draagkracht in beeld
Draagkracht in beeld
Handreiking Wmo-proeftuin Drechtsteden Gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen Drechtsteden
Ieder zijn deel Deel 2
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Inhoudsopgave Inleiding
3
1. Definitie
5
2. Indicatoren
8
3. Normenkader
11
4. Indicatoren in beeld: een draagkrachtkaart
14
5. Een focus op de buurt blijft nodig!
17
6. Draaglast
20
7. Aanbevelingen
22
Literatuur
24
Colofon
26
draagkracht in beeld
Inleiding De opdracht Deze notitie is gemaakt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)-proeftuin Drechtsteden in opdracht van het Drechtstedenbestuur. Deze handreiking heeft als doel gemeenten en betrokken instellingen een methodiek te bieden om de draagkracht van een buurt of wijk in te schatten als het gaat om het vestiging van voorzieningen voor bijzondere groepen. In deze proeftuin wordt onder andere gewerkt aan het ontwikkelen van methodieken voor het realiseren van het spreidingsbeleid van de Drechtsteden. De opdracht luidde: ‘Ontwikkel een onderzoeksmethode en benoem criteria waarmee een uitspraak gedaan kan worden over de huidige draagkracht van een buurt of wijk en de impact van een mogelijk te vestigen voorziening’. Het resultaat van deze opdracht is dat er aan de hand van een normatief kader voor een buurt een zogenoemde draagkrachtkaart ontwikkeld kan worden. Deze kwantitatieve methodiek dient vervolgens als input voor een focusgroep om op kwalitatieve wijze inzicht te krijgen in de draagkracht van een buurt en de mogelijke gevolgen van een voorziening in die buurt. De gepresenteerde methodiek moet worden gezien als een hulpmiddel voor een zorgvuldige bestuurlijke afweging.
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt draagkracht gedefinieerd. Deze definitie dient vervolgens als vertrekpunt voor het benoemen van een aantal indicatoren. Deze indicatoren en de mogelijke bronnen worden in hoofdstuk twee beschreven. Aan de hand van een normenkader wordt vervolgens een oordeel gegeven over het wel of niet aanwezig zijn van draagkracht. Van belang is dat de indicatoren in samenhang gezien worden. Om dit inzichtelijk te maken is een draagkrachtkaart gemaakt. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan deze draagkrachtkaart. In het volgende hoofdstuk wordt beschreven dat alleen een kwantitatieve benadering onvoldoende is om een goed inzicht te krijgen in de draagkracht van een buurt, hiervoor is een kwalitatieve methode nodig. In dit hoofdstuk wordt daarom de focusgroepmethodiek geïntroduceerd. Als duidelijk is over welke draagkracht een buurt beschikt, dan kan er een match gemaakt worden met een woonzorgvoorziening. In hoofdstuk zes wordt hiervoor een voorstel gedaan. In het laatste hoofdstuk wordt tenslotte een aantal aanbevelingen gedaan voor de manier waarop met de hier geïntroduceerde methodiek kan worden omgegaan.
draagkracht in beeld
1. Definitie Voor het ontwikkelen van een methodiek voor het meten van draagkracht is het van belang om een goed beeld te hebben wat daaronder verstaan wordt. Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft een studie gedaan naar het belang van draagvlak en draagkracht voor de vermaatschappelijking van de zorg. Draagkracht kent volgens deze studie twee aspecten, namelijk institutionele draagkracht en sociale draagkracht. Voor het ontwikkelen van een model moet gefocust worden op de sociale of maatschappelijke draagkracht voor een woonzorgvoorziening in een buurt. Kwekkeboom geeft in zijn studie aan dat bij sociale draagkracht psychische aspecten een belangrijke rol spelen. Het gaat met andere woorden om de interpretatie van een individu, die zelf vaststelt of hij of zij de hem of haar opgelegde draaglast wel aankan. ‘Gedrag dat zich onttrekt aan de afspraken over ‘normaal gedrag’ is onvoorspelbaar en daarom verstorend, zodat mensen zich daartegen willen wapenen’ (Kwekkeboom 2001: 35 -26). Het vestigen van een woonzorgvoorziening in een buurt en de vermaatschappelijking van de zorg zijn echter twee verschillende zaken. Maar er is wel een vergelijking te trekken tussen de bevinding van Kwekkeboom en de opgave om een methodiek voor het meten van draagkracht te ontwikkelen. De draagkracht van een buurt is, Kwekkeboom volgend, een subjectief gegeven. De kunst is om deze subjectiviteit objectief te meten. De gevoelens van buurtbewoners richten zich over het algemeen niet op de voorziening als zodanig, maar op de bewoners van die voorziening. Draagkracht wordt als volgt opgevat: Mogelijkheid van een buurt om te gaan met gepercipieerd afwijkend gedrag en de vermeende en werkelijke overlast van dit gedrag.
