Proefkatern Zin in spelling Nieuw In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Zin in spelling, groep 8: 1. Handleiding e: het algemene gedeelte, eenheid 4 en kopieerbladen eenheid 4 2. Werkboek e: eenheid 4 3. (Ww-)spellingkaarten e: introductiepagina, spellingkaarten, ww-spellingkaarten en opdrachten bij eenheid 4 4. Posters e: posters bij eenheid 4. Met dit katern krijgt u zicht op hoe Zin in spelling werkt. De materialen stellen u in staat lessen van eenheid 4 uit te proberen in uw groep. Zwijsen geeft u toestemming om voor het uitproberen kopieën te maken uit dit katern. Meer informatie over Zin in spelling en bijbehorende materialen, zoals de Lijsterbij, Computerprogramma Zin in spelling, werkboekje bij de Lijsterbij en Slagwerk spelling, vindt u op www.zininspelling.nl. Heeft u nog vragen, neem dan contact op met Zwijsen Klantenservice: 013-583 88 88 of
[email protected]. Wij wensen u en uw leerlingen veel (leer)plezier met Zin in spelling!
Maakt deel uit van WPG Uitgevers BV
1 In één oogopslag: Zin in spelling
Het is niet eenvoudig om met een nieuwe methode te gaan werken. Nieuwe materialen moeten worden verkend, u moet een planning maken voor het geven van de lessen in het nieuwe schooljaar, en u moet vaak dikke handleidingen van A tot Z bestuderen. Met deze nieuwe versie van Zin in spelling hebben wij geprobeerd om dat alles voor u eenvoudiger te maken: de materialen zijn duidelijk gestructureerd en overzichtelijk vormgegeven, de jaarplanningen zijn voor u gemaakt en er is veel aandacht besteed aan de hanteerbaarheid van de handleiding. In dit eerste hoofdstuk geven wij in het kort de belangrijkste informatie over de methode. Dit is de informatie die u in ieder geval gelezen dient te hebben alvorens met de methode te starten. Vanuit dit hoofdstuk wordt u verwezen naar uitgebreidere informatie die u op een later tijdstip kunt raadplegen.
1.1 Zin in spelling en Zin in taal Zin in spelling vormt samen met Zin in taal een volledige methode voor voortgezet taalonderwijs. Voor u ligt de handleiding van Zin in spelling die zich volledig richt op de leerlijn spelling. Voor meer informatie over de leerlijnen spreken/luisteren, woordenschat, woordbouw, zinsbouw en schrijven, kunt u gebruikmaken van de handleiding van Zin in taal. Wat betreft opbouw en structuur zijn Zin in spelling en Zin in taal op elkaar afgestemd. Voor meer informatie over de leerlijnen voor taal verwijzen wij u naar de handleiding van ‘Zin in taal’.
1.2 Kerndoelen Voor het basisonderwijs zijn door de overheid zogenoemde kerndoelen vastgesteld. Kerndoelen zijn streefdoelen voor wat een leerling moet kennen en kunnen aan het eind van de basisschool. Ze beschrijven het onderwijsaanbod op de basisschool in grote lijnen. Niet alles wat op school gebeurt, is voorgeschreven in kerndoelen. De kerndoelen gaan over wat in elk geval aan de orde moet komen. Daarnaast hebben scholen ruimte voor een eigen, specifiek onderwijsaanbod. Om de kerndoelen daadwerkelijk in het onderwijs te gebruiken, moeten ze uitgewerkt worden in methodes. Dat kan op veel verschillende ma nieren. Hóé leerlingen het niveau van de kerndoelen behalen, bepaalt de school zelf. Bijvoorbeeld door de keuze van een bepaalde methode. Bij de ontwikkeling van Zin in spelling is uitdrukkelijk rekening gehouden met de kerndoelen. Een school die ervoor kiest om te werken met deze spel lingmethode, is er dus van verzekerd dat het onderwijsaanbod van de methode voldoet aan de kerndoelen. Alle leerstof komt systematisch aan bod, en wordt voldoende herhaald.
1.3 Nieuwste spelling De spelling van het Nederlands wordt van tijd tot tijd aangepast, en het onderwijs is wettelijk verplicht om deze spelling toe te passen. Zin in spelling houdt hiermee rekening. Niet alleen staan de woorden in de nieuwe spelling, maar ook de didactiek gaat uit van de nieuwe spelling. In de lagere groepen is daar nog niet veel van te merken, maar in de
hogere groepen wel. Bijvoorbeeld: de vereenvoudigde regels van de tus senklanken leiden ertoe, dat dit onderwerp eerder aan bod kan komen (notenboom, paardenbloem, hondenhok, enzovoort).
1.4 Flexibele methode De ontwikkelingen in onze maatschappij gaan razendsnel. Dat geldt uiter aard ook voor de ontwikkelingen waarmee de school te maken krijgt. Flexibiliteit is daarom een belangrijke eis die aan een spellingmethode dient te worden gesteld. De methode moet u de mogelijkheden bieden om uw onderwijs af te stemmen op de behoeften van de leerlingen in uw groep, en die behoeften kunnen dit jaar anders zijn dan in andere jaren. Daarom is er in Zin in spelling ruime aandacht voor het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Iedere eenheid start met zes basislessen, waarbij in elke les één (of een beperkt aantal) spellingcategorieën worden behandeld. Hierna volgen een controledictee en een controletaak, waarmee vastgesteld kan worden welke leerlingen de aan de orde zijnde spelling problemen beheersen en bij welke leerlingen dit nog niet het geval is. Be heersen de leerlingen de leerstof, dan werken ze de stof van de zevende, achtste en negende les, waarin sprake is van herhaling van stof uit de betreffende en eerdere eenheden en jaargroepen, zelfstandig door. Is dit nog niet het geval, dan krijgen ze tijdens les 7, 8 en 9 extra instructie door de leerkracht, en worden ze begeleid bij de verwerking van de leerstof. Meer informatie over dit onderwerp kunt u lezen in hoofdstuk 2: ‘Structuur van de methode’.
1.5 Hoeveel tijd voor spelling? Zin in spelling bestaat per jaargroep uit 10 eenheden. U kunt een eenheid aanbieden in drie weken, waarbij u drie spellinglessen per week op het rooster zet. U werkt het jaarprogramma van Zin in spelling dan door in 30 effectieve schoolweken. U kunt er ook voor kiezen om de lesstof van een eenheid te spreiden over vier weken, waardoor u in de vierde week drie extra lesmomenten krijgt. De herhalingsstof uit de lessen 7 en 8 kan in dat geval gespreid worden over vier in plaats van twee lesmomenten en het controledictee/de controle taak kunnen afgenomen worden in een les. U bent daardoor in de gelegenheid om meer aandacht te besteden aan leerlingen die extra hulp nodig hebben. In les 7 worden de onveranderlijke woorden uit de eenheid herhaald, in les 8 de werkwoorden en in herhalingsles 9 komen onderwerpen uit eerdere eenheden en jaargroepen aan bod. Ook voor de andere leer lingen is voldoende lesstof beschikbaar om de extra lessen toegevoegde waarde te geven. Door de mogelijkheid om de eenheden in drie of vier weken aan te bieden, kunt u het lesprogramma van Zin in spelling gelijk op laten lopen met dat van Zin in taal. Om de planning van de methode verder te concretiseren is in deze handleiding een voorbeeld van een algemene jaarplanning opgenomen. De algemene jaarplanning wordt elk jaar specifiek afgestemd op het nieuwe schooljaar. Deze specifieke jaarplanningen kunt u vinden op de website van de methode: www.zininspelling.nl. Meer informatie over dit onderwerp kunt u lezen in paragraaf 2.1: ‘Werken met een jaarplanning’.
5
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
1.6 Materialen
Meer informatie hierover kunt u lezen in hoofdstuk 3: ‘Materialen’.
bruik van de opzoekstrategie. Daarvoor is bij elk van de spellinggidsen ook een werkboekje ontwikkeld. Eerst leren de leerlingen handig te zoeken, later zijn de opdrachten meer op de inhoud van de spellingproblemen gericht. De bijbehorende antwoordenboeken bevorderen het zelfstandig werken. De werkboekjes maken, in tegenstelling tot de spellinggidsen zelf, geen deel uit van het basispakket van de methode. Het is additioneel materiaal dat naar eigen behoefte kan worden ingezet. Slagwerk spelling bestaat uit acht oefenboekjes met antwoordenboekjes: twee per jaargroep voor groep 4, 5 en 6, één voor groep 7 en één voor groep 8. Slagwerk werk woordspelling bestaat uit twee oefenboekjes: één voor groep 7 en één voor groep 8. In de oefenboekjes is leerstof opgenomen die in elke gangbare spellingmethode in de betreffende jaargroep aan bod komt. Alle bladen hebben dezelfde opbouw, waardoor de leerlingen er goed zelfstandig mee kunnen werken. Elke taak bestaat uit twee werkbladen, waarin meestal één spellingprobleem aan bod komt. Na een instapoefening die de voor kennis rond het spellingprobleem activeert, volgt een controlerijtje. Hiermee kan de leerling zelf nagaan of hij de instructie begrepen heeft. Daarna begint het concrete oefenwerk, dat wordt afgesloten met een finalerijtje, waarin de leerling kan laten zien dat hij de oefenstof beheerst. Als afsluiting volgt dan nog een creatieve opdracht.
1.7 De Lijsterbij en de Basisspellinggids
1.10 Methodesite
De Lijsterbij is een uitgave die gebruikt wordt bij de methode Zin in spelling. Het zijn twee spellinggidsen: Lijsterbij 1 en Lijsterbij 2. Lijsterbij 1 is bedoeld voor jaargroep 4 en bevat 3000 woorden. Lijsterbij 2 bevat 17.500 woorden en is bedoeld voor jaargroep 5 en 6. Voor jaargroep 7 en 8 is er de Van Dale Basisspellinggids (een coproductie van uitgeverij Van Dale Lexicografie en Uitgeverij Zwijsen), waarin 22.000 woorden zijn opgenomen. Beide uitgaven stimuleren leerlingen gebruik te maken van spellinggidsen en bevatten elementen die het opzoeken van woorden gemakke lijk maken. Deze spellinggidsen zijn speciaal voor het onderwijs ontwikkeld. In Zin in spelling zijn alle woorden die geoefend worden terugvind baar in de Lijsterbij van dat niveau of in de Basisspellinggids. In de laatste gids staan ook alle regels van de Nederlandse spelling uitgelegd.
Zin in spelling is een moderne methode, die ontwikkeld is om te functio neren in een dynamische school. Om leerkrachten te ondersteunen hoort bij deze methode een methodesite: www.zininspelling.nl. Via deze site is het mogelijk om u snel en persoonlijk te voorzien van actuele informatie die van belang is in verband met uw spellingonderwijs. Zo kunt u op de site van Zin in spelling bijvoorbeeld een jaarplanning vinden die specifiek is afgestemd op het schooljaar en de schoolvakanties in uw regio.
Zin in spelling kent een overzichtelijk materialenpakket. Voor jaargroep 8 zijn de volgende materialen ontwikkeld:
Materialen voor de leerkracht • Handleiding E1 (met daarin kopieerbladen) • Handleiding E2 (met daarin kopieerbladen) Materialen voor de leerlingen • Werkboek E1 • Werkboek E2 • Antwoordenboek E1 • Antwoordenboek E2 • Posters (klassikaal) • (Ww-)spellingkaarten E • Basisspellinggids • Computerprogramma Zin in spelling
1.8 Software bij Zin in spelling Software is een bestanddeel geworden van bijna elke moderne onderwijs methode. Door de ontwikkeling van een computerprogramma wordt het vaak beter mogelijk om aan te sluiten bij de behoeften van individuele leerlingen. De computer kan door middel van methodegebonden software de begeleiding van individuele leerlingen bij bepaalde aspecten gedeelte lijk overnemen van de leerkracht. Bij Zin in spelling kunt u gebruikmaken van het computerprogramma Zin in spelling, dat volledig aansluit bij de methode. Met behulp van dit computerprogramma kunt u leerlingen extra laten oefenen met stof uit de methode. Het programma maakt geen deel uit van het basispakket van de methode. Het is additioneel materiaal dat naar eigen behoefte kan worden ingezet.
1.9 E xtra oefenmateriaal: werkboekjes bij de Basisspelling gids en Slagwerk spelling De spellinggidsen de Lijsterbij en de Basisspellinggids stimuleren het ge-
6
1.11 Aan de slag: lesbeschrijvingen Bij het werken met de methode maakt u gebruik van de lesbeschrijvingen zoals die in de handleiding zijn opgenomen. De lesbeschrijvingen in Zin in spelling E kennen een vaste structuur: • Twee pagina’s per les: elke les in Zin in spelling heeft een duidelijke, vaste plek. De lesbeschrijving beslaat steeds twee naast elkaar ge legen pagina’s, met een duidelijke structuur. • Lesfasen: bij elke les, die iets meer dan 30 minuten duurt, worden de volgende vier lesfasen onderscheiden: introductie (richttijd: 5 minu ten), instructie (10 minuten), verwerking (15 minuten) en reflectie (5 minuten). Bij de genoemde lesfasen wordt het verloop van die lesfase puntsgewijs in heldere taal beschreven. • Informatie in de marges: in de marges bij elke les kunt u de volgende kopjes aantreffen: Doel, Categorieën, Strategieën, Materialen, Vooraf, Differentiatie / extra hulp, Differentiatie / extra stof en Tips. Onder deze kopjes staat puntsgewijs informatie die van belang is bij de organisatie van de les: Welke doelen worden nagestreefd? Welke spellingcate gorieën en -strategieën komen aan bod? Welke materialen heb ik nodig? Welke voorbereidingen moet ik treffen? Wat kan ik doen als leerlingen hulp nodig hebben? Wat kunnen leerlingen doen die klaar zijn met de basisstof? Waar kan ik verder nog rekening mee houden?
2 Structuur van de methode
Zin in spelling bestaat uit vijf delen. Deel A is bestemd voor jaargroep 4, deel B voor jaargroep 5 enzovoort. Ieder deel bestaat uit 10 eenheden, waarmee u gedurende een periode van drie of vier weken werkt. Dit betekent dat u in elk schooljaar minimaal 30 schoolweken en maximaal 40 schoolweken nodig hebt om de methode voor die jaargroep door te werken. In elke eenheid van jaargroep E zijn negen spellinglessen opgenomen. Als u ervoor kiest om vier weken te nemen voor het aanbieden van een eenheid, dan kunt u de stof van les 7 en 8 eenvoudig spreiden over vier in plaats van twee lesmomenten. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de opbouw en het gebruik van de methode. Achtereenvolgens komen aan de orde: de jaarplanning, de opbouw van een eenheid, de opbouw van een les, de dictees en de controle taken.
2.1 Werken met een jaarplanning Zin in spelling is opgebouwd uit eenheden; per jaargroep bestaat de me thode uit 10 eenheden. Voor de planning van het spellingonderwijs in een
schooljaar betekent dit dat u deze 10 eenheden moet inplannen in het schooljaar en dat u daarbij natuurlijk rekening moet houden met school vakanties of vrije dagen, en eventuele andere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld een feestweek vanwege de viering van het jubileum van uw school. In principe besteedt u drie onderwijsweken aan een eenheid, maar het is ook mogelijk om een eenheid in vier onderwijsweken door te werken. Hoe u een eenheid in drie of vier weken kunt plannen, kunt u lezen in paragraaf 2.2: ‘Lesrooster voor een eenheid’. Voorbeeld van een jaarplanning Hierna is ter illustratie een jaarplanning uitgewerkt. In dit voorbeeld begint het nieuwe schooljaar in week 34 op maandag 22 augustus en eindigt het schooljaar in week 26 van het volgende jaar op vrijdag 30 juni. Het schooljaar in dit voorbeeld bestaat uit 40 effectieve onderwijsweken. In deze jaarplanning zijn de 10 eenheden van de methode ingepland en volgen ze de planning van de taalmethode Zin in taal. Ook is een tweetal roostervrije weken opgenomen waarin eventueel toetsen kunnen worden afgenomen, bijvoorbeeld die uit het Cito Leerlingvolgsysteem.
Week
Data
Activiteit
Week
Data
Activiteit
33
15 - 19 augustus
Zomervakantie
34 35 36 37
22 - 26 augustus 29 aug. - 2 sept. 5 - 9 september 12 - 16 september
Eenheid 1 Eenheid 1 Eenheid 1 Eenheid 1
6 7 8
6 - 10 februari 13 - 17 februari 20 - 24 februari
Eenheid 6 Eenheid 6 Eenheid 6
9
27 feb. - 3 maart
Voorjaarsvakantie
38 39 40 41
19 - 23 september 26 - 30 september 3 - 7 oktober 10 - 14 oktober
Eenheid 2 Eenheid 2 Eenheid 2 Eenheid 2
10 11 12 13
6 - 10 maart 13 - 17 maart 20 - 24 maart 27 - 31 maart
Eenheid 7 Eenheid 7 Eenheid 7 Eenheid 7
14
3 - 7 april
Roostervrije week
42
17 - 21 oktober
Herfstvakantie
43 44 45 46
24 - 28 oktober 31 okt. - 4 nov. 7 - 11 november 14 - 18 november
Eenheid 3 Eenheid 3 Eenheid 3 Eenheid 3
15 16 17
10 - 14 april 17 - 21 april 24 - 28 april
Eenheid 8 Eenheid 8 Eenheid 8
18
1 - 5 mei
Meivakantie
47
21 - 25 november
Roostervrije week
48 49 50 51
28 nov. - 2 dec. 5 - 9 december 12 - 16 december 19 - 23 december
Eenheid 4 Eenheid 4 Eenheid 4 Eenheid 4
19 20 21 22
8 - 12 mei 15 - 19 mei 22 - 26 mei 29 mei - 2 juni
Eenheid 9 Eenheid 9 Eenheid 9 Eenheid 9
52 1
26 - 30 december 2 - 6 januari
Kerstvakantie Kerstvakantie
23 24 25 26
5 - 9 juni 12 - 16 juni 19 - 23 juni 26 - 30 juni
Eenheid 10 Eenheid 10 Eenheid 10 Eenheid 10
2 3 4 5
9 - 13 januari 16 - 20 januari 23 - 27 januari 30 jan. - 3 feb.
Eenheid 5 Eenheid 5 Eenheid 5 Eenheid 5
27
vanaf 3 juli
Zomervakantie
7
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
In deze voorbeeldplanning zijn de tien eenheden van de methode inge pland in een schooljaar. Het volgende valt op bij deze planning: Er is rekening gehouden met de volgende vakanties: • Herfstvakantie: 1 week • Kerstvakantie: 2 weken • Voorjaarsvakantie: 1 week • Meivakantie: 1 week Verder zijn er twee roostervrije weken ingepland: • Week 47 (21 - 25 november) • Week 14 (3 - 7 april) Voor acht van de tien eenheden zijn in de voorbeeldplanning vier schoolweken opgenomen; voor twee eenheden zijn drie schoolweken opgeno men, hiermee sluit Zin in spelling aan bij Zin in taal. Informatie over de planning van een eenheid in drie of vier schoolweken kunt u vinden in paragraaf 2.2: ‘Lesrooster voor een eenheid’. Waarom een jaarplanning? Het werken met een jaarplanning voor de methode is zeer aan te bevelen. Door met een jaarplanning te werken, kunt u het hele jaar door de vinger aan de pols houden bij het doorwerken van de methode. U kunt altijd nagaan of u met uw spellingonderwijs in de pas loopt met het schooljaar, en eventueel uw planning bijstellen. Op deze wijze kunt u voorkomen dat aan het eind van het jaar blijkt, dat u niet alle lessen hebt afgekregen. Ook kan zo voorkomen worden dat belangrijke leerstof bij gebrek aan tijd wordt overgeslagen en dat uw school daardoor niet voldoet aan de kerndoelen. Vanwege vakantiespreiding is Nederland verdeeld in een drietal regio’s: noord, midden en zuid. Voor de drie regio’s vallen de vakanties in ver schillende weken. Bovendien duurt het schooljaar in de drie regio’s niet even lang. Bij het maken van jaarplanningen dient daarmee rekening te worden gehouden. Voor elk schooljaar kunt u de specifieke jaarplanningen voor de drie verschillende regio’s vinden op de methodesite: www.zininspelling.nl.
8
2.2 Lesrooster voor een eenheid De methode Zin in spelling biedt voor jaargroep 8 per eenheid negen lessen aan voor een periode van drie of vier weken. Als u drie weken wilt doen over een eenheid, dan kan het programma er als volgt uitzien: Weken
Dagen
Lessen
Week 1
Dag 1
Les 1
Dag 2 Dag 3
Les 2
Dag 4 Week 2
Dag 5
Les 3
Dag 6
Les 4
Dag 7 Dag 8
Les 5
Dag 9 Week 3
Dag 10
Les 6
Dag 11
Controledictee/ controletaak
Dag 12
Les 7
Dag 13
Les 8
Dag 14 Dag 15
Les 9
U geeft gedurende twee weken drie spellinglessen per week. In de les aan het begin van de derde week laat u de leerlingen het controledictee en de controletaak maken. U kijkt het controledictee en de controletaak na en vult de groepsoverzichten in. Bij het dictee kunt u kiezen voor het groepsoverzicht met woorden in dicteevolgorde of het groepsoverzicht met woorden in categorievolgorde, afhankelijk van uw wensen. Ook bij de controletaken kunt u kiezen voor het groepsoverzicht met woorden in taakvolgorde of het groepsoverzicht met woorden in categorievolgorde, afhankelijk van uw behoefte. Op basis van de ingevulde groepsoverzich ten bepaalt u hoe de leerlingen in les 7, 8 en 9 gaan werken: onder uw begeleiding of zelfstandig. Het eerste is aan te raden voor leerlingen die onvoldoende of twijfelachtig scoorden. De overige leerlingen werken zelfstandig de lesstof door en gaan vervolgens aan de slag met de extra stof.
Van 3 weken naar 4 weken Het schema maakt duidelijk dat er geen problemen ontstaan als u langer over een eenheid zou willen doen. Als u ervoor kiest om een eenheid in vier weken te doen, dan ziet het programma er als volgt uit: Weken
Dagen
Lessen
Week 1
Dag 1
Les 1
Dag 2 Dag 3
Les 2
Dag 4 Week 2
Dag 5
Les 3
Dag 6
Les 4
Dag 7 Dag 8
Les 5
Dag 9 Week 3
Dag 10
Les 6
Dag 11
Controledictee/ controletaak
Dag 12 Dag 13
Les 7
Dag 14 Week 4
Dag 15
Les 7
Dag 16
Les 8
Dag 17 Dag 18
Les 8
Dag 19 Dag 20
Les 9
De eerste twee weken van een eenheid zien er hetzelfde uit als bij de variant waarbij u de eenheid in drie weken aanbiedt. Alleen kunt u de basisactiviteiten en de extra activiteiten die u de leerlingen in les 7 en 8 laat doen, uitspreiden over vier in plaats van twee lesmomenten. Zo kunt u extra hulp bieden aan de leerlingen die de spellingproblemen uit de eenheid nog niet beheersen. De andere leerlingen kunnen meer onderdelen van de extra stof uit les 7 en 8, waaronder het werken met het computer programma, uitvoeren.
2.3 Lesopbouw Een eenheid van Zin in spelling E bestaat uit zes basislessen en drie herhalingslessen. Een basisles is opgebouwd uit een aantal fasen: intro ductie, instructie, verwerking en reflectie. Tijdens de introductiefase wordt de spellingcategorie die centraal staat in de les geïntroduceerd. De activiteiten hiervoor staan beschreven in de lesbeschrijving in de handleiding. Deze fase duurt ongeveer 5 minuten. Daarna volgt de instructiefase. Hierin wordt de spellingcategorie verder verkend en wordt door de leerkracht gericht uitleg gegeven over de spel lingstrategie die de leerlingen kunnen gebruiken bij het schrijven van de woorden die horen bij de categorie. De instructie staat beschreven in de handleiding en duurt ongeveer 10 minuten.
In de verwerkingsfase oefenen de leerlingen met de leerstof. Ze maken de opdrachten in het werkboek. U kunt er als leerkracht voor kiezen om een gedeelte van het werkblad samen met de leerlingen te maken, zodat u in de gelegenheid bent om extra begeleiding te bieden. Dit kan met de hele groep, maar ook met enkele leerlingen waarvan u weet dat ze moeite hebben met stof die aan de orde is. Als leerlingen klaar zijn met de op drachten van het werkblad, kunnen ze verder met de extra steropdracht die onderaan de werkboekpagina staat. De leerlingen schrijven het ant woord op deze extra opdracht in een schrift. Daarna kunnen ze nog de overige activiteiten uitvoeren die vermeld staan in de handleiding in de rechtermarge onder Differentiatie / extra stof. Dit is een geschikt mo ment om de leerlingen te laten werken met het computerprogramma. Verder kunnen ook het werkboekje bij de Basisspellinggids en de werkboekjes uit de serie Slagwerk (werkwoord)spelling veel toegevoegde waarde bie den. Kortom, er is voldoende oefenstof beschikbaar om leerlingen op een zinvolle manier hun spellingkennis en -vaardigheden te laten verbreden en verdiepen. Het uitgangspunt is dat de leerlingen per les minimaal 15 minuten zelfstandig oefenen. Aan het eind van de les is er een reflectiefase. Hierin worden de gemaakte opdrachten besproken en wordt teruggeblikt op en nagedacht over wat de leerlingen in de les geleerd hebben en hoe ze tot dit resultaat zijn gekomen. De reflectiefase heeft daarmee een samenvattend karakter. Tijdens de reflectiefase wordt ook stilgestaan bij de extra steropdracht onderaan het blad in het werkboek. De oplossing op deze opdracht is niet opgenomen in het antwoordenboek, maar in de handleiding bij de reflectiefase. De opdracht wordt klassikaal besproken met de leerkracht. De herhalingslessen 7 en 8 hebben een wat ander karakter dan de zes ba sislessen. Zij kennen een introductie, werkinstructie en verlengde instructie en begeleide verwerking (1, 2 en 3, bij les 7). In de introductiefase wordt teruggeblikt op het gemaakte controledictee. (les 7) of de controletaak (les 8). Op basis van de resultaten op het dictee en de taak worden de Woorden van de Week of de aandachtspunten voor de werkwoorden bepaald. Deze woorden en aandachtspunten worden in de introductiefase nog eens klassikaal behandeld. Op basis van het con troledictee en de controletaak bepaalt u ook welke leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen in de herhalingslessen en welke leerlingen behoefte hebben aan begeleiding. De leerlingen die zelfstandig aan de slag kun nen, helpt u met de werkinstructie op gang. U bespreekt kort de pagina in het werkboek die ze zelfstandig kunnen maken en de extra stof die ze kunnen doen als ze daarmee klaar zijn (spellingkaarten, computer programma Zin in spelling). Daarna kan deze groep leerlingen zelfstandig met de stof aan de slag. Met leerlingen die behoefte hebben aan meer begeleiding, gaat u daarna verder met de verlengde instructie en begeleide verwerking bij de belangrijkste stof uit de eenheid. In les 7 worden er spellingproblemen herhaald met behulp van de spellingkaarten. In les 8 wordt vaak gebruik gemaakt van de ww-spellingkaarten om de stof te herhalen. In herhalingsles 9 wordt stof uit de voorgaande eenheden en jaargroepen herhaald. Zwakke spellers werken de stof onder uw begeleiding door,
9
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
goede spellers gaan zelfstandig aan de slag. De les begint met een korte introductiefase voor de hele groep, waarin de Woorden van de Week en de aandachtspunten naar aanleiding van de controletaak uit les 7 en 8 worden herhaald. De leerlingen die zelfstandig aan de slag kunnen, helpt u daarna met de werkinstructie op gang. U bespreekt de opdrachten die ze gaan maken en de extra stof die ze kunnen doen als ze daarmee klaar zijn. Met leerlingen die behoefte hebben aan meer begeleiding, herhaalt u eerst de strategieën bij de categorieën die aan bod komen in de les. Daarna maakt u samen met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek. Aan het eind van de les volgt een reflectiefase. Hierin worden de gemaakte opdrachten besproken en worden kort de strategieën bij de catego rieën uit de les herhaald.
2.4 Controledictee/controletaak Na zes lessen kunt u een controledictee en een controletaak afnemen die inzicht geven in de vorderingen van de leerlingen. Ze vertellen u ook welke vervolgactiviteiten in les 7, 8 en 9 gekozen kunnen worden. De belangrijkste categorieën onveranderlijke woorden worden in het controledictee getoetst, de werkwoordspelling komt in de controletaak aan bod. De werk woordspelling wordt in de controletaak getoetst met behulp van een (invul)dictee. Informatie over het controledictee en de controletaak vindt u in de handleiding steeds na les 6. Bij elke eenheid staan daar instruc ties voor de afname, correctie en registratie, differentiatie en extra hulp en remediëring. Afname: de dictees en taken worden klassikaal afgenomen. Posters, wwspellingkaarten of de Basisspellinggids mogen daarbij niet gebruikt worden. Vooraf dient u voor de dictees schrijfblaadjes of een dicteeschrift klaar te leggen, voor de controletaak moet u voor iedere leerling een taak kopiëren. Elk dictee of elke taak bestaat uit twintig doelwoorden/werkwoordsvormen. Het dictee bestaat uit een woord- en een zinsdictee. Bij het woorddictee schrijven de leerlingen alleen het vetgedrukte woord op, bij het zinsdictee de gehele zin. Bij de controletaken dient u de dicteezinnen ingevuld voor te lezen en de leerlingen de ontbrekende werkwoordsvormen op de taak in te laten vullen. Correctie en registratie: voor het nakijken van de dictees gebruikt u de dictees zelf, voor het nakijken van de controletaken de antwoordbladen bij de taken (opgenomen bij de dicteepagina’s in elke eenheid). U let bij het nakijken van de dictees/taken alleen op de schrijfwijze van de twintig doelwoorden/werkwoordsvormen, niet op het correct gebruik van hoofdletters of interpunctie (tenzij die spellingcategorie aan de orde is). Elk doelwoord/elke werkwoordsvorm kan ook maar één keer fout worden ge rekend, ongeacht het aantal verschillende fouten in het woord. Sommige doelwoorden kunnen ook in twee categorieën worden geplaatst, toch kan elk doelwoord maar één keer fout worden gerekend. Let er in dat geval wel goed op, voor welke categorie extra hulp is vereist.
10
Na het nakijken kunt u een groepsoverzicht invullen. Er zijn voor de controledictees en de controletaken steeds twee verschillende groepsover zichten, waarvan u er per dictee/taak steeds maar één hoeft in te vullen, afhankelijk van uw eigen voorkeur. In het kopieergedeelte van de hand leiding is namelijk een groepsoverzicht opgenomen waarin de woorden in dictee- of taakvolgorde zijn geordend, met erachter het nummer van de categorie waartoe ze behoren. En er is een groepsoverzicht met de dicteewoorden/werkwoordsvormen in categorievolgorde waarbij de woorden per categorie bij elkaar staan. Het eerste formulier vult u het snelst in, het tweede formulier geeft u direct een beter overzicht van de spellingcategorieën die nog extra aandacht verdienen. Een ingevuld groepsoverzicht geeft een goed beeld van de mate waarin de stof op groepsniveau wordt beheerst. Scoren veel leerlingen niet goed op bepaalde woorden en categorieën, dan verdient deze stof in les 7 en 8 nog extra aandacht. Ook het aantal fouten per leerling kunt u afleiden uit het groepsoverzicht. Met de normering kunt u snel zien hoe een leerling heeft gescoord en welke activiteiten gekozen kunnen worden in de lessen erna. Leerlingen die minder dan 16 van de 20 items goed maken, hebben de doelen van de eenheid nog niet bereikt. Bij een leerling die veel fouten maakt, kunt u een nadere diagnose stellen ten aanzien van de aard van de gemaakte fouten en de categorieën die de leerling niet be heerst. U kunt hiervoor het signaleringsformulier uit het kopieergedeelte gebruiken. Hierop kunt u precies aangeven welke woorden/werkwoords vormen de leerling fout schreef en wat er precies fout ging. Differentiatie: hiervoor vindt u bij het dictee/de taak in de handleiding aanwijzingen. Naar aanleiding van het dictee bepaalt u de Woorden van de Week voor in les 7. De Woorden van de Week zijn 5 à 10 woorden waar mee veel leerlingen nog moeite hadden. U zet de woorden na het dictee op het bord en komt er klassikaal op terug in les 7 (en 9). Naar aanleiding van de controletaak formuleert u aandachtspunten voor in les 8. Deze aandachtspunten kunnen begrippen zijn of werkwoordsvormen waar veel leerlingen nog moeite mee hadden. U herhaalt ze klassikaal in les 8 (en 9). Extra hulp en remediëring: behalve een verwijzing naar stof in de lessen 7 en 8, biedt de dicteepagina ook achtergrondinformatie bij de catego rieën/begrippen die getoetst zijn in het dictee. Deze informatie kan u helpen bij het geven van extra hulp in les 7 en 8 en het uitvoeren van eventuele remediëringsactiviteiten. Er wordt steeds aangegeven: Wat is belangrijk? Wat kan er fout gaan? Wat kunt u doen? Controledictee a en b, controletaak werkwoorden a en b Van elk dictee en van elke taak is er een a- en een b-variant. De a-variant neemt u in ieder geval af na de lessen 1-6. Controledictee b/controletaak b kunt u gebruiken wanneer u een tweede keer de stof van de eenheid wilt toetsen, bijvoorbeeld aan het einde van de eenheid, na les 9. U volgt precies dezelfde richtlijnen als bij dictee a. Ook voor de b-variant van het dictee en de taak zijn groepsoverzichten en signaleringsformulieren opgenomen als kopieerblad.
3 Materialen
Werkboek (E1 en E2) De leerlingen maken tijdens de verwerkingsfase van een les gebruik van een werkboek met oefenstof. Een werkboek begint met een introductie pagina met daarop informatie over het werken met het werkboek. Daarna volgen de werkbladen bij de lessen.
Het materialenpakket van Zin in spelling is zeer overzichtelijk. De methode kent materialen voor de leerkracht en voor de leerlingen. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de leerlingmaterialen. Daarna laten we zien welke materialen het pakket voor de leerkracht bevat. Eenheid en les en de (eventueel benodigde) wwspellingkaart staan boven elk werkblad genoemd. Via het werkboek verwerken de leerlingen leerstof die eerder in de instructie is aangeboden. De werkbladen zijn zo gemaakt dat de leerlingen er zelfstandig mee kunnen werken, individueel of in tweetallen.
Hij waarschuwt de jongeren zin
1
2
in
besteden
1. Ik
bereiken
2. De tennisster
verdienen
3. Moeder
5.
beoefenen
6. Mijn broer
vermelden
7. Hij
ontbranden
8. Benzine
De
een moeilijke sport.
2
3
e
port, e irkel,
succes
je een rauw ei van een gekookt ei? de jongeren voor de gevolgen van roken.
al onze verwachtingen. met oefenen, dan lukt het je wel.
3 zijn blik af .
pres itroen
in, a
va
speciaal
so
portie
tradi
chef
Is het een d-werkwoord? Vul de PV in de t-tijd in. d-werkwoord
van acht uur.
Onderstreep de moeilijkheid in de woorden links. Schrijf dan de twee volgende woorden op.
centrum
volhouden waarschuwen
jij die nieuwe opdracht?
Als je
.
naar het station.
vraag-tijd-getal
examen
De film
met .
, we moeten gaan! We
Hopelijk zijn we op tijd terug voor het
is het een persoonsvorm (PV)?
Kies het juiste werkwoord. Vul de PV in de t-tijd in.
Hij
. Vader loopt te
voor het avondeten zijn al klaar. Moeder haalt de auto uit de
Ze kijkt op haar
snel.
Hoe
ze bij opa, maar
ja
dat niet in zijn verhaal.
overtreffen
: mijn nichtjes. Meestal
de zware wasmanden. Nog snel even de schone was draaien in de
die felle lamp je niet?
onderscheiden
eenheid 2 | les 4
spelli ng
deze keer niet. Hopelijk hebben ze niet veel
d-werkwoord
zich het gedichtje.
4. Oma
i n
Vul in. Kies uit: logés, centrifuge, logeren, horloge, garage, bagage, journaal, asperges, sjouwen, sjezen. Vandaag krijgen we twee
de finale. een goed salaris.
verblinden
aanvaarden
De pictogrammen bij de opdrachten helpen de leerlingen bij de zelfstandige verwerking van de oefenstof. Voor de betekenis van de pictogrammen kunnen leerlingen teruggrijpen naar de eerste pagina in het werkboek.
zi n
1 tegenwoordige tijd
veel tijd aan mijn huiswerk.
zich herinneren
Op tijd voor het journaal
eenheid 2 | les 3
ww-sk 4
spel ling
Vul de PV in de t-tijd in. Schrijf het nummer van de zin op de juiste plaats in het schema.
ent
iaal, provin ie, situa
ocolade,
machinist
para
ruzie
spina
ute, ar
O
Hij
aanraden
O
Je
me aan om thuis te blijven.
Ontdekkingstocht.
invullen
O
Je
je e-mailadres in .
Aantekening.
vasthouden
O
Je vriend
je tas wel even vast .
zich opwarmen
O
De atleet
zich op voor de wedstrijd.
itect
ie, poë
ie
, repe
, noti
Puzzel. Kies uit: expe
afwenden
iaal ie
auffeur
, demon
, emi
.
Verhuizing naar het buitenland.
Het laten zien van de mogelijkheden van iets.
Als u nu zes krentenbollen koopt, krijgt u een
zakje krentenbollen gratis.
Maak raadsels voor elkaar met woorden met een /z/-, /s/-, /zj/- of /sj/-klank. Bijvoorbeeld: Bouwmateriaal met een /s/-klank die met een c wordt geschreven (cement).
12
13
Antwoordenboek (E1 en E2) De meeste opdrachten in Zin in spelling kunnen door de leerlingen zelfstandig worden gemaakt. Hierdoor krijgt de leerkracht de handen vrij om bijvoorbeeld bepaalde leerlingen te begeleiden bij het maken van hun opdrachten of om bijvoorbeeld in een combinatiegroep instructie te kun nen geven aan de andere groep. In zo’n situatie is het praktisch om te kunnen beschikken over antwoordenboeken waarmee de leerlingen hun eigen werk kunnen nakijken. De kleding is afgeprijsd zi n
i n
Naar trouwe klanten werd een uitnodiging .
5,-
opgestuurd
10,-
Alle kleding is zeer sterk .
10,-
doorgestreep
5,-
overrompeld
overrompel
5,-
doorgestreept
De oude prijzen zijn .
aangeschaf uitverkoch
’s Avonds is de winkel volledig .
De verkoopsters zijn moe op de stoeltjes.
5,-
10,-
5,-
opgefris
Het winkelpersoneel wordt door de belangstelling.
aangeschaft
Kim heeft een warme jas .
uitverkocht
neergeploft
2
afgestoft
opgefrist
5,-
uitgestald
Volgende week wordt de zomermode alweer !
3
Zoek de deelwoordvorm op in de Basisspellinggids.
beëindigd
beëindigen
De ruimtevlucht is succesvol .
beïnvloeden
Onze mening wordt vaak door de televisie .
interviewen
beïnvloed
geïnterviewd
De journalist heeft de winnaar van de wedstrijd .
geneuried
neuriën
Ik houd van liedjes waarin wordt.
variëren
Als je gezond eet, eet je vaak heel .
eren
Deze actrice wordt voor haar 25e film.
gevarieerd
geëerd
geïnteresseerd
interesseren
Ik ben erg in dierkunde.
skiën
Ik heb nog nooit , jij wel?
geskied
i n
eenheid 4 | les 4
s p e l l i n g
Maak samenstellingen. Schrijf de samenstellingen over. goochel
kan
slag
verf
rijk
thermos
stoel
verband
muziek
kleur
tijd
strand
truc
doos
aankomst
film
pols
goocheltruc
filmmuziek
verffabriek
thermoskan
verbanddoos
kleurrijk
strandstoel
polsslag
aankomsttijd
fabriek
Vul de samenstelling in. groente + man
Nu kunnen de rekken worden . De muren worden met een nieuw verfje.
10,-
afgestof
uitgestal
z i n
afgeprijsd
neergeplof
Bloeiende zonnebloemen
eenheid 4 | les 3
aangekondigd
De uitverkoop werd met affiches .
opgestuur
Een antwoordenboek begint met een instructiepagina waarop aan de leerlingen wordt uitgelegd hoe ze met het antwoordenboek kunnen werken en hun antwoorden na kunnen kijken. Een antwoordenboek bevat verder antwoorden bij de genummerde opdrachten uit het werkboek. De antwoorden op de differentiatieopdracht (met ster) uit de lessen 1-6 zijn te vinden in de handleiding onder de reflectiefase.
1
aangekondig
afgeprijs
2
ww-sk 8
s pelli ng
Vul de deelwoordvorm in.
10,-
Antwoorden bij de opdrachten in het werkboek worden ingevuld op de betreffende pagina.
Na de opdrachten volgt een differentiatieopdracht voor vlotte leerlingen.
Oefening, herhaling.
Maak zinnen met onthoud en onthoudt, vermijd en vermijdt, ondervind en ondervindt.
1
Elk werkblad bij les 1-8 heeft een titel die aansluit bij de spellingcategorie(ën) uit die les. Aan het einde van de instructiefase kan een leerkracht hier bij de bespreking van de te maken opdrachten kort stilstaan. In de handleiding zijn de spellingproblemen in de titel gekleurd, in het werkboek van de leerlingen niet. De leerlingen kunnen dat bij de bespreking van de titel doen.
groenteman
De gaat elke dag naar de veiling.
tweedehands
tweede + hands
Wat voor een soort auto wil hij, of nieuw?
reken + machine
Ik heb mijn heel goedkoop gekocht.
mens + leven
Een mobieltje kan een redden.
speld + prik
Met een spat de ballon uit elkaar.
rekenmachine
mensenleven
speldenprik
Vul de samenstelling in. zonn knikk
bloemen bollen
zonnebloemen
Bloeiende wijzen naar het oosten.
knikkebollen
De chauffeur begint te van de slaap.
maneschijn
man
schijn
knorr
pot
De liep te mopperen over allerlei onbenulligheden.
wiel
Op de hobbybeurs zag ik mensen spinnen op een .
steek
Een kun je voorkomen door een petje te dragen.
spinn zonn
De konijntjes spelen in de .
knorrepot
spinnewiel
zonnesteek
lachebek
lach
bek
Ellen staat bekend als , maar ze kan ook heel serieus zijn.
huil
balk
Huil je maar af en toe of ben je een echte ?
huilebalk
Maak woorden met de losse lettergrepen.
bui de schud ken
len bol rol le Schrijf tien woordenboekvormen van regelmatige, samengestelde werkwoorden op. Maak dan zinnen met de deelwoordvorm van het werkwoord. Bijvoorbeeld: stofzuigen - Ik heb de kamer gestofzuigd.
30
knar den tan se
den ke baar lik
31
11
Algemene informatie s p e l l i n g
deelwoordvorm
Lees de woorden hardop. Kijk goed naar de blauwe stukjes.
ik, jij, hij floo,t
hij vin,dt
vin,d jij?
wij schol,den
jij vin,dt
ik, jij, hij schol,d d-t-werkwoord
ik vin,d d-werkwoord
wij vallen wij zongen
hij val,t val,jij?
ik zong
jij val,t
wij liepen
ik val,
ik liep onregelmatig ijd
tegenwoordige tijd
p e l l i n g
z i n
schema
i n
spellingkaar ten
wij vin,den
E
wij flo,ten
Vouw de flap open. Maak één opdracht. Alleen of samen met een ander. Schrijf de opdracht in je schrift.
n n n
woordenboekvorm
Luister goed. Denk aan de regel. Onthoud het woord. Denk aan het kapstokwoord.
s p e l l i n g
Inhoud ww-spellingkaarten
Projectgroep Zwijsen Jos Cöp, Jeske Heezemans (projectleiding en redactie) Miranda van Zeelst (bureauredactie) Tony Riboch (vormgeving) Niek Rooijakkers (productiebegeleiding) Nathalie Dielissen (marketingadvies) Huub Lucas (uitgever)
ww-spellingkaar ten
E
Zwijsen
Een overzicht van alle categorieën en strategieën uit de set spellingkaarten vinden de leerlingen in de inhoudsopgave.
Het gedeelte met de spellingkaarten begint met een instructiepagina waarop aan de leerlingen wordt uitgelegd hoe ze zelfstandig met de kaarten kunnen werken.
15-6-2010 14:18:36
Deze uitgave volgt de officiële spelling, zoals in oktober 2005 is vastgelegd. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
Bureauredactie Amanda Woestenburg LeesMij PrePublishing
Lay-out en dtp Patricia Smits - Studio Spider Omslagillustratie Merel Eyckerman Auteurs Betty Cranshoff Johan Zuidema
www.zwijsen.nl www.zininspelling.nl
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg ISBN 978.90.276.6824.0 2e druk
Spellingkaart 25 s p e l l i n g
pinda’s
kiwi’s
foto’s
dictees abonnees portemonnees chimpansees
ruzies tralies lelies studies kanaries kolibries
panda’s komma’s pizza’s oma’s opa’s zebra’s pasta’s loempia’s agenda’s
taxi’s ski’s tipi’s tosti’s alibi’s bikini’s safari’s salami’s tsunami’s
kilo’s euro’s auto’s iglo’s duo’s banjo’s farao’s piano’s radio’s tornado’s risico’s
kangoeroes
porties
kaketoes
acties advertenties reparaties prestaties generaties
tantes
garages
kantines
haltes bendes keuzes hoeves boetes files pauzes beloftes
horloges etalages asperges reportages stages
lawines machines mandolines magazines trampolines vitrines vitamines
Woordstukjes waarbij leerlingen extra moeten opletten, zijn in kleur gedrukt.
menu’s
baby’s
accu’s paraplu’s
lolly’s pony’s buggy’s hobby’s guppy’s panty’s party’s puppy’s
In de set zijn opdrachten bij de kaarten opgenomen.
