging van drugsgebruik in de afgelopen jaren. We bevelen aan om eerst uit te zoeken of het vermoeden klopt. Wanneer het drugsgebruik inderdaad aanzienlijk blijkt, ontwikkel dan een gezamenlijke aanpak met het CJG en VNN. Mogelijk kunnen scholen ook worden betrokken (want vooral op school krijgen jongeren het aangeboden). 3. De toename van cyberpesten. In weerbaarheidstrainingen en op scholen wordt af en toe aandacht besteed aan ‘online weerbaarheid’. Dit is echter nog geen standaard werkwijze. We bevelen aan om hier in de toekomst nog meer nadruk op te leggen en een gezamenlijke aanpak rond sociale media en pesten te ontwikkelen met het CJG en de scholen.
22
Factsheet |Middelengebruik van jongeren
1
in de gemeente De Wolden Met gegevens van een grootschalig onderzoek onder jongeren in Drenthe uit 2013 beschrijft deze factsheet het middelengebruik van jongeren in de gemeente De Wolden. De aandacht gaat uit naar combinaties van alcoholgebruik, roken, softdrugsgebruik en waterpijpgebruik en naar verschillende typen gebruikers. Hiermee krijgt u inzicht in het profiel van verschillende typen gebruikers en kunt u beleid en interventies gericht op het terugdringen van middelengebruik onder jongeren ondersteunen.
Risico’s van middelengebruik Roken, alcohol- en softdrugsgebruik kunnen leiden tot lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid. Het gebruik van deze middelen kent gezondheidsrisico’s die direct of op langere termijn kunnen optreden. Het is algemeen bekend dat roken het risico op longkanker en hart- en vaatziekten vergroot. Dat het roken van een waterpijp minstens even schadelijk is en zelfs bij éénmalig gebruik kan leiden tot koolmonoxidevergiftiging weten veel minder mensen. Jongeren lopen extra risico. Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van alcohol en softdrugs een verstorend effect heeft op de hersenontwikkeling. Middelengebruik heeft niet alleen gevolgen voor de gebruiker, maar ook voor de maatschappij. U kunt daarbij denken aan ziekte als gevolg van meeroken, impact van ziekte of verslaving op de naaste omgeving, arbeids- of schoolverzuim, overlast, criminaliteit of verkeersongevallen.
Help schadelijke effecten voorkomen Uw gemeente heeft vanuit de Wet Publieke Gezondheid (WPG) en de Drank en Horeca Wet (DHW) mogelijkheden om de schadelijke effecten van middelengebruik bij jongeren te voorkomen. Het in beeld krijgen van het profiel van verschillende typen gebruikers helpt om beleid te formuleren en gerichte interventies in te zetten. Deze factsheet ondersteunt u daarbij.
Gezondheid en leefgewoonten van jongeren in Drenthe In het najaar van 2013 heeft GGD Drenthe onder ruim 8000 jongeren uit klas één tot en met zes op het voortgezet onderwijs een onderzoek uitgevoerd in Drenthe. In de gemeente De Wolden hebben in totaal 375 jongeren meegedaan aan dit onderzoek. Met het onderzoek wordt een actueel beeld gegeven van de gezondheid en leefgewoonten van jongeren van 12 tot en met 18 jaar. De cijfers over middelengebruik vormen de basis van deze factsheet. Uitkomsten Jeugdonderzoek GGD Drenthe (2013) Provincie Drenthe De leefstijl van de jongeren in Drenthe is de afgelopen vijf jaar verbeterd; het percentage jongeren dat wel eens gerookt heeft is gedaald van 39% in 2008 naar 34% in 2013 en het percentage jongeren dat wel eens alcohol heeft gedronken is gedaald van 64% in 2008 naar 57% in 2013. Deze daling is vooral te zien in de jongste leeftijdscategorie 12 t/m 15 jaar. Gemeente De Wolden 55% van de jongeren heeft wel eens alcohol gedronken. Van de jongeren die wel eens alcohol hebben gedronken, heeft 81% recentelijk alcohol gedronken en 59% heeft bij één gelegenheid vijf of meer drankjes gedronken. 55% van de ouders vindt het goed dat hun kind alcohol drinkt. 14% van de jongeren rookt ten tijde van het invullen van de vragenlijst, waarvan bijna een derde iedere dag. In de gemeente De Wolden heeft 23% van de jongeren wel eens waterpijp gerookt, waarvan 25% recentelijk. In de gemeente De Wolden heeft 8% van de jongeren wel eens (hard of soft) drugs gebruikt.
Factsheet | Middelengebruik van jongeren in de gemeente De Wolden
2
GGD Drenthe Assen Juni 2015
Combinaties van middelengebruik In deze factsheet gaat de aandacht uit naar combinaties van middelengebruik bij jongeren. Om een inschatting te maken van het recente middelengebruik van jongeren zijn vier indicatoren gebruikt (zie tabel 1). Tabel 1. Indicatoren Middelengebruik
100%
Geen alcohol, roken, waterpijp en softdrugs Alleen waterpijp
90% 80%
Alleen roken
Indicator Drinkt alcohol
Heeft in de vier weken voor het invullen van de vragenlijst alcohol gebruikt.
Rookt
Rookt ten tijde van het invullen de vragenlijst.
Gebruikt softdrugs
Heeft in de vier weken voor het invullen van de vragenlijst softdrugs gebruikt.
Gebruikt waterpijp
Heeft in de vier weken voor het invullen van de vragenlijst waterpijp gebruikt.
Figuur 1 laat zien dat het middelengebruik vooral gedomineerd wordt door het gebruik van alcohol, al dan niet in combinatie met andere genotmiddelen. Middelengebruik zonder alcohol komt nauwelijks voor. Vanaf 13 jaar neemt het alcoholgebruik een sterke vlucht en neemt de diversiteit aan genotmiddelengebruik toe. Dit patroon blijkt zowel uit de provinciale als de gemeentelijke cijfers.
Vijf typen gebruikers
1
Alle jongeren zijn ingedeeld in één van de volgende groepen : 1. Jongeren die geen middelen gebruiken. 2. Jongeren die alleen alcohol drinken en geen anderen middelen gebruiken. 3. Jongeren die alcohol drinken en roken (en daarnaast geen andere middelen gebruiken). 4. Jongeren die alcohol drinken en/of softdrugs en/of waterpijp gebruiken en/of roken. 5. Jongeren die geen alcohol gebruiken, maar wel andere middel(en) zoals softdrugs, waterpijp of roken. 1
Als een jongere een vraag over alcohol, roken, softdrugs of waterpijp niet heeft beantwoord, dan is die buiten de analyse van deze factsheet gehouden. Het aantal jongeren in deze factsheet is daarom lager dan het aantal in het gemeentelijke rapport.
70% 60%
Alcohol, softdrugs, waterpijp en roken Alcohol, softdrugs en waterpijp
50%
Alcohol, softdrugs en roken Alcohol, waterpijp en roken
40%
Alcohol en softdrugs 30%
Alcohol en waterpijp
20%
Alcohol en roken
10%
Alleen alcohol
0% 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17/18 jaar
Figuur 1. Provincie Drenthe, middelengebruik (N=7222) Er zijn 16 verschillende combinaties van genotmiddelengebruik mogelijk. Bij de volgende combinaties is het percentage jongeren dat in die categorie valt te klein om te laten zien in Figuur 1 (percentage < 0,4%): ‘alleen softdrugs’, ‘waterpijp en softdrugs’, ‘roken en softdrugs en waterpijp’, ‘roken en softdrugs’ en ‘roken en waterpijp’.
Factsheet | Middelengebruik van jongeren in de gemeente De Wolden
3
GGD Drenthe Assen Juni 2015
Vijf typen gebruikers gemeente De Wolden
Typen gebruikers naar opleiding en leeftijd
In figuur 2 en 3 zijn de vijf typen gebruikers weergegeven voor de gemeente De Wolden en de provincie Drenthe. De verdeling van de vijf typen gebruikers in de gemeente De Wolden komt sterk overeen met die van de provincie Drenthe. Net als in de provincie Drenthe gebruikt circa de helft van de jongeren genotmiddelen. Daarvan drinken bijna alle jongeren alcohol, al dan niet in combinatie met andere genotmiddelen. In gemeente De Wolden drinkt circa een derde van de jongeren alcohol zonder daarbij andere middelen te gebruiken. Slechts 2% drinkt geen alcohol, maar gebruikt wel andere middelen.
Middelengebruik hangt sterk samen met opleidingsniveau en leeftijd. In Drenthe is het percentage alcoholgebruikers onder VMBO-leerlingen hoger dan onder leerlingen op het HAVO/VWO en is ook het percentage dat andere genotmiddelen gebruikt, zoals roken, softdrugs en waterpijp hoger onder VMBOleerlingen. De cijfers van de gemeente De Dwolden laten dit patroon niet zien. In Gemeente De Wolden is het percentage gebruikers onder HAVO/VWO leerlingen hoger dan onder VMBO leerlingen. Een aantal jongeren drinkt op 12-jarige leeftijd al alcohol, vanaf 13 jaar neemt het percentage alcoholgebruikers zowel op het VMBO als op het HAVO/VWO sterk toe (zie figuur 4 en figuur 5). 100% 90% 80%
25%
30%
70% 60% 54%
54%
7%
50% 40%
8% 6% 2%
11%
30% 3%
20% 10% 0% 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar
Figuur 2. Gemeente De Wolden (N= 367)
Figuur 3. Provincie Drenthe (N= 7222)
Figuur 4. VMBO (N=144) Gemeente De Wolden
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar Figuur 5. HAVO/VWO (N=223) Gemeente De Wolden
Gebruikt geen middelen (alcohol, roken, softdrugs of waterpijp) Gebruikt middelen, geen alcohol Gebruikt alcohol en andere middel(en) (en/of roken en/of softdrugs en/of waterpijp) Gebruikt alcohol en rookt Gebruikt alcohol, geen andere middelen
Factsheet | Middelengebruik van jongeren in de gemeente De Wolden
4
GGD Drenthe Assen Juni 2015
Typen gebruikers en hun alcoholgebruik nader bekeken Zowel in de provincie Drenthe als in de gemeente De Wolden zien we dat jongeren die alcohol drinken, maar geen andere middelen gebruiken gematigder omgaan met genotmiddelen dan jongeren die alcohol in combinatie met andere middelen gebruiken. De laatste groep jongeren rapporteert vaker aangeschoten of dronken te zijn geweest dan jongeren die ‘alleen’ alcohol drinken. Ze geven ook vaker aan vijf of meer drankjes te hebben gedronken bij één gelegenheid (zie figuur 6). Alle jongeren die alcohol gebruiken (al dan niet in combinatie met andere genotmiddelen), drinken veelal thuis. Uit de provinciale cijfers blijkt dat jongeren die naast alcohol ook andere middelen gebruiken, relatief vaker in een keet, hok of schuur drinken, bij de gemeente De Wolden komt dit niet heel duidelijk uit de cijfers naar voren. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
95%
93% 76%
61% 51% 36%
36%
26%
22%
Alcohol, geen andere middelen
Typen gebruikers in relatie tot spijbelen, ziekteverzuim en psychosociale problematiek Uit de provinciale cijfers blijkt dat er bij jongeren die drinken en andere middelen gebruiken, vaker sprake is van spijbelen, ziekteverzuim en psychosociale problematiek dan bij jongeren die geen middelen gebruiken of ‘alleen’ alcohol drinken. De cijfers van de gemeente De Wolden laten dit patroon minder scherp zien. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
54% 38%
2%
9%
Geen middelen
Alcohol en roken
Alcohol en anderen middelen
Ooit aangeschoten geweest in laatste 4 weken Vijf of meer drankjes gedronken per gelegenheid in laatste 4 weken Drinkt in keet, hok of schuur Figuur 6. Gemeente De Wolden, alcoholgebruik
36%
31% 14%
28%
7%
Alcohol, geen andere middelen
14%
18%
15%
Alcohol en roken
Alcohol en anderen middelen
Gespijbeld in laatste 4 weken
Thuis door ziekte in laatste 4 weken Heeft indicatie psychosociale problematiek Figuur 7. Gemeente De Wolden, spijbelen, ziekteverzuim en psychosociale problematiek Het aantal jongeren dat middelen gebruikt maar geen alcohol, is te klein om hier te laten zien.
Factsheet | Middelengebruik van jongeren in de gemeente De Wolden
5
GGD Drenthe Assen Juni 2015
Wat kunt u als gemeente doen? Bij preventie van middelengebruik door jongeren is het belangrijk onderscheid te maken tussen interventies gericht op jongeren die nog geen genotmiddelen gebruiken, jongeren die alleen in beperkte mate alcohol gebruiken en jongeren die meerdere middelen naast elkaar gebruiken. Het gezondheidsbeleid en/of preventie- en handhavingsplan DHW zijn geschikte kaders om afspraken te maken en vast te leggen.
Kies voor een integrale aanpak Bij het voorkomen en terugdringen van middelengebruik is een integrale aanpak van groot belang. Dit vereist samenwerking tussen verschillende gemeentelijke beleidsterreinen en afspraken met externe partners. Werk de thema’s roken, alcohol en (soft)drugs in samenhang met elkaar uit. Er zijn maatregelen nodig gericht op: De fysieke en sociale omgeving: bijvoorbeeld het terugdringen van de beschikbaarheid van middelen of reclame-uitingen daarover. Regelgeving en handhaving: bijvoorbeeld de regulering van evenementen in evenementenbeleid en vergunningverlening. Voorlichting en educatie: bijvoorbeeld door kennis en bewustwording van de risico’s in de samenleving te vergroten. Signalering, advies en ondersteuning: bijvoorbeeld het signaleren van experimenteergedrag of het stimuleren van stoppogingen.
Voorkom middelengebruik of stel het zo lang mogelijk uit Hoe langer het gebruik van middelen kan worden uitgesteld of voorkomen, hoe beter. Ouders spelen daarbij een cruciale rol en dienen tegelijkertijd met hun kinderen te worden voorgelicht, zodat zij duidelijke normen kunnen stellen voor hun beginnende puber. Binnen het programma ‘De Gezonde School en Genotmiddelen (DGSG)’ is daarvoor onlangs de leerling- en ouderinterventie Alcohol en Roken ontwikkeld. Andere manieren om ouders te ondersteunen en te betrekken zijn: Via websites als www.nix18.nl of www.hoepakjijdataan.nl Via het CJG en de jeugdgezondheidzorg
DGSG is een geschikt programma voor preventie van genotmiddelengebruik in de onderwijssetting, omdat het een doorlopende leerlijn biedt voor basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en een integrale aanpak kent. Voorlichting aan leerlingen in het basisonderwijs is alleen nodig als er aanwijzingen zijn dat zij daar interesse voor hebben. U kunt het gebruik van dit programma door scholen stimuleren en faciliteren.
Help jongeren die middelen gebruiken bewuste keuzes maken Bij jongeren die alleen in beperkte mate alcohol drinken, is het van belang er voor te zorgen dat zij dit niet in grote hoeveelheden gaan doen en geen andere middelen gaan gebruiken. Het is belangrijk deze jongeren op hun eigen verantwoordelijkheid aan te spreken en te stimuleren bewust keuzes te maken ten aanzien van het middelengebruik. Omdat ouders en ook school een grote invloed hebben op deze groep, is het verstandig hen te betrekken bij deze preventie-activiteiten.
Besteed extra aandacht aan groepen met meer risico VMBO-leerlingen zijn vaker intensieve gebruikers en intensieve gebruikers drinken vaker in hokken en keten. Geef bij interventies in de schoolsetting prioriteit aan het VMBO en koppel ouderinterventies voor deze jongeren ook aan een schoolprogramma. De uitval van risicogroepen is dan minder groot. Met de landelijke handleiding ketenbeleid (Min. VWS, 2010) kunt u vastleggen hoe u omgaat met de beschikbaarheid en verkoop van alcohol in hokken en keten.
Signaleer problemen tijdig en biedt adequate hulp Het probleembesef van jongeren die (veel) alcohol drinken, roken en andere middelen gebruiken is vaak gering en zij zijn weinig gemotiveerd tot het zoeken van hulp. Het is van belang problemen met middelengebruik van deze jongeren vroegtijdig te signaleren en hun motivatie om bewuster om te gaan of te stoppen met dit gebruik te versterken. Wees bij schoolverzuim en psychosociale problematiek alert op de mogelijke invloed van genotmiddelen. U kunt stimuleren dat partners uit het CJG, buurtteams en het sociaal team specifiek rond middelengebruik werkafspraken maken over de toepassing van signaleringsprotocollen. Zorg er voor dat zij signalen tijdig herkennen, bespreekbaar maken en jongeren kunnen motiveren tot gedragsverandering.
Factsheet | Middelengebruik van jongeren in de gemeente De Wolden
6
GGD Drenthe Assen Juni 2015
Meer weten ?
Andere interessante bronnen
Wilt u als gemeente advies bij de verdere uitwerking van een integraal beleid gericht op preventie van genotsmiddelen dan kunt u contact opnemen met Inge Dijkstra, adviseur gezondheidsbevordering: [email protected], 0623053503
Voor vragen over provinciale cijfers of gemeentelijke cijfers kunt u contact opnemen met afdeling epidemiologie van GGD Drenthe: [email protected]
Alle provinciale cijfers en gegevens naar achtergrondkenmerken van jongeren uit Drenthe zijn ook te lezen in het provinciale rapport: Kuilman, M., Veen, van der, W.J., Zanden, van, N., (februari, 2015). Jeugd in Drenthe, Basisrapport van het jeugdonderzoek 2013, Over de gezondheid en leefgewoonten van Drentse jongeren. Assen, GGD Drenthe. Per gemeente is een rapportage gemaakt. De resultaten van De Wolden zijn te lezen in het gemeentelijke rapport: Kuilman, M., Veen, van der, W.J., Zanden, van, N., (februari, 2015). Jeugd in gemeente De Wolden, Resultaten gemeente De Wolden van het jeugdonderzoek 2013, Over de gezondheid en leefgewoonten van de Drentse jeugd. Assen, GGD Drenthe. Het provinciale rapport en het gemeentelijke rapport, alsmede andere publicaties van de GGD Drenthe, zijn te vinden op www.GezondheidsGegevensDrenthe.nl.
Handreiking Gezonde Gemeente, Centrum voor Gezond Leven: http://www.loketgezondleven.nl/gemeente-en-wijk/gezonde-gemeente/ Verslavingszorg Noord Nederland: http://www.vnn.nl Nederlands Instituut voor alcoholbeleid: http://www.stap.nl Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu: http://www.nationaalkompas.nl/preventie http://www.volksgezondheidenzorg.info Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/alcohol http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/roken http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/drugs Trimbos Instituut: http://www.gemeenteengenotmiddelen.nl http://www.rokeninfo.nl/professionals
Colofon Deze factsheet is een uitgave van GGD Drenthe, juni 2015 Mien Ruysweg 1 9408 KA Assen Postbus 144 9400 AC Assen T (0592) 306 300 I www.ggddrenthe.nl
Jeugd in De Wolden Resultaten De Wolden van het Jeugdonderzoek 2013 Over de gezondheid en leefgewoonten van de Drentse jeugd
Februari 2015
Colofon: Uitgave: GGD Drenthe Epidemiologie, afdeling GIO [email protected] Auteurs: Marjan Kuilman Willem Jan van der Veen Nynke van Zanden
Overname van gegevens is alleen toegestaan, mits voorzien van de volgende bronvermelding: GGD Drenthe. Jeugd in De Wolden, Resultaten De Wolden van het Jeugdonderzoek 2013, Over de gezondheid en leefgewoonten van de Drentse jeugd. Assen, Februari 2015 i
ii
Inhoudsopgave Introductie ....................................................................................................................................................................1 1. Kenmerken van de onderzoeksgroep .......................................................................................................................2 2. Schoolsituatie ...........................................................................................................................................................3 3. Gezondheid ...............................................................................................................................................................5 4. Mantelzorg................................................................................................................................................................7 5. Voeding .....................................................................................................................................................................9 6. Lichaamsbeweging..................................................................................................................................................12 7. Middelengebruik.....................................................................................................................................................14 8. Seksualiteit..............................................................................................................................................................23 9. Sociale omgeving ....................................................................................................................................................25 10. Pesten ...................................................................................................................................................................27 11. Gehoorschade.......................................................................................................................................................29 12. Bekendheid Centrum Jeugd en Gezin...................................................................................................................30
iii
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
Introductie In het najaar van 2013 heeft de GGD Drenthe een groot onderzoek gehouden onder jongeren tussen de 12 en 18 jaar in de provincie Drenthe. Dit onderzoek heeft als doel om de gezondheid van de Drentse jeugd in kaart te brengen. In dit tabellenboek worden de gemeentelijke resultaten van dit Jeugdonderzoek 2013 voor De Wolden gepresenteerd. Dit tabellenboek omvat bijna alle tabellen uit het provinciaal rapport. De tabellen tonen de percentages voor De Wolden, met daarnaast ook het percentage in de provincie Drenthe. Waar de aantallen dit toelaten, zijn de resultaten ook gepresenteerd naar geslacht, leeftijdscategorie, en opleidingsniveau. De gemeentelijke resultaten zijn vergeleken met de rest van Drenthe. Als uit deze statistische analyses naar voren komt dat een verschil niet op toeval berust, dan noemen we de uitkomst statistisch significant. In de tabellen wordt dit aangegeven met een *. In de analyse is rekening gehouden met het verschil in opbouw van de bevolking voor leeftijd en geslacht. Er zijn tabellen waar als resultaat 0% wordt gepresenteerd. Dit kan twee oorzaken hebben. Allereerst kan het zijn dat niemand het betreffende antwoord heeft gegeven. Echter, vaker zal het een gevolg zijn van afronding, waarbij het werkelijke percentage dan tussen de 0% en 0,5% ligt. Bij enkele onderwerpen komt het voor dat niet iedereen alle vragen over dat onderwerp hoeft te beantwoorden. Jongeren die bijvoorbeeld aangeven geen alcohol te drinken, kunnen de vervolgvragen over alcoholgebruik overslaan. In de analyse van deze vervolgvragen worden de niet-drinkers niet meer meegenomen. De percentages hebben dan niet langer betrekking op de totale groep jongeren, maar op de beperktere groep drinkers. Wanneer de resultaten betrekking hebben op een subgroep, zal dit bij de tabellen worden aangegeven. Bovendien wordt door middel van n= … aangegeven uit hoeveel jongeren deze subgroep bestaat. Alle provinciale cijfers en gegevens naar achtergrondkenmerken zijn te lezen in het provinciale rapport ‘Jeugd in Drenthe, Basisrapport van het Jeugdonderzoek 2013, Over de gezondheid en leefgewoonten van de Drentse jeugd’. Deze publicatie en de vragenlijst zijn te vinden op www.GezondheidsGegevensDrenthe.nl. Op de website kunt u ook zelf een selectie van gegevens maken.
