De Drechtsteden Trends in de van Morgen Drechtsteden Trends in perspectief
partner voor beleid 1
De Drechtsteden van Morgen
Inhoud
Voorwoord
07
Bevolking
09
Ruimte
21
Economie Sociaal
33
47
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
Voorwoord Wat de toekomst brengt is lastig te voorspellen. Toch bestaat bij velen de behoefte om grip te houden op het bestaan en beslissingen zo veel mogelijk af te stemmen op de -te verwachtenontwikkelingen om hem/haar heen. Het Onderzoekcentrum Drechtsteden is vanuit haar rol van informatie- en adviesleverancier altijd op zoek naar relevante achtergronden en bewegingen. Wat komt er op ons af? Wat zijn daarvan de gevolgen? Hoe pakt dat uit voor de Drechtsteden? Voor u ligt het trendboekje van het OCD, dat antwoorden wil geven op die vragen. Het bevat vier hoofdstukken: over bevolking, ruimte, economie en het sociaal.
De economie wordt door nieuwe technologie steeds meer een netwerkeconomie, maar ook een economie van consumenten die zelf vorm geven aan hun wensen en producten, straks zelfs letterlijk door gebruik van de “thuis 3D-printer”. Op sociaal gebied zien we de reis van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Al deze en andere in het boekje geschetste ontwikkelingen hebben gevolgen voor de Drechtsteden, voor bestuur, bewoners, instellingen en bedrijven.
De beschreven trends en hun gevolgen zijn voorzien van prikkelende context door citaten van bestuurders en directieleden van de Drechtsteden. Zij zijn door het OCD met dit doel geïnterviewd en daarvoor willen wij hen bedanken.
Veel leesplezier!
Wij zijn er van overtuigd dat het lezen van dit boekje naast veel plezier ook inzichten oplevert die de moeite waard zijn om kennis van te nemen. Door de oogharen gekeken zien we veranderingen in de samenleving wat betreft samenstelling: een sterk vergrijzende bevolking en een toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. We zien een groeiende aantrekkingskracht van de stad. Op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling zien we na de crisis nieuw elan van bewoners en bedrijven om zelf vorm te geven aan de wereld om hen heen.
Kortom: dit boekje geeft een blik op de Drechtsteden van Morgen.
Auteurs - Bart van der Aa - Guido Müller - Jan Schalk - Dorrit Verkade - Frans Winterwerp
“Alles verandert, ook de toekomst” wim de ridder, hoogleraar toekomst-onderzoek universiteit twente
6
7
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 1 bevolking
Bevolking Een eerste blik op de ontwikkeling van de Nederlandse bevolking laat weinig spannends zien: de bevolkingsgroei neemt af tot ruim 50.000 personen per jaar. Maar onder de oppervlakte zien we een sterk vergrijzende samenleving, arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa,
HOOFDSTUK 1
een toename van het aantal eenpersoonshuishoudens en de toenemende kloof tussen de groeiende stad en het krimpende platteland. Toenemende vergrijzing, meer eenpersoonshuishoudens en minder overheidsgeld vragen om creatieve oplossingen voor wonen en zorg.
trends Bevolkingsgroei neemt af
De bevolking in Nederland nam in de afgelopen decennia sterk toe. Had Nederland in 1960 nog 11,5 miljoen inwoners, ruim 50 jaar later zijn het er ruim 5 miljoen meer: 16,8 miljoen. Een groei van meer dan 100.000 inwoners per jaar. De komende 20 jaar halveert deze groei, tot gemiddeld 55.000 inwoners per jaar.
8
De omvang en samenstelling van de Nederlandse bevolking verandert door natuurlijk verloop (aantal geboorten, sterften) en door verhuizingen (van en naar het buitenland). De verwachte groei voor de komende jaren komt voor meer dan de helft voort uit een geboorteoverschot. Dit wordt aangevuld met een positief migratiesaldo van 20.000.
9
onderzoekcentrum drechtsteden
De waarde van een prognose
de drechtsteden van morgen
Cijfers over de bevolkingsomvang over 20 of 30 jaar, wat zijn die nu eigenlijk waard? Zijn ze betrouwbaar genoeg om beleid op te voeren? Als we terugkijken naar de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw, dan zien we dat de bevolkingsomvang heel aardig is geschat. De raming was dat de bevolking zou groeien van 15,6 miljoen in 1997 naar 16,6 miljoen in 2012. De feitelijke groei viel 0,2 miljoen hoger uit.
h 1 bevolking
Voortdurende instroom arbeidsmigranten
Het merendeel van de buitenlanders die zich in Nederland vestigen zijn arbeidsmigranten uit Oost- en Midden-Europa. Zij komen vooral uit Polen vanwege de relatief hoge lonen, lage werkloosheid, goede arbeidsvoorwaarden en de kleine fysieke en culturele afstand. Jaarlijks komen er per saldo ongeveer 10.000 Polen bij en inmiddels wonen er meer dan 100.000 Polen in ons land. Daarmee “scharen de Polen zich qua aantal tussen de traditionele migrantengroepen in ons land” zo constateert het Cultureel Planbureau (CPB). Inmiddels komen er ook Polen voor gezinsvorming en –hereniging naar Nederland, waardoor het aantal Polen verder zal toenemen. Roemenen en Bulgaren, die sinds 2014 ook zonder tewerkstellingsvergunning in Nederland aan de slag kunnen, komen in veel kleinere getale naar Nederland. De verwachting van het CPB is dat dit aantal de komende jaren evenmin sterk zal oplopen, enerzijds doordat het inkomensverschil steeds kleiner wordt, anderzijds vanwege een afnemende interesse: “degenen die dat het liefst willen, doen dat als eerste”.
Aanzienlijke toename van het aantal senioren
Nederland vergrijst de komende decennia sterk, waarvoor we drie oorzaken zien. Ten eerste, er worden minder kinderen geboren en in elk geval te weinig om de huidige generatie ouderen te vervangen. Ten tweede, de omvangrijke groep babyboomers (geboren tussen 1945 en 1965) bereikt de pensioengerechtigde leeftijd. En ten derde, mensen leven gemiddeld langer en worden dus ouder. De notie dat de Nederlandse bevolking vergrijst is niet nieuw. Wel dat Nederland te maken krijgt met een ‘dubbele vergrijzing’. Niet alleen het aandeel 65-plussers neemt toe, maar vooral het aandeel 75-plussers neemt sterk toe. Vandaag de dag wonen er 1,2 miljoen 75-plussers in Nederland. In 2040 zijn dat er met 2,6 miljoen ruim twee keer zoveel. En het einde van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. Als deze lijn zich doortrekt, spreken we over enkele jaren over een ‘driedubbele vergrijzing’ (zie kader).
10
De levensverwachting stijgt
De berekeningen van het CBS laten zien dat we steeds ouder worden. De levensverwachting zonder fysieke beperkingen stijgt tot 2030 met bijna vijf jaar voor mannen en ruim vier jaar voor vrouwen. Dat is meer dan de voorziene stijging van de totale levensverwachting: drie jaar voor mannen, twee jaar voor vrouwen.
11
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 1 bevolking
“Een trend is dat nog steeds veel jongeren de regio verlaten en kiezen voor de aantrekkelijke kanten van steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Inspelend op die woontrends hebben we in onze regionale programma’s voor de komende jaren een koppeling gemaakt tussen fysiek en economie. Want willen de Drechtsteden aantrekkelijker worden als woon-, leef- en vestigingsgebied, dan moet je onderwerpen als bereikbaarheid, onderwijsaanbod, cultuur, toerisme en wonen in samenhang met elkaar aanpakken.”
Jongeren stappen de laatste jaren minder vaak van de roltrap af, zo blijkt. Afgestudeerden trekken minder vaak weg, hoogopgeleide, koopkrachtige jongeren en jonge gezinnen blijven vaker in de stad. Dit komt mede door het herstructureren van oude woonwijken en de aanleg van Vinex-wijken aan de stadsrand. Als het verleden echter één ding heeft geleerd over de trek van en naar de stad, dan is het wachten op de tegenbeweging: wanneer gaan de jongeren de stad weer verlaten?
hans tanis, portefeuillehouder ruimtelijke economische ontwikkelingen drechtstedenbestuur
Toename aantal eenpersoonshuishoudens
stuivertje wat betreft de woonaantrekkelijkheid, althans als we kijken naar de trek van en naar de stad. Tot het begin van de jaren ’60 van de vorige eeuw was er een duidelijke trek naar de stad (urbanisatie), gevolgd door een trek uit de stad (suburbanisatie). Sinds de jaren ’80 spreken we in Nederland van een re-urbanisatie en wint de stad weer aan aantrekkelijkheid.
De toename van het aantal huishoudens wordt veroorzaakt door het toenemende aantal alleenstaanden en eenoudergezinnen. Het CBS wijst hiervoor twee oorzaken aan. Door de vergrijzing neemt het aantal mensen dat alleen achterblijft - als de partner overlijdt of naar een verpleeg- of verzorgingshuis gaat - sterk toe. Daarnaast komen scheidingen vaker voor dan in het verleden.
Naar welke kant de balans van de trek van en naar de stad uitvalt, wordt volgens Manting en Huisman voornamelijk door één selecte groep bepaald: de woonkeuze van jongvolwassenen en hun jonge gezinnen: “Vooral jonge mensen trekken naar de stad en als men wat meer te besteden heeft of de gezinsvormende levensfase intreedt, trekt men naar buiten, meestal op zoek naar een passende woning en woonomgeving. Dit patroon van instroom, sociaal-economische stijging en bijbehorende uitstroom wordt het roltrapmechanisme genoemd”.
Het aantal huishoudens nam de afgelopen 50 jaar in snel tempo toe, van bijna 5 miljoen in 1960 naar 7,5 miljoen nu. En dit aantal zal naar verwachting verder toenemen, tot 8,5 miljoen in 2040. Het CBS verwacht zelfs dat in 2060 bijna de helft van de huishoudens (44%) uit eenpersoonshuishoudens bestaat (tegenover 36% nu).
Jongeren blijven in de stad
De afgelopen decennia wisselden stad en platteland voortdurend
12
13
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 1 bevolking
gevolgen Vergrijzing: wonen en zorg
De toename van het aantal 65-plussers vraagt zowel om een forse aanpassingsopgave van de bestaande woningen als om een nieuwbouwopgave voor 65-plussers. Waar er nieuwe woningen worden gebouwd, is er behoefte aan levensloopbestendige woningen. Veel ouderen zullen eerst hun eigen woning willen aanpassen. Door de dubbele vergrijzing neemt ook de behoefte aan een woonplek met collectieve voorzieningen, diensten en/of zorg (‘verzorgd wonen’) toe. Dit wordt nog eens versterkt door de extramuralisering, waardoor ouderen langer thuis blijven wonen. Met het oplopen van de leeftijd neemt de zelfredzaamheid van de gemiddelde Nederlander af en neemt de behoefte aan (gemeentelijke) ondersteuning verder toe. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) duidt de 75-plusser niet voor niets aan als ‘zorgbehoevende’. Door de vergrijzing komen er tegelijkertijd meer alleenstaanden. De combinatie ‘oud’ en ‘alleenstaand’ is problematisch vanuit het oogpunt van zorg, omdat vooral partners mantelzorg geven. Alleenstaande ouderen kunnen straks gemakkelijker terugvallen op hun kinderen doordat tweede woningen in de eigen tuin kunnen worden geplaatst voor het
“Nu de drempel van verzorgingshuizen steeds hoger wordt en we langer zelfstandig wonen, zien we dat zorg en wonen nadrukkelijker tegen elkaar aanschurken. Om daar op in te spelen, gaan we naar levensbestendige woningen en woningen die flexibel in te zetten zijn als mensen zorg nodig hebben.” hans tanis, portefeuillehouder ruimtelijke economische
geven van mantelzorg. Maar daar staat tegenover dat mantelzorg onder druk komt omdat de kinderen op hun beurt weer langer moeten doorwerken alvorens ze hun pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Ouderen lijken dan ook voor een belangrijk deel te moeten terugvallen op vrijwilligers, maar hun beschikbaarheid en te leveren zorg zijn vooral door onzekerheid omgeven. Komt de verwachting uit dat andere ouderen meer tijd hebben voor het doen van vrijwilligerswerk? Klopt het inderdaad, zoals Movisie stelt, dat vrijwilligers zich steeds meer gaan inzetten voor het geven van zorg? Onzekere vooruitzichten die schril afsteken tegen de kille cijfers. Door de verhoging van de AOW-leeftijd blijft de potentiële beroepsbevolking de komende decennia op z’n best gelijk, terwijl het aantal zorgbehoevenden sterk toeneemt. Volgens het PBL staan er tegenover elke 75-plusser nu nog acht potentiële arbeidskrachten, in 2040 zijn dat er nog maar vier.
Dé oudere bestaat niet
De oudere van straks is gemiddeld welvarender, hoger opgeleid, vitaler, mobieler en actiever dan de oudere van gisteren of die van nu. Het eigenwoningbezit onder ouderen is al toegenomen, evenals het autobezit. Er bestaan evenwel nog steeds grote verschillen tussen ouderen, zowel tussen ouderen als binnen de verschillende generaties, bijvoorbeeld als het gaat om hun gezondheid (resterende levensverwachting) en mobiliteit. Vooral in de steden zijn de verschillen in welvaart en sociaal kapitaal en daarmee in zelfredzaamheid en sociale participatie groot. Met name de alleenstaande, weinig welvarende 80 plus oudere is kwetsbaar.
ontwikkelingen drechtstedenbestuur
14
15
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 1 bevolking
Het begrip ‘gezin’ in 2030
Eenoudergezinnen: wonen en patchworkgezinnen
De groei van het aantal huishoudens tot 2040 houdt zo goed als gelijke tred met de groei van het aantal inwoners, namelijk één miljoen. Dit betekent dat er aanzienlijk meer woningen moeten komen. Die woonruimte moet voornamelijk in de groeiregio’s van Nederland worden gerealiseerd – lees de Randstad. De dynamiek in gezinsvormen is groot en heeft gevolgen. Mensen die scheiden gaan nieuwe relaties aan (samenwonen, trouwen) waardoor er patchworkgezinnen (samengestelde gezinnen) ontstaan. Ook die maken een gerede kans om weer uit elkaar te vallen: “Deel uitmaken van een samengesteld gezin met stief en eigen kinderen is leuk, maar ook erg ingewikkeld,” aldus Patricia Heije van het Stiefgoedhuis. De samenstelling van gezinnen wordt diffuser. Organisaties, zoals scholen, sportclubs, verzorgingshuizen moeten daarmee rekening houden als het gaat om de vraag wie verantwoordelijkheden draagt.
16
“Kinderen zullen sneller in een samengesteld gezin terechtkomen en meerdere papa’s en mama’s hebben. Het aantal kinderen dat zijn hele jeugd doorbrengt met zijn biologische ouders neemt af. Voldoet een relatie niet aan de verwachtingen, dan vindt men dat men het recht heeft om uit elkaar te gaan en op zoek te gaan naar een geschiktere vrijer. Dat je ex niet je ultieme levensgezel is, wil echter niet zeggen dat hij of zij geen goede vader of moeder voor je kinderen kan zijn. We zien een heel interessante mentaliteitsverandering: het loskoppelen van liefdesrelatie en ouderschap. Dat was vroeger ondenkbaar: je bleef samen voor de kinderen, al keek je elkaar het huis uit. Omgekeerd krijgen mensen die nooit een partner gehad hebben nu ook kinderen, met dank aan moderne vruchtbaarheidstechnieken” aldus J/M Ouders.
Dit kan leiden tot overlast en verloedering. De Rijksoverheid stimuleert daarom gemeenten, huisvesters en werkgevers meer tijdelijke woonruimte voor deze groep te creëren. Een suggestie van de rijksoverheid is het huisvesten van de arbeidsmigranten in leegstaande kantoren, winkels en andere bedrijfspanden nadat ze zijn verbouwd tot (tijdelijke) woonruimte.
Regionale verschillen: groei versus krimp Arbeidsmigratie: (tijdelijke) woonruimte
Polen vormen de belangrijkste groep arbeidsmigranten en zij strijken vooral neer in het Westland, gevolgd door de Bollenstreek en Noord-Brabant. Bulgaren en Roemenen, die veel kleiner zijn in aantal, komen juist vaker in de stad terecht. De in totaal 400.000 arbeidsmigranten wonen vaak onder slechte omstandigheden, in kleine woningen, caravans of vakantiewoningen.
De Nederlandse bevolking blijft de komende jaren geleidelijk groeien. Maar we zien een verschil tussen groei in de steden van de Randstad en krimp in de provincies aan de rand van Nederland. Op dit moment woont de helft van de Nederlandse bevolking al in de vier provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland (vooral in Almere), en de bevolking zal zich daar verder concentreren. De ruimtelijke verschillen binnen Nederland worden verscherpt.
Jongeren blijven in de stad wonen en daar worden de meeste kinderen geboren. De bevolking in de krimpgebieden vergrijst en krimpt verder door het achterblijven van het aantal geboorten. Hierdoor staat de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in de krimpgebieden onder druk. Een gemeente in een krimpgebied ziet de toekomstige vraag naar woningen afnemen en moet omgaan met leegstand terwijl een gemeente in een groeigebied een groeiende vraag naar woningen moet accommoderen. Door afnemende bevolking in de krimpgebieden rijst de vraag of er straks voldoende handen aan het bed zijn om voor de ouderen, die in de krimpgebieden als groep wel toenemen in aantal, te zorgen.
17
onderzoekcentrum drechtsteden
h 1 bevolking
de drechtsteden van morgen
focus op drechtsteden De Drechtsteden ligt aan de rand van de Randstad, en behoort daarmee voorlopig tot het groeigebied. De krimp gaat vooralsnog aan de Drechtsteden voorbij, maar de geleidelijke groei stagneert rond 2025. Tot die tijd neemt de bevolking met 10.000 inwoners toe tot net iets onder de 280.000. Vooral het aantal eenpersoonshuishoudens groeit. Het scheidingspercentage ligt in de Drechtsteden op een vergelijkbaar niveau als in de rest van Nederland, zo’n 9 op de 1.000 getrouwde stellen gaat jaarlijks uit elkaar. Dit lijkt weinig, maar doordat het jaarlijks accumuleert ligt het echtscheidingspercentage in 2012 op 37%.
De toename van het aantal eenpersoonshuishoudens en de afnemende bevolkingsgroei hangen sterk samen met de vergrijzing. Vooral het aantal 65-plussers neemt fors toe (met ruim 15.000), net als hun aandeel in de totale bevolking (van 19% naar 23% in 2030).
Figuur 1
Bevolkingspiramide Drechtsteden 2013 en 2030
mannen
vrouwen
95+ 90 - 94 jaar
De Drechtstedenregio heeft moeite om de jongeren vast te houden, mede door het grotendeels ontbreken van hoger beroeps en universitair onderwijs. Voor de Drechtsteden is het een uitdaging om andere manieren te vinden om zich te onderscheiden en bewoners aan de regio te binden, bijvoorbeeld door het verder ontwikkelen van de maritieme sector.
85 - 89 jaar 80 - 84 jaar 75 -79 jaar 70 - 74 jaar 65 - 69 jaar 60 -64 jaar 55 - 59 jaar 50 - 54 jaar 45 - 49 jaar 40 - 44 jaar 35 - 39 jaar
“Wereldwijde trend is dat stedelijke gebieden voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de economische ontwikkeling. De Drechtsteden onderscheiden zich in het gebied dat loopt van Amsterdam en Rotterdam tot Antwerpen als maritieme topsector met enkele wereldspelers binnen de grenzen.” marcel van bijnen, secretaris drechtstedenbestuur
30 - 34 jaar 25 - 29 jaar 20 - 24 jaar 15 - 19 jaar
5.000 situatie 2013
18
0
5.000
De demografische ontwikkelingen in de Drechtsteden hebben gevolgen, ook voor keuzes die door de zes gemeenten moeten worden gemaakt. Zo moeten er het komende decennium zo’n
10.000 woningen bijkomen en moet ondersteuning worden geboden aan hulpbehoevende ouderen die niet kunnen rekenen op een eigen netwerk. Maar nog belangrijker is de vraag hoe de regio, ondanks het ontbreken van een ‘trekker’ zoals een hogere onderwijsvoorziening, voldoende ‘quality of life’ kan bieden om de stagnerende bevolkingsgroei rond 2025 niet te laten omslaan in een bevolkingsafname. Om niet in een negatieve spiraal terecht te komen, moet de regio aantrekkelijk blijven om in te wonen, werken en recreëren. Essentieel daarvoor is het vasthouden van de jongeren en hun gezinnen, anders ligt krimp op de loer.
Bronnen CBS (2011). “Een miljoen huishoudens meer in 2045”, Webmagazine maandag 4 april. Bronnen
CBS (2014). “Immigratie loopt op” Persbericht 47, 11 augustus. CBS (2011). “Een miljoen huishoudens meer in 2045”, Webmagazine maandag 4 april. CBS (2014). “Leeftijd is meer dan een getal: subjectieve leeftijd en subjectieve levensverwachting onder Nederlandse ouderen” Bevolkingstrends. CBS (2014). “Immigratie loopt op” Persbericht 47, 11 augustus. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. CBS (2014). “Leeftijd is meer dan een getal: subjectieve leeftijd en subjectieve levensverwachting onder Nederlandse ouderen” Bevolkingstrends. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. CPB (2011). Arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Den Haag: Centraal Planbureau. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. Heije, P. (2014). “Spitsroeden lopen in nieuw gezin” De Stentor, 19 augustus. CPB (2011). Arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Den Haag: Centraal Planbureau. J/M ouders (2012). “Toekomstvisie: powervrouwen & patchworkgezinnen”. Heije, P. (2014). “Spitsroeden lopen in nieuw gezin” De Stentor, 19 augustus. Latten, J. (2010). Dordrecht en haar ouderen: een blik op 2025. J/M ouders (2012). “Toekomstvisie: powervrouwen & patchworkgezinnen”. Manting, D. en Huisman, C. ( 2013). “Jongeren en stedelijke groei” Rooilijn 46(6): 420-429. Latten, J. (2010). Dordrecht en haar ouderen: een blik op 2025. Movisie (2014). “Vrijwilligerswerk in een vergrijzende samenleving: 6 interessante trends uit Engels onderzoek” 13 augustus. Manting, D. en Huisman, C. ( 2013). “Jongeren en stedelijke groei” Rooilijn 46(6): 420-429. OCD (2014). grijze golf: de demografi sche ontwikkeling Drechtsteden tot 2030 Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. Movisie (2014).De “Vrijwilligerswerk in een vergrijzende samenleving: 6 interessante trends uit Engels onderzoek” 13 augustus. OCD (2014). Welzijnsbezoek onder Dordtse ouderen 2013. Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. OCD (2014). DeVerslag grijze golf: de demografi sche 75-plussers: ontwikkelingleefsituatie Drechtsteden tot 2030 Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. PBL (2013). Vergrijzing en ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. Den Haag: Planbureau voor de OCD (2014). Verslag Welzijnsbezoek onder 75-plussers: leefsituatie Dordtse ouderen 2013. Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. Leefomgeving. PBL (2013). Vergrijzing en ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. Den Haag: Planbureau voor de PBL (2014). De Nederlandse bevolking in beeld: Verleden heden toekomst. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Leefomgeving.
5 - 9 jaar
Spruijt, en Nederlandse Kormos, H. (2010). Handboek scheiden enheden de kinderen: voorDen de Haag: beroepskracht dievoor met de scheidingskinderen PBL (2014).E.De bevolking in beeld: Verleden toekomst. Planbureau Leefomgeving. te maken heeft. Houten: Bohn Stafl eu en Loghum. Spruijt, E. en Kormos, H. (2010). Handboek scheiden en de kinderen: voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft.
0 - 4 jaar
Houten: Bohn Stafleu en Loghum.
10 - 14 jaar
10.000
We zien ook in de Drechtsteden de ‘dubbele vergrijzing’, zowel onder de 65-79-jarigen als onder 80-plussers. De bevolking groeit nauwelijks door de komst van arbeidsmigranten. Momenteel wonen er zo’n 1.300 mensen met een Poolse nationaliteit in de Drechtsteden, waarmee ze in aantal achterblijven bij de Antillianen, Marokkanen en Turken. Het aantal Poolse arbeidsmigranten neemt nog steeds lichtjes toe, maar aangezien ze vooral in de landbouw werken lijkt hun invloed op de Drechtsteden beperkt te blijven.
10.000
situatie 2030
19
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 2 ruimte
Ruimte De crisis die in 2007 is ingezet, leidde tot een daling van opgeleverde nieuwe woningen en utiliteitsbouw, en een daling van woning- en grondprijzen. De bouwsector en ontwikkelaars kregen het moeilijk met minder grootschalige ingrepen in het ruimtelijk gebied als gevolg. Maar de crisis is niet alleen een bedreiging, ook een nieuwe kans. De crisis zorgt volgens Richard Florida voor een ’reset’ waardoor er -noodgedwongen- weer ruimte ontstaat voor de consument, vakmanschap en maatwerk, duurzaamheid en flexibiliteit. Waar voorheen de nadruk lag op bezit (van vermogen, woningen, auto en producten) komt nu, mede door de toegenomen digitalisering, de nadruk meer te liggen op verbinding en flexibiliteit. Er is een duidelijke omslag van aanbodgericht ontwikkelen naar vraaggericht ontwikkelen. Van aanbodmarkt naar vraagmarkt. De stad, als plek waar sociale en culturele mobiliteit plaats vindt te midden van veel voorzieningen en mogelijkheden voor ontplooiing, ontwikkelt zich als een magneet voor groepen mensen. Daarnaast blijft duurzaamheid de belangrijkste opgave voor de toekomst.
20
21
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
trends De burger claimt de ruimte! Do it Yourself!
De tijd dat woonconsumenten zich in grootschalige identieke woonconcepten laten vangen gaat voorbij. Bewoners vragen steeds meer ruimte voor individuele wensen op het gebied van wonen, werken en de openbare ruimte. Burgers gaan zich daar ook meer mee bemoeien. Ze organiseren zich door onder andere internet gemakkelijk rond gelijke woonwensen en maken toegespitste woon- en werkomgevingen waarin ruimte is voor eigen identiteit, vakmanschap en vrije tijd besteding. Burgers en bedrijven nemen steeds meer initiatieven om zelf de openbare ruimte in te richten en te onderhouden. De overheid trekt zich verder terug op het ruimtelijke domein wat betreft bouwrijp maken, bouwen, grondbeleid en projectontwikkeling. Zij faciliteert, levert kennis, brengt partijen bij elkaar en stelt kaders.
Van bezit naar gebruik en toegankelijkheid
Het belang van bezit van goederen neemt af ten faveure van het gebruik ervan. Denk bijvoorbeeld aan het delen en tijdelijk gebruik van kantoor- en werkomgevingen, de opkomst van lease- en deelauto’s, het streamen van muziek en couch surfing. Flexibele arbeidscontracten en een voorkeur voor huren in plaats van kopen passen ook in deze trend.
22
Ook het bezit van onze privacy wordt geraakt door de trend naar algemeen gebruik en toegankelijkheid. Door een verdere digitalisering van ons bestaan verandert er van alles in de woning en in het gebruik en de ruimtelijke omgeving. Toegenomen connectiviteit zorgt voor real time verbinding tussen bewoner en woning. Verlichting en verwarming schakelen aan bij binnenkomst, informatie over verblijf en mobiliteit van gezinsleden wordt gedeeld, koelkasten zullen zelf boodschappenlijstjes genereren en en passant de arts waarschuwen indien te veel vet en/of alcohol wordt genuttigd. Domotica zorgt voor meer gemak, veiligheid en energiebesparing. Beschikbaar stellen van persoonlijke data leidt tot op persoonlijke voorkeuren afgestemde dienstverlening maar ook tot verlies aan privacy. Exclusief houden of beschikbaar stellen van persoonlijke data wordt een keuze die invloed heeft op kosten, gebruik en toegankelijkheid van de openbare ruimte en voorzieningen. Ook hier is te verwachten dat een verschuiving van bezit naar toegankelijkheid (van persoonlijke gegevens) zal plaats vinden.
Mobiliteit verschuift
In het algemeen neemt de behoefte aan mobiliteit toe door de toename van het aantal huishoudens en in mindere mate door de (beperkte) economische groei. Maar daar staat een daling van de mobiliteit tegenover door meer werken vanaf huis.
Het aandeel thuis- of telewerkers nam tussen 2008 en 2012 toe van 27 tot 32%. Met deze opkomst van werken aan huis neemt de traditionele functiescheiding tussen woonlocaties en werklocaties steeds meer af. Het heeft ook gevolgen voor de mobiliteit en bereikbaarheid omdat thuiswerkers zorgen voor minder woon-werkverplaatsingen en de file kunnen mijden.
Er komt een verschuiving in de reden van mobiliteit. Mobiliteit door werk neemt af, mobiliteit door recreatie neemt toe en zal in de toekomst een grotere rol spelen door de toename van ouderen.
Integratie van wonen, werken en zorg
Onder invloed van (dubbele) vergrijzing, toenemend aantal zzp-ers en flexibele arbeidsrelaties en de reis van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving neemt de behoefte aan de integratie van de woon-, werk- en zorgfunctie toe. Er komt meer behoefte aan woningen waar ook gewerkt kan worden en waar gemakkelijk een gedeelte voor de zorg van (groot)ouders ingericht kan worden. Gebruikers vragen meer flexibiliteit en mogelijkheden om verschillende functies in woningen of bedrijfsruimtes te integreren. Het onderscheid tussen woon-, werk- en zorgruimte gaat verdwijnen. Door de afnemende bevolkingsgroei (zie hoofdstuk Bevolking) en de afnemende behoefte aan kantoor- en productieruimte zal de integratie van wonen, werken en zorg meer en meer ook in bestaande leegstaande gebouwen plaats vinden.
h 2 ruimte
Turntoo De kantoorverdieping op de 4e verdieping van de Duurzaamheidsfabriek is volgens het Turntoo model ingericht. Turntoo gaat uit van de afname van prestaties, niet van producten. De producent houdt de producten in bezit en kan zo optimaal en duurzaam gebruik er van stimuleren. Dit werkt efficiënter en duurzamer dan dat elke gebruiker zijn eigen producten koopt, beheert en weg gooit. In samenwerking met partnerbedrijven wordt door Turntoo o.a. licht in plaats van lampen, loopcomfort in plaats van tapijt en werkcomfort in plaats van meubelen aan de Duurzaamheidsfabriek geleverd.
De milieubelasting van vervoermiddelen neemt af. Auto’s worden kleiner, zuiniger en het areaal (gedeeltelijk) elektrische auto’s neemt toe. Ook het gebruik van de (elektrische) fiets neemt aan populariteit toe, zeker in moeilijk bereikbare binnensteden. Met name het mobiliteitsgedrag van Nederlandse jongvolwassenen (18-30 jaar) is aan het veranderen. Ze gebruiken de auto minder vaak en richten zich meer op de fiets en het openbaar vervoer. Naarmate ze ouder worden neemt hun automobiliteit echter weer toe.
23
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 2 ruimte
gevolgen Transformatieopgave gebouwde omgeving
In de Vinex-periode stond de kwantitatieve uitbreiding van de woningvoorraad en bijhorende voorzieningen centraal. Gezien de afnemende groei van de bevolking, veroudering van de bevolking en verandering van woonwensen is het accent van kwantiteit naar kwaliteit verschoven. Flexibiliteit en differentiatie in nieuwbouw is nodig: met kleinere bouwfronten in uitleggebieden en met vormen van ‘acupunctuur’ in bestaand stedelijk gebied. Dit leidt tot meer ‘organische’ groei’.
Duurzaamheid als aanjager van innovatie
Duurzaamheid in de zin van de verantwoorde omgang met grondstoffen, natuur en milieu, is (misschien wel) de grootste uitdaging voor de eenentwintigste eeuw. De samenleving moet een factor vijf terug in het gebruik van grondstoffen en milieubelasting. Groene groei is de opgave: een streefbeeld met een schone (circulaire) economie, dynamische innovatie en een prettigere leefomgeving. Bij duurzaamheid wordt de gehele keten of stroom in beschouwing genomen: vervoer, energiestromen, waterstromen, voedselstromen en afvalstromen. Denk bijvoorbeeld aan afval, dat in veel gevallen hergebruikt kan worden of zelfs als nieuwe grondstof kan dienen.
Onder de paraplu van Smart Cities zijn overheden bezig met hulp van nieuwe technologie oplossingen te vinden voor stedelijke problemen rond milieu, transport, economie, veiligheid en duurzaamheid. Ook bewoners en bedrijven zijn op deze gebieden actief. Denk daarbij aan maatschappelijke initiatieven rondom energie, voedsel en hergebruik.
De kwaliteit en kwantiteit van de woningvoorraad zal aangepast moeten worden aan de veranderende gebruikseisen en doelgroepen. In de toekomst moet rekening worden gehouden met de behoefte van de toenemende groep en steeds diverser wordende groep ouderen. Er zal vraag zijn naar nieuwe combinaties van wonen en zorg. Zoals de mantelzorg-woning, vormen van groepswonen of woningen aansluiten op nabijgelegen voorzieningen. De toepassing van domotica en inzet van het sociaal netwerk zorgen er voor dat ouderen langer verantwoord thuis kunnen blijven wonen. De gebruikseisen aan woningen van andere doelgroepen zoals arbeidsmigranten, jongeren en alleenstaanden veranderen in toenemende mate. Door leegstand, sloop of functieverandering ontstaat ruimte om tegemoet te komen aan de veranderende gebruikseisen en doelgroepen.
Van overheden wordt inmiddels veel meer verwacht op het gebied van interactie, communicatie, participatie, samenwerking en co-creatie met partners. De tijd van plannen maken en papier produceren is allang voorbij. sandor michielse, voorzitter netwerk mt fysiek
Veranderende rollen
Het initiatief ligt in de toekomst steeds meer bij de burgers en ondernemers zelf, bijvoorbeeld uit onvrede met het bestaande aanbod. Een toenemende groep particulieren ontwikkelt zelf een woning of sluit zich aan om een collectieve woonvorm te realiseren voor ouderen of bijvoorbeeld jongeren met een specifieke begeleidingsbehoefte. De aanbodgestuurde woningmarkt maakt plaats voor een vraaggestuurde markt. Projectontwikkelaars luisteren noodgedwongen beter naar potentiële kopers. Dit betekent dat nieuwbouwwoningen meer maatwerk worden en beter voldoen aan de toekomstige wensen van de consument.
Door nieuwe technologie kan de samenleving die bestaat uit stromen van mensen, goederen, energie, afval et cetera, veel efficiënter en minder milieubelastend worden.
24
25
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
De rol van de overheid verschuift hierin ook naar faciliterend of voorwaardenscheppend beleid. Zoals zorgen dat er voldoende kavels beschikbaar komen die zowel door individuele particuliere bewoners bebouwd kunnen worden, als ook door nieuwe combinaties van bewonerscollectieven, ontwikkelaars en woningcorporaties en andere partijen.
Een landelijke trend is dat overheden er oprecht werk van maken ideeën van bewoners voor bijvoorbeeld de inrichting van hun omgeving te gebruiken. sandor michielse, voorzitter netwerk mt fysiek
Groter beroep op de publieke ruimte
Burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers maken gebruik van de openbare ruimte van de stad. In binnensteden het meest intensief. Er wordt steeds meer aan activiteiten georganiseerd. In de toekomst zal er een toenemend aantal openbare pop-up activiteiten zijn. Pleinen of straten nemen de functie van winkels, bedrijven of voorzieningen over. De publieke ruimte wordt steeds groter. Wel raakt het publieke domein steeds meer opgedeeld in parochiale ruimten, dat wil zeggen ruimten waar een bepaalde groep haar stempel op drukt (denk aan skatebaan). Dat kan ertoe leiden dat bepaalde gebieden een no-go area worden voor andere groepen. Of dat bepaalde activiteiten elkaar in de weg zitten. Het is de vraag of zelfbeheer door bewoners van groen in de openbare ruimte of stadslandbouwprojecten de publieke ruimte minder of juist meer publiek maken. Dat geldt ook voor initiatieven van corporaties/ maatschappelijke betrokken ondernemers.
h 2 ruimte
Mobiliteit vraagt om keuzes
Dankzij rijksinvesteringen en technologische ontwikkelingen in geluidsschermen, wegen en openbaar vervoer is er winst geboekt qua leefbaarheid en bereikbaarheid: stank- en geluidsoverlast van het verkeer zijn afgenomen, net zoals de gemiddelde reistijd. Daarnaast zorgde in de afgelopen periode de economische crisis voor minder goederenverkeer op de weg. Als langetermijntrend neemt de mobiliteit echter toe. Dat kan de leefbaarheid en bereikbaarheid onder druk zetten en een grotere claim op de ruimte leggen, bijvoorbeeld voor verkeer en parkeren. Het negatieve effect op de leefbaarheid wordt deels gecompenseerd doordat de milieubelasting van vervoermiddelen afneemt. De problemen met bereikbaarheid vertalen zich in schaarse middelen als tijd (langere reistijd in de spits), geld (hoge parkeertarieven in binnensteden) en ruimte (groen en spelen wordt ingeruild voor ruimte voor parkeren).
We leven in een tijd van schaarste, bijvoorbeeld aan fossiele brandstoffen, water en voedsel, maar voor sommigen ook in een tijd van overvloed aan welvaart, geluk en ongeëvenaarde mogelijkheden. Een tijd van exponentiële groei in de mogelijkheden van technologie, die een ongekende impact heeft.
Duurzaamheid
Een duurzame ontwikkeling houdt rekening met de toekomstige generaties in brede zin. De noodzaak hiervan staat al enige tijd op de agenda en daardoor is er in de afgelopen periode al veel verbeterd, zoals op het gebied van het saneren en voorkomen van bodemverontreiniging, luchtverontreiniging door de industrie en het opwekken en verbruiken van energie. De samenleving moet en kan echter nog minder milieubelastend worden. Niet alleen zijn fossiele brandstoffen geen onuitputtelijke grondstof, het gebruik ervan zorgt ook voor negatieve effecten op het klimaat. De opwarming van de aarde heeft gevolgen voor de kans op overstroming en wateroverlast in Nederland. Landelijk zijn in het Energieakkoord afspraken gemaakt om
“Er is een groeiend besef dat groen belangrijk is voor onze gezondheid, voor een prettige leefomgeving en bij bestrijding van problemen als hittestress en fijnstof.” henk mirck, regionaal portefeuillehouder duurzaamheid
26
energie te besparen en meer duurzame energie te gaan gebruiken. Overheden, bedrijfsleven, corporaties en particulieren worden gestimuleerd om hierin te investeren. Op het gebied van energievoorzieningen verandert er veel. Via nieuwe technieken voor lokale energiewinning (zon, aardwarmte, biogas) en opslag zullen huishoudens steeds meer zelfvoorzienend kunnen worden. Diezelfde trend naar autarkie zal ook zichtbaar worden in de voedselvoorziening die steeds dichter bij huis (in de stad) zal plaatsvinden met een herwaardering van lokale producten. In de toekomst wordt stadslandbouw een veel gezien fenomeen. Belangrijke grondstoffen kunnen in de toekomst uitgeput raken, wat zich vertaalt in hogere grondstofprijzen. Daardoor zal het lonen om alternatieven te ontwikkelen of materialen te hergebruiken. Dit zal toegepast kunnen worden bij woningbouw en producten voor consumenten. In diverse regio’s in Nederland worden luchtkwaliteitsnormen, met name als gevolg van verkeer op drukke wegen, overschreden. Hoewel de situatie in vergelijking met 20 jaar terug duidelijk verbeterd is, blijft de ontwikkeling van duurzame mobiliteit nodig.
27
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 2 ruimte
focus op de drechtsteden De kwaliteit woon- en leefomgeving versterken
Een belangrijke ontwikkeling is de hogere eis die de (toekomstige) inwoners stellen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving. Mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de ‘quality of life’. Het is de uitdaging voor de Drechtsteden om de kwaliteit van de woon- en leefomgeving te versterken waardoor de regio aantrekkelijk blijft en wordt voor huidige én nieuwe inwoners. Gezien de trend van eigen initiatief en de veranderende rol van de overheid zal het vooral gaan om het letterlijk en figuurlijk scheppen van ruimte voor nieuwe initiatieven van particulieren, kleine ontwikkelaars en de markt. Het bijzondere van de Drechtsteden is de ligging aan het water. Niet voor niets is er in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in wonen en voorzieningen aan de oevers. De potentie ervan voor aantrekkelijk wonen kan nog beter benut worden. De beleving van water heeft voor veel woonconsumenten een meerwaarde. Het is daarbij de uitdaging om woongebieden toekomstbestendig te ontwikkelen zodat ze ook bij hoogwater of overstroming “waterproof” zijn. En daarnaast blijft water een barrière voor snelle verbindingen tussen woon- en verblijfsgebieden. Bij de openbare ruimte ligt de focus op het benutten van kansen van regionale groengebieden enerzijds en het levendig en aantrekkelijk houden van het historisch centrum anderzijds. Daarin is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd. De uitdaging blijft om kwaliteiten van de binnenstad van Dordrecht als centrum van de regio zodanig te profileren dat ze de magneetfunctie voor de Drechtsteden kan vervullen. De bestaande bebouwing is hierbij leidend.
28
“Een trend op het gebied van wonen is dat we als regio nog steeds te weinig bieden voor mensen met relatief hoge inkomens. We moeten ons dus nog meer richten op wat zij zoeken. We doen dat onder meer door als gemeenten en woningcorporaties flexibeler te zijn en ruimte te geven aan individuele bouwwensen.” hans tanis, regionaal portefeuillehouder ruimtelijke ontwikkeling, wonen, leefbaarheid en ondernemerschap
Ruimte bieden
De Drechtsteden hebben daarnaast een grote diversiteit aan woonmilieus en zijn daardoor aantrekkelijk voor veel doelgroepen. Gezien de vergrijzing zijn de vele gezinswoningen minder in trek dan in de afgelopen periode. Het hangt af van particuliere investeringen in hoeverre dit marktsegment toekomstwaarde heeft en aan de nieuwe gebruikseisen tegemoet kan komen. Het is belangrijk dat de Drechtsteden via organische groei kwaliteit toevoegen aan het woningaanbod, niet alleen via nieuwe woonvormen, maar ook in combinatie met investeringen in de openbare ruime. Samen met de markt zal focus aangebracht worden in waar, wat en wanneer moet worden gebouwd. Flexibiliteit in ontwikkeling, vanuit een duidelijke richting die de Drechtsteden op willen. Daarnaast is het belangrijk om in te spelen op specifieke woonbehoeften die per groep verschillen (superdiversiteit). Van tijdelijke woonvormen zoals woonhotels, pensions en snel te betrekken huur- en koopwoningen voor arbeidsmigranten en expats tot woningen voor alleenstaanden en comfortabele woonvormen voor senioren. Het is van belang om ruimte te bieden aan een grotere variëteit aan woonwensen.
29
onderzoekcentrum drechtsteden
h 2 ruimte
de drechtsteden van morgen
“Onderzoek van het OCD naar duurzame maatregelen die inwoners van de Drechtsteden nemen en nog willen nemen, onderstreept dat het thema leeft. Veel mensen zijn betrokken en geïnteresseerd. Ze willen bijvoorbeeld een rol spelen in het beheer van groen in de openbare ruimte, zelf de schoffel ter hand nemen en meedenken over problematiek rond zwerfafval of afvalscheiding. Daar moeten we op inspelen.”
Een ander initiatief van bewoners is Leefwerf de Biesbosch. In dit initiatief komen kleinschaligheid, vraaggerichtheid en de kracht van inwoners samen. In dit initiatief staat de ontwikkeling van een voormalige werf centraal. Het maritieme karakter en het behoud van cultuurgoed worden gekoppeld aan wonen zoals toekomstige bewoners dat vragen. De lokale overheid ondersteunt en stelt kaders, de bewoners voeren het project uit. In die zin is het project een goed voorbeeld voor de toekomstige planontwikkeling in de Drechtsteden.
henk mirck, regionaal portefeuillehouder duurzaamheid
Bronnen ABF (2012). Mogelijke effecten van de Kabinetsmaatregelen op de woningmarkt: Doorkijk tot 2020. ABF (2014). Herziening Monitor Investeren voor de toekomst. EuropeanVoice (2014). Data: the new currency? 15 October 2014, Brussels. Florida R. (2010). The Great Reset, How new ways of living and working drive post-crash prosperity, New York: Harper Collins. Groenewegen R. en M. van de Weg (2012). Nederland in 2030: een toekomstvisie op mobiliteit. Kennis instituut voor Mobiliteitsbeleid (2014). Meer tijd- en plaatsonafhankelijk werken: kansen en barrières. Rotterdam. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (2014). “Niet autoloos, maar auto later” Rotterdam. PBL (2011). Maarten Hajer, De energieke samenleving. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. PBL (2011). Nederland in 2040 een land van regio’s. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Met duurzaamheid het verschil maken
PBL (2013). Scenario’s maken voor natuur, milieu en ruimte. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Duurzaamheid is aanjager van innovatie. Het geeft nieuwe energie. Er zijn initiatieven van inwoners op het gebied van duurzame energie, zoals Drechtse stromen en op het gebied van stadslandbouw (de Drecht Stadsboer Coöperatie). Stadslandbouw is lokale voedselproductie door de regio, voor de regio en gericht op de voedselbehoeften van de regio of stad. De focus ligt op voedselproductie in de eigen woon- en leefomgeving. Voor de Drechtsteden gaat het om een gebied van in totaal ongeveer 5.000 hectare. Dit is een landbouwgebied, dat in principe toereikend is om de hele bevolking van de Drechtsteden van groente, fruit en aardappelen te voorzien. Aldus heeft recent Wagenings onderzoek op verzoek van de Drecht Stadsboer Coòperatie becijferd.
PBL (2013). Vergrijzing en woningmarkt. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. RLI (2012). Essays Toekomst van de stad. Den Haag: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. RLI (2014). De toekomst van de stad. Den Haag: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Schulz, M. van der Steen, M. van Twist (2013). De koopman als dominee, sociaal ondernemerschap in het publieke domein. Den Haag. SCP (2012). Een beroep op de burger, minder verzorgingsstaat, meer eigen verantwoordelijkheid. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. SEV (2011). Van huur en koop naar coöperatie? Een vooronderzoek naar de mogelijkheden van de coöperatieve rechtsvorm in het woondomein. Den Haag: Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. Stichting Toekomstbeeld der techniek (2014). Horizonscan 2050. Strolenberg (2013). Ontwikkelen voor en na 2008. Urgenda (2014). De agenda. Nederland, 100% duurzame energie in 2030. Vrom-raad (2009). Wonen in ruimte en tijd, een zoektocht naar sociaal-culturele trends In het wonen. Den Haag. Vrom-raad (2010). Stap voor stap naar hervorming van het woningmarktbeleid. Den Haag. Vrom-raad, Raad landelijke gebied en Raad voor verkeer en waterstaat (2011). Open deuren, dichte deuren: middeninkomensgroepen op de woningmarkt. Den Haag.
www.drechtstadsboercooperatie.nl
30
www.drechtsestromen.nl
31
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 3 economie
Economie Hoe zal de economie van morgen eruit zien? Voor een deel is dat natuurlijk gissen. Als er iets is wat we geleerd hebben dan is het wel dat veranderingen veelal veel sneller gaan en ingrijpender gevolgen hebben dan we aan het begin van ontwikkelingen geneigd zijn te denken. Dat de smartphone ons leven zo veel en zo snel zou veranderen hebben bijvoorbeeld maar weinigen voorspeld. Verder hangt het er natuurlijk ook vanaf hoe ver je vooruit wilt kijken. Een futuroloog kijkt bijna per definitie naar de langere termijn, naar overmorgen. Op de middellange termijn zien we in het economische domein vooral een versnellende technologische ontwikkeling, de opkomst van de netwerksamenleving en (sociaal) ondernemerschap, nieuwe internetdiensten en een toenemende focus op verduurzaming. Maar ook, in ons land althans, voorlopig een historisch lage economische groei. Alles met grote gevolgen voor de regionale economie en arbeidsmarkt.
32
33
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 3 economie
trends Versnellende technologische ontwikkeling
De economie ontwikkelt zich steeds verder tot een kenniseconomie, gedreven door technologische ontwikkeling en steunend op hoogontwikkelde cognitieve en sociale vaardigheden van de beroepsbevolking. We zijn aangeland in de volwassenheidsfase van het ICT-tijdperk. Dit is de fase waarin sprake is van een explosie aan toepassingsgerichte innovaties gebaseerd op de basistechnologieën. Tijdens deze fase ontstaat volgens Wim de Ridder ook de ‘big bang’ van de volgende technologische revolutie. Op welke technologische doorbraken die zal zijn gebaseerd is nog niet te zeggen. Maar we zien nu al wel dat de vier sleuteltechnologieën, nanotechnologie, biotechnologie, informatica en cognitieve technologie steeds meer met elkaar verweven raken. Hoe het ook zij, de technologische ontwikkelingen gaan steeds sneller en hebben een enorme impact op onze maatschappij. Door internet en de voortschrijdende technologie leven we in ‘The age of access’, een tijdperk waarin afstand en grenzen er steeds minder toe doen. Het ‘nieuwe werken’ is allang niet meer nieuw. Nieuwe verdienmodellen (freeconomics) en financieringsmodellen (crowdfunding) hebben dankzij internet hun intree gedaan en hun toepassingen en innovaties groeien fors. Toetredingsdrempels zijn verlaagd: zelfstandig ondernemerschap ligt voor veel meer mensen binnen de mogelijkheden. Iedereen die wil, kan eenvoudig zijn eigen webshop beginnen. Het ‘kopen’ via internet heeft een grote vlucht genomen en zal naar verwachting alleen nog maar toenemen. Met alle gevolgen van dien voor de tussenhandel tussen producent en consument. Reisbureaus, bankfilialen, boekhandels en cd-winkels kom je in het winkellandschap al veel minder tegen. Tussenpersonen verdwijnen in rap tempo. Maar ook samenwerkingsvormen tussen bedrijven onderling veranderen onder invloed van de mogelijkheden van nieuwe technologieën:
34
meer en meer is sprake van co creatie in netwerken. Tegelijkertijd heeft de almaar verdergaande automatisering en robotisering grote gevolgen voor de arbeidsmarkt.
Meer en meer een netwerkmaatschappij
De maatschappij evolueert meer en meer naar een netwerkmaatschappij. Productie, kennisontwikkeling en cocreatie vindt in de maakindustrie steeds meer in netwerken plaats, een trend die zeker zal doorzetten. De maakindustrie ontwikkelt zich tot ‘smart industry’, waarin in netwerken veel meer dan voorheen kleine series op klantspecificatie worden geproduceerd. Daarbij is er een ontwikkeling gaande dat smart activiteiten zoals design en engineering en verkoop, service en onderhoud de meeste waarde toevoegen. Veel meer dan de assemblage van het eindproduct zelf. Die assemblage kan in principe in veel landen ter wereld plaats vinden. In Nederland moeten we het daarom in toenemende mate hebben van de smart activiteiten. Dit heeft gevolgen voor de arbeidsmarkt. De doorontwikkeling tot ‘smart industry’ geeft Nederland ook nieuwe kansen omdat het daardoor lonend kan worden de productie weer terug te halen uit lage lonen landen (‘reshoring’). Voorbeelden zijn er al, zoals de scheerapparatenfabriek van Philips in Drachten en de productie van led-verlichting in Zaandam, beide teruggehaald uit China. Maar belangrijker is mogelijk nog dat verplaatsing van productie er door kan worden voorkomen.
(Sociaal) ondernemerschap en de civic economy
De economie is ook aan het veranderen. Tal van nieuwe producten worden in tijdelijke allianties en in open source ontwikkeld. Burgers en bedrijven participeren in toenemende mate in verschillende rollen in informele communicatienetwerken.
35
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 3 economie
De civic economy, die staat voor lokale veerkracht en sociaal ondernemerschap is in opkomst, mogelijk gemaakt door internet. Burgers nemen het voortouw en worden producent of mede-eigenaar in een coöperatie. Meer dan winstmaximalisatie voor enkelen staat hier de creatie van maatschappelijke, publieke waarde voor velen voorop. Tegelijkertijd is ook sprake van een verschuiving van bezit naar gebruik, van een beweging naar een leen- en deeleconomie. Voorbeelden zijn er inmiddels te over: energie- en zorgcoöperaties, collectieve buurtwinkels, de broodfondsen van zzp-ers, thuisafgehaald.nl, Airbnb. Zelfstandig ondernemerschap ligt meer dan vroeger binnen de mogelijkheden van velen. Die trend is al langer aan de gang. Eind jaren negentig was één op de vijftien werkende mannen zelfstandige of zzp-er, in 2010 was dat al één op de acht. En dat gaat volgens het CPB oplopen tot één op de vijf in 2030. De variëteit is groot: van de startende internetondernemer of app-ontwikkelaar tot de oost-europese bouwvakker en van de zzp-er in de thuiszorg tot de sociaal ondernemer. Je zou dit deels ook een trend naar meer economische zelfredzaamheid kunnen noemen. Ook speelt wat wel genoemd wordt ‘de overgang van een ‘managed economy’, met een dominante rol voor grote ondernemingen, naar een ‘entrepreneurial
Sociale innovatie en sociaal ondernemerschap zijn voor mij de toekomst. Daarmee bedoel ik dat bedrijven, scholen en andere organisaties inspringen op taken die eerder door de overheid werden uitgevoerd en zichzelf daarbij steeds vernieuwen. Het is normaal dat bedrijven daar een boterham aan kunnen verdienen. Als je het goed organiseert, krijg je daar als overheid veel voor terug: werk en kosten worden je immers uit handen genomen. De rol van overheden zit ‘m vooral in prikkelen, uitdagen, stimuleren en ondersteunen.
economy’, waarin het juist vooral (nieuwe) MKB bedrijven en sociaal ondernemers zijn die voor innovatieve producten en diensten zorgen.
Focus op verduurzaming
Verduurzaming van de economie is noodzakelijk en een belangrijke beleidsdoelstelling. De Nederlandse economie leunt sterk op sectoren die veel energie en materialen gebruiken. Vergroening is daarom extra nodig, maar als het gaat om groene innovatie loopt Nederland achter. Nu sterke sectoren zouden daardoor op den duur in concurrentiekracht kunnen inboeten, terwijl zuinige en schone technologieën ook een kostenvoordeel kunnen opleveren. Daarnaast heeft Nederland een goede uitgangspositie om op thema’s als biobased economy, duurzaam gebouwde omgeving en de circulaire economie internationaal concurrerend te worden. Dat vereist dan wel een succesvol groen innovatiesysteem. En het optimaal inspelen op de ‘energieke samenleving’, de energie bij burgers en bedrijven die zich inzetten om een meer duurzame samenleving te realiseren.
Lage economische groei
Tot slot moet - ondanks de te verwachten mondiale boost in technologische en groene innovaties - in ons land gerekend worden op een langdurig lage economische groei. We hebben te maken met een nieuwe werkelijkheid met een enorm overaanbod in de vastgoedmarkt, grote bezuinigingen bij de overheid, vergrijzing en mede daardoor stagnerende consumentenbestedingen, een vastgelopen woningmarkt en toenemende mondiale concurrentie. Ook al weet het internationaal opererende bedrijfsleven zijn concurrentiepositie te behouden of zelfs te versterken, dan nog zal de economische groei de komende jaren zeer waarschijnlijk schraal afsteken tegen wat we vóór 2008 gewend waren.
marcel van bijnen, directeur gr drechtsteden
36
37
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
gevolgen Triomf van de stad en agglomeratiekracht
Door de toenemende verwevenheid en verdichting van de wereldeconomie en de groei naar een kennis- en netwerkeconomie zijn het steeds meer de stedelijke regio’s in verschillende landen die met elkaar concurreren. Bedrijven profiteren in steden van elkaars nabijheid, van een gedeelde arbeidsmarkt en een gedeelde markt van toeleveranciers, van het interactiemilieu dat face-to-face contact mogelijk maakt. Deze agglomeratievoordelen maken dat steden (weer) groeien. Zij zijn in toenemende mate de brandpunten van economische ontwikkeling, hotspots van innovatie, broedplaatsen van ondernemerschap, kristallisatiepunt van investeringen. Edward Gleaser spreekt in dit verband van de ‘Triumph of the City’. Tegelijkertijd bieden stedelijke massa en dichtheid ook agglomeratievoordelen aan de consumptiekant en maken de aanwezige (groot)stedelijke voorzieningen de stad aantrekkelijk voor mensen en bedrijven om zich er te vestigen. Het woon- leef- en innovatieklimaat van steden doet er steeds meer toe. En waar mensen willen wonen volgt ook steeds meer het werken in plaats van andersom, niet in het minst ook vanwege het groeiende zelfstandig ondernemerschap. Recent onderzoek heeft aangetoond dat Nederlandse stedelijke regio’s agglomeratiekracht en clusterkracht missen. Zij hebben eenvoudigweg veel minder massa en dichtheid dan de belangrijkste concurrerende regio’s in Europa. Nederland en zeker de Drechtsteden staan hierbij voor een uitdaging. Naast een lange termijn investeringsagenda gericht op stedelijke verdichting wordt daarom voor de korte termijn ook wel een strategie van ‘lenen bij de buren’ aanbevolen. Het gaat daarbij zowel om het vergroten van de stedelijke massa door middel van excellente verbindingen, als om het gebruik maken van complementaire voorzieningen waaronder met name onderwijs- en kennisinstellingen in naburige, goed bereikbare steden.
38
Innovatie door kenniscirculatie
Innovatie speelt in de mondiale concurrentiestrijd een cruciale rol. En ook dus voor het lange termijn verdienvermogen van het bedrijfsleven. Recent is het inzicht ontstaan dat het daarbij niet zozeer om kennisproductie gaat als wel om het bevorderen van kenniscirculatie ten behoeve van het beter gebruiken en toepassen van bestaande kennis. Kennisvalorisatie dus: waardecreatie van kennis door het omzetten daarvan naar commerciële producten, processen of diensten. Dit vereist de doorontwikkeling naar een lerende economie, een economie met een groter adoptievermogen. Het verder ontwikkelen van onderzoeks- en onderwijsinstellingen tot (regionale) kenniscentra die structureel verbonden zijn met hun omgeving, is daarbij één van de opgaven. Het middelbaar beroepsonderwijs zou daarbij volgens de WRR meer dan nu het geval is als motor van (groene) innovatie in het midden- en kleinbedrijf moeten gaan fungeren.
De verbindende en stimulerende rol van overheden kwam in maart van dit jaar mooi tot uiting tijdens congres Aerospace meets Maritime, waarbij de overheid multinationals en tientallen MKB-bedrijven uit de maritieme- en luchtvaartindustrie en scholieren bij elkaar bracht. De bedrijven wisselden ideeën uit over mogelijkheden om innovaties die in de ene sector worden ontwikkeld, zoals nieuwe, lichtere en sterkere materialen, ook in de andere toe te passen. Met zo’n impuls is vaak een beslissende stap gezet en ontwikkelen zich samenwerkingsvormen waarbij overheden niet steeds nauw betrokken hoeven te zijn. marcel van bijnen, directeur gr drechtsteden
h 3 economie
Ook leiden de technologische ontwikkelingen (internet, 3D-printing) tot meer directe handel en zelfs vervaging van de grenzen tussen producent en consument, waardoor de traditionele handel tussen producent en consument maar ook allerlei tussenpersonen meer en meer uit de waardeketen wegvallen.
Onderwijs-arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is aan grote veranderingen onderhevig. De flexibele schil van de Nederlandse arbeidsmarkt is de laatste jaren sterk gegroeid. En die groei zal nog wel even doorgaan zo is de verwachting, ondanks de nieuwe wet Werk en Zekerheid. Het aantal uitzendkrachten, oproepkrachten, werknemers met een tijdelijk contract, zzp-ers en overige flexibelen in Nederland nadert inmiddels de 2 miljoen. Tegelijkertijd nemen de competentie eisen die de moderne economie aan werknemers stelt toe. Het gaat daarbij niet alleen om grotere specifieke ‘technische’ vaardigheden, maar tegelijk ook om meer algemene ict-vaardigheden, communicatieve vaardigheden, talenkennis etcetera. Vooral ook ict-vaardigheden worden naar verwachting in de toekomst steeds belangrijker. Dit stelt (nieuwe) eisen aan het (technisch) onderwijs, dat verder ook (veel) meer aandacht zou kunnen besteden aan de noodzakelijke vaardigheden voor goed ondernemerschap. Dit lijkt met name relevant voor het mbo-onderwijs, aangezien van de verdergaande automatisering en robotisering vooral forse negatieve effecten worden verwacht op de vraag naar personeel op middelbaar niveau. Dit speelt niet alleen in de maakindustrie, maar door de hele economie. Zo verwacht het Albert Schweitzer Ziekenhuis dat waar nu nog 80 procent van de verpleegkundigen een middelbare beroepsopleiding heeft en 20 procent een hogere, dat die verhouding over enkele jaren omgekeerd zal zijn.
Bedrijven hebben steeds meer behoefte aan medewerkers met hoogwaardige technische kennis. Zo moeten lassers niet alleen kunnen lassen, maar ook kennis hebben van vloeistoffen waarmee ze werken. En omdat ze in internationale consortiums werken ook in het Engels kunnen communiceren en overleggen over hun werkzaamheden. Die steeds complexere behoefte aan werknemers vraagt een nieuwe manier van opleiden, waarbij ondernemers, onderwijs en kennisinstellingen samenwerken en overheden ondersteunen en stimuleren. gido ten dolle, directeur so gemeente dordrecht en netwerkmt-economie
39
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
En dan is er nog de onderkant van de arbeidsmarkt. In een tijd van mogelijk nagenoeg baanloze groei is het (weer terug) geleiden naar de arbeidsmarkt van de forse aantallen mensen die onder de participatiewet vallen een lastige opgave, waar gemeenten mee te dealen krijgen. Toch blijken er ook onvermoede kansen: naast het eerder genoemde voorbeeld van ‘reshoring’ in de high tech industrie, zijn er ook al voorbeelden van het terughalen van meer eenvoudige productie naar Nederland onder gebruikmaking van de mogelijkheden die de participatiewet werkgevers biedt.
Als we praten over mensen met een handicap die werken lastig of onmogelijk maakt, gaat het in de regio om enkele duizenden mensen. We hebben een veelvoud aan bedrijven. Als slechts zo’n tien procent van die bedrijven bereid is één persoon in dienst te nemen, hebben we ons doel bereikt. Helaas werkt het niet zo eenvoudig. bert van de burgt, regionaal portefeuillehouder werk en inkomen, beroepsonderwijs, arbeidsmarkt en werkgelegenheid
‘Smart Industry’ ‘Smart Industry’ staat voor een maakindustrie waarin volop gebruik wordt gemaakt van de modernste informatie en communicatie technologieën, in combinatie met sensortechnologie en robotica. Men spreekt wel van een nieuwe technologische revolutie. Een van die nieuwe technologieën is 3D-printing, waarvan niet minder dan een revolutie in de toeleverketen wordt verwacht. Ook in de maritieme maakindustrie. In Zuid-Holland wordt hier al volop op ingespeeld door het organiseren van workshops en het samen met het bedrijfsleven, het onderwijs en kennisinstellingen opzetten van een fieldlab en/of een proeftuin.
40
h 3 economie
De vastgoedmarkt: een nieuwe werkelijkheid
Een gevolg van de geschetste trends zal ook zijn dat het overaanbod op de vastgoedmarkt niet snel zal kunnen worden opgelost. We hebben wat dat betreft te maken met een nieuwe werkelijkheid, waarin de vraag naar kantoor-, bedrijfs- en winkelruimte en bedrijventerreinen permanent op een veel lager niveau zal liggen dan aan het begin van deze eeuw. En naast het overaanbod op de commerciële vastgoedmarkt tikt er ook een ‘tijdbom’ onder het maatschappelijk vastgoed. Eenvoudige oplossingen zijn niet voorhanden, elk segment vraagt om zijn eigen specifieke aanpak. Creativiteit, flexibiliteit, deregulering en slagvaardig inspelen op particulier initiatief zijn hier de sleutelbegrippen. Tegelijkertijd moet het ook niet zo zijn dat deze nieuwe werkelijkheid ontwikkelingen onmogelijk maakt. Dat is het spanningsveld waar gemeenten en regio’s mee moeten dealen.
De detailhandel beleeft door de economische omstandigheden en veranderend koopgedrag moeilijke tijden. Met leegstand en een verminderde behoefte aan vierkante meters als gevolg. Aan de andere kant liggen er plannen op tafel waar gemeenten en ondernemers mee verder willen of moeten. We willen niet bouwen voor leegstand en niet op de stoel van de ondernemers gaan zitten, maar samen bekijken welke mogelijkheden realistisch en financieel haalbaar zijn. Hoe kun je aansluiten op toekomstige behoeften van consumenten, biedt je bijvoorbeeld mogelijkheden aan internetwinkels om pick up points te realiseren? Om zulke vragen te beantwoorden moeten we flexibel zijn en als er leegstand is bijvoorbeeld kijken naar tijdelijke alternatieve bestemmingen. We moeten creatief denken, kijken naar kansen, de randen opzoeken, flexibel omgaan met bestemmingsplannen. hans tanis, regionaal portefeuillehouder ruimtelijke ontwikkeling, wonen, leefbaarheid en ondernemerschap
41
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 3 economie
focus op de drechtsteden De beschreven trends en gevolgen stellen de Drechtsteden voor grote uitdagingen, opgaven en mogelijk ook dilemma’s. Zonder volledigheid te pretenderen benoemen wij er hier tot slot van dit hoofdstuk enkele.
De kracht van de Drechtsteden
Wetende dat werken steeds meer het wonen volgt, maar ook dat we maar een kleine stedelijke regio zijn, is en blijft het van het grootste belang om de woonaantrekkelijkheid van de regio te vergroten. Zeker voor jongeren. Lenen en aansluiting zoeken bij
de buren (Rotterdam) lijkt maar tot op zekere hoogte een goede strategie. Het dilemma is toch vooral nog steeds het ontbreken van hoger onderwijs hier in de regio. Niet zozeer voor de arbeidsmarkt, want dat lost zich wel op, maar vooral voor het binden van hoger opgeleide jongeren aan de regio, met alle positieve spin-off van dien. De vraag is daarom gewettigd of we als regio toch niet echt alles op alles moeten zetten om hoger onderwijs hier naar toe te krijgen. Verder zullen we zo denken wij nog meer moeten inzetten op de Dordtse Binnenstad als centrum van de regio. Qua stedelijke voorzieningen zijn grote stappen gezet. Maar qua verbindingen kan het allemaal toch wel heel wat beter.
Bedrijven maken hun keuzes vooral op basis van zaken als culturele voorzieningen, mentaliteit, voorzieningen, aanwezigheid van mogelijke partners, toeleveranciers en dergelijke. Een belangrijke positieve ontwikkeling op dat vlak is de culturele verrijking van Dordrecht. Maar bijvoorbeeld uit koppeling van de binnenstad met de Biesbosch en de molens van Kinderdijk kunnen we nog veel meer halen en laten zien dat de regio een aantrekkelijk plek is om te wonen, recreëren en werken. bert van de burgt, regionaal portefeuillehouder werk en inkomen, beroepsonderwijs, arbeidsmarkt en werkgelegenheid
De kennis- en netwerkeconomie en de opkomst van zelfstandig ondernemerschap In de kennis- en netwerkeconomie past het inzetten op (boven)
42
regionale allianties en samenwerkingsverbanden tussen overheden, onderwijs- en kennisinstellingen en het bedrijfsleven. In de Drechtsteden gebeurt op dat gebied al veel, onder andere in het kader van het regionaal programma arbeidsmarktbeleid. De regio gaat ook deelnemen in Innovation Quarter, een netwerkorganisatie die innovatie in het midden- en kleinbedrijf helpt tot stand brengen. In het krachtenveld van de technologie gedreven internationale concurrentie is ‘slimme regionale specialisatie’ geboden. Dan heb je het over het benutten van comparatieve voordelen op de lange termijn die je als regio voor bepaalde sectoren/clusters blijkt te hebben. Ofwel voortbouwen op de eigen specifieke kracht. De inzet van onze regio op Maritieme Topregio past hierin. Tegelijkertijd maakt het inzetten op één bepaalde cluster een regio kwetsbaar. Daarom is het goed om naast die ‘slimme’ specialisatie strategie als regio ook in te zetten op ‘slimme’ diversificatie.
43
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
Slim in de zin dat daarbij gezocht zou moeten worden naar skill-gerelateerde sectoren, m.a.w. sectoren die aan de dominant aanwezige sectoren gerelateerde competenties van werknemers vragen.
De Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht en de RDM-Campus in Rotterdam zijn mooie concrete voorbeelden van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Bedrijven zetten hun nieuwste machines en innovaties in en weten op die manier met het onderwijs aan te sluiten bij de praktijk in de bedrijven en leerlingen te interesseren en aan te trekken.
Met ons regionale arbeidsmarktbeleid laten we zien dat we allianties kunnen smeden. Allianties die opleiding regelen, leren-werken of een leven lang leren organiseren. Als overheid komen we eigenlijk pas weer in beeld als partijen er niet uitkomen of als we voor een doelgroep aan de slag moeten waarvoor we uitkeringen betalen. Verder is onze rol beperkt tot stimuleren, faciliteren, prikkelen en uitdagen om een stapje verder te gaan. Tegelijkertijd moeten we er natuurlijk voor zorgen dat voor bestuurders en ambtenaren duidelijk is hoe we die rol invullen. bert van de burgt, regionaal portefeuillehouder werk en
gido ten dolle, directeur so gemeente dordrecht en
inkomen, beroepsonderwijs, arbeidsmarkt en werkgelegenheid
netwerkmt-economie
De WRR geeft het advies om mbo-instellingen verder te ontwikkelen tot kennisinstellingen voor het midden- en kleinbedrijf. De duurzaamheidsfabriek past daar perfect in, zeker omdat daar ook een focus ligt op het tot stand brengen van groene innovaties. Tegelijkertijd treffen ontwikkelingen vooral middelbaar opgeleiden. De populariteit van zelfstandig ondernemerschap groeit verder door. Daar ligt ook een uitdaging voor het mbo: het doceren en stimuleren van zelfstandig ondernemerschap. In het verlengde daarvan is de vraag hoe de lokale overheid optimaal kan inspelen op de trend naar meer zelfstandig ondernemerschap en de civic economy. Hoe kan economisch beleid optimaal open staan voor de kracht van deze nieuwe ondernemers?
De arbeidsmarkt
Regionaal arbeidsmarktbeleid blijft nodig. Het aanpakken van de jeugdwerkloosheid, de begeleiding van werk naar werk, de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en het aan werk helpen van een sterk toegenomen aantal mensen dat afhankelijk is van een uitkering blijven belangrijke opgaven.
44
De inzet daarbij voor de komende jaren is het in positie brengen van partners, het leggen van verbindingen en het werven van fondsen en uitlokken van investeringen. Wat ons betreft wordt daarbij ook aansluiting gezocht bij de vragen die we boven hebben opgeworpen.
De vastgoedmarkt
De boven geschetste dilemma’s op de vastgoedmarkt gaan uiteraard ook op voor de Drechtsteden. Zaak is om kansen te zien en te benutten. In een gebiedsgerichte benadering, want elk specifieke gebied heeft zo zijn eigen kenmerken en potenties. In het ene geval zal verruiming van het bestemmingsplan al nieuwe ontwikkelingen van de grond trekken, in het andere geval kan een ontwerpwedstrijd de start zijn van een nieuw begin. Belangrijk bij dat alles blijft een open en realistisch oog voor de mogelijke effecten van ontwikkelingen op de situatie elders in de stad of regio. De grote uitdaging daarbij is om daar een goed evenwicht in te vinden.
h 3 economie
Bronnen CBS (2011). “Een miljoen huishoudens meer in 2045”, Webmagazine maandag 4 april. Bronnen
CBS (2014). “Immigratie loopt op” Persbericht 47, 11 augustus. Aslander, M. en E. Witteveen (2010). Easycratie, De toekomst van werken en organiseren. Den Haag: Sdu uitgevers bv. CBS (2014). “Leeftijd is meer dan een getal: subjectieve leeftijd en subjectieve levensverwachting onder Nederlandse ouderen” Bevolkingstrends. CfK (2013). Hoe shopt de consument in 2020? CfK/Shopping 2020. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. Dijken, K. van (2014). Masterclass trends en beleidsuitdagingen Dordrecht en Drechtsteden. Den Haag: Platform 31. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. Dongen, F. van (2013). Topsectoren en regio’s. De relatie tussen vestigingsplaatsfactoren en de concentratie van topsectoren. Den Haag: Planbureau voor de CPB (2011). Arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Den Haag: Centraal Planbureau. Leefomgeving. Heije, P. (2014). “Spitsroeden lopen in nieuw gezin” De Stentor, 19 augustus. Ecorys (2013). Rapport ter voorbereiding van de conferentie van de Vlaams-Nederlandse Delta te Dordrecht. Rotterdam. J/M ouders (2012). “Toekomstvisie: powervrouwen & patchworkgezinnen”. FME-CWM, Ministerie van Economische Zaken, KvK, TNO & VNO-NCW (2014). Smart Industry, Dutch industry fit for the future. Den Haag. Latten, J. (2010). Dordrecht en haar ouderen: een blik op 2025. ING (2014). Winkelrevolutie in de regio. Opkomst e-commerce stimuleert regionale banengroei. Manting, D. en Huisman, C. ( 2013). “Jongeren en stedelijke groei” Rooilijn 46(6): 420-429. International Advisory Board Rotterdam (2013). Rotterdam, fit for the future. Movisie (2014). “Vrijwilligerswerk in een vergrijzende samenleving: 6 interessante trends uit Engels onderzoek” 13 augustus. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013). Rijksbrede Trendverkenning. Den Haag: Strategieberaad Rijksbreed OCD (2014). De grijze golf:en deMilieu demografi sche ontwikkeling Drechtsteden tot 2030stad Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Ministerie van Infrastructuur (2014). Kabinetsreactie Rli adviezen Toekomst en kwaliteit zonder groei. DenDrechtsteden. Haag. OCD (2014). Verslag Zaken Welzijnsbezoek onder 75-plussers: leefsituatie Dordtse 2013.Reshoring. Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. Ministerie van Sociale en Werkgelegenheid (2104). Brief Minister Asscherouderen betreffende 19 augustus. PBL (2013). Vergrijzing en ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. Den Haag: Planbureau voor de MVO Nederland (2013). Trends voor 2013. Leefomgeving. Ooijen, D. van (2014). Veertig jaar vooruitdenken. Platform31-nieuws. PBL (2014). Nederlandse bevolking in beeld: Verleden Based hedenCapital! toekomst. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Panteia (2013).De Toekomst van de maakindustrie. Knowledge Zoetermeer. Spruijt, en energieke Kormos, H.samenleving. (2010). Handboek scheiden ensturingsfi de kinderen: deeen beroepskracht die metDen scheidingskinderen maken heeft. PBL (2011).E.De Op zoek naar een losofivoor e voor schone economie. Haag: Planbureautevoor de Leefomgeving. Houten: Bohn Stafl eu en Loghum. PBL (2013). Vergroenen en verdienen, op zoek naar kansen voor de Nederlandse economie. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. PBL (2013). Werken aan de internationale concurrentiekracht van Nederlandse regio’s. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. PBL (2014). Is de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag klaar voor de groene race? Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. PBL (2014). Trends in de regionale economie, Input voor de VNG-commissie Stedelijk Perspectief. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. PBL/CPB (2013). Welvaart en Leefomgeving. Horizonscan. Den Haag. Platform31 (2013). Smart Specialisation Strategies in Nederland, Den Haag. Platform31 (2014). De stad en regio vooruit. Uitdagingen voor wethouders en teams Economische Zaken. Den Haag. Platform31 (2014). Toekomst van winkelgebieden. Bouwstenen voor publiek-private samenwerking. Presentatie voor REO Zuid-Holland Zuid Platform31/Twijnstra Gudde (2014). De civic economy, verslag van 4 masterclasses. Provincie Zuid-Holland (2012). De Weerbare Regio. Ruimtelijk-economisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie. Den Haag. Ridder, W. (2014). De ontdekking van de toekomst, Vakmedianet. RLI (2014). De toekomst van de stad. De kracht van nieuwe verbindingen. Den Haag: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Weterings, A & F. van Oort (2014). Veerkracht en de Regionale Arbeidsmarkt: Kansen op Vernieuwing in Rijnmond. Weterings, A. (2013). De Veerkracht van regionale arbeidsmarkten. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. WRR (2013). Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland. Amsterdam University Press.
45
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 4 sociaal
Sociaal Een terugtrekkende overheid met een moreel appèl op burgers. Een opborrelende activiteit vanuit burgers zelf. Hoge verwachtingen van vrijwilligerswerk. Willen weten wat werkt. En tegelijkertijd loslaten om innovatie en burgerschap ruimte te geven. Hoe blijven we scherp op de nieuwe ontwikkelingen en hoe grijpen we kansen? De kapstok van alle trends binnen het sociale domein is en blijft de reis van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving al dan niet gezamenlijk ingegeven door een identiteitscrisis van de publieke sector, de economische crisis en door onvrede van burgers met het huidige systeem. Een reis waar we al aan zijn begonnen. Een reis die niet vanzelf gaat omdat actief burgerschap bloed, zweet en tranen kost. Een reis waarbij je moet beseffen dat het eindstation niet het einde van de verzorgingsstaat betekent, maar in het verlengde ligt. Een verbeterde versie?
46
47
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 4 sociaal
trends Individualisering en onvrede
We zien burgers in beweging. En dit heeft twee redenen. Ten eerste identificeren we ons als gevolg van voortgaande individualisering niet meer zo goed met een collectief of met de samenleving als geheel. Er is een beweging zichtbaar van afhankelijk zijn van een standaard aanbod aan voorzieningen naar behoefte aan maatwerk. Een persoonlijke invulling van wonen, welzijn, onderwijs en zorg.
In vergelijking met andere landen in Europa wordt geestelijke gezondheidszorg in Nederland vaak verleend tussen de muren van instellingen. Dat gaat veel meer thuis en op school plaatsvinden. We bouwen het aantal bedden in instellingen en de kosten die daarmee gepaard gaan af, terwijl mensen toch geholpen worden en tegelijkertijd door kunnen gaan met hun leven. Elke situatie is natuurlijk anders en wie hulp nodig heeft, krijgt die hulp, maar we horen vaak dat mensen ook liever thuis, in hun eigen omgeving zijn, dan in een instelling verblijven. (Karin Lambrechts, regionaal portefeuillehouder maatschappelijke ontwikkeling). karin lambrechts, regionaal portefeuillehouder maatschappelijke ontwikkeling.
Ten tweede is er beweging te zien door onvrede met het huidige systeem. Men vindt dat veel organisaties in het sociale domein groot zijn geworden door slecht te doen. Te complex, te bureaucratisch en onvoldoende gericht op de menselijke maat. Dit gebrek aan vertrouwen gooit niet alleen zand in de verzorgingsmachine, maar zorgt ook voor opbouwen van onderaf.
48
Hoge verwachtingen van vrijwilligerswerk
De verwachtingen die de overheid heeft van vrijwillige inzet zijn hoger dan ooit. Er is minder geld, overheid en markt vallen tegen en belangrijke instellingen/organisaties worden gesloten. Drie wat simplistisch geformuleerde redenen om te gaan werken met vrijwilligers. De komende jaren zal er steeds vaker een beroep worden gedaan op het eigen netwerk en onderlinge steun. De druk op mantelzorgers zal hierdoor groter worden. Een verschuiving van taken van professionals naar vrijwilligers wordt ingezet. Het aantal vrijwilligers is in Nederland hoog ten opzichte van andere Europese landen. En er is nog steeds een altruïstisch overschot: er zijn veel mensen die veel voor anderen willen doen. Dit zorgt voor nieuwe kansen, maar ook voor risico’s.
Om mantelzorgers te ondersteunen, is ons beleid erop gericht meer vrijwilligers aan te trekken en te trainen. […] Een grappig voorbeeld is een oudere voetballiefhebber die alleen kijken saai vindt. Een digitale oproep zorgde ervoor dat er inmiddels gezellig een student mee komt kijken naar wedstrijden op televisie. Het zijn kleine voorbeelden van een grote opgave waar we voor staan, maar op zulke manieren willen we vraag náár en aanbod ván vrijwilligerswerk op een breed gebied aan elkaar koppelen. […] Het gaat dus vooral om het maken van de goede match tussen mensen die wat willen doen en mensen die hulp kunnen gebruiken. karin lambrechts, regionaal portefeuillehouder maatschappelijke ontwikkeling.
Minder geld zet aan tot systeemwijziging
De Nederlandse overheid doet, mede ingegeven door de bezuinigingen, een sterk moreel appèl op burgers: doe mee, laat anderen niet in de steek, wees gezellig. Met andere woorden: een activerende overheid. Het idee is dat afhankelijkheid van de overheid meer belastend is dan afhankelijkheid van partner of familie. De nadruk wordt gelegd op verantwoordelijkheid en actieve solidariteit. Burgers moeten niet alleen passief betrokken zijn bij elkaar (belasting betalen), maar ook actief (zorgen voor een buurtbewoner). Ook dienen zij zelf verantwoordelijkheid te nemen om oplossingen te vinden voor hun problemen. Tegelijkertijd trekt de overheid zich steeds meer terug. Er zijn grote maatschappelijke veranderingen en innovaties nodig om de transformatie in het sociale domein te bereiken. De overheid pretendeert niet langer dat zij de geschikte partij is om maatschappelijke problemen op te lossen.
49
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
h 4 sociaal
Het eigen kracht principe zegt al dat burgers zelf verantwoordelijk zijn en dat betekent automatisch dat zij regie hebben. Dit maakt nieuwe vormen van samenwerking noodzakelijk tussen gemeenten, burgers en professionals. Burgers zijn dankzij internet en toenemende connectiviteit steeds beter geïnformeerd en georganiseerd. Betekenis en lokaliteit worden juist belangrijk. De focus ligt op leefbaarheid en vitale netwerken. Het gaat nu om sturen op de bestaande maatschappelijke dynamiek en je steeds afvragen als gemeente: is dit belangrijk? zijn we er van? en, in hoeverre gaan we een rol spelen?
Voorname aandachtspunten in de Drechtsteden zijn net als elders in het land de decentralisaties, waarbij gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Ook hierin verschuift de taak van zelf organiseren naar het bij elkaar brengen van partijen.
De bottom line van de ontwikkelingen rondom jeugdzorg en de Wmo is dat we op een kruispunt staan. Enerzijds wekken we namelijk de suggestie dat er een trend in de samenleving is waarin we publieke ruimte teruggeven aan het individu, waarin mensen meer zelf moeten doen, moeten participeren en waarin we een beroep doen op eigen kracht. Anderzijds hebben we een overheid en een politieke opinie die sterk zijn gericht op controle, beheersen en voorkomen. In beleidsjargon betekent dat voor jeugdzorg en de Wmo: zorgen dat de ‘dijken op hoogte zijn’. Oftewel de sociale infrastructuur is op orde, taskforces zijn aan de slag, multi-problem gezinnen krijgen ondersteuning enzovoorts. Die twee ontwikkelingen hebben iets paradoxaals.
marcel van bijnen, directeur gr drechtsteden).
marcel van der priem, voorzitter netwerk mt sociaal.
Controle, beheersen en voorkomen
Volgens sommigen gaat de terugtrekkende overheid gepaard met de opmars van de controlestaat: de veiligheidsutopie... Gemeenten willen weten of iets werkt, zeker nu zij steeds vaker zeggen: wij doen het niet meer, u moet het zelf doen. De overheid wil enerzijds meer vrijheid geven aan burgers en professionals en anderzijds controle houden. Zorgen dat zaken niet uit de hand lopen, bijvoorbeeld: bij crisissituaties in de Jeugdzorg. Een katalysator is de aandacht van de media voor incidenten. Dit zal niet afnemen met de toenemende hyperconnectiviteit: we gaan naar een wereld toe waarin alles en iedereen met elkaar verbonden is. Media beïnvloedt de politiek.
50
Het gevaar bestaat dat men hoofdzakelijk aan incidentenpolitiek en controle gaat doen en het oorspronkelijke doel (goede hulp daar waar nodig) langzaam uit het oog verliest.
Door internationalisering, informatisering en individualisering verdwijnen duurzame sociale kaders en neemt de complexiteit alleen maar toe. Dat is de maatschappelijke werkelijkheid. Ruimte voor leren, experimenten, successen en falen horen hier bij. Beheersmatig, bureaucratisch opdrachtgeverschap vanuit gemeenten niet.
51
onderzoekcentrum drechtsteden
h 4 sociaal
de drechtsteden van morgen
gevolgen Diversiteit in sociale kaders en beleid
Vanuit de gedachte dat gemeenten dichterbij bewoners zorg en welzijn efficiënter kunnen organiseren, verandert het loket met een aanbod van voorzieningen in een lokale aanpak op maat. Een uitwerking van deze gedachte vinden we terug in de vele soorten en maten wijkteams die in Nederland worden gestart. Die lokale aanpak op maat gaan professionals uitvoeren. Dit vraagt om professionals die zichzelf opnieuw moeten uitvinden. Voortdurend in dialoog met burgers, verantwoordelijkheid voor het aansturen/begeleiden van vrijwilligers en zo responsief mogelijk werken zijn belangrijke vereisten. Het belang van kennen en gekend worden, van lokale niet-verplaatsbare, niet veralgemeniseerbare kennis is voor de moderne professional van steeds groter belang. De toegenomen diversiteit zorgt ervoor dat bestuurders vaker onmacht voelen (want hoe stuur je?), professionals wellicht handelingsverlegen zijn (hoe handel je?) en burgers onzeker zijn (wat gaat er veranderen?).
Wel zie ik perspectief als lokale overheden van het rijk de tijd krijgen zich die nieuwe verhoudingen eigen te maken, nieuwe taken goed in kunnen vullen, ruimte krijgen om fouten te maken en te leren en niet veroordeeld worden tot heel veel regels. Vooral de nabijheid van gemeente en inwoners is een pluspunt om inwoners en ondernemers de publieke ruimte te laten vullen. Lokale overheden kunnen door die nabijheid beter faciliteren. marcel van der priem, voorzitter netwerk mt sociaal.
52
Steeds vaker zal het maatschappelijk doel dat we willen bereiken centraal staan (niet de output of het proces). Dit vraagt om loslaten van klassieke domeinen en het verbinden tot samenwerkende teams om de doelen te bereiken. Bij elke opdrachtformulering nu en bij elke afspraak tussen gemeenten en de wijkteams is dit aan de orde van de dag. In hoeverre laten we los? Welke afspraken maken we? Dit stelt eisen aan sturing. Sturen op uitkomsten die het verschil maken in het leven van burgers is de essentie. Dit resulteert niet alleen in diversiteit in aanpak in de buurten en wijken zelf, maar ook in meer diversiteit in beleid tussen gemeenten en tussen voorzieningen voor specifieke groepen binnen gemeenten (maatwerk, relatie).
Risico: nieuwe vormen van sociale ongelijkheid
Door de nadruk op eigen kracht en actief burgerschap ontstaan nieuwe soorten sociale ongelijkheden. Het is de kunst om hier op bedacht te zijn en er op te anticiperen waar nuttig en mogelijk. •
De draagkrachtige burger (met sterk netwerk en geld) vindt de focus op eigen kracht fijn. Hij/zij kan wanneer er hulp nodig is, zoveel mogelijk de autonomie behouden. Voor mensen zonder sterk netwerk en met weinig geld is dit anders. Zij kunnen niet makkelijk zorg inkopen (bijvoorbeeld een hulp in het huishouden) en zijn afhankelijk van een heel klein netwerk. In plaats van zelfredzamer worden zij juist afhankelijker van familie, vrienden, buren. Dit noemt men de autonomieparadox. Het gevolg hiervan kan zijn dat de participatie van deze groep verder wordt ingeperkt, dat zij vraagverlegen worden en dat zij op den duur zwaardere professionele zorg nodig hebben.
•
De burgerinitiatieven schieten als paddenstoelen uit de grond. De opkomst van actief burgerschap zorgt naast voor mooie kansen ook voor dreigende nieuwe ongelijkheid. Mensen organiseren burgerinitiatieven met soortgenoten. De actieve burger is een specifieke burger is. Hoog opgeleid, van middelbare leeftijd en met lange buurtbinding. Het zijn vaak mensen met dezelfde belangen, een overeenkomstige levensstijl en overlappende netwerken. Roep je als gemeente op tot actief burgerschap en prijs je initiatieven, dan bereik je vooral de groep mensen die het al doen en wijken waar deze mensen wonen (goede, draagkrachtige wijken). Burgerkracht zorgt niet voor meer solidariteit of het antwoord op publieke vraagstukken. Het zorgt voor ‘bonding’, niet voor ‘bridging’.
•
De inkomensverschillen zijn in Nederland betrekkelijk klein, maar voor het eerst sinds jaren is er een toenemende tweedeling in inkomen zichtbaar. De slechte economische situatie en de afnemende verzorgingsstaat zullen de tweedeling versterken. Burgers kunnen door de beleidswijzigingen te maken krijgen met kortingen op meerdere terreinen. Samenloop komt vooral bij drie groepen terecht: ouderen en mensen met een lichamelijke beperking (overlap Wmo en AWBZ), werklozen en mensen met psychische/ sociale problematiek (overlap WWB en Wmo) en personen met een verstandelijke beperking en gezinnen (overlap Jeugdzorg en AWBZ). De eerste twee groepen zijn ongeveer even groot. De derde groep is relatief klein.
53
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
Resultaten van inzet vrijwilligerswerk onzeker
De verschuiving van professionele zorg naar inzet van vrijwilligers zorgt er voor dat burgers minder afhankelijk zijn van de overheid, het heeft positieve effecten op de sociale cohesie, formele en informele netwerken sluiten beter aan dan voorheen en de kosten zijn lager. Daarentegen neemt de druk op vrijwilligers toe en raken mensen tussen wal en schip als zij niet aantrekkelijk zijn voor vrijwilligers. Ook ligt er een groot risico wanneer er te laat of onvoldoende professionele ondersteuning ingezet wordt. Als het gaat om de mogelijkheden en grenzen van vrijwilligerswerk, gaat het dan ook om wat mensen mogen en kunnen en niet alleen om de bereidheid om (nog) meer te willen doen. Wat betreft mogen, zijn sommige handelingen voorbehouden aan professionals en daarnaast speelt het punt van verdringing van betaald werk. Bij kunnen hangt veel af van persoonlijke
omstandigheden: tijd (naast arbeid, reistijd, gezin), gezondheid, financiële positie en kennis& vaardigheden. Vooral door ook een grotere druk op de kracht van netwerken (mantelzorg) neemt de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te kunnen doen af. Er wordt veel geëxperimenteerd, maar op een manier zoals we in andere sectoren nooit zouden doen. Daar zouden we voorzichtig uitproberen, risico’s in kaart brengen, evalueren en vast stellen wat mogelijk is voordat we beginnen. Of vrijwilligers kwalitatief eigenlijk wel geschikt genoeg zijn, of arrangementen duurzaam genoeg zijn en of vrijwilligers betaalde banen ‘wegroven’ wordt onvoldoende afgewogen.
h 4 sociaal
focus op de drechtsteden Kunnen wijkteams risicogroepen bereiken?
De Drechtsteden gemeenten zijn sociaal net zo sterk als de gemiddelde Nederlandse gemeente. De meerderheid van de bewoners redt zich prima op eigen kracht. Een klein deel, 4%, niet. Dat zijn 8.000 Drechtstedelingen. In totaal denkt 3% niet te kunnen terugvallen op hun netwerk. Nu is het gelukkig zo dat de bereidheid om te helpen/zorgen voor naasten groter is dan de inschatting van de hulpbehoevende zelf. Dit heeft te maken met vraagverlegenheid. Hoe ga je hiermee om?
Sturen op actief burgerschap?
In de Drechtsteden is veel aandacht voor actief burgerschap. Burgerinitiatieven worden gestimuleerd. Dat staat in de beleidsplannen. Echter, in de praktijk komt dat stimuleren niet altijd van de grond: hoe vind je de (juiste) initiatieven? en wat betekent ‘stimuleren’ eigenlijk? Meer bijsturend beleid is nodig om de scheefheid in burgerinitiatieven (deels) te compenseren. Al zien we ook in de Drechtsteden al goede voorbeelden.
We merken vaak dat mensen het idee hebben dat ze maar een klein netwerk om zich heen hebben. Maar als we dan op papier zetten of en op welke manier we termen als ‘eigen kracht’ en ‘zelfredzaamheid’ invulling kunnen geven, blijken er vaak wel degelijke familieleden en vrienden te zijn die een handje willen helpen. karin lambrechts, regionaal portefeuillehouder maatschappelijke ontwikkeling.
Ook in de Drechtsteden zijn diverse wijkteams actief, bijvoorbeeld de sociale wijkteams in Dordrecht-West, het Sociaal Team Sliedrecht, de MEE-teams en de Jeugdteams. Veel welzijnsorganisaties in de Drechtsteden werken al met netwerkbijeenkomsten rondom de cliënt. En dit is een goed middel om de bereidheid in kaart te brengen. Het directe risico zit bij mensen zonder netwerk of een klein netwerk. Interventies zijn hier moeilijk omdat deze groep lastig te bereiken is. Wel zien we nu al met de start van de eerste wijkteams dat professionals van die teams veel beter weten wat er speelt bij bewoners.
54
We zien ook andere kleinschalige initiatieven waar ‘ongelijksoortige mensen’ in initiatieven stappen. Niet omdat ze lid zijn van dezelfde hockeyclub, politieke partij of bij dezelfde topbedrijven werken, maar omdat ze gedeelde waarden en idealen hebben. marcel van der priem, voorzitter netwerk mt sociaal.
55
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
Uit een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat met meer hulp van professionals en met budget voor initiatieven ook meer migranten, lager opgeleiden en jongeren in actie komen. Daarnaast is het goed om op te merken dat de gerichtheid van actieve burgers op de eigen ‘soort’ geen onwil is, maar men weet niet zo goed hoe de brug te slaan.
Wat helpt vrijwilligerswerk succesvol te laten zijn?
Een derde van de Drechtstedelingen is actief als vrijwilliger en 12% zet zich actief in voor de buurt. Ook is er nog steeds bereidheid méér te doen. Toch is dit geen garantie voor succes. De nieuwe vrijwilliger wil niet voor lange tijd gebonden zijn. Ontplooiing is voor de vrijwilliger steeds belangrijker. Bij vrijwilligerswerk in de zorg/ondersteuning is dit niet altijd even makkelijk te doen. Daar streeft men bovenal naar duurzaamheid van ondersteuningsarrangementen. Genoeg vrijwilligers met veel tijd, een goede gezondheid, goede buurtbinding en ervaring met organisatorische taken is belangrijk. In de Drechtsteden wordt nu in diverse pilots bekeken wat men kan overlaten aan vrijwilligers en wat niet. Die opbrengsten uit de praktijk kunnen vrijwilligerswerk succesvol laten zijn. Of de kosten van ondersteuningsarrangementen lager zijn, is belangrijk, maar ook aandacht voor het mogen en kunnen van vrijwilligerswerk. Dit vergt iets anders van de rol van professionals, bijvoorbeeld: bemiddelen, burgers uitnodigen om activiteiten op te zetten, zorgen voor de organisatie en continuïteit van taken in stand houden.
bij aanbieders en bij burgers zelf. De gemeente kan en mag de ondersteuning/zorg niet regisseren, zeker niet als ze zegt: maak gebruik van eigen kracht, neem uw verantwoordelijkheid en betaal waar u kan. Aan de andere kant blijft er een groep behoeftigen die zwaar ondersteund moet blijven worden en die (voornamelijk door slechte informatie vanuit het Rijk) nog steeds niet goed in beeld is bij gemeenten. Vanaf volgend jaar is het in kaart brengen en monitoren van deze groepen mogelijk. De Drechtsteden gemeenten krijgen dan meer zicht op het bereik van lastige doelgroepen en kunnen beter werken aan vermindering van de overlap. Sturing is dan beter mogelijk.
Op het gebied van zorg, wonen en welzijn zijn er overlappende vlakken, doen organisaties dezelfde dingen. Op andere vlakken vallen juist gaten. Door afstemming kunnen we daar resultaten boeken.
h 4 sociaal
Bronnen CBS (2011). “Een miljoen huishoudens meer in 2045”, Webmagazine maandag 4 april. Bronnen
CBS (2014). “Immigratie loopt op” Persbericht 47, 11 augustus. Bochove, Duyvendak en Tonkens (2014). “Baken het vrijwilligerswerk duidelijk af”. Zorg & Welzijn. CBS (2014). “Leeftijd is meer dan een getal: subjectieve leeftijd en subjectieve levensverwachting onder Nederlandse ouderen” Bevolkingstrends. Bohlmeijer, L. (2014). “De strijd van Trudy Dehue tegen de standaardisering van alles”. www.decorrespondent.nl CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. Divosa (2012). Verkenning: Bouwstenen voor het sociale domein. CBS (2014). “Projecties van de gezonde levensverwachting tot 2030” Bevolkingstrends. Kamerstuk 29 362, (2014). Modernisering van de overheid. Den Haag. CPB (2011). Arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Den Haag: Centraal Planbureau. Kampen, T., I. Verhoeven em L. Verplanke (2013). De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Amsterdam: Van Gennep. Heije, P. (2014). “Spitsroeden lopen in nieuw gezin” De Stentor, 19 augustus. KING, VNG (2014). Samen werken aan een nieuw sociaal domein. Hoe werken gemeenten aan de decentralisaties werk, jeugd en zorg? Den Haag. J/M ouders (2012). “Toekomstvisie: powervrouwen & patchworkgezinnen”. Ministerie van BZK (2014). Trends en ontwikkelingen voor gemeenten van de toekomst. Utrecht: BeBright. Latten, J. (2010). Dordrecht en haar ouderen: een blik op 2025. Motivaction (2013). Trendanalyse. Amsterdam. Manting, D. en Huisman, C. ( 2013). “Jongeren en stedelijke groei” Rooilijn 46(6): 420-429. OCD (2012). KTO Wmo. Drechtsteden Zorg- en welzijnvrijwilligers. Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. Movisie (2014). “Vrijwilligerswerk in een vergrijzende samenleving: 6 interessante trends uit Engels onderzoek” 13 augustus. OCD (2013). Factsheet Sociale Steun. Hoe stimuleren we het beroep op het eigen netwerk? Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. OCD (2014). De grijze golf:2013. de demografi sche participatie, ontwikkelingvrijwillige Drechtsteden totmantelzorg. 2030 Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. OCD (2014). Monitor Sociaal Eigen kracht, inzet en Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. OCD (2014). Verslag Welzijnsbezoek 75-plussers: leefsituatie Dordtse ouderen 2013. Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden. Platform 31 (2013). Steden in onzekere onder en turbulente tijden: trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder. PBL (2013). Vergrijzing en ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. Den Haag: Planbureau voor de Programmateam Jeugd Zuid-Holland Zuid (2014). Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid. Leefomgeving.Wmo Drechtsteden (2014). Wmo beleidsplan Drechtsteden 2015-2018. Programmateam PBL (2014). Deberoep Nederlandse bevolking beeld: Verleden hedenPlanbureau. toekomst. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. SCP (2012). Een op de burger. DeninHaag: Sociaal Cultureel
karin lambrechts, regionaal portefeuillehouder
Spruijt, E. Hulp en Kormos, H. (2010). Handboek scheiden en de kinderen: voor devan beroepskracht die met scheidingskinderen maken heeft. SCP (2014). geboden. Een verkenning van de mogelijkheden en grenzen (meer) informele hulp. Den Haag: Sociaal te Cultureel Planbureau. Houten: Bohn Stafl eu en Loghum. Tonkens, E. (2008). “Herwaardering voor professionals, maar hoe?” ROB-lezing.
maatschappelijke ontwikkeling.
Tonkens, E. (2014). “Vijf misvattingen over de participatiesamenleving”. Afscheidsrede. Tonkens, E. (2014). Lezing: Kenniswerkplaats leefbare wijken Rotterdam via lecturessociology Erasmus Universiteit. Verhoeven, I. & Tonkens, E. (2012). “Actief burgerschap: een wens of een moetje?” Sociale vraagstukken. Wouters, L. (2014). “Sociale netwerken in 2020: hyperconnectivity” www.emerce.nl Zwart-Olde, I., M. Jacobs & M. Broese van Groenou (2013). Zorgnetwerken van Kwetsbare Ouderen. Onderzoeksrapportage voor hulpverleners, onderzoekers en (beleids)medewerkers in de ouderenzorg. Amsterdam: VU.
Balanceren tussen loslaten en zekerheden vragen!
We zien bij de Drechtsteden gemeenten steeds meer dat zij zichzelf de vraag stellen: ben ik hier van? en welke rol heb ik? Het is het begin van een ontwikkeling. Het blijft voorlopig nog balanceren tussen enerzijds loslaten en ruimte geven aan innovaties/ initiatieven die zelforganisatie ondersteunen en anderzijds controle in een tijd met grotere maatschappelijke en financiële risico’s. Loslaten is de enige manier om innovaties uit te lokken
56
57
onderzoekcentrum drechtsteden
de drechtsteden van morgen
Colofon Samenstelling en redactie Onderzoekcentrum Drechtsteden
Concept en productie
Impuls Publiciteit, Sliedrecht
Beeldmateriaal
Onderzoekcentrum Drechtsteden, Impuls Publiciteit
Oplage 250 exemplaren
Disclaimer
Dit boekje is met zorg samengesteld niettemin kunnen hieraan geen rechten worden ontleend. November 2014
58
Raadhuisplein 3 3331 BT Zwijndrecht
Postbus 619 3300 AP Dordrecht
Telefoon 078 – 770 3905
www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Raadhuisplein 3 3331 BT Zwijndrecht
Postbus 619 3300 AP Dordrecht
Telefoon 078 – 770 3905
www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
partner voor beleid