Opdrachten spellingkaarten z i n
categorie 9.1
Op elke kaart wordt voor de leerkracht de spelling categorie vermeld.
i n
Inhoud spellingkaarten
s p e l l i n g
• Schrijf de tien moeilijkste woorden van de kaart over. Onderstreep de lastige letters. • Schrijf een verhaal. Gebruik in elke zin een woord van de kaart. Wie maakt het langste verhaal? • Schrijf het kortste woord van de kaart over. Schrijf dan een woord over met één letter meer. Ga zo door tot je het langste woord hebt opgeschreven. • Lees een woord voor. Laat een ander kind het woord letter voor letter spellen. Schrijf het woord allebei op. • Maak zinnen met vijf woorden van de kaart. Schrijf ze dan nog eens over maar dan zonder de woorden van de kaart. Laat een ander kind de zinnen afmaken en de woorden opschrijven. • Schrijf alleen de eerste letter van een woord op. Zet stipjes voor de overige letters. Laat een ander kind raden. Vul steeds een letter meer in als de ander het woord nog niet weet. • Schrijf vier woorden op: drie woorden van de kaart en één woord dat niet van de kaart is. Laat een ander kind alleen de drie woorden van de kaart overschrijven.
z i n
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 3 1
i n
s p e l l i n g
geiten, lijnen ingeënt, diëten, zeeën, knieën museum, opticien, kopieer, serieus, buiig toevallig, voorlopig, brokkelig, akelig, leeuwiken prinsessen, matrozen, fotografen, haviken zilveren armbanden, mooie armbanden slang, plank, angel, anker, werking, afhankelijk zusje, beestje, beertje, zonnetje, harinkje mamaatje, sneetje, baby’tje, machientje kassa, agent, robot, apparaat logé, scène, enquête, trainer, jam, envelop ruzie, antiek, baby, gitaar, kantine, gymmen kajak, maillot, toilet, bikini, baby, etui olie, bureau, chauffeur, bungalow, coach auteur, motor, datum boeket, journalist, computer, goochelen, agenda cel, vakantie, siroop, ruzie, examen, accent garage, chocolade, sjaal, journaal misschien, scène, praktisch, quiz, shampoo cactus, insect, kastanje, traktatie accordeon, ticket, examen, aquarium, chrysant volume, formule, wrak miljonair, villa, gorilla, oranje, briljant, signaal toffees, kangoeroes, tantes, kantines pinda’s, kiwi’s, foto’s, menu’s, baby’s details, garages, cowboys, logés, bureaus clubs, tips, gids, fiets, telefoon, thee verffabriek, keukentafel, maneschijn fietsslot, geluksgetal, varkensstal Jurgens auto, Nieuwjaar, maandag ’s morgens, ’t Is, binnen- en buitenland
s p e l l i n g
i n
i n
families
w-spellingkaarten
z i n
toffees
an het werkwoord boekvorm van het werkwoord rdvorm svorm van het werkwoord (PV) persoonsvorm (PV)? ef f ef p (O) en persoonsvorm van oord (PV) ersoon van voornaamwoorden t-tijd en d-werkwoord in de t-tijd V+jij regelmatige werkwoorden h i p onregelmatige werkwoorden dvormen dvormen en ’t k o f s ch i p rdsvormen die hetzelfde klinken je niet altijd hetzelfde schrijft) e t-tijd bij d-werkwoorden t-tijd of deelwoordvorm v-tijd of t-tijd of woordenboekvorm lvoud) in de v-tijd of ijk gebruikte deelwoordvorm
s p e l l i n g
categorie 9.1
12
Kijk naar het teken. Hoe schrijf je de woorden?
rennen, rusten, vinden
E 8
i n
Op elke kaart staan woorden. Die woorden horen bij elkaar.
nee
D 7
z i n
s p e l l i n g
en m (PV)?
C 6
Spellingkaart 24
i n
lachende
B 5
Boven elk rijtje staat een kapstok woord.
z i n
geiten, lijnen ingeënt, diëten, zeeën, knieën museum, opticien, kopieer, serieus, buiig toevallig, voorlopig, brokkelig, akelig, leeuwiken prinsessen, matrozen, fotografen, haviken zilveren armbanden, mooie armbanden slang, plank, angel, anker, werking, afhankelijk zusje, beestje, beertje, zonnetje, harinkje mamaatje, sneetje, baby’tje, machientje kassa, agent, robot, apparaat logé, scène, enquête, trainer, jam, envelop ruzie, antiek, baby, gitaar, kantine, gymmen kajak, maillot, toilet, bikini, baby, etui olie, bureau, chauffeur, bungalow, coach auteur, motor, datum boeket, journalist, computer, goochelen, agenda cel, vakantie, siroop, ruzie, examen, accent garage, chocolade, sjaal, journaal misschien, scène, praktisch, quiz, shampoo cactus, insect, kastanje, traktatie accordeon, ticket, examen, aquarium, chrysant volume, formule, wrak miljonair, villa, gorilla, oranje, briljant, signaal toffees, kangoeroes, tantes, kantines pinda’s, kiwi’s, foto’s, menu’s, baby’s details, garages, cowboys, logés, bureaus clubs, tips, gids, fiets, telefoon, thee verffabriek, keukentafel, maneschijn fietsslot, geluksgetal, varkensstal z i n i n s p e l l i n g Jurgens auto, Nieuwjaar, maandag ’s morgens, ’t Is, binnen- en buitenland
lachend
A 4
68240_zis_spk_e_os.indd 1
Zo moet je het doen:
s p e l l i n g
-getal
s p e l l i n g
Met pictogrammen wordt aangegeven welke voorkeurspellingstrategie leerlingen kunnen gebruiken om de woorden van de betreffende spel lingcategorie goed te spellen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 3 1
i n
gevulde
i n
• Schrijf een verhaal. Gebruik in elke zin een woord van de kaart. Wie maakt het langste verhaal? • Schrijf het kortste woord van de kaart over. Schrijf dan een woord over met één letter meer. Ga zo door tot je het langste woord hebt opgeschreven. • Lees een woord voor. Laat een ander kind het woord letter voor letter spellen. Schrijf het woord allebei op. • Maak zinnen met vijf woorden van de kaart. Schrijf ze dan nog eens over maar dan zonder de woorden van de kaart. Laat een ander kind de zinnen afmaken en de woorden opschrijven. • Schrijf alleen de eerste letter van een woord op. Zet stipjes voor de overige letters. Laat een ander kind raden. Vul steeds een letter meer in als de ander het woord nog niet weet. • Schrijf vier woorden op: drie woorden van de kaart en één woord dat niet van de kaart is. Laat een ander kind alleen de drie woorden van de kaart overschrijven.
z i n
gelukte
s p e l l i n g
z i n
i n
gelukt
jaargroep
z i n
De spellingkaarten worden na het dictee gebruikt in les 7, als extra hulp én extra stof. Op iedere kaart staat een verzameling woorden bij een bepaalde spellingcategorie, geordend onder een kapstokwoord. Een kap stokwoord is een woord dat een spellingcategorie vertegenwoordigt. Bij iedere categorie wordt ook de voorkeurspellingstrategie gegeven. Verder horen bij de spellingkaarten een aantal oefenvormen die bij elke kaart toepasbaar zijn. U kunt zelf beslissen welke opdrachten u wilt laten maken. Ook is het mogelijk om leerlingen zelf één opdracht per kaart te laten kiezen.
De woorden zijn geordend per categorie. Alle kaarten zijn genummerd.
Zwijsen
Inhoud spellingkaarten
gevuld
(Ww-)spellingkaarten Opdrachten spellingkaarten Onderdeel van Zin in spelling zijn ook de (ww-)spellingkaarten. Het setje kaarten bevat spellingkaarten bij de onveranderlijke woorden en ww• Schrijf de tien moeilijkste woorden van de kaart over. Onderstreep de lastige letters. spellingkaarten voor de werkwoorden.
Vormen van het werkwoord - Woordenboekvorm van het werkwoord - Deelwoordvorm - Persoonsvorm van het werkwoord (PV) Is het een persoonsvorm (PV)? - Vraagproef - Tijdproef - Getalproef Onderwerp (O) en persoonsvorm van het werkwoord (PV) Getal en persoon van voornaamwoorden PV’s in de t-tijd PV’s van een d-werkwoord in de t-tijd Jij+PV of PV+jij V-tijd van regelmatige werkwoorden ’t k o f s ch i p V-tijd van onregelmatige werkwoorden Deelwoordvormen Deelwoordvormen en ’t k o f s ch i p Werkwoordsvormen die hetzelfde klinken (maar die je niet altijd hetzelfde schrijft) - PV’s in de t-tijd bij d-werkwoorden - PV in de t-tijd of deelwoordvorm - PV in de v-tijd of t-tijd of woordenboekvorm - PV (enkelvoud) in de v-tijd of bijvoeglijk gebruikte deelwoordvorm
i n
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
z i n
De ww-spellingkaarten worden bij de werkwoordslessen voor en na het dictee gebruikt. Op iedere kaart staat informatie over een bepaald begrip of een bepaalde categorie bij de werkwoordspelling. De leerkracht gebruikt de kaarten bij het geven van instructie, de leerlingen bij het maken van de opdrachten uit het werkboek. Op elke kaart worden begrippen of werkwoordscategorieën toegelicht. Alle kaarten zijn genummerd.
wijik-vorm+de rus,tten
ik-vorm+de ik-vorm+de ik-vorm+den ik-vorm+den ja ik-vorm+den
ik stopte wij flo, ten jij stopte hij stopte wij stopten jullie stopten zij stopten
ik vin,d
is het een persoonsvorm (PV)?
nee
jij vin,dt vin,d jij?
ik-vorm+te hij vin,dt ik-vorm+te wij vin,den ik-vorm+te ik-vorm+ten woordenboekvorm ik-vorm+ten rennen, rusten, vinden ik-vorm+ten deelwoordvorm
gevulde
ik antwoordde wij antwoordden
Bij regelmatige t-werkwoorden komt achter de ik-vorm ~te(n). De ik-vorm eindigt al op een t, dus krijg je twee t’s achter elkaar. ik rust
ik rustte wij rustten
s p e l l i n g
rusten
ik-vorm+t ik-vorm
Inhoud spellingkaarten
Elke kaart bevat uitleg en voorbeelden. 15-6-2010 14:18:47
Een overzicht van alle ww-spelling kaarten vinden de leerlingen in de inhoudsopgave.
Werkwoordenschema z i n
i n
Inhoud ww-spellingkaarten
s p e l l i n g
z i n
verleden tijd regelmatig
tegenwoordige tijd
1
onregelmatig
ik ren,de
ik liep
ik val,
wij ren,den
wij liepen
jij val,t
ik stop,te
ik zong
wij stop,ten
wij zongen
val,jij?
2
hij val,t wij vallen
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
ik antwoor,dde
ik, jij, hij floo,t
wij rus,tten
3
ik vin,d
wij schol,den
ik rus,tte
Voorin de set is ook het werkwoordenschema nog eens opgenomen.
d-werkwoord
ik, jij, hij schol,d
wij antwoor,dden
jij vin,dt
wij flo,ten
vin,d jij? hij vin,dt wij vin,den
woordenboekvorm
ja is het een persoonsvorm (PV)? vraag-tijd-getal
rennen, rusten, vinden
nee
deelwoordvorm lachend lachende
→ → →
jij vindt vind jij?
ik antwoord
gelukte
gevuld
gevulde
gelukt
4 5 6 7 8 9 10
i n
s p e l l i n g
Vormen van het werkwoord - Woordenboekvorm van het werkwoord - Deelwoordvorm - Persoonsvorm van het werkwoord (PV) Is het een persoonsvorm (PV)? - Vraagproef - Tijdproef - Getalproef Onderwerp (O) en persoonsvorm van het werkwoord (PV) Getal en persoon van voornaamwoorden PV’s in de t-tijd PV’s van een d-werkwoord in de t-tijd Jij+PV of PV+jij V-tijd van regelmatige werkwoorden ’t k o f s ch i p V-tijd van onregelmatige werkwoorden Deelwoordvormen Deelwoordvormen en ’t k o f s ch i p Werkwoordsvormen die hetzelfde klinken (maar die je niet altijd hetzelfde schrijft) - PV’s in de t-tijd bij d-werkwoorden - PV in de t-tijd of deelwoordvorm - PV in de v-tijd of t-tijd of woordenboekvorm - PV (enkelvoud) in de v-tijd of bijvoeglijk gebruikte deelwoordvorm
knieën ieer, serieus, buiig kkelig, akelig, haviken fotografen, leeuweriken ooie armbanden er, werking, afhankelijk zonnetje, harinkje y’tje, machientje paraat rainer, jam, envelop ar, kantine, gymmen ikini, baby, etui , bungalow, coach
antwoorden
puter, goochelen, agenda zie, examen, accent l, journaal tisch, quiz, shampoo e, traktatie en, aquarium, chrysant
rende rende rende renden renden renden
oranje, briljant, signaal ntes, kantines enu’s, baby’s ys, logés, bureaus telefoon, thee l, maneschijn arkensstal r, maandag n- en buitenland
ik jij hij wij jullie zij
i n
d-werkwoord
z i n
ik, jij, hij floo,t
PV’s van een regelmatig de wij antwoor, dden werkwoord wij in schol, denv-tijd
gevuld
ziet er net zo uit als de woordenboekvorm ziet er net zo uit als de woordenboekvorm ziet er net zo uit als de woordenboekvorm
ik-vorm+t ik-vorm
ik, jij, hij schol,d
ik rus,tte
wij vallen
vraag-tijd-getal lachend Bij regelmatige d-werkwoorden komt achter de ik-vorm ~de(n). lachende geluktelkaar. gelukte De ik-vorm eindigt al op een d, dus krijg je twee d’s achter
Bij d-werkwoorden mag je niet vergeten dat de ik-vorm eindigt op een d. De ik-vorm+t eindigt daarom op ~dt. Jij+PV of PV+jij jij valt val jij?
d-t-werkwoord
ik antwoor,dde
hij val,t
arten
ik-vorm ik-vorm+t ik-vorm ik-vorm+t ik-vorm+t ik-vorm+t
val,jij?
renden stopte, stopten
s p e l l i n g
den van de kaart ters.
d-t-werkwoord
ziet er net zo uit als de woordenboekvorm ziet er net zo uit als de woordenboekvorm ziet er net zo uit als de woordenboekvorm
jij val,t
ikPV’s zong v-tijd wijrende, zongen
n n n
wij vinden jullie vinden zij vinden
wij liepen
ik stop,te ik-vorm woordenboekvorm wij stop,ten ren rennen stoppen stop
i n
Vormen van het werkwoord - Woordenboekvorm van het werkwoord - Deelwoordvorm - Persoonsvorm van het werkwoord (PV) Is het een persoonsvorm (PV)? - Vraagproef - Tijdproef - Getalproef Onderwerp (O) en persoonsvorm van het werkwoord (PV) Getal en persoon van voornaamwoorden PV’s in de t-tijd PV’s van een d-werkwoord in de t-tijd Jij+PV of PV+jij V-tijd van regelmatige werkwoorden ’t k o f s ch i p V-tijd van onregelmatige werkwoorden Deelwoordvormen Deelwoordvormen en ’t k o f s ch i p Werkwoordsvormen die hetzelfde klinken (maar die je niet altijd hetzelfde schrijft) - PV’s in de t-tijd bij d-werkwoorden - PV in de t-tijd of deelwoordvorm - PV in de v-tijd of t-tijd of woordenboekvorm - PV (enkelvoud) in de v-tijd of bijvoeglijk gebruikte deelwoordvorm
lke zin een woord gste verhaal?
wij ren,den
PV’s van een d-werkwoord in de t-tijd ik vind jij vindt vind jij? hij vindt zij vindt het vindt
onregelmatig
Regelmatige werkwoorden hebben in de v-tijd dezelfde klinker ik ren,de ik liep ik val, als in de woordenboekvorm en de t-tijd.
ik-vorm ik-vorm+t ik-vorm ik-vorm+t ik-vorm+t ik-vorm+t
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
kaart over. één letter meer. ord hebt opge-
regelmatig
tegenwoordige tijd
nder kind het Schrijf het woord
wij vallen jullie vallen zij vallen
z i n
verleden tijd
De PV in de t-tijd bij ik noemen we de ik-vorm. ik val jij valt val jij? hij valt zij valt het valt
Inhoud ww-spellingkaarten
i n z si pn e il nl i ns gp e l l i n g
van de kaart. ar dan zonder en ander kind de opschrijven.
z i n
V-tijd van regelmatige werkwoorden
n een woord op. rs. Laat een ander r meer in als de
s p e l l i n g
orden van de kaart art is. Laat een en van de kaart
i n
geiten, lijnen ingeënt, diëten, zeeën, knieën museum, opticien, kopieer, serieus, buiig toevallig, voorlopig, brokkelig, akelig, leeuwiken prinsessen, matrozen, fotografen, haviken zilveren armbanden, mooie armbanden slang, plank, angel, anker, werking, afhankelijk zusje, beestje, beertje, zonnetje, harinkje mamaatje, sneetje, baby’tje, machientje kassa, agent, robot, apparaat logé, scène, enquête, trainer, jam, envelop ruzie, antiek, baby, gitaar, kantine, gymmen kajak, maillot, toilet, bikini, baby, etui olie, bureau, chauffeur, bungalow, coach auteur, motor, datum boeket, journalist, computer, goochelen, agenda cel, vakantie, siroop, ruzie, examen, accent garage, chocolade, sjaal, journaal misschien, scène, praktisch, quiz, shampoo cactus, insect, kastanje, traktatie accordeon, ticket, examen, aquarium, chrysant volume, formule, wrak miljonair, villa, gorilla, oranje, briljant, signaal toffees, kangoeroes, tantes, kantines pinda’s, kiwi’s, foto’s, menu’s, baby’s details, garages, cowboys, logés, bureaus clubs, tips, gids, fiets, telefoon, thee verffabriek, keukentafel, maneschijn fietsslot, geluksgetal, varkensstal Jurgens auto, Nieuwjaar, maandag ’s morgens, ’t Is, binnen- en buitenland
z i n
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 3 1
Werkwoordenschema Ww-spellingkaart
Ww-spellingkaart PV’s in de t-tijd
13
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
De Lijsterbij en de Basisspellinggids De Lijsterbij (1 en 2) en de Basisspellinggids stimuleren leerlingen gebruik te maken van spellinggidsen en bevatten elementen die het opzoeken van woorden gemakkelijk maken. Voor jaargroep 8 wordt gebruik gemaakt van de Basisspellinggids. In de Basisspellinggids kunnen leerlingen eenvoudig woorden opzoeken, ook op de tweede en derde letter van een woord. De woorden zijn ook op klank op te zoeken (sitroen leidt naar citroen). Behalve de alfabetische woordenlijst bevat de Basisspellinggids ook uitleg over alle regels van de Nederlandse spelling. Op de bijgelever de cd-rom is de complete woordenlijst ook digitaal te raadplegen.
De woorden in de Basisspellinggids zijn alfabetisch geordend.
Leerlingen kunnen ook uitgaande van een klank woorden opzoeken. Zonder precies te weten hoe een woord geschre ven moet worden, vinden ze met de Basisspellinggids de juiste spelling.
De drieletterblokjes helpen bij het opzoeken.
Bij sommige woorden staat een tip.
14
Posters Ter ondersteuning van de lessen zijn bij jaargroep E van Zin in spelling posters ontwikkeld. U kunt de (afwasbare) posters gebruiken voor de instructie. Zwijsen Zwijsen
Zwijsen
DE
E ’t k o f s ch i p
verleden tijd
Maak de ik-vorm. Als de laatste letter in ’t k o f s ch i p zit, dan is de v-tijd met ~te(n). woordenboekvorm
ik-vorm
eindigt op
v-tijd
praten jeuken boffen fronsen juichen hopen
praa,t jeu,k bo,f fron,s jui,ch hoop
t k f s ch p
zij praa,tte het jeu,kte je bo,f te hij fron,ste zij jui,chten zij hoo,pte
Let op! reizen proeven
reis proef
s (van z) f (van v)
hij rei,,sde ik proe,,fde
tegenwoordige tijd
regelmatig
onregelmatig
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
d-werkwoord
Bij de andere medeklinkers is de v-tijd met ~de(n). woordenboekvorm
ik-vorm
eindigt op
v-tijd
krabben melden vegen halen dromen wonen mengen loeren duwen
kra,b mel,d vee,g haa,l droo,m woo,n me,ng loe,r du,w
b d g l m n ng r w
hij kra,bde ik mel,dde zij vee,gde wij haa,lden ik droo,mde jij woo,nde zij me,ngden ik loe,rde hij du,wde
woordenboekvorm
ja is het een persoonsvorm (PV)?
nee
deelwoordvorm
vraag-tijd-getal
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
zin in spelling ’ t
k o f s c h i p
zin in zin in spelling spelling werkwoordenschema werkwoordenschema
Computerprogramma Zin in spelling Bij Zin in spelling kunt u gebruikmaken van het computerprogramma Zin in spelling. Dit computerprogramma sluit volledig aan op de methode. Per jaargroep is het programma, net als de methode, opgebouwd uit tien thema’s. Hierdoor biedt het ideale mogelijkheden om de woorden die in de methode worden geleerd nog eens te herhalen en er woorden aan toe te voegen die niet in de lessen aan de orde komen. Vanuit de lessen wordt verwezen naar het computerprogramma, zodat u de leerlingen ge richt verder kunt laten oefenen met gebruik van de computer.
15
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
Handleiding E1 en E2 Het grootste gedeelte van de handleidingen bestaat uit lesbeschrijvingen. Achter elk tabblad van een eenheid vindt u uitgewerkte lessen.
Eenheid 4 z i n
i n
s p e l l i n g
Basis
Een eenheid begint met een introductie pagina waarop van elke les wordt vermeld welke spellingcategorie aan bod komt. Door dit overzicht krijgt u snel een goed beeld van de stof in de eenheid.