1
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
1. Kenmerken van de onderzoeksgroep Tabel 1. Kenmerken van de onderzoeksgroep Respons
Respons
aantal
%
aantal
%
375
100,0
2299
100,0
Jongen
155
41,3
1195
52,0
Meisje
220
58,7
1104
48,0
12-14 jaar
198
52,8
1046
45,5
15-18 jaar
177
47,2
1253
54,5
VMBO-overig
54
14,4
VMBO-t
94
25,1
HAVO
104
27,7
VWO
123
32,8
301
80,3
Vader/moeder en partner
18
4,8
Co-ouders
28
7,5
Eenoudergezin
24
6,4
Anderen/zelfstandig
4
1,1
Totaal De Wolden Geslacht
Leeftijd
Opleiding
Gezinssamenstelling Vader en moeder
Bevolking Bevolking
2
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
2. Schoolsituatie Tabel 2. Beleving school Geslacht
Leeftijd 12-14 15-18
Jongen Meisje
Opleiding
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
11
8
13
7
7
12
10
8
10
10
Leuk
44
56
50
49
47
48
49
52
50
44
Gaat wel
37
32
31
37
35
35
33
35
35
37
Niet leuk
4
2
3
3
6
2
4
2
3
5
Vreselijk
4
2
3
4
5
3
4
1
3
4
Beleving school Hartstikke leuk
Tabel 3. Aantal dagen thuis vanwege ziekte, in de laatste vier weken Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal dagen
Niet ziek geweest
71
53
63
61
52
59
60
69
62
62
ziek thuis
1 dag
10
19
15
14
16
12
18
13
14
14
2 dagen
7
12
10
9
10
10
10
8
9
10
3 of meer dagen
12
17
12
16
22
18
12
10
14
13
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Tabel 4. Aantal uur gespijbeld, in de laatste vier weken Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal uur
Niet gespijbeld
90
93
97
87
98
94
90
88
91
90
gespijbeld
1 uur
1
3
1
3
0
2
2
3
2
4
2 uren
3
2
1
4
0
2
3
4
3
2
3 of meer uren
5
2
1
6
2
2
5
5
4
4
3
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 5. Belangrijke redenen om te spijbelen (bij jongeren die aangeven gespijbeld te hebben, n=28) Totaal De Wolden Totaal Drenthe %
%
0
2
Als ik een proefwerk heb
0
2
Als ik geen zin heb in school
11
33
Als ik (veel) tussenuren heb
43
28
Als ik problemen heb
8
8
Anders
38
27
Reden om te spijbelen Als ik mijn huiswerk niet af heb
4
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
3. Gezondheid Tabel 6. Ervaren gezondheid Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Ervaren
(Heel) goed
93
82
88
87
79
90
91
86
87
84
gezondheid
Gaat wel/niet zo best
7
18
12
13
21
10
9
14
13
16
Slecht
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Tabel 7. Ziekten en aandoeningen in de afgelopen 12 maanden Totaal De Wolden
Totaal Drenthe
%
%
Astma of bronchitis
11
12
Chronische vermoeidheid
5
6
Diabetes mellitus
1
1
Eczeem
10
9
Buikklachten
6
6
Migraine
14
13
Aangeboren hartaandoening
2
1
ADHD
5
6
Anorexia of boulimia
1
1
Kanker
1
0
Allergie
18
20
Anders
22
18
Tabel 8. Belemmering bij dagelijkse bezigheden vanwege ziekte of aandoening (bij jongeren met een ziekte of aandoening, n=145) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aandoening belemmert
Sterke mate
12
13
12
12
19
15
12
9
12
13
dagelijkse bezigheden
Lichte mate
43
59
50
54
54
52
57
50
53
51
Niet belemmerd
45
28
38
34
26
33
31
41
35
36
5
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 9. Contact met huisarts in de afgelopen 3 maanden Geslacht
Jongen Meisje
Contact met huisarts Ja Nee
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
33
49
37
44
38
46
34
44
41
40
67
51
63
56
62
54
66
56
59
60
Tabel 10. Indicatie voor psychosociale problematiek Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Indicatie voor
Geen (0-15)
93
89
89
93
90
85
94
93
91
87
psychosociale
Mild (16-19)
2
9
7
4
8
10
3
3
6
9
3
1
5
3
3
3
4
problematiek* Matig/ernstig (20-40) 4 2 4 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
6
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
4. Mantelzorg Tabel 11. Geven van mantelzorg Geslacht
Leeftijd 12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Jongen Meisje
Mantelzorg
Geeft mantelzorg
Opleiding
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
2
1
2
2
5
3
1
1
2
5
95
97
99
99
98
95
geven* Geeft niet 98 99 98 98 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
Tabel 12. Aantal keer per week geven van mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven, N=7) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
13
33
1 keer per week
0
13
2 tot 3 keer per week
28
24
4 tot 5 keer per week
35
7
6 tot 7 keer per week
25
23
Aantal keer per week Minder dan 1 keer per week
Tabel 13. Duur van het geven van mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven, N=7) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Hoe lang geef je al mantelzorg 1 maand
0
21
Half jaar
0
10
1 jaar
23
8
Langer dan een jaar
77
61
Tabel 14. Ervaren belasting mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven, N=7) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
15
63
Een beetje belast
31
27
Tamelijk zwaar belast
26
5
Zeer zwaar belast
12
3
Overbelast
16
2
Ervaren belasting mantelzorg Niet of nauwelijks belast
7
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 15. Minder tijd kunnen besteden aan activiteit vanwege het geven van mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven, N=7) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
School
22
17
Sport
22
12
Hobby
36
19
Uitgaan
22
18
8
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
5. Voeding Tabel 16. Aantal dagen per week ontbijten Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Jongen Meisje
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
2
5
2
4
1
6
2
3
3
6
1-4 dagen
4
7
2
8
15
2
5
4
5
9
5-6 dagen
14
16
15
14
18
17
12
14
15
13
Elke dag 81 73 81 74 65 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
75
81
79
77
72
Ontbijtgedrag* (Bijna) nooit
Tabel 17. Aantal dagen per week frisdrank drinken Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
6
14
10
9
5
8
6
16
10
9
1-4 dagen
45
43
47
42
39
53
45
38
44
41
5-6 dagen
13
10
10
13
12
6
11
16
12
10
Elke dag
36
34
33
36
44
33
37
31
35
39
Aantal dagen frisdrank (Bijna) nooit
Tabel 18. Aantal glazen frisdrank, per dag (bij jongeren die frisdrank drinken, N=333) Geslacht
Leeftijd 12-14 15-18
Jongen Meisje
Opleiding
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Frisdrank
1 glas
24
32
30
26
16
22
29
37
28
27
glazen
2 glazen
40
32
35
38
23
36
44
36
36
40
3 glazen
20
19
18
22
38
23
17
12
20
18
Meer dan 3 glazen
15
17
17
15
23
20
10
15
16
15
9
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 19. Aantal dagen per week snacks eten Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal dagen
(Bijna) nooit
7
11
9
9
6
6
10
11
9
9
snacks
1-4 dagen
74
78
78
75
74
79
77
75
76
75
5-6 dagen
7
3
4
6
6
9
2
5
5
6
Elke dag
13
7
9
11
14
7
11
10
10
11
Tabel 20. Aantal snacks eten, per dag (bij jongeren die snacks eten, N=333) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal snacks 1 portie/stuk
44
54
59
40
48
56
51
42
49
54
per dag*
2 porties/stuks
42
39
31
48
35
32
44
46
40
32
3-5 porties/stuks
11
6
10
8
11
12
5
9
9
12
6 of meer porties/stuks 3 1 0 4 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
7
0
0
3
2
2
10
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 21. Aantal dagen per week eten van snoep Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal dagen
(Bijna) nooit
13
17
13
16
18
16
16
12
15
20
snoep*
1-4 dagen
53
53
53
53
46
48
62
51
53
48
5-6 dagen
16
12
13
15
19
16
6
17
14
11
17
20
16
19
18
20
Elke dag 18 18 21 15 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
Tabel 22. Aantal porties of stuks snoep per dag (bij jongeren die snoep eten, N=315) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal porties/stuks
1 of minder
51
62
61
52
46
52
67
53
56
56
snoep per dag
2 porties
29
27
29
28
35
29
22
30
28
29
3-5 porties
19
11
10
19
19
19
11
14
15
13
6 of meer porties
1
1
0
1
0
0
0
2
1
2
11
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
6. Lichaamsbeweging Tabel 23. Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14 15-18 Jongen Meisje
NNGB Normactief Niet normactief
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
12
10
7
14
14
9
11
11
11
11
88
90
93
86
86
91
89
89
89
89
Tabel 24. Lidmaatschap van sportclub Geslacht
Jongen Meisje
Lid sportclub Ja Nee
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
74
73
81
67
68
70
71
80
73
70
26
27
19
33
32
30
29
20
27
30
12
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 25. Frequentie en duur van televisie kijken Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal dagen per
5 dg per week of minder
46
42
42
46
42
46
47
42
44
43
week TV kijken
6 dg per week of meer
54
58
58
54
58
54
53
58
56
57
Duur per dag TV
Minder dan 2 uur per dag
86
76
84
79
75
79
87
80
81
75
kijken*
Langer dan 2 uur per dag
14
24
16
21
25
21
13
20
19
25
TV kijken
>=6 dg langer dan 2 uur
12
20
13
19
17
19
12
18
16
20
81
83
81
88
82
84
80
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
per dag Minder vaak/frequent 88 80 87 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
Tabel 26. Frequentie en duur van achter de computer, internet of gameboy zitten. Geslacht
Leeftijd 12-14 15-18
Jongen Meisje
Opleiding VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal dagen per
5 dg per week of minder
36
25
36
26
32
36
33
24
31
29
week PC/internet
6 dg per week of meer
64
75
64
74
68
64
67
76
69
71
Duur per dag
Minder dan 3 uur per
82
71
81
73
54
77
81
82
77
70
PC/internet*
dag 18
29
19
27
46
23
19
18
23
30
16
27
17
25
44
22
16
16
21
29
75
56
78
84
84
79
71
Langer dan 3 uur per dag
Gebruik PC,
>=6 dg langer dan 3 uur
internet/gameboy*
per dag
Minder vaak/frequent 84 73 83 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
13
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
7. Middelengebruik Tabel 27. Wel eens gerookt hebben Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
24
33
20
45
39
27
28
25
28
34
Nee 76 67 80 55 61 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
73
72
75
72
66
Wel eens gerookt*
Ja
Tabel 28. Frequentie van roken op dit moment Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Roken nu
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Ik rook nu niet
89
82
90
75
73
87
86
89
86
83
<1x per week
3
9
3
12
9
3
4
8
6
5
>=1x per week, niet
2
7
3
6
8
6
4
1
4
4
6
3
3
7
10
4
6
1
4
8
iedere dag Iedere dag
Tabel 29. Wel eens waterpijp gerookt hebben Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
21
25
13
44
22
19
25
24
23
28
Nee 79 75 87 56 78 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
81
75
76
77
72
Waterpijp roken*
Ja
Tabel 30. Frequentie van waterpijp roken in hele leven (bij jongeren die al eens waterpijp hebben gerookt, N=79) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hoe vaak waterpijp
1 keer
30
18
34
17
26
27
29
16
24
20
gerookt in hele leven
<1 keer p wk
31
38
18
45
30
26
33
42
34
27
1 keer per
39
44
48
38
45
47
38
41
42
52
week of vaker
14
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 31. Frequentie van waterpijp roken in de afgelopen 4 weken (bij jongeren die al eens waterpijp hebben gerookt, N=79) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Jongen Meisje
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hoe vaak
Niet gebruikt in afg 4 wk
71
79
71
78
67
79
63
86
75
64
waterpijp gerookt
1 keer
12
12
18
8
18
15
21
0
12
17
in afg. 4 wk
<1 keer p wk
11
4
5
8
8
6
12
3
7
10
1 keer per week of vaker
7
6
5
7
8
0
4
11
6
9
Tabel 32. Alcoholgebruik in hele leven Geslacht
Alcoholgebruik Drinkt alcohol Drinkt geen alcohol
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
52
57
39
88
60
44
59
57
55
57
48
43
61
12
40
56
41
43
45
43
Tabel 33. Type alcohol-houdende drank dat genuttigd wordt (bij jongeren die ooit alcohol hebben gedronken, N=188) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Bier
64
60
Wijn
41
36
Breezers
55
53
Mixdrankjes (zelf gemaakt)
54
48
Shooters
42
38
Alcopop
6
4
Likeur
32
28
Sterke drank puur
27
27
Sherry
7
9
15
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 34. Aantal keren alcohol gedronken hebben (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Alcohol
Minder dan 6 keer
27
21
42
8
47
21
17
22
24
26
gedronken
6-10 keer
14
18
20
12
6
23
19
14
16
18
in hele leven
11-19 keer
13
10
11
11
5
13
11
13
11
9
>=20 keer
46
52
27
69
42
43
53
51
49
46
Tabel 35. Aantal keren alcohol gedronken hebben in afgelopen 4 weken (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Jongen Meisje
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Alcohol gedronken in
0 keer
17
22
30
10
29
21
10
23
19
21
afgelopen 4 weken
1-3 keer
41
46
44
44
42
39
46
45
44
43
4-10 keer
32
28
22
37
29
30
38
23
30
29
11-19 keer
4
1
2
3
0
5
3
2
3
2
>=20 keer
6
4
3
6
0
5
4
7
5
5
Tabel 36. Frequentie van alcoholgebruik op de vier doordeweekse dagen (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hoeveel van vier
2 of meer
7
0
2
4
0
0
8
2
3
4
doordeweekse dagen
1
4
4
2
6
8
5
0
5
4
5
alcohol
Minder dan 1
10
8
3
15
0
4
6
19
9
10
Nooit
79
89
93
75
92
91
86
74
84
81
16
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 37. Dagelijkse hoeveelheid alcohol tijdens doordeweekse dagen (bij jongeren die op doordeweekse dagen alcohol drinken, N=28) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hoeveel glazen alcohol op
5 of meer
12
0
15
6
0
0
12
9
8
9
doordeweekse dagen
3 of 4
7
23
14
13
64
25
0
10
13
14
2
42
23
15
40
36
28
36
36
35
17
1
39
53
56
41
0
46
52
46
44
61
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Tabel 38. Frequentie van alcoholgebruik tijdens de drie weekend-dagen (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Hoeveel van drie
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
8
1
3
5
0
5
4
6
4
6
52
58
43
66
57
61
59
48
55
53
Minder dan 1
26
27
28
25
27
24
21
32
26
26
Nooit
14
14
26
4
16
10
16
15
14
15
3
weekend dagen alcohol 1 of 2
Tabel 39. Dagelijkse hoeveelheid alcohol tijdens weekend-dagen (bij jongeren die op weekend-dagen alcohol drinken, N=159) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hoeveel glazen alcohol op
7 of meer
28
19
16
28
29
18
28
21
23
26
weekend dagen*
5 of 6
16
22
20
18
19
21
16
21
19
19
3 of 4
28
25
17
33
13
20
29
34
26
18
1 of 2 28 34 47 20 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
39
42
27
25
31
37
17
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 40. Vijf of meer drankjes met alcohol gedronken hebben bij één gelegenheid, afgelopen 4 weken (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Jongen Meisje
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hoe vaak afgelopen 4 weken
Nooit
40
43
49
34
44
29
41
47
41
41
5 of meer drankjes alcohol
1-2 keer
34
30
29
35
19
41
35
30
32
34
per gelegenheid
3-6 keer
19
26
19
25
38
23
22
15
22
18
7 of meer
7
2
3
6
0
6
2
8
4
7
Tabel 41. Frequentie van ooit dronken of aangeschoten geweest te zijn door het drinken van alcohol (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Dronken of
Nooit
31
32
44
21
45
39
27
26
32
35
aangeschoten
1-2 keer
18
30
26
23
34
30
22
19
24
23
in hele leven
3-5 keer
23
12
13
22
16
15
17
20
18
17
6-10 keer
11
16
10
17
3
9
17
18
14
10
11 keer of meer
17
9
8
18
3
7
18
16
13
14
Tabel 42. Frequentie van dronken of aangeschoten geweest te zijn door het drinken van alcohol, afgelopen 4 weken (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Dronken of
Nooit
59
69
72
57
76
66
56
64
64
62
aangeschoten in afg
1-3 keer
34
25
21
38
21
29
35
29
30
31
4 wk
4-10 keer
4
4
6
2
3
5
8
1
4
5
11 keer of meer
3
2
1
3
0
0
2
5
2
2
18
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 43. Plek waar alcohol gedronken wordt (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Thuis alleen
10
6
7
9
5
10
5
11
8
8
Thuis met anderen*
35
48
44
38
44
53
44
31
41
48
Bij anderen thuis
54
48
42
60
42
48
54
54
51
54
Op schoolfeest*
17
17
11
22
3
9
23
21
17
8
In discotheek
32
36
23
44
15
30
38
41
34
34
In café
27
32
19
39
17
19
44
27
29
27
In restaurant
6
6
4
9
0
5
8
8
6
7
In sportkantine
7
3
2
8
0
5
5
7
5
6
Op straat*
1
6
4
3
0
7
2
4
3
8
In keet, hok of schuur
15
28
27
16
42
27
17
13
21
22
Ergens anders
15
6
11
11
19
6
9
12
11
10
Tabel 44. Mening van ouders over het alcoholgebruik van hun kind (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Mening ouders
Vinden het goed
57
53
37
72
50
43
69
51
55
50
alcoholgebruik
Vinden dat ik minder
6
1
1
5
0
3
8
1
3
4
Raden het af
15
17
19
13
15
13
8
25
16
17
Verbieden het
3
2
4
1
3
0
2
4
2
3
Weten het niet
8
12
19
2
15
8
8
10
10
13
Zeggen er niets van
12
14
19
7
16
32
5
9
13
14
moet drinken
19
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 45. Meningen over stellingen alcoholgebruik (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
14
17
Niet moeilijk/Niet makkelijk
25
24
(Heel) makkelijk
60
59
(Heel) moeilijk
17
17
Niet moeilijk/Niet makkelijk
22
22
(Heel) makkelijk
61
61
(Heel) moeilijk
27
27
Niet moeilijk/Niet makkelijk
30
29
(Heel) makkelijk
43
43
(Heel) moeilijk
14
14
Niet moeilijk/Niet makkelijk
21
20
(Heel) makkelijk
66
66
(Heel) moeilijk
15
13
Niet moeilijk/Niet makkelijk
18
19
(Heel) makkelijk
67
68
(Heel) moeilijk
8
10
Niet moeilijk/Niet makkelijk
21
20
(Heel) makkelijk
70
70
(Heel) moeilijk
11
11
Niet moeilijk/Niet makkelijk
19
19
(Heel) makkelijk
70
70
(Heel) moeilijk
11
15
Niet moeilijk/Niet makkelijk
22
21
(Heel) makkelijk
68
64
Niet drinken als vrienden wel drinken (Heel) moeilijk
Drankje weigeren
Niet-drinker blijven
Reden bedenken voor weigering
Uitleggen niet-drinken
Gematigde drinker blijven
Iets terugzeggen
Fris drinken i.t.t. vrienden
Tabel 46. Opvatting over of het drinken van alcohol bij het uitgaan hoort (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben, N=188) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Alcohol hoort bij
Helemaal mee eens
28
14
16
25
19
32
17
18
21
22
uitgaan
Mee eens
41
25
29
37
28
26
41
33
33
31
Niet mee eens/niet
23
43
37
30
39
34
29
34
33
35
Mee oneens
5
13
12
6
8
6
9
9
9
7
Helemaal mee oneens
3
6
6
3
5
2
4
6
4
5
mee oneens
20
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 47. Wel eens hasj of wiet aangeboden gekregen Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Hasj of wiet aangeboden
Ja
19
22
10
43
16
15
23
25
21
23
gekregen
Nee
81
78
90
57
84
85
77
75
79
77
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Tabel 48. Plaats waar jongeren wel eens hasj of wiet aangeboden hebben gekregen (bij jongeren die weleens hasj of wiet aangeboden hebben gekregen, N=72) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Op school
27
19
Thuis of bij vrienden*
49
36
Op straat*
34
47
In café, disco, feest of concert*
37
26
Ergens anders 35 30 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
Tabel 49. Wel eens harddrugs aangeboden gekregen Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Harddrugs aangeboden
Ja
5
3
1
10
2
0
8
5
4
6
gekregen
Nee
95
97
99
90
98
100
92
95
96
94
Tabel 50. Plaats waar jongeren wel eens harddrugs aangeboden hebben gekregen (bij jongeren die weleens harddrugs aangeboden hebben gekregen, N=13) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Op school
17
15
Thuis
56
24
Op straat*
21
47
In café, disco, feest of concert
68
42
Ergens anders
37
27
21
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 51. Wel eens drugs (harddrugs en softdrugs) gebruikt Geslacht
Jongen Meisje
Drugs gebruikt*
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Ja
8
8
3
18
3
6
9
10
8
11
Nee
92
92
97
82
97
94
91
90
92
89
22
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
8. Seksualiteit Tabel 52. Ooit met iemand geslachtsgemeenschap gehad Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Jongen Meisje
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Geslachtsgemeenschap Nee, nooit
87
81
96
75
85
93
81
81
84
82
gehad
Ja, 1 keer
5
4
1
7
2
3
5
6
5
4
Ja, een paar keer
2
4
0
6
10
1
3
2
3
6
Ja, regelmatig
6
10
3
12
3
3
10
11
8
9
Tabel 53. Aantal verschillende personen waarmee jongeren geslachtsgemeenschap hebben gehad (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad, N=54) Geslacht
Leeftijd
Jongen Meisje
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Aantal
1 persoon
30
64
33
53
76
73
38
47
51
44
partners
2 personen of meer
70
36
67
47
24
27
62
53
49
56
Tabel 54. Gebruik van condooms bij geslachtsgemeenschap (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad, N=54) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Condoom
Ja, altijd
56
35
25
47
45
85
46
32
44
44
gebruik
Meestal, soms
19
49
21
38
43
15
35
40
36
41
Nooit
25
16
54
15
12
0
19
28
20
14
23
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 55. Gebruik van condoom en andere voorbehoedsmiddelen bij laatste keer geslachtsgemeenschap (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad, N=54) Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Voorbehoedsmiddel Alleen condoom
32
17
0
26
33
26
30
14
23
26
laatste keer
23
22
25
22
12
58
16
22
22
31
11
54
46
34
22
15
36
44
35
30
Geen voorbehoedsmiddel
28
3
29
11
12
0
13
17
13
9
Ik weet het niet meer
6
6
0
7
21
0
5
4
6
4
Condoom en (mogelijk) iets anders Geen condoom, wel (mogelijk) iets anders
Tabel 56. Reden om geen condoom te gebruiken bij laatste keer geslachtsgemeenschap (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad en geen condoom gebruikten, N=29) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Ik dat zelf niet wilde
17
15
De ander niet wilde
12
14
Ik niet durfde te zeggen dat ik met condooms wilde vrijen
0
2
We teveel gedronken hadden
12
9
We er niet aan dachten
17
17
We elkaar vertrouwden
36
35
We geen condooms bij ons hadden
12
20
De pil of een ander voorbehoedsmiddel werd gebruikt
57
55
Vrijen met condooms zo onhandig is of moeilijk
17
11
Wij vaste verkering hadden*
51
34
Vrijen met condoom niet zo lekker is
27
27
We allebei maagd zijn
14
7
8
11
Andere reden * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
24
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
9. Sociale omgeving Tabel 57. Meemaken van ingrijpende gebeurtenissen Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Overlijden broer/zus of ouders(s)
3
5
Langdurige ziekte of ziekenhuisopname jongere zelf
13
11
Langdurige ziekenhuisopname ouder(s), broer/zus
19
22
Ruzie tussen ouders
26
28
Echtscheiding van ouders
17
20
Problemen met nieuwe ouder
8
7
Geweld of mishandeling tussen ouders
3
3
Geldproblemen ouders*
10
15
Verslaving ouders
2
4
Problemen met school of werkloosheid jongere zelf
8
8
Problemen met werk of werkloosheid ouder(s)*
8
12
Zwanger geworden/gemaakt
1
1
Anders 12 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
13
Tabel 58. Beleving van de thuissituatie Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Beleving
Hartstikke leuk
46
40
48
39
43
47
38
46
43
43
thuissituatie
Leuk
43
43
43
44
39
42
54
37
43
42
Gaat wel
8
14
9
13
17
9
7
13
11
13
Niet leuk
1
2
1
3
2
1
1
2
2
2
Vreselijk
1
0
0
1
0
0
0
2
1
1
25
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden Tabel 59. Wel eens zorgen maken over de thuissituatie Totaal Geslacht
Leeftijd
Opleiding
Totaal
De Wolden Drenthe
12-14 15-18 VMBOJongen Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Zorgen over
Ja, ik krijg daarvoor ook hulp
2
1
1
2
0
1
2
2
1
3
thuissituatie
Ja, ik krijg daarvoor geen hulp
2
1
1
2
1
2
1
2
2
2
17
31
25
23
32
33
20
18
24
24
79
66
72
74
67
64
77
78
73
71
maar heb daar wel behoefte aan Ja, ik maak me wel eens zorgen maar hoef daarvoor geen hulp Nee, ik maak me nooit zorgen
Tabel 60. Ongewenste seksuele ervaring Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Ongewenste
Ja
7
8
4
10
8
8
5
8
7
8
seksuele ervaring
Nee
86
87
88
85
83
83
87
89
86
85
Wil niet beantwoorden
7
6
7
5
8
8
8
3
6
7
Tabel 61. Betrokkene bij en plaats van ongewenste seksuele ervaring (bij jongeren die een ongewenste seksuele ervaring hebben gehad, N=26) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Met een jongere thuis
17
20
Met een jongere op school
17
7
Met een jongere in de buurt
14
12
Met een jongere ergens anders
34
30
Met een volwassene thuis
10
3
Met een volwassene op school
13
2
Met een volwassene in de buurt
4
4
Met een volwassene ergens anders
11
4
Wil vraag niet beantwoorden
20
32
26
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
10. Pesten Tabel 62. Gepest worden op school in de afgelopen 3 maanden Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14 15-18 Jongen Meisje
Wordt op school gepest Ja Nee
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
13
11
12
12
18
12
13
9
12
12
87
89
88
88
82
88
87
91
88
88
Tabel 63. Onheus bejegend worden op internet en/of GSM in de afgelopen 3 maanden Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Ben beledigd
20
19
Ben belachelijk gemaakt
15
14
Ben genegeerd
23
23
Tegen mij gelogen
29
29
Ben misleid
7
7
Ben bedreigd
6
6
Anonieme mail gekregen
5
5
Ben uitscholden
16
17
Mijn foto verspreid
11
9
Virus ontvangen
3
3
Mijn paswoord veranderd
4
3
Mijn computer vast laten lopen
6
6
Mijn persoonlijke info gestolen
2
2
E-mails verstuurd vanaf mijn account
3
2
Op website over mij gestemd*
4
3
Roddels over mij verspreid
11
11
Vertrouwelijke info van mij doorgestuurd
11
9
Gevraagd dingen voor webcam te doen 4 * Significant verschil tussen gemeente De Wolden en de rest van Drenthe
3
Tabel 64. Slachtoffer van cyberpesten Geslacht
Jongen Meisje
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Slachtoffer van
Is gepest via internet of GSM
41
56
42
53
64
45
42
50
48
50
cyberpesten
Is niet gepest via
59
44
58
47
36
55
58
50
52
50
internet/GSM
27
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
Tabel 65. Pesten op school in de afgelopen 3 maanden Totaal Geslacht
Pest zelf op school Ja Nee
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
Totaal
De Wolden Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
13
7
13
8
7
13
8
11
10
13
87
93
87
92
93
87
92
89
90
87
28
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
11. Gehoorschade Tabel 66. Wel eens last van oorsuizen of een piep of getik in de oren Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Last van oorsuizen, piep
Nooit
56
45
50
51
44
41
54
57
50
50
of tik in oren
Soms
35
48
42
41
49
51
41
32
41
43
Vaak
6
6
7
5
7
5
4
9
6
5
Altijd
3
1
0
4
0
4
2
3
2
1
Tabel 67. Dragen van gehoorbescherming (bij jongeren die wel eens last hebben van oorsuizen, piep of getik in oren, N=186) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Gehoorbescherming Nooit
71
84
78
78
87
75
75
78
78
85
Soms
23
12
17
17
3
18
21
20
17
11
Vaak
3
2
2
3
4
1
3
2
2
2
Altijd
3
2
3
3
6
5
2
0
3
2
29
Resultaten Jeugdonderzoek GGD Drenthe 2013 voor De Wolden
12. Bekendheid Centrum Jeugd en Gezin Tabel 68. Bekend met Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Geslacht
Jongen Meisje
Bekend
Ja, ik ben bekend met het CJG en
met CJG
weet dat ik er zelf ook terecht kan
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
jaar
jaar
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
VMBO -overig VMBO-t HAVO VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
5
4
1
7
4
2
9
3
5
5
8
8
8
8
0
9
3
14
8
7
87
88
90
85
96
89
88
83
87
89
met allerhande vragen Ja, ik heb er wel eens van gehoord maar wist niet dat ik er zelf ook terecht zou kunnen Nee, ik heb nog nooit van het CJG gehoord
Tabel 69. Contact met Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (bij jongeren die bekend zijn met het CJG, N=44) Geslacht
Contact met CJG Ja Nee
Leeftijd
Opleiding
12-14
15-18
VMBO-
Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
0
16
5
9
0
17
14
0
8
16
100
84
95
91
100
83
86
100
92
84
Tabel 70. Op welke wijze contact met Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (bij jongeren die bekend zijn met het CJG, N=44) Totaal
Totaal
De Wolden
Drenthe
%
%
Via website
52
22
Via jongerenwebsite
0
9
Via e-mail
0
0
Telefonisch contact
22
20
Persoonlijk gesprek
78
74
Voorlichtingsbijeenkomst/themabijeenkomst
0
17
30
Jeugd in Drenthe Basisrapport van het jeugdonderzoek 2013 Over de gezondheid en leefgewoonten van Drentse jongeren
Februari 2015 Versie 1.0 Colofon: Uitgave: GGD Drenthe Epidemiologie, Cluster GIO [email protected] Auteurs: Marjan Kuilman Willem Jan van der Veen Nynke van Zanden
Overname van gegevens is alleen toegestaan, mits voorzien van de volgende bronvermelding: GGD Drenthe. Jeugd in Drenthe, Basisrapport van het jeugdonderzoek 2013, Over de gezondheid en leefgewoonten van de Drentse jongeren. Assen, Februari 2015.