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
In deze definitie zijn vervolgens een aantal aspecten van belang die samen een indicatie geven van de zogenoemde mogelijkheden van een buurt. Deze aspecten zijn de sociale, de sociaal-economische en de fysieke kwaliteit van een wijk, het aantal al aanwezige woonzorgvoorzieningen in de wijk en de demografische opbouw. Samen vormen deze aspecten de aanwezige draagkracht. De sociale kwaliteit van de buurt. Dit aspect geeft een indicatie van de mate waarin bewoners hun buurt leefbaar vinden. De veronderstelling is dat in een buurt waar de leefbaarheid als goed wordt beoordeeld er meer mogelijkheden zijn om een woonzorgvoorziening op te nemen. Dit wil niet zeggen dat er dan ook draagvlak is voor een voorziening.
De sociaal- economische kwaliteit van de buurt Hetzelfde geldt voor de economische kwaliteit van een buurt. Het gaat hier vooral om de combinatie van opleidingsniveau en inkomen. Ook hier is de veronderstelling dat mensen met een hogere SES (sociaaleconomische status) op een andere manier omgaan met afwijkend gedrag dan mensen met een lagere SES. Natuurlijk wordt de wijze waarop personen omgaan met mensen met afwijkend gedrag niet alleen bepaald door de sociaal-economische status. Binnen zowel een hoge als lage SES-groep kunnen mensen progressief en behoudend zijn, vertrouwen hebben in de overheid of juist niet. Onderzoeksbureau Motivaction benoemt deze verschillen als burgerschapsstijlen (te weten plichtsgetrouwen, verantwoordelijken, pragmatici en buitenstaanders). In deze notitie wordt voorlopig niet ingegaan op deze burgerschapsstijlen. Om inzicht te krijgen in deze burgerschapsstijlen is namelijk extra onderzoek nodig. De perceptie op afwijkend gedrag wordt voor een aanmerkelijk deel beïnvloed door het aanwezige kennisniveau of de vaardigheden om dit kennisniveau te verhogen. Een indicator hiervoor is opleiding en inkomen.
draagkracht in beeld
De fysieke kwaliteit van de buurt De fysieke kwaliteit van een buurt kan ook van invloed zijn op de draagkracht. In een wijk waarin inwoners de kwaliteit van de omgeving als onvoldoende ervaren zal een woonzorgvoorziening met een ‘moeilijke’ doelgroep dit beeld verder onder druk zetten. Aanwezige woonzorgvoorzieningen De aanwezigheid van woonzorgvoorzieningen kan een bepaalde druk leggen op een buurt. Als er een aantal voorzieningen in een bepaalde buurt zijn, geeft dit een bepaalde druk op die buurt. De ervaren draaglast hangt wel af van het soort voorziening in de betreffende buurt. De verdere mogelijkheden om deze al aanwezige draaglast te verzwaren zijn dan beperkt. Demografische opbouw van een buurt De draagkracht van buurten of wijken wordt ook bepaald door de levensfase waarin bewoners zich bevinden. Ouderen en gezinnen met jonge kinderen maken een meer kwetsbare periode in hun leven door. Hierdoor, zo wordt hier verondersteld, is de draagkracht minder. Afwijkend gedrag zal, met andere woorden, eerder als bedreigend worden opgevat. Deze perceptie wordt natuurlijk niet alleen beïnvloed door de levensfase waarin iemand zich bevind, maar ook door andere factoren zoals opleiding, levenshouding en inkomen. Deze factoren worden voor een deel meegewogen in de sociaal-economische indicatoren.