Les 1
Alle kaartjes waren verkocht - deelwoord (8.8): beschadigd, gevraagd, verstopt
Les 2
Hij reist door binnen- en buitenland - apostrof (’), streepje (-) (12.2): ’s ochtends, ’s Maandags, z’n, ’ns, rijst- en maisvelden
Les 3
De kleding is afgeprijsd - deelwoord (8.8): geïnterviewd, gevarieerd, uitgestald, neergeploft
Les 4
Bloeiende zonnebloemen - samenstellingen zonder tussenklank (7.1): thermoskan - tussen-e(n) (7.3): rekenmachine, tweedehands, mensenleven, speldenprik - zes groepen uitzonderingen: zonnebloem, beresterk, burgemeester, goedemorgen, spinnewiel, goedenavond
Les 5
Een spetterend bezoek - deelwoord (8.8): aangebrand, gevlucht, fietsend, spetterend
Les 6
Pakjes in de vitrines - meervoud ~s, meervoud ’s (9.1): dictees, acties, asperges, farao’s, lolly’s
Dictee / taak Herhaling Les 7
Ga er ’ns uit! - samenstellingen zonder tussenklank (7.1) - tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen) - meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) - apostrof (’), streepje (-) (12.2)
Les 8
Zoemend vliegen de bijen rond - deelwoord (8.8)
Les 9
Weet je het nog? - ~teit, ~heid (3.8) - /t/ met d, /p/ met b, /ch/ met g (6.1) - constante woorddelen met voorvoegsel (6.2)
123
Basislessen Elke eenheid is opgebouwd uit zes basislessen, de pagina’s bij de con troledictees en controletaken en drie herhalingslessen. Elke basisles beslaat twee naast elkaar liggende pagina’s.
Elke les heeft een titel die aansluit bij de spelling categorieën uit die les. Aan het einde van de instructie fase kan een leerkracht hier bij de bespreking van de te maken opdrachten kort stilstaan. In de handleiding van de leerkracht zijn de spellingproblemen in de titel gekleurd, in het werkboek van de leerlingen niet. De leerlingen kunnen dat bij de bespreking van de titel doen.
Hier treft u informatie aan over het doel van de les, de spellingcategorie(ën) (met voorbeeldwoorden) en de spellingstrategie(ën). Ook vindt u hier informatie over de materialen die bij de les worden gebruikt, en de zaken die u voor de les moet voorbereiden.
16
De lessen zijn per eenheid genummerd van 1 tot en met 9.
Pakjes in de vitrines z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen kunnen het meervoud schrijven van woorden die op een klinker eindigen (zie ook: Tips). Categorie_______________________ • meervoud ~s, meervoud ’s_(9.1): dictees, acties, asperges, farao’s, lolly’s Strategie________________________
• De leerlingen schrijven de meer-
vouden met de regel: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u_of ~y_(uitgesproken als /ie/), dan gebruik je ’ (apostrof) s. Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 33 • Antwoordenboek E1, pagina 33 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
Vooraf__________________________
• Schrijf op het bord: risico
lawine
familie
Op de rechterpagina staat aangegeven of het een basisles (les 1-6) of een herhalingsles (les 7-9) betreft.
Basis
eenheid 4 | les 6
s p e l l i n g
Introductie • Herinner de leerlingen eraan dat ze in de vorige jaargroepen al het meervoud van woorden op een klinker hebben geoefend. Vraag naar het meervoud van de woorden op het bord. Onderstreep de eindletters o, e en ie en vul de woorden aan: risico’s, lawines, families. • Vertel dat de leerlingen vandaag meer gaan oefenen met meervouden van woorden op een klinker. Ze oefenen hierbij onder meer de meervouden van woorden op een stomme e of /ie/-klank.
Instructie • Laat de leerlingen uitleggen waarom risico’s op het bord met apostrof-s is. Bij woorden op één enkele o is de ’ (apostrof) s nodig omdat de uitspraak van de lange klinker anders zou veranderen in een korte klinker: ‘risi/kos/’ in plaats van ‘risi/koos/’. Vertel dat dit ook geldt voor woorden op één enkele a, i_of u. Laat de leerlingen hierbij voorbeelden bedenken en schrijf ze onder risico’s op het bord. Bijvoorbeeld: pyjama’s, kiwi’s, paraplu’s. • Laat ze dan woorden bedenken met ~y. Schrijf de meervouden als vierde rijtje op het bord, bijvoorbeeld: baby’s, pony’s, lolly’s. Merk op dat de y wordt uitgesproken als /ie/. Bij deze woorden bestaat er zonder apostrof de kans op een verkeerde uitspraak. • Vraag de leerlingen ook hoe het meervoud van lawine op het bord wordt geschreven: als het enkelvoud eindigt op een stomme e, dan schrijf je in het meervoud de s vast aan het woord. Bespreek ook vitrines en periodes en schrijf deze meervouden onder lawines op het bord. Laat ze ook het meervoud geven van horloge, reportage en garage (horloges, reportages en garages) en schrijf ook deze meervouden op het bord. • Herhaal dan de regel bij het meervoud families: als het enkelvoud eindigt op een lange klinker die wordt geschreven met meer dan één letter, dan schrijf je in het meervoud een vaste s. Wijs erop dat door de vaste s de uitspraak van de klinker niet verandert: het blijft fami/lies/. Bespreek zo ook dictees en kangoeroes en schrijf de woorden op het bord. • Herinner de leerlingen eraan dat ze bij twijfel meervouden ook altijd kunnen opzoeken in de Basisspellinggids. Zoek samen het meervoud van advertentie en pizza op (advertenties, pizza’s).
• Ga na of de leerlingen alles begrepen hebben en laat ze bij de volgende meervouden hun hand opsteken als het meervoud met een vaste s wordt geschreven: garages, auto’s, guppy’s, dictees, acties, buggy’s, reparaties, portemonnees. Herhaal eventueel de regel nog eens: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y (uitgesproken als /ie/), dan gebruik je ’ (apostrof) s. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 33. Bespreek de titel (Pakjes, vitrines) en de instructie van die pagina.
Differentiatie_/_extra_hulp_________
Pakjes in de vitrines z i n
1
de woorden in de juiste rij.
pagina
programma’s
jetski
, bikini
jetski’s,
, paraplu
kangoeroe
,
kaketoe
,
lolly
hobby’s, lolly’s
euro
,
radio
euro’s, radio’s
kangoeroes, kaketoes
illustraties , tribune
piramides,
families
Differentiatie_/_extra_stof_ ________
• Extra opdracht uit het werkboek, pagina 33
actie
e
kantin
portemonnee
magazine
advertentie
~ees
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F
abonnee generatie
machine
~ies
dictees
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek. • Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze kennen de regel: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y_(uitgesproken als /ie/), dan gebruik je ’ (apostrof) s. • Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen hun verhaaltje voor. Bijvoorbeeld: Alle kassa’s in de supermarkt zijn open. Op de band liggen lolly’s en toffees, maar ook kiwi’s. De euro’s verdwijnen in de lades van de kassa’s.
,
tribunes
Schrijf de meervouden van de woorden in de juiste rij. dictee
behulp van het antwoordenboek. • Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
paraplu’s
hobby
piramide
2
den in het werkboek bekend is.
volgt de regel, maar de grondwoorden zelf zijn ook vaak niet zo eenvoudig. Woorden die op een heldere klinker eindigen zijn altijd leenwoorden, bijvoorbeeld pizza, abonnee, farao, accu. Bespreek ook bewust eventuele problemen in de grondwoorden, zoals bijvoorbeeld de d in advertentie, de twee n’en in abonnee en portemonnee.
, pagina’s
bikini’s
dagmenu’s,
illustratie, familie
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met
• Ga na of de betekenis van alle woor• De schrijfwijze van het meervoud
dagmenu
• De leerlingen maken de opdrachten van pagina 33. • Bij opdracht 1 maken ze de rijen woorden in het enkelvoud en meervoud af.
eenheid 4 | les 6
s p e l l i n g
programma,
Verwerking
• Bij opdracht 2 schrijven ze de meervouden van
i n
Vul in. De rechterrij is het meervoud van de linkerrij.
~ines
advertenties
magazines
portemonnees
acties
kantines
abonnees
generaties
machines
Schrijf ook de meervouden van deze woorden in de juiste rij.
euro
e asperg
farao
baby
buggy
vitamine pony
foto
~es
asperges
lawine
horloge
party
~o’s
duo
~y’s
farao’s
baby’s
vitamines
foto’s
buggy’s
horloges
euro’s
pony’s
lawines
duo’s
party’s
Schrijf meervouden op met ~s en met ~’s. Maak er een verhaaltje mee.
33
Tips____________________________ • De leerlingen herhalen in deze les de regel voor meervouden met s_van woorden op één of meer klinkers (tantes, dictees, pinda’s, baby’s). Er wordt ook op de uitspraak van de eindletter ~y gewezen. Als de y klinkt als /ie/ dan schrijf je ’s (om een verkeer de uitspraak te voorkomen). In eenheid 7 komt de y die klinkt als /j/ aan de orde (spray) inclusief het meervoud met een vaste s (sprays). Ook komt dan het meervoud van woorden op ~eau aan bod (cadeaus). • Woorden met een stomme e_aan het einde (einde, halte, keuze, boete) kennen vaak twee meervouden: met s_of met n. In de les wordt alleen de schrijfwijze met s_besproken. Deze meervoudsvorm op s is vaak het ‘gewoonst’.
Na les 6 kunt u een controledictee en een controletaak afnemen die inzicht geven in de vorderingen van de leerlingen. Ze vertellen u ook welke vervolgactiviteiten in les 7 en 8 voor de leerlingen gekozen kunnen worden.
134
De concrete lesbeschrij vingen van de lessen 1-6 bestaan uit telkens vier lesfasen: ‘Introductie’, ‘Instructie’, ‘Verwerking’ en ‘Reflectie’.
135
Op de rechterpagina vindt u een afbeelding van het werkblad in het antwoordenboek. Hierdoor heeft u altijd de werkboekpagina en de antwoorden op de opdrachten bij de hand.
Onder dit kopje staat kernachtig aangege ven wat u kunt doen om leerlingen die moeite hebben met de spellingcategorieën extra te begeleiden.
Onder ‘Tips’ staan sug gesties van uiteenlopende aard die u helpen om de les op een prettige en effectieve wijze te geven.
Hier vindt u suggesties die te maken hebben met tempodifferen tiatie. De leerlingen die klaar zijn met het basisgedeelte van de les kunnen verder gaan met de genoem de activiteiten.
Controledictees en controletaken Om de vorderingen van de leerlingen te kunnen volgen, bevat Zin in spelling E controledictees en controletaken die na de basislessen kunnen worden afgenomen. Na zes basislessen vindt u informatie bij het contro ledictee en de controletaak. Informatie over de afname, correctie en registratie vindt u hier.
Hier treft u informatie aan over het doel van het dictee/ de taak en de spellingcate gorieën/begrippen die getoetst worden.
Controledictee/controletaak z i n
i n
eenheid 4 | dictee/taak
s p e l l i n g
Doel __________________________________
• De leerlingen laten zien dat ze de belang- rijkste stof uit eenheid 4 beheersen.
Categorieën ____________________________ controledictee • samenstellingen zonder tussenklank (7.1) • tussen-e(n) (7.3) en twee groepen uitzonderingen: samenstellingen waarbij het linkerdeel verwijst naar iets of iemand waar er steeds één van is en samenstellingen waarbij het eerste deel een werkwoord is en waarbij een stomme e wordt ingevoegd. De andere groepen uitzonderingen worden niet getoetst. De leerlingen kunnen deze opzoeken (zie ook: Tips les 4) • meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) • apostrof (’), streepje (-) (12.2) controletaak
• deelwoord (8.8)
• Na zes lessen kunt u een controledictee en een • Vertel de leerlingen dat het nu tijd is om een controletaak afnemen die inzicht geven in de vorderingen van de leerlingen. Ze vertellen u ook welke vervolgactiviteiten in les 7 en 8 gekozen kunnen worden. De belangrijkste categorieën onveranderlijke woorden worden in het controledictee getoetst, de werkwoordspelling komt in de controletaak aan bod. • De instructies voor de afname, correctie en re gistratie, differentiatie en extra hulp en reme diëring bij het controledictee/de controletaak vindt u hierna.
CT U gebruikt bij het nakijken het antwoordblad bij de taak op pagina 140. Elke ingevulde werkwoords- vorm kan maar één keer fout worden gerekend, on- geacht het aantal verschillende fouten in de vorm.
controledictee/controletaak af te nemen. Geef hierbij aan dat het een manier is om te kijken of de leerlingen de stof beheersen.
• Maak met de leerlingen afspraken zodat het
• Vul nu het groepsoverzicht bij het controledictee/
voor iedereen mogelijk is om rustig te werken. • Neem nu het controledictee/de controletaak af. CD Lees de dicteezinnen voor. Bij het woorddictee schrijven de leerlingen alleen het vetgedrukte woord op, bij het zinsdictee de hele zin. CT Deel de controletaken uit. Lees de dicteezinnen ingevuld voor (de ingevulde controletaken vindt u op pagina 140 en 141). Laat de leerlinAfname controledictee/controletaak 4a • Bereid de afname van het controledictee (CD)/ gen de ontbrekende werkwoordsvorm invullen. de controletaak (CT) voor. CD Zorg voor voldoende schrijfblaadjes of leg Correctie en registratie de dicteeschriften klaar. • Na de afname kijkt u zelf de controledictees/ CT Kopieer voor elke leerling een taak. U vindt controletaken na. CD U let bij het nakijken alleen op de schrijfde controletaak voor de leerlingen bij de kopieerbladen in de handleiding (kopieerblad 49). wijze van de twintig doelwoorden, niet op het • De leerlingen mogen bij het maken van het correct gebruik van interpunctie. Elk doelwoord dictee/de taak geen gebruik maken van poskan maar één keer fout worden gerekend ters, ww-spellingkaarten of de Basisspellingongeacht het aantal verschillende fouten in gids. Berg deze materialen vooraf op. het woord.
Controledictee 4a
Controledictee 4b
Woorddictee 1 . Kinderen hebben een snellere polsslag dan volwassenen. polsslag 2 . Marijke volgt zang- en danslessen. zang- en danslessen 3 . Het is ’s avonds al vroeg donker in de winter. ’s avonds 4 . Tulpenbollen plant je in de herfst. tulpenbollen 5 . Kangoeroes leven in Australië. kangoeroes 6 . Hoeveel abonnees heeft deze krant? abonnees 7 . Met regenweer verkopen ze meer paraplu’s. paraplu’s 8 . Moeder kocht een nieuwe zonnebril. zonnebril 9 . De nieuwe materialen kosten vele euro’s. euro’s 10 . Zij maakte een bloemstuk met witte lelies. lelies
Woorddictee 1 . In het pakje zitten twaalf lolly’s. lolly’s 2 . In welk werelddeel wonen wij? werelddeel 3 . Ik zag gisteren twee interessante reportages op televisie. reportages 4 . Onze abonnees krijgen korting. abonnees 5 . In het oude Egypte regeerden farao’s. farao’s 6 . ’s Morgens vroeg is het erg koud. ’s Morgens 7 . We keken naar het veld met zonnebloemen. zonnebloemen 8 . De nieuwe machines worden morgen gebracht. machines 9 . De kleuters bouwden hun eigen tentenkamp. tentenkamp 10 . Ze schrijven op de voor- en achterkant van het blad. voor- en achterkant
Zinsdictee 1 . ’s Winters maken mensen meer gebruik van garages. 2 . In de krant staan advertenties met moderne horloges. 3 . Er staan veel tweedehands auto’s te koop. 4 . De verffabriek is bekend in binnen- en buitenland. 5 . De pony’s stonden bij de beukenboom.
Zinsdictee 1 . Gisteren brachten taxi’s de gewonden naar het ziekenhuis. 2 . Programma’s over land- en tuinbouw waarschuwen tegen bestrijdings middelen. 3 . Hij maakte foto’s van de verschillende families. 4 . ’s Avonds luisterden we naar filmmuziek. 5 . Uit studies blijkt dat veel mensen soms zitten te knikkebollen achter het stuur.
de controletaak in. CD Beslis of u het liefst het groepsoverzicht in- vult met de woorden in dicteevolgorde of het groepsoverzicht met de woorden in categorievolgorde. Vul het groepsoverzicht in door een kruisje te zetten bij de doelwoorden waarbij de leerling fouten heeft gemaakt. CT Beslis of u het liefst het groepsoverzicht in- vult met de woorden in taakvolgorde of het groepsoverzicht met de woorden in categorievolgorde. Vul het groepsoverzicht in door een kruisje te zetten bij de werkwoordsvormen waarbij de leerling fouten heeft gemaakt. • De groepsoverzichten geven u een goed beeld van de mate waarin op groepsniveau de stof wordt beheerst. Scoren veel leerlingen niet goed op be- paalde woorden of categorieën dan verdient deze lesstof in les 7 en 8 nog extra aandacht. • Ook het totaal aantal fouten per leerling kunt u uit de groepsoverzichten afleiden. In het algemeen kunt u uitgaan van de volgende normering: Minder dan 2 fouten 2 - 4 fouten 5 - 6 fouten Meer dan 6 fouten
goed voldoende twijfelachtig onvoldoende
• Leerlingen die minder dan 16 van de 20 items goed maken, hebben de doelen van de eenheid nog niet bereikt. Bij een leerling die veel fouten heeft gemaakt, kunt u een nadere diagnose stellen ten aanzien van de aard van de gemaakte fouten. Hiervoor gebruikt u het signaleringsformulier bij het controledictee of de controletaak.
leerlingen nog moeite mee hebben. U markeert de woorden in het groepsoverzicht en zet ze op het bord. U komt er klassikaal op terug in les 7 en 9. CT U maakt een lijstje met aandachtspunten naar aanleiding van de controletaak. Dit kunnen begrippen zijn of werkwoordsvormen waar veel leerlingen nog moeite mee hebben. U komt er klassikaal op terug in les 8 en 9. • Leerlingen die onvoldoende of twijfelachtig scoorden krijgen in les 7 en 8 verlengde instructie en begeleide verwerking. De leerlingen die goed scoorden gaan zelfstandig aan het werk. Voor leerlingen die voldoende scoorden, kunt u zelf bepalen of ze meedoen met de verlengde instructie en begeleide verwerking of dat ze zelfstandig gaan werken.
Extra hulp en remediëring • Bij de verlengde instructie en begeleide verwerking in les 7 en 8 kan de achtergrondinformatie op de volgende twee pagina’s u ondersteunen bij het geven van extra hulp en het uitvoeren van eventuele remediëringsactiviteiten. Eerst vindt u informatie over de categorieën die getoetst zijn bij het controledictee, daarna volgt informatie over de werkwoorden en begrippen die getoetst zijn in de controletaak.
4a, kopieerblad 47
• Groepsoverzicht controledictee 4b, kopieerblad 45 of 46
• Signaleringsformulier controledictee 4b, kopieerblad 48
• Schrijfblaadjes of een dicteeschrift
Ook vindt u hier informatie over de materialen die bij het dictee worden gebruikt.
controletaak • Controletaak werkwoorden 4a, kopieerblad 49 • Groepsoverzicht controletaak 4a, kopieerblad 50 of 51 • Signaleringsformulier controletaak 4a, kopieerblad 52 • Controletaak werkwoorden 4b, kopieerblad 53 • Groepsoverzicht controletaak 4b, kopieerblad 54 of 55 • Signaleringsformulier controletaak 4b, kopieerblad 56
op dezelfde (ww-)spellingcategorieën en/of begrippen, maar bevragen voor een groot gedeelte andere woorden. Controledictee/controletaak 4a neemt u in ieder geval af. Controledictee/controletaak 4b gebruikt u wanneer u een tweede keer de stof van de eenheid wilt toetsen, bijvoorbeeld aan het einde van de eenheid na les 9. • U volgt exact dezelfde opzet zoals geschetst is bij en na de afname van controledictee/controletaak 4a.
Differentiatie • Op basis van het groepsoverzicht bij het controledictee/de controletaak bepaalt u waar u bij de herhaling nog aandacht aan moet besteden. CD U bepaalt de Woorden van de Week. Dit zijn minimaal 5 en maximaal 10 woorden waar veel
137
De twee versies van het dictee vindt u in dit over zicht. In elke zin zijn de doel woorden vet gemaakt.
U vindt er ook heldere verwijzingen naar differen tiatiemogelijkheden na het dictee/de taak.
Controledictee/controletaak z i n
i n
eenheid 4 | dictee/taak
s p e l l i n g
samenstellingen zonder tussenklank (7.1), tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen) Wat is belangrijk? • Het doorzien van de woordstructuur van de samenstelling. • Het herkennen en doorgronden van de moeilijkheid in elk deel van de samenstelling. • Het (eventueel) onderscheiden van de tussenklank en het koppelen van de juiste letter(s) daaraan. • Het kennen en toepassen van de regels en het schema en het kennen van de uitzonderingen. Wat kan er fout gaan? • De leerling doorziet de structuur van de samenstelling niet. • De leerling maakt fouten in één van de delen van de samenstelling. • De leerling onderscheidt de tussenklank niet of koppelt er de verkeerde letter(s) aan. • De leerling kent de regels, het schema of de de uitzonderingen niet, of past de regels verkeerd toe. Wat kunt u doen? Les 7, verlengde instructie en begeleide verwerking 2 Spellingkaart 28
• Herhaal samenstellingen zonder tussenklank
met de bovenste twee rijtjes van spellingkaart 28. Wijs bij het tweede rijtje op de eindletter van het eerste deel en de beginletter van het tweede deel. Geef aan dat de leerlingen bedacht moeten zijn op andere moeilijkheden, bijvoorbeeld: goocheltruc. • Herhaal het schema met de samenstellingen op pagina 59 van de Basisspellinggids. Bespreek waar de overige kapstokwoorden van spellingkaart 28 passen (sla de onderste twee rijtjes nog even over) (kan alleen met e en linkerdeel eindigt op e staan in hetzelfde rijtje). Bespreek dan enkele samenstellingen die niet op de kaart staan: regenboog (kan alleen met en), ziekenhuis (linkerdeel is persoon), tarwebrood (kan alleen met e), secondewijzer (linkerdeel eindigt op e), toetsenbord (anders en). • Laat de leerlingen ook de uitzonderingen lezen op pagina 61 en 62 (behalve als …). Wijs ook op maneschijn en knarsetanden op kaart 28. Schrijf dan steeds drie samenstellingen op het bord waarvan er twee in het schema
138
kopieerblad 43 of 44
• Signaleringsformulier controledictee
Afname controledictee/controletaak 4b • Controledictee/controletaak 4a en 4b zijn gericht
136
Deze pagina’s bieden achter grondinformatie bij de categorieën/begrippen die getoetst zijn in het dictee en de taak. Deze informatie kan u helpen bij het geven van extra hulp in les 7 en 8 en het uitvoeren van eventuele remediëringsactiviteiten.
Materialen _____________________ controledictee
• Groepsoverzicht controledictee 4a,
passen en één niet bijvoorbeeld: roggebrood, beresterk, hondenbrokken. Benoem waar de woorden horen in het schema of bij welke uitzonderingen. meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) Wat is belangrijk? • Het onderscheiden van de verschillende soorten eindklinkers (a, i, o, u of y (klinkt als /ie/)), een stomme e, meerdere eindklinkers (ee, ie, oe). • Het kennen en toepassen van de regel. Wat kan er fout gaan? • De leerling onderscheidt de verschillende eindklinkers niet van elkaar. • De leerling kent de regel niet of past deze verkeerd toe. Wat kunt u doen? Les 7, verlengde instructie en begeleide verwerking 3 Spellingkaart 24, 25 • Herhaal de regel voor meervouden van woorden op een klinker. Laat de leerlingen de spellingkaarten 24 en 25 lezen. Benoem bij elk rijtje de eindklank en pas samen de regel toe. Wijs erop dat alleen een ’s wordt gebruikt als de y klinkt als /ie/. • Om te oefenen kunt u woorden van de twee kaarten door elkaar noemen. De leerlingen geven aan van welke kaart het woord komt en schrijven het over.
apostrof (’), streepje (-) (12.2) Wat is belangrijk?
• Het kennen en toepassen van de regels voor de ’ (apostrof) en het streepje.
• Het kennen en toepassen van de regel voor hoofdletters bij het gebruik van apostrofs. Wat kan er fout gaan? • De leerling kent de regels voor de ’ (apostrof) s of het streepje niet of past deze niet toe. • De leerling kent de regel voor hoofdletters bij het gebruik van apostrofs niet of past deze verkeerd toe. Wat kunt u doen? Les 7, verlengde instructie en begeleide verwerking 1 Spellingkaart 31 • Bespreek met de leerlingen de ’ (apostrof) s met behulp van spellingkaart 31. De apostrof staat in plaats van letters (’s morgens komt van des morgens). Herhaal ook de regel voor hoofdletters. Wijs hierbij op het verschil tussen de zinnen op de spellingkaart. Ga ook in op de schrijfwijze van de apostrof (’), leerlingen kunnen hierbij ook fouten hebben gemaakt. • Bespreek ook de andere weglatingen op spellingkaart 31: ’t is, ’ns, zo’n en z’n. Schrijf de woorden voluit op het bord, veeg de ‘overtollige’ letters weg. Zet de apostrof ervoor in de plaats. Als de eerste letter wegvalt, maakt u van de eerste letter van het volgende woord een hoofdletter (’t Is). • Bespreek ook de samentrekkingen met een streepje nog eens. Schrijf de samentrekkingen van spellingkaart 31 voluit op het bord. Veeg in het eerste stuk het tweede deel weg, zet er een streepje voor in de plaats. Wijs nog eens op het verschil: een apostrof staat in de plaats van weggelaten letters, het streepje in de plaats van een weggelaten woorddeel. Laat de leerlingen de volgende namen ‘inkorten’: Het laurierblad (’t Laurierblad), Het pleintje (’t Pleintje), Fotoclub en boekenclub Het Cameraatje (Foto- en boekenclub ’t Cameraatje), Voorstelling in het centrum voor traditionele dansen en moderne dansen (’t centrum voor traditionele en moderne dansen). Geef bij dit laatste voorbeeld aan dat er geen streepje wordt gebruikt omdat een volledig woord (dansen) weggelaten wordt.
deelwoord (8.8) (voltooid, tegenwoordig deelwoord) Wat is belangrijk? • Het herkennen van de deelwoordvorm. • Het toepassen van de verlengingsregel. • Het (indien nodig) gebruiken van de verleden tijd of de regel van ’t kofschip bij voltooid deelwoorden. Wat kan er fout gaan?
• De leerling herkent de deelwoordvorm niet. • De leerling kent de verlengingsregel niet of past deze verkeerd toe.
• De leerling gebruikt de verleden tijd of de regel van ’t kofschip niet of verkeerd. Wat kunt u doen? Les 8, verlengde instructie en begeleide verwerking Ww-spellingkaart 8, 9 • Oefen met de leerlingen het herkennen van een deelwoord. Laat ze het werkwoordenschema op de achterkant van de Basisspellinggids voor zich nemen of het schema op de uitklapflap bij de ww-spellingkaarten en met de vraag-, tijd- en/of getalproef nagaan of de werkwoordsvormen in de volgende zinnen PV’s of deelwoordvormen zijn. Zij verstopt iets. (PV) Het eten is verbrand. (deelwoord) Hij heeft het geproefd. (deelwoord) Hij heeft het opgepeuzeld. (deelwoord) Hij beschadigt het niet. (PV) Zingend liepen ze naar huis. (deelwoord) Zij herinnert het zich niet. (PV) Het boek is uitverkocht. (deelwoord) Het huis is geïsoleerd. (deelwoord) Zwetend verlieten ze het veld. (deelwoord) • Bespreek ww-spellingkaart 8. De leerlingen moeten bij deelwoordvormen de verlengingsregel toepassen. Laat de leerlingen de verlengingsregel toepassen bij de volgende deelwoordvormen. Laat ze de deelwoordvorm verlengen met een zelfstandig naamwoord: verbran/t/ (verbrande aardappelen), geproef/t/ (geproefde gerechten), opgepeuzel/t/ (opgepeuzelde kippenboutjes), uitverkoch/t/ (uitverkochte concerten), zweten/t/ (zwetende atleten), zingen/t/ (zingende kinderen). • Sta nadrukkelijk stil bij de beide deelwoordvormen. Ga in op het verschil: ‘gefietst’ geeft aan dat het al voorbij is, ‘fietsend’ dat het nog bezig is. Laat de leerlingen dan steeds de
twee deelwoordvormen opschrijven van de volgende werkwoorden: dromen (dromend gedroomd), grinniken (grinnikend - gegrinnikt), kuieren (kuierend - gekuierd), kaatsen (kaatsend - gekaatst), piepen (piepend - gepiept). • Besteed ook aandacht aan de deelwoorden van samengestelde werkwoorden met ~ge~, met spellingkaart 8. ‘Opgeruimd’: ‘op’ schrijf je zoals het klinkt, ‘ge’ zoals be~, ge~ of ver~, en voor de eindletter van ‘ruimd’ pas je de verlengingsregel toe: ‘opgeruimde’, dus een d. Bespreek ook deelwoordvormen met ~ge~ die niet op de kaart staan: aangeklampt, aangewakkerd, weggestopt, opengesperd. • Oefen ook deelwoordvormen met een trema met ww-spellingkaart 8. Ga bij elke zin van het derde blokje voorbeelden na waarom al dan niet een trema wordt gebruikt (een trema wordt gezet bij klinkers die bij het lezen niet mogen worden samengenomen). Bespreek ook de volgende voorbeelden: eren - geëerd, isoleren - geïsoleerd, beïnvloeden - beïnvloed, echoën - geëchood, skiën - geskied, sleeën gesleed, ruziën - geruzied. • Herinner de leerlingen eraan dat ze in de verleden tijd ook de verlenging kunnen horen. Ze kunnen dit gebruiken bij het schrijven van deelwoordvormen als gelukt of gevuld. Laat de leerlingen van de volgende woordenboekvormen de deelwoordvorm zeggen door ik heb of ik ben aan te vullen. Schrijf de deelwoordvormen op het bord zonder eindletter. Vul de eindletter pas in nadat de leerlingen de verleden tijd gezegd hebben: botsen - ik ben gebots/t/ (ik botste), giechelen - ik heb gegiechel/t/ (ik giechelde), stappen - ik heb gestap/t/ (ik stapte), hebben - ik heb geha/t/ (we hadden), afruimen - ik heb afgeruim/t/ (ik ruimde af), inzepen - ik heb ingezeept - (ik zeepte in), ruziën - ik heb geruzie/t/ (ik ruziede), informeren - ik heb geïnformeer/t/ (ik informeerde). Sta stil bij het gebruik van het trema. Bij ruziën kun je de ie samennemen en dat mag niet, dus zet je een trema, bij ik ruziede, moet de ie klinken als ie, dus daar komt geen trema. • Herhaal dat de leerlingen ook de regel van ’t kofschip kunnen gebruiken om deelwoorden als gelukt of gevuld te schrijven. Lees samen ww-spellingkaart 9. Wijs hierbij speciaal op de deelwoordvormen van werkwoorden met in de woordenboekvorm een z of v. Laat
de leerlingen met behulp van de regel de volgende deelwoordvormen opschrijven met ik heb of ik ben: wensen (ik heb gewenst), beven (ik heb gebeefd), snoepen (ik heb gesnoept), snappen (ik heb gesnapt), treuren (ik heb getreurd), vrezen (ik heb gevreesd), wrikken (ik heb gewrikt). • Bespreek ook de deelwoordvormen van de onregelmatige werkwoorden onderaan spellingkaart 8. Ga in op de verlenging en de toepassing van de verleden tijd of de regel van ’t kofschip. Wijs erop dat de verlengde vorm bij deze werkwoorden soms wat vreemd aandoet en dat ook de regel van ’t kofschip soms anders werkt. Geef aan dat de leerlingen hierbij het best de verleden tijd meervoud kunnen gebruiken of de deelwoordvormen kunnen onthouden.
139
17
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
Controledictee/controletaak z i n
i n
naam:
Controletaak werkwoorden 4a
Op deze pagina vindt u de antwoordbladen waarmee u de controletaken kunt nakijken.
z i n
i n
groep:
1. We zijn
ontsnapt
3. We hebben de buren
aan de regenbui.
7.
uitgenodigd
voor het tuinfeest.
gedurfd
4. Wat heeft je moeder
deel te nemen aan die barre tocht.
6. De aardappelen zijn
wachtte het kind op zijn moeder.
geschilderd
8. Al
toegestuurd
.
10.
Spottend
lachte ze om het geklungel van haar broer.
12. Hij heeft de muren van de kamer
15. De jongen gedraagt zich soms erg 16. De boeken werden gisteren
Babbelend
besteld
.
georiënteerd
liep de gewonde hond weg.
15.
Zuchtend
verliet Melanie de klas.
geïnstalleerd
vergist
19. In de grot werden eeuwenoude tekeningen 20. Ik heb het me al een tijdje
antwoorden kopieerblad 49
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
.
in het telefoonnummer.
18. Ik heb voor mijn verjaardag een bijzonder cadeau
.
.
Jankend
17. Hij heeft zich
.
liepen ze verder.
.
uitgesteld
14.
16. De nieuwe computer is vandaag
pad door het bos.
samengevat
20. De startbaan voor de vliegtuigen is oost-west
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
.
.
geschilderd
13. Onze uitvoering van ballet is een week
vervelend
kronkelend
18. De leerlingen hebben de lessen
.
geïnformeerd
11. Hij heeft zich grondig
.
.
.
noteerde hij de woonplaats.
door haar ouders.
geïsoleerd
.
gewijzigd
getekend
gekund
.
.
aangebrand
spellend
9. Ik heb een landschap
verwend ontdekt
. ?
7. De vertrektijden van de treinen zijn
. mag het niet opnieuw ingevroren worden.
13. De grot werd door jongens
goedgekeurd
verstopt
12. Ik had het niet beter
19.
aantal fouten:
. .
gezegd
5. De zeep heeft de afvoer
11. Het meisje werd erg
17. We volgen een
groep:
gevolgd
ontsnapt
3. De ministers hebben het voorstel
.
ontdooid
14. Het huis is goed
datum:
s p e l l i n g
2. De slang is uit de kooi
.
Huilend
10. Je krijgt meer informatie
140
.
uitgebreid
8. De muren zijn pas 9. Als eten is
i n
1. We hebben de kortste weg
gewijzigd
geschild
5. De fabriek is flink
z i n
aantal fouten:
Luister goed. Vul in.
2. De naam van die straat is
4. De peren zijn al
naam:
Controletaak werkwoorden 4b
datum:
s p e l l i n g
Luister goed. Vul in.
6. Hij heeft het
18
eenheid 4 | dictee/taak
s p e l l i n g
afgevraagd
gehad
.
ontdekt
. .
antwoorden kopieerblad 53
141
Herhalingslessen De herhalingslessen 7, 8 en 9 zien er iets anders uit dan de basislessen. Herhalingsles 7 herhaalt de onveranderlijke woorden. Herhalingsles 8 richt zich op de werkwoorden uit de eenheid. Les 9 herhaalt leerstof die in eerdere eenheden en jaargroepen is aangeboden. Herhalingsles 7 en 8 hebben een titel die aansluit bij de spellingcategorieën die herhaald worden in die les. Bij de werkinstructie kan een leerkracht hier bij de bespreking van de te maken opdrachten kort stilstaan. In de handleiding van de leerkracht zijn de spellingproblemen in de titel gekleurd, in het werkboek van de leerlingen niet. De leerlingen kunnen dat bij de bespreking van de titel doen.
Elke herhalingsles beslaat twee naast elkaar liggende pagina’s.
Ga er ’ns uit! z i n
i n
Doel____________________________
• De leerlingen herhalen de leerstof uit les 2, 4 en 6 (onveranderlijke woorden).
Categorieën_____________________ • samenstellingen zonder tussenklank (7.1) • tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen) • meervoud ~s, meervoud ’s_(9.1) • apostrof (’), streepje (-) (12.2) Strategieën_ ____________________ • Samenstellingen zonder tussenklank en samenstellingen met een tussen-e(n) schrijven de leerlingen met het schema in de Basisspellinggids en de regels (zie: les 4). • Ze kennen de regels voor twee groepen uitzonderingen. De andere uitzonderingen kunnen ze opzoeken in de Basisspellinggids (zie: les 4). • Ze schrijven de meervouden van woorden op een klinker ook met de regel (zie: les 6). • Ze passen de regels voor de ’ (apostrof) s_en het streepje toe (zie: les 2). Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 34 • Antwoordenboek E1, pagina 34 • Spellingkaart 24, 25, 28, 31 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
Vooraf__________________________
Hier treft u informatie over het doel van de les, de spellingcategorie(ën) en de spellingstrategie(ën). Ook vindt u hier informatie over de zaken die u voor de les moet voorbereiden.
Op de rechterpagina staat aangegeven dat het een herhalingsles betreft.
De herhalings lessen zijn genummerd.
eenheid 4 | les 7
Her haling
s p e l l i n g
Introductie • Blik met de leerlingen terug op het gemaakte dictee. Verwijs hierbij naar de Woorden van de Week die op het bord staan.
• Bespreek met de leerlingen de Woorden van de Week. Laat ze deze lezen en de moeilijkheid verwoorden. Vertel dat deze woorden de komende week centraal zullen staan en tussendoor geoefend zullen worden (zie ook: Tips).
Werkinstructie • Leerlingen die geen of weinig fouten hebben gemaakt in de categorieën die aan de orde zijn, maken nu zelfstandig de opdrachten van pagina 34. • De overige leerlingen krijgen verlengde instructie en begeleide verwerking.
• Het doelwoord in de titel van pagina 34 is: ’ns. • Bij opdracht 1 vullen de leerlingen bij elke zin de juiste verkorting met apostrof in. • Bij opdracht 2 schrijven ze de samentrekkingen op. • Bij opdracht 3 maken ze samenstellingen met de woorden. • Bij opdracht 4 schrijven ze de woorden in het meervoud op. • De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek. • Als ze klaar zijn oefenen ze zelfstandig met spellingkaart 24, 25, 28 en/of 31. Ze kiezen zelf één opdracht per kaart, of u geeft aan welke opdrachten ze moeten maken. • Ook kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Verlengde instructie en begeleide verwerking
1: apostrof (’), streepje (-) (12.2)
• Zet de Woorden van de Week op het
• Bespreek met de leerlingen spellingkaart 31. Sta
bord. Dit zijn de woorden (minimaal 5, maximaal 10) waar veel leerlingen in het dictee nog moeite mee hadden. • Bepaal op basis van het afgenomen controledictee welke leerlingen behoefte hebben aan verlengde instructie en begeleide verwerking. • Zorg voor voldoende spellingkaarten.
stil bij het gebruik van de apostrof (bij weggelaten letters) en het gebruik van hoofdletters daarbij. Laat de leerlingen bij elk woord/bij elke zin op de kaart aangeven welke letters er weggelaten zijn. • Wijs dan op de woorden met streepjes. Geef aan dat het streepje staat in plaats van een weggelaten woorddeel. Laat aangeven welke woorddelen weggelaten zijn. • Dicteer dan de volgende zinnen: ’s Winters is de land- en tuinbouw tegenwoordig minder gevoelig voor het weer.
’t Is vrijdag- en zaterdagavond druk in de stad bij de grotere en kleinere restaurants. Bespreek daarna de zinnen: een apostrof staat bij weggelaten letters, een streepje bij weggelaten woorddelen, bij weggelaten woorden gebruik je niets. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 34 en maak samen opdracht 1 en 2.
Differentiatie_/_extra_stof_ ________
Ga er ’ns uit! z i n
1
eenheid 4 | les 7
i n
Ga er
’ns
Beleef ook
2: samenstellingen zonder tussenklank (7.1), tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen)
2
3
4
3: meervoud ~s, meervoud ’s_(9.1)
• Laat de leerlingen spellingkaart 24 en 25 lezen. Vraag hoe de meervouden worden gevormd (door een vaste s of ’s achter het woord te zetten). Herhaal de regel: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y (als /ie/ uitgesproken), dan gebruik je ’s. • Wijs kort op de schrijfwijze van de apostrof (’). • Laat de leerlingen dan uit ieder rijtje van de kaarten een woord in het enkelvoud overschrijven. Laat ze de kaarten wegleggen en het meervoud maken. Kijk samen de woorden na en benoem de regel. • Maak dan opdracht 4 van pagina 34.
opdrachten
uit. Kom naar de kermis.
Even de wereld op
• Laat de leerlingen de eerste rijtjes van spelling-
kaart 28 lezen. Herhaal de regel voor samenstellingen zonder tussenklank bij het rijtje bij verffabriek. Wijs op de dubbele letters middenin. • Herhaal het schema op pagina 59 van de Basisspellinggids. Noem woorden van spellingkaart 28 en laat de leerlingen de woorden zoeken bij het juiste rijtje. Wijs erop dat de groepen kan alleen met e en linkerdeel eindigt op e in hetzelfde rijtje staan. • Behandel ook de samenstellingen die besproken worden op pagina 61 en 62. Geef aan dat de leerlingen uitzonderingen als knarsetanden en maneschijn (ook op spellingkaart 28) al kennen. Geef aan dat ze de overige uitzonderingen bij twijfel op kunnen zoeken. Noem dan de volgende samenstellingen en laat leerlingen hun hand opsteken als ze een woord horen dat past in het schema: zonnebril, ziekenhuis, keukentafel, manestraal, knikkebollen, tarwebrood, mierennest, hondenhok, likkebaarden, lenteweer. • Maak met de leerlingen nu opdracht 3 van pagina 34.
• Spellingkaart 24, 25, 28, 31, keuze-
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F
s p e l l i n g
Vul in. Kies uit: z’n, ’ns, ’s, ’t, zo’n.
zo’n
z’n
Tips____________________________ • Deze les kan afgestemd worden op de instructie- en oefenbehoeften van uw leerlingen. Als veel herhaling noodzakelijk is, dan kunt u de lesstof spreiden over twee lessen. Bedenk dat juist zwakkere leerlingen niet te lang aaneen de aandacht op een onderwerp kunnen richten. • Probeer de komende tijd om een aantal malen de resterende Woorden van de Week tussendoor kort te oefenen. Laat de leerlingen een verhaaltje bedenken waarin de Woorden van de Week voorkomen. Ze schrijven het verhaaltje op, maar laten de doelwoorden open. Ze vullen daarna elkaars verhaaltjes weer aan. • Informeer naar de zelfstandig gemaakte opdrachten bij de spellingkaarten.
kop.
geweldig avontuur.
’s
Woensdags is er
’t
Is zonde als je er niet bij bent!
’s
avonds een groot vuurwerk.
Schrijf het zo kort mogelijk. damesschoenen en herenschoenen
dames- en herenschoenen
jongensfietsen en meisjesfietsen
jongens- en meisjesfietsen
koperdraad en ijzerdraad
koper- en ijzerdraad
appeltaart en pruimentaart
appel- en pruimentaart
taalschrift en spellingschrift
taal- en spellingschrift
Schrijf de samenstellingen op. brood + deeg
brooddeeg
zon + bril
zonnebril
ziek + huis
ziekenhuis
knor + pot
knorrepot
hitte + golf
hittegolf
douche + gel
douchegel
kip + ei
kippenei
kleur + blind
kleurenblind
vrucht + sap
vruchtensap
buur + ruzie
burenruzie
Vul de meervouden in. iglo
iglo’s
generatie
generaties
file
files
abonnee
abonnees
kolibrie
kolibries
kantine
kantines
horloge
horloges
baby
baby’s
prestatie
prestaties
foto
foto’s
kangoeroe
kangoeroes
etalage
etalages
34
• Als ze klaar zijn, oefenen ze zelfstandig met spellingkaart 24, 25, 28 en/of 31. Ze kiezen zelf één opdracht per kaart en oefenen de rijtjes verder zelfstandig. U kunt de opdrachten ook laten maken tijdens een les zelfstandig werken, of op een ander moment. • De leerlingen kunnen ook werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
142
143
De concrete lesbeschrijvingen van de lessen 7 en 8 bestaan uit telkens drie lesfasen: ‘Introductie’, ‘Werkinstructie’, ‘Verlengde instructie en begeleide ver werking’.
Hier vindt u suggesties die te maken hebben met tempodifferentiatie. De leerlingen die klaar zijn met de extra onderdelen die zijn genoemd onder ‘Werkinstructie’ kunnen verder gaan met de hier genoemde activiteiten.
Op de rechterpagina vindt u een afbeelding van het werkblad in het antwoordenboek. Hierdoor heeft u altijd de werkboekpagina en de antwoorden op de opdrachten bij de hand.
Onder ‘Tips’ staan sugges ties van uiteenlopende aard die u helpen om de les op een prettige en effectieve wijze te geven. Er staat bij les 7 bijvoorbeeld hoe u de ‘Woorden van de Week’ nog eens extra kunt oefenen.
Herhalingsles 9 heeft steeds als titel ‘Weet je het nog’.
Hier treft u weer informatie over het doel, de spelling categorie(ën) en de spelling strategie(ën). Ook vindt u hier informatie over de materialen en de zaken die u moet voorbereiden.
Weet je het nog? z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen herhalen leerstof uit voorgaande eenheden en jaargroepen. Categorieën_ ____________________
• au(w) of ou(w) (5.3):
juffrouw,_nauwelijks
• homofonen (5.6): rauw - rouw
Introductie • Dek de Woorden van de Week af of draai het bord om. Dicteer de woorden. De leerlingen schrijven ze in hun schrift. Maak de Woorden van de Week weer zichtbaar en laat de leerlingen hun werk controleren. Veeg de woorden uit die door alle leerlingen juist geschreven zijn. De andere woorden blijven nog een week staan (zie ook: Tips). • Herhaal ook enkele zaken die aan bod kwamen bij de werkwoordspelling en waarmee leerlingen in de controletaak nog moeite hadden.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Herhaal eventueel kort de strategieën bij de categorieën die in deze les worden herhaald (zie: Strategieën).
ou(w)-woorden in.
• Bij woorden die (bijna) hetzelfde
Materialen_ _____________________ • Werkboek E1, pagina 18 • Antwoordenboek E1, pagina 18 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 2 Vooraf__________________________
• Zorg ervoor dat de Woorden van de
Week nog op het bord staan. • Zorg ervoor dat u het lijstje met aandachtspunten naar aanleiding van de afgenomen controletaak bij de hand hebt.
Her haling Differentiatie_/_extra_stof__________
Weet je het nog? z i n
1
Na les 9 kunt u eventueel controledictee 2b en controletaak werkwoorden 2b afnemen.
i n
eenheid 2 | les 9
s p e l l i n g
n
wkeurig
n
welijks
nauwkeurig
donkerbl
schouder
der
donkerblauw
w
automaat
tomaat p
voorgaande eenheden en jaargroepen.
pauzeren
zeren
• Leerlingen die weinig moeite hebben met spelling maken nu zelfstandig de opdrachten van pagina 18. Geef aan dat ze bij het maken van de opdrachten gebruik mogen maken van de Basisspellinggids. • Met de overige leerlingen staat u eerst nog eens stil bij de strategieën bij de categorieën die in deze les worden herhaald (zie: Strategieën). Laat de leerlingen hierna hun werkboek voor zich nemen en maak samen de opdrachten van pagina 18. Maak hierbij waar nodig ook gebruik van de Basisspellinggids.
wenkbrauwen
wen
nauwelijks sch
Werkinstructie • Vertel dat dit een herhalingsles is met stof uit
dinos
2
vertr
wen
eenv
dig
dinosaurus
Zijn
eenvoudig
!
nood of noot
bonsde in zijn keel.
hard
aan de tak.
De bonbon was gevuld met een harde
Het grote De
en schrijven ze op.
bod of bot
zin.
rauw of rouw
behulp van het antwoordenboek.
kauw of kou
spelling cd-rom E, eenheid 2.
op de kermis is geweldig.
bot
De man verhoogt het
bod
in de tuin. op het huis.
rauw
.
Kauw Het hok was vrij
rouw
.
goed op je eten!
Het vogeltje stierf van de krab of krap
Tips____________________________ • Probeer de komende tijd om een aantal malen de Woorden van de Week tussendoor kort te oefenen en de vorming van PV’s enkelvoud in de tegenwoordige tijd van (d-)werkwoorden te herhalen met behulp van korte zinnetjes. Sta bewust stil bij de schrijfwijze van PV’s bij de volgorde jij/je+PV en PV+jij/je. Sta ook stil bij PV’s van werkwoorden met be~, er~, ge~, her~, ont~_of ver~ en samengestelde werkwoorden. Bespreek ook PV’s met andere moeilijkheden, zoals z-s- of v-f-wisseling, een open/gesloten lettergreep of een trema. • Toon belangstelling voor de resultaten van leerlingen die gedurende deze eenheid met de computer hebben gewerkt.
Hier vindt u informatie over tempodifferentiatie. Onder ‘Tips’ staan suggesties om de ‘Woorden van de week’ en de aandachtspunten naar aanleiding van de controletaak te oefenen.
verdwijnt in het riool.
De hond verstopt zijn
Het vlees is nog
. .
rad
rat
De vlag hangt halfstok als teken van
• Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in
noot
nood
De zeiler kwam op zee in rad of rat
• Bij opdracht 1 maken de leerlingen de woorden af
Tip:
kijk in de Basisspellinggids
hart
Hij trok
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met
vertrouwen
rus
Vul het juiste woord in.
hard of hart
• Bij opdracht 2 schrijven ze het juiste woord in de
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F • Slagwerk werkwoordspelling F
Schrijf de woorden met au of ou op die je tegenkomt.
wenkbr
Strategieën______________________
• De leerlingen prenten au(w)- of
klinken, maar anders geschreven worden, onthouden ze de betekenis en de schrijfwijze.
Les 9 bestaat uit drie lesfasen: ‘Introductie’, ‘Werk instructie’ en ‘Reflectie’. Doel van de les is vooral het oefenen zelf. Na een korte werkinstructie gaan de leerlingen zelfstandig of onder uw begeleiding aan de slag.
eenheid 2 | les 9
s p e l l i n g
kou
krap
Moeder kocht een blikje
en de honger. voor de hond.
krab
.
18
94
95
19
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
Kopieerbladen Achter in de handleidingen (na de laatste tab) is bij jaargroep 8 een set kopieerbladen te vinden. Het gaat hierbij om de registratieformulieren bij de controledictees, de controletaken, de registratieformulieren bij de con troletaken en een aantal kopieerbladen die u kunt gebruiken tijdens de lessen. Hieronder vindt u voorbeelden van de registratieformulieren, een voorbeeld van een controletaak en een voorbeeld van een kopieerblad. groep:
Groepsoverzicht controledictee 3a z i n
i n
naam:
Controletaak werkwoorden 3a
datum:
s p e l l i n g
z i n
dicteevolgorde
i n
datum:
s p e l l i n g
aantal fouten:
groep:
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
1. Matthijs
zijn zwemdiploma.
2. In z’n eentje * Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
5-6 fouten twijfelachtig
(3.15)
> 6 fouten onvoldoende
(3.5)
totaal aantal fouten
(3.3/4.4)
minimum
formaat
melodie
(3.6)
(3.3/4.4)
(3.3/4.4)
(3.15)
(3.3/4.4) type
fantasie
auteur
wringen
machine
(3.5)
(3.5)
(3.5)
(3.6)
(3.6) serieus
professor
tractor
milieu
avontuur
(3.6)
(3.3/4.4)
(3.15) wrat
energie
monteur
(3.3/4.4)
(3.15)
(3.3/4.4) amfibie
(3.3/4.4)
virus
hypotheek
naam
dirigent
Luister goed. Vul in.
Robbie op de bus.
op.
3. De kaars
helemaal
4. De damp
uit de kapotte leiding.
5. Hanja
het hele verhaal.
6. We hopen je in augustus in Spanje te
.
7. Gisteren
de voetballers.
8. We
morgen om 15.15 uur.
9. Toen
de leden de vraag meteen.
10. In de voorjaarsvakantie
we een caravan.
me naar huis.
11. Ik 12. De krant
de afzender van de brief niet.
13. Hij
in een zure appel.
14. Wanneer gaan ze deze weg
?
zich straks nog bij de douane.
15. Deze reizigers 16. De mensen
en zeuren altijd over de files.
17. Door de warmte van de laatste dagen
de bloemknoppen nu ineens
18. Mijn ouders
open.
vorig jaar veel geld aan de nieuwe badkamer.
zich op het kruispunt.
19. De renners 20. Enige tijd geleden
de ministers de problemen op te lossen.
Elk doelwoord komt in het groepsoverzicht maar één keer voor, ook al kan het soms tot verschillende spellingcategorieën worden gerekend. Een doelwoord kan immers maar één keer fout worden gerekend. Let er in dat geval wel op dat u, indien nodig, bij de juiste categorie verlengde instructie en begeleide verwerking biedt.
kopieerblad 29
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
Signaleringsformulier controledictee 3a z i n
i n
doelwoorden
s p e l l i n g
naam:
kopieerblad 35
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
Leeg werkwoordenschema
groep: datum:
gemaakte fout(en)
verleden tijd
aantal fouten
3.3/4.4 /ie/-achtige klank, ie, i
tegenwoordige tijd
regelmatig
onregelmatig
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
dirigent hypotheek amfibie energie machine fantasie type melodie 3.5 stomme-e-achtige klank
d-werkwoord
avontuur tractor professor minimum 3.6 /eu/-achtige klank monteur milieu serieus auteur
woordenboekvorm
ja
3.15 w, v, f virus
is het een persoonsvorm (PV)?
wrat wringen
nee
deelwoordvorm
vraag-tijd-getal
formaat
totaal aantal fouten
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
20
kopieerblad 33
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
kopieerblad 71
4 Leerdoelen en leerlijnen
Zin in spelling is een strategische spellingmethode. Dat wil zeggen dat de methode er niet alleen op gericht is om leerlingen de juiste spellingwijze van woorden aan te leren, maar zich nog een niveau dieper richt op het inzicht in het Nederlandse spellingsysteem. Door spellingcategorieën te analyseren, krijgen leerlingen inzicht in de manier waarop het woord geschreven wordt. Maar tevens krijgen ze inzicht in de strategie die ze moeten hanteren bij dit type woorden. De methode Zin in spelling is ontwikkeld om duidelijk omschreven leerdoelen te bereiken. Bij elke lesbeschrijving treft u daarom ook een heldere beschrijving aan van de leerdoelen die in de les worden nagestreefd. Dit hoofdstuk maakt duidelijk hoe deze doelen beschreven zijn en langs welke weg de leerlingen die doelen realiseren. Ook wordt ingegaan op de leerstofopbouw over de jaargroepen heen. In de laatste paragrafen wordt ingegaan op de behandeling van de open en gesloten lettergreep, de tussen-e(n) en de werkwoorden. Ook vindt u er een paragraaf over de afronding van het spellingonderwijs in jaargroep 8.
4.1 Spellingcategorieën Zin in spelling richt zich op de juiste spellingwijze van woorden, maar ook op het inzicht in het Nederlandse spellingsysteem. Om dit op een gestruc tureerde wijze te doen, is de leerstof ingedeeld in spellingcategorieën (typen spellingproblemen). Deze problemen komen als verschijnsel aan de orde in de lessen. De woorden die hierbij besproken en geoefend worden, staan niet op zich, maar zijn exemplarisch voor alle woorden die hetzelfde spellingprobleem in zich hebben. Bij de methode Zin in spelling wordt de Nederlandse spelling ingedeeld in 14 hoofdcategorieën, die vervolgens weer worden onderverdeeld in 75 spellingcategorieën. Deze spellingcategorieën maken de indeling van de leerstof tot een zinvol en logisch geheel en stelt leerlingen en leerkrachten in staat om de spellingregels die eraan gerelateerd zijn te vinden en het verband te zien met andere, verwante spellingregels. Als aan deze 75 spel lingcategorieën aandacht besteed is, wordt daarmee de hele Nederlandse spelling gedekt. En als er nog fouten gemaakt worden, of leerlingen weten bij een bepaald onderdeel niet precies hoe dat in elkaar steekt, kan met de spellingcategorieën eenvoudig getraceerd worden welke regel nog niet begrepen wordt, welke uitleg daarbij hoort en welke problemen eraan verwant zijn. Binnen Zin in spelling zijn de spellingcategorieën gesystematiseerd aan de hand van bestaande leerplannen en leerlingvolgsystemen. Hierna volgen de 14 hoofdcategorieën. Voor een inhoudelijke toelichting verwijzen we naar de uitgebreide bespreking van de Nederlandse spellingregels in de Basisspellinggids.
1. Klank-letterkoppeling 2. Klinkers en medeklinkers 3. Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden) 4. Open en gesloten lettergreep 5. Herkomst 6. Constante woorddelen 7. Samenstellingen 8. Werkwoorden 9. Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm 10. Botsende klinkers 11. Bijzondere samenstellingen 12. Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen 13. Hoofdletters 14. Afbreking Hierna volgt een globaal overzicht van de verdeling van de spellingleerstof over de jaargroepen. Voor een meer gedetailleerde leerstofverdeling van de hoofdcategorieën en de 75 subcategorieën over de jaargroepen verwijzen we u naar het schema in bijlage 1. Hierin zijn de 14 hoofdcategorieën en de 75 subcategorieën overzichtelijk met voorbeel den uitgewerkt. Groep 4 • In dit leerjaar wordt de verbinding van klanken en letters behandeld. Het gaat niet alleen om de eenvoudige klank-letteromzet tingen; álle gangbare clusters van medeklinkers, zowel aan het begin als aan het einde van een lettergreep, komen systematisch aan bod. Bijvoorbeeld: slak, spin, staan, traag, schaap; poort, bord, gang, plank. Bij de klinkers worden lange clusters behan deld, zoals haai, mooi, bloei, meeuw, nieuw. • Er wordt een begin gemaakt met de regel van gelijkvormigheid (zonder deze regel te noemen): hond vanwege honden, krab van wege krabben, ook al hoor je een /t/-klank, respectievelijk een /p/-klank in hond en krab. • De etymologisch (op basis van afkomst) bepaalde schrijfwijze van de /ei/-klank en de /au/-klank wordt behandeld: trein - fijn; nauw - mouw. • Het verschil in schrijfwijze van de ch en g, horend bij (bijna) de zelfde klank, komt aan de orde. • De niet-geschreven stomme e, in woorden als help, half, scherm, werk, komt uitgebreid aan de orde. • Bij het schrijven van samenstellingen leren de leerlingen rekening te houden met de structuur van het woord. Muisstil wordt ge schreven met twee s’en ook al hoor je er maar één, want het is muis en stil. • Dezelfde structuuranalyse maken de leerlingen bij verkleinwoor den: feestje, met een t voor het achtervoegsel ~je, want het is feest. • De leerlingen leren woorden waarbij ze twijfelen over de spelling, op te zoeken in Lijsterbij 1.
21
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
Groep 5 • Het belangrijkste thema van dit leerjaar is de kwestie van de open en gesloten lettergrepen: boom - bomen; bom - bommen. Het principe van enkele of dubbele klinkers, gevolgd door enkele of dubbele medeklinkers, wordt gevisualiseerd met een schema: het klaverblad. De leerlingen leren woorden juist te plaatsen in het klaverblad, hetgeen door het nemen van de aangegeven stappen eenduidig leidt tot de juiste spelling. • De stomme e komt terug, in woorden als regenen, jarig, vrolijk. • De etymologisch bepaalde schrijfwijze van de /ei/- en de /au/klank wordt uitgebreid, ook met homoniemen: kauw - kou; wei - wij. • Andere moeilijkheden van de vorige jaargroep worden herhaald, zoals de kwestie ch - g, de t in feestje en samenstellingen waarbij de leerlingen letten op de structuur. • De leerlingen leren woorden waarbij ze twijfelen over de spelling, op te zoeken in Lijsterbij 2.
Groep 6 • Alle basisprincipes van de spelling worden herhaald en uitge breider geoefend. • De schrijfwijze van de tussen-e(n) in samenstellingen als blokken doos, kippenhok, ziekenhuis, lenteweer wordt geleerd met behulp van een algoritme (stappenschema). • De eind-n in bijzondere situaties wordt behandeld: houten (lepel), leefde - leefden, werkte - werkten. • Er wordt ingegaan op de afwijkende spelling van (frequente) bastaardwoorden en vreemde woorden: insect, computer, circus, taxi, baby. • De leerlingen zoeken woorden waarbij ze twijfelen over de spel ling op in Lijsterbij 2. Ze kunnen hierbij gebruik maken van het zoeken-op-klank. • Er worden in deze jaargroep ook begrippen opgebouwd die de basis vormen voor de werkwoordspelling. In Lijsterbij 2 worden gangbare werkwoordsvormen vervoegd, opdat de leerlingen bij twijfel ook vormen kunnen opzoeken. Het systeem achter de werk woordspelling komt echter pas in het volgende jaar aan de orde.
22
Groep 7 • Hoofdonderwerp van dit leerjaar is de werkwoordspelling. Deze wordt aangeleerd aan de hand van een algoritme (stappen schema), waarin de grammaticaal bepaalde beslissingsstappen systematisch worden doorlopen. • Een serie achtervoegsels wordt behandeld: woorden op ~heid, ~isch, ~teit en andere. • Er wordt geoefend met een eenvoudig algoritme (stappenschema) voor het schrijven van het deelteken (trema) en het koppelteken bij klinkerbotsingen. Bijvoorbeeld bij: ruïne, geërfd, zeeën; zee-eend, na-apen. • Het spellingverschijnsel van het meervoud versus de verklein vorm bij woorden die eindigen op een open lettergreep komt aan de orde: opa’s - opaatje; piano’s - pianootje. • Er wordt verdergegaan met de onregelmatige spelling van bastaardwoorden en vreemde woorden. Daarbij gebruiken de leer lingen de Basisspellinggids, waarbij ze woorden ook op klank kunnen opzoeken.
Groep 8 • Bij het algoritme van de werkwoordspelling wordt de leerling een checklist voor dt en d- of t-verdubbeling aangereikt. Ook voor PV versus deelwoordvorm (betaalt - betaald) is speciale aandacht. • De analogieregel die geldt voor het schrijven van de tussen-s, stationschef, kapperszaak, wordt geleerd. • Alle onderwerpen komen nog eenmaal aan bod, waarbij hier en daar een nieuw detail wordt behandeld. • De leerlingen raken ervan doordrongen dat spelling in principe een eindig, leerbaar systeem is, met als beperking dat je sommige woorden gewoon moet opzoeken in een spellinggids.
4.2 Spellingstrategieën Bij de analyse van genoemde spellingproblemen krijgen leerlingen in zicht in de manier waarop een woord geschreven wordt én in de strategie die ze moeten hanteren bij dit type woord. Aan elke spellingcategorie kan immers een strategie worden gekoppeld. Een voorbeeld: de d aan het einde van het woord hond schrijf je op de juiste manier als je een regel toepast, namelijk de verlengingsregel. Deze geeft aan dat je het woord langer moet maken om te kunnen horen of het woord eindigt op de letter d of t. Het woord hond schrijf je dus goed als je een regelstrategie hanteert. Leerlingen leren in de methode verschillende strategieën te gebruiken. Elke spellingcategorie vraagt immers om een eigen aanpak en strategie. De hoorstrategie, bijvoorbeeld, is een belangrijke strategie, maar vaak niet van toepassing bij leenwoorden (circus, aquarium, show). In Zin in spelling komt een beperkt aantal strategieën aan de orde: een hoorstrategie, een regelstrategie, een inprentstrategie, een analogiestrate gie, een oppositiestrategie, een opzoekstrategie en een meervoudige strategie. Hoorstrategie De hoorstrategie leren de leerlingen toepassen bij woorden die juist geschreven kunnen worden op basis van de uitspraak (bos, kin). De leer lingen schrijven het woord zoals het wordt uitgesproken. Ze luisteren goed naar de uitspraak. Ze analyseren de woorden en koppelen de juiste letters aan de juiste klanken. Regelstrategie De regelstrategie wordt toegepast bij woorden die je niet kunt schrijven zoals je ze hoort, maar waarbij je een regel moet toepassen (hond, web). De belangrijkste regels zijn: de regels voor open en gesloten lettergrepen (boom - bomen, bom - bommen) en het principe van de constante spelling van woorddelen: paard met een d, vanwege paarden, fietsstuur vanwege fiets en stuur, ook al hoor je maar één s. Inprenten De leerlingen prenten het woordbeeld in van woorden die je niet kunt schrijven zoals je ze hoort en ook niet kunt schrijven op basis van een spellingregel. Al in Zin in spelling A worden woorden geleerd die je niet op de klank alleen afgaande goed kunt schrijven, bijvoorbeeld geit en lijm, pauw en zout. Een hulpmiddel bij het inprenten van woorden is het gebruik van een verhaaltje of zin, waarin de woorden voorkomen. Tot de inprentwoorden behoren vele leenwoorden en woorden waarvan de spellingbijzonderheid alleen te verklaren is door naar de geschiedenis (etymologie) van de woorden te kijken: circus, cent, kilo, pyjama, erwt, thuis, noch - nog, steeds. Rubriceren naar analogie Bij een aantal andere spellingproblemen is het makkelijk om het woord te vergelijken met een ander woord en het op basis van analogie te schrijven. De leerlingen brengen hierbij woorden onder in rubrieken naar analogie van eenzelfde spellingverschijnsel of schrijven woorden met een analoge bouw. Vaak wordt gekozen voor een vast ‘kapstokwoord’. Een
kapstokwoord is een woord dat model staat voor andere woorden met hetzelfde spellingverschijnsel. Door het rubriceren van woorden onder kapstokwoorden onthouden de leerlingen deze woorden naar analogie of komen ze tot de regel. Oppositie (contrast) Naast de genoemde vier strategieën maken de leerlingen ook kennis met het ‘in oppositie’ benaderen van woorden. Deze bijzondere strategie gebruiken leerlingen bij woorden met kleine verschillen. Ze onthouden twee contrasterende woorden of worden er opzettelijk mee geconfron teerd, bijvoorbeeld; leiden - lijden, moet - moed, rauw - rouw. Opzoekstrategie Als leerlingen twijfelen over de schrijfwijze van een woord, bijvoorbeeld bij woorden waarbij je niet kunt horen hoe je ze moet schrijven, of waar voor geen regel bestaat, leren ze dat ze de woorden ook altijd op kunnen zoeken. Binnen de methode Zin in spelling ontwikkelen de leerlingen een houding om hun werk te controleren. Daarin past dat in twijfelgevallen leerlingen zelf actief op zoek gaan naar de juiste schrijfwijze, in de Lijsterbij of de Basisspellinggids. De leerlingen bezinnen zich zo op hun kennen en kunnen. Meervoudige strategie Woorden hebben vaak meerdere spellingmoeilijkheden in zich (bijvoor beeld goud schrijf je met ou en een d). Zeker bij samenstellingen en aflei dingen komen verschillende spellingmoeilijkheden in één woord voor. Leerlingen moeten het woord dan uiteenrafelen in kleine onderdelen en voor elk onderdeel een strategie kiezen. In Zin in spelling wordt veel aandacht besteed aan deze meervoudige strategie en leren de leerlingen op een natuurlijke manier meervoudige strategieën hanteren. Iedere les in de methode richt zich op een spellingcategorie die wordt verbonden met de spellingstrategie die op dat moment de voorkeur heeft. In het schema met de spellingcategorieën in bijlage 1 wordt bij iedere categorie per jaargroep waarin dit onderwerp aan de orde is, daarom ook de strategie genoemd die u de leerlingen aanraadt om te gebruiken. Uit het schema wordt niet alleen duidelijk dat er bij ieder spellingpro bleem andere strategieën dienen te worden gehanteerd, maar ook dat een succesvolle speller door de jaargroepen heen mogelijk verandert van strategie, naarmate hij meer weet van het spellingsysteem. Zo worden de open en gesloten lettergreep aanvankelijk benaderd met de strategie rubriceren naar analogie, maar een jaar later met de uiteindelijke regel strategie. Dit voorbeeld geeft meteen een grens aan van het koppelen van strate gieën aan spellingcategorieën: leerlingen die goed spellen, en toch niet de voorkeurstrategie gebruiken om tot het correcte resultaat te komen, hoeven niet te veranderen. U kunt ze wijzen op de mogelijkheid om het op een andere manier te doen, maar forceer dit niet. Anders is het wanneer de strategie op een zeer inefficiënte wijze leidt tot het juiste resultaat.
23
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
Als een leerling bijvoorbeeld nooit fouten maakt door álle woorden op te zoeken in de Lijsterbij of de Basisspellinggids, dient u zeker bij te sturen. Een leerling moet namelijk op den duur ook woorden uit het hoofd kunnen leren, of in staat zijn woorden op basis van regels correct te spellen. De boodschap is tweeledig: het heeft zin om, rekening houdend met het niveau (de jaargroep), aan de strategie uit de les de voorkeur te geven en dit ook uit te dragen, maar maak leerlingen er steeds van bewust dat er verschillende manieren zijn om een woord correct te spellen. Leerlingen die met succes, en binnen een redelijke tijd spellen, moeten niet gedwongen worden hun aanpak te veranderen. Leerlingen die bijvoorbeeld moeite hebben met de hoorstrategie bij de klank-letterkoppeling ui of eu, gebruiken misschien uit zichzelf een inprentstrategie en onthouden deze woorden. Probeer bij deze leerlingen de eigen strategie niet om te buigen.
4.3 Het klaverblad In jaargroep 5 was het schrijven van open en gesloten lettergrepen het belangrijkste thema binnen het spellingonderwijs. We doelden bij het schrijven van open en gesloten lettergrepen aanvankelijk op het enkel schrijven van lange klinkers in woorden als: dromen, graven, nemen, gluren en in woorden die geen kortere vorm hebben, zoals: boter, water, lepel, super, én het schrijven van dubbele medeklinkers in woorden als: tonnen, pakken, lessen, putten, lippen en in woorden die geen kortere vorm hebben, zoals: rommel, stakker, lekker, tussen en spikkel. Later werd dit uitgebreid met woorden als zonnig, jarig, stevig, nuttig en grappig, waarbij de stomme e in de tweede lettergreep niet met een e wordt geschreven. Bij het schrijven van open en gesloten lettergrepen geldt een tamelijk ingewikkeld systeem van schrijfvoorschriften. Bij Zin in spelling is een didactisch hulpmiddel ontwikkeld voor het schrijven van open en gesloten lettergrepen op het niveau van de leerlingen: het klaverblad. Met het klaverblad kunnen ze precies bepalen wanneer ze klinkers met één of twee letters schrijven en wanneer medeklinkers eventueel verdubbeld moeten worden, zonder dat het te ingewikkeld wordt. De leerlingen hebben het klaverblad in jaargroep 5 geleerd, in jaargroep 6 hebben ze de regels geleerd die in groep 7 en 8 worden herhaald. In de volgende paragrafen leest u meer over dit klaverblad. Hoe werkt het klaverblad? Het klaverblad lijkt op een klavertjevier. Het is opgebouwd uit vier blaadjes, waarin woorden met open of gesloten lettergrepen een vaste plaats hebben. In ieder blaadje staat een kapstokwoord, waarmee het schrijfvoor schrift van dat blaadje wordt vastgesteld. Voor woorden met /o/ of /oo/ zijn de kapstokwoorden: bom, bommen, boom en bomen. In het eerste kla verblad in de volgende kolom ziet u waar woorden met een open of gesloten lettergreep precies horen en wat het onderliggend schrijfvoorschrift is. In het tweede klaverblad staan alle kapstokwoorden. Alle klinkers die te maken hebben met de regels van de open en de gesloten lettergreep: o - oo, a - aa, e - ee, u - uu, i - ie komen voor. De i - ie wijkt af, want de /ie/-klank wordt niet als enkele klinker geschreven in open lettergrepen, zoals de /oo/ in bo-men. De ie verandert niet als het woord langer wordt
24
enkele klinker, enkele medeklinker
korte klinker één lettergreep eindigt op één medeklinker
bom boom
lange klinker één lettergreep eindigt op één medeklinker dubbele klinker, enkele medeklinker
enkele klinker, dubbele medeklinker
korte klinker twee lettergrepen tweede lettergreep met stomme e bommen bomen
lange klinker twee lettergrepen tweede lettergreep met stomme e enkele klinker, enkele medeklinker
lig mus bek mat bom boom maat beek muur lieg • liegen
liggen mussen bekken matten bommen bomen maten beken muren
gemaakt, dus is het logischer om liegen in het vakje linksonder bij lieg te plaatsen. Het blaadje rechtsonder blijft daardoor leeg bij het i-klaverblad. Van analogie naar regel In jaargroep 5 begonnen de leerlingen met het schrijven van woorden met een open of gesloten lettergreep door ze te rubriceren naar analogie bij de kapstokwoorden van respectievelijk het o-, a-, e-, u- en i-klaverblad. Ze schreven de woorden net zo als het kapstokwoord in het desbetreffende blaadje: ‘koppen schrijf je zoals bommen’, ‘lopen schrijf je zoals bomen’. Ze konden de woorden schrijven zonder de formele regels en begrippen te kennen; ze herkenden het patroon. Met het oog op de latere uitbreiding tot woorden waarbij de analogie met de kapstokwoorden niet meer zo evident is (vlaggetje, vermomming, tegenstribbelen, …), werd het rubriceren na verloop van tijd aangevuld met het verwoorden van schrijfvoorschriften. Linksboven: in ‘bom’ hoor je een korte /o/-klank, die schrijf je met een o. Het woord bestaat uit één lettergreep. Rechtsboven: in ‘bommen’ hoor je een korte /o/-klank, die schrijf je met een o. Je hoort een /m/, die schrijf je twee keer. Het woord bestaat uit twee lettergrepen. Linksonder: in ‘boom’ hoor je een lange /oo/-klank, die schrijf je met oo. Het woord bestaat uit één lettergreep. Rechtsonder: in ‘bomen’ hoor je een lange /oo/-klank, die schrijf je met maar één o. Het woord bestaat uit twee lettergrepen. Daarna werden de begrippen open lettergreep en gesloten lettergreep geïntroduceerd (vanaf eenheid 6 in jaargroep 5).
Open lettergreep: een lettergreep die eindigt op een klinker noem je een ‘open lettergreep’. De eerste lettergreep in ‘bomen’, ‘maten’, ‘beken’ en ‘muren’, is een open lettergreep: /boo/, /maa/, /bee/, /muu/. Je schrijft de lange klinker met één letter. Gesloten lettergreep: een lettergreep die eindigt op een medeklinker noem je een gesloten lettergreep. ‘Bom’, ‘mat’, ‘bek’, ‘mus’; ‘boom’, ‘maat’, ‘beek’ en ‘muur’ zijn gesloten lettergrepen. In het klaverblad rechtsboven staan woorden met een korte klinker: ‘bommen’, ‘matten’, ‘bekken’, ‘mussen’. Om die klinker kort te houden moeten we twee medeklinkers schrijven, anders zou er ‘bomen’ of ‘maten’ staan. De stukjes ‘bom’ en ‘mat’ zijn telkens een gesloten lettergreep. In de laatste eenheden van groep 5 werd de toepassing van het klaverblad uitgebreid. Leerlingen leerden ook woorden schrijven met in de tweede lettergreep een stomme e + een andere letter dan de n (vogel), een stomme e die niet met e wordt geschreven (sap - sappig, vrolijk) of een klank die zich hetzelfde gedraagt als de stomme e (honing). Ook werd stilgestaan bij andere woorden die geschreven kunnen worden met het klaverblad, zoals: raaf - raven, doos - dozen (met f-v- of s-z-wisseling) en bij afleidingen en samenstellingen met een klaverbladdeel (jammer in jammeren, tover in toveren, pakken in oppakken, sturen in toesturen). Tot het einde van jaargroep B werd het klaverblad gebruikt om woorden met een open of gesloten lettergreep te schrijven. Een leerling kon de zuivere analogie blijven hanteren: ‘tover’ schrijf je zoals het kapstokwoord ‘bomen’. Of, meer naar de ‘regel’ toe: ‘tover’ is een klaverbladwoord, dat past in het blaadje rechtsonder: lange klinker, twee lettergrepen, tweede lettergreep met stomme e, je schrijft maar één o. Of: ‘tover’ /too/ is een open lettergreep; je moet de klinker nu maar één keer schrijven. In eenheid 10 van jaargroep B werd de regel geïntroduceerd bij het schrij ven van verkleinwoorden als belletje en tonnetje, die niet in het klaverblad passen (drielettergrepige woorden en het stukje belle of tonne bestaat niet los), maar die wel met behulp van de regels bij het klaverblad, ge schreven kunnen worden. Belangrijk hierbij is te vermelden dat de regel werd geïntroduceerd met een blik op de toekomst, de regel vormde in eenheid 10 een toelichting en niet het leidend principe. Open lettergreep: als je een lettergreep met een lange klinker die je met twee dezelfde klinkertekens schrijft en die eindigt op één medeklinker, langer maakt, wordt het een open lettergreep; je moet de klinker nu maar één keer schrijven. Gesloten lettergreep: als je een lettergreep met een korte klinker die eindigt op één medeklinker, langer maakt, blijft het een gesloten lettergreep, je moet de medeklinker nu twee keer schrijven. In jaargroep C van Zin in spelling herhaalden de leerlingen het geleerde en werd de open en gesloten lettergreep uitgebreid naar meerlettergrepige woorden: gezellig, gemakkelijk, vreselijk, brutale, en (leen)woorden waar bij bijvoorbeeld ook de klemtoon een rol speelt: banaan, lokaal. In jaargroep D en E herhalen de leerlingen de regels voor open en gesloten lettergrepen bij meerlettergrepige woorden.
Wat kan er niet verklaard worden met de regels van de open en gesloten lettergreep? Bij open en gesloten lettergrepen treden ook verschijnselen op die niet verklaard kunnen worden met de specifieke regels van de open en geslo ten lettergreep. Deze verschijnselen worden apart behandeld, met een wisselende didactische aanpak (vaak: analogie, bij leenwoorden: inpren ten). Er wordt in deze gevallen meestal niet verwezen naar het klaverblad of naar de regels van de open en gesloten lettergreep. poes - poezen De lange klinker oe wordt al met twee letters ge schreven, dan kan er niet verenkeld of verdubbeld worden (het is nooit poeoes - poezen), zo gaan ook deur, deuren, ijzer, nauw, koude, teil. monster Na een korte klinker wordt geen medeklinker verdubbeld als na de korte klinker verschillende mede klinkers volgen. zaagsel, oosten Een lange klinker wordt niet enkel geschreven als na de lange klinker verschillende medeklinkers volgen. lachen, zingen De /ch/-klank is één medeklinker, die met twee letters geschreven wordt, hetzelfde geldt voor de /ng/-klank; deze worden daarom niet verdubbeld (niet lach - lachchen of zing - zingngen). maaien, gooien Als er een /j/-klank volgt na een lange klinker, dan schrijf je de klinker met twee letters, gevolgd door een i, zelfs in open lettergrepen (niet maai - maien, gooi - goien). schreeuwen, nieuw Als er een /w/-klank volgt na een lange /ee/- of /ie/-klank, dan schrijf je de klinker met twee letters, gevolgd door uw, in open én in gesloten lettergre pen. duwen, schuw Als er een /w/-klank volgt na een lange /uu/-klank, dan schrijf je alleen maar uw (naar analogie van schreeuwen en nieuw zou men wellicht duuuwen en schuuuw verwachten). nu, zo, ga Aan het einde van een woord schrijf je een lange klinker enkel. drie, knie, ruzie Aan het einde van een woord schrijf je een lange /ie/-klank als ie. mee, vee, zee Aan het einde van een woord schrijf je een lange /ee/-klank als ee. praktisch, logisch De lange /ie/-klank in het achtervoegsel /ies(e)/ schrijf je als ~isch(e). Hè? Goh! Bah! Alleen in uitroepen komen korte klinkers aan het einde van woorden voor; er is eigenlijk niet een een duidig schrijfvoorschrift voor. macaroni, villa Er zijn bij de leenwoorden veel uitzonderingen, op grond van de uitspraak zou de c in macaroni dubbel moeten, en de l uit villa enkel. agressie, agrarisch Er is bij de leenwoorden veel onzekerheid over het schrijven van enkele of dubbele medeklinkers, om dat de uitspraak te weinig houvast biedt: ap(p)laus, ban(n)aan, rap(p)ort, ak(k)oord, ap(p)araat?
25
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
4.4 De tussen-e(n) Het spellen van de tussen-e(n) was een belangrijk onderwerp in jaargroep 6. In jaargroep 7 en 8 wordt de stof herhaald. Het komt veel voor in het Nederlands, dat nieuwe woorden gemaakt worden door twee bestaande woorden ‘aan elkaar te plakken’, met soms iets ertussen om de verbinding te maken. Voor dat eventuele tussendeel zijn er niet zoveel mogelijk heden: er, s, en of e. Bij het invoegen van een s, en vooral bij het kiezen tussen en of e treedt nogal eens verwarring op. Eerst wat voorbeelden om de diversiteit te laten zien:
klap + band = klapband (kind + er) + fiets = kinderfiets water + fiets = waterfiets (dame + s) + fiets = damesfiets fiets + tas = fietstas fiets + stuur = fietsstuur (verkeer + s) + slachtoffer = verkeersslachtoffer (band + en) + pech = bandenpech binnen + band = binnenband (rijst + e) + koek = rijstekoek reserve + wiel = reservewiel (zieke + n) + huis = ziekenhuis
En dan nu waar het in deze paragraaf specifiek om gaat, de tussen-e(n): bandenpech heeft een tussenklank /e(n)/, die je moet schrijven als en. Binnenband lijkt er wat structuur betreft op (er staat en op de samenstel lingsgrens), maar toch is dit woord anders omdat er geen klank of letter is ingevoegd (het is: binnen). Bij rijstekoek is een tussenklank /e/ te horen, die je moet schrijven als e. Reservelamp lijkt daar weer op, er is ook een /e/ te horen die je moet schrij ven als e, maar nu is er geen klank of letter ingevoegd (het is: reserve). Ziekenhuis, ten slotte, heeft een letter n ingevoegd gekregen, die sommi gen wel, en anderen niet uitspreken. Conclusie: er is bij het spellen van de tussen-e(n) weinig variatie in spel ling: e of en, maar de keuze tussen die twee wordt door verschillende factoren beïnvloed. Bij hetzelfde spellingpatroon kan de woordstructuur wezenlijk verschillen. Het spellen van de tussen-e(n) wordt bij Zin in spelling daarom systematisch aangeleerd, met behulp van een schema en regels. In de volgende paragrafen leest u hier meer over. Hoe werkt het schema? De essentie van het maken van samenstellingen is: plak twee woorden aan elkaar, en houd daarbij de spelling van de afzonderlijke woorden aan, tenzij er een uitdrukkelijke reden voor is om daarvan af te wijken. Om te laten zien dat het schema net zo werkt, herhalen we de voorbeelden met een e of en op de samenstellingsgrens met het schema.
samenstelling met een stomme e
Het gemakkelijkste geval is een samenstelling zonder ingevoegde letters of klanken op de samenstellingsgrens. Er kunnen dan toch nog spelling problemen optreden, zoals bij klapband (je hoort /b/, je schrijft pb) maar die zijn van een andere soort dan die van de tussen-e(n). Er kan er worden ingevoegd, zoals bij kinderfiets. En er zijn woorden die daar wat structuur betreft op lijken, zoals waterfiets (niet van ‘waat’ + er + fiets). Spellingproblemen doen zich bij er-woorden eigenlijk niet voor. Wat moeilijker is damesfiets, met een ingevoegde s, naast fietstas en fietsstuur, zonder ingevoegde s, maar die laatste wel met een spellingprobleem: hoeveel s’en? Dat volgt direct uit de spelling van de afzonderlijke delen. Bij verkeersslachtoffer moet voor het eerst echt een spellingregel worden toegepast om het aantal s’en te bepalen. In jaargroep 8 leren de leerlingen deze regel.
kijk naar het linkerdeel
kan alleen met en (a) binnenband
(1) linkerdeel is persoon → en (c) ziekenhuis (2) linkerdeel eindigt op e → e (d) reservewiel (3) anders en (e) bandenpech
26
kan alleen met e (b) rijstekoek
(a) binnen + band = binnenband Ja, dit is het gewenste resultaat. In het schema wordt deze categorie aangeduid als: ‘binnen kan alleen met en’. (b) rijst + koek = rijstkoek? Nee, je zegt niet ‘rijstkoek’ (met twee lettergrepen), je hoort er een lettergreep met een stomme e tussen. Belangrijk is dan hoe je ‘rijste(n)’ als los woord schrijft, maar dat komt niet los voor! Je schrijft dan: rijst + e + koek → rijstekoek. Hier geldt: ‘kan alleen met e’. (c) zieke + huis = ziekehuis? Dit lijkt het gewenste resultaat, maar hier geldt een bijzondere spellingregel. Bij woorden waarmee personen worden aangeduid, komt er altijd en: zieke + n + huis → ziekenhuis. De regel is: ‘linkerdeel is persoon → en’. (d) reserve + wiel = reservewiel Ja, dit is het gewenste resultaat. In het schema wordt deze categorie aangeduid als: ‘linkerdeel eindigt op e → e’. (e) band + pech = bandpech? Nee, je zegt niet ‘bandpech’ (met twee lettergrepen), je hoort er een lettergreep met een stomme e tussen. Band is niet een persoon, het eindigt ook niet op e, dus geldt ‘anders en’: band + en + pech → bandenpech. De spellingregels Bij samenstellingen kun je dus vaak de woorden gewoon aan elkaar plakken (binnenband, reservewiel), slechts in bijzondere gevallen geldt een specifieker recept. Bij woorden als rijstekoek is er iets aan de hand. Er bestaat geen los woord ‘rijste(n)’, dat houvast zou kunnen bieden bij de spelling. Hier geldt alleen nog het ‘oerprincipe’ van de spelling: het fonologische principe, ofwel: je schrijft wat je hoort. De tussenklank /e/ (de stomme e) wordt dan een e. Overigens zijn er maar heel weinig samen stellingen van het ‘rijstekoek’-type.
De hoofdregel staat helemaal onderaan in het schema: ‘anders en’ (ban denpech). Dus: als er geen bijzondere omstandigheden zijn, schrijf je en. Dat is niet moeilijk, en het past naadloos in de rest van de Nederlandse spelling: het meervoud van zelfstandig naamwoorden en van werkwoorden (infinitief, meervoudsvorm) schrijf je telkens met en, ook al hoor je niet of het op /e/ of op /en/ eindigt. Er zijn uitzonderingen: kakebeen, schobbejak (‘versteende’ samenstellin gen) en soms vallen woorden niet onder de regel: jongeman (het linkerdeel is een bijvoeglijk naamwoord), spinnewiel (het linkerdeel is een werkwoord). In de Lijsterbij en de Basisspellinggids staan deze uitzonderingen opgesomd. In jaargroep C vormden deze uitzonderingen geen onderdeel van de leerstof. In jaargroep D komen twee groepen uitzonderingen aan bod: samenstellingen waarbij het linkerdeel verwijst naar iets of iemand waar er slechts één van is (maneschijn, zonnebloem) en samenstellingen waarbij het eerste deel een werkwoord is (huilebalk, knikkebollen). In jaargroep 8 leren de leerlingen ook meer over uitzonderingen als beresterk, burgemeester, goedemorgen of goedenavond. Wat wordt er op de basisschool aangeleerd? De leerlingen leren de spelling van de samenstellingen zoals dat voor het onderwijs is voorgeschreven, zonder in te gaan op de kleinste details, net zo als bij de andere spellingonderdelen. De formulering van deze regels in de Woordenlijst van de Nederlandse taal, waarin de officiële spellingregels worden weergegeven, wijkt af van wat hiervoor staat. Het resultaat is hetzelfde. In heel zeldzame gevallen zou de spelling van een woord kun nen afwijken, maar als dat dreigt te gebeuren dan komt zo’n woord in de Lijsterbij en de Basisspellinggids bij de uitzonderingen. Er is dus geen verschil tussen de spelling van samenstellingen met de regels van Zin in spelling of de Lijsterbij en de Basisspellinggids, en de officieel geformuleerde regels. Voor het onderwijs zijn de regels wel anders geformuleerd, om ze praktisch toepasbaar te maken voor de leerlingen. (Zie ook de Basisspellinggids, pagina 62-63 voor meer uitleg over dit onderwerp.)
Het is voor leerlingen niet altijd gemakkelijk uit te maken of een linker deel van een samenstelling thuishoort in de groep ‘kan alleen met e’ of in de groep ‘linkerdeel eindigt op e → e’. Gelukkig maakt het niets uit voor de spelling, het is altijd e. Deze groepen zijn bij de voorbeelden in de Lijsterbij en de Basisspellinggids dan ook samengenomen. Als het linkerdeel een persoon aanduidt, zoals in ziekenhuis, dan wordt altijd een n ingevoegd. Dit is tot nu toe de enige echt specifieke spelling regel die geldt voor de tussen-e(n), de rest van de samenstellingen volgt zonder problemen uit de algemene Nederlandse spellingregels.
27
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
4.5 Werkwoorden De werkwoordspelling neemt een bijzondere plaats in in de Nederlandse spelling. Hoewel het gaat om een (vrijwel) uitzonderingsloos samenstel van eenduidig toe te passen regels, blijven zelfs volwassenen veel fouten maken bij werkwoordsvormen (d of t, d of dt, een enkele of dubbele d of t). Er wordt aan dit onderwerp veel tijd besteed in het onderwijs. Ook bij Zin in spelling krijgt het onderwerp speciale aandacht. Dit spellingonder deel blijkt immers voor veruit de meeste leerlingen erg lastig. Na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is bij Zin in spelling gekozen voor een leergang aan de hand van een werkwoordenschema. Het schema van Zin in spelling koppelt een algoritmisch regelsysteem (stappen-
28
schema) aan schrijfvoorschriften op basis van analogie. In de volgende paragrafen leest u meer over het werkwoordenschema. Hoe werkt het werkwoordenschema? Het schema wordt stapsgewijs doorlopen vanaf de eerste vraag links onder: ‘is het een persoonsvorm (PV)?’ Deze vraag is meteen de belang rijkste vraag om uiteindelijk tot een correcte schrijfwijze te komen. De PV-vraag wordt daarom ook ondersteund met drie proeven om te beslissen: de vraagproef, de tijdproef en de getalproef. Het gemakkelijkst is de vraagproef, maar omdat deze niet altijd werkt (bijvoorbeeld bij zinnen die beginnen met een vraagwoord of bij samengestelde zinnen), leren de leerlingen ook de andere proeven.
Na een of meer stappen bereikt de leerling het juiste vak van het schema van de persoonsvorm (PV) in de verleden of tegenwoordige tijd, de woordenboekvorm of de deelwoordvorm. Ook worden andere belangrijke kenmerken van de te beoordelen werkwoordsvorm bepaald, namelijk of het gaat om een regelmatig of een onregelmatig werkwoord en of het gaat om een d-werkwoord, een t-werkwoord of een ander werkwoord. In het vak waar de leerling uitkomt in het schema staat een voorbeeldwoord; op grond van analogie kan de leerling nu het juiste schrijf voorschrift toepassen. Dus: met regels (het algoritme) vindt de leerling om welk geval het gaat. De leerling ziet aan het gevonden voorbeeld hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Het schema van de werkwoordspelling is daarmee een synthese van een algoritme (stappenschema) en analogie; het verenigt het beste uit twee mogelijke manieren om de werkwoordspelling aan te pakken. Later leert de leerling ook de regels die de analogie ondersteunen, bijvoorbeeld: bij ‘hij’ schrijf je de ik-vorm+t. Het kleurgebruik in het schema is zeer functioneel: in de rode vakken (in deze handleiding zijn deze niet zichtbaar, op de achterzijde van de Basisspellinggids/de poster ziet u de juiste kleuren) staan PV’s van d- of t-werkwoorden. Dit zijn ‘gevaar’-vormen, want er treedt in de verleden tijd verdubbeling van de d of t op. Bij d-werkwoorden in de tegenwoordige tijd is er het probleem van d of dt. De d of t van het werkwoord is daarom in het schema ook consequent rood gekleurd. Met blauwe letters worden de regelmatige uitgangen van de werkwoordsvormen aangegeven, zoals ~de of ~te. Waar rood en blauw direct naast elkaar staan, moet opgelet worden (antwoordde(n), rustte(n), vindt). Opzoeken Net als in Lijsterbij 2 voor jaargroep 5 en 6 is het in de Basisspellinggids voor jaargroep 7 en 8 mogelijk om bij de woordenboekvorm de vervoegin gen van het werkwoord op te zoeken. De werkwoordsvormen worden doorgaans in een korte zinscontext gegeven, waardoor impliciet ook het gebruik van de vorm wordt toegelicht. Als leerlingen onzeker zijn over de toepassing van het schema, is opzoeken in de alfabetische lijst beslist aan te raden. In de Basisspellinggids is als extra een lijst met onregelmatige (sterke) werkwoorden opgenomen omdat steeds meer leerlingen niet meer automatisch aanvoelen wat onregelmatige vormen van Nederlandse werk woorden zijn (bijvoorbeeld: verzenden - verzond - verzonden - heeft verzonden). Bij twijfel kunnen de leerlingen deze vormen nu opzoeken in de lijst met onregelmatige werkwoorden vanaf pagina 74 in de Basisspellinggids. Overigens zijn de onregelmatige werkwoordsvormen ook gewoon te vinden in de alfabetische woordenlijst, met een verwijzing naar
het onvervoegde trefwoord (verweet, verweten verwijten). Leerlingen kunnen zo beide kanten uit zoeken naar de onregelmatige werkwoorden: van vorm naar trefwoord (verweet verwijten), of bij het trefwoord de onregelmatige vorm opzoeken (verwijten verweet). ‘Engelse’ werkwoorden kunnen de leerlingen ook in een aparte lijst opzoeken. Het gaat daarbij om werkwoorden waarbij we het gebruik in het algemeen niet willen stimuleren, maar als daar behoefte aan is kunnen de leerlingen de vormen tenminste correct spellen door ze op te zoeken in de lijst Bijzondere werkwoorden: leenwoorden, beginnend op pagina 80 van de Basisspellinggids (bijvoorbeeld: coachen - coach - coacht - coachte - gecoacht, upgraden - upgrade - upgradet - upgradede - geüpgraded). De geboden hulp blijft beperkt tot de mogelijkheid tot opzoeken, de regels die aan de spelling van Engelse werkwoorden ten grondslag liggen vallen buiten de leerstof van de basisschool. Wat wordt er op de basisschool aangeleerd? Er is bij Zin in spelling langdurig ruime aandacht voor de werkwoorden. De schrijfwijze ervan wordt voorbereid in groep 6, dan leren de leerlingen werkwoorden herkennen. Ze leren dat de spelling van werkwoords vormen soms problemen veroorzaakt, en weten dat ze deze vormen kunnen opzoeken in Lijsterbij 2. Werkwoordsvormen zijn daarin te vinden in korte zinnetjes, onder de woordenboekvorm van een werkwoord in de alfabetische lijst met woorden. Jaargroep 7 staat voor een groot deel in het teken van de werkwoordspel ling, het is het belangrijkste thema van dat jaar. De leerlingen oefenen alle stappen van het werkwoordenschema en leren de valkuilen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het herkennen van persoonsvormen ten opzichte van deelwoorden bij werkwoorden met een onbeklemd voorvoegsel (gebeurt/gebeurd, verlooft/verloofd). Leerlingen worden aangemoedigd om steeds het héle schema te blijven gebruiken omdat werkwoordsproblemen gemakkelijk onderschat worden. Het regelmatig herhalen is belangrijk. In jaargroep 8 blijft er veel aandacht voor de werkwoorden. De leerlingen herhalen de eerder geleerde stof. De lessen zijn toegespitst op potentiële valkuilen. In de eerste eenheden wordt het werkwoordenschema nog eens helemaal doorlopen. In de laatste eenheden staan de dubbelvormen centraal: PV versus deelwoordvorm (vertelt - verteld), dt of d (antwoordt antwoord) en verdubbeling van de d of t (verbrandde - verbrande; wachtten - wachten). De leerlingen staan stil bij de vier voorwaarden voor ~dt: PV, t-tijd, d-werkwoord, hij, zij, het, jij (O+PV) en de vier voorwaarden voor verdubbeling: PV, v-tijd, regelmatig, d- of t-werkwoord.
29
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
4.6 Afronding spellingonderwijs Bij de spellingleerstof voor jaargroep 8 is iets bijzonders aan de hand. Dat komt doordat er in deze groep een dubbel doel wordt nagestreefd. Aan het einde van het basisonderwijs wordt van de leerlingen verlangd dat ze goed kunnen spellen. Alle onderwerpen van de Nederlandse spelling zijn dan aan bod geweest, de belangrijke principes zijn bekend en hun toepassingen worden als vaardigheid beheerst. In het vervolg onderwijs zullen de leerlingen verder oefenen met spelling. Er zal zeker nog aandacht zijn voor de werkwoorden en bijvoorbeeld de leenwoorden. Nieuwe spellingprincipes zullen niet worden geïntroduceerd omdat deze immers alle zijn behandeld in het basisonderwijs. Deze ‘afronding’ van het spellingonderwijs vormt een expliciet doel van Zin in spelling, jaargroep 8. Tegelijkertijd worden leerlingen halverwege het leerjaar (landelijk) ge toetst op hun spellingvaardigheid, waarmee een indicator voor het te kiezen niveau van het vervolgonderwijs beschikbaar komt. We hebben hiermee rekening gehouden bij de opbouw van jaargroep 8, want we gunnen de leerlingen uiteraard goede resultaten. Dat betekent dat de afronding halverwege het jaar al op een redelijk niveau verwezenlijkt is. De opbouw van de eenheden bij Zin in spelling E is daarom als volgt: eenheid 1 tot en met eenheid 5 (het eerste werkboek) omvat alle spellingonderwerpen die aan bod komen in het basisonderwijs. Het is daarmee dus al een complete afronding. In eenheid 6 tot en met 10 (het tweede werkboek) wordt dezelfde stof verdiept. Er is dan bijvoorbeeld nog aan dacht voor bijvoorbeeld ‘valkuilen’ bij de werkwoordspelling (zoals het contrast vertelt - verteld). Deze gelaagde aanpak biedt een behoorlijke garantie dat de leerlingen tijdens de landelijke toetsen goed zijn voorbereid. Tegelijkertijd kunt u het tweede half jaar goed besteden aan de ver dieping en oefening waarmee u uw leerlingen het best voorbereidt voor het vervolgonderwijs. Er is nog een voordeel. Mocht het zo uitkomen dat u aan het einde van het jaar door tijdgebrek geen gelegenheid meer vindt om alle leerstof van het tweede werkboek door te nemen, dan kiest u die onderwerpen uit waarbij de leerlingen het meest gebaat zijn, u kunt dan zeker ook denken aan differentiatie tussen (groepen van) leerlingen. Kijk in het in het leerstofoverzicht van jaargroep E (bijlage 2) om eventueel een keuze te maken.
30
5 Uitgangspunten van de methode
Bij de ontwikkeling van de methode Zin in spelling heeft een aantal uitgangspunten een belangrijke rol gespeeld. Ze komen in dit hoofdstuk achtereenvolgens aan de orde: interactie, strategisch spellingonderwijs, reflectie, evaluatie, differentiatie, zelfstandig werken, combinatiegroepen en de aansluiting bij andere methodes.
5.1 Interactie Een belangrijk uitgangspunt van Zin in spelling is interactie. Het spelling onderwijs met Zin in spelling is interactief van aard. Dat betekent dat er veel interactie is tussen leerkracht en leerlingen, maar ook tussen leer lingen onderling. Goed spellingonderwijs vraagt om de uitwisseling van gedachten en gerichte instructie. Uiteraard in combinatie met ruime mo gelijkheden om de leerstof te verwerken in de vorm van het maken van oefeningen of het uitvoeren van passende opdrachten.
5.2 Strategisch spellingonderwijs Zin in spelling is een strategische spellingmethode die leerlingen niet alleen richt op de juiste spellingwijze van woorden, maar een niveau dieper ook op inzicht in het gehele Nederlandse spellingsysteem. De leerstof is opgebouwd rond een aantal spellingcategorieën (typen spellingproblemen) die aan de orde komen in de lessen. Door het probleem te analyseren en te bespreken, krijgen leerlingen inzicht in de manier waarop het woord geschreven wordt. Maar ook leren ze over de strategie die ze moeten hanteren. Bijvoorbeeld: een woord als maan schrijf je op een juiste manier als je het in klanken hakt, vervolgens de klanken omzet in de bijbehorende lettertekens en deze daarna opschrijft. Het woord maan schrijf je goed als je een luisterstrategie hanteert. In Zin in spelling komt een beperkt aantal strategieën aan de orde: een hoorstrategie, een regelstrategie, een inprentstrategie, een analogiestrategie, een oppositiestrategie (waarbij op elkaar lijkende spelling in contrast wordt gezet, bijvoorbeeld bang tegenover bank), een opzoekstrategie en een meervoudige strategie (bijvoor beeld goud: ou is inprentstrategie en d is regelstrategie). In Zin in spelling richt iedere les zich op één of een beperkt aantal spelling categorieën. In de lessen wordt de categorie altijd verbonden met de spellingstrategie die op dat moment de voorkeur heeft. Dit is één van de belangrijkste elementen tijdens de instructie-, verwerkings- en reflectie fase. Meer informatie over dit onderwerp kunt u lezen in hoofdstuk 4: ‘Leerdoelen en leerlijnen’.
5.3 Reflectie In Zin in spelling vinden we reflectie zeer belangrijk, als middel om over spelling te leren en optimaal in te kunnen spelen op de verschillen tussen leerlingen. Aan reflectie kunnen de leerlingen elk op hun eigen niveau deelnemen. Reflectie betekent dat leerlingen uitgenodigd worden na te denken over: • Wat ze al weten. • Wat er aan nieuwe kennis of kunde aan de orde is. • Hoe nieuwe kennis of kunde kan worden ingepast en toegepast. Reflectie is in essentie een activiteit van de leerling. Maar de leerkracht heeft hierbij wel een belangrijke rol. De leerkracht nodigt de leerlingen
uit te reflecteren. Hij of zij geeft structuur aan de denkactiviteiten van de leerling en ziet erop toe dat alle leerlingen actief betrokken worden bij deze activiteit. In Zin in spelling komt reflectie in elke les voor; vaak al bij de start van de les, als de voorkennis van de leerlingen wordt geactiveerd, maar zeker aan het einde van de les in de reflectiefase, als met de leerlingen het resultaat van de les wordt geëvalueerd. De reflectie is een essentieel onder deel van elke spellingles.
5.4 Evaluatie Evalueren of beoordelen is een wezenlijk onderdeel van het onderwijs leerproces. Het betekent voor het spellingonderwijs dat de leerkracht de spellingactiviteiten en spellingvorderingen van de leerlingen regelmatig volgt en beoordeelt en tijdig maatregelen neemt ter verbetering. Dit is mogelijk door te observeren, door methodegebonden controledictees of controletaken af te nemen of door de afname van genormeerde toetsen. In Zin in spelling onderscheiden we drie vormen van evaluatie, namelijk evaluatie op korte termijn, evaluatie op middellange termijn en evaluatie op lange termijn. Met evaluatie op korte termijn bedoelen we het observeren en registreren van de activiteiten van de leerlingen tijdens de spellingles. Door het stellen van vragen, het hardop denken van de leerlingen en het in de reflec tiefase bespreken van het gemaakte werk, krijgt de leerkracht een goed beeld van de vorderingen van de leerlingen. Voor de leerkracht en de leerlingen is het van belang om regelmatig na te gaan of de doelen van een aantal eenheden zijn bereikt. Voor deze evaluatie op middellange termijn bevat Zin in spelling controledictees. Deze bestaan uit een woorddictee en een zinsdictee. Hiermee kan worden nagegaan in hoeverre de leerlingen de doelstellingen van een eenheid hebben bereikt. Voor werkwoorden zijn in jaargroep D en E ook controletaken opgenomen. Onder evaluatie op lange termijn verstaan we het vaststellen van de leerresultaten over een langere periode van bijvoorbeeld vijf of zes maanden. Toetsen voor de lange termijn zijn niet in de methode opgenomen. Hier voor wordt verwezen naar methodeonafhankelijke, gestandaardiseerde en genormeerde toetsen. Bijvoorbeeld de toetsen van het Cito Leerling volgsysteem.
5.5 Differentiatie Differentiatie of adaptief onderwijs is een belangrijk uitgangspunt van Zin in spelling. Het betekent dat de methode rekening houdt met de verschillen tussen de leerlingen en hun leermogelijkheden. In Zin in spelling is sprake van didactische differentiatie, niveaudifferen tiatie en tempodifferentiatie. De didactische differentiatie is niet zover doorgevoerd dat de leerlingen daarna niet meer in de groep mee zouden kunnen doen, het gaat om tijdelijke verdiepingen, met extra didactische ondersteuning. Alle lessen in Zin in spelling zijn voorzien van differentiatiesuggesties. Enerzijds met als doel om extra hulp te bieden aan de leerlingen die moeite hebben met de leerstof. Deze suggesties vindt u onder het kopje Differentiatie / extra hulp. Anderzijds om om te gaan met de tempo-
31
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
verschillen tussen de leerlingen. Onder het kopje Differentiatie / extra stof wordt aangegeven wat leerlingen die sneller door de leerstof gaan aan ver volgactiviteiten kunnen doen. De werkbladen van Zin in spelling zijn zo gemaakt dat de leerlingen er zelfstandig mee kunnen werken, alleen of in tweetallen. Ook zijn er antwoordenboeken, waarmee de leerlingen zelf hun werk kunnen nakijken. Dit alles biedt u de mogelijkheid om leer lingen die moeite hebben met de stof te begeleiden bij het maken van de opdrachten (begeleide verwerking). Na zes basislessen volgen een controledictee en een controletaak. Hiermee wordt vastgesteld welke leerlingen de doelen van de eenheid al bereikt hebben. Op basis hiervan vindt didactische differentiatie plaats: leerlingen die onvoldoende scoorden, krijgen in de lessen 7, 8 en 9 extra instructie, en worden extra begeleid door de leerkracht. De leerlingen die voldoende scoorden, werken les 7, 8 en 9 zelfstandig door en gaan vervol gens aan de slag met andere taken. Deze staan beschreven onder het kopje Differentiatie / extra stof en bieden aanknopingspunten voor niveau- differentiatie. Met behulp van additionele materialen als het computer programma Zin in spelling, het werkboekje bij de Basisspellinggids en Slagwerk (werkwoord)spelling kunnen leerlingen door extra te oefenen een ho ger niveau bereiken.
5.6 Zelfstandig werken Voor het gebruik van een methode, in zijn algemeenheid en zeker in combinatiegroepen, is het prettig als leerlingen regelmatig zelfstandig aan het werk kunnen. Bij de methode Zin in spelling is dat het geval. In elke les kunnen de leerlingen zelfstandig aan de slag met opdrachten in het werkboek en in les 7 ook nog met de spellingkaarten. In de lesfase (werk)instructie wordt eerst de bedoeling van de opdrachten in het kort besproken. Daarna kunnen de leerlingen die opdrachten zelfstandig, individueel of in tweetallen, verwerken. De leerlingen kunnen hun eigen werk nakijken. Hierbij maken ze gebruik van de antwoordenboeken bij de methode.
5.7 Combinatiegroepen Alle lessen van Zin in spelling zijn opgebouwd volgens hetzelfde model: introductie en instructie (samen 15 minuten), verwerking (15 minuten) en reflectie (5 minuten). Omdat alle verwerkingsopdrachten geschikt zijn voor zelfstandig werken, is het mogelijk de lesfase verwerking (15 minuten) van de ene groep te combineren met de lesfasen introductie en instructie (15 minuten) van de andere groep. Terwijl de leerlingen van de ene groep dus zelfstandig werken met hun verwerkingsopdrachten, verzorgt u de introductie en instructie voor de andere groep. Na die introductie en instructie gaan deze leerlingen zelfstandig verder met hun verwerkings opdrachten (15 minuten) en verzorgt u de reflectie (5 minuten) voor de eerste groep. Schematisch ziet de lesopbouw in een combinatiegroep er als volgt uit:
32
Introductie / Instructie 15 minuten leerkrachtgebonden
Taak 15 minuten werken met zelfstandig te verwerken taken
Verwerking 15 minuten leerkrachtvrij
Introductie / Instructie 15 minuten leerkrachtgebonden
Reflectie 5 minuten leerkrachtgebonden Taak 15 minuten werken met zelfstandig te verwerken taken
Verwerking 15 minuten leerkrachtvrij Reflectie 5 minuten leerkrachtgebonden
In bovenstaande tabel is te zien dat u in een combinatiegroep kunt werken met combinaties van zelfstandig werken in de ene groep (leerkracht vrij) en een leerkrachtgebonden lesfase in de andere groep. Natuurlijk vraagt het werken met de methode in een combinatiegroep meer van de leerkracht dan het gebruik van die methode in een enkel voudige groep. Maar de methode is wel zodanig opgebouwd dat gebruik in combinatiegroepen organisatorisch goed mogelijk is. Wel moet aan de volgende twee voorwaarden worden voldaan: (1) de leerlingen moeten gedurende een periode van 15 minuten zelfstandig kunnen werken zonder u te storen en (2) u moet in uw klas kunnen beschikken over taken waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken. Als ook aan deze twee voorwaarden is voldaan, dan is de methode Zin in spelling goed uitvoer baar in combinatiegroepen.
5.8 Aansluiting bij andere methodes Bij de ontwikkeling van Zin in spelling is rekening gehouden met andere methodes die voorafgaand of in combinatie met Zin in spelling worden gebruikt. Leerlingen die het einddoel hebben bereikt van de methode Veilig leren lezen ondervinden geen problemen bij de spellingstof van Zin in spelling. En natuurlijk is Zin in spelling afgestemd op Zin in taal. Toch is Zin in spelling ook zelfstandig naast een andere methode te gebruiken.
Bijlage 1 Leerstofopbouw Zin in spelling
H: hoorstrategie R: regelstrategie I: inprenten 1
A: rubriceren naar analogie C: aanbieden in contrast (oppositie) O: opzoekstrategie M: meervoudige strategie
Klank-letterkoppeling m = medeklinker; k = klinker be~: woord begint met be, zoals begin ~elen: woord eindigt op elen zoals spartelen
Jaargroep A
B
C
D
1.1
km mkm
• in, eet, ook, op, as, om, uit, oor, aan, ik, en, uil, of, al, is, aap, af, uur • boot, haan, been, muur, wiel • rok, jas, wel, bus, lip • duif, neus, boek
H
1.2
~kmm mmk~ mmkmm
• kast, rits, kaars, pols, lamp, heks, soms, iets, leuks, mens • slaap, traag, bril, gras, knap, snor, fles, plas, droef, vlug, stuk, wrat, vrek, trui • staart, kruipt, blaft, plaats, klimt, dwars, trots, sliert, droomt, proeft, broers
H A I
H
1.3
~mmm mmm~
• worst, kunst, tekst, eerst, arts, fietst, klotst, kermt, vracht • strik, straat, spreekt, school, streep, schaats, spleet
1.4
~mmmm mmmm~
• herfst, scherpst, ernst, ergst • schroef, schrik, schreef
H A I H A
H A I H
1.5
tweelettergrepig geen samenstelling
• marmot, venster, stumper, bende, lijster, elkaar, tante
1.6
z~ of s~ v~ of f~
• zoet, zuur, zwaar, zin, zon – sap, sok, slak • voet, vaag, vlam, vlieg – fruit, fiets
2
Klinkers en medeklinkers
2.1
be~, ge~, ver~, te~
• bewaar, bezoek, gebak, getal, gezin, verkeer, vertrekt, terug, tevreden
2.2*
~el, ~elen ~em, ~emen ~en, ~enen ~er, ~eren * zie ook 5.5 ~e(n)
• spiegel, wortel, wandelen, babbelen, bliksem, bloesem, bliksemen, ademen, betekenen, oefenen, poeder, winter, bibberen, kinderen
2.3*
~ig, ~ige * zie ook 4.1 en 4.2 open, gesloten lettergreep
• deftig, aardig, ernstig, geduldig, deftige, keurige, moedige, gulzige
H H H A A A
2.4*
~lijk, ~lijke * zie ook 4.1 en 4.2 open, gesloten lettergreep
• sierlijk, eerlijk, gevaarlijk, duidelijk, zuidelijke, feestelijke, gezamenlijke
H H H A A A
H
E
H
H
A B C D E H A H A
H A H A
H R
33
Algemene informatie z i n
34
i n
s p e l l i n g
2.5
geen stomme e
• dolk, golf, wilg, schelp, verf, park, storm, dwerg, zalm, doorn, slurp
A
2.6
aai, ooi, oei
• saai, zwaait, lawaai, haaien, kooi, prooi, gooit, mooie, foei, groeien, moeilijk
A A
2.7
eeuw, ieuw, uw
• sneeuw, leeuw, schreeuwt, kieuw, nieuwe, nieuws, schuw, duwtje, schaduw
A A
2.8
/ch/ = ch of /ch/ = g
• pech, vechten, bocht, rechts, gedicht, lichtgroen, licht, aandachtig, goochelaar, mochten, bracht • zorgt, ligt, terug, merg
I R
2.9
/n/ = n /ng/ = ng /ngk/ = nk
• ton, zin, van • tong, zing, vang, bang, langs, springt, angel, slingert, verlang, werking, koning • bank, plank, donker, drankje, winkel, koninklijk, toegankelijk, puddinkje
H A A H H H
3
Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden)
3.1
/a/-, /aa/-achtige klank
3.2*
A
I I R R C
B
D
E
• sinaasappel, restaurants, croissant, toilet, trottoir, enveloppe
I A
I A
/e/-, /ee/-achtige klank * zie ook 4.5 ~ee
• trainer, saté, populair, patiënt, crèche, jam, spray, cake, diner, ceintuur
I A
I A
3.3*
/i/-, /ie/-achtige klank * zie ook 4.4 ~ie, ~i
• fabriek, liter, iglo, gitaar, ruzie, viool, juni, hobby, amfibie, modieus, financieel, pyjama, team, weekend, hockey, ideaal, e-mail, pinguïn, symbool, bