Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF 2012-05 Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder G. Boeve
Reg.nr. Datum Programma
: 4008067 : 24 januari 2012 : 4. Zorg, welzijn en wijkontwikkeling
TITEL Toezegging en moties verordening Wmo
KENNISNEMEN VAN Het resultaat van de externe juridische check van de verordening Wmo, zoals toegezegd in de raadsvergadering van 20 december 2011, en de opvolging van de moties 2.1 ‘Wmo en reële marktprijzen’ en 2.6 ‘ontzie minderjarige kinderen’.
AANLEIDING Op 20 december 2011 heeft u de ‘Verordening Wmo individuele compenserende maatregelen 2012’ vastgesteld. In deze verordening hebben wij de nieuwe gekantelde werkwijze vastgelegd. Tevens zijn in deze verordening en de daarop gebaseerde onderliggende beleidsregels de door u vastgestelde bezuinigingsmaatregelen op de Wmo verankerd. Bij de vaststelling van de verordening hebben wij u toegezegd de verordening op een onderdeel extern juridisch te laten toetsen en daar uiterlijk eind februari bij u op terug te komen. Deze toets hield verband met het betrekken van het inkomen bij het toekennen van voorzieningen, specifiek hulp bij het huishouden in de categorie 1. In de beleidsregels is bepaald dat in gevallen waarbij belanghebbenden zelf kunnen voorzien, er geen individuele voorziening als hulp bij het huishouden 1 wordt verstrekt. De beoordeling hiervan vindt plaats op basis van individuele toetsing met als richtlijn 1,5 maal bijstandsniveau. In het licht van uitspraken van minister Schippers en een uitspraak van de Centrale Raad Van Beroep (gemeente Edam-Volendam) hebben wij onze werkwijze op juridische houdbaarheid laten toetsen door de VNG en advocatenkantoor Houthoff Buruma. Tevens heeft u bij de vaststelling van de verordening twee moties aangenomen. Het gaat om de motie 2.1 ‘Wmo en reële marktprijzen’ en de motie 2.6 ‘Ontzie minderjarige kinderen’. Met deze raadsinformatiebrief informeren wij u over de uitkomst van de juridische toets en de opvolging van de moties.
KERNBOODSCHAP 1) Juridische toets Uit de juridische toets blijkt dat het onverkort hanteren van een inkomensgrens voor aanvragers van een compenserende individuele voorziening, niet mogelijk is. Tegelijkertijd is geconstateerd dat wij met onze werkwijze geen 'harde' inkomensgrens stellen, doch slechts een richtlijn waarvan kan worden afgeweken indien de individuele toets hiertoe aanleiding geeft. Op basis van de aanbeveling van Houthoff Buruma schrappen wij in de beleidsregels de zinsnede “Dit betekent dat cliënten met een inkomen boven 1,5 bijstandsniveau niet in aanmerking komen voor HH1”. Dit wekt immers ten onrechte de indruk van een algemene regel cq. harde inkomensgrens. Zowel de VNG als Houthoff Buruma zien geen strijd tussen ons beleid en de Wmo.
Inlichtingen bij:
M. van Leur, MO/ZCS, (033) 469 43 28
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 4008067 pagina 2
2) Motie 2.1: ‘Wmo en reële marktprijzen’ Met betrekking tot motie 2.1 nemen wij de maximumbedragen, zoals vastgelegd in de beleidsregels, wel als uitgangspunt en benoemen deze ook als zodanig. We geven het Servicebureau Gemeenten echter als werkinstructie mee dat in het kader van maatwerk, van deze maximumprijs kan worden afgeweken. 3) Motie 2.6: ‘Ontzie minderjarige kinderen’ De financiële consequenties van letterlijke opvolging van de motie 2.6 zijn naar schatting € 2 ton. Wij blijven de bijdrage van kinderen daarom wel meewegen in onze beoordeling. Wél blijft als uitgangspunt in onze uitvoering dat bijvoorbeeld hele jonge kinderen worden ontzien en er geen oneigenlijke zorgtaken door kinderen hoeven te worden uitgevoerd. Kinderen moeten immers kind kunnen zijn. In het gesprek kijken we samen met de cliënt wat realistisch is en wat niet.
TOELICHTING 1 Juridische toets In het licht van uitspraken van minister Schippers en een uitspraak van de Centrale Raad Van Beroep (gemeente Edam-Volendam) hebben wij onze werkwijze op juridische houdbaarheid laten toetsen door de VNG en advocatenkantoor Houthoff Buruma. Wij legden de verordening ook voor aan het ministerie van VWS. Deze gaf echter aan alleen in algemene zin uitspraken te doen over de Wmo en niet specifiek op individuele gemeentelijke aangelegenheden. Letterlijke bevindingen Houthoff Buruma a) Gelet op het voorgaande hebben B en W in de Beleidsregels voor wat betreft de compenserende voorziening hulp bij het huishouden gekozen voor een individuele toets van de aanvraag waarbij niettemin een expliciete koppeling is gemaakt tussen het begrip 'algemeen gebruikelijk' en het inkomen van de aanvrager van de voorziening (schoonmaakdiensten worden voor huishoudens boven 1,5 keer bijstandsniveau in principe als algemeen gebruikelijk beschouwd). De gestelde inkomensgrens geldt daarbij, blijkens de bewoordingen van de Beleidsregels, (slechts) als richtlijn. b) De vraag is of B en W van de Gemeente aldus op een juiste wijze uitvoering hebben gegeven aan de op hen rustende compensatieplicht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, Wmo, voor wat betreft de door hen gehanteerde inkomenstoets bij het verstrekken van een individuele voorziening als hulp bij het huishouden. Hierover merken wij het volgende op. c) Op grond van artikel 4, tweede lid, Wmo dienen B en W naar aanleiding van een aanvraag om een compenserende individuele voorziening een individuele toets uit te voeren naar de mogelijkheden van de aanvrager om zelf in de voorziening te voorzien. Hierbij moet rekening worden gehouden met (i) de persoonskenmerken van de aanvrager, (ii) de behoeften van de aanvrager en (iii) de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in de maatregelen te voorzien. d) Deze individuele toets omvat uitdrukkelijk meer dan een toets van het inkomen van de aanvrager. De hoogte van het inkomen is slechts een relevante factor bij de beoordeling van aspect (iii), te weten de financiële capaciteit van de aanvrager. Het kan immers zijn dat een aanvrager met een hoog inkomen toch onvoldoende kostencapaciteit heeft om zelf in de maatregelen te voorzien, omdat hij bijvoorbeeld hoge financiële lasten heeft. Ook indien de aanvrager voldoende financiële capaciteit heeft, kan het zijn dat deze desondanks niet in staat is om zelf in de maatregelen te voorzien, bijvoorbeeld omdat de persoonlijke kenmerken van de aanvrager (aspect (ii)) hieraan in de weg staan. Alsdan zou het toch op de weg van B en W liggen om de aanvrager behulpzaam te zijn bij het voorzien in de maatregelen, al dan niet in combinatie met het vragen van een volledige (doch hoogstens kostendekkende) eigen bijdrage.
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 4008067 pagina 3
e) Gelet op het voorgaande geldt dat het onverkort hanteren van een inkomensgrens voor aanvragers van een compenserende individuele voorziening, niet mogelijk is. f) B en W van de Gemeente hebben blijkens de Beleidsregels echter geen 'harde' inkomensgrens gesteld voor de voorziening hulp bij het huishouden, doch slechts een richtlijn vastgesteld waarvan kan worden afgeweken indien de individuele toets hiertoe aanleiding geeft. In zoverre zien wij daarom geen strijd tussen dit beleid en de Wmo. g) De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 20 december 2012 maakt dit naar onze inschatting niet anders. Uit deze uitspraak volgt weliswaar dat de Wmo geen ruimte biedt om naast de op artikel 15 van de Wmo gebaseerde bijdrage nog extra financiële voorwaarden (zoals een besparingsbijdrage) op te leggen bij het verstrekken van een voorziening in natura, maar er wordt in deze uitspraak niet expliciet uitgesloten dat gemeenten in het kader van de uitvoering van de individuele toets in de zin van artikel 4, tweede lid, Wmo, een 'zachte' inkomensgrens (of inkomensrichtlijn) hanteren bij de beoordeling van aspect (iii), te weten de financiële capaciteit van de aanvrager. h) Wel merken wij op dat het ons raadzaam lijkt de zinsnede 'Dit betekent dat cliënten met een inkomen boven 1,5 keer bijstandsniveau niet in aanmerking komen voor HH1' onder § 2.3 van de Beleidsregels, onder het kopje 'Hulp in het huishouden' te verwijderen, omdat hiermee ten onrechte de indruk zou kunnen worden gewekt dat wel degelijk een harde inkomensgrens is gesteld. i) Voorts wijzen wij erop dat het van belang is dat B en W in negatieve beschikkingen op aanvragen om hulp in het huishouden, waarbij de aanvrager een inkomen heeft boven 1,5 keer bijstandsniveau, in de motivering van de weigering goed en voldoende concreet tot uitdrukking brengen dat de aanvraag niet puur is geweigerd op het inkomen maar dat een zorgvuldige individuele toets heeft plaatsgevonden naar alle rechtens relevante aspecten, te weten (i) de persoonskenmerken van de aanvrager, (ii) de behoeften van de aanvrager en (iii) de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in de maatregelen te voorzien (welke financiële capaciteit, zoals opgemerkt, meer omvat dan het inkomen alleen). j) Gelet op het vorenstaande zien wij thans geen evidente strijdigheid tussen de in de Beleidsregels gehanteerde inkomensrichtlijn bij het verstrekken van een individuele voorziening als hulp bij het huishouden en de Wmo, dan wel de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 20 december 2011. Al met al vinden wij de door B en W gehanteerde inkomensrichtlijn ten aanzien van de voorziening hulp in het huishouden juridisch goed verdedigbaar. Uiteraard is het van belang dat de Gemeente de ontwikkelingen in de wetgeving en de rechtspraak nauwlettend blijft volgen, omdat niet kan worden uitgesloten dat dit in de toekomst anders wordt. k) Overigens wijzen wij erop dat de thans door B en W van de Gemeente gehanteerde inkomensrichtlijn uitsluitend in de Beleidsregels is opgenomen en niet in de Verordening zelf. Dat brengt mee dat deze inkomensrichtlijn in voorkomend geval niet rechtstreeks, maar slechts indirect (door middel van exceptieve toetsing) aan de rechtbank kan worden voorgelegd. In geval van een negatief oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van dit onderdeel van de Beleidsregels, zal dit op zichzelf dus niet tot gevolg kunnen hebben dat de Verordening onverbindend wordt verklaard.
Letterlijke bevindingen VNG a) De VNG staat op het standpunt dat artikel 4 lid 2 van de Wmo het college de ruimte geeft om bij de aanvraag van een voorziening te bekijken of de aanvrager in staat is de voorziening zelf te regelen en te financieren. b) Uitgangpunt daarbij is een individuele toetsing en individueel maatwerk c) Een algemene inkomensgrens in de Wmo opnemen waarboven de aanvrager niet in aanmerking komt voor een voorziening mag niet. Ook al heeft de aanvrager een inkomen boven de inkomensgrens dan nog moet het college nagaan of er geen omstandigheden of andere (zorg)kosten) zijn die maken dat het onredelijk zou zijn dat de aanvrager de voorziening zelf zou moeten betalen.
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 4008067 pagina 4
d) Het is niet de bedoeling dat de aanvrager doordat hij de voorziening zelf moet betalen met zijn inkomen op of net boven bijstandsniveau terecht komt. e) De laatste uitspraak van de Centrale Raad over de zaak van de gemeenten Edam Volendam over de besparingsbijdrage geeft geen duidelijkheid over de interpretatie van artikel 4 lid 2. De onduidelijkheid over de reikwijdte blijft bestaan. f) Er is nog geen jurisprudentie die bepaalt dat HH bij een inkomen van 1,5 x de bijstandsnorm algemeen gebruikelijk is. Gemeenten die dit opnemen in hun verordening lopen daarmee een risico dat zij door de rechter op de vingers worden getikt. g) Van het opnemen van een inkomensgrens of een algemene uitspraak in de verordening over het betrekken van de financiële capaciteiten van de aanvrager bij de afweging, gaat naar verwachting wel een signaalwerking uit naar burgers toe, dat zij eerst moeten proberen om zelf tot een oplossing te komen. Dit is in overeenstemming met de gedachte van de Kanteling h) De VNG raadt aan in de beleidsregels casussen op te nemen die duidelijk maken in welke gevallen de gemeenten het te rechtvaardigen vindt dat aanvrager de voorziening zelf regelt en betaalt. Maar ook hier geldt: de casus dient ter illustratie en niet ter vervanging van het maatwerk.
Conclusie Uit de juridische toets blijkt dat het onverkort hanteren van een inkomensgrens voor aanvragers van een compenserende individuele voorziening, niet mogelijk is. Tegelijkertijd is geconstateerd dat wij met onze werkwijze geen 'harde' inkomensgrens stellen, doch slechts een richtlijn waarvan kan worden afgeweken indien de individuele toets hiertoe aanleiding geeft. Zowel de VNG als Houthoff Buruma ziet daarom geen strijd tussen ons beleid en de Wmo. Van belang is het proces van individuele toetsing goed te borgen. Dit past in de afspraken die wij met het Servicebureau Gemeenten (SbG) hebben gemaakt. Wij hebben uiteraard de aanbevelingen besproken met SbG.
2 Motie 2.1 ‘Wmo en reële marktprijzen’ Met motie 2.1. ‘Wmo en reële marktprijzen’ verzoekt u ons om geen maximale grenzen voor vergoedingen te noemen in de beleidsregels en bij het vaststellen van een verstrekking uit te gaan van reële prijzen en het aanbod op de markt. Volledig loslaten van de prijzen brengt een risico van hogere kosten en een grotere druk op de uitvoering met zich mee. Dit vinden wij niet acceptabel. Wij geven daarom als volgt uitvoering aan de motie. Wij nemen de maximumbedragen op als uitgangspunt en benoemen deze ook als zodanig. We geven het Servicebureau Gemeenten echter als werkinstructie mee dat in het kader van maatwerk, wel van deze maximumprijs kan worden afgeweken. 3 Motie 2.6 ‘Ontzie minderjarige kinderen’ Met motie 2.6 ‘Ontzie minderjarige kinderen’ verzoekt u ons de mogelijke inzet van minderjarige kinderen niet te betrekken bij indicaties binnen het kader van de Wmo. Hierbij merken wij op dat, als we het hebben over ‘gebruikelijke zorg’, het gaat om taken waarvan het, ook in opvoedkundige sfeer, gebruikelijk is dat kinderen/jongeren deze binnen het huishouden uitvoeren. Deze taken zijn niet gerelateerd aan een ziek gezinslid. Gebruikelijke zorg is algemeen aanvaard. Deze taken hebben invloed op de omvang van de indicatie voor hulp bij het huishouden. Bijvoorbeeld, in het geval dat een 14 jarige de afwas kan doen, hoeft dit niet door de professionele hulp te worden gedaan. Het niet meer meewegen van de bijdrage van kinderen heeft als consequentie dat de omvang van de indicaties voor hulp bij het huishouden omhoog gaan. De financiële consequenties zijn moeilijk te bepalen maar naar schatting heeft dit een nadelige consequentie van €2 ton. Wij blijven de bijdrage van kinderen daarom wel meewegen in onze beoordeling. Wél blijft als uitgangspunt in onze uitvoering dat bijvoorbeeld hele jonge kinderen worden ontzien en er geen oneigenlijke zorgtaken door kinderen hoeven te worden uitgevoerd. Kinderen moeten immers kind kunnen zijn. In het gesprek kijken we samen met de cliënt wat realistisch is en wat niet.
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 4008067 pagina 5
CONSEQUENTIES De VNG geeft aan dat het twijfelachtig is of HH1 als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd bij een inkomensgrens van 1,5 keer de norm. Houthoff Buruma doet de aanbeveling om in de beleidsregels de formulering: “Dit betekent dat clienten met een inkomen boven 1,5 bijstandsniveau niet in aanmerking komen voor HH1” te verwijderen. Dit wekt immers ten onrechte deindruk van een algemene regel cq. harde inkomensgrens. Wij volgen dit advies op. De alinea in de beleidsregels wordt als volgt geformuleerd: “De categorie Hulp bij het huishouden 1 (HH1) bestaat voornamelijk uit schoonmaken. We beschouwen schoonmaakdiensten in principe voor huishoudens boven 1,5 keer bijstandsniveau als algemeen gebruikelijk. Gestelde grens geldt als richtlijn. Het bepalen of iets als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd vindt plaats op basis van individuele toetsing. Dit betekent dat afhankelijk van individuele kenmerken zoals bijvoorbeeld de draagkracht van een huishouden, bepaald wordt of een voorziening als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd”. De VNG geeft aan dat er nog geen jurisprudentie is. Ook Houthoff Buruma geeft aan dat het raadzaam is ontwikkelingen in de wetgeving en de rechtspraak nauwlettend te volgen. Zoals u ook toegezegd in de raadsvergadering van 20 december 2011, zullen wij dit uiteraard doen.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H.K.W. Bekkers
L.M.M. Bolsius