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
2. Indicatoren Voor het meten van draagkracht moet op de onderscheiden factoren een indicator voorhanden zijn. In dit hoofdstuk worden deze mogelijke indicatoren per thema geïnventariseerd. Tevens wordt een oordeel gegeven over de geschiktheid van de indicator. Sociale kwaliteit van een buurt Voor het meten van de sociale kwaliteit zijn de volgende mogelijke indicatoren van belang. Indicator
Mogelijke bron
Mate van leefbaarheid van de buurt
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Mate van sociale samenhang in de buurt
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Mate waarin mensen zich medeverantwoordelijk voelen voor de leefbaarheid in de buurt
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Mate van overlast in de buurt
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Mate van onveiligheidsgevoelens in de buurt
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Aantal overlastmeldingen in netwerken Zorg en Overlast (ZO)
Rapportage meldpunt ZO
draagkracht in beeld
De sociaal-economische kwaliteit van een buurt Voor het meten van de economische kwaliteit zijn de volgende indicatoren van belang; Indicator
Mogelijke bron
Aantal/percentage niet werkende werkzoekenden
Managementinformatie Sociale Dienst Drechtsteden (SDD), CWI, UWV
Percentage algemene bijstandsuitkeringen
CWI, UWV
Gemiddeld inkomen van een buurt Gemiddeld aantal jaren dat men een bijstandsuitkering heeft
SDD
Fysieke kwaliteit van een buurt Indicator
Mogelijke bron
Rapportcijfer woonomgeving
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Rapportcijfer voorzieningenniveau
Leefbaarheids- en veiligheidsmonitor
Mate waarin bewoners verloedering van de buurt ervaren Gemiddelde WOZ waarde
Gemeente
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Aantal (zorg)voorzieningen in een buurt Indicator
Mogelijke bron
Aantal behandelvestigingen of woonvoorzieningen voor de GGZ
Inventarisatie Meldpunt gespreide huisvesting en zorg Drechtsteden
Aantal behandelvestigingen of woonvoorzieningen voor de verslavingszorg en maatschappelijke opvang
Inventarisatie Meldpunt gespreide huisvesting en zorg Drechtsteden
Aantal behandelvestigingen of woonzorgvoorzieningen voor verstandelijk gehandicapten
Inventarisatie Meldpunt gespreide huisvesting en zorg Drechtsteden
Demografische opbouw Indicator
10
Mogelijke bron
Percentage groene druk van de buurt
CBS-statline, afdeling onderzoek en statistiek gemeente
Percentage grijze druk van de buurt
CBS-statline, afdeling onderzoek en statistiek gemeente
draagkracht in beeld
3. Normenkader De scores op de indicator zeggen alleen iets over de draagkracht van een buurt als er een norm is waarmee de indicatorscores mee vergeleken kunnen worden. Hiermee kan vervolgens een indicatie gegeven worden voor de draagkracht van een wijk of buurt. Als een indicator positief scoort ten opzichte van de norm, dan wordt dit gevisualiseerd met de kleur groen. Als op de indicator slechter gescoord wordt dan de norm, dan wordt de kleur rood gebruikt. Op deze wijze kan in één oogopslag een beeld gevormd worden van de verschillende (samengestelde) indicatoren. In het kader van deze methodiek worden de volgende normen gehanteerd: Indicator
Norm voor positief oordeel draagkracht
Sociale kwaliteit Rapportcijfer leefbaarheid van de buurt
Rapportcijfer van 6,8 of hoger
Mate van sociale samenhang in de buurt
Indicatorscore van 6 of hoger
Mate waarin mensen zich medeverantwoordelijk voelen voor de leefbaarheid in de buurt
Percentage van 70 of hoger
Mate van overlast in de buurt
Indicatorscore van 3 of lager
Mate van onveiligheidsgevoelens in de buurt
Rapportcijfer van 7 of hoger
Aantal overlastmeldingen in netwerken ZO
11
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Indicator
Norm voor positief oordeel draagkracht
Sociaal-Economische kwaliteit Aantal/percentage niet werkende werkzoekenden
Positieve afwijking van het gemiddelde percentage voor de gehele bevolking
Percentage algemene bijstandsuitkeringen
Positieve afwijking van het gemiddelde percentage voor de gehele bevolking
Gemiddeld inkomen van een buurt
Positieve afwijking van het gemiddelde van de gemeente
Gemiddelde aantal jaren dat men een bijstandsuitkering heeft
Positieve afwijking van het gemiddelde van de gemeente
Fysieke kwaliteit
12
Rapportcijfer woonomgeving
Rapportcijfer van 7 of hoger
Rapportcijfer voorzieningenniveau
Rapportcijfer van 7 of hoger
Mate waarin bewoners verloedering van de buurt ervaren
Indicatorscore van 5 of lager
Gemiddelde WOZ waarde
Positieve afwijking ten opzichte van het gemiddelde van de gemeente
draagkracht in beeld
Indicator
Norm voor positief oordeel draagkracht
Aantal zorginstellingen Aantal behandelvestigingen of woonvoorzieningen voor de GGZ in de buurt (exclusief begeleid wonen) Aantal behandelvestigingen of woonvoorzieningen voor de verslavingszorg en maatschappelijke opvang in de buurt Aantal behandelvestigingen of woonzorgvoorzieningen voor verstandelijk gehandicapten in de buurt Aanwezigheid van coffeeshops en horeca in de buurt
0 instellingen
0 instellingen
0 instellingen
Demografische opbouw Percentage groene druk van de buurt
Positieve afwijking van het gemiddelde percentage voor het gemiddelde van de gemeente
Percentage grijze druk van de buurt
Positieve afwijking van het gemiddelde percentage voor het gemiddelde van de gemeente
13
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
4. Indicatoren in beeld: een draagkrachtkaart De draagkracht van een buurt wordt door verschillende aspecten bepaald. Op één aspect kan een buurt heel goed scoren (bijvoorbeeld op de sociale kwaliteit van de buurt, terwijl op een heel ander vlak slecht gescoord wordt (bijvoorbeeld de fysieke kwaliteit van de buurt). Er is dan niet zondermeer vast te stellen of een buurt wel of niet over voldoende draagvlak beschikt. De indicatoren moeten dan ook in samenhang met elkaar worden beoordeeld. Om deze samenhang aan te brengen kan het visualiseren van de gegevens een belangrijk hulpmiddel zijn. Een manier om dit te doen is door het opstellen van een draagkrachtkaart. Deze kaart geeft in één oogopslag inzicht in de huidige ‘staat’ van een buurt en kan als hulpmiddel gebruikt worden om een afweging te maken of een bepaalde voorziening wel of niet in een beoordeelde buurt moet komen.
14
draagkracht in beeld
Een kaart kan er als volgt uit zien: Draagkrachtkaart wijk x Datum Sociale kwaliteit
Sociale-economische kwaliteit
Fysieke kwaliteit
Leefbaarheid
Werkzoekenden
Woonomgeving
Sociale samenhang
Bijstandsuitkeringen
Voorzieningsniveau
Medeverantwoordelijkheid
Gemiddeld aantal jaar een
Verloedering
Overlast
bijstandsuitkering
WOZ waarde
Onveiligheidsgevoelens
Gemiddelde inkomen
Netwerkmeldingen
Aantal (zorg) voorzieningen
Demografische opbouw
GGZ-vestigingen
Groene druk
MO-vestigingen
Grijze druk
VGZ-vestigingen Coffeeshops/horeca
Een draagkrachtkaart geeft inzicht waar de kracht en zwakte van buurt ligt. Aan de hand van deze kaart kan ook samenhang tussen de verschillende indicatoren ontdekt worden.
15
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Voorbeeld: Aan de hand van bovenstaande kaart blijkt bijvoorbeeld dat de sociaaleconomische kwaliteit van buurt X goed is. Tegelijkertijd wordt wel duidelijk dat de ervaren leefbaarheid en de mate van sociale samenhang niet zo goed scoort. Onveiligheidsgevoelens en overlast scoren daarentegen beter. Dit houdt mogelijk verband met de redelijke fysieke kwaliteit van de buurt. Daarnaast blijkt dat in deze wijk één of meer vestigingen zijn van een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Uit de kaart lijkt dat deze voorziening geen overlast geeft. Wel is het aantal meldingen bij het meldpunt zorg en overlast meer dan in de rest van de gemeente. Zoals uit het voorbeeld blijkt, geeft de kaart aanleiding om een aantal relaties tussen indicatoren verder te onderzoeken. Voordat er een conclusie getrokken wordt, moet worden gekeken of in een buurtvoldoende draagkracht is voor een bepaalde woonzorgvoorziening. In de volgende paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
16
draagkracht in beeld
5. Een focus op de buurt blijft nodig! De achtergrond van scores Het in beeld brengen van de draagkracht van een wijk is tot nu toe alleen gedaan op grond van kwantitatieve indicatoren. De gemeten draagkracht zegt echter niet veel over de oorzaken van een slechte score. Het zou heel goed kunnen zijn dat een bepaalde groep mensen (bijvoorbeeld drugsverslaafden) overlast in de buurt veroorzaken. Juist in een dergelijke situatie kan het realiseren van een woonzorgvoorziening voor deze groep de draagkracht van de buurt versterken. Een dergelijke situatie komt niet naar voren uit de hier gepresenteerde methodiek. Focusgroepen Het beeld kan versterkt worden door een kwalitatieve methode toe te voegen. Hierbij moet gedacht worden aan het organiseren van focusgroepen met sleutelfiguren uit een wijk (zoals de wijkagent, de buurtopbouwwerker, de wijkmanager en vertegenwoordigers van bewonersorganisaties of wijkraden) en inwoners van de wijk. Deze sleutelfiguren en inwoners zijn de ervaringsdeskundigen van een buurt of wijk. Deze kennis kan gebruikt worden om de geconstateerde draagkracht op waarde te schatten en geeft een gedifferentieerder beeld van een buurt. Op de website www.devraagaanbod.nl wordt de focusgroepmethodiek toegelicht. De beschrijving van de methodiek is op deze informatie gebaseerd. Een focusgroepenmethode is kwalitatief en explorerend van karakter. Het bestaat uit een gestructureerde discussie die plaatsvindt tussen meerdere sleutelfiguren en heeft een vooraf bepaald onderwerp. Het onderwerp van de te houden focusgroepen is natuurlijk de draagkracht van een bepaalde wijk. De input hiervoor is de draagkrachtkaart en de analyse die hiervan gemaakt is. Deze analyse wordt voorgelegd aan de focusgroep.
17
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
De groep discussieert vervolgens over de analyse en de draagkrachtkaart. De volgende vragen kunnen dan onder andere gesteld worden: • Is de informatie herkenbaar voor de deelnemers? • Zijn er ontwikkelingen te verwachten die van invloed zijn op de draagkracht van de wijk? • Hoe zien de respondenten de kansen voor maatschappelijke integratie voor bijzondere doelgroepen in een buurt? Aan de hand van de discussie wordt een verslag gemaakt, waarin alle opvattingen en standpunten naar voren worden gebracht. Specifiek moet er gesproken worden over de kansen voor een bijzondere woonzorgvoorziening in een wijk of buurt. Een sterk punt van deze methodiek is dat de deelnemers leren van elkaars overtuigingen. Op deze wijze kan vooral met wijkbewoners al gewerkt worden aan draagvlak voor bijzondere voorzieningen(zie ook de Drechtstedennotitie ‘Werken aan Draagvlak’). Daarnaast wordt met focusgroepen het proces steeds opnieuw herhaald, totdat er geen nieuwe opvattingen of standpunten meer naar voren worden gebracht. Om de inspanningen en kosten te beheersen wordt hier voorgesteld om één focusgroep met professionals en één focusgroep met bewoners te organiseren.
18
Organisatie van focusgroepen Bij het organiseren van focusgroepen zijn de volgende punten van belang: • Bij elke focusgroep wordt een heldere introductie gegeven over het doel en de status van de focusgroep • Elke focusgroep kent zes tot tien informanten; • Elke focusgroep wordt begeleid door drie personen: een voorzitter, een persoon die de belangrijkste uitspraken noteert en een persoon die de gehele bijeenkomst notuleert; • De begeleiders bespreken na afloop de uitkomsten en maken een samenvatting op basis van de hoofdpunten.
draagkracht in beeld
Bij de organisatie van de focusgroep moet aan de volgende randvoorwaarden voldaan worden: • De informanten vormen een representatieve afspiegeling van de doelgroep. De opvattingen die in de discussie worden verwoord zijn een weergave van de algemene opvatting van de doelgroep(en). • De voorzitter zorgt er voor dat de eigen ervaringen van de deelnemers voldoende aan de orde komen, maar moet tegelijkertijd voorkomen dat zij in die specifieke ervaringen blijven steken; • De analyse van de opbrengst van de focusgroep moet grondig gebeuren. Het eigen geluid van de focusgroepen moet volop recht worden gedaan.
19
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
6. Draaglast Niet alleen de draagkracht van een wijk zegt iets over de mogelijkheden voor de vestiging van een woonzorgvoorziening. De soort voorziening en de vermeende druk op de buurt is uiteraard van belang om tot een goede match te komen. Een buurt met een beperkte draagkracht kan mogelijk wel een voorziening aan met een beperkte draaglast, bijvoorbeeld een begeleid wonen project voor mensen met een verstandelijke beperking. Dit ligt anders bij voorzieningen met een negatievere beeldvorming, zoals voorzieningen in de maatschappelijke opvang. In de onderstaande tabel wordt een handreiking gedaan voor het maken van een match tussen draagkracht en draaglast.
20
Oordeel krachtkracht
Soort voorziening
Onvoldoende draagkracht Twijfelachtige draagkracht Voldoende draagkracht
Geen woonzorgvoorzieningen voor bijzondere doelgroepen realiseren. Wel kunnen er in principe algemene zorgvoorzieningen gerealiseerd worden. Alleen woonzorgvoorzieningen met relatief weinig draaglast, zoals bijvoorbeeld woonzorgvoorzieningen voor verstandelijk gehandicapten Alle woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen
draagkracht in beeld
Het schema is slechts een “handreiking” en mag niet te absoluut genomen worden. Het schema is een hulpmiddel. Bedacht moet worden dat de ontwikkelingen in wijken en buurten een dynamisch karakter hebben. Een negatieve situatie in een wijk of buurt kan in de loop van de tijd verbeteren. De uiteindelijke beslissing is een proces van “wegen op handen” in een concrete situatie zoals die zich op een bepaald moment aandient.
21
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
7. Aanbevelingen Draagkracht en draaglast is een constructie Het objectief vaststellen van draagkracht is een hachelijke zaak. Paternalisme ligt op de loer (de overheid en haar partners kunnen blijkbaar oordelen over de draagkracht van een buurt) en de normen die gebruikt worden om draagkracht te ‘meten’ zijn natuurlijk discutabel. Als de normen veranderd worden, dan kan een wijk die eerst niet over voldoende draagkracht beschikte opeens wel over voldoende draagkracht beschikken. Het vaststellen van draagkracht is met andere woorden een constructie. Hetzelfde geldt voor draaglast. De overlast die een instelling voor bijzondere groepen geeft op de buurt is vaak, maar niet altijd, een perceptie. Voordat aan het opstellen van een draagkrachtkaart wordt begonnen, is het goed om politieke overeenstemming te bereiken over de gehanteerde normen. Aanbevolen wordt om voor de Drechtraad een workshop te organiseren, waarin wordt gediscussieerd over het normenkader. Kwaliteit telt De methodiek moet in zijn geheel worden toegepast. Alleen als heel duidelijk is dat in een wijk heel slecht gescoord wordt, is het te overwegen om verder geen focusgroep te organiseren. In alle andere gevallen moeten altijd beide onderdelen van de methodiek worden uitgevoerd. Vooral het kwalitatieve deel is van groot belang. Hiermee wordt meer inhoud gegeven aan de draagkrachtkaart en krijgt de bijbehorende analyse een betere kwaliteit. Alleen dan kunnen betrouwbare uitspraken gedaan worden over de draagkracht van een wijk of buurt.
22
draagkracht in beeld
Toetsen van de voorgestelde methodiek aan de praktijk De in deze notitie voorgestelde methodiek moet natuurlijk getoetst worden aan de praktijk. Deze toetsing moet tenminste het volgende opleveren: • Zijn de indicatoren en de informatiebronnen van voldoende kwaliteit en zijn deze relatief eenvoudig te ontsluiten?; • Is de draagkrachtkaart en de analyse hiervan van voldoende kwaliteit om gebruikt te kunnen worden voor de focusgroepen?; • Leveren de focusgroepen voldoende aanvullende informatie op?; • Geeft, ten slotte, de methodiek voldoende inzicht in een wijk om op objectieve wijze een beeld te vormen van de draagkracht van een wijk?
23
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Literatuur Kwekkeboom, M.H. 2001. Zo gewoon mogelijk. Een onderzoek naar draagvlak en draagkracht voor de vermaatschappelijking in de geestelijke gezondheidszorg. Sociaal- cultureel planbureau, Den Haag. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. 1997. Kwaliteit in de buurt. Sdu uitgevers, Den Haag. De vraag aan bod. 2007. Focusgroepen. www.devraagaanbod.nl/instrumenten
24
draagkracht in beeld
25
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Colofon Stuurgroep Aaike Kamsteeg Wil de Koning Gerard Jansen van Roosendaal
Wethouder Gemeente Dordrecht Namens de woningbouwcorporaties in de Drechtsteden Namens Drechtzorg
Ambtelijk opdrachtgever Simone Beunke
Bureau Drechtsteden
Ambassadeur Wmo-proeftuin Wim Sterk
Gemeente Dordrecht/Bureau Drechtsteden
Tekst en projectleider Arne Mellaard
Gemeente Alblasserdam/ Bureau Drechtsteden
Projectgroep Tjalling Vonk Jan Wind Lesley Holstein/ Martine den Ouden Henk Zijderveld Bram van de Leden Dick Reinders Anneke Verbaak
26
Leger des Heils Gemeente Dordrecht Bouman GGZ De Grote Rivieren Woonbron, vestiging Dordrecht GGD Zuid-Holland Zuid
draagkracht in beeld
27
gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen drechtsteden
Noordendijk 250 3311 RR Dordrecht Postbus 619 3300 AP Dordrecht Telefoon: 078 639 85 00 www.drechtsteden.nl
De gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht vormen samen de Drechtsteden. Het Drechtstedenbestuur en de Drechtraad vormen respectievelijk het dagelijks en het algemeen bestuur van de Drechtsteden. Bureau Drechtsteden zorgt voor afstemming van de inhoudelijke samenwerking tussen de zes gemeenten op diverse beleidsterreinen, waaronder een aantal prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning.