PROFIELWERKSTUK
MAURICK COLLEGE VUGHT
HANDLEIDING HAVO - VWO
SCHOOLJAAR 2014- 2015
________________________________ Instructies voor de leerling Inhoud 1.1
Inleiding
1.2 Keuze van onderwerp, vakken, docent en partner 1.3 Logboek + werkmap 1.4 Een stappenplan: hoe pak je het aan en wanneer moet het af zijn? 1.5 Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren 1.6 Het onderzoek 1.7 Het definitieve eindproduct 1.8 De beoordeling
Bijlagen: Keuzeformulier (2x) Beoordelingsmoment I en II Verklaring Profielwerkstuk (2x)
Bron: Stedelijk Gymnasium Utrecht, Gomaruscollege, Pia Crul
Inleiding Wat is een profielwerkstuk? Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. In het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn:
informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken);
onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden;
communicatieve of presentatievaardigheden.
Daarnaast worden ook vakspecifieke vaardigheden getoetst.
Keuze van het vak In het profielwerkstuk moet op basis van een vak waarin je ‘centraal’ examen doet een zinvol onderwerp worden uitgediept aan de hand van een relevante hoofdvraag en een aantal deelvragen. Het kan dus gaan om een vak als Geschiedenis, Economie of Aardrijkskunde maar ook bij Nederlands, Engels of Duits kun je een profielwerkstuk schrijven. Dat hoeft dan niet in het Engels of Duits maar kan ook een cultureel of een literair onderwerp zijn dat samen hangt met het betreffende land. Vraag de docent van het vak dat jij het meest interessant vindt naar de mogelijkheden. Tot slot is het op de havo in de eindexamenklas mogelijk dat je alvast een project doet op een vervolgopleiding zoals bijvoorbeeld Avans, je werkt dan samen met studenten en docenten van die opleiding en krijgt een beter idee van wat je te wachten zou kunnen staan. In overleg met een begeleidend docent van onze school is zo’n project te beoordelen als een ‘normaal’ profielwerkstuk. In het geval dat je hierin geïnteresseerd bent kun je het best contact opnemen met de coördinator voor havo 5 mevrouw Burgstede.
Wat moet je doen? Een profielwerkstuk is een opdracht die een open karakter heeft. Een historisch of geografisch literatuuronderzoek mag maar het onderzoek kan ook het karakter van een creatief ontwerp hebben waarbij je daadwerkelijk iets maakt. Denk dan bijvoorbeeld aan een film, een Blog, een tijdschrift, of zelfs eigengemaakte jurk of een muziekstuk. Soms zal het eindproduct moeten worden aangevuld met een schriftelijk verslag waarin je het ontwerp en de uitwerking toelicht. Zorg er wel voor dat je vooraf toestemming hebt van je begeleidend docent.
Procesbeoordeling Belangrijk is ook dat naast het eindproduct, ook het proces waarmee het eindproduct tot stand is gekomen wordt beoordeeld. Je krijgt dus niet enkel een eindcijfer voor het eindproduct óók de manier waarop dit eindproduct tot stand is gekomen telt mee. (zie bijlagen I en II, beoordelingsformulieren). Gezien de noodzaak van een tijdige afronding zal dit jaar streng de hand worden gehouden aan de planning. Na de herfstvakantie moet je al een eerste versie in kunnen leveren en de afwerking moet klaar zijn vóór 21 november. Als je de termijn overschrijdt wordt je via de coördinatie verplicht na schooltijd bij te werken. Bovendien gaat er per week één punt van het cijfer af omdat je planning tekort schiet. Alleen na goedkeuring van je begeleider én je mentor kan van deze algemene regeling worden afgeweken. Sommige secties stellen ook bijkomende eisen aan de uiteindelijke presentatie van het Profielwerkstuk. Vraag je begeleider vooraf naar zulke specifieke voorwaarden.
Met wie? Je maakt het werkstuk meestal met één klasgenoot maar het kan ook alleen of in een grotere groep. Het is dan wel zaak daar vooraf toestemming te hebben gekregen van de begeleidende docent. Samen voer je de werkzaamheden zo veel mogelijk zelfstandig uit. Het kan echter voorkomen dat je stil valt of vast dreigt te lopen en dat bijsturing van een docent nodig is. In een dergelijke situatie is het verstandig hulp te vragen.
1.2 Keuze van onderwerp, vakken, docent en partner Bij de keuze van een onderwerp kies je eerst het vak waarvoor je het profielwerkstuk wilt maken. Daarna kies je een docent die je gaat begeleiden. Probeer een begeleider te vinden die goed thuis is in jullie onderwerp. Dat kan een ‘eigen’ docent zijn maar ook een docent waar je geen les van hebt. Het kan zijn dat een andere docent meer weet van het onderwerp. Bedenk ook dat een docent maar 5 a 6 Profielwerkstukken kan begeleiden. Het is dus mogelijk dat de docent van jullie voorkeur al vol zit. Let op dat de druk bij bepaalde secties groter is dan anderen, als je te lang wacht is het zelfs mogelijk dat een bepaald vak ‘vol’ zit.
Onderschat ook het kiezen van een partner niet! De keuze van een partner is van belang omdat je een lange periode moet samenwerken. Het is belangrijk dat partners dezelfde belangstelling voor het onderwerp hebben en dat jullie goed kunnen samenwerken. Als je de begeleider(s) en je partner(s) gekozen hebt, vul dan zo snel mogelijk samen met die begeleider (een kopie van) het ‘keuzeformulier profielwerkstuk’ (p18) in. Als het ondertekend is en voorzien van een stempel van de begeleidend docent dan geef je (de kopie van) het formulier aan je mentor. Als uiterste inleverdatum geldt 16 mei, het mag natuurlijk ook eerder.
1.3
Logboek + werkmap
Een logboek heb je nodig om verslag te doen van de voortgang van je onderzoek. Bij de tussenbesprekingen is dit logboek van groot belang om te kunnen beoordelen hoe er gewerkt is. Voor de Maatschappijprofielen blijft het logboek beperkt tot zaken als datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Meer inhoudelijke zaken die de voortgang laten zien worden immers zichtbaar in de werkmap. Hieronder is een voorbeeld van het logboek afgedrukt.
datum
tijd
plaats
verrichte werkzaamheden
10-12
15 minuten
school
Overleg met docent
11-12
ochtend
bibliotheek
Informatie over …… gezocht
opmerkingen
afspraken
niet gevonden
Naast een logboek is het noodzaak om een zogenaamde werkmap te maken. Dit is een voortgangsmap die je helpt bij het systematisch verzamelen en ordenen van de gegevens. Denk dus vooraf na hoe je de werkmap opzet. Het gaat hierbij meer om de inhoud en de gehanteerde systematiek dan om de vorm. In principe is een 2 of 4 gaats plastic mapje al voldoende. Een goed gedocumenteerde werkmap is onmisbaar voor de communicatie met je begeleider en zeer profijtelijk voor een goede uitwerking van je uiteindelijke presentatie of eindverslag. Je raakt niets kwijt en kunt je begeleider precies laten zien wat er al verzameld, bedacht c.q. geschreven is. Neem zoveel mogelijk gegevens op, want onbelangrijke details of bronnen kunnen in een later stadium essentiële informatie blijken te zijn. Een goed gevuld en systematisch opgezette werkmap is van groot belang bij de begeleiding en de beoordeling van het proces! Zet op zoveel mogelijk materialen een datum en een korte verwijzing naar de bron waar je het gevonden hebt, daar kun je later veel plezier van hebben. Probeer bij het ordenen van de gegevens al enigszins rekening te houden met de presentatievorm van het profielwerkstuk.
1.4
Een stappenplan: hoe pak je het aan en wanneer moet het af zijn?
Voor het profielwerkstuk staat een studielast van 80 uur. Je kunt het werken aan je profielwerkstuk onderscheiden in vier fasen. Achter iedere fase geven we aan hoeveel tijd je er grofweg aan zou kunnen besteden :
Stappenplan Periode
Fasering
3 Weken oriëntatie- en keuzefase
Week 16-17-20
stappen 1 Onderwerp/vakken/partner kiezen. Je oriënteert je op interessante onderwerpen/vakken en op een geschikte partner: overleg met vakdocenten, gesprekken met deskundigen, partner, grasduinen in bibliotheek, op Internet, en dergelijke. Keuzeformulier vrijdag 16 mei-> mentor
2 (Voorlopige) Onderzoeksvraag formuleren en Week 21-23-24-25 verdere oriëntatie en afbakening van het onderwerp: deelvragen formuleren; welke werkwijze/methode ga ik voor mijn onderzoek toepassen? welke informatiebronnen of hulpmiddelen heb ik nodig en kan ik die vinden? Vrijdag 20 juni Beoordelingsmoment 1-> mentor 4 weken
onderzoeksfase: 4 Informatiebronnen raadplegen: informatie week 36-37-38-39 verzamelen, beoordelen, selecteren, bewerken: literatuurstudie, bezoek aan bedrijven, musea, instellingen, vragenlijst samenstellen, interviews etc. Informatie verwerven en verwerken
4 weken
Kortom, Het onderzoek uitvoeren en een ontwerp maken van het PWS.
Informatie ordenen en verwerken en de Week 40-41-42-43 5 voorlopige versie van het eindproduct maken. de fase van voorbereiding van de presentatie i.c. de schrijffase/de Vrijdag 31 oktober Beoordelingsmoment 2-> mentor ontwerpfase
2 weken
Week 44 en 45
Afwerking- en Presentatiefase
1.5
Definitieve versie van het eindproduct maken en vóór 7 november inleveren c.q. presenteren. -> mentor Einde: Verklaring PWS vóór 21november inleveren bij mentor en Van Houdt
Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren
Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag of hoofdvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk zo efficiënt mogelijk tot een goed einde te brengen. Het doel is: inperken en afbakenen. Een onderzoeksvraag wordt uitgewerkt in een aantal kleine deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. In een onderzoeksvraag of hoofdvraag staat vooral de ‘waarom-vraag’ centraal, deze vraag heeft vaak een analytisch karakter. De (kleinere) deelvragen zijn vaak beschrijvend en gaan vaak over de onderliggende details. Deelvragen beginnen daarom vaak met beginwoorden als: Wie,wat,waar,welke,wanneer,hoe,waardoor,waarvoor,waarmee,waartoe enzovoort. Als je alle deelvragen hebt beantwoord moet je ook de hoofdvraag kunnen beantwoorden. Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Door nieuwe kennis of nieuwe bronnen ben je er achter gekomen dat je eerdere onderzoeksvraag niet goed geformuleerd was. Gezien het belang van een goede en hanteerbare onderzoeksvraag moet je bij zo’n belangrijke aanpassing van je onderzoek wel met je docent overleggen. 1.6
Het onderzoek
Begin je zoektocht bij gemakkelijk toegankelijke informatiebronnen. Verzamel vervolgens zo veel mogelijk trefwoorden rond je onderzoeksonderwerp. Aan de hand van trefwoorden kun je gebruik maken van digitale informatiebronnen zoals digitale encyclopedieën als Wikipedia, of het internet. Wikipedia moet je vooral zien als een deur naar veel meer achterliggende informatie. Aan het einde van de uitleg van het begrip zie je een bronnenlijst. Daar staan gespecialiseerde boeken en artikelen. Die zijn vaak wat moeilijker maar hebben het voordeel dat de schrijver over een zinvolle opzet heeft nagedacht en vervolgens systematisch zijn onderzoeksvraag beantwoordt. Hij heeft dus al een hoop werk gedaan waar je van kunt profiteren. De meest voor de hand liggende vindplaatsen zijn de schoolbibliotheek of de openbare bibliotheek. Wanneer boeken niet in de bibliotheek aanwezig zijn, is het meestal wel mogelijk ze te lenen bij andere bibliotheken. Noteer altijd de volledige gegevens van boeken, tijdschriften, artikelen en andere bruikbare informatiebronnen in je werkmap. Hiermee voorkom je, bij het definitief samenstellen van de literatuurlijst, veel onnodig zoekwerk achteraf. Schrijf ook de Internet-sites waar je informatie uit hebt geplukt op. Gebruik daarvoor in je werkmap een losbladig systeem.
Bedenk tot slot dat je ook middels interviews, enquêtes, of door het uitvoeren van proeven, veldwerk, een excursie etc. relevante informatie kunt verzamelen. Je schrijft dan niet alleen onderzoeksmateriaal over maar je maakt het ook zelf. Zeker bij regionaal of sociaal onderzoek is dat vaak interessant en relevant. Natuurlijk kan ook een bezoek aan bedrijven, musea of andere instellingen zeer zinvol zijn. Na het verzamelen van de informatie/gegevens moet je deze confronteren met de oorspronkelijke onderzoeksvragen. Welke antwoorden kan ik geven of welke conclusies kan ik trekken op grond van de verzamelde informatie/gegevens? Misschien kom je tot de ontdekking dat je de onderzoeksvraag of –opzet weer enigszins moet passen. Overleg dat weer met je docent! . 1.7
Het definitieve eindproduct
Het kan zijn dat je behalve een geschreven verslag over je profielwerkstuk ook graag een presentatie wilt maken waarin je het onderzoek presenteert.De tijd die je in een presentatie stopt telt natuurlijk ook mee in de tijd die je aan het PWS hebt besteed. Je kunt bij een presentatie bijvoorbeeld denken aan:
mondelinge presentatie met gebruik van media,
posterpresentatie,
powerpointpresentatie,
het product van een ontwerpopdracht,
een maquette,
een modeshow,
een toneeluitvoering,
een audio-, video-, foto- of (multimediale) computerpresentatie.
Wanneer de presentatievorm anders is dan een schriftelijk verslag, dient wel in alle gevallen een schriftelijke toelichting te worden ingeleverd. Deze schriftelijke toelichting wordt dan niet gezien als het profielwerkstuk zelf, maar als een toelichting. Indien je zelf een bijzondere presentatievorm kiest, is vooraf goedkeuring van je docent nodig. Leg in ieder geval uit waarom je presentatievorm goed past bij de onderzoeksvraag. Het spreekt voor zich dat een mooie presentatie een profielwerkstuk dat normaal als een ‘zeven’ zou worden beoordeeld middels een goede presentatie naar een hoger niveau kan worden getild. Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt zeker niet het principe 'hoe dikker, hoe beter'. Integendeel: in de beperking toont zich de meester. Ga uit van een omvang van minimaal 4000-5000 woorden. Dat zijn zo’n 15 a 20 pagina’s tekst.
1.8
De beoordeling
Bij een profielwerkstuk wordt zowel het proces als het eindproduct beoordeeld. Daarbij wordt gekeken naar:
informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken);
(vakspecifieke) onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden;
presentatievaardigheden.
Tijdens het maken van het profielwerkstuk heb je voortgangsgesprekken met de docent en twee verschillende beoordelingsmomenten. Voortgangsgesprekken moet je zelf regelen met je begeleider. Ze zijn bedoeld om de voortgang te stimuleren en tussentijdse resultaten te kunnen evalueren. De begeleidende docent is de deskundige op zijn vakgebied, voor een goede afstemming inzake de vakspecifieke eisen en – vaardigheden is tijdig en regelmatig overleg noodzaak. Op deze manier voorkom je overbodig werk en kun je gericht aan de slag. Om de voortgang te verzekeren, het werk te sturen en het proces zichtbaar te maken zijn er ook twee beoordelingsmomenten. (zie bijlagen) Beoordelingsmoment 1 gaat vooral over de opzet van het onderzoek. Als je denkt dat je dit rond hebt bespreek je de opzet aan de hand van deze lijst met je begeleider. Hij beoordeelt vervolgens of hij of zij de opzet voldoende vindt en omcirkelt onder aan de lijst ‘go’ of ‘no go’. Mocht je een ‘no go’ krijgen moet je eerst een en ander aanpassen. Kom je er met je begeleider niet uit neem dan contact op met je mentor. Let op, je moet uiterlijk op 20 juni (de vrijdag voor de afsluitende schoolexamenweek) een van een ‘go’ voorzien beoordelingsmoment I bij je mentor hebben ingeleverd! Beoordelingsmoment 2 moet worden gebruikt om te beoordelen of een eerste kladversie van het profielwerkstuk voldoende of zelfs goed is. Door alle punten langs te lopen worden sterke en zwakke punten zichtbaar en kunnen opmerkingen en aanwijzingen worden gecommuniceerd. Als het voldoende is mag je aan de laatste correcties en de eindversie beginnen. Beoordelingsmoment 2 moet je met je begeleider hebben besproken en beoordeeld vóór je de definitieve eindversie gaat schrijven. In principe staat voor de afrondende fase een week. Beoordelingslijst 2 moet worden afgewerkt vóór vrijdag 31 Oktober. Na beoordeling II ga je de laatste tips en opmerkingen van de docent verwerken en besteed je aandacht aan de afwerking (Kaft, inhoudsopgave, bronnenlijst, notenapparaat etc.) De definitieve versie lever je dan uiterlijk op vrijdag 7 november in. Na de definitieve correctie krijg je uiterlijk 17 november van je docent een eindcijfer. Dat cijfer moet zo snel mogelijk middels de ‘Verklaring Profielwerkstuk’ worden ingeleverd voor de formele afwerking. Van die verklaring maak je 3 kopieën: één voor je mentor, één voor jezelf en één voor de procesbegeleider Profielwerkstukken, dhr Van Houdt. De Verklaring moet ik dus 21 november in mijn bezit hebben.
De beoordeling bestaat uit een cijfer dat deel uitmaakt van het combinatiecijfer van het schoolexamen voor de ‘kleine vakken’ zoals bijvoorbeeld Maatschappijleer. (Zie voor de weging van de cijfers die deel uitmaken van het verzamelcijfer het PTA voor jouw jaargroep en profiel) Dit heeft als positieve kant dat je met een goed profielwerkstuk het eerste cijfer dat je voor je eindexamenlijst (nog vóór het centraal schriftelijke eindexamen zelf!) positief kunt beïnvloeden. Zorg er dus voor dat je een profielwerkstuk aflevert waar je trots op kunt zijn en voorkom in ieder geval dat je al vóór het Centraal Examen een eerste onvoldoende binnen haalt...
Bijlagen Bijlage 1:
Keuzeformulier profielwerkstuk Vóór week 21 lever je het onderstaande formulier in waarop je aangeeft met wie je het profielwerkstuk gaat maken, welk profielvak jullie kiezen en welke docent jullie gaat begeleiden. Het formulier moet uiterlijk op vrijdag 16 mei zijn ingeleverd bij je mentor.) Als je eerder een begeleider hebt, graag ook eerder het keuzeformulier inleveren! Vergeet niet de voorlopige titel en een korte een motivatie voor het onderwerp in te vullen.
Namen: ………………………………………………. en ………………………………………………. Klas:
………. & ………..
Keuze profielvak(ken):.………………………………
Begeleider:
stempel
Naam begeleider
(Voorlopige) titel en korte motivatie van de onderwerpskeuze ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
Bijlagen Bijlage 1:
Keuzeformulier profielwerkstuk Vóór week 21 lever je het onderstaande formulier in waarop je aangeeft met wie je het profielwerkstuk gaat maken, welk profielvak jullie kiezen en welke docent jullie gaat begeleiden. Het formulier moet uiterlijk op vrijdag 16 mei zijn ingeleverd bij je mentor.) Als je eerder een begeleider hebt, graag ook eerder het keuzeformulier inleveren! Vergeet niet de voorlopige titel en een korte een motivatie voor het onderwerp in te vullen.
Namen: ………………………………………………. en ………………………………………………. Klas:
………. & ………..
Keuze profielvak(ken):.………………………………
Begeleider:
stempel
Naam begeleider
(Voorlopige) titel en korte motivatie van de onderwerpskeuze ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
Bijlage 2: beoordelingslijst 1 ( Bespreken met je begeleider, laten ondertekenen en inleveren bij je mentor vóór 20 juni) NAMEN:
Presentatievaardigheden (schriftelijk verslag: beschouwing/betoog/uiteenzetting) 1.
Hoe beoordeelt u de inleiding? ..………………………………………………………..….. Denk daarbij aan: * introductie van het onderwerp * formulering van de vraagstelling(en) * beschrijving van de onderzoeksopzet en –uitvoering
2.
Hoe beoordeelt u de hoofdtekst (kern)? ………………………..…………………………. Denk daarbij aan: * ingaan op de hoofdvraag * feiten worden niet als meningen gepresenteerd of omgekeerd * leerling beperkt zich niet tot weergave van bronnen/ citaten, maar geeft uiteenzettend/ betogend/ beschouwend antwoord op de vraagstelling * waarheidsgehalte * correcte en begrijpelijke weergave van bronnen en feitelijkheden
3.
Hoe beoordeelt u het slot? …..……………………………………………………………… Denk daarbij aan: * correcte samenvatting van de inhoud van het middenstuk * antwoord op de hoofdvraag/ deelvragen verkregen * goed bij de vraagstelling aansluitende conclusie * een eigen mening over het onderwerp
4.
De techniek en de uiterlijke verzorging is ….……………………………………………… Denk daarbij aan: * logische opbouw van de tekst * overzicht informatiebronnen/literatuurverwijzing * omvang volgens afspraak * zorg besteed aan afwerking/illustraties kantlijnen/lay out
5.
Het taalgebruik is …….………………………………………………………………………. Denk daarbij aan: * duidelijk/begrijpelijk (eigen woordgebruik) * afgestemd op de doelgroep en tekstsoort * de spelling en interpunctie zijn correct gebruikt * consistentie van het gebruikte begrippenkader Omcirkel wat van toepassing is
go
No go
Bijlage 3 beoordelingslijst 2 (Bespreken met je begeleider, laten ondertekenen en inleveren bij je mentor vóór 31 Oktober)
VERKLARING PROFIELWERKSTUK (Direct na eindcorrectie door begeleider inleveren bij je mentor en P. van Houdt, lokaal 53, let op stempel en handtekening!) Uiterlijk 21 november! Docent-begeleider(s) _________________________________
Verklaren dat: _______________________________________ Met succes hun profielwerkstuk met de titel
Hebben afgerond.
Voor dit profielwerkstuk geldt als eindcijfer: C ij F E r
DATUM: Stempel en handtekening docent:
VERKLARING PROFIELWERKSTUK (Direct na eindcorrectie door begeleider inleveren bij je mentor en P. van Houdt, lokaal 53, let op stempel en handtekening!) Uiterlijk 21 november! Docent-begeleider(s) _________________________________
Verklaren dat: _______________________________________ Met succes hun profielwerkstuk met de titel
Hebben afgerond.
Voor dit profielwerkstuk geldt als eindcijfer: C ij F E r
DATUM: Stempel en handtekening docent: