Projectvoorstel proeftuin WMO in Utrecht I Algemeen: a. Naam gemeente: Utrecht b. Naam verantwoordelijke wethouder/bestuurder: Toon Gispen, coördinerend wethouder WMO c.
Naam verantwoordelijke projectleider: Ien van der Waal E-mail:
[email protected] Telefoonnummer: 030-286.5998 Postadres: postbus 2158, 3500 GD Utrecht
d. Ambassadeur: Wouter Rust E-mail:
[email protected] Telefoonnummer: 030-286.8158 Postadres: postbus 2158, 3500 GD Utrecht
II. Projectvoorstel: 1. Inleiding en samenvatting Vanaf 2006 is er de WMO. De strekking van de wet is dat mensen langer zelfstandig blijven wonen, gebruikmakend van algemene voorzieningen en ondersteund door hun familie en buren. Vanwege de WMO wordt een aantal verstrekkingen uit de AWBZ overgeheveld naar de gemeente. In Utrecht richten we ons in eerste instantie op de nieuwe verplichtingen. Pas in tweede instantie gaan we onderzoeken hoe we de algemene strekking van de wet vorm kunnen geven in een zogenaamde brede visie1. De proeftuin in Utrecht wordt ingezet bij de voorbereiding van deze brede visie. Sinds de zomer van ‘04 is de coördinerend wethouder WMO van Utrecht de heer Gispen in gesprek met de directeur generaal van VWS de heer Van Gastel. Vanuit VWS is destijds verzocht om als grote stad ons te richten op huishoudelijk werk en civil society. De proeftuin in Utrecht richt zich in de eerste fase op het huishoudelijk werk gerelateerd aan het welzijns- en vrijwilligerswerk. Daarmee valt de tuin in het prestatieveld 5 het verlenen van voorzieningen aan mensen met beperkingen waarbij het zich richt op het thema civil society. Primair doel van de tuin is om huishoudelijke verzorging optimaler in te zetten om ouderen en mensen met een lichamelijke of psychische beperking langer en zo volwaardig mogelijk thuis te laten wonen. Dat willen we bereiken door eerder en meer preventieve activiteiten van welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning in te zetten. In principe richten wij ons in de proeftuin op de enkelvoudige huishoudelijke zorg. De tuin is echter buitengewoon eenvoudig uit te breiden naar meervoudige huishoudelijke zorg2.
1
Geïnspireerd op de notitie van Divosa: De gevolgen van de WMO voor gemeenten, een verkenning. Meervoudig huishoudelijk werk: een cliënt doet niet alleen een beroep op huishoudelijk werk maar ook op een andere AWBZfunctie. Enkelvoudig huishoudelijk werk: een cliënt doet naast het huishoudelijk werk geen beroep op enige AWBZ-functie. 2
1
Fase 1: de huishoudelijk werker signaleert op cliënten én mantelzorgers. Zij geeft signalen door aan haar teamleider die zelf actie onderneemt of het signaal doorgeeft aan de ouderenadviseur of meldpuntmedewerker vrijwilligerswerk. Allen kennen zij de sociale kaart van de wijk. Fase 2: de mantelzorgers en vrijwilligers gaan op eenzelfde wijze als huishoudelijk werkers signaleren, doorverwijzen en inzetten. Fase 3: het totale aanbod in de wijk vormt een keten. De huishoudelijk werkers staan hiërarchisch én voor deze tuin in verbinding met hun teamleider. De teamleider werkt samen met de ouderenadviseur en de meldpuntmedewerker vrijwilligerswerk in een centrale uitvoeringsclub. De projectleider stuurt deze uitvoeringsclub op afstand aan. De hiërarchisch leidinggevenden van de leden van de uitvoeringsclub vormen samen met enkele ambtenaren de stuurgroep. Het niveau boven de stuurgroep, ic het bestuur van de diverse organisaties, wordt ieder kwartaal geïnformeerd. Het resultaat van de tuin is niet alleen dat mensen langer thuis blijven wonen, maar ook dat ze een aangenaam en volwaardig leven in de wijk leiden. De visie van deze tuin is dat wij in deze wijk van Utrecht ons als lokale overheid, aanbieders en burgers gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor mensen die hulp (zouden moeten) ontvangen om daarmee de civil society vorm te geven. Prestaties zijn - de signalen van de huishoudelijk werkers, vrijwilligers en mantelzorgers - de adviezen over en mobilisatie van en naar welzijns- of vrijwilligersactiviteiten - burgers die vanwege de proeftuin gebruik maken van activiteiten van welzijn, vrijwilligers of mantelzorgondersteuning. Belangrijkste opbrengsten die we nastreven: • Verminderen van de doorstroom naar duurdere AWBZ-zorg. • Kwaliteit van leven verbeteren voor burgers met een zorgbehoefte die zelfstandig wonen. • Een aanbod van zorg, welzijn, vrijwilligers, en mantelzorgondersteuning dat dekkend is. De planning van de proeftuin is als volgt: Opstellen werkwijze gezamenlijk met partners Opstellen sociale kaart van de wijk Opzetten organisatie (ouderenadviseur, meldpuntmedewerker, teamleider huishoudelijk werk) Opstellen monitor en evaluatie, ism Bestuurs Informatie Opstellen trainingsprogramma huishoudelijk werkers door Sting Training van huishoudelijk werkers en de teamleider Nulmeting Startbijeenkomst proeftuin Start proeftuin Informeren van de wijk Thema/ trainingsbijeenkomst voor mantelzorgers en vrijwilligers Werkbijeenkomst Monitor (1-meting) Invullen derde fase: de keten Werkbijeenkomst Evaluatie (2-meting)
Voorjaar 05 Voorjaar 05 Voorjaar 05 Voorjaar 05 Voorjaar 05 Voorjaar 05 Voorjaar 05 20 juni 05 1 juli 05 Zomer 05 Na de zomer 05 Najaar 05 Voorjaar 06 Voorjaar 06 Najaar/ winter 06-07 Voorjaar 07
Utrecht vraagt voor twee jaar 125.000 euro per jaar aan voor de proeftuin, en 20.000 euro per jaar om de rol van ambassadeur te vervullen.
2
Initatieven die reeds zijn genomen Partijen in de stad hebben inmiddels overeenstemming over de invulling van de tuin. De cursus voor de huishoudelijk werkers waarmee zij worden getraind op signalering en doorverwijzing, is ontwikkeld en uitgevoerd. De startbijeenkomst is gehouden, de nulmeting is verricht. Op verzoek van VWS hierna onderdelen een gedetailleerde uitwerking, mede op basis van (interne) projectdocumenten. Doelstelling en organisatie a. Prestatieveld (en): het verlenen van voorzieningen aan mensen met beperkingen b. Thema: civil society c. Doelstelling van het project: Primair doel van de tuin is om huishoudelijke verzorging optimaler in te zetten om ouderen en mensen met een lichamelijke of psychische beperking langer en zo volwaardig mogelijk thuis te laten wonen. Dat willen we bereiken door eerder en meer preventieve welzijns- en vrijwilligersactiviteiten in te zetten. In deze proeftuin verstaan we onder vrijwilligersactiviteiten met nadruk ook de mantelzorgers en de ondersteuning daarvan. In tweede instantie zal ook door mantelzorgers en vrijwilligers de inzet van preventieve welzijns- en vrijwilligersactiviteiten worden vergroot. d. het project is innovatief. Huishoudelijk werk wordt met de WMO de verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Dat biedt de gemeente de mogelijkheid huishoudelijk werkers te vragen breder te signaleren dan alleen op zorg. In de huidige situatie signaleren de huishoudelijk werkers wel, edoch niet systematisch. Voorzover ze wel signaleren gaat het alleen over de vraag naar zorg van hun cliënt. Een vraag naar ondersteuning wordt niet gesignaleerd. Dat verandert met de proeftuin. Op een laag en toegankelijk niveau, namelijk bij de mensen thuis door de huishoudelijk werkers leggen we concreet verbinding tussen zorg, welzijn en vrijwilligers. De activiteiten van welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning krijgen daarnaast meer nadrukkelijk dan voorheen een prominente rol als preventie bij zorg. e. Doelgroepen In de eerste fase: iedereen die huishoudelijk werk ontvangt. In de wijk waar wij de proeftuin uitvoeren zijn zo’n 150 cliënten van enkelvoudige huishoudelijke verzorging met daarbij zo’n 45 huishoudelijk werkers. In de tweede fase komt iedereen met een zorgbehoefte in de proeftuin. In de wijk wonen in totaal 25.000 mensen. Zo’n 4550 mensen in de wijk zijn ouder dan 55 jaar. Registraties van mensen met een beperking hebben we helaas niet. Als we uitgaan van het gemiddeld landelijk percentage mensen met een verstandelijke beperking van 0,7%(Calliope Consult, 2004), houdt dat in dat er zo’n 175 mensen met een verstandelijke beperking in de wijk zouden kunnen wonen. Voor mensen met een lichamelijke beperking is 10% een algemeen te hanteren percentage. Dat houdt in dat er 2500 mensen in de wijk West een beperking zouden hebben. Cijfers voor mensen met een psychiatrische beperking zijn nog niet te verkrijgen. −
De projectorganisatie In de stuurgroep van de proeftuin zijn de volgende ambtelijke gremia en partners uit de stad vertegenwoordigd: De gemeente: - de voorzitter, projectverantwoordelijke en opdrachtgever WMO, ic afdelingshoofd Welzijnszaken, mevrouw Da Lima - Welzijnszaken, ontwikkelaar en penvoerder van de proeftuin, projectleider, mevrouw Van der Waal
3
- GG&GD, ontwikkelaar van de proeftuin, vervangend projectleider, mevrouw Welboren - de wijkaccountmanager en de wijkwelzijnsmedewerker West, mevrouw Quist en Van Bergeijk Aveant (thuiszorginstelling): - divisiemanager huishoudelijk werk, mevrouw Van Gaal Portes (wijkwelzijnsorganisatie): - productgroepleider Ouderen West, mevrouw Dörr Platform Vrijwillige Thuishulp: - de voorzitter, mevrouw Lenting Steunpunt Mantelzorg Utrecht: - de coördinator, mevrouw Hoencamp taken en verantwoordelijkheden van de stuurgroep - formuleert de richting van de proeftuin: werkwijze, werkgebied, taakinvulling, - volgt het proces - maakt eventueel inhoudelijke aanpassingen aan de werkwijze of invulling van de tuin (bijvoorbeeld op basis van de monitor). - zorgt voor voldoende mensen en middelen (binnen de eigen organisaties en/of met het budget van de proeftuin). - zorgt voor faciliteiten en instrumenten voor de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk - maakt afspraken over behandelingswijzen, dossieroverdracht (of juist niet) en terugkoppeling van resultaten, gezamenlijk inkopen van materieel of opleiding van personeel3. - Formuleert strategisch beleid voor reguliere inbedding van de proeftuin op basis van evaluatie. Taken en verantwoordelijkheden van de projectleider: - faciliteren van de stuurgroep, secretariaat voeren (uitnodigen, organiseren, agenda opstellen, (laten) notuleren) - rapporteren aan relevante gremia - opstellen/ aanpassen visie van de proeftuin, eerste fase, tweede fase en derde fase - opstellen van de VWS project-aanvraag - opstellen overzicht van vrijwilligers- en welzijnsaanbod en aanbod van mantelzorgondersteuning voor de meldpuntmedewerker, ouderenadviseur en teamleider huishoudelijk werken, en zorgdragen voor actualisatie van dit overzicht - ondersteunen meldpuntmedewerker, ouderenadviseur en teamleider huishoudelijk werk bij het uitvoeren van hun nieuwe taak, bijvoorbeeld bij het opstellen van leaflets voor de werkers in de verschillende organisaties die (in)direct met de proef hebben te maken. - beschrijven van het proces op basis van de waarnemingen van de stuurgroep voor de evaluatie. - Organiseren van een startbijeenkomst, werkbijeenkomsten en bijeenkomst voor mantelzorgers en vrijwilligers. - Ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk goed op de hoogte te stellen van de bedoeling van de proeftuin en hun rol erin, en hen daarin ondersteunen. Daarbij valt te denken aan het ontwikkelen van methodieken om de huishoudelijk werkers de nieuwe taak van de huishoudelijk werker, namelijk het signaleren, te
3
zie het boekje van Binnenlandse Zaken Ruimte voor regie.