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................... iii 1 Inleiding........................................................................................................................................... 1 1.1. Leeswijzer ................................................................................................................................ 1 2 Gezondheid en leefgewoonten van jongeren in Drenthe ............................................................. 3 2.1. Dit onderzoek .......................................................................................................................... 3 2.2. De vragenlijst ........................................................................................................................... 3 2.3. Analyse van de resultaten ....................................................................................................... 3 2.4. Patronen en relaties ................................................................................................................ 4 2.5. Vergelijkingen en trends.......................................................................................................... 4 3 Kenmerken van de onderzoeksgroep ............................................................................................ 5 3.1. Belangrijkste uitkomsten ......................................................................................................... 5 3.2. Meting van kenmerken van de onderzoeksgroep ................................................................... 5 3.3. Resultaten in detail.................................................................................................................. 6 4 Schoolsituatie.................................................................................................................................. 7 4.1. Beleving op school ................................................................................................................... 7 4.2. Ziekteverzuim .......................................................................................................................... 8 4.3. Spijbelen .................................................................................................................................. 9 5 Gezondheid ................................................................................................................................... 11 5.1. Ervaren gezondheid ............................................................................................................... 11 5.2. Aandoeningen ....................................................................................................................... 12 5.3. Contact met huisarts ............................................................................................................. 13 5.4. Psychosociaal welbevinden ................................................................................................... 15 6 Mantelzorg .................................................................................................................................... 17 7 Voeding ......................................................................................................................................... 21 8 Lichaamsbeweging ........................................................................................................................ 27 9 Middelengebruik........................................................................................................................... 31 9.1. Roken ..................................................................................................................................... 31 9.2. Alcohol ................................................................................................................................... 34 9.3. Drugsgebruik ......................................................................................................................... 44 10 Seksualiteit .................................................................................................................................... 47 11 Sociale omgeving .......................................................................................................................... 53 11.1. Ingrijpende gebeurtenissen............................................................................................... 53 11.2. Beleving thuissituatie ........................................................................................................ 55 11.3. Zorgen over thuissituatie................................................................................................... 56 11.4. Ongewenste seksuele ervaring.......................................................................................... 57 12 Pesten............................................................................................................................................ 59 12.1. Gepest worden en cyberpesten ........................................................................................ 59 12.2. Pesten ................................................................................................................................ 61 13 Gehoorschade ............................................................................................................................... 63 14 Bekendheid Centrum Jeugd en Gezin .......................................................................................... 65 15 Beschouwing: welbevinden en probleemgedrag ........................................................................ 67 15.1. Inleiding ............................................................................................................................. 67 15.2. Keuze van indicatoren ....................................................................................................... 67 15.3. Veranderingen in vijf jaar tijd ............................................................................................ 68 15.4. Welbevinden en probleemgedrag in de Drentse gemeenten ........................................... 68 i
15.5. Conclusies .......................................................................................................................... 71 16 Geraadpleegde bronnen ............................................................................................................... 73 16.1. Digitale databases ............................................................................................................. 73 16.2. Overige bronnen................................................................................................................ 73 Bijlage: De vragenlijst .................................................................................................................... 75
ii
Samenvatting GGD Drenthe heeft van oktober 2013 tot en met januari 2014 een grootschalig onderzoek gehouden in Drenthe onder ruim 8000 jongeren uit klas één tot en met zes op het voortgezet onderwijs en in het MBO. Met dit onderzoek wordt een actueel beeld gegeven van de gezondheid en leefgewoonten van jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Dit rapport biedt gemeenten en scholen daarmee waardevolle informatie om hun preventief gezondheidsbeleid vorm te geven. Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door de medewerking van alle scholen van het voortgezet onderwijs in Drenthe. De gezondheid en leefgewoonten van jongeren worden beïnvloed door een veelheid van factoren die te maken hebben met het opgroeien van brugklasser tot jong-volwassene en de context waarbinnen dat gebeurt. Een beeld van het proces van opgroeien wordt gegeven door te kijken naar de rol van leeftijd en geslacht. De context waarbinnen jongeren opgroeien wordt gevormd door het gezin waarin zij opgroeien, de school waar zij zich ontwikkelen en omgang hebben met andere jongeren, de regio waar zij hun leven doorbrengen en de samenleving waar zij deel van uitmaken. De relevantie hiervan wordt uitgewerkt door te kijken naar de rol van het opleidingsniveau en naar veranderingen in welbevinden en leefstijl die zich mogelijk hebben voorgedaan door toedoen van de recente financiële en economische crisis. In dit rapport wordt bij alle thema’s naar de rol van leeftijd gekeken. Jongeren die nog maar net begonnen zijn met hun schoolcarrière in het voortgezet onderwijs hebben andere leefgewoonten en ervaren hun gezondheid anders dan jongeren van 15 t/m 18 jaar. Jongeren uit de oudste leeftijdscategorie vinden school minder leuk, spijbelen vaker en blijven vaker van thuis van school vanwege ziekte. Pesten komt vaker voor bij jongeren van 12 t/m 14 jaar, maar in de oudste leeftijdsgroep zijn jongeren vaker slachtoffer van cyberpesten. Jongeren uit de oudste leeftijdsgroep zijn negatiever over de eigen gezondheid, zijn minder positief over de thuissituatie en maken zich meer zorgen over thuis. Naast een verminderd welbevinden gaat het ouder worden ook gepaard met een hoger risico op een ongezonde en risicovolle leefstijl. Jongens maken een andere ontwikkeling door dan meisjes. Jongens geven minder vaak aan het leuk te vinden op school dan meisjes en spijbelen vaker. Bij meisjes is het ziekteverzuim hoger. Meisjes geven vaker dan jongens aan slachtoffer te zijn van cyberpesten. Meisjes zijn ook minder positief over de eigen gezondheid dan jongens en worden in het dagelijks leven vaker belemmerd door een ziekte of aandoening. Bij meisjes is vaker dan bij jongens sprake van psychosociale problematiek. Meisjes maken zich ook meer zorgen over de thuissituatie dan jongens en rapporteren vaker problemen die te maken hebben met de situatie binnen het gezin. Alhoewel meisjes de eigen gezondheid negatiever ervaren dan jongens, hebben zij in het algemeen gezondere eetgewoonten, roken minder en drinken minder alcohol. Jongens daarentegen voldoen vaker aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Het percentage dat al eens geslachtsgemeenschap heeft gehad is het hoogst onder meisjes. Meisjes hebben vaker ongewenste seksuele ervaringen dan jongens. Goede gezondheid is niet gelijk verdeeld in de Drentse bevolking. Een belangrijk aangrijpingspunt voor gezondheidsbeleid en preventie vormt het gegeven dat verschillen in gezondheid en in leefstijl onverminderd groot zijn tussen de opleidingsniveaus. Vergeleken met jongeren met een HAVO of VWO opleiding rapporteren jongeren die een opleiding op het VMBO (TL of ‘overige’) volgen een minder goede gezondheid en duidelijk slechtere leefgewoonten. Onder leerlingen van het VMBOoverige is het ziekteverzuim op school relatief hoog. Deze leerlingen geven ook vaker aan te spijbelen. Leerlingen van het VMBO geven vaker aan zowel te pesten als ook slachtoffer van pesten te zijn. Leerlingen van VMBO-overige zijn het vaakst slachtoffer van cyberpesten. Leerlingen van het VMBO ervaren vaker dan andere leerlingen problemen die te maken hebben met de situatie binnen het gezin. Leerlingen van het VMBO-overige geven het vaakst aan dat ze ooit wel eens iii
geslachtsgemeenschap hebben gehad, VMBO leerlingen rapporteren vaker dan andere leerlingen dat ze een ongewenste seksuele ervaring hebben gehad. Waar we nu specifiek naar hebben gekeken zijn de trends van de afgelopen vijf jaar (sinds het vorige jeugdonderzoek van 2008) en daarbinnen naar de samenhang tussen welbevinden en leefstijl. Deze periode van vijf jaar viel ongeveer samen met de financiële en economische crisis. Van deze crisis wordt gezegd dat deze weliswaar in 2014 eindigde, maar dat de sociale en maatschappelijke gevolgen ervan langer zullen voortduren. De trends die we in dit rapport signaleren passen deels in de meer omvattende ontwikkeling van verslechterende economische en maatschappelijke omstandigheden. Ze laten zien dat jongeren zich wat ongezonder zijn gaan voelen, vaker psychosociale problemen ondervinden en meer problemen tussen hun ouders en in hun familie rapporteren. De herkomst van het verminderde welbevinden van jongeren lijkt deels te liggen in een verslechtering van de gezins- en familieomstandigheden om hen heen. Daarnaast nemen we waar dat jongeren weliswaar aangeven dat zij minder op school gepest worden, maar beduidend vaker via het internet en de mobiele telefoon onheus bejegend worden. Wanneer we echter afgaan op enkele indicatoren van leefstijl komen de trends in een veel gunstiger daglicht te staan. De leefstijl van jongeren lijkt nu gezonder te zijn dan vijf jaar geleden, tot uiting komend in een afname van roken en verminderd alcoholgebruik. Hun gedrag in en rondom school lijkt ook verbeterd te zijn, want jongeren pesten minder op school en spijbelen minder vaak. Per saldo zien we een gemengd beeld van ongunstige en gunstige ontwikkelingen in de laatste jaren. In de meeste Drentse gemeenten zien we dit ook terug, waar het welbevinden van jongeren duidelijk of enigszins is afgenomen maar waar ook duidelijk sprake is van minder probleemgedrag.
iv
1
Inleiding
Hoeveel jongeren uit Drenthe voelen zich fysiek of psychisch gezond? Welk percentage van hen rookt en drinkt alcohol? Hebben Drentse jongeren wel eens last van oorsuizen of een piep in het oor als gevolg van hard geluid? Het zijn vragen die GGD Drenthe in dit rapport ‘Jeugd in Drenthe’ wil beantwoorden. De Wet Publieke Gezondheid (WPG) schrijft gemeenten voor, elke vier jaar hun voornemens met het lokaal preventief gezondheidsbeleid vast te leggen in de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid. Om die nota vorm te geven, is inzicht nodig in de gezondheidstoestand van de bevolking en de factoren die daarop van invloed zijn. De GGD doet daarom iedere vier jaar een grootschalig onderzoek, niet alleen onder Drentse jeugdigen, maar ook onder volwassenen en ouderen in de provincie. Deze onderzoeken bieden de gemeenten informatie waarmee zij hun eigen gezondheidsbeleid vorm kunnen geven. Om een actueel beeld te krijgen van de gezondheid en leefgewoonten van jongeren van 12 tot en met 18 jaar, heeft GGD Drenthe van oktober 2013 tot en met januari 2014 een grootschalig onderzoek gehouden onder ruim 8000 jongeren uit klas één tot en met zes op het voortgezet onderwijs en in het MBO. Dankzij de medewerking van alle scholen voor voortgezet onderwijs was dit onderzoek mogelijk. Na afloop van het invullen van de vragenlijst kreeg elke leerling een persoonlijk gezondheidsadvies.
1.1.
Leeswijzer
Na het tweede hoofdstuk over de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd en met een beschrijving van de steekproef, wordt in de volgende hoofdstukken elke keer één gezondheidsthema gepresenteerd. Deze hoofdstukken kennen een gelijke opbouw: eerst worden de belangrijkste uitkomsten samengevat, vervolgens worden de specifieke onderdelen (vraagstellingen) van het thema besproken. De gedetailleerde resultaten zijn terug te vinden in de verschillende tabellen. Daaruit worden ook patronen en relaties afgeleid voor de determinanten leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Waar mogelijk worden de resultaten vergeleken met de resultaten uit het onderzoek van 2008 en met landelijke cijfers. Gemeentelijke cijfers worden in dit rapport niet gepresenteerd, per gemeente zal een apart tabellenboek worden vormgegeven. Deze resultaten per gemeente zullen digitaal beschikbaar worden gesteld op www.GezondheidsGegevensDrenthe.nl. Daar zijn ook digitale versies van dit rapport en afzonderlijke provinciale tabellen te vinden.
1
2
2 2.1.
Gezondheid en leefgewoonten van jongeren in Drenthe Dit onderzoek
Om een actueel beeld te krijgen van de gezondheid en leefgewoonten van jongeren van 12 tot en met 18 jaar, heeft GGD Drenthe in het najaar van 2013 tot begin 2014 een grootschalig onderzoek gehouden onder jongeren uit klas één tot en met zes van het voortgezet onderwijs en in het MBO. Ruim 8000 Drentse leerlingen hebben de vragen via internet ingevuld. Alle scholen in het voortgezet onderwijs werkten aan dit onderzoek mee. Het speciaal- en praktijkonderwijs zijn niet meegenomen in het onderzoek, omdat de vraagstellingen voor deze groep leerlingen waarschijnlijk te complex zijn en de vragenlijst te lang. Na afloop van het invullen van de vragenlijst kreeg de leerling een persoonlijk gezondheidsadvies. Het huidige jeugdonderzoek brengt de lichamelijke en psychosociale gezondheid van jongeren in kaart, beschrijft leefstijl en gedrag en geeft informatie over de sociale omgeving, het geven van mantelzorg en het hebben van gehoorschade. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een digitale vragenlijst die klassikaal via internet is ingevuld. Elke leerling kreeg hiervoor een kaartje met een persoonlijke inlogcode. Aan de deelnemende scholen is gevraagd of ze een lesuur en een computerruimte voor het onderzoek beschikbaar wilden stellen. Vervolgens is per onderwijsniveau en per leerjaar aangegeven hoeveel leerlingen op de betreffende school de vragenlijst zouden moeten invullen. Met name in de bovenbouw bleek het organisatorisch lastiger om een lesuur en computerruimte beschikbaar te hebben. De respons in deze groep bleef daardoor achter; die in de onderbouw voldeed wel aan de verwachting. Vanwege het grote aantal deelnemers is een passieve toestemmingsprocedure gehanteerd. Dit houdt in dat ieder kind deelneemt aan het onderzoek, tenzij er bezwaar is gemaakt door één van beide ouders of verzorgers.
2.2.
De vragenlijst
De vragenlijst is tot stand gekomen in overleg met gemeenten. Onderwerpen die aan bod kwamen waren: de lichamelijke en geestelijke gezondheid, mantelzorg, voeding en gewicht, lichaamsbeweging en roken, alcohol- en drugsgebruik, seksualiteit, sociale omgeving, gehoorschade en bekendheid met het CJG. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van landelijke standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor Jeugd. In bijlage I staat de volledige vragenlijst.
2.3.
Analyse van de resultaten
In deze provinciale rapportage zijn alleen de jongeren meegenomen die in Drenthe wonen. De verdeling naar geslacht en leeftijd van de onderzoekspopulatie blijkt niet overeen te komen met de werkelijke verdeling in de bevolking (zie ook tabel 3.1 in paragraaf 3.3). In de analyses is daar rekening mee gehouden door gebruik te maken van weging. De percentages in dit rapport zijn daardoor representatief voor de werkelijke bevolking. Hoe scoort de totale groep jongeren? Dat is de eerste analysevraag bij elk onderwerp. Vervolgens worden de percentages voor verschillende groepen jongeren, bijvoorbeeld tussen jongens en meisjes of jongeren van verschillende typen onderwijs uitgerekend en statistisch geanalyseerd. Als deze analyse uitwijst dat het verschil tussen groepen statistisch niet op toeval berust dan noemen we dat een significant verschil en wordt dit verschil in de tekst benoemd door een * achter het betreffende 3
onderwerp. Soms lijken percentages tussen groepen van elkaar af te wijken, maar wordt daar in de tekst geen aandacht aan besteed. In dat geval zijn deze verschillen op statistische gronden aan toeval toe te schrijven. In de vragenlijst komt het bij enkele onderwerpen voor dat niet iedereen alle vragen over dat onderwerp hoeft in te vullen. Jongeren die bijvoorbeeld geen alcohol drinken, kunnen de vervolgvragen over alcohol overslaan. In de analyse van de vervolgvragen worden dan de jongeren die geen alcohol drinken niet meer meegenomen. De percentages hebben dan niet langer betrekking op de totale groep jongeren, maar op de beperkte groep drinkers. In de tekst en de tabellen zal duidelijk worden aangegeven wanneer de percentages op een subgroep betrekking hebben. De resultaten voor het onderwerp gehoorschade kunnen niet volledig worden gepresenteerd. De reden is dat er een fout is opgetreden bij het wegschrijven van de antwoorden op de eerste vervolgvraag over gehoorschade in het databestand. De antwoorden op de vraag wanneer jongeren last hebben van oorsuizen of een piep in de oren zijn om deze reden niet meer te achterhalen. De uitkomst van deze vraag is dan ook niet beschreven in dit rapport. Het aantal MBO-leerlingen dat deel heeft genomen aan dit onderzoek is zo klein, dat de resultaten van dit onderwijs alleen aan de betreffende MBO-locaties zullen worden gepresenteerd. MBO leerlingen worden in dit provinciaal rapport buiten beschouwing gelaten, zoals dat ook in 2008 is gedaan.
2.4.
Patronen en relaties
Risicogedrag, een minder goede gezondheid en ongezonde leefgewoonten komen bij de ene groep jongeren méér voor dan bij andere. Dit jeugdonderzoek biedt de mogelijkheid om doelgroepen, patronen en onderlinge relaties te onderzoeken en te beschrijven. In dit rapport worden de resultaten systematisch naar geslacht, leeftijd (12 tot en met 14 jaar, 15 tot en met 18 jaar) en opleiding (VMBO-overig, VMBO-theoretisch, HAVO, VWO) gepresenteerd.
2.5.
Vergelijkingen en trends
Waar mogelijk, zijn de resultaten van dit onderzoek ook vergeleken met recente landelijke cijfers. Hiervoor is gebruik gemaakt van verschillende bronnen, zoals het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Trimbos-instituut en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De Drentse cijfers zijn, waar dat mogelijk was, vergeleken met voorgaande onderzoeken. Echter, niet alle onderwerpen die deze keer zijn nagevraagd, zijn ook in vorige jaren nagevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vragen over gehoorschade en vragen over de bekendheid van het CJG. Wanneer een vergelijking met landelijke cijfers of met resultaten uit eerdere Drentse onderzoeken niet mogelijk was, is de betreffende paragraaf niet in het hoofdstuk opgenomen.
4
3
Kenmerken van de onderzoeksgroep
Van alle scholen hebben 33 locaties voor voortgezet onderwijs meegedaan aan dit jeugdonderzoek. In totaal hebben 8096 leerlingen van 12 tot en met 18 jaar de vragenlijst volledig ingevuld.
3.1.
Belangrijkste uitkomsten
Iets meer meisjes (52%) dan jongens (48%) deden mee aan dit onderzoek. Het aandeel van 12 tot en met 14 jarigen was met 60% hoger dan dat van 15 tot en met 18 jarigen (40%). De groep leerlingen die een VBMO-t of HAVO opleiding volgt, was het grootst, gevolgd door VMBO-overig en VWO leerlingen. Het percentage leerlingen van allochtone afkomst is laag (2%). De meeste leerlingen wonen thuis met hun vader en moeder (78%) en één op de elf leerlingen (8%) woont in een éénoudergezin. Het aandeel jongeren uit de gemeente Emmen (23%) is het hoogst, gevolgd door Assen (17%). Het percentage jongeren uit Tynaarlo is het laagst (3%).
3.2.
Meting van kenmerken van de onderzoeksgroep
Eerst is naar het geslacht en de leeftijd van de jongere gevraagd. Vervolgens is gevraagd welk soort onderwijs ze volgen, zodat het opleidingsniveau in kaart kon worden gebracht. De etniciteit is vastgesteld door te vragen naar het geboorteland van vader, moeder en de jongere zelf. Daarna is gevraagd wie er bij de jongere in huis wonen, zodat een indeling gemaakt kon worden naar gezinssamenstelling. Onder een éénoudergezin wordt verstaan dat de jongere of bij de vader of bij de moeder in huis woont, zonder eventuele partners. Tot slot is op basis van de viercijferige postcode de gemeente waarin de jongeren woont bepaald.
5
3.3.
Resultaten in detail
Tabel 3.1 Kenmerken van de onderzoeksgroep Respons aantal
Respons %
Bevolking aantal
Bevolking %
8096
100,0
43285
100,0
Jongen
3859
47,7
22274
51,5
Meisje
4237
52,3
21011
48,5
12-14 jaar
4881
60,3
19326
44,6
15-18 jaar
3215
39,7
23959
55,4
VMBO-overig
1669
20,6
VMBO-t
2414
29,8
HAVO
2437
30,1
VWO
1576
19,5
Nederlands
7808
97,7
Surinaams
50
0,6
Antilliaans, Arubaans
39
0,5
Turks
45
0,6
Marokkaans
46
0,6
Vader en moeder
6302
77,9
Vader/moeder en partner
522
6,5
Co-ouders
533
6,6
Eenoudergezin
663
8,2
Anderen/zelfstandig
72
0,9
Aa en Hunze
313
3,9
2275
5,3
Assen
1347
16,6
6036
13,9
Borger-Odoorn
428
5,3
2341
5,4
Coevorden
664
8,2
3100
7,2
Emmen
1843
22,8
9273
21,4
Hoogeveen
807
10,0
4726
10,9
Meppel
610
7,5
2883
6,7
Midden-Drenthe
688
8,5
3080
7,1
Noordenveld
424
5,2
2726
6,3
Tynaarlo
234
2,9
2947
6,8
Westerveld
363
4,5
1599
3,7
De Wolden
375
4,6
2299
5,3
Totaal Geslacht
Leeftijd
Opleiding
Etniciteit
Gezinssamenstelling
Gemeente
6
4
Schoolsituatie
4.1.
Beleving op school
Jongeren brengen een groot deel van hun tijd op school door. Om spijbelgedrag en vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen en optimaal te kunnen leren is het belangrijk dat jongeren de school positief ervaren en met een veilig en vertrouwd gevoel naar school gaan.
4.1.1. Belangrijkste uitkomsten De meeste leerlingen vinden het leuk of hartstikke leuk (54%) op school. Eén op de 11 leerlingen vindt het niet leuk of zelfs vreselijk op school. Meisjes, leerlingen van 12 tot en met 14 jaar en VWO leerlingen geven vaker aan het leuk te vinden op school.
4.1.2. Meting van beleving op school Aan de jongeren is gevraagd “Hoe vind je het op school?”.
4.1.3. Resultaten in detail Tabel 4.1 Beleving school Beleving school Hartstikke leuk
Leuk
Gaat wel
Niet leuk
Vreselijk
%
%
%
%
%
10
44
37
5
4
Jongen
10
39
39
6
6
Meisje
10
49
34
4
3
12-14 jaar
13
47
32
4
4
15-18 jaar
7
41
41
6
5
VMBO-overig
9
40
39
6
7
VMBO-t
10
41
38
5
5
HAVO
10
44
38
5
3
VWO * Significant verschil
10
51
32
4
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
4.1.4. Patronen en relaties Meisjes geven vaker aan het leuk te vinden op school. Leerlingen van 12 tot en met 14 jaar vinden het vaker hartstikke leuk of leuk op school. VWO leerlingen beoordelen school vaker als positief vergeleken met leerlingen van andere opleidingsniveau’s.
4.1.5. Vergelijking Uit het landelijke HBSC onderzoek kan worden afgeleid dat een positieve schoolbeleving hoger is bij meisjes, jongere leerlingen en leerlingen op het VWO. Aangezien in het HBSC onderzoek een andere vraagstelling is gebruikt, zijn de percentages niet met elkaar te vergelijken.
7
4.1.6. Trends De uitkomsten zijn vergelijkbaar met die van 2008. In 2008 gaf 56% van de leerlingen aan het leuk of hartstikke leuk te vinden op school, 37% vond het wel gaan en 9% vond het niet leuk of vreselijk op school.
4.2.
Ziekteverzuim
Ziekte of een bezoek aan de huisarts leiden tot geoorloofd verzuim van school. Ziekteverzuim kan verschillende oorzaken hebben. Niet altijd is een duidelijke lichamelijke oorzaak aan te wijzen. Ook klachten zoals hoofdpijn of vermoeidheid of klachten van psychosociale aard kunnen leiden tot schoolverzuim. Als een leerling wegens ziekte veel lessen moet missen van school, is er kans dat hij/zij achterop raakt.
4.2.1. Belangrijkste uitkomsten Bijna een kwart van de leerlingen (23%) heeft zich in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek ziek gemeld op school, voor ten hoogste 2 dagen. Eén op de acht (13%) was 3 dagen of langer ziek. Het ziekteverzuim is hoger onder meisjes, 15-18 jarigen en leerlingen met een VMBO-overige opleiding.
4.2.2. Meting van ziekteverzuim Gevraagd is naar het aantal dagen dat de jongere in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek is thuis gebleven vanwege ziekte.
4.2.3. Resultaten in detail Tabel 4.2 Aantal dagen ziek thuis vanwege ziekte, in de laatste vier weken Aantal dagen ziek thuis Niet ziek geweest
1 dag
2 dagen
3 of meer dagen
%
%
%
%
62
14
10
13
Jongen
67
12
9
12
Meisje
58
16
12
15
12-14 jaar
62
16
10
12
15-18 jaar
63
13
10
14
VMBO-overig
60
12
11
17
VMBO-t
60
15
11
15
HAVO
64
14
10
11
VWO * Significant verschil
66
15
8
10
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
4.2.4. Patronen en relaties Meisjes zijn in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek vaker ziek thuis gebleven en bleven ook vaker op 2 of meer dagen ziek thuis. Leerlingen van 15 tot en met 18 jaar hebben zich vaker 3 of meer dagen ziek gemeld. Het ziekteverzuim is hoger onder leerlingen met een VMBO-overige opleiding.
8
4.2.5. Trends Het percentage leerlingen dat zich ziek heeft gemeld in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek is vergelijkbaar met het voorgaande onderzoek. In 2008 gaf 61% aan niet ziek te zijn geweest. Een kwart had zich ziek gemeld voor ten hoogste 2 dagen, 14% was 3 dagen of meer vanwege ziekte afwezig.
4.3.
Spijbelen
Als een leerling wegblijft van school zonder geldige reden, dan is er sprake van spijbelen.
4.3.1. Belangrijkste uitkomsten Een op de tien leerlingen spijbelde in de vier weken voor het onderzoek, 6% spijbelde één tot twee uur en 4% spijbelde in deze periode drie uren of meer. Spijbelen komt vaker voor bij jongens, leerlingen van 15-18 jaar en leerlingen met een VMBO-overige opleiding. De belangrijkste redenen om te spijbelen zijn ‘geen zin in school’ of ‘omdat ik veel tussenuren heb’.
4.3.2. Meting van spijbelgedrag In het jeugdonderzoek is het spijbelgedrag vastgesteld door te vragen naar het aantal uren dat een jongere heeft gespijbeld in de weken voor het invullen van de vragenlijst. Daarnaast is aan de leerlingen die spijbelden gevraagd naar de belangrijkste reden om te spijbelen.
4.3.3. Resultaten in detail Tabel 4.3 Aantal uur gespijbeld, in de laatste 4 weken Aantal uur gespijbeld Niet gespijbeld
1 uur
2 uren
3 of meer uren
%
%
%
%
90
4
2
4
Jongen
89
4
2
4
Meisje
92
3
2
3
12-14 jaar
96
2
1
1
15-18 jaar
86
5
3
6
VMBO-overig
89
4
2
4
VMBO-t
92
3
1
3
HAVO
90
4
3
4
VWO * Significant verschil
91
3
3
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 4.4 Belangrijkste redenen om te spijbelen (bij jongeren die aangeven gespijbeld te hebben) % Reden om te spijbelen
Als ik mijn huiswerk niet af heb
2
Als ik een proefwerk heb
2
Als ik geen zin heb in school
33
Als ik (veel) tussenuren heb
28
Als ik problemen heb
8
Anders
27
9
4.3.4. Patronen en relaties Jongens spijbelden vaker dan meisjes. Leerlingen van 15 tot en met 18 jaar spijbelden vaker en spijbelden ook vaker 3 uren of meer. Leerlingen van het VMBO-t gaven het vaakst aan niet te spijbelen. Leerlingen van de overige VMBO opleidingen spijbelden het meest.
4.3.5. Vergelijking In het landelijke HBSC onderzoek geeft 9% van de leerlingen aan te hebben gespijbeld in de afgelopen 4 weken. De doelgroep van dit onderzoek is scholieren t/m 16 jaar. Wanneer we het landelijke percentage spijbelaars voor de afzonderlijke leeftijden afzetten tegen de Drentse percentages, blijkt dat de scholieren in Drenthe iets minder spijbelen dan landelijk het geval is.
4.3.6. Trends In 2008 was er al een daling van het spijbelgedrag te zien, in 2013 is het percentage leerlingen dat spijbelde verder gedaald. In 2008 werd er door 16% van alle leerlingen gespijbeld. 8% van alle leerlingen gaf in 2008 aan 3 of meer uren gespijbeld te hebben. In 2013 is dit 4%.
10
5
Gezondheid
5.1.
Ervaren gezondheid
Ervaren gezondheid wordt ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd. Het oordeel dat jongeren zelf geven over hun gezondheid zegt veel over verschillende aspecten van gezondheid. Zo kan een negatief oordeel voortkomen uit een ongezonde leefstijl.
5.1.1. Belangrijkste uitkomsten De meeste jongeren beoordelen de eigen gezondheid als goed of heel goed (84%). 16% geeft aan dat ze hun gezondheid als ‘gaat wel’ of ‘niet zo best’ ervaren. Geen van de leerlingen vindt de eigen gezondheid slecht. Meisjes zijn iets minder positief over de eigen gezondheid. De ervaren gezondheid neemt af in de oudste leeftijdsgroep. HAVO en VWO leerlingen zijn het meest positief over de eigen gezondheid.
5.1.2. Meting van ervaren gezondheid De ervaren gezondheid wordt gemeten door jongeren de vraag te stellen hoe zij hun eigen gezondheid beoordelen: goed tot heel goed, gaat wel/niet zo best of slecht.
5.1.3. Resultaten in detail Tabel 5.1 Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid Gaat wel/ (Heel) goed
niet zo best
Slecht
%
%
%
84
16
0
Jongen
87
13
0
Meisje
80
20
0
12-14 jaar
86
14
0
15-18 jaar
82
17
0
VMBO-overig
80
19
0
VMBO-t
83
17
0
HAVO
85
14
0
VWO * Significant verschil
86
14
0
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
5.1.4. Patronen en relaties Meisjes zijn minder positief over de eigen gezondheid, 20% beoordeelt haar gezondheid als ‘gaat wel’ of ‘niet zo best’ ten opzichte van 13% van de jongens. De ervaren gezondheid neemt af in de oudste leeftijdsgroep. HAVO en VWO leerlingen zijn het meest positief over de eigen gezondheid in vergelijking met leerlingen van het VMBO.
5.1.5. Vergelijking Het CBS legt Nederlanders elk jaar deze vraag voor ‘Hoe is over het algemeen uw gezondheidstoestand?’. In 2013 beantwoordde 95% van de jongeren tussen de 12 en 16 jaar deze
11
vraag met (zeer) goed, net als 91% van de jongeren in de leeftijd van 16 tot 20 jaar (CBS Statline, 2014). Uit het HBSC onderzoek blijkt dat 85% van de leerlingen op het voortgezet onderwijs hun gezondheid als goed tot zeer goed beleeft.
5.1.6. Trends De percentages voor ervaren gezondheid komen overeen met die uit 2008. In het vorige onderzoek gaf ook 84% aan de gezondheid als (heel) goed te ervaren.
5.2.
Aandoeningen
5.2.1. Belangrijkste uitkomsten De meest voorkomende aandoening onder jongeren is allergie (20%). 13% van de jongeren zegt migraine te hebben en 12% heeft last van astma of bronchitis. Van de jongeren die een aandoening hebben zegt 13% sterk belemmerd te zijn.
5.2.2. Meting van aandoeningen Heb je het afgelopen jaar één of meer van de genoemde elf aandoeningen gehad? Die vraag is de jongeren gesteld, waarbij ze bovendien moesten aangeven of de aandoening wel of niet was vastgesteld door een arts. Tot slot is gevraagd in welke mate de aandoening hen belemmert in hun dagelijks leven.
5.2.3. Resultaten in detail Tabel 5.2 Ziekten en aandoeningen in de afgelopen 12 maanden Ja, wel door arts
Ja, niet door arts
vastgesteld
vastgesteld
Nee
%
%
%
Astma of bronchitis
10
2
88
Chronische vermoeidheid
2
5
94
Diabetes mellitus
1
0
99
Eczeem
5
4
91
Buikklachten
3
3
94
Migraine
4
9
87
Aangeboren hartaandoening
1
0
99
ADHD
5
2
94
Anorexia of boulimia
0
0
99
Kanker
0
0
100
Allergie
13
7
80
Anders
13
5
82
12
Tabel 5.3 Belemmering bij dagelijkse bezigheden vanwege ziekte of aandoening (bij jongeren met een ziekte of aandoening) Aandoening belemmert dagelijkse bezigheden Sterke mate
Lichte mate
Niet belemmerd
%
%
%
13
51
36
Jongen
10
46
44
Meisje
15
55
30
12-14 jaar
12
50
37
15-18 jaar
13
51
35
VMBO-overig
15
52
32
VMBO-t
15
53
32
HAVO
11
51
38
VWO * Significant verschil
10
46
44
Totaal Geslacht*
Leeftijd
Opleiding*
5.2.4. Patronen en relaties De meest voorkomende aandoeningen bij jongeren zijn allergieën, migraine en astma of bronchitis. Aandoeningen die meer bij meisjes voorkomen zijn chronische vermoeidheid, eczeem, buikklachten, migraine en allergieën. Jongens hebben vaker aangegeven ADHD te hebben. In vergelijking met de 12 tot en met 14 jarigen geven oudere leerlingen vaker aan last te hebben van astma of bronchitis, chronische vermoeidheid, buikklachten en migraine. Jongeren met een lagere opleiding hebben vaker buikklachten, migraine of ADHD. Van de jongeren die een ziekte of aandoening hebben, voelt 13% zich in sterke mate belemmerd bij de dagelijkse bezigheden. Iets meer dan de helft (51%) is licht belemmerd. Meisjes en leerlingen van het VMBO geven vaker aan in sterke mate belemmerd te zijn bij dagelijkse bezigheden vanwege de ziekte of aandoening.
5.2.5. Trends In 2008 is dezelfde vraag aan jongeren voorgelegd. De percentages komen overeen met die uit 2013. Behalve voor het percentage jongeren dat een allergie heeft (gehad). In 2008 gaf 12% van de jongeren aan een allergie te hebben, al dan niet vastgesteld door een arts. In 2013 is dit opgelopen tot 20%.
5.3.
Contact met huisarts
5.3.1. Belangrijkste uitkomsten 40% van alle jongeren heeft in de 3 maanden voorafgaand aan het onderzoek contact gehad met de huisarts. Meisjes, 15 tot en met 18 jarigen en leerlingen van het VMBO hadden vaker contact met de huisarts.
5.3.2. Meting van contacten met huisarts Aan de jongeren is gevraagd of ze in de laatste drie maanden contact met de huisarts hebben gehad.
13
5.3.3. Resultaten in detail Tabel 5.4 Contact met huisarts in de afgelopen 3 maanden Contact met huisarts Ja
Nee
%
%
40
60
Jongen
34
66
Meisje
47
53
12-14 jaar
35
65
15-18 jaar
44
56
VMBO-overig
44
56
VMBO-t
41
59
HAVO
39
61
VWO * Significant verschil
38
62
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
5.3.4. Patronen en relaties Meisjes gaan vaker naar de huisarts dan jongens. De oudste leeftijdsgroep heeft in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek vaker contact met de huisarts gehad dan de jongste groep. VMBO leerlingen zijn de afgelopen drie maanden vaker naar de huisarts geweest dan leerlingen van andere opleidingsniveau’s.
5.3.5. Trends In 2008 was 43% van de leerlingen in de afgelopen 3 maanden naar de huisarts geweest. Dit is hoger dan in 2013. Destijds bezocht 36% van de jongens en 50% van de meisjes de huisarts en ging 38% van de 12 tot en met 14 jarigen en 47% van de 15 tot en met 18 jarigen naar de huisarts.
14
5.4.
Psychosociaal welbevinden
Psychosociale problemen hebben, zeker bij jongeren, een grote impact op de kwaliteit van leven. Ze hangen direct samen met hun eigen gevoel van welbevinden, maar vaak ook met hun lichamelijke gezondheid en het algehele functioneren. Psychosociale problematiek belemmert een gezonde ontwikkeling en maakt het moeilijk om deel te nemen aan de samenleving. Jongeren die al vroeg te maken krijgen met deze problematiek, hebben een grotere kans om ook op latere leeftijd psychische problemen te krijgen.
5.4.1. Belangrijkste uitkomsten Van alle jongeren heeft 4% een indicatie voor matig tot ernstige psychosociale problematiek en 9% heeft milde problematiek. Meer meisjes dan jongens hebben een indicatie voor psychosociale problematiek. Jongeren die een VWO opleiding volgen hebben het minst vaak psychosociale problemen.
5.4.2. Meting van psychosociaal welbevinden Voor het meten van de psychosociale gezondheid is de SDQ (Strengths and Difficulties Questionnaire) vragenlijst gebruikt. De vragenlijst bevat 25 vragen, zoals ‘ik pieker veel’ en ‘ik denk na voor ik iets doe’ en meet de mogelijke aanwezigheid van psychosociale problemen. Uit de antwoorden op deze vragen wordt een score berekend. Op grond van deze score kunnen jongeren ingedeeld worden in drie groepen: de groep die geen indicatie voor problemen heeft (score 0-15), de groep met een indicatie voor milde psychosociale problematiek (score 16-19) of de groep met een indicatie voor matig tot ernstige psychosociale problematiek (score 20 en hoger).
5.4.3. Resultaten in detail Tabel 5.5 Indicatie voor psychosociale problematiek Indicatie voor psychosociale problematiek Geen
Mild
Matig/ernstig
(≤15)
(16-19)
(≥20)
%
%
%
87
9
4
Jongen
89
7
4
Meisje
84
11
5
12-14 jaar
87
8
5
15-18 jaar
86
9
4
VMBO-overig
81
12
6
VMBO-t
86
9
5
HAVO
89
8
3
VWO * Significant verschil
91
6
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd
Opleiding*
5.4.4. Patronen en relaties Meer meisjes dan jongens hebben een indicatie voor psychosociale problematiek. Van alle meisjes heeft 11% een indicatie voor milde problematiek en 5% matig tot ernstige problematiek. Jongeren die een VWO opleiding volgen hebben het minst vaak psychosociale problemen (9%).
15
5.4.5. Trends In 2008 had 8% van alle jongeren een indicatie voor milde en 4% voor matig tot ernstige psychosociale problematiek. De percentages zijn vergelijkbaar met die uit 2013 (9% en 4%).
16
6
Mantelzorg
Opgroeien met een ziek of gehandicapt familielid kan van jongeren veel eisen. Jongeren dragen al jong de zorg voor hun familielid, hebben een grote verantwoordelijkheid en komen soms minder toe aan zichzelf, een bijbaantje of zelfs aan school. Door te veel verantwoordelijkheid en te weinig tijd voor zichzelf, voor vrienden en voor deelname aan culturele activiteiten lopen zij een verhoogd risico op problemen in de ontwikkeling.
6.1.1. Belangrijkste uitkomsten Eén op de twintig jongeren in Drenthe geeft mantelzorg. Jongens en meisjes geven even vaak mantelzorg. Leerlingen die een HAVO of VWO opleiding volgen geven minder vaak aan zorg te dragen voor een huisgenoot. Van de groep jonge mantelzorgers zorgt bijna een kwart vrijwel elke dag van de week voor een hulpbehoevende huisgenoot. 60% geeft deze zorg al langer dan een jaar. Eén op de tien mantelzorgers voelt zich tamelijk zwaar belast of zelfs overbelast als gevolg van de zorg die ze geven. 12% tot 19% van de mantelzorgers geeft aan tijd te kort te komen voor school en vrije tijdsbesteding.
6.1.2. Meting van mantelzorg Om een beeld te krijgen van het aantal jongeren dat mantelzorg geeft is aan alle jongeren gevraagd of ze iemand in huis verzorgen die gehandicapt of langdurig ziek is. Vervolgens is aan de groep jongeren die mantelzorg verleent, nog een aantal vragen gesteld. Zo is gevraagd hoe vaak en hoe lang ze de zorg aan de betreffende persoon verlenen. In hoeverre dit een belasting voor hen is, werd duidelijk door te vragen of het geven van mantelzorg invloed had op hun tijdsbesteding. Ook is gevraagd hoe belastend zij de werkzaamheden vinden. Deze laatste resultaten zijn niet meer uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau, omdat de aantallen daarvoor te klein zijn.
6.1.3. Resultaten in detail Tabel 6.1 Geven van mantelzorg Mantelzorg geven Geeft mantelzorg
Geeft niet
%
%
5
95
Jongen
5
95
Meisje
4
96
12-14 jaar
4
96
15-18 jaar
5
95
VMBO-overig
8
92
VMBO-t
5
95
HAVO
3
97
VWO * Significant verschil
3
97
Totaal Geslacht
Leeftijd
Opleiding*
17
Tabel 6.2 Aantal keer per week geven van mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven) % Aantal keer per week
Minder dan 1 keer per week
33
1 keer per week
13
2 tot 3 keer per week
24
4 tot 5 keer per week
7
6 tot 7 keer per week
23
Tabel 6.3 Duur van het geven van mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven) % Hoe lang geef je al mantelzorg
1 maand
21
Half jaar
10
1 jaar
8
Langer dan een jaar
61
Tabel 6.4 Ervaren belasting mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven) % Ervaren belasting mantelzorg
Niet of nauwelijks belast
63
Een beetje belast
27
Tamelijk zwaar belast
5
Zeer zwaar belast
3
Overbelast
2
Tabel 6.5 Minder tijd kunnen besteden aan activiteit vanwege het geven van mantelzorg (bij jongeren die mantelzorg geven) Ja
Nee
%
%
School
17
83
Sport
12
88
Hobby
19
81
Uitgaan
18
82
6.1.4. Patronen en relaties Jongens (5%) en meisjes (4%) geven even vaak mantelzorg. Leerlingen die een HAVO of VWO opleiding volgen geven minder vaak aan zorg te dragen voor een huisgenoot (beiden 3%) in vergelijking met leerlingen die een VMBO-overige opleiding volgen (8%).
18
6.1.5. Vergelijking Landelijke cijfers over jonge mantelzorgers lopen uiteen omdat de vraagstellingen verschillend zijn. Naar schatting groeit 1 op de tien kinderen op met een chronisch zieke of gehandicapte ouder.
6.1.6. Trends Het percentage jongeren dat zorg verleent aan een huisgenoot is niet veranderd ten opzichte van 2008. Toen antwoordde ook 5% van alle jongeren mantelzorg te geven.
19
20
7
Voeding
Pubers groeien hard en hebben hiervoor voedingsstoffen nodig. Het voedingscentrum adviseert jongeren bewuste keuzes te maken als ze iets tussen de maaltijden door willen eten. Daarnaast is het belangrijk de dag te beginnen met een ontbijt. Wie niet ontbijt, gaat dit later op de dag vaak compenseren met calorierijke tussendoortjes. Een ongezond voedingspatroon heeft nadelige gevolgen voor de gezondheid. Ongezonde voeding kan niet alleen overgewicht tot gevolg hebben maar het is ook een belangrijke risicofactor voor onder andere hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en kanker.
7.1.1. Belangrijkste uitkomsten Ruim een kwart van alle jongeren ontbijt niet elke dag. Meisjes, jongeren van 15 - 18 jaar en VMBO leerlingen slaan vaker een ontbijt over. 39% van de Drentse jeugd drinkt elke dag frisdrank, 10% bijna elke dag en 41% op 1 tot 4 dagen in de week. Van de jongeren die frisdrank drinken, geeft eenderde aan 3 glazen of meer per dag te drinken. Eén op de tien jongeren eet elke dag snacks, 6% eet op 5 tot 6 dagen in de week snacks. Bijna de helft van de jongeren die snacks eten, eet 2 of meer porties of stuks per dag. Eén vijfde van alle Drentse scholieren snoept elke dag, 11% snoept op 5 of 6 dagen in de week. De meeste leerlingen (85%) eten op deze dagen 1 of 2 stuks of porties snoep per keer. Jongens, leerlingen van 15-18 jaar en leerlingen van het VMBO hebben slechtere voedingsgewoonten. Een uitzondering hierop is het snoepgedrag. In de jongste leeftijdscategorie en op het HAVO en VWO wordt meer gesnoept.
7.1.2. Meting van voeding In dit jeugdonderzoek is gevraagd naar het ontbijtgedrag en de consumptie van frisdrank, snacks en snoep. Dit is gedaan door te vragen hoeveel dagen per week jongeren ontbijten. Voor frisdrank, snacks en snoep is gevraagd naar het aantal dagen per week dat jongeren deze levensmiddelen consumeren en naar het aantal glazen of aantal porties of stuks gevraagd.
7.1.3. Resultaten in detail Tabel 7.1 Aantal dagen per week ontbijten Ontbijtgedrag (Bijna) nooit
1-4 dagen
5-6 dagen
Elke dag
%
%
%
%
6
9
13
72
Jongen
5
8
12
75
Meisje
7
10
14
68
12-14 jaar
5
7
12
76
15-18 jaar
8
10
14
68
VMBO-overig
12
13
12
63
VMBO-t
7
11
13
69
HAVO
4
8
14
74
VWO * Significant verschil
3
4
12
81
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
21
Tabel 7.2 Aantal dagen per week frisdrank drinken Aantal dagen frisdrank (Bijna) nooit
1-4 dagen
5-6 dagen
Elke dag
%
%
%
%
9
41
10
39
Jongen
7
42
11
40
Meisje
12
41
9
38
12-14 jaar
9
46
10
35
15-18 jaar
10
37
10
43
VMBO-overig
8
40
9
42
VMBO-t
9
45
9
37
HAVO
10
41
11
39
VWO * Significant verschil
12
39
11
38
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 7.3 Aantal glazen frisdrank, per dag (bij jongeren die frisdrank drinken) Frisdrank glazen 1 glas
2 glazen
3 glazen
Meer dan 3 glazen
%
%
%
%
27
40
18
15
Jongen
24
39
19
18
Meisje
32
41
17
11
12-14 jaar
30
40
16
14
15-18 jaar
25
40
19
16
VMBO-overig
21
38
19
22
VMBO-t
25
38
20
17
HAVO
29
42
18
12
VWO * Significant verschil
35
41
15
9
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
22
Tabel 7.4 Aantal dagen per week snacks eten Aantal dagen snacks (Bijna) nooit
1-4 dagen
5-6 dagen
Elke dag
%
%
%
%
9
75
6
11
Jongen
8
72
7
13
Meisje
10
77
5
8
12-14 jaar
10
76
5
9
15-18 jaar
8
73
6
12
VMBO-overig
10
72
6
12
VMBO-t
9
73
6
12
HAVO
7
76
7
10
VWO * Significant verschil
9
78
5
8
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 7.5 Aantal snacks eten, per dag (bij jongeren die snacks eten) Aantal snacks per dag 1 portie/stuk
2 porties/stuks
3-5 porties/stuks
6 of meer porties/stuks
%
%
%
%
54
32
12
2
Jongen
48
34
15
2
Meisje
60
31
9
1
12-14 jaar
57
31
10
1
15-18 jaar
51
34
14
2
VMBO-overig
52
31
15
2
VMBO-t
55
31
12
2
HAVO
52
35
12
1
VWO * Significant verschil
56
32
11
1
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
23
Tabel 7.6 Aantal dagen per week eten van snoep Aantal dagen snoep (Bijna) nooit
1-4 dagen
5-6 dagen
Elke dag
%
%
%
%
20
48
11
20
Jongen
20
46
11
23
Meisje
20
51
11
18
12-14 jaar
17
48
12
23
15-18 jaar
23
48
10
18
VMBO-overig
25
47
8
20
VMBO-t
20
48
10
21
HAVO
19
48
13
20
VWO * Significant verschil
16
50
13
21
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 7.7 Aantal porties of stuks snoep per dag (bij jongeren die snoep eten) Aantal porties/stuks snoep per dag 1 of minder
2 porties
3-5 porties
6 of meer porties
%
%
%
%
56
29
13
2
Jongen
50
31
15
3
Meisje
62
26
11
1
12-14 jaar
58
29
11
2
15-18 jaar
54
29
14
3
VMBO-overig
52
28
17
3
VMBO-t
55
29
14
3
HAVO
58
28
12
1
VWO * Significant verschil
59
30
9
2
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
7.1.4. Patronen en relaties Meisjes, jongeren van 15 - 18 jaar en VMBO leerlingen slaan vaker een ontbijt over. Jongens, leerlingen van 15-18 jaar en leerlingen van het VMBO hebben slechtere voedingsgewoonten. Ze drinken vaker en meer glazen frisdrank per dag. Ook eten ze vaker en meer snacks. Een uitzondering hierop is het snoepgedrag. In de jongste leeftijdscategorie en op het HAVO en VWO wordt meer gesnoept. Ze nuttigen daarentegen wel minder porties of stuks.
7.1.5. Vergelijking Een grote meerderheid (80%) van de Nederlandse jongeren op het voortgezet onderwijs antwoordt iedere doordeweekse dag te ontbijten. Ongeveer 3 op de 10 jongeren eet dagelijks snoep of chocola en ruim een kwart drinkt dagelijks suikerhoudende frisdrank. In vergelijking met deze landelijke cijfers uit het HBSC onderzoek eten minder jongeren in Drenthe elke dag snoep. Daarentegen ontbijten minder jongeren elke dag en drinken meer jongeren elke dag frisdrank.
24
7.1.6. Trends In 2008 is niet gevraagd naar de consumptie van frisdrank, snacks en snoep. Vergelijkbare cijfers zijn er alleen over het ontbijtgedrag. Het percentage jongeren dat elke dag een ontbijt eet is nauwelijks veranderd ten opzichte van 2008.
25
26
8
Lichaamsbeweging
Regelmatig bewegen heeft een gunstig effect op de gezondheid. Je blijft niet alleen fit, maar beperkt ook de kans op overgewicht of obesitas.
8.1.1. Belangrijkste uitkomsten Slechts één op de tien leerlingen voldoet aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB). Jongens voldoen vaker aan deze norm dan meisjes. Van de groep jongeren die aan de NNGB voldoet fietst ruim een kwart (27%) op vijf dagen per week een uur of langer naar school, sport 25% op vijf dagen minstens een uur bij een sportclub en 23% gedurende vijf dagen buiten een sportvereniging om. Van alle jongeren is 70% lid van een sportvereniging. Jongens, 12-14 jarigen en HAVO- en VWOleerlingen zijn vaker lid van een sportvereniging dan meisjes, 15-18 jarigen en leerlingen van het VMBO. Meer dan de helft van de jongeren kijkt bijna elke dag televisie, 21% kijkt bijna elke dag minstens twee uur TV. 28% zit vrijwel elke dag minstens drie uur te computeren of te gamen.
8.1.2. Meting van lichaamsbeweging De Nederlandse norm voor gezond bewegen (NNGB) verschilt per doelgroep. Voor de jongeren beneden de 18 jaar geldt dat ze dagelijks een uur matig intensief moeten bewegen, waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht moeten zijn op handhaving of verbetering van de lichamelijke fitheid. In het jeugdonderzoek is gevraagd naar de beweging in de zomer en in de winter. Op basis van deze vraag naar lichaamsbeweging kan de NNGB berekend worden. Leerlingen voldoen aan de norm als ze én in de zomer én in de winter gedurende een uur per dag actief zijn. Naast de lichaamsbeweging in de zomer en de winter is gevraagd naar sporten op school, bij een vereniging en buiten verenigingsverband om. Ook is gevraagd hoe vaak en hoe lang ze naar school fietsen of lopen. Om een beeld te krijgen van de inactiviteit van jongeren is gevraagd hoe vaak en hoe lang ze per week TV kijken of buiten schooltijd computeren, internetten of op de gameboy spelen.
8.1.3. Resultaten in detail Tabel 8.1 Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) NNGB Normactief
Niet normactief
%
%
11
89
Jongen
12
88
Meisje
10
90
12-14 jaar
10
90
15-18 jaar
11
89
VMBO-overig
12
88
VMBO-t
11
89
HAVO
10
90
VWO * Significant verschil
11
89
Totaal Geslacht*
Leeftijd
Opleiding
27
Tabel 8.2 Lidmaatschap van sportclub Lid sportclub Ja
Nee
%
%
70
30
Jongen
72
28
Meisje
68
32
12-14 jaar
76
24
15-18 jaar
66
34
VMBO-overig
61
39
VMBO-t
71
29
HAVO
73
27
VWO * Significant verschil
74
26
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 8.3 Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), in relatie tot fietsen/lopen naar school Fietsen/lopen naar school
NNGB
5 dagen een uur
Minder lang of
of langer/dag
minder vaak
%
%
Normactief
27
73
Niet normactief
18
82
19
81
Totaal
Tabel 8.4 Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), in relatie tot sporten in verenigingsverband Sporten in verenigingsverband
NNGB
5 dagen een uur
Minder lang of
of langer/dag
minder vaak
%
%
Normactief
25
75
Niet normactief
10
90
11
89
Totaal
Tabel 8.5 Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), in relatie tot sporten buiten vereniging om Sporten buiten vereniging om
NNGB
Totaal
5 dagen een uur
Minder lang of
of langer/dag
minder vaak
%
%
Normactief
23
77
Niet normactief
7
93
8
92
28
Tabel 8.6 Frequentie en duur van televisie kijken. Geslacht
Leeftijd 12-14
15-18
VMBO-
jaar
jaar
overig
Jongen Meisje
Aantal dagen per week TV kijken
5 dg per week of
2,3
Opleiding
Totaal
VMBO-t HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
42
43
40
44
42
41
42
46
43
58
57
60
56
58
59
58
54
57
74
77
77
74
66
71
79
85
75
26
23
23
26
34
29
21
15
25
21
19
19
21
26
23
17
12
20
79
81
81
79
74
77
83
88
80
minder 6 dg per week of meer
Duur per dag TV
Minder dan 2 uur
1,2,3
kijken
per dag Langer dan 2 uur per dag 1,2,3
TV kijken
>=6 dg langer dan 2 uur per dag Minder
vaak/frequent verschil tussen jongens en meisjes 2 verschil tussen leeftijdsgroepen 3 verschil tussen opleidingsniveaus 1
Tabel 8.7 Frequentie en duur van achter de computer, internet of gameboy zitten. Geslacht
Leeftijd 12-14 15-18
Aantal dagen per week PC/internet
5 dg per week of 1,2,3
Opleiding
Totaal
VMBO-
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
31
27
34
25
34
29
27
26
29
69
73
66
75
66
71
73
74
71
70
69
75
65
62
66
72
79
70
30
31
25
35
38
34
28
21
30
28
30
23
33
34
32
26
20
29
72
70
77
67
66
68
74
80
71
minder 6 dg per week of meer
Duur per dag PC/internet
Minder dan 3 uur per
2,3
dag Langer dan 3 uur per dag
Gebruik PC,
>=6 dg langer dan 1,2,3
internet/gameboy
3 uur per dag
Minder vaak/frequent verschil tussen jongens en meisjes 2 verschil tussen leeftijdsgroepen 3 verschil tussen opleidingsniveau’s 1
8.1.4. Patronen en relaties Eén op de tien jongeren in Drenthe voldoet aan de NNGB. Jongens voldoen vaker aan de norm dan meisjes. Zij zijn ook vaker lid van een sportclub. Jongeren uit de jongste leeftijdsgroep geven vaker aan lid van een sportclub te zijn in vergelijking met jongeren van 15 tot en met 18 jaar.
29
Jongeren die gedurende vijf dagen per week een uur of langer moeten fietsen naar school, zijn vaker normactief dan jongeren die minder vaak of minder lang naar school moeten fietsen. Er bestaan ook verschillen in lidmaatschap tussen de opleidingsniveaus. Naarmate het opleidingsniveau toeneemt, neemt ook het percentage jongeren dat lid is van een sportvereniging toe. Eén op de vijf jongeren kijkt vrijwel elke dag meer dan twee uur per dag TV. Jongeren van 12 tot en met 14 jaar kijken vaker bijna elke dag televisie in vergelijking met jongeren uit de oudste leeftijdscategorie. Wel kijken ze dan minder lang TV. Bij de groep leerlingen uit een lager opleidingsniveau is het percentage TV-kijkers hoger dan bij de groep met een hogere opleiding. Ook blijkt dat meer jongens dan meisjes op vrijwel elke dag meer dan 2 uur TV kijken. Voor het gebruik van internet zien we tussen de opleidingsniveaus dezelfde verschillen. Hoe lager het opleidingsniveau, hoe hoger het percentage jongeren dat vaak en lang achter de computer zit. Meisjes en jongeren uit de oudste leeftijdsgroep zitten vaker vrijwel elke dag achter de computer dan jongens en jongeren uit de jongste leeftijdsgroep.
8.1.5. Vergelijking In dit jeugdonderzoek geeft 70% van de jongeren op het VO aan lid te zijn van een sportclub. Landelijke cijfers zijn afkomstig uit het HBSC onderzoek. In dit onderzoek gaf 71% van de 12 tot en met 16 jarigen op het voortgezet onderwijs lid te zijn van een sportclub. Zoals ook in Drenthe te zien is neemt het percentage af naarmate jongeren ouder worden. Landelijke cijfers over de duur van TV kijken en computergebruik zijn niet vergelijkbaar. Hetzelfde HBSC onderzoek toont aan dat 48% van de jongeren in Nederland minstens 3 uur TV kijkt op een doordeweekse dag, 41% doet computerspelletjes en 53% gebruikt gedurende 3 uur per doordeweekse dag een computer, tablet of telefoon voor iets anders dan spelletjes (inclusief huiswerk maken). Het percentage jongeren dat in Drenthe voldoet aan de NNGB ligt iets lager dan het landelijke percentage dat TNO heeft gemeten ten behoeve van de monitoring van het Convenant Gezond Gewicht eind december 2013. Uit dit onderzoek blijkt dat 13% van de Nederlandse jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar voldoet aan de NNGB.
8.1.6. Trends Het percentage jongeren dat voldoet aan de NNGB is iets lager dan in 2008. Toen voldeed 13% van de Drentse jongeren aan de NNGB. In 2008 was het percentage jongeren dat lid was van een sportvereniging 72%. In 2013 is dit percentage iets lager (70%). Het percentage jongeren dat vrijwel elke dag gedurende 2 uur of meer TV kijkt is sinds 2008 afgenomen van 25% naar 20%. Daarentegen is het percentage jongeren dat vrijwel elke dag langer dan drie uur gebruik maakt van PC, internet of gameboy toegenomen van 17% in 2008 naar 29% in 2013.
30
9
Middelengebruik
9.1.
Roken
Roken is slecht voor de gezondheid en is zowel geestelijk als lichamelijk verslavend. Het is korte tijd opwekkend, maar heeft ook trillende handen of een snellere hartslag tot gevolg. Op lange termijn heeft roken nadelige gevolgen voor de gezondheid: het zorgt niet alleen voor een slechte conditie maar vergroot ook de kans op hart- en vaatziekten, bronchitis en kanker.
9.1.1. Belangrijkste uitkomsten Eén op de drie jongeren in Drenthe heeft wel eens gerookt. 17% van de jongeren rookte op het moment van het onderzoek, waarvan 8% iedere dag. Het percentage rokers is het hoogst in de oudste leeftijdsgroep en jongens roken vaker iedere dag dan meisjes. Onder lager opgeleiden is het percentage rokers het hoogst. Van de Drentse jongeren heeft 28% wel eens waterpijp gerookt. Van deze jongeren gaf 36% aan in de vier weken voor het onderzoek waterpijp gerookt te hebben, 9% zelfs 1 keer per week of vaker. Jongens, 16 tot en met 18 jarigen en leerlingen van het VMBO hebben vaker aangegeven wel eens waterpijp gerookt te hebben.
9.1.2. Meting van roken ‘Heb je wel eens gerookt?’ was de beginvraag, om het percentage jongeren dat ooit heeft gerookt, vast te stellen. Vervolgens is gevraagd hoe vaak jongeren op het moment van het onderzoek roken. Daarna werd de vraag gesteld of ze wel eens een waterpijp hebben gerookt. Aan de jongeren die deze vraag bevestigend beantwoordden is gevraagd hoe vaak ze waterpijp hebben gerookt in het hele leven en in de laatste 4 weken. Roken en alcohol- of drugsgebruik hangen vaak samen. Omdat, tot 2014, jongeren onder de 16 het advies krijgen geen alcoholische dranken te drinken, worden daarom de resultaten ook voor het rookgedrag gepresenteerd naar leeftijdscategorieën 12 tot en met 15 jaar en 16 tot en met 18 jaar.
9.1.3. Resultaten in detail Tabel 9.1 Wel eens gerookt hebben Wel eens gerookt Ja
Nee
%
%
34
66
Jongen
36
64
Meisje
32
68
12-15 jaar
28
72
16-18 jaar
52
48
VMBO-overig
49
51
VMBO-t
36
64
HAVO
30
70
VWO * Significant verschil
23
77
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
31
Tabel 9.2 Frequentie van roken op dit moment Roken nu >=1x per week, Ik rook nu niet
<1x per week
niet iedere dag
Iedere dag
%
%
%
%
83
5
4
8
Jongen
83
5
3
9
Meisje
84
5
4
7
12-15 jaar
87
4
3
5
16-18 jaar
72
8
5
15
VMBO-overig
74
6
5
15
VMBO-t
82
6
4
8
HAVO
85
5
3
6
VWO * Significant verschil
91
4
2
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.3 Wel eens waterpijp gerookt hebben Waterpijp roken Ja
Nee
%
%
28
72
Jongen
31
69
Meisje
24
76
12-15 jaar
20
80
16-18 jaar
48
52
VMBO-overig
33
67
VMBO-t
28
72
HAVO
27
73
VWO * Significant verschil
22
78
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
32
Tabel 9.4 Frequentie van waterpijp roken in hele leven (bij jongeren die al eens waterpijp hebben gerookt) Hoe vaak waterpijp gerookt in hele leven 1 keer
<1 keer p wk
1 keer per week of vaker
%
%
%
20
27
52
Jongen
19
25
56
Meisje
22
31
47
12-15 jaar
24
26
51
16-18 jaar
16
29
54
VMBO-overig
17
23
60
VMBO-t
20
27
52
HAVO
20
30
49
VWO * Significant verschil
25
28
48
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.5 Frequentie van waterpijp roken in de afgelopen 4 weken (bij jongeren die al eens waterpijp hebben gerookt) Hoe vaak waterpijp gerookt in afg. 4 wk Niet gebruikt in
1 keer per week
afg 4 wk
1 keer
<1 keer p wk
of vaker
%
%
%
%
64
17
10
9
Jongen
62
17
11
11
Meisje
66
17
10
7
12-15 jaar
60
18
11
11
16-18 jaar
68
15
9
7
VMBO-overig
55
19
14
12
VMBO-t
60
17
12
11
HAVO
73
14
8
6
VWO * Significant verschil
68
18
7
8
Totaal Geslacht
Leeftijd*
Opleiding*
9.1.4. Patronen en relaties Het percentage jongeren dat wel eens gerookt heeft is het hoogst in de oudste leeftijdsgroep en onder jongens en leerlingen met een VMBO opleiding. VWO leerlingen roken het minst vaak (23%). Onder HAVO en VMBO-t en VMBO-overig leerlingen is dit respectievelijk 30%, 36% en 49%. Van alle jongeren rookt 24% elke dag, 10% rookt meer dan één keer per week maar niet iedere dag en 15% rookt minder dan één keer per week. Jongens, 16 tot en met 18 jarigen en leerlingen met een VMBOoverige opleiding roken frequenter in verhouding tot de andere groepen. In Drenthe heeft 28% van de jongeren wel eens een waterpijp gerookt. Dit werd vaker en frequenter gedaan door jongens, 16 tot en met 18 jarigen en leerlingen met een VMBO-overige opleiding.
33
9.1.5. Vergelijking Uit het HBSC onderzoek blijkt dat 22% procent van de jongeren van 12 tot en met 16 jarigen ooit gerookt heeft; het percentage dagelijkse rokers is beduidend lager: ruim 4%. In Drenthe wordt er door meer jongeren meer gerookt. 28% van de 12 tot en met 15 jarigen geeft aan ooit gerookt te hebben en 5% rookt dagelijks.
9.1.6. Trends Sinds het voorgaande onderzoek is het percentage jongeren dat wel eens gerookt heeft gedaald van 39% in 2008 naar 34% in 2013. Het percentage rokers dat rookte op het moment van het onderzoek is niet veranderd sinds 2008. Ook bleef het percentage jongeren dat iedere dag rookt gelijk.
9.2.
Alcohol
De risico’s van alcoholgebruik onder jongeren zijn groot. Langdurig zwaar alcoholgebruik, maar ook incidenteel overmatig alcoholgebruik kan de hersenontwikkeling onherstelbaar beschadigen. Jongeren zijn gevoeliger voor alcoholschade dan volwassenen. Wie op jonge leeftijd begint met het drinken van alcohol, loopt bovendien meer kans op schadelijk drinkgedrag op latere leeftijd. Kortetermijneffecten van een schadelijk alcoholpatroon zijn bijvoorbeeld verwondingen, ongevallen, alcoholvergiftiging en risicovol seksueel gedrag.
9.2.1. Belangrijkste uitkomsten Van alle jongeren heeft 57% wel eens alcohol gedronken. Van de jongeren die alcohol hebben gedronken heeft 7% dit elf keer of vaker gedaan in de afgelopen vier weken. Bijna één op de vijf leerlingen drinkt op een doordeweekse dag; 23% drinkt dan 3 glazen of meer. De meeste jongeren drinken in het weekend, namelijk 85%. Er wordt dan ook meer gedronken; 63% van de weekenddrinkers drinkt 3 glazen of meer. Een kwart (26%) drinkt zelfs 7 glazen of meer. 59% van de drinkers geeft in de vier weken voor het onderzoek aan bij één of meer gelegenheden, vijf glazen of meer alcohol te hebben gedronken. 28% van de drinkers is in deze periode dronken of aangeschoten geweest. Jongeren drinken vooral bij anderen thuis of met anderen in eigen huis. De discotheek (34%), café (27%) of keet, hok of schuur (22%) zijn ook populair. De helft van de ouders van alcohol drinkende jongeren vindt het goed dat hun zoon of dochter drinkt, 17% raadt het af en slechts 3% verbiedt het, volgens de jongere. Meer dan de helft van de alcohol gebruikende jongeren vindt dat alcohol bij het uitgaan hoort.
9.2.2. Meting van alcoholgebruik In het jeugdonderzoek is op verschillende manieren navraag gedaan naar het alcoholgebruik van jongeren. Er is niet alleen gevraagd of de jongeren ooit wel eens alcohol hebben gedronken, maar ook wat voor drank ze nuttigen, hoe vaak en hoeveel alcohol ze drinken, hoe vaak ze dronken zijn geweest. Daarbij is gekeken naar de laatste vier weken, maar ook naar de jaren ervoor. Daarnaast zijn vragen gesteld over waar ze alcohol drinken, wat de mening van hun ouders is over het alcoholgebruik en of ze vinden dat alcohol tijdens het uitgaan hoort. Vanwege het advies om onder de 16 jaar geen zwak alcoholische dranken te drinken, worden de resultaten gepresenteerd naar leeftijdscategorieën 12 tot en met 15 jaar en 16 tot en met 18 jaar.
34
9.2.3. Resultaten in detail Tabel 9.6 Alcoholgebruik in hele leven Alcoholgebruik Drinkt alcohol
Drinkt geen alcohol
%
%
57
43
Jongen
58
42
Meisje
55
45
12-15 jaar
45
55
16-18 jaar
88
12
VMBO-overig
68
32
VMBO-t
55
45
HAVO
56
44
VWO * Significant verschil
49
51
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.7 Type alcohol-houdende drank dat genuttigd wordt (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Ja
Nee
%
%
Bier
60
40
Wijn
36
64
Breezers
53
47
Mixdrankjes (zelf gemaakt)
48
52
Shooters
38
62
Alcopop
4
96
Likeur
28
72
Sterke drank puur
27
73
Sherry
9
91
35
Tabel 9.8 Aantal keren alcohol gedronken hebben (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Alcohol gedronken in hele leven Minder dan 6 keer
6-10 keer
11-19 keer
>=20 keer
%
%
%
%
26
18
9
46
Jongen
25
15
8
52
Meisje
27
22
11
40
12-15 jaar
36
23
10
32
16-18 jaar
12
13
9
66
VMBO-overig
28
18
7
47
VMBO-t
27
20
10
44
HAVO
22
19
10
50
VWO * Significant verschil
28
16
11
45
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.9 Aantal keren alcohol gedronken hebben in afgelopen 4 weken (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Alcohol gedronken in afgelopen 4 weken 0 keer
1-3 keer
4-10 keer
11-19 keer
>=20 keer
%
%
%
%
%
21
43
29
2
5
Jongen
20
37
32
3
8
Meisje
21
49
26
2
3
12-15 jaar
28
45
22
1
3
16-18 jaar
11
39
37
4
8
VMBO-overig
22
40
30
2
6
VMBO-t
22
41
28
2
6
HAVO
17
44
30
3
6
VWO * Significant verschil
22
46
27
2
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
36
Tabel 9.10 Frequentie van alcoholgebruik op de vier doordeweekse dagen (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Hoeveel van vier doordeweekse dagen alcohol 2 of meer
1
minder dan 1
Nooit
%
%
%
%
4
5
10
81
Jongen
5
7
12
76
Meisje
2
4
7
87
12-15 jaar
3
4
8
85
16-18 jaar
4
7
12
77
VMBO-overig
5
7
9
79
VMBO-t
3
7
8
82
HAVO
4
3
12
81
VWO * Significant verschil
2
4
10
84
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.11 Dagelijkse hoeveelheid alcohol tijdens doordeweekse dagen (bij jongeren die op doordeweekse dagen alcohol drinken) Hoeveel glazen alcohol op doordeweekse dagen 5 of meer
3 of 4
2
1
%
%
%
%
9
14
17
61
Jongen
12
13
20
55
Meisje
4
15
10
72
12-15 jaar
9
15
11
65
16-18 jaar
9
13
21
57
VMBO-overig
8
15
14
63
VMBO-t
11
15
15
59
HAVO
9
13
20
59
VWO * Significant verschil
10
10
20
61
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding
37
Tabel 9.12 Frequentie van alcoholgebruik tijdens de drie weekend-dagen (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Hoeveel van drie weekend dagen alcohol 3
1 of 2
Minder dan 1
Nooit
%
%
%
%
6
53
26
15
Jongen
9
53
22
17
Meisje
3
53
30
14
12-15 jaar
3
41
31
24
16-18 jaar
9
68
18
5
VMBO-overig
8
54
22
16
VMBO-t
6
51
27
16
HAVO
5
56
25
14
VWO * Significant verschil
4
49
30
17
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.13 Dagelijkse hoeveelheid alcohol tijdens weekend-dagen (bij jongeren die op weekend-dagen alcohol drinken) Hoeveel glazen alcohol op weekend dagen 7 of meer
5 of 6
3 of 4
1 of 2
%
%
%
%
26
19
18
37
Jongen
32
18
17
33
Meisje
20
19
20
41
12-15 jaar
18
16
18
48
16-18 jaar
35
22
18
26
VMBO-overig
30
16
18
36
VMBO-t
24
16
18
42
HAVO
28
21
18
32
VWO * Significant verschil
20
22
19
39
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
38
Tabel 9.14 Vijf of meer drankjes met alcohol gedronken hebben bij één gelegenheid, afgelopen 4 weken (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Hoe vaak afgelopen 4 weken 5 of meer drankjes alcohol per gelegenheid Nooit
1-2 keer
3-6 keer
7 of meer
%
%
%
%
41
34
18
7
Jongen
39
32
20
9
Meisje
43
37
16
4
12-15 jaar
50
33
12
5
16-18 jaar
29
37
25
9
VMBO-overig
35
35
22
8
VMBO-t
42
35
15
8
HAVO
41
33
19
6
VWO * Significant verschil
48
35
14
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.15 Frequentie van ooit dronken of aangeschoten geweest te zijn door het drinken van alcohol (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Dronken of aangeschoten in hele leven Nooit
1-2 keer
3-5 keer
6-10 keer
11 keer of meer
%
%
%
%
%
35
23
17
10
14
Jongen
35
21
16
10
18
Meisje
35
26
18
11
10
12-15 jaar
46
25
14
7
7
16-18 jaar
21
21
20
15
24
VMBO-overig
35
24
19
11
12
VMBO-t
38
27
14
9
12
HAVO
32
21
18
12
18
VWO * Significant verschil
37
21
16
10
16
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
39
Tabel 9.16 Frequentie van dronken of aangeschoten geweest te zijn door het drinken van alcohol, afgelopen 4 weken (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Dronken of aangeschoten in afg 4 wk Nooit
1-3 keer
4-10 keer
11 keer of meer
%
%
%
%
62
31
5
2
Jongen
61
30
6
3
Meisje
64
31
4
1
12-15 jaar
71
24
3
1
16-18 jaar
51
39
8
2
VMBO-overig
65
28
5
2
VMBO-t
64
29
5
2
HAVO
58
34
6
1
VWO * Significant verschil
62
33
3
2
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 9.17 Plek waar alcohol gedronken wordt (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Geslacht
Leeftijd
Opleiding
12-15
16-18
VMBO-
Totaal
Jongen
Meisje
jaar
jaar
overig
VMBO-t
HAVO
VWO
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Thuis alleen
12
5
9
8
12
9
6
6
8
Thuis met anderen
48
49
44
54
50
49
49
45
48
Bij anderen thuis
55
53
47
63
49
53
59
56
54
Op schoolfeest
7
9
6
10
6
4
9
15
8
In discotheek
28
40
27
42
35
29
37
32
34
In café
26
29
18
40
25
21
32
32
27
In restaurant
6
8
4
11
7
5
8
10
7
In sportkantine
8
2
3
9
3
4
7
8
6
Op straat
8
7
9
6
10
9
7
5
8
In keet, hok of schuur
22
22
24
19
26
27
18
14
22
Ergens anders
12
8
14
5
11
12
10
9
10
40
Tabel 9.18 Mening van ouders over het alcoholgebruik van hun kind (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Mening ouders alcoholgebruik Vinden dat ik Vinden het
minder moet
Raden
Verbieden
Weten
Zeggen er
goed
drinken
het af
het
het niet
niets van
%
%
%
%
%
%
50
4
17
3
13
14
Jongen
50
4
18
3
10
15
Meisje
48
3
16
3
16
13
12-15 jaar
35
3
22
5
20
15
16-18 jaar
69
5
11
1
3
12
45
4
16
4
15
16
VMBO-t
43
4
19
4
16
14
HAVO
57
5
16
2
9
12
54
3
18
2
10
13
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding* VMBO-overig
VWO * Significant verschil
Tabel 9.19 Meningen over stellingen alcoholgebruik (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Niet moeilijk/ Heel moeilijk
Moeilijk
Niet makkelijk
Makkelijk
Heel makkelijk
%
%
%
%
%
Niet drinken als vrienden wel drinken
6
11
24
29
31
Drankje weigeren
6
12
22
33
28
Niet-drinker blijven
10
17
29
23
20
Reden bedenken voor weigering
4
9
20
37
29
Uitleggen niet-drinken
5
8
19
38
30
Gematigde drinker blijven
4
6
20
37
33
Iets terugzeggen
3
8
19
34
36
Fris drinken i.t.t. vrienden
5
10
21
32
32
41
Tabel 9.20 Opvatting over of het drinken van alcohol bij het uitgaan hoort (bij jongeren die ooit alcohol gedronken hebben) Alcohol hoort bij uitgaan Helemaal mee
Niet mee eens/
Helemaal mee
eens
Mee eens
niet mee oneens
Mee oneens
oneens
%
%
%
%
%
22
31
35
7
5
Jongen
29
33
29
5
4
Meisje
15
30
41
9
5
12-15 jaar
19
30
38
7
5
16-18 jaar
26
33
30
7
4
VMBO-overig
29
32
31
5
3
VMBO-t
22
30
37
6
5
HAVO
21
34
34
7
5
VWO * Significant verschil
17
29
36
12
6
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
9.2.4. Patronen en relaties Wie, wat, waar Meer jongens dan meisjes gaven aan wel eens alcohol te hebben gedronken. In de oudste leeftijdscategorie hebben meer jongeren wel eens alcohol gedronken dan in de jongste leeftijdscategorie. Leerlingen op het VMBO hebben vaker alcohol gedronken in vergelijking met leerlingen op de HAVO of het VWO. De populairste dranken onder alcoholgebruikers zijn bier en breezers. Mixdrankjes worden ook met regelmaat gedronken. In de thuissituatie wordt het meest gedronken. Meer dan de helft van de jongeren die ooit alcohol dronken geeft aan bij anderen thuis te drinken (54%) en 48% drinkt thuis met anderen. Andere populaire locaties zijn de discotheek (34%) , het café (27%) en keet, hok of schuur (22%). Aantal keer alcohol in de afgelopen vier weken Van de jongeren die alcohol drinken gaf 79% aan te hebben gedronken in de vier weken voor het onderzoek. 43% dronk in die periode 1 tot 3 keer, 29% 4 tot 11 keer en 5% dronk 20 keer of vaker. Evenveel jongens als meisjes dronken in de vier weken voor het onderzoek; wel dronken jongens frequenter alcohol. Jongeren van 16 tot en met 18 jaar en leerlingen van het VMBO dronken in die periode ook meer. Alcohol door de week Jongeren die alcohol drinken, doen dit voornamelijk in het weekend. Toch drinkt 19% ook op doordeweekse dagen. Jongens, 16 tot 18 jarigen en leerlingen met een VMBO-overige opleiding drinken vaker door de week. Van de jongeren die door de week alcohol drinken, drinkt 61% één glas. 17% drinkt 2 glazen en 9% drinkt dan 5 glazen of meer. Jongens en jongeren in de oudste leeftijdscategorie drinken meer alcohol op doordeweekse dagen. Alcohol in het weekend 15% van de jeugdige drinkers drinkt nooit in het weekend. De overige 85% doet dit wel. Het merendeel drinkt op 1 of 2 weekenddagen, 6% drinkt op alle dagen in het weekend alcohol. Ook hier
42
is een zelfde patroon te zien. Jongens, 16-18 jarigen en leerlingen van het VMBO drinken vaker in het weekend. Jongeren drinken stevig in het weekend. Van de jongeren die in het weekend drinken, drinkt 26% 7 glazen of meer op zo’n dag, 19% drinkt 5 of 6 glazen alcohol. Het zijn met name jongens, 16-18 jarigen en leerlingen van het VMBO-overig. Bij de resultaten naar opleidingsniveau valt op dat, naast de leerlingen op het VMBO-overig, HAVO leerlingen meer glazen drinken op een weekenddag. Binge drinken en aangeschoten zijn Er is sprake van binge drinken wanneer er bij één gelegenheid vijf of meer glazen alcohol wordt gedronken. 59% van de jongeren die alcohol drinkt, geeft aan dit in de afgelopen vier weken te hebben gedaan. Jongens, 16 tot en met 18 jarigen en leerlingen van het VMBO-overig doen vaker aan binge-drinken. Ook is gevraagd of de jongeren wel eens dronken of aangeschoten zijn geweest. Van de jongeren die alcohol dronken is 65% wel eens drinken of aangeschoten geweest, 41% zelfs drie keer of vaker. 38% van de jongeren die alcohol nuttigen, is dronken of aangeschoten geweest in de vier weken voor het onderzoek, 31% was dit 1 tot 3 keer, 7% meer dan 3 keer. Jongens en jongeren van 16 tot en 18 jaar zijn vaker dronken of aangeschoten geweest. VMBO leerlingen geven vaker aan 1 tot 2 keer dronken of aangeschoten te zijn geweest in hun leven, HAVO en VWO leerlingen zijn frequenter dronken of aangeschoten geweest. Mening van ouders en eigen beleving De helft van de jongeren die drinken geeft aan dat de ouders het goed vinden dat ze alcohol drinken. 17% zegt dat de ouders het afraden, 13% dat de ouders het niet weten. 14% van de jongeren geeft aan dat de ouders niet op de hoogte zijn van het alcoholgebruik van zijn of haar kind. Slechts 3% van de ouders verbiedt het. Jongens en leerlingen in de oudste leeftijdscategorie en HAVO en VWO leerlingen geven vaker aan dat ouders het goed vinden dat ze alcohol gebruiken. 60% van de jongeren die alcohol drinken geeft aan het (heel) makkelijk te vinden om niet te drinken als vrienden wel drinken of een drankje te weigeren. 27% vindt het (heel) moeilijk om niet-drinker te blijven. De meeste drinkers vinden dat alcohol bij het uitgaan hoort, 53% is het daar (helemaal) mee eens. Jongens, 16-18 jarigen en VMBO leerlingen zijn het vaker eens met deze stelling.
9.2.5. Vergelijking Cijfers van het landelijke HBSC onderzoek laten zien dat 46% van de 12 tot en met 16 jarigen op het voortgezet onderwijs ooit alcohol heeft gedronken. Ruim een kwart heeft alcohol gedronken in de laatste maand. 15% van de jongeren van 12 tot en met 16 jaar gaf aan ooit dronken geweest te zijn door het drinken van alcohol. In Drenthe heeft 45% van de 12 tot en met 15 jarigen ooit alcohol gedronken.
9.2.6. Trends Het percentage jongeren dat wel eens alcohol heeft gedronken is gedaald van 64% in 2008 naar 57% in 2013. Deze daling is vooral te zien in de jongste leeftijdscategorie. In 2008 gaf 54% van de jongeren van 12 tot en met 15 jaar aan ooit alcohol gedronken te hebben, in 2013 is dit gedaald naar 45%. Zowel jongens als meisjes drinken in 2013 minder. Onder de drinkers zijn er geen verschillen in het aantal keer gedronken te hebben in de vier weken voor het onderzoek. In 2008 gaf 77% van de drinkers aan nooit op doordeweekse dagen te drinken, in 2013 is dit 81%. De frequentie van alcoholgebruik tijdens weekenddagen verschilt niet tussen de onderzoeken. Sinds 2008 wordt er door minder jongeren gedronken in de discotheek, het café en in het restaurant. Ook gaven minder jongeren aan thuis met anderen te drinken. Het percentage jongeren dat aangeeft in een keet, hok of schuur te drinken is gelijk gebleven (22%). De mening van de ouders over het alcohol gebruik is niet veranderd sinds het vorige onderzoek. 43
9.3.
Drugsgebruik
Hoewel cannabis niet sterk verslavend is, lopen jongeren die langdurig cannabis gebruiken een groter risico om ervan afhankelijk te worden. Ook is de stap naar harddrugs kleiner. Jonge blowers lopen bovendien een groter risico op een psychiatrische stoornis later in het leven. Cannabisgebruik hangt vaak samen met ander probleemgedrag, zoals agressie, spijbelen en slechte schoolprestaties.
9.3.1. Belangrijkste uitkomsten Bijna een kwart (23%) van alle jongeren geeft aan wel eens hasj of wiet aangeboden te hebben gekregen. Dit gebeurde het meest op straat of thuis bij vrienden. Zes procent van alle jongeren kreeg al eens harddrugs aangeboden. Van alle jongeren heeft 11% wel eens hard- of softdrugs gebruikt.
9.3.2. Meting van drugsgebruik In dit jeugdonderzoek is aan jongeren gevraagd of ze wel eens soft- of harddrugs aangeboden hebben gekregen. Jongeren die hierop bevestigend antwoordden, konden invullen waar ze drugs aangeboden kregen. Omdat jongeren onder de 16 het advies krijgen geen alcoholische dranken te drinken, worden daarom de resultaten ook voor het drugsgebruik gepresenteerd naar leeftijdscategorieën 12 tot en met 15 jaar en 16 tot en met 18 jaar.
9.3.3. Resultaten in detail Tabel 9.21 Wel eens hasj of wiet aangeboden gekregen Hasj of wiet aangeboden gekregen Ja
Nee
%
%
23
77
Jongen
27
73
Meisje
19
81
12-15 jaar
15
85
16-18 jaar
44
56
VMBO-overig
24
76
VMBO-t
22
78
HAVO
25
75
VWO * Significant verschil
22
78
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding
Tabel 9.22 Plaats waar jongeren wel eens hasj of wiet aangeboden hebben gekregen (bij jongeren die weleens hasj of wiet aangeboden hebben gekregen) Ja
Nee
%
%
Op school
19
81
Thuis of bij vrienden
36
64
Op straat
47
53
In café, disco, feest of concert
26
74
Ergens anders
30
70
44
Tabel 9.23 Wel eens harddrugs aangeboden gekregen Harddrugs aangeboden gekregen Ja
Nee
%
%
6
94
Jongen
7
93
Meisje
4
96
12-15 jaar
3
97
16-18 jaar
12
88
VMBO-overig
6
94
VMBO-t
5
95
HAVO
6
94
VWO * Significant verschil
5
95
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding
Tabel 9.24 Plaats waar jongeren wel eens harddrugs aangeboden hebben gekregen (bij jongeren die weleens harddrugs aangeboden hebben gekregen) Ja
Nee
%
%
Op school
15
85
Thuis
24
76
Op straat
47
53
In café, disco, feest of concert
42
58
Ergens anders
27
73
Tabel 9.25 Wel eens drugs (harddrugs en softdrugs) gebruikt Drugs gebruikt Ja
Nee
%
%
11
89
Jongen
13
87
Meisje
9
91
12-15 jaar
6
94
16-18 jaar
25
75
VMBO-overig
12
88
VMBO-t
10
90
HAVO
12
88
VWO * Significant verschil
10
90
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
9.3.4. Patronen en relaties Bijna een kwart (23%) van alle jongeren geeft aan wel eens hasj of wiet aangeboden te hebben gekregen. Dit gebeurde het meest op straat of thuis of bij vrienden. Zes procent van alle jongeren
45
kreeg al eens harddrugs aangeboden. Het aanbod van harddrugs kwam het vaakst voor op straat of tijdens een bezoek aan café, discotheek, feest of concert. Jongens en leerlingen in de oudste leeftijdsgroep kregen het vaakst (hard)drugs aangeboden. Van alle jongeren heeft 11% wel eens hard- of softdrugs gebruikt.
9.3.5. Vergelijking Voor de vragen over het gebruik en aanbod van drugs is aangesloten bij de landelijke standaardvraagstellingen. Deze vragen wijken af van de vragen die in 2008 zijn gesteld. Vergelijking van de resultaten met het vorige jeugdonderzoek is daarom helaas niet mogelijk.
46
10
Seksualiteit
Jongeren experimenteren met seks en relaties. Seks is leuk, maar heeft ook minder leuke kanten. Angst, schuldgevoel en schaamte kunnen een rol spelen. En onveilig vrijen vergroot de kans op een seksueel overdraagbare aandoening of een onbedoelde zwangerschap.
10.1.1. Belangrijkste uitkomsten 18% van alle jongeren heeft al eens geslachtsgemeenschap gehad. Het percentage is het hoogste in de oudste leeftijdsgroep, bij meisjes en bij leerlingen met een VMBO-overige opleiding. 56% van de jongeren vrijt onveilig omdat ze niet altijd een condoom gebruiken. 14% gebruikt nooit een condoom. De belangrijkste reden die hiervoor wordt genoemd is dat de pil of een ander voorbehoedsmiddel werd gebruikt, dat ze elkaar vertrouwden of dat ze vast verkering hadden.
10.1.2. Meting van seksueel gedrag Aan jongeren werd gevraagd of ze wel eens geslachtsgemeenschap hebben gehad, op welke leeftijd ze dit voor het eerst hebben gedaan en met hoeveel personen ze hebben gevreeën. Vervolgens zijn er vragen gesteld over het gebruik van condooms, andere anticonceptie en de eventuele redenen om geen condooms te gebruiken.
10.1.3. Resultaten in detail Tabel 10.1 Ooit met iemand geslachtsgemeenschap gehad Geslachtsgemeenschap gehad Nee, nooit
Ja, 1 keer
Ja, een paar keer
Ja, regelmatig
%
%
%
%
82
4
6
9
Jongen
83
4
5
8
Meisje
81
3
6
10
12-14 jaar
96
1
1
2
15-18 jaar
71
5
9
15
VMBO-overig
75
5
9
11
VMBO-t
85
4
5
6
HAVO
82
3
5
10
VWO * Significant verschil
86
2
4
8
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
47
Figuur 10.1 Leeftijd bij eerste geslachtsgemeenschap (bij jongeren van 15-18 jaar) 100% 90%
Geen geslachtsgemeenschap
80%
18 jaar
70% 60%
17 jaar
50% 16 jaar
40% 30%
15 jaar
20% 10%
14 jaar en jonger
0% 15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
Tabel 10.2 Aantal verschillende personen waarmee jongeren geslachtsgemeenschap hebben gehad (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad) Aantal partners 1 persoon
2 personen of meer
%
%
44
56
Jongen
36
64
Meisje
52
48
12-14 jaar
33
67
15-18 jaar
45
55
VMBO-overig
37
63
VMBO-t
46
54
HAVO
45
55
VWO * Significant verschil
53
47
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
48
Tabel 10.3 Gebruik van condooms bij geslachtsgemeenschap (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad) Condoom gebruik Ja, altijd
Meestal, soms
Nooit
%
%
%
44
41
14
Jongen
52
32
16
Meisje
37
50
12
12-14 jaar
45
20
35
15-18 jaar
44
43
12
VMBO-overig
46
39
15
VMBO-t
50
37
13
HAVO
41
46
13
VWO * Significant verschil
40
43
17
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding
Tabel 10.4 Gebruik van condoom en andere voorbehoedsmiddelen bij laatste keer geslachtsgemeenschap (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad) Voorbehoedsmiddel laatste keer Condoom en
Geen condoom,
(mogelijk) iets
wel (mogelijk)
Geen
Ik weet het niet
Alleen condoom
anders
iets anders
voorbehoedsmiddel
meer
%
%
%
%
%
26
31
30
9
4
Jongen
31
33
22
10
4
Meisje
21
30
38
8
3
12-14 jaar
30
24
16
29
2
15-18 jaar
26
32
32
7
4
VMBO-overig
26
34
28
8
5
VMBO-t
29
32
22
13
3
HAVO
26
28
36
8
3
VWO * Significant verschil
23
30
37
7
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
49
Tabel 10.5 Reden om geen condoom te gebruiken bij laatste keer geslachtsgemeenschap (bij jongeren die geslachtsgemeenschap hebben gehad en geen condoom gebruikten) Ja
Nee
%
%
Ik dat zelf niet wilde
15
85
De ander niet wilde
14
86
Ik niet durfde te zeggen dat ik met condooms wilde vrijen
2
98
We teveel gedronken hadden
9
91
We er niet aan dachten
17
83
We elkaar vertrouwden
35
65
We geen condooms bij ons hadden
20
80
De pil of een ander voorbehoedsmiddel werd gebruikt
55
45
Vrijen met condooms zo onhandig is of moeilijk
11
89
Wij vaste verkering hadden
34
66
Vrijen met condoom niet zo lekker is
27
73
We allebei maagd zijn
7
93
Andere reden
11
89
10.1.4. Patronen en relaties 18% van alle jongeren heeft al eens geslachtsgemeenschap gehad. Van de 12 tot en met 14 jarigen heeft 14% al eens geslachtsgemeenschap gehad, bij 15 tot en met 18 jarigen is dit opgelopen tot 29%. Leerlingen met een VMBO-overige opleiding hebben vaker geslachtsgemeenschap gehad dan leerlingen van andere opleidingsniveau’s. Meisjes hadden vaker geslachtsgemeenschap dan jongens. Uit figuur 10.1 blijkt dat van de 18 jarigen met seksuele ervaring, de meesten voor de eerste keer geslachtsgemeenschap hebben gehad toen ze 15 of 16 jaar waren. Meer dan de helft van de jongeren die al eens geslachtsgemeenschap hebben gehad gaf aan dit te hebben gehad met 2 of meer personen. Meisjes, VWO leerlingen en jongeren in de oudste leeftijdsgroep gaven vaker aan met 1 persoon geslachtsgemeenschap te hebben gehad. 56% van de jongeren vrijt onveilig omdat ze niet altijd een condoom gebruiken. 14% gebruikt nooit een condoom. 4% van de jongeren weet niet meer of ze bij de laatste keer condooms hebben gebruikt, 9% gebruikte geen voorbehoedsmiddel en 30% gebruikte geen condoom maar (mogelijk) wel iets anders. Jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 14 jaar geven vaker aan alleen een condoom of juist helemaal geen voorbehoedsmiddel bij de laatste keer te hebben gebruikt. Jongeren in de oudste leeftijdsgroep gebruikten vaker (mogelijk) een ander voorbehoedsmiddel, al dan niet in combinatie met een condoom. Jongens gebruikten bij de laatste keer vaker een condoom terwijl meer meisjes antwoordden geen condoom te hebben gebruikt maar (mogelijk) wel iets anders. Leerlingen van het VMBO gebruikten vaker een condoom en (mogelijk) iets anders, HAVO en VWO leerlingen gaven vaker aan bij de laatste keer geen condoom te hebben gebruikt maar (mogelijk) wel iets anders. De belangrijkste reden die genoemd wordt voor het niet gebruiken van een condoom is dat de pil of een ander voorbehoedsmiddel werd gebruikt, dat ze elkaar vertrouwden of dat ze vaste verkering hadden.
50
10.1.5. Vergelijking Uit landelijke gegevens van het HBSC onderzoek onder scholieren blijkt dat 10% van de 12 tot en met 16 jarigen ooit seksuele gemeenschap heeft gehad. Op 16 jarige leeftijd heeft 31% van de Nederlandse jongeren ooit seks gehad. De Drentse percentages zijn lager. Van de middelbare scholieren uit het HBSC onderzoek die seksuele gemeenschap hebben gehad, zegt 67% bij de laatste keer condooms te hebben gebruikt. 55% gebruikte bij de laatste keer de pil.
10.1.6. Trends Het percentage jongeren dat ooit geslachtsgemeenschap heeft gehad is lager dan in 2008 (22%). Dit verschil wordt veroorzaakt doordat minder 15 tot 18 jarigen hebben aangegeven geslachtsgemeenschap te hebben gehad. Was in 2008 34% seksueel actief, in 2013 is dit gedaald naar 29%. De cijfers over het condoomgebruik zijn niet veranderd sinds 2008.
51
52
11
Sociale omgeving
11.1. Ingrijpende gebeurtenissen Een ingrijpende of stressvolle gebeurtenis kan een flinke impact hebben op het leven van jongeren. Hun psychische gezondheid en ontwikkeling kunnen onder druk komen te staan.
11.1.1. Belangrijkste uitkomsten Eén op de twintig jongeren heeft al eens een overlijden van broer, zus of ouder(s) meegemaakt. Eén op de tien jongeren is al eens langdurig ziek geweest of heeft lang in het ziekenhuis gelegen en één op de vijf maakte mee dat ouder(s), broer of zus lang in het ziekenhuis lag. 28% van de jongeren geeft aan dat de ouders regelmatig ruzie hebben. 15% van de jongeren antwoordt dat zijn of haar ouders geldproblemen hebben.
11.1.2. Meting van ingrijpende gebeurtenissen In dit jeugdonderzoek is de leerlingen een lijst van 12 ingrijpende gebeurtenissen voorgelegd. Deze hadden betrekking op bijvoorbeeld overlijden van een familielid, ziekte en/of ziekenhuisopnamen, financiële problematiek of problemen in de thuissituatie. De jongeren konden van elk van de gebeurtenissen aangeven of ze die nu nog meemaken, dan wel ooit hebben meegemaakt.
11.1.3. Resultaten in detail Tabel 11.1 Meemaken van ingrijpende gebeurtenissen Nooit meegemaakt
Meegemaakt
%
%
Overlijden broer/zus of ouder(s)
95
5
Langdurige ziekte of ziekenhuisopname jongere zelf
89
11
Langdurige ziekenhuisopname ouder(s), broer/zus
78
22
Ruzie tussen ouders
72
28
Echtscheiding van ouders
80
20
Problemen met nieuwe ouder
93
7
Geweld of mishandeling tussen ouders
97
3
Geldproblemen ouders
85
15
Verslaving ouders
96
4
Problemen met school of werkloosheid jongere zelf
92
8
Problemen met werk of werkloosheid ouder(s)
88
12
Zwanger geworden/gemaakt
99
1
Anders
87
13
53
Tabel 11.2 Meemaken van ingrijpende gebeurtenissen gerelateerd aan echtscheiding of regelmatige ruzie tussen ouders, en aan ziekte, overlijden of problemen van gezinsleden % Scheiding of ruzie ouders
Situatie binnen het gezin
Ja
36
Nee
64
Ja
35
Nee
65
Tabel 11.3 Meemaken van ingrijpende gebeurtenissen gerelateerd aan echtscheiding of regelmatige ruzie tussen ouders, en aan ziekte, overlijden of problemen van gezinsleden, naar geslacht, leeftijd en opleiding. Scheiding of ruzie ouders
Situatie binnen het gezin
Ja
Nee
Ja
Nee
%
%
%
%
36
64
35
65
Jongen
33
67
32
68
Meisje
40
60
37
63
12-14 jaar
34
66
33
67
15-18 jaar
38
62
36
64
VMBO-overig
45
55
41
59
VMBO-t
38
62
38
62
HAVO
34
66
31
69
VWO * Significant verschil
28
72
28
72
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
11.1.4. Patronen en relaties Zoals ook uit het vorige jeugdonderzoek naar voren is gekomen, laten ingrijpende gebeurtenissen soms een onderlinge samenhang zien. Jongeren die een echtscheiding meemaakten, hebben vaak ook regelmatige ruzie tussen hun ouders ervaren of problemen met een nieuwe ouder. Wanneer deze gebeurtenissen worden samengevoegd, dan blijkt dat 36% van de jongeren ervaring heeft met echtscheiding (en een nieuwe daaropvolgende gezinssituatie) of regelmatige ruzie of geweld of mishandeling tussen de ouders. Meisjes, 15 tot en met 18 jarigen en VMBO leerlingen rapporteerden vaker problemen met scheiding of ruzie van de ouders dan jongens, 12 tot en met 14 jarigen en HAVO en VWO leerlingen. Een ander cluster van samenhangende gebeurtenissen wordt gevormd door problemen die te maken hebben met de situatie binnen het gezin, zoals langdurige ziekte of overlijden van broer, zus of ouder(s), langdurige ziekte van de jongere zelf, problemen met geld of inkomen van je ouders en problemen met werk of werkloosheid van ouder(s). 35% van de jongeren heeft ervaring (gehad) met deze gebeurtenissen of problemen. Ook deze gebeurtenissen werden vaker gerapporteerd door meisjes, jongeren uit de oudste leeftijdsgroep en VMBO leerlingen.
54
11.1.5. Vergelijking Het percentage jongeren in Drenthe dat te maken heeft (gehad) met echtscheiding van de ouders komt overeen met landelijke cijfers van het CBS. Landelijk heeft één op de zes kinderen in zijn of haar jeugd te maken gehad met een echtscheiding van de ouders.
11.1.6. Trends In 2013 werd dezelfde vraag gesteld als in 2008 maar werd een aantal items samengevoegd. Wat opvalt is dat in 2013 meer jongeren aangeven dat ouders geldproblemen hebben. In 2008 gaf 9% van de jongeren aan dat ouders geldproblemen hebben, in 2013 is dit opgelopen naar 15%. Problemen met werk of werkloosheid van ouder(s) komen twee keer zo veel voor. In 2008 had 6% van de ouders problemen met werk of werkloosheid, en in 2013 is dit percentage verdubbeld. Ook rapporteerden meer jongeren regelmatige ruzies tussen ouders mee te maken (22% in 2008, 28% in 2013).
11.2. Beleving thuissituatie 11.2.1. Belangrijkste uitkomsten De meeste jongeren (85%) vinden het leuk tot hartstikke leuk thuis. 13% antwoordt dat het wel gaat en 1% vindt het vreselijk thuis.
11.2.2. Meting van beleving thuissituatie De beleving van de thuissituatie is gemeten door jongeren de vraag te stellen “Hoe vind je het bij jou thuis?”. De antwoorden varieerden van “Hartstikke leuk” tot “Vreselijk”.
11.2.3. Resultaten in detail Tabel 11.4 Beleving van de thuissituatie Beleving thuissituatie Hartstikke leuk
Leuk
Gaat wel
Niet leuk
Vreselijk
%
%
%
%
%
43
42
13
2
1
Jongen
46
43
10
1
0
Meisje
39
41
17
2
1
12-14 jaar
48
39
11
1
1
15-18 jaar
38
44
15
2
1
VMBO-overig
42
40
16
2
1
VMBO-t
43
41
13
2
1
HAVO
43
43
13
2
0
VWO * Significant verschil
43
44
11
1
1
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
11.2.4. Patronen en relaties Jongens zijn positiever over de thuissituatie dan meisjes. 89% van de jongens vindt het (hartstikke) leuk thuis, bij de meisjes is dat 80%. Jongeren in de jongste leeftijdsgroep antwoorden vaker dat het hartstikke leuk is thuis, terwijl jongeren van 15 tot en met 18 jaar vaker de thuissituatie als ‘leuk’ of ‘gaat wel’ beoordelen. VMBO leerlingen rapporteren vaker ‘gaat wel’ en VWO leerlingen vaker ‘leuk’ als het om de thuissituatie gaat.
55
11.3. Zorgen over thuissituatie 11.3.1. Belangrijkste uitkomsten Bijna één derde van alle jongeren in Drenthe maakt zich wel eens zorgen over de thuissituatie. De meeste jongeren maken zich wel eens zorgen maar behoeven hiervoor geen hulp. 3% van alle jongeren ontvangt hiervoor al hulp en 2% geeft aan nog geen hulp hiervoor maar wel behoefte hieraan te hebben.
11.3.2. Meting van zorgen over thuissituatie Aan jongeren is gevraagd of ze zich wel eens zorgen maken over de thuissituatie. Ze konden daarbij ook aangeven of ze daarvoor al hulp ontvangen, nog geen hulp ontvangen maar daar wel behoefte aan hebben of geen behoefte hebben aan hulp.
11.3.3. Resultaten in detail Tabel 11.5 Wel eens zorgen maken over de thuissituatie Zorgen over thuissituatie Ja, ik krijg daarvoor
Ja, ik maak me wel
geen hulp maar heb
eens zorgen maar
Ja, ik krijg
daar wel behoefte
hoef daarvoor geen
Nee, ik maak me
daarvoor ook hulp
aan
hulp
nooit zorgen
%
%
%
%
3
2
24
71
Jongen
2
1
18
79
Meisje
4
2
31
62
12-14 jaar
2
2
22
74
15-18 jaar
3
2
26
69
VMBO-overig
4
2
28
66
VMBO-t
3
2
26
70
HAVO
3
1
24
73
VWO * Significant verschil
2
2
20
76
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
11.3.4. Patronen en relaties Meisjes, jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 18 jaar en VMBO leerlingen maken zich meer zorgen over de thuissituatie.
56
11.4. Ongewenste seksuele ervaring Jongeren kunnen te maken krijgen met grensoverschrijdend seksueel gedrag. Jongeren die langdurige of terugkerende ervaringen hebben met ongewenst seksueel gedrag kunnen gevoelens hebben van angst, boosheid, schaamte, zelfverwijt of wantrouwen.
11.4.1. Belangrijkste uitkomsten In Drenthe is door 8% van alle leerlingen aangegeven dat ze een ongewenste seksuele ervaring hebben meegemaakt. 7% van de leerlingen wilde de vraag niet beantwoorden.
11.4.2. Meting van ongewenste seksuele ervaring In dit jeugdonderzoek is gevraagd of jongeren wel eens een seksuele ervaring met iemand hebben gehad zonder dat zij dat wilden. Met een seksuele ervaring werd alles van zoenen, intiem betasten tot naar bed gaan toe bedoeld. Daarbij is gevraagd met wie en waar zij deze ervaring hebben gehad. Door de kleine aantallen is hier geen verdere analyse naar achtergrondkenmerken gedaan.
11.4.3. Resultaten in detail Tabel 11.6 Ongewenste seksuele ervaring Ongewenste seksuele ervaring Ja
Nee
Wil niet beantwoorden
%
%
%
8
85
7
Jongen
6
86
8
Meisje
10
85
6
12-14 jaar
5
88
7
15-18 jaar
10
83
7
VMBO-overig
11
81
8
VMBO-t
9
82
9
HAVO
6
88
6
VWO * Significant verschil
6
90
4
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
Tabel 11.7
Betrokkene bij en plaats van ongewenste seksuele ervaring (bij jongeren die een ongewenste seksuele ervaring hebben gehad) Ja
Nee
%
%
Met een jongere thuis
20
80
Met een jongere op school
7
93
Met een jongere in de buurt
12
88
Met een jongere ergens anders
30
70
Met een volwassene thuis
3
97
Met een volwassene op school
2
98
Met een volwassene in de buurt
4
96
Met een volwassene ergens anders
4
96
Wil vraag niet beantwoorden
32
68
57
11.4.4. Patronen en relaties 8% van de jongeren heeft wel eens een seksuele ervaring met iemand gehad zonder dat zelf te willen. 7% wil deze vraag niet beantwoorden. Meisjes hebben vaker een ongewenste seksuele ervaring dan jongens, de oudste leeftijdsgroep meer dan de jongste en VMBO leerlingen vaker dan leerlingen op het VWO en HAVO. Jongeren met een ongewenste ervaring noemden het vaakst als dader jongeren thuis, in de buurt of ergens anders.
11.4.5. Trends Het percentage jongeren dat wel eens een ongewenste seksuele ervaring heeft gehad is vergelijkbaar met het percentage in 2008. Toen rapporteerde 9% wel eens een ongewenste seksuele ervaring te hebben gehad.
58
12
Pesten
12.1. Gepest worden en cyberpesten Pesten is het op systematische wijze verrichten van fysieke, verbale of non-verbale handelingen tegenover iemand die zich daartegen niet kan verdedigen. Pesten gebeurt alleen of in groepsverband. Een belangrijk gegeven bij pesten is dat er tussen dader en slachtoffer een ongelijke machtsverhouding bestaat. Omdat jongeren veel gebruik maken van internet en mobiele telefoon is ook gevraagd naar het pestgedrag via internet of GSM, het zogenaamde cyberpesten. Deze vorm van pesten kan kwetsender zijn en meer impact hebben omdat de verzender anoniem kan blijven.
12.1.1. Belangrijkste uitkomsten 12% van de leerlingen is op school gepest in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek. Pesten komt vaker voor bij 12-14 jarigen en leerlingen op het VMBO. De helft van alle leerlingen is op de een of andere manier via internet of GSM gepest. Meisjes en VMBO leerlingen zijn vaker slachtoffer van cyberpesten.
12.1.2. Meting van gepest worden, inclusief cyberpesten In de vragenlijst is gevraagd hoe vaak een leerling de afgelopen drie maanden zelf is gepest op school. Vervolgens is een aparte vraag gesteld over cyberpesten. Leerlingen kregen 18 vormen van pestgedrag voorgelegd, waarbij ze konden aangeven of dit hen nooit, één keer of meer dan één keer was overkomen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek.
12.1.3. Resultaten in detail Tabel 12.1 Gepest worden op school in de afgelopen 3 maanden Wordt op school gepest Ja
Nee
%
%
12
88
Jongen
12
88
Meisje
13
87
12-14 jaar
15
85
15-18 jaar
10
90
VMBO-overig
16
84
VMBO-t
14
86
HAVO
11
89
VWO * Significant verschil
7
93
Totaal Geslacht
Leeftijd*
Opleiding*
59
Tabel 12.2 Onheus bejegend worden op internet en/of GSM in de afgelopen 3 maanden Nooit
1 keer
Meer dan 1 keer
%
%
%
Ben beledigd
81
11
8
Ben belachelijk gemaakt
86
8
6
Ben genegeerd
77
14
9
Tegen mij gelogen
71
17
12
Ben misleid
93
5
2
Ben bedreigd
94
4
2
Anonieme mail gekregen
95
4
2
Ben uitscholden
83
8
9
Mijn foto verspreid
91
6
3
Virus ontvangen
97
2
1
Mijn paswoord veranderd
97
3
1
Mijn computer vast laten lopen
94
3
2
Mijn persoonlijke info gestolen
98
1
1
Emails verstuurd vanaf mijn account
98
2
1
Op website over mij gestemd
97
2
1
Roddels over mij verspreid
89
7
3
Vertrouwelijke info van mij doorgestuurd
91
6
3
Gevraagd dingen voor webcam te doen
97
2
1
Tabel 12.3 Slachtoffer van cyberpesten Slachtoffer van cyberpesten Is gepest via
Is niet gepest via
internet of GSM
internet/GSM
%
%
50
50
Jongen
45
55
Meisje
55
45
12-14 jaar
48
52
15-18 jaar
51
49
VMBO-overig
56
44
VMBO-t
51
49
HAVO
49
51
VWO * Significant verschil
43
57
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
12.1.4. Patronen en relaties Jongeren van 12 tot en met 14 jaar worden vaker op school gepest dan leerlingen van 15 tot en met 18 jaar. Het percentage leerlingen met een VMBO-opleiding dat op school wordt gepest is hoger vergeleken met andere opleidingsvormen.
60
De meest voorkomende vormen van cyberpesten zijn liegen, negeren, beledigen en uitschelden. Cyberpesten laat een gevarieerd beeld zien in de verschillende groepen. Meer meisjes dan jongens zijn slachtoffer van cyberpesten. Ook komt het meer voor in de oudste groep jongeren. Het percentage leerlingen dat slachtoffer is van cyberpesten is het hoogst onder leerlingen met een VMBO-overige opleiding (56%) en daalt geleidelijk naar 43% op het VWO.
12.1.5. Vergelijking Zeven procent van de Nederlandse jongeren van 12 tot en met 16 jaar geeft aan structureel (minstens twee keer per maand) gepest te zijn. 3% gaf aan minstens twee keer per maand online gepest te zijn geweest. Online pesten werd omschreven als het sturen van gemene tekstberichtjes of het belachelijk maken van iemand op een website of het zonder toestemming plaatsen van foto’s.
12.1.6. Trends In 2008 werd 15% van alle leerlingen gepest op school. Dit is iets hoger dan het percentage in 2013 (12%). Het percentage leerlingen dat slachtoffer is geweest van cyberpesten is fors toegenomen: gaf in 2008 nog een derde van de leerlingen aan gepest te zijn via internet, in 2013 is dat opgelopen tot de helft van alle leerlingen.
12.2. Pesten Pesten is het op systematische wijze uitvoeren van fysieke, verbale of non-verbale handelingen tegenover iemand die zich daartegen niet kan verdedigen. Pesten gebeurt alleen of in groepsverband. Een belangrijk gegeven bij pesten is dat er tussen dader en slachtoffer een ongelijke machtsverhouding bestaat.
12.2.1. Belangrijkste uitkomsten 13% van alle jongeren heeft zelf wel eens meegedaan aan het pesten van een andere leerling op school.
12.2.2. Meting van pestgedrag In de vragenlijst is gevraagd hoe vaak een leerling de afgelopen 3 maanden een ander heeft gepest op school.
12.2.3. Resultaten in detail Tabel 12.4 Pesten op school in de afgelopen 3 maanden Pest zelf op school Ja
Nee
%
%
13
87
Jongen
17
83
Meisje
8
92
12-14 jaar
13
87
15-18 jaar
13
87
VMBO-overig
17
83
VMBO-t
15
85
HAVO
10
90
VWO * Significant verschil
9
91
Totaal Geslacht*
Leeftijd
Opleiding*
61
12.2.4. Patronen en relaties Jongens pesten meer dan meisjes. Meer leerlingen van het VMBO hebben aangegeven anderen te pesten.
12.2.5. Vergelijking Ruim één op de vijf (21,7%) Nederlandse jongeren van 12 tot en met 16 jaar heeft zich al eens schuldig gemaakt aan het pesten. Bijna 5% van de leerlingen geeft aan structureel andere leerlingen te pesten. Structureel werd omschreven als twee keer per maand of vaker. Het vermoeden bestaat dat het werkelijke percentage leerlingen dat structureel pest hoger is aangezien zelfrapportage van pestgedrag vermoedelijk leidt tot onderrapportage.
12.2.6. Trends In 2008 gaf 23% van alle leerlingen aan in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek iemand te pesten op school. In 2013 is dit percentage gedaald tot 13%.
62
13
Gehoorschade
Gehoorschade kan veroorzaakt worden door te vaak en te lang naar hard geluid te luisteren. Deze schade kan tijdelijk of blijvend zijn. Veel jongeren ervaren een piep in de oren na het uitgaan. Wat veel jongeren niet weten is dat deze piep een ernstige waarschuwing is. Die piep betekent namelijk dat een stukje van het gehoor stuk is gegaan. Wanneer dit te vaak gebeurt, kan de piep blijvend worden.
13.1.1. Belangrijkste uitkomsten De helft van alle jongeren geeft aan wel eens last te hebben van oorsuizen of een gepiep of getik in de oren, 6% heeft dat zelfs vaak of altijd. Weinig jongeren dragen daarentegen gehoorbescherming.
13.1.2. Meting van gehoorschade Als eerste werd gevraagd of jongeren wel eens last van oorsuizen of een piep of getik in de oren hebben gehad. Jongeren die aangaven ‘soms’, ‘vaak’ of ‘altijd’ last te hebben, kregen daarna de vraag wanneer ze daar last van hebben. Tot slot is gevraagd of jongeren bij die gelegenheden gehoorbescherming dragen. Vanwege een fout bij het wegschrijven van de antwoorden op de tweede vraag in het databestand zijn de resultaten hiervan niet te achterhalen. De tabel van de vraag over wanneer jongeren last hebben van gehoorschade wordt daarom niet getoond in dit rapport.
13.1.3. Resultaten in detail Tabel 13.1 Wel eens last van oorsuizen of een piep of getik in oren Last van oorsuizen, piep of tik in oren Nooit
Soms
Vaak
Altijd
%
%
%
%
50
43
5
1
Jongen
54
40
5
2
Meisje
46
47
6
1
12-14 jaar
49
44
6
1
15-18 jaar
51
43
5
1
VMBO-overig
46
46
7
2
VMBO-t
47
46
6
1
HAVO
52
43
4
1
VWO * Significant verschil
57
38
3
1
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
63
Tabel 13.2 Dragen van gehoorbescherming (bij jongeren die wel eens last hebben van oorsuizen, piep of getik in oren) Gehoorbescherming Nooit
Soms
Vaak
Altijd
%
%
%
%
85
11
2
2
Jongen
81
13
3
3
Meisje
89
8
2
1
12-14 jaar
83
13
2
2
15-18 jaar
87
8
2
2
VMBO-overig
86
10
2
2
VMBO-t
83
12
2
2
HAVO
85
10
2
2
VWO * Significant verschil
87
8
2
3
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding
13.1.4. Patronen en relaties De helft van alle jongeren geeft aan wel eens last te hebben van oorsuizen of een gepiep of getik in de oren, 6% heeft dat zelfs vaak of altijd. Meer meisjes en leerlingen met een HAVO of VWO opleiding geven aan wel eens last te hebben van oorsuizen of een piep of getik in de oren te hebben dan jongens en leerlingen van het VMBO. Jongeren in de jongste leeftijdscategorie hebben vaker ‘soms’ of ‘vaak’ last van oorsuizen terwijl jongeren van 15 tot en met 18 jaar vaker ‘nooit’ hebben aangekruist. Van de jongeren die wel eens last heeft van oorsuizen draagt 15% wel eens gehoorbescherming, slechts 2% doet dat altijd.
13.1.5. Vergelijking Het RIVM heeft in februari 2014 een inventarisatie gemaakt van cijfers over gehoorschade en geluidsblootstelling in Nederland. Cijfers over de omvang van gehoorschade bij jongeren zijn gebaseerd op zelfrapportage en lopen erg uiteen. 14 tot 60% van de jongeren rapporteert vaak of weleens een tijdelijke piep of ruis in het oor na het uitgaan. Uit onderzoek van de Hoorstichting onder 4000 Nederlandse scholieren van 15 en 16 jaar bleek dat 48% van de jongeren rapporteert ‘altijd’ of ‘af en toe’ last van een piep of ruis in het oor na het uitgaan te hebben. 10% had altijd een piep of ruis in het oor na het uitgaan.
64
14
Bekendheid Centrum Jeugd en Gezin
In iedere gemeente in Nederland is of wordt een samenwerkingsverband opgezet onder de naam: Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dit is een laagdrempelige organisatie waarin verschillende professionele organisaties (Icare, GGD, Stichting Welzijn, maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg) samenwerken om de ondersteuning voor jeugd en gezin beter en toegankelijker te maken.
14.1.1. Belangrijkste uitkomsten Van alle jongeren is elf procent bekend met het CJG. Eén op de twintig weet dat ze er zelf ook terecht kunnen met vragen. De bekendheid van het CJG is hoger onder meisjes en jongeren met een HAVO of VWO opleiding. Van de jongeren die bekend zijn met het CJG heeft 16% wel eens contact gehad. De meeste contacten verliepen via een persoonlijk gesprek.
14.1.2. Meting van bekendheid CJG Aan jongeren is gevraagd of ze bekend zijn met het CJG en of ze er wel eens contact mee hebben gehad. Jongeren die al eens contact hebben gehad met het CJG konden vervolgens aangeven op welke wijze dat is geweest.
14.1.3. Resultaten in detail Tabel 14.1 Bekend met Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Bekend met CJG Ja, ik ben bekend met het
Ja, ik heb er wel eens
CJG en weet dat ik er zelf
van gehoord maar wist
ook terecht kan met
niet dat ik er zelf ook
Nee, ik heb nog nooit
allerhande vragen
terecht zou kunnen
van het CJG gehoord
%
%
%
5
7
89
Jongen
4
5
91
Meisje
6
8
86
12-14 jaar
4
7
89
15-18 jaar
6
6
88
VMBO-overig
5
5
90
VMBO-t
4
7
89
HAVO
5
7
89
VWO * Significant verschil
6
8
86
Totaal Geslacht*
Leeftijd*
Opleiding*
65
Tabel 14.2
Contact met Centrum voor jeugd en Gezin (CJG) (bij jongeren die bekend zijn met het CJG) Contact met CJG Ja
Nee
%
%
16
84
Jongen
16
84
Meisje
16
84
12-14 jaar
17
83
15-18 jaar
16
84
VMBO-overig
23
77
VMBO-t
23
77
HAVO
12
88
VWO * Significant verschil
9
91
Totaal Geslacht
Leeftijd
Opleiding*
Tabel 14.3 Op welke wijze contact met Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (bij jongeren die bekend zijn met het CJG) Ja
Nee
%
%
Via website
22
78
Via jongerenwebsite
9
91
Via e-mail
0
100
Telefonisch contact
20
80
Persoonlijk gesprek
74
26
Voorlichtingsbijeenkomst/themabijeenkomst
17
83
14.1.4. Patronen en relaties Van alle jongeren is elf procent bekend met het CJG. Eén op de twintig weet dat ze er zelf ook terecht kunnen met vragen en 7% heeft wel eens van het CJG gehoord maar wist niet dat ze er zelf ook terecht zouden kunnen met vragen. De bekendheid van het CJG is hoger onder meisjes en jongeren met een VWO opleiding. Jongeren van 15 tot en met 18 jaar zijn meer op de hoogte dat ze er zelf terecht kunnen voor vragen. Van de jongeren die bekend zijn met het CJG heeft 16% wel eens contact gehad. Leerlingen van het VMBO hebben vaker contact gehad met het CJG. De meeste contacten verliepen via een persoonlijk gesprek. Ook contact via de website, voorlichtingsboodschap of telefonisch contact werd genoemd.
66
15
Beschouwing: welbevinden en probleemgedrag
15.1. Inleiding In de voorgaande hoofdstukken van dit rapport is duidelijk geworden dat gezondheid en welbevinden sterk samenhangen met opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. Dit geldt ook voor verschillende aspecten van de leefstijl van jongeren. In de rapportage van het Jeugdonderzoek 2008 hebben we gekeken naar de samenhang tussen welbevinden en leefstijl en dat doen we hier opnieuw. De aandacht gaat hier anders dan vijf jaar geleden uit naar het signaleren van mogelijke veranderingen in de afgelopen jaren en naar de scores van de Drentse gemeenten op indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag.
15.2. Keuze van indicatoren Zoveel mogelijk is aansluiting gezocht bij de werkwijze en de keuze van indicatoren van het vorige jeugdonderzoek. Wel hebben we het accent bij sommige indicatoren verlegd naar het frequenter voorkomen van een bepaald probleem: vaker dan één maal onheus bejegend zijn via het internet of mobiele telefoon, twee maal per maand of vaker gepest zijn op school en vier maal of vaker in de afgelopen maand alcohol gedronken (door jongeren van 16 jaar en ouder). Daarnaast hebben we een aantal indicatoren niet meegenomen in de vergelijking omdat een valide vergelijking tussen 2008 en 2013 niet voor alle variabelen mogelijk was. In Tabel 15.1 wordt een overzicht gegeven van de gekozen indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag. Tabel 15.1 Overzicht van indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag Indicator
Uitkomstcategorie
Aanvullende informatie
niet-welbevinden 1. Ervaren gezondheid
gaat wel/niet zo best/ slecht
2. Psychosociale gezondheid (SDQ) probleemscore
een totaalscore van 16 en hoger
3. Ingrijpende gebeurtenis meegemaakt
ja, gerelateerd aan problemen ouders
gebeurtenissen en situaties die betrekking hebben op: ruzie tussen ouders, echtscheiding, problemen met nieuwe ouder, geweld/mishandeling tussen ouders
4. Ingrijpende gebeurtenis meegemaakt
ja, gerelateerd aan ziekte/overlijden/problemen in familie
gebeurtenissen en situaties die betrekking hebben op: overlijden broer/zus/ouder(s), langdurige ziekenhuisopname broer/zus/ouder(s), geldproblemen ouders, verslaving ouders, problemen werk/werkloosheid ouders
5. Pesten
slachtoffer van pesten
6. Cyberpesten
slachtoffer van cyberpesten
2 keer per maand of vaker in de afgelopen drie maanden meer dan 1 keer in de afgelopen drie maanden via internet en/of smartphone gepest
probleemgedrag 12-15 jarigen: heeft alcohol gedronken in de afgelopen 4 weken 16-18 jarigen: heeft 4 maal of vaker in de afgelopen 4 weken alcohol gedronken
7. Alcoholconsumptie
drinkt (regelmatig) alcohol
8. Rookgedrag
rookt nu of gebruikt hasj/wiet
9. Pesten
pest zelf op school
2 keer per maand of vaker in de afgelopen drie maanden
10. Spijbelen
spijbelt
1 of meer lesuren dat er school was gespijbeld
niet-welbevinden samengevat
scoort bovengemiddeld vaak op de 6 indicatoren van nietwelbevinden
uit de gegevens van 2013 en 2008 blijkt dat het gaat om een score op tenminste 2 van de 6 indicatoren
probleemgedrag samengevat
scoort bovengemiddeld vaak op de 4 indicatoren van probleemgedrag
uit de gegevens van 2013 en 2008 blijkt dat het gaat om een score op tenminste 1 van de 4 indicatoren
67
15.3. Veranderingen in vijf jaar tijd Veranderingen in de volksgezondheid en de leefgewoonten nemen doorgaans veel tijd in beslag. Kunnen we in een korte periode van vijf jaren dan wel zichtbare veranderingen verwachten? Onderstaande tabel geeft aan dat dit het geval is. Nagenoeg alle indicatoren van niet-welbevinden laten een verslechtering in 2013 ten opzichte van 2008 zien. Jongeren in 2013 hebben vooral meer te maken gehad met ingrijpende gebeurtenissen die gerelateerd zijn aan problemen tussen hun ouders (echtscheiding bijvoorbeeld). Daarnaast is duidelijk een verschuiving zichtbaar van het gepest worden en het pesten in de schoolomgeving naar het onheus bejegend worden via het internet en de mobiele telefoon. Jongeren worden weliswaar significant minder gepest op school maar de stijging van het cyberpesten is naar verhouding en getalsmatig beduidend sterker geweest. Dat het welbevinden van jongeren is verslechterd komt ook tot uiting in de samenvattende indicator van niet-welbevinden: significant meer jongeren scoren nu bovengemiddeld op de indicatoren van nietwelbevinden dan vijf jaar geleden. Waar in de afgelopen jaren de gezondheid en het welbevinden van jongeren zijn verslechterd laten de geselecteerde indicatoren van probleemgedrag daarentegen een positieve trend zien: minder jongeren drinken regelmatig alcohol, roken minder vaak (wanneer daarbij het gebruik van hasj/wiet inbegrepen is), pesten minder vaak op school en spijbelen minder vaak. De samenvattende indicator van probleemgedrag laat zien dat nu significant minder jongeren bovengemiddeld op de indicatoren van probleemgedrag scoren dan vijf jaar geleden. Tabel 15.2 Scores op indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag, 2013 en 2008 Indicator
Uitkomstcategorie
% 2013
% 2008
16,3
16,1
13,3
12,3
Verandering 2008-2013
Welbevinden 1. Ervaren gezondheid
gaat wel/niet zo best/ slecht
2. Psychosociale gezondheid probleemscore (SDQ) 3. Ingrijpende gebeurtenis meegemaakt
ja, gerelateerd aan problemen ouders
36,4
31,1
significante stijging
4. Ingrijpende gebeurtenis meegemaakt
ja, gerelateerd aan ziekte/overlijden/problemen in familie
34,7
34,0
5. Pesten
slachtoffer van pesten
5,5
7,5
significante daling
6. Cyberpesten
slachtoffer van cyberpesten
23,6
15,0
significante stijging
35,1
40,3
significante daling
17,9
19,6
significante daling
3,9
9,3
significante daling
9,5
16,0
significante daling
35,7
31,0
significante stijging
33,1
41,5
significante daling
Probleemgedrag 7. Alcoholconsumptie
drinkt (regelmatig) alcohol
8. Rookgedrag
rookt nu of gebruikt hasj/wiet
9. Pesten
pest zelf op school
10. Spijbelen
spijbelt
niet-welbevinden samengevat
scoort bovengemiddeld vaak op de 6 indicatoren van niet-welbevinden
probleemgedrag samengevat
scoort bovengemiddeld vaak op de 4 indicatoren van probleemgedrag
15.4. Welbevinden en probleemgedrag in de Drentse gemeenten Gelden deze trends van de laatste jaren voor alle Drentse gemeenten in gelijke mate? Om deze vraag te beantwoorden laten we eerst zien in hoeverre de gemeenten van elkaar verschillen in 2013 en
68
kijken we vervolgens naar de veranderingen in de afgelopen vijf jaren. Onderstaande tabellen laten zien dat de gemeenten in 2013 van elkaar verschillen wat betreft de scores op indicatoren van nietwelbevinden (Tabel 15.3) en probleemgedrag (Tabel 15.4). De volgende indeling wordt bij de onderlinge vergelijking van gemeenten gebruikt: Gunstige situatie vergeleken met de andere gemeenten, significant Gunstige situatie vergeleken met de andere gemeenten, niet significant Ongunstige situatie vergeleken met de andere gemeenten, significant Ongunstige situatie vergeleken met de andere gemeenten, niet significant
Tabel 15.3 laat zien dat de meeste gemeenten in sommige opzichten gunstig en in andere opzichten ongunstig afsteken ten opzichte van de andere gemeenten. Enkele gemeenten worden gekenmerkt door vooral gunstige scores (Aa en Hunze, Hoogeveen, De Wolden) terwijl enkele gemeenten een duidelijk ongunstige positie innemen (Assen en Emmen). Tabel 15.3 Scores op 6 indicatoren van niet-welbevinden in de Drentse gemeenten, 2013
Aa en Hunze Assen Midden-Drenthe Noordenveld Tynaarlo Hoogeveen Meppel Westerveld De Wolden Borger-Odoorn Coevorden Emmen
ervaren gezondheid
psychosociale gezondheid
problemen tussen ouders
problemen in familie
slachtoffer van pesten
slachtoffer van Cyberpesten
16,6% 17,6% 13,4% 16,8% 17,1% 13,5% 17,7% 17,0% 12,5% 19,2% 15,0% 17,6%
12,6% 14,1% 12,3% 16,1% 15,2% 10,8% 11,3% 13,0% 8,9% 15,5% 11,7% 14,7%
36,1% 40,3% 32,6% 39,4% 38,5% 32,0% 37,0% 31,6% 33,9% 35,7% 33,1% 38,3%
27,8% 38,8% 36,8% 24,5% 23,1% 35,1% 35,2% 34,9% 31,5% 29,0% 38,3% 40,2%
5,1% 6,2% 6,7% 6,8% 5,6% 4,8% 3,9% 3,8% 5,9% 5,1% 5,3% 5,4%
22,9% 26,3% 22,0% 24,6% 20,6% 21,2% 21,3% 24,1% 20,3% 22,2% 25,9% 25,1%
Als het gaat om indicatoren van probleemgedrag zijn de verschillen tussen de gemeenten iets minder uitgesproken (Tabel 15.4). De helft van de gemeenten scoort bijvoorbeeld op alle vier indicatoren niet-significant rond het Drentse gemiddelde en bovendien geldt voor de meeste gemeenten een combinatie van gunstige en ongunstige scores. De gemeenten Borger-Odoorn, Aa en Hunze en De Wolden vormen hierop een uitzondering, want daar werd ofwel ongunstig of gunstig op alle vier indicatoren gescoord.
69
Tabel 15.4 Scores op 4 indicatoren van probleemgedrag in de Drentse gemeenten, 2013
Aa en Hunze Assen Midden-Drenthe Noordenveld Tynaarlo Hoogeveen Meppel Westerveld De Wolden Borger-Odoorn Coevorden Emmen
alcoholconsumptie
roken
pesten
spijbelen
38,7% 29,8% 37,1% 36,5% 39,3% 36,0% 28,5% 35,6% 31,7% 38,4% 37,7% 35,9%
23,3% 19,2% 17,5% 20,5% 26,1% 18,8% 19,0% 19,2% 14,7% 18,7% 14,7% 13,0%
5,1% 3,3% 4,7% 7,8% 5,6% 2,7% 2,1% 4,4% 2,4% 5,1% 3,0% 3,6%
11,8% 11,7% 7,9% 7,5% 7,3% 8,1% 10,5% 8,6% 8,5% 11,8% 8,4% 9,7%
In Tabel 15.5 is te zien dat de gemeenten onderling sterker verschillen als het om niet-welbevinden gaat dan wanneer het gaat om probleemgedrag. In Assen en Emmen scoorden significant meer jongeren bovengemiddeld op de samenvattende indicator van niet-welbevinden terwijl de gemeenten Tynaarlo en De Wolden een significant gunstiger beeld laten zien. De gemeenten verschillen iets minder van elkaar als het gaat om probleemgedrag. Tabel 15.5 Scores op samenvattende indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag in de Drentse gemeenten, 2013 indicator niet-welbevinden Aa en Hunze Assen Midden-Drenthe Noordenveld Tynaarlo Hoogeveen Meppel Westerveld De Wolden Borger-Odoorn Coevorden Emmen
31,6% 41,4% 35,9% 33,0% 27,5% 33,4% 34,3% 34,1% 30,9% 33,4% 33,8% 40,7%
indicator probleemgedrag 45,7% 37,5% 45,3% 43,9% 50,2% 42,3% 39,2% 42,6% 40,0% 46,7% 42,6% 42,2%
Uit Tabel 15.5 kan opgemaakt worden dat in de meeste gemeenten geen relatie lijkt te bestaan tussen de relatieve positie die ze innemen als het gaat om niet-welbevinden en de positie die ze innemen als het gaat om probleemgedrag. De gemeenten Aa en Hunze, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Hoogeveen, Westerveld, Borger-Odoorn en Coevorden nemen bijvoorbeeld een relatief gunstige positie in wat betreft de indicatoren van niet-welbevinden maar laten tegelijkertijd een ongunstiger beeld zien als het gaat om probleemgedrag. In de gemeenten Assen is dit juist omgekeerd: jongeren scoren hier vaker ongunstig op de indicatoren van niet-welbevinden maar lijken minder vaak probleemgedrag te vertonen. Meppel en De Wolden laten een relatief gunstig beeld zien voor beide indicatoren, terwijl Emmen een ongunstige positie inneemt zowel wat betreft niet-welbevinden als probleemgedrag. Wat zijn de ontwikkelingen geweest in de Drentse gemeenten in de afgelopen vijf jaar? We geven antwoord op deze vraag door te laten zien in welke mate en in welke richting de samenvattende indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag zijn veranderd in 2013 ten opzichte van 2008. Figuur 15.1 laat zien dat de meeste gemeenten erop achteruit zijn gegaan wat betreft het welbevinden van jongeren, wanneer we afgaan op de hogere percentages van jongeren met een 70
score op de samenvattende indicator van niet-welbevinden. Uitzondering hierop vormen de gemeenten Hoogeveen en Meppel die een zeer bescheiden verbetering te zien geven. De gemeenten verschillen sterk van elkaar in de mate waarin deze indicator van niet-welbevinden zich ongunstig heeft ontwikkeld. In Aa en Hunze, Noordenveld, Tynaarlo, De Wolden en Coevorden is sprake geweest van een bescheiden trend, terwijl Assen, Emmen, Midden-Drenthe en Westerveld een bovengemiddelde verslechtering laten zien. De trends voor Assen en Emmen die wijzen op een verslechtering van het welbevinden van jongeren corresponderen met hun ongunstige positie die al uit Tabel 15.5 bleek. Dat de trends in Midden-Drenthe en Westerveld zo ongunstig zijn is opvallend, gezien de relatief gunstige posities van deze gemeenten in 2013. Deze relatief gunstige posities hebben ze kunnen behouden omdat hun uitgangsposities in 2008 nog zeer gunstig waren en ook omdat Assen en Emmen met hun grotere populaties de negatieve trend nog sterker bepaalden. Tegenover een verslechtering van het welbevinden van jongeren staat een sterkere daling van het percentage jongeren dat bovengemiddeld vaak probleemgedrag vertoont. De verschillen tussen de gemeenten zijn daarbij niet zo groot. Wel is het zo dat in enkele gemeenten de gunstige ontwikkeling wat is achtergebleven bij de rest van Drenthe, zoals in Borger-Odoorn, Noordenveld, Tynaarlo en Emmen.
5 0 -5 niet-welbevinden -10
probleemgedrag
Drenthe
Emmen
Coevorden
Borger-Odoorn
De Wolden
Westerveld
Meppel
Hoogeveen
Tynaarlo
Noordenveld
Midden-Drenthe
Assen
-15 Aa en Hunze
Verandering 2008-2013, in %
10
Figuur 15.1 Veranderingen in de indicatoren van niet-welbevinden en probleemgedrag in de periode 20082013, Drentse gemeenten, in %
15.5. Conclusies De periode die lag tussen het Jeugdonderzoek van 2008 en dat van 2013 viel ongeveer samen met de financiële en economische crisis. Van deze crisis wordt gezegd dat deze weliswaar in 2014 eindigde, maar dat de sociale en maatschappelijke gevolgen ervan langer zullen voortduren. De trends die we in dit hoofdstuk toonden passen deels in de meer omvattende ontwikkeling van verslechterende economische en maatschappelijke omstandigheden. De gekozen indicatoren van niet-welbevinden laten immers zien dat jongeren zich wat ongezonder zijn gaan voelen, vaker psychosociale problemen ondervinden en meer problemen tussen hun ouders en in hun familie rapporteren. De herkomst van het verminderde welbevinden van jongeren lijkt deels te liggen in een verslechtering van de gezins- en familieomstandigheden om hen heen. Daarnaast nemen we waar dat jongeren
71
weliswaar aangeven dat zij minder op school gepest worden, maar beduidend vaker via het internet en de mobiele telefoon onheus bejegend worden. Wanneer we echter afgaan op de gekozen indicatoren van probleemgedrag komen de trends in een veel gunstiger daglicht te staan. De leefstijl van jongeren lijkt nu gezonder te zijn dan vijf jaar geleden, tot uiting komend in een afname van roken en verminderd alcoholgebruik. Hun gedrag in en rondom school lijkt ook verbeterd te zijn, want jongeren pesten minder op school en spijbelen minder vaak. Waarschijnlijk zouden we onze bevindingen rond het pesten negatief moeten bijstellen wanneer we ook vragen opgenomen zouden hebben over het zich schuldig maken aan cyberpesten. Per saldo zien we een gemengd beeld van ongunstige en gunstige ontwikkelingen in de laatste jaren. In de meeste Drentse gemeenten zien we dit ook terug, waar het welbevinden van jongeren duidelijk of enigszins is afgenomen maar waar ook duidelijk sprake is van minder probleemgedrag.
72
16
Geraadpleegde bronnen
16.1. Digitale databases CBS StatLine (Centraal Bureau voor de Statistiek, http://statline.cbs.nl)
16.2. Overige bronnen Boer A. de, Oudijk D., Tielen L. (2012). Kinderen en jongeren met een langdurig ziek gezinslid in Nederland. Aantallen en enkele kenmerken. TSG, 90:3; 167. Goedhart A., Treffers F., Widenfelt B. van (2003). Vragen naar psychische problemen, bij kinderen en adolescenten. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 58, 1018-1035. Goodman R., Meltzer H., Bailey V. (1998). The Strengths and Difficulties Questionnaire: A pilot study on the validity of the self-report version. European Child and Adolescent Psychiatry. 7, 125-130. Gommer M., Hoekstra J., Engelfriet P., Wilson C., Picavet S. (2013). Gehoorschade en geluidsblootstelling in Nederland – inventarisatie van cijfers. Bilthoven: RIVM. Gorter A.F. (2012). Gehoorschade als gevolg van harde muziek. Risicogedrag en misconcepties onder uitgaanspubliek. Resultaten vragenlijstonderzoek onder 130.000 bezoekers van muzieklocaties en – evenementen. Leiden: Nationale Hoorstichting. Klauw M. van der , Verheijden M.W., Slinger J.D. (2013). Monitor Convenant Gezond Gewicht 2013. (Determinanten van) beweeg- en eetgedrag van kinderen (4-11 jaar), jongeren (12-17 jaar) en volwassenen (18+ jaar). Leiden: TNO. Kuilman M., Van der Veen, W.J., Van Zanden, N. (2008). Jeugd in Drenthe, Basisrapport van het jeugdonderzoek 2008, over de gezondheid en leefgewoonten van Drentse jongeren 12 t/m 18 jaar. Assen: GGD Drenthe, december 2009 Looze M. de, Dorsselaer S. van, Roos S. de, Verdurmen J., Stevens G., Gommans R., Bon-Martens M. van, Bogt T., Vollebergh W. (2014). HBSC 2013. Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2014.
73
74
Bijlage: Vraag 1.
De vragenlijst Ben je een jongen of een meisje?
Jongen Meisje Vraag 2.
Hoe oud ben je?
Vraag 3.
jaar
Wat zijn de vier cijfers van de postcode van het adres waar je woont?
Vraag 4.
In welk land ben je geboren?
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Ander land, namelijk.................... Vraag 5.
In welk land is je moeder geboren?
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Ander land, namelijk.................... Vraag 6.
In welk land is je vader geboren?
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Ander land, namelijk.................... Vraag 7.
Bij wie woon je de meeste dagen van de week? Je mag één antwoord geven. Ik woon: Bij mijn vader en moeder (samen) Ongeveer de helft van de tijd bij mijn moeder en de helft van de tijd bij mijn vader (co-ouders) Bij mijn moeder en haar partner (vriend/vriendin, man/vrouw) Bij mijn vader en zijn partner (vriend/vriendin, man/vrouw) Alleen bij mijn moeder Alleen bij mijn vader Bij anderen (bijv. pleegouders, andere familie, internaat) Zelfstandig
75
Vraag 8.
Welk soort onderwijs volg je?
Brugklas Praktijkonderwijs Brugklas VMBO-tl (MAVO) /HAVO Brugklas HAVO/VWO/Gymnasium Praktijkonderwijs VMBO theoretische leerweg (MAVO) VMBO overig (gemengde leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg of basisberoepsgerichte leerweg) MBO (ROC, AOC) HAVO VWO (Atheneum, Gymnasium) Regionale Expertise Centra (REC) Ander soort onderwijs Vraag 9.
Hoeveel dagen ben je de laatste 4 weken dat er school was thuis gebleven, omdat je ziek was? Vakantieweken niet meetellen bij die 4 weken.
schooldagen
Vraag 10. Hoeveel lesuren heb je de laatste 4 weken dat er school was gespijbeld? Vakantieweken niet meetellen bij die 4 weken.
Vraag 11.
lesuren
Wat is voor jou de belangrijkste reden om te spijbelen? Je moet alleen de belangrijkste reden aangeven, dus maar één antwoord geven!
Ik spijbel als ik mijn huiswerk niet af heb Ik spijbel als ik een proefwerk heb Ik spijbel als ik geen zin heb in school Ik spijbel als ik (veel) tussenuren heb Ik spijbel als ik problemen heb Ik spijbel niet Andere reden Vraag 12.
Hoe vind je het op school?
Hartstikke leuk Leuk Gaat wel Niet leuk Vreselijk Vraag 13.
Hoe vind je het bij jou thuis? Let op: Bedoeld wordt waar je de meeste dagen van de week woont.
Hartstikke leuk Leuk Gaat wel Niet leuk Vreselijk Vraag 14.
Hoe vind je je gezondheid in het algemeen?
Heel goed Goed Gaat wel Niet zo best Slecht
76
Vraag 15.
Heb je de afgelopen drie maanden contact gehad met de huisarts?
Ja Nee Vraag 16.
Wil je bij de volgende ziekten en aandoeningen aankruisen of je die hebt of in de afgelopen 12 maanden hebt gehad? Kruis op iedere regel één vakje aan. Ja, niet door Ja, wel door arts arts Nee vastgesteld vastgesteld
Astma of bronchitis
Chronische vermoeidheid
Diabetes mellitus (suikerziekte)
Eczeem
Buikklachten langer dan 3 maanden
Migraine of regelmatige ernstige hoofdpijn
Een aangeboren hartaandoening
ADHD
Anorexia of boulimia nervosa
Kanker
Allergie
Anders
Vraag 17.
In welke mate word of werd je hierdoor belemmerd bij het uitvoeren van je dagelijkse bezigheden?
Sterke mate Lichte mate Niet belemmerd Niet van toepassing Vraag 18.
Hoeveel kilo weeg je? (Zonder kleren).
Vraag 19.
Hoe lang ben je? (Zonder schoenen).
kilogram
centimeter
77
Vraag 20. Wil je alsjeblieft bij iedere vraag een kruisje zetten in het rondje voor "Niet waar", "Een beetje waar" of "Zeker waar". Het is belangrijk dat je alle vragen zo goed mogelijk beantwoordt, ook als je niet helemaal zeker bent of als je de vraag raar vindt. Wil je alsjeblieft bij je antwoorden denken hoe dat bij jou de laatste 6 maanden is geweest. Een Niet Zeker beetje waar waar waar Ik probeer aardig te zijn tegen anderen. Ik houd rekening met hun gevoelens
Ik ben rusteloos, ik kan niet lang stil zitten
Ik heb vaak hoofdpijn, buikpijn, of ik ben misselijk
Ik deel makkelijk met anderen (snoep, speelgoed, potloden, etc.)
Ik word erg boos en ben vaak driftig
Ik ben nogal op mijzelf. Ik speel meestal alleen of bemoei mij niet met anderen
Ik doe meestal wat me wordt opgedragen
Ik pieker veel
Ik help iemand die zich heeft bezeerd, van streek is of zich ziek voelt
Ik zit constant te wiebelen of te friemelen
Ik heb minstens één goede vriend of vriendin
Ik vecht vaak. Het lukt mij andere mensen te laten doen wat ik wil
Ik ben vaak ongelukkig, in de put of in tranen
Andere jongeren van mijn leeftijd vinden mij over het algemeen aardig
Ik ben snel afgeleid, ik vind het moeilijk me te concentreren
Ik ben zenuwachtig in nieuwe situaties. Ik verlies makkelijk mijn zelfvertrouwen
Ik ben aardig tegen jongere kinderen
Ik word er vaak van beschuldigd dat ik lieg of bedrieg
Andere kinderen of jongeren pesten of treiteren mij
Ik bied vaak anderen aan hun te helpen (ouders, leerkrachten, kinderen)
Ik denk na voor ik iets doe
Ik neem dingen weg die niet van mij zijn thuis, op school of op andere plaatsen
Ik kan beter met volwassenen opschieten dan met jongeren van mijn leeftijd
Ik ben voor heel veel dingen bang, ik ben snel angstig
Ik maak af waar ik mee bezig ben. Ik kan mijn aandacht er goed bij houden
78
Vraag 21. mee?
Heb je de volgende ingrijpende gebeurtenissen ooit meegemaakt of maak je dat nu Wanneer het gaat over je ouders worden ook pleeg- of stiefouders bedoeld. Nee, nooit meegemaakt
Ja, meegemaakt of maak ik nu mee
Overlijden van broer/zus of van je vader en/of moeder
Langdurige ziekte of langdurige ziekenhuisopname van jezelf
Langdurige ziekenhuisopname van (een van) je ouders of (een van) je broers of zussen
Regelmatige ruzies tussen je ouders
Echtscheiding van je ouders
Problemen met de nieuwe ouder
Geweld of mishandeling tussen je ouders
Problemen met geld/inkomen van je ouders
Problemen met drank, verslaving van (een van) je ouders
Problemen met school, werk/werkloosheid
Problemen met werk/werkloosheid van (een van) je ouders
Zwanger geworden of zwanger gemaakt
Andere gebeurtenissen of problemen, namelijk ______________
Vraag 22.
Maak je je wel eens zorgen over je thuissituatie?
Ja, ik krijg daarvoor ook hulp Ja, ik krijg daarvoor geen hulp maar heb daar wel behoefte aan Ja, ik maak me wel eens zorgen maar hoef daarvoor geen hulp Nee, ik maak me nooit zorgen Vraag 23. Verzorg jij iemand die voor langere tijd ziek is of die gehandicapt is en bij jou in huis woont? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk Ja, mijn ouders/verzorgers Ja, mijn broer/zus Ja, een andere huisgenoot Nee Ga naar vraag 28 Vraag 24.
Hoe vaak in de week moet je voor deze persoon zorgen?
Minder dan 1 keer per week 1 keer per week 2 tot 3 keer per week 4 tot 5 keer per week 6 tot 7 keer per week
79
Vraag 25.
Hoe lang zorg je al voor deze persoon?
1 maand 1/2 jaar 1 jaar langer dan een jaar Vraag 26.
Kan je hierdoor minder tijd besteden aan? Ja
Nee
School
Sport
Hobby
Uitgaan
Vraag 27. Sommigen voelen zich erg belast door de verzorging van een ander. Zij vinden de zorg zwaar en moeilijk vol te houden. Voor anderen geldt dat minder of niet. Hoe belast voel jij je op dit moment? Niet of nauwelijks belast Een beetje belast Tamelijk zwaar belast Zeer zwaar belast Overbelast, ik kan de zorg eigenlijk niet meer volhouden De volgende vragen gaan over lichaamsbeweging, zoals wandelen of fietsen, sporten of beweging op school. Het gaat om alle lichaamsbeweging die tenminste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. Vraag 28. Hoeveel dagen per week heb jij in de ZOMER tenminste 60 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week.
dagen per week
Vraag 29. Hoeveel dagen per week heb jij in de WINTER tenminste 60 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week.
Vraag 30.
dagen per week Hoeveel dagen per week ontbijt jij meestal?
(Bijna) nooit 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag
80
De volgende vragen gaan over gewone frisdranken. Gewone frisdranken zijn: Frisdranken met prik (Cola, Sinas, Fanta, 7-up, Cassis, Bitter lemon, Spa fruit, Tonic, Sprite, Liptonice, etc.), Frisdranken zonder prik (Dubbelfrisss, Taksi, Ice tea, aanmaak limonade, Lessini, ranja, Roosvicee, Dubbeldrank, Perennectar, Wickey, Splash, Spa fruit, Sisi no bubbels, Sprankelfruit, etc.),Sportdrankjes (Extran, AA, Isostar, Aquarius, Dextro energy, etc.). Vraag 31.
Hoeveel dagen per week drink je gewone frisdranken?
(Bijna) nooit Ga naar vraag 33 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag Vraag 32.
Als je gewone frisdranken drinkt, hoeveel glazen drink je dan meestal per dag?
1 glas/blikje/flesje per dag 2 glazen/blikjes/flesjes per dag 3 glazen/blikjes/flesjes per dag Meer dan 3 glazen per dag De volgende vragen gaan over snacks. Snacks zijn:Kleine snacks (chips, nootjes, pinda’s, borrelnootjes, blokjes kaas of worst, bitterbal, etc. (een handje of klein schaaltje vol telt als een portie)),Grote snacks: (patat, frikadel, kroket, saucijzenbroodje, hamburger, kaassoufflé, loempia, bara, borek, lahmacun, tulumba, yagli simit, kurabiye, etc. (tellen als één stuk)). Als je de vragen beantwoordt, denk dan aan de afgelopen week. Vraag 33.
Hoeveel dagen per week eet je snacks?
(Bijna) nooit Ga naar vraag 33 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag Vraag 34.
Op de dagen dat je snacks eet, hoeveel eet je dan meestal per dag?
1 portie of stuk per dag 2 porties of stuks per dag 3 porties of stuks per dag 4 porties of stuks per dag 5 porties of stuks per dag 6 of meer porties of stuks per dag
81
De volgende vragen gaan over snoep. Snoep is: •Repen (Mars, Twix, Bounty, Snickers, Lion, Nuts, etc. (gewone maat telt als één stuk, kingsize repen tellen voor 2 stuks, mini’s tellen voor 1/2)),•Stroopwafel, (gevulde) koek, roze koek, negerzoen, cornetto, magnum, softijs, gebak, cake, baklava, etc. (tellen als één stuk)•Chocola, wine gums, yoghurt gums, haribo-snoep, chupa-chups, nougat, drop, M&M’s, etc. (een handje vol telt als een portie). Vraag 35.
Hoeveel dagen per week eet je snoep?
(Bijna) nooit Ga naar vraag 37 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week Elke dag Vraag 36.
Op de dagen dat je snoep eet, hoeveel eet je dan meestal per dag?
Minder dan 1 portie per dag 1 portie of stuks per dag 2 porties of stuks per dag 3 porties of stuks per dag 4 porties of stuks per dag 5 porties of stuks per dag 6 of meer porties of stuks per dag Vraag 37.
Heb je wel eens gerookt? Ten minste één sigaret.
Nee Ja Vraag 38.
ga naar vraag 39
Hoe vaak rook je nu?
Ik rook niet Minder dan één keer per week Ten minste één keer per week, maar niet iedere dag Iedere dag Vraag 39.
Heb je wel eens waterpijp gerookt?
Ja Nee
Ga naar vraag 41
Vraag 40. Hoe vaak heb je waterpijp gerookt? Kruis op iedere regel één vakje aan. 0 keer
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer
9 keer
10 keer
11-19 keer
20 keer of vaker
a. In je hele leven
b. In de laatste 4 weken
82
Vraag 41. Wat voor alcoholhoudende drank drink je? Je mag meer dan één antwoord geven. Ik heb nooit alcohol gedronken Ga naar vraag 51 Bier Wijn, cider of champagne Breezers of andere mixdrankjes die je kant-en-klaar koopt (bijvoorbeeld Smirnoff Ice, Pisang Ambon Jus, Passoa Diabolo, Black Vibe, Zinniz) Mixdrankjes die zelf gemixt worden (bijvoorbeeld wodka-jus, whiskey-cola, rum-cola) Shooters (kleine flesjes sterke drank, zoals Feigling, Flügel, Coco Loco, Lemon Drop) Alcopop (bijvoorbeeld Two Dogs, Jamin Juices, Hoopers Hooch) Likeur (bijvoorbeeld Pisang Ambon, Campari, Passoa, Coebergh) Sterke drank puur gedronken (bijvoorbeeld whiskey, wodka, jenever, cognac) Sherry, port, martini Vraag 42. Hoe vaak heb je iets met alcohol gedronken? We bedoelen het aantal gelegenheden, zoals een feestje of uitgaan. Kruis op iedere regel één vakje aan. 20 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11-19 keer of keer keer keer keer keer keer keer keer keer keer keer keer vaker a. In je hele leven
b. In de laatste 4 weken
Vraag 43. Op hoeveel van de vier doordeweekse dagen drink je meestal alcohol? (Dus van maandag tot en met donderdag ). 4 dagen 3 dagen 2 dagen 1 dag Minder dan 1 dag Ik drink nooit alcohol op doordeweekse dagen
Ga naar vraag 45
Vraag 44. Hoeveel glazen, flesjes of blikjes alcohol drink je dan meestal op zo'n doordeweekse dag? (Dus van maandag tot en met donderdag ). 11 glazen of meer per dag 7-10 glazen per dag 6 glazen per dag 5 glazen per dag 4 glazen per dag 3 glazen per dag 2 glazen per dag 1 glas per dag
83
Vraag 45. Op hoeveel dagen van de drie weekenddagen drink je meestal alcohol? (Dus vrijdag, zaterdag en zondag ). 3 dagen 2 dagen 1 dag Minder dan 1 dag Ik drink nooit alcohol in het weekend.
Ga naar vraag 47
Vraag 46. Hoeveel glazen, flesjes of blikjes alcohol drink je dan meestal op zo'n weekenddag? (Dus vrijdag, zaterdag en zondag ). 20 glazen of meer per dag 15-19 glazen per dag 11-14 glazen per dag 7-10 glazen per dag 6 glazen per dag 5 glazen per dag 4 glazen per dag 3 glazen per dag 2 glazen per dag 1 glas per dag Vraag 47. Hoe vaak heb je de afgelopen 4 weken VIJF of MEER drankjes met alcohol gedronken bij één gelegenheid? (Bijvoorbeeld een feestje of op een avond ). Nooit 1 keer 2 keer 3 of 4 keer 5 of 6 keer 7 of 8 keer 9 keer of vaker Vraag 48. Hoe vaak ben je dronken of aangeschoten geweest door het drinken van alcohol? Kruis op iedere regel één vakje aan. 0 keer
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer
9 keer
10 keer
11-19 keer
20 keer of vaker
a. In je hele leven
b. In de laatste 4 weken
84
Vraag 49. Als je alcohol drinkt, waar is dit dan meestal? Je mag maximaal drie antwoorden geven; als je op meer plekken alcohol drinkt, geef dan alleen de drie belangrijkste aan. Thuis, alleen Thuis, met anderen Bij anderen thuis Op een schoolfeest In een disco In een café, bar, snackbar of op een terras In een restaurant In de sportkantine of bij een vereniging Op straat, in een park of ergens anders buiten (en dan niet op een terras) In een keet, hok of schuur Ergens anders Vraag 50.
Wat vinden je ouders/verzorgers ervan dat je alcohol drinkt?
Ze vinden het goed Ze vinden dat ik minder alcohol zou moeten drinken Ze raden het af Ze verbieden het Ze weten het niet Ze zeggen er niets van Vraag 51.
In onderstaande tabel staat een aantal stellingen. Geef voor elke stelling aan hoe moeilijk of makkelijk je het vindt. Niet Heel moeilijk, Heel Moeilijk Makkelijk niet moeilijk makkelijk makkelijk
Niet drinken als mijn vrienden wel drinken, is voor mij ...
Een drankje weigeren als ik dat aangeboden krijg, is voor mij ...
Een niet-drinker blijven (of worden) is voor mij ...
Een goede reden bedenken om een drankje met alcohol te weigeren, is voor mij ...
Uitleggen waarom ik geen alcohol wil drinken, is voor mij ...
Een gematigde drinker blijven (of worden), is voor mij ...
Iets terugzeggen als iemand mij saai vindt is voor mij ...
Fris drinken als vrienden alcohol drinken is voor mij ...
85
Vraag 52.
Ik vind dat alcohol drinken bij het uitgaan hoort
Helemaal mee eens Mee eens Niet mee eens en niet mee oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Vraag 53.
Heb je wel eens softdrugs aangeboden gekregen (zoals hasj of wiet)?
Ja Nee
Ga naar vraag 55
Vraag 54. Waar heb je wel eens hasj of wiet aangeboden gekregen? Je mag meer dan één antwoord geven. Op school Thuis of bij vrienden thuis Op straat, in een park of bij een hangplek In een café of disco, op een feest of bij een concert Ergens anders Vraag 55.
Heb je wel eens harddrugs aangeboden gekregen (zoals cocaïne, XTC, pep/speed, paddo's, GHB)?
Ja Nee
Ga naar vraag 57
Vraag 56. Waar heb je wel eens harddrugs (zoals cocaïne, XTC, pep/speed, paddo's, GHB) aangeboden gekregen? Je mag meer dan één antwoord geven. Op school Thuis of bij vrienden thuis Op straat, in een park of bij een hangplek In een café of disco, op een feest of bij een concert Ergens anders Vraag 57.
Heb je wel eens drugs gebruikt (zoals hasj, wiet, cocaïne, XTC, pep/speed, paddo's, GHB)?
Ja Nee Vraag 58.
Ga naar vraag 65
Hoe vaak heb je hasj of wiet gebruikt? Kruis op iedere regel één vakje aan. 0 keer
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer
9 keer
10 keer
20 keer of vaker
11-19 keer
a. In je hele leven
b. In de laatste 4 weken
86
Vraag 59. Hoe kom je meestal aan hasj of wiet? Je mag meer dan één antwoord geven. Ik gebruik het nu niet meer Van vrienden Via, via van iemand die ik niet goed ken Van een (huis)dealer Koop het in een coffeeshop Van schoolgenoten Ik kweek het zelf Anders Vraag 60. Waar gebruik je meestal hasj of wiet? Je mag meer dan één antwoord geven. Thuis Bij vrienden Café of disco, op een feest of bij een concert In een coffeeshop Op of rond school Op straat, in een park of een andere plek buiten Ergens anders Vraag 61.
Als je wiet of hasj rookt, hoeveel joints rook je dan gemiddeld per keer?
Minder dan 1 joint, ik rook met anderen mee Dan rook ik gemiddeld
Vraag 62.
joints (aantal invullen)
Hoe vaak heb je in je hele leven onderstaande middelen gebruikt? Kruis op iedere regel één vakje aan. 0 keer
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer of vaker
XTC (ecstasy, MDMA)
Cocaïne (Crack, coke of wit)
Hallucinogene paddenstoeltjes paddo's of magic mushrooms
Amfetaminen (uppers, pep, speed)
Heroïne (horse, smack of bruin)
LSD
GHB
87
Vraag 63.
Hoe vaak heb je in de laatste vier weken onderstaande middelen gebruikt? Kruis op iedere regel één vakje aan. 0 keer
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer of vaker
XTC (ecstasy, MDMA)
Cocaïne (Crack, coke of wit)
Hallucinogene paddenstoeltjes paddo's of magic mushrooms
Amfetaminen (uppers, pep, speed)
Heroïne (horse, smack of bruin)
LSD
GHB
Vraag 64. Gebruik je wel eens op één dag of avond drugs én alcohol? Je mag meer dan één antwoord geven. Nee Ja, alcohol samen met wiet / hasj Ja, alcohol samen met XTC Ja, alcohol met cocaïne Anders Vraag 65.
Hoe vaak ben je de afgelopen drie maanden op school gepest?
Nooit Minder dan 2 keer per maand 2 of 3 keer per maand Ongeveer 1 keer per week Meerdere keren per week Vraag 66.
Hoe vaak heb je de afgelopen drie maanden meegedaan aan pesten van een andere leerling op school?
Nooit Minder dan 2 keer per maand 2 of 3 keer per maand Ongeveer 1 keer per week Meerdere keren per week
88
Vraag 67.
Hoe vaak hebben anderen de afgelopen 3 maanden op internet en/of smartphone bij jou het volgende gedaan? Meer dan 1 Nooit 1 keer keer
Jou beledigd via internet of smartphone.
Jou belachelijk gemaakt via internet of smartphone.
Jou volkomen genegeerd via internet of smartphone.
Tegen jou gelogen via internet of smartphone.
Jou proberen te misleiden via internet of smartphone door te doen alsof hij/zij iemand anders was.
Jou bedreigd via internet of smartphone.
Jou een anonieme e-mail gestuurd.
Jou uitgescholden via internet of smartphone.
Jouw foto ongevraagd op internet gezet.
Jou met opzet een virus gestuurd.
In jouw e-mailinbox of messenger ingebroken en het paswoord veranderd.
Enorm veel of grote berichten naar jou gestuurd om jouw computer te laten vastlopen.
Ingebroken in jouw computer en persoonlijke informatie gestolen.
Ingebroken in jouw e-mail of messenger en berichten gestuurd naar jouw contactpersonen.
Op een website een stemming gehouden waarbij gesteld werd dat jij niet leuk of mooi bent.
Roddels verspreid over jou via internet of smartphone.
Dingen die jij in vertrouwen had verteld, op een website geplaatst of doorgestuurd naar anderen via e-mail, SMS of whatsapp.
Aan jou dingen gevraagd of voor de webcam te doen die je eigenlijk niet wilt.
Vraag 68.
Heb je wel eens geslachtsgemeenschap met iemand gehad?
Nee, nooit ga naar vraag 75 Ja, één keer Ja, een paar keer Ja, regelmatig
89
Vraag 69. Hoe oud was je toen je voor het eerst met iemand geslachtsgemeenschap had? Ik was toen Vraag 70.
jaar
Met hoeveel verschillende personen heb je tot nu toe geslachtsgemeenschap gehad?
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 of meer personen Vraag 71.
De keren dat je met iemand geslachtsgemeenschap hebt gehad, zijn er toen condooms gebruikt?
Ja, altijd ga naar vraag 73 Meestal wel Soms Vrijwel nooit Nooit Ga naar vraag 73 Vraag 72.
De laatste keer dat je geslachtsgemeenschap had, hebben jullie toen een condoom gebruikt?
Ja Nee Ik weet het niet meer Vraag 73.
De laatste keer dat je geslachtsgemeenschap had, hebben jullie toen een ander voorbehoedsmiddel dan een condoom gebruikt?
Nee Ja, de pil Ja, een ander voorbehoedsmiddel (bv spiraaltje, prikpil) Ik weet het niet meer Vraag 74. Als jullie geen condoom gebruikten, waar kwam dat dan meestal door? (Je mag meer dan één antwoord geven). Niet van toepassing, wij gebruiken altijd een condoom Omdat ik het zelf niet wilde Omdat de ander het niet wilde Omdat ik niet durfde te zeggen dat ik met condooms wilde vrijen Omdat we teveel gedronken hadden Omdat we er niet aan dachten Omdat we elkaar vertrouwden Omdat we geen condooms bij ons hadden Omdat de pil of ander voorbehoedsmiddel werd gebruikt Omdat vrijen met condooms zo onhandig of moeilijk is Omdat wij vaste verkering hadden Omdat vrijen met condoom niet zo lekker is Omdat we allebei maagd waren Anders
90
Vraag 75.
Heb je wel eens, zonder dat je dat wilde, een seksuele ervaring met iemand gehad? Met een seksuele ervaring bedoelen we alles van zoenen, intiem betasten tot naar bed gaan toe.
Ja Nee Ga naar vraag 77 Deze vraag wil ik niet beantwoorden Ga naar vraag 77 Vraag 76. Wil je aangeven met wie je tegen je zin in een seksuele ervaring hebt gehad en waar dit gebeurde? Je mag meer dan één antwoord geven. Met een jongere, thuis Met een jongere, op school Met een jongere, in de buurt waar ik woon Met een jongere, ergens anders Met een volwassene, thuis Met een volwassene, op school Met een volwassene, in de buurt waar ik woon Met een volwassene, ergens anders Deze vraag wil ik niet beantwoorden Vraag 77.
Hoeveel dagen per week ga jij lopend of zelf fietsend naar school? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Nooit of minder dan 1 dag per week Ga naar vraag 79 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week Ik ben afgelopen week niet naar school geweest Vraag 78.
Hoe lang ben je meestal lopend of zelf fietsend onderweg van huis naar school en van school naar huis? (tel de minuten bij elkaar op van een dag, ochtend en middag). Denk hierbij aan de afgelopen week.
Korter dan 10 minuten per dag 10 tot 20 minuten per dag 20 tot 30 minuten per dag 30 minuten tot een uur per dag Een uur per dag of langer Vraag 79.
Ben je lid van een (of meerdere) sportverenigingen?
Ja Nee
Ga naar vraag 82
91
Vraag 80.
Hoeveel keer per week sport je bij een sportvereniging (buiten school)? (zwemmen, voetballen, ballet, paardrijden, etc.) Denk hierbij aan de afgelopen week.
Nooit of minder dan 1 keer per week Ga naar vraag 82 1 keer per week 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week 5 keer per week 6 keer per week 7 keer per week Ik heb afgelopen week niet gesport, maar doe dat in een normale week wel Vraag 81.
Hoe lang per keer sport je meestal? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Korter dan een half uur per keer Een half uur tot 1 uur per keer 1 tot 2 uur per keer 2 tot 3 uur per keer 3 uur per keer of langer Vraag 82.
Hoeveel dagen per week sport je (buiten een sportvereniging om)? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Nooit of minder dan 1 keer per week Ga naar vraag 84 1 keer per week 2 keer per week 3 keer per week 4 keer per week 5 keer per week 6 keer per week 7 keer per week Ik heb afgelopen week niet gesport (buiten sportvereniging om), maar doe dat in een normale week wel Vraag 83.
Hoe lang per week sport je meestal (buiten een sportvereniging om)? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Korter dan een half uur per dag Een half uur tot 1 uur per dag 1 tot 2 uur per dag 2 tot 3 uur per dag 3 uur per dag of langer Vraag 84.
Hoeveel dagen per week kijk je TV/DVD? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Nooit of minder dan 1 dag per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week
Ga naar vraag 86
92
Vraag 85.
Hoe lang per dag kijk je meestal TV/DVD? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Korter dan een half uur per dag Een half uur tot 1 uur per dag 1 tot 2 uur per dag 2 tot 3 uur per dag 3 uur per dag of langer Vraag 86.
Hoeveel dagen per week zit je achter de computer / laptop / tablet / smartphone / spelcomputer (niet voor school)? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Nooit of minder dan 1 dag per week Ga naar vraag 88 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week Vraag 87.
Hoe lang per dag zit je meestal achter de computer / laptop / tablet / smartphone / spelcomputer (niet voor school)? Denk hierbij aan de afgelopen week.
Korter dan een half uur per dag Een half uur tot 1 uur per dag 1 tot 2 uur per dag 2 tot 3 uur per dag 3 uur per dag of langer Vraag 88.
Heb je wel eens last van oorsuizen of een piep of getik in je oren?
Nooit Soms Vaak Altijd
Ga naar vraag 91
Vraag 89. Wanneer heb je daar last van? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk Altijd Na een popfestival, popconcert, houseparty of dance event Na een discotheekbezoek Na een school- of verenigingsfeest Na het luisteren met een hoofdtelefoon, smartphone of ipod/mp3/mp4 speler Na het zelf maken van muziek (bespelen instrument, spelen/zingen in band/orkest/koor/draaien als dj) Na het werken in lawaaierige omstandigheden Na het uitoefenen van een hobby/sport die met lawaai gepaard gaat (schieten, motorrijden) Na een andere gelegenheid, nl_________________________ Vraag 90.
Draag je bij die gelegenheden gehoorbescherming?
Nooit Soms Vaak Altijd
93
Vraag 91.
Ben je bekend met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)?
Ja, ik ben bekend met het CJG en weet dat ik er zelf ook terecht kan met allerhande vragen Ja, ik heb er wel eens van gehoord maar wist niet dat ik er zelf ook terecht zou kunnen Nee, ik heb nog nooit van het CJG gehoord Je bent klaar met deze vragenlijst Vraag 92.
Heb je wel eens contact gehad met het CJG?
Ja Nee. geen contact gehad
Je bent klaar met deze vragenlijst
Vraag 93. Op welke wijze heb je contact gehad met het CJG? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk Via de website Via jongerenwebsite Via e-mail Telefonisch contact Persoonlijk contact Voorlichtingsbijeenkomst/themabijeenkomst
Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!
94
Vergadering : 8 oktober 2015 Nummer : XII, punt 8 Onderwerp : Ingekomen stukken
INGEKOMEN STUKKEN RAAD 8 OKTOBER 2015 Agenderen voor de Code Verantwoordelijk Marktgedrag raadswerkgroep Thuisondersteuning Sociaal Domein
a.
11-09-2015 TSN Thuiszorg
b.
14-09-2015
Gemeente Westerveld
Werkvoorzieningsschap WSW Reestmond
v.k.a.
c.
10-09-2015
Raad voor de Rechtspraak
Meerjarenplan van de Rechtspraak 20 15-2020
v.k.a.
d.
22-09-2015
Dhr. Hijmans en dhr. Opvang vluchtelingen Logcher
Zuidwolde, 24 september 2015 griffier,
burgemeester,
drs. Josee Gehrke
Roger de Groot
Pagina 1 van 1
v.k.a.
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
De fracties uit Provinciale Staten van Drenthe De fracties van gemeenteraden in Drenthe: zie verzendlijst
Afdeling Strategie
bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag
datum contactpersoon e-mail ons kenmerk onderwerp
9 september 2015
B.A.T. Teurlings [email protected] UIT 9161 STRA/BT Meerjarenplan van de Rechtspraak 20 15-2020
correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag t (088) 361 00 00 (088) 361 0022 www.rechtspraak.nI
Geachte volksvertegenwoordiger in Drenthe, In mijn brief van 7 september lichtte ik u het proces omtrent het Meerjarenplan van de Rechtspraak 20 15-2020 (MJP) toe. Het Presidenten Raad Overleg (PRO) was toen voornemens op 8 september 2015 het MJP vast te stellen.
Het PRO heeft kennis genomen van de kritiek van vanuit onder andere het openbaar bestuur op de inhoud van het MJP en het proces van totstandkoming daarvan. Het PRO heeft zich deze kritiek aangetrokken en neemt om die reden graag meer tijd voor interne en externe consultatie. Leden van de Raad voor de rechtspraak, het dagelijks bestuur van de presidentenvergadering en de presidenten van de betreffende rechtbanken gaan in gesprek met de burgemeesters van de gemeenten waar is voorgenomen het zaakspakket te verkleinen. In dat gesprek lichten we de inhoud van het MJP toe en is er ruimte om uw bezwaren te bespreken en om oplossingen te verkennen. De bezwaren die u in uw brief maakte worden ook meegenomen in de besluitvorming. Het MJP zal naar verwachting op 28 september a.s. worden vastgesteld. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
mr. F.C. Bakker Voorzitter Raad voor de rechtspraak
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
datum kenmerk pagina
9 september 20] 5 UIT 9161 STRA/BT
2 van 2
Verzendlijst:
De fracties uit Provinciale Staten van Drenthe: VVD, PvdA, CDA, SP, PVV, D66, CU, GL, 5Oplus. SterkLokaal De fracties van gemeenteraden: Assen: PvdA, D66,CU, SP, Stadspartij PLOP, CDA, VVD. GL, OpAssen Aa en Hunze: Combinatie Gemeentebelangen, PvdA. VVD. D66, GL, CDA Borger-Odoom: CDA, CU, D66, Gemeentebelangen, PvdA, VVD Coevorden: BBC, VVD, CDA, PvdA, PAC, D66, Gemeentebelangen Emmen: Wakker Emmen, PvdA, CDA, D66, DOP, VVD, LEF!, CU, GL, Seniorenbelang Noord Hoogeveen: CDA, Gemeentebelangen, SP, PvdA, CU, VVD, D66, GL Meppel: Sterk Meppel, CDA, D66, SP, CU, GL Midden-Drenthe: PvdA, CDA, VVD, D66, Gemeentebelangen SBW, Gemeentebelangen, CU, GL Noordenveld: Gemeentebelangen, PvdA, CDA, Lijst Groen Noordenveld, GL, D66, CU Tynaarlo: CU, PvdA, CDA, Leefbaar Tynaarlo, GL, Gemeentebelangen De Wolden: Gemeentebelangen, CDA, PvdA, CU Westerveld: VVD, PvdA, CDA
Aan: College van B&W en voltallige gemeenteraad van Gemeente De Wolden
Zuidwolde, 21 september 2015
Geacht College en leden van de Gemeenteraad,
Met verbijstering hebben wij kennis genomen van het door u verwerpen van een motie om te onderzoeken of er binnen De Wolden vastgoed beschikbaar is dat zou kunnen worden ingezet voor de opvang van vluchtelingen. Op 28 augustus reeds heeft staatsecretaris Dijkhoff gemeenten opgeroepen tot het beschikbaar stellen van extra opvang voor vluchtelingen. Hij deed een bijzondere oproep: ‘ plat gezegd heb ik stoere burgemeesters, wethouders en raadsleden nodig’ en vroeg in het bijzonder VVD wethouders om ‘moed’ te tonen. Blijkbaar is deze ‘ moed’ en ‘ stoerheid’ niet voldoende aanwezig in uw college en raad en is bovengenoemde motie verworpen. Wij zien dit als een negatief signaal en als een gemiste kans om als gemeente De Wolden verantwoordelijkheid te nemen, en serieus te pogen een positieve bijdrage te leveren aan het oplossen van een groot internationaal probleem. Een verantwoordelijkheid die met betrekking tot een dergelijk groot probleem niet ophoudt bij de gemeentegrenzen. Na de genoemde oproep van de staatssecretaris heeft inmiddels ook de VNG gemeenten opgeroepen ‘ creatief te kijken naar de opvang van vluchtelingen.’ In een brief van 15 september aan alle Nederlandse gemeenten, stelt de VNG dat alle gemeenten moeten meewerken met de opvang van asielzoekers. Voor u als college en gemeenteraad van gemeente De Wolden een nieuwe kans alsnog en op zijn minst te onderzoeken of er binnen De Wolden mogelijkheden voor opvang zijn. Wanneer men bereid is hierbij daadwerkelijk creatief te zijn, zijn wij er van overtuigd dat ook binnen de gemeente De Wolden er mogelijkheden zijn om opvang van vluchtelingen te realiseren. Waar een wil is , is een weg! Wij verzoeken het college en de gehele gemeenteraad een en ander nog eens te overwegen en vanuit solidariteit het probleem niet alleen bij andere Nederlandse gemeenten te laten.
In afwachting van uw reactie verblijven wij met vriendelijke groet,
Ajaan Hijmans
Reinier Logcher
Wemmenhoveweg 2
Hoogeveenseweg 1A
7921 RR Zuidwolde
7921 PC Zuidwolde