4
laten beklijven (een ansichtkaart, een creditcard, een briefje, een telefoontje, etc). - presentatie van de organisaties die vallen onder het Platform Vrijwillige Thuishulp Utrecht, van de activiteiten van het Steunpunt Mantelzorg en van projecten van de verschillende werkers binnen Portes - afspreken of opzetten van de faciliteiten die niet tussen de partners zijn af te spreken of op te zetten. – onderhandelen met Sting over het ontwikkelen en uitvoeren van de cursus Tijdens de afwas…. - met de uitvoeringsclub en andere instellingen methodieken ontwikkelen om mantelzorgers en vrijwilligers in de tweede fase te bereiken. - Bewaken planning en begroting van de proeftuin. - collegiaal informeren van diverse gremia. - op basis van informatie van de uitvoeringsclub vaststellen of de resultaten worden gehaald. Als dat onvoldoende het geval is met de uitvoeringsclub uitzoeken waar het door komt en gezamenlijk een creatieve oplossing zoeken. Als dat niet mogelijk is het knelpunt voorleggen aan de stuurgroep. De leden van de uitvoeringsclub hebben de volgende taken: - volgen het proces en signaleren als er dingen niet goed in gaan - rapporteren over mankementen in het proces aan de projectleider en indien mogelijk suggesties doen voor verbeteringen; de stuurgroep stelt vast of en hoe eventueel inhoudelijke aanpassingen aan de werkwijze of invulling van de tuin worden gegeven. - Volgen of er voldoende mensen, middelen, faciliteiten, opleiding en instrumenten zijn voor henzelf en de huishoudelijk werkers, vrijwilligers en mantelzorgers. Zo niet rapporteren aan het eigen stuurgroep-lid en aan de projectleider. - waarnemen van tekort in aanbod van welzijn/ zorg/ vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning in aard en/ of omvang. Als dat het geval is doorgeven aan het eigen stuurgroep-lid en aan de projectleider. – Volgen van de behandelingswijzen, dossieroverdracht (of juist niet) en terugkoppeling van resultaten opleiding van personeel. Als hierin tekortkomingen zijn, hierover rapporteren. - Roulerend voorzitten van de uitvoeringsclub - Roulerend verslagleggen van de uitvoeringsclub mede voor de projectleider - Actuele aanvullingen en veranderingen van het grote verwijsoverzicht doorgeven aan de projectleider, zodat zij ervoor kan zorgen dat de sociale kaart van de wijk up to date blijft. - naar een zorgvrager toegaan als een signaal bij hem/ haar terechtkomt om samen met deze burger uit te zoeken welk aanbod van welzijn/ vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning wellicht interessant is. – daarbij niet alleen kijken naar de behoefte van de zorgvrager maar ook naar de rest van het systeem, met name de mantelzorgers. - ervoor zorgen dat de zorgvrager een goed antwoord op de – al dan niet impliciet gesteldevraag heeft. Een antwoord kan bestaan uit: * een suggestie uit de sociale kaart (het zogenaamde grote verwijsoverzicht), afhankelijk van de mogelijkheden van de zorgvrager wel of niet gedetailleerd uitzoeken en doorverwijzen. * het, met toestemming van de zorgvrager, mobiliseren van een andere professional naar de zorgvrager, bijvoorbeeld een maatschappelijk werker. * andersoortig - Rapporteren over de actie nav het ingebrachte signaal in de uitvoeringsclub aan de hand van het rapportage formulier (zie bijlage). - In de uitvoeringsclub mee debatteren over de ingebrachte signalen en de acties die erop zijn genomen: zijn het de beste acties geweest, is er aanbod in de wijk over het hoofd gezien, etc. - verstrekken van gegevens voor de monitor en evaluatie, onder andere door de rapportage formulieren. - Waarnemen en rapporteren over de wijze waarop de signalen bij de meldpuntmedewerker,
5
ouderenadviseur of teamleider huishoudelijk werk onderling worden uitgewisseld, aan de hand van de rapportage formulieren. - Indien aan de orde, uitdragen van gedachtegoed van de proeftuin in andere gremia. - in de gaten houden of er nieuwe huishoudelijk werkers in zijn wijk zijn. Als dat een substantieel aantal is, ervoor zorgen dat er een nieuwe cursus-ronde wordt gehouden. - de huishoudelijk werkers die een cursus-signalering hebben gehad op hun qui vive houden zodat zij inderdaad signaleren en met de signalen iets doen. - Zorgen dat de huishoudelijk werkers voldoende rapportage formulieren hebben om de signalen te kunnen rapporteren en deze formulieren verzamelen en verwerken. - waarnemen van en rapporteren aan de stuurgroep over knelpunten in het signaleren door huishoudelijk werkers en het doorsluizen van deze signalen naar de teamleider huishoudelijk werk - waarnemen van, en rapporteren aan het eigen stuurgroep-lid en de projectleider over knelpunten in het optreden door de huishoudelijk werkers - Waarnemen en rapporteren over of/ de wijze waarop de signalen van de vrijwilligers en mantelzorgers doorkomen. Als hierin mankementen zijn te ontdekken doorgeven aan de projectleider. Indien mogelijk suggesties voor verbeteringen doen. – Indien gewenst nader informeren van de leden van de uitvoeringsclub over het aanbod. - geven burgers uit de wijk met animo voor de proeftuin gelegenheid zich in te zetten voor een vrijwilligersproject voor ouderen of andere zorgvragers in de wijk. Maandelijks ontvangt de coördinerend wethouder een rapportage over de proeftuin. Overige besturen en directies worden a. via hiërarchische lijnen geïnformeerd en b. driemaandelijks door de projectleider van de proeftuin.
Personele inzet: Inzet van personeel (kwalitatief en kwantitatief) - Extra taken ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk; elk 2 uur per week extra. In onderling overleg tussen de partners in de tuin is bepaald dat we vooralsnog uit kunnen gaan van deze capaciteitsinzet, mede vanwege het feit dat de aanvullende taken zeer nauw aansluiten bij de eigen bestaande taken. De inzet wordt gemonitord. - Ambtelijk projectleider één dagdeel per week. - Stuurgroep 50 dagen per projectjaar.
3. Samenwerking met anderen: a. Burgers/cliënten - de volgende organisaties van cliënten, patiënten c.q. burgers zijn betrokken Platform Ouderen Utrecht West (POUW), Netwerk 55+, PP/CP, COSBO, Nisbo, Adviescommissie voor het Ouderenbeleid, Solgu (mensen met een functiebeperking). - burgers of groepen van burgers worden op de volgende wijze bij het project betrokken Ten minste twee maal een werkbijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst zal de proeftuin worden geëvalueerd. Bijstelling van de eerste en tweede fase vindt mede op basis van deze bijeenkomst plaats. Bovendien kunnen partijen aangeven op welke wijze zij een bijdrage willen leveren aan de derde fase van de proeftuin, waarin getracht zal worden het volledige netwerk in de wijk op te zetten. De partijen zijn al met al van groot belang bij het door ontwikkelen van de proeftuin. b. Samenwerking met andere partijen
6
Aveant- de grootste thuiszorgorganisatie in de stad. Portes- één van de drie wijkwelzijnsorganisaties in de stad, namelijk die voor de wijk West. Platform Vrijwillige Thuishulp- een platform van tien initiatieven op het vlak van de vrijwillige thuishulp. De vrijwilligerscentrale voert het secretariaat met eraan gekoppeld een telefonisch Meldpunt. Het Platform wijst de weg naar de juiste vrijwilligersorganisatie of naar professionele hulpverlening. De diensten worden geboden door vrijwilligers in de persoonlijke omgeving. Ze kunnen een goede aanvulling zijn op het werk van beroepskrachten, maar vervangen nooit de inzet van beroepskrachten. Steunpunt Mantelzorg Utrecht- Het Steunpunt is er voor mantelzorgers, vrijwilligers, beroepskrachten en andere geïnteresseerden die meer willen weten over het zorgen voor iemand uit de naaste omgeving en komt op voor de belangen van mantelzorgers in de stad Utrecht. Sting- Sting is de landelijke beroepsvereniging van de verzorging. Sting beschouwt de proeftuin als een belangrijk experiment op huishoudelijk werk, waarmee zij een visie op huishoudelijk werk -die zij van harte ondersteunt- in de praktijk gebracht ziet. Sting heeft de cursus voor de huishoudelijk verzorgenden ontwikkeld, gedeeltelijk uitgevoerd en daarna met een training van de Aveant-trainers overgedragen aan Aveant. In de tweede fase van de proeftuin zal bovendien de Thuishulpcentrale een rol gaan spelen. - De inzet van deze partijen is als volgt: Aveant- inzet bij uitvoering en aansturing van de proeftuin. De huishoudelijk werkers van Aveant gaan signaleren en doorverwijzen op de wijze zoals dat bedoeld is in de proeftuin. Hiervoor worden ze aanvullend geschoold. De teamleider huishoudelijk werk van Aveant ontvangt de signalen van de huishoudelijk werkers en onderneemt actie voor de cliënt. Dat doet hij zelf of vraagt de ouderenadviseur van Portes of de meldpuntmedewerker van het Platform om dat te doen. Aveant heeft ook welzijns- en servicediensten in de wijk die ingezet worden bij de proeftuin. Deze activiteiten moeten in de proeftuin meer en eerder worden ingezet. Aveant draagt bovendien bij aan de visieontwikkeling door deelname aan de stuurgroep. Portes- inzet bij uitvoering en aansturing van de proeftuin. De ouderenadviseur krijgt in de eerste fase signalen van de teamleider huishoudelijk werk, in de tweede fase ook van mantelzorgers en vrijwilligers. De adviseur onderneemt actie voor de cliënt. De ouderenadviseur is bij uitstek degene die goed op de hoogte is van de sociale kaart van de wijk. Hij houdt de teamleider huishoudelijk werk en de meldpuntmedewerker hiervan op de hoogte. Portes heeft zeer veel welzijnsactiviteiten in de wijk, die ingezet worden bij de proeftuin. Deze activiteiten moeten in de proeftuin juist meer en eerder worden ingezet. We gaan ervan uit dat lopende de tuin aanvullend aanbod moet komen. Portes draagt bovendien bij aan de visieontwikkeling door deelname aan de stuurgroep. – Platform Vrijwillige Thuishulp- inzet bij uitvoering en aansturing van de proeftuin. De meldpuntmedewerker van het Platform krijgt signalen van de teamleider huishoudelijk werk. De medewerker onderneemt actie voor de cliënt. De meldpuntmedewerker is bij uitstek degene die goed op de hoogte is van het vrijwillige aanbod in de wijk. Zij houdt de teamleider huishoudelijk werk en de ouderenadviseur hiervan op de hoogte. Het Platform heeft aanbod van vrijwillige thuishulp activiteiten die ingezet worden bij de proeftuin. Deze activiteiten moeten in de proeftuin juist meer en eerder worden ingezet. We gaan ervan uit dat lopende
7
de tuin aanvullend aanbod moet komen. Het Platform draagt bovendien bij aan de visieontwikkeling door deelname aan de stuurgroep. – Steunpunt Mantelzorg Utrecht- inzet bij vormgeven van de inhoud en beperkte inzet bij uitvoering en aansturing van de proeftuin. Het Steunpunt Mantelzorg neemt deel aan het overleg tussen ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk. Het Steunpunt brengt het aanbod voor mantelzorgers, zo blijkt keer op keer in alle gremia nodig te zijn, onder de aandacht. Ook in de stuurgroep is het Steunpunt met nadruk waakhond van de mantelzorgers. Het Steunpunt heeft aanbod voor mantelzorgers dat ingezet kan worden bij de proeftuin. Deze activiteiten moeten in de proeftuin juist meer en eerder worden ingezet. We gaan ervan uit dat lopende de tuin aanvullen aanbod moet komen. Het Steunpunt draagt bij aan de visieontwikkeling door deelname aan de stuurgroep. - Sting- ontwikkeling en gedeeltelijke uitvoering van de cursus signaleren en doorverwijzen voor de huishoudelijk werkers. Sting heeft in opdracht van de gemeente Utrecht speciaal voor de proeftuin een cursus ontwikkeld voor de huishoudelijk werkers. De cursus omvat drie bijeenkomsten, elk van drie uur. De eerste bijeenkomst gaat over vraaggericht werken, de tweede over keuzes maken en signaleren en de derde over doorverwijzen, waarbij ook de sociale kaart van de wijk aan de orde komt. Sting heeft de cursus bij één groep huishoudelijk werkers uitgevoerd. Bij de tweede groep heeft Sting de cursus overgedragen aan Aveant. Aveant voert de cursus uit bij de derde groep cursisten. Aangezien het verloop onder huishoudelijk werkers redelijk groot is, zal Aveant ook later gedurende de proeftuin zo nu en dan een groep huishoudelijk werkers scholen. - de Thuishulpcentrale zal in de tweede fase worden betrokken bij de uitvoering van de tuin op het vlak van mantelzorgers en vrijwilligers.
4. Beoogde resultaten en effecten a. Te bereiken resultaten De afdeling Bestuurs Informatie van de gemeente Utrecht voert voor de proeftuin de monitoring en evaluatie uit. Daarbij is aandacht voor evaluatie van het proces (werkt het systeem) alsook voor evaluatie van de resulaten (wat levert het op). Om te weten wat de beginsituatie is zal er een zogenaamde nulmeting worden gehouden. De prestaties - een cursus ontwikkelen voor vraaggericht werken, signaleren en doorverwijzen voor huishoudelijk werkers. - het aantal huishoudelijk werkers dat meedoet aan de cursus; ten minste viervijfde van de huishoudelijk werkers in de wijk moet zijn geschoold - het aantal keren dat de cursus gedurende de proeftuin wordt uitgevoerd - signaleren en doorverwijzen door alle huishoudelijk werkers in de wijk West. Hiervoor is een rapportage formulier ontwikkeld waarop is aangegeven welk signaal een zorgontvanger heeft afgegeven, wat daarmee is gedaan (door huishoudelijk werker zelf, door de teamleider of door een ander uit het netwerk), wat het effect ervan is geweest en of er verdere actie noodzakelijk is. Daarmee kan het proces van de tuin worden geëvalueerd. We gaan ervan uit dat 15 á 20% van de zorgontvangers in de loop van de proeftuin signalen afgeeft wellicht aanvullende ondersteuning nodig te hebben. De signalen die worden afgegeven en gerapporteerd moeten voor een succesvolle proeftuin voor minimaal 95% in een advies aan de cliënt resulteren. Wij verwachten dat voor 5075% van de signalen van cliënten enig aanbod van welzijn of vrijwilligers/ mantelzorgers
8
kan worden ingezet. - actie op een cliënt door de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk: het feitelijke doorverwijzen naar het welzijns- en vrijwilligersaanbod. De ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of teamleider huishoudelijk werk kan indien nodig professionals mobiliseren. Zie ook hiervoor voor het rapportageformulier, zie hiervoor voor de normen. – het aantal cliënten dat daadwerkelijk overgaat tot het gebruik van het aanbod van welzijn of vrijwilligers/ mantelzorgers; zie hiervoor voor de normen. - in de tweede fase: signaleren en doorverwijzen door mantelzorgers en vrijwilligers in de wijk West. Deze vrijwillige verzorgers zijn natuurlijk minder gemakkelijk te bereiken dan de huishoudelijk werkers. Om zoveel mogelijk mantelzorgers en vrijwilligers te bereiken zullen we gebruik maken van de bestaande organisaties en structuren. De effectiviteit van de inzet van vrijwilligers en mantelzorg(ondersteuning) normeren we niet. – het aantal vrijwilligers/ mantelzorgers dat we bereiken door middel van een bijeenkomst of andere gerichte communicatie methode. Wij verwachten dat we zo’n 75 mantelzorgers/ vrijwilligers in de wijk kunnen bereiken. - In de derde fase: het volledige aanbod coördineren en ervoor zorgen dat het goed op elkaar is afgestemd en dat de werkwijzen van de verschillende professionals op elkaar aansluiten, dat informatie overdracht plaatsvindt, een gemeenschappelijke visie ontwikkelen. Het opzetten van een keten. Deze fase moet nog verder worden ontwikkeld, alsook de normen en evaluatiecriteria. De resultaten Vanwege de beperkte duur van de proeftuin en de complexiteit van de materie is het niet eenvoudig om zichtbare invloed op processen van zorgvraag te hebben. Met deze proeftuin beogen we dat echter wel. - Mensen met een zorgbehoefte kunnen langer thuis blijven wonen - Mensen met een zorgbehoefte kunnen bovendien een aangenaam en volwaardig leven in de wijk leiden. Wij gaan ervan uit dat het aanbod van welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning bijdraagt aan het welbevinden van de wijkbewoners/ zorgontvangers. Door het signaleren van vragen van de zorgontvangers, én het koppelen van het aanbod van welzijn en vrijwilligers aan de zorgontvanger is het de bedoeling dat wijkbewoners in een vroeger stadium dan nu gebruik maken van welzijn, vrijwilligers of mantelzorgondersteuning. - De vraag naar duurdere AWBZ-zorg neemt af. Wij gaan ervan uit dat burgers die een sociaal netwerk hebben, activiteiten om handen hebben, en meer informele zorg ontvangen, minder snel gebruik maken van duurdere zorg (in instellingen bijvoorbeeld). In deze stelling worden wij ondersteund door onderzoek (zie Binnenlands Bestuur 10 dec 04 Zwolse ouderen doen minder beroep op zorg). Zorgvragers in de wijk West die lopende de proeftuin overgaan van het WMO segment naar het AWBZ segment zullen worden geïnterviewd. Wij gaan ervan uit dat de reden dat deze mensen overgaan naar het duurdere zorgsegment, mede vanwege de proeftuin, slechts in een zeer beperkt aantal gevallen gelegen zal zijn in onvoldoende ondersteuning van welzijn, vrijwilligers of versterking van de mantelzorg. - Het aanbod van zorg, welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning is dekkend. Het is in deze proeftuin niet zozeer de bedoeling dat individuele voorzieningen worden vervangen door algemene voorzieningen, maar dat door intensievere en gerichtere inzet van algemene (welzijns en vrijwilligers) voorzieningen het gebruik van individuele voorzieningen wordt voorkomen. In deze proeftuin zetten we de kracht in van welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgers. De kracht hiervan is per definitie een preventieve: door bijvoorbeeld de ontmoetingsmogelijkheden te vergroten, de sociale verbanden te versterken en de mogelijkheden tot ontplooiing te versterken zullen mensen individueel
9
én collectief weerbaarder worden en minder snel aangewezen zijn op duurdere zorg. Met deze preventieve werkwijze wordt de toegankelijkheid van algemene voorzieningen verlaagd, door mensen thuis op het aanbod van voorzieningen van welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning te attenderen en hen indien gewenst te begeleiden bij de eerste stappen naar de voorzieningen. Door de activiteiten in deze proeftuin zetten we in op het voorkómen van een beroep op dure AWBZ-zorg. De proeftuin activiteiten- welzijn, vrijwilligers, mantelzorgondersteuningzijn betrekkelijk goedkoop, maar kosten wel degelijk geld. Door investering in deze sectoren ontlast de gemeente Utrecht de AWBZ, wat het in feite het tegenovergestelde van afschuifgedrag genoemd kan worden. b. Aanpak De proeftuin houdt min of meer verandermanagement in. Werkers en uitvoerders moeten op een (iets) andere manier gaan werken, waarvoor ander gedrag, kennis en vaardigheden nodig is. Het doen veranderen vraagt zorg en aandacht; dat wordt geboden op de volgende wijzen. fase 1 Vergroten en benutten van de signalering door de huishoudelijk werkers bij alle wijkbewoners waar het huishoudelijk werk komt, zoals ouderen, ex-psychiatrisch patiënten en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en hun eventuele mantelzorgers om daarmee te komen tot een snellere en bredere inzet van welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning door inzet van de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of teamleider huishoudelijk werk. Concreet komt de aanpak neer op het volgende: Huishoudelijk werkers werken vanuit het Hart van Lombok voor hun eigen wijk, met daarin een vaste groep van zorgontvangers. Daarmee kunnen de werkers relaties opbouwen in de wijk met zorgvragers, andere burgers en andere werkers. De huishoudelijk werker verricht de huishoudelijke taken. Idealiter nemen mantelzorgers en vrijwilligers allerlei andere taken op zich. De huishoudelijk werker signaleert als het niet zo goed gaat met de zorgontvanger of de eventuele mantelzorger. Ook vrijwilliger, professional of een mantelzorger (zoals een buurvrouw of familielid) kan een dergelijk signaal van de zorgontvanger oppikken. Huishoudelijk werkers hebben nu al een signalerende functie. Deze signalerende functie wordt echter voornamelijk binnen de kolom van de thuiszorg ingevuld en betekent over het algemeen een herindicatie van zorg. Deze signalerende functie wordt binnen de proeftuin uitgebouwd. Daarvoor is aanvullende scholing van de huishoudelijk werkers noodzakelijk. De huishoudelijk werker (en in latere fasen van de tuin ook de vrijwilliger, professional of mantelzorger) heeft gesignaleerd. Vervolgens is er een aantal mogelijkheden – het signaal is eenvoudig en eenduidig: de huishoudelijk werker kan zelf mede op basis van de sociale kaart die voor hen van de wijk is gemaakt, de zorgvrager attenderen op activiteiten in de wijk en de stad. Dit is echter geen verplichting voor de huishoudelijk werker. De huishoudelijk werker rapporteert hierover aan haar teamleider huishoudelijk werk. – het signaal is minder eenvoudig of eenduidig: de huishoudelijk werker geeft het signaal door aan haar teamleider, uitsluitend met instemming van de cliënt. De teamleider doet mede op basis van de sociale kaart van de wijk en de kennis die hij verwerft uit de contacten met de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en mantelzorgondersteuner, een suggestie aan de zorgontvanger. Indien nodig kan de teamleider huishoudelijk werk andere vormen van professionele ondersteuning adviseren. Bovendien adviseert de
10
teamleider huishoudelijk werk over ondersteuning van mantelzorgers door een creatieve inzet van vrijwilligers en professionals en bijvoorbeeld respijtzorg-mogelijkheden, zodat mantelzorgers hun taak kunnen blijven uitvoeren- voorzover dit mogelijk is op een afstand. De teamleider huishoudelijk werk kan professionals mobiliseren. De suggestie komt via de huishoudelijk werker weer terug bij de cliënt. – het signaal is ingewikkeld: de teamleider huishoudelijk werk speelt het signaal door aan de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of mantelzorgondersteuning. – de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of mantelzorgondersteuning neemt contact op met de cliënt om te bespreken welke oplossingen op het terrein van welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning er mogelijk zijn. Ook ondersteuning van het systeem4 van de zorgvrager krijgt aandacht. Indien nodig kan de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of mantelzorgondersteuning andere vormen van professionele ondersteuning adviseren. Bovendien adviseert de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of teamleider huishoudelijk werk over ondersteuning van mantelzorgers door een creatieve inzet van vrijwilligers en professionals en bijvoorbeeld respijtzorg-mogelijkheden, zodat mantelzorgers hun taak kunnen blijven uitvoeren. De ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of mantelzorgondersteuning bespreekt het advies met de zorgvrager, de eventuele huidige professionele inzet (waaronder de huishoudelijk werker) en -indien aanwezig- de mantelzorgers of vrijwilligers. De ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of mantelzorgondersteuning kan vervolgens professionals mobiliseren. – de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker of mantelzorgondersteuning noteert het advies, met instemming van de cliënt in het dossier van de cliënt dat bij hem of haar thuis ligt. Op deze manier krijgt de huishoudelijk werker terugkoppeling op haar signaal en kan gerichter eventueel het vervolg bij de cliënt waarnemen. Of een cliënt werkelijk overgaat tot het deelnemen aan bijvoorbeeld een gezamenlijke maaltijd in het wijkcentrum is in de meeste gevallen afhankelijk van de cliënt zelf. Er mag geen klemmend keurslijf ontstaan voor cliënten (met bijvoorbeeld doorverwijzingen die worden gecontroleerd) of professionals (dat ze bijvoorbeeld uitsluitend via bepaalde (administratief geborgde) protocollen mogen werken). De leidraad is: de resultaten worden op het operationele niveau met de cliënt geboekt, waarbij het project faciliterende verantwoordelijkheden heeft. fase 2 Vergroten en benutten van de signalering door mantelzorgers en vrijwilligers krijgt in deze fase de aandacht. De proef breidt hiermee uit naar ouderen en mensen met een beperking die geen gebruik maken van huishoudelijk werk. Door middel van een themabijeenkomst voor mantelzorgers en vrijwilligers worden zij op de hoogte gebracht van de mogelijkheden van de proeftuin alsook van het welzijns- en vrijwilligersaanbod in de wijk. De aanpak is verder identiek aan die voor de huishoudelijk werkers in de eerste fase. fase 3 Het volledige aanbod coördineren en ervoor zorgen dat het goed op elkaar is afgestemd en dat de werkwijzen van de verschillende professionals op elkaar aansluiten, dat informatie overdracht plaatsvindt en een gemeenschappelijke visie wordt ontwikkeld. Het opzetten van een keten. Aanpak en werkwijze worden nader uitgewerkt. Twee onderdelen in de tuin verdienen extra aandacht en zorg, aangezien ze bij disfunctioneren het succes van de tuin in gevaar brengen: 1. Het signaleren door de huishoudelijk werker
4
Het systeem kan bestaan uit de zorgvrager, huisgenoten, mantelzorgers, buren en/ of vrijwilligers.
11
2. Het netwerk van de ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk ad 1. Huishoudelijk werkers zijn geen hoogopgeleide agogen. De huishoudelijk werkers hebben echter een aantal grote pluspunten boven dergelijke agogen. Ze komen namelijk vaak, langdurig en lang in het huishouden. Ze maken bijna deel uit van het huishouden, en hebben daarmee een goed zicht op praktische dingen als de koelkast en het sociale leven van de cliënt. Bovendien gaan we ervan uit dat de cliënt juist vanwege het gewone, dagelijkse karakter van de hulp zich gemakkelijker laten kennen dan bij een hoogopgeleide agoog. Ten slotte zijn de huishoudelijk werkers weliswaar geen hoogopgeleide agogen, maar hebben wel degelijk beroepstrots en betrokkenheid. Hieraan appeleren we op een professionele manier in de proeftuin. De huishoudelijk werkers in West hebben alle een cursus vraaggericht werken, signaleren en doorverwijzen gehad. Wij gaan er echter van uit dat uitsluitend een cursus onvoldoende is, daarom ontwikkelen we methodieken om het signaleren daadwerkelijk en blijvend te laten plaatsvinden. Daarbij denken we aan een credit-card-achtig kaartje met de belangrijkste principes en telefoonnummers van de proeftuin erop, een ansichtkaart om de werkers te herinneren aan de cursus en hun nieuwe taak, de projectleider die tweewekelijks contact heeft met de teamleider huishoudelijk werk over de proeftuin, een nieuwsbrief, een extra tabblad in de huismap bij de cliënt waarachter bijvoorbeeld een rapportage formulier mét terugkoppeling kan worden opgenomen en wellicht het aansprekende voorblad van de cursusmap etcetera. ad 2. In het netwerk zijn afspraken gemaakt over regelmatig (edoch niet frequent) bijelkaar komen. De casussen van de afgelopen tijd worden dan doorgenomen, om te kijken of de goede verwijzing is gedaan en als dat wel het geval is dat gezamenlijk te bevestigen. Het is niet perse nodig dat alle verwijzingen perfect gebeuren. Het is wél perse nodig dat de verwijzingen in acties resulteren. Het netwerk rapporteert kort aan de projectleider over deze netwerk-overleggen, zodat deze kan waarnemen als er iets stagneert. Daarnaast appelleert de tuin ook bij de partners in het netwerk, net als bij de huishoudelijk werkers, aan hun beroepstrots en geeft hen de mogelijkheid om voorheen ervaren gevoel van machteloosheid om te zetten in actie. Dit kan juist dankzij het feit dat de partijen die participeren divers zijn. Er is een rapportage formulier voor de evaluatie en monitoring waarop huishoudelijk werker, en het netwerk de eigen bijdrage kan noteren. Aan de hand van deze formulieren, inhoud en omvang, is het voor de projectleider mogelijk de voortgang (of het gebrek daaraan) in de tuin waar te nemen, en daarop in te grijpen. 5. Looptijd, fasering en rapportage a. Startdatum en einddatum van het project van 1 juli ’05 tot 31 juni ‘07 b. Fasering in het project Het project is in drie fases onderverdeeld. Reden daarvoor is dat primair aandacht ligt op het koppelen van de kennis van huishoudelijk werkers over cliënten, met het aanbod van welzijn en vrijwilligers. Dat gebeurt in de eerste fase. Voor deze eerste fase is het nodig het netwerk van welzijn, thuiszorg en vrijwilligers/ mantelzorgers op te zetten. Dit netwerk biedt echter té veel mogelijkheden om de inzet ervan te beperken tot het signaleren door de huishoudelijk werkers. De mantelzorgers, vrijwilligers signaleren namelijk eveneens veel en komen in huishoudens waar vaak nog geen enkele professionele zorg wordt verleend. Bovendien weten mantelzorgers en vrijwilligers vaak niet waar zij met hun signalering naartoe kunnen. Dit zijn de redenen om de proeftuin in de tweede fase uit te breiden naar vrijwilligers en mantelzorgers. De reden om een en ander niet in één keer aan te pakken is een praktische: eerst richten we ons op het huishoudelijk werk, zetten
12
dat goed neer, laten het netwerk draaien en pas dan gaan we ons verbreden. Daarmee willen we voorkomen dat het project door een te zware opzet niet van de grond komt. 1. De signalering door de huishoudelijk werkers wordt uitgebreid. In deze fase wordt de koppeling tussen zorg (huishoudelijk werk), welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning gelegd. De huishoudelijk werkers hebben door een cursus meer vaardigheden en kennis ontwikkeld op het terrein van signaleren en doorverwijzen. Daarbij is niet de vraag van hun cliënten naar zorg aan de orde, maar de vraag naar welzijn en vrijwilligers. Door het aanbod van zorg, welzijn, vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning in een netwerk aan elkaar te koppelen kunnen oplossingen uit deze verschillende sectoren worden geboden. 2. De signalering wordt uitgebreid naar huishoudens waar geen huishoudelijk werk komt, door de vrijwilligers en mantelzorgers beter te faciliteren. Vrijwilligers en mantelzorgers zullen op verscheidene manieren worden benaderd. Dit is natuurlijk minder eenvoudig dan in het geval van de huishoudelijk werkers, en we streven (dan ook) geen complete dekking na. De mantelzorgers en vrijwilligers zullen we informeren over de mogelijkheden in de wijk en in de stad op het terrein van zorg, welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning. Daarnaast zullen we de vrijwilligers en mantelzorgers informeren over het netwerk dat in het kader van de proeftuin is opgezet, namelijk tussen zorg, welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgers. Wij zullen de vrijwilligers en mantelzorgers uitnodigen van dit netwerk gebruik te maken. 3. In deze fase zullen we nagaan of het nuttig en mogelijk is het netwerk van Aveant/ huishoudelijk werkers, Portes/ ouderenadviseur, Platform/ meldpuntmedewerker en Steunpunt uit te breiden met andere aanbieders van zorg en welzijn zoals huisartsen, verpleegkundigen en kerken. Naast de vastgestelde evaluatiemomenten (zie hierna) vormen de drie fasen momenten waarop stilgestaan wordt bij de resultaten van de proeftuin. Zo besteden we na de ontwikkeling van de eerste fase veel aandacht aan de uitvoering ervan: voor het veranderen van gedrag is immers veel inzet nodig. Tijdens die uitvoering zullen we ons gaan voorbereiden op de ontwikkeling van de tweede fase met de mantelzorgers en vrijwilligers. Dat is een moment waarop we het verloop van de eerste fase zullen bespreken. Hetzelfde geldt voor de overgang van de tweede naar de derde fase. Vooral de uitvoering van de eerste fase zal gedurende de gehele looptijd van de proeftuin veel aandacht krijgen. c.
Tussentijdse evaluaties Voor de rapportages maken wij gebruik van de informatie verkregen uit nulmeting, monitoring en evaluatie, alsook uit de besprekingen in de stuurgroep. Voor de proeftuin is er vooraf een nulmeting gehouden (zie bijlage). Op de momenten dat er geëvalueerd wordt zal het proces van de tuin, het functioneren van stuurgroep, uitvoeringsclub en de huishoudelijk werkers in de voorafgaande periode kritisch worden bekeken en daarbij de leermomenten worden benoemd. Er zijn drie monitor en evaluatie momenten: de nulmeting, voorafgaand aan de tuin. De 1-meting gereed zijn binnen een jaar na de start van de tuin. Hiermee hebben we de gelegenheid nog, indien nodig, forse aanpassingen aan de invulling van de tuin te doen én daar nog resultaten mee te boeken. De 2-meting is de uiteindelijke evaluatie en vindt plaats na afronding van de proeftuin. Deze metingen zijn te gebruiken bij de rapportage aan VWS).
6. Overdraagbaarheid en implementatie In eerste instantie zal Utrecht vanaf 2006 zich richten op het adequaat uitvoeren van de nieuwe verplichtingen. In tweede instantie zal onze stad zich bezinnen op een heroriëntatie van het lokale zorgsysteem en zijn we van plan een brede visie te ontwikkelen. Bij de ontwikkeling van deze brede visie zijn de uitkomsten van de proeftuin belangrijk. Afhankelijk van de opbrengsten én van de kosten
13
van de werkwijze in de proeftuin zal worden besloten of op deze wijze structureel verder wordt gewerkt. Voor wat betreft het huishoudelijk werk, de teamleider huishoudelijk werk, de ouderenadviseur en de meldpuntmedewerker zal dat consequenties hebben voor de inhoudelijke en financiële afspraken die de gemeente met de desbetreffende organisaties maakt. Alle partijen zijn zeer enthousiast over en betrokken bij de proeftuin wat -onder de juiste financiële conditiescontinuering van de proeftuin zal vergemakkelijken. We verwachten onder andere inzicht te krijgen in: - de mogelijkheden om de ondersteuningsvraag van zorgvragers te kunnen beantwoorden met huishoudelijk werkers, mantelzorgers en vrijwilligers als ingang. - de omstandigheden waaronder de huishoudelijk werkers in staat zijn om te signaleren op vragen van hun cliënten naar aanvullende ondersteuning. - de inzet die nodig is om de resultaten te behalen die we in de proeftuin hebben gesteld. Daarbij denken we zowel aan de huishoudelijk werkers en de uitvoeringsclub, als aan het aanbod van welzijn, vrijwilligers en mantelzorgondersteuning. - De scholing voor de huishoudelijk werkers. - De aard van de signalen die huishoudelijk werkers oppikken. De overdraagbaarheid van dit experiment is ons inziens prima. - Utrecht is een grote(re) stad. Dat houdt in dat er minder mantelzorgers en vooral vrijwilligers zijn dan bijvoorbeeld op het platteland. De uitkomsten in Utrecht op dit vlak zijn daarmee waarschijnlijk minder goed dan we elders kunnen verwachten. - In Utrecht zijn er, net als in de meeste andere gemeenten, meerdere aanbieders van thuiszorg. In de wijk West zijn we in zee gegaan met de grootste aanbieder van thuiszorg waarmee we dit experiment uitwerken. Deze werkwijze is minder geschikt om uit te voeren met meerdere organisaties van thuiszorg in één wijk. Daarmee kunnen we, op termijn, cliënten bijvoorbeeld de keuze geven tussen een thuiszorgorganisatie die ingebed is in een wijknetwerk volgens deze proeftuin, óf een andere thuiszorgorganisatie of een PGB waarmee cliënten niet in een dergelijk wijknetwerk worden opgenomen. Hiermee is de werkwijze van deze proeftuin uit te voeren door elke andere gemeente. - In Utrecht zijn er brede welzijnsinstellingen per wijk, de wijkwelzijnsinstellingen. Dat houdt niet in dat het experiment niet naar andere gemeenten overdraagbaar is, maar dat er in plaats van één welzijnsinstelling bijvoorbeeld twee of drie om tafel moeten zitten. De afdeling Bestuurs Informatie van de gemeente Utrecht zal de proeftuin monitoren en evalueren. Daarmee is verantwoording naar de partners over de behaalde resultaten alsook naar derden betrekkelijk gemakkelijk. Daarnaast besteden wij aandacht aan communicatie, onder andere door het opstellen van een (kort en lang) redactioneel stuk (zie bijlagen) en het verspreiden van een (beknopte) nieuwsbrief. Met deze nieuwsbrief kunnen wij wijkbewoners, betrokken en niet-betrokken organisaties in de wijk, collegagemeenten informeren (zie ook het ambassadeurstraject).
7. Projectbegroting De gemeente neemt eenvijfde deel van de begroting van de proeftuin voor haar rekening. Daarbij zorgt de gemeente er bovendien voor dat de relatief grotere investeringen in het begin worden opgevangen. De gemeente is er bij de tuin van uitgegaan dat inzet en medewerking van externe partijen noodzakelijk is. Echter, financiële bijdragen van partners in de stad kunnen ons inziens nu nog niet worden gevraagd. De reden daarvoor is tweeledig. Veel organisaties zitten reeds zeer krap in het jasje en sommige organisaties, zoals de wijkwelzijnsorganisatie, zijn direct financieel afhankelijk van de gemeente. In die laatste gevallen worden concrete productie afspraken gemaakt met bijbehorende financiën. Extra taken zonder bijbehorende financiën passen niet in die verhouding.
14
Bovendien beschouwen wij ons als lokale overheid verantwoordelijk voor de taken die de landelijke overheid aan ons overhevelt; lokale partners kunnen wij hiervoor ons inziens niet financieel verantwoordelijk stellen.
Omschrijving Ontwikkeling training signalering huishoudelijk werkers, geven van de training, productieverlies vanwege training plus startbijeenkomst proeftuin Extra taken ouderenadviseur, meldpuntmedewerker en teamleider huishoudelijk werk. Elk 2 uur per week extra (een zesde fte à 100.000 euro per fte) Extra aanbod van welzijn en vrijwilligers/ mantelzorgondersteuning lopende de proeftuin Themabijeenkomst mantelzorgers en vrijwilligers Werkbijeenkomsten 2x Communicatie in de wijk Monitor en evaluatie Ambtelijk projectleider één dagdeel per week à 360 euro Stuurgroep 50 dagen à 500 euro Faciliteiten Totaal VWS Gemeente Utrecht
2005 30.000
2006
2007
8.350
16.700
8.350
20.000
60.000
20.000
5.000 3.000 3.500 12.500 7.250 12.500 2.500 104.600 62.500 42.100
3.000 3.500 12.500 14.500 25.000 5.000 140.200 125.000 15.200
3.500 15.000 7.250 12.500 2.500 69.100 62.500 6.600
313.900 250.000 63.900
III. Ambassadeurstraject De activiteiten voor de ambassadeursfunctie voor deze proeftuin WMO in de regio. Rol ambassadeur - Zorgen voor voldoende en regelmatige informatie die geschikt is om over te dragen aan VWS, de tweede cirkel en regio-gemeenten. - Aangeven van de momenten waarop informeren van de tweede cirkel en regio-gemeenten, voor wat betreft de proeftuin het meest interessant voor alle partijen is. - Mondeling overdragen van info bij cruciale bijeenkomsten zoals de bijeenkomst met bestuurders uit de regio, bij wijze van kennismaking en start. Daarbij inventariseren bij de regio-gemeenten waar de vragen om ambassadeursondersteuning liggen. Al naar gelang de bevindingen uit de inventarisatie bepalen of gezamenlijke bijeenkomsten wenselijk zijn, of dat bilaterale overleggen effectiever zijn. - Beantwoorden van/ discussiëren over principiële vragen van collega gemeenten over de proeftuin. Ondersteuning door accountmanager - Adviseren over communicatie en deze adviezen uitvoeren, zoals het omzetten van projectstukken in communicatiestukken. - Mondeling overdragen van info bij reguliere bijeenkomsten. - Organiseren van bijeenkomsten, zoals een algemene informatie bijeenkomst, met discussieronden over ideeën van de collega-gemeenten over de proeftuin in hun eigen gemeente. - Na deze algemene informatie bijeenkomst zal contact met de collega-gemeenten een half jaar lang vooral per mail, post en telefoon plaatsvinden. - Opvangen van vragen van collega gemeenten; de ambassadeur neemt beantwoording van principiële vragen voor haar rekening. Hiervoor wordt op één dagdeel in de week tijd vrijgemaakt, zodat de collega-gemeenten altijd binnen een week antwoord hebben.
15
De behoefte van de regio-gemeenten en de tweede cirkel naar informatie over deze proeftuin bepaalt grotendeels de inzet. Naar verwachting kost een en ander zo’n 4-8 uur per week ondersteuning van de accountmanager. Toetsen bij en overdragen aan de tweede cirkel en regio gemeenten van de leerervaringen door middel van - een nieuwsbrief; hierop kunnen collega gemeenten reageren - meer informeel mailverkeer met kort de stand van zaken in de proeftuin; hierop kunnen collega gemeenten reageren - bijeenkomsten, al dan niet specifiek georganiseerd voor de proeftuin - een gedetailleerd overdrachtsdocument dat na becommentariëring door de collega-gemeenten wordt herschreven en overgedragen tijdens een bijeenkomst. - Opzetten van een apart overleg/ communicatietraject met de collega-gemeenten die de werkwijze van de proeftuin in hun eigen gemeente willen gaan uitvoeren. Het accent meer te liggen op de collega-gemeente, niet langer dan gedurende een jaar na de proeftuin. Daarna wordt de informatieoverdracht voortgezet op meer incidentele basis. Onder de regio gemeenten van de stad Utrecht sluiten wij aan bij de BRU, die naast Utrecht bestaat uit Bunnik, De Bilt, Driebergen-Rijsenburg, Houten, Maarssen, Nieuwegein, Vianen, IJsselstein en Zeist (met Toon bespreken; dd 9 juli met vakantie). Of de GG&GD volgen De ambassadeur is de projectleider WMO- proeftuin (projectverantwoordelijke en programmamanager dd 9 juli met vakantie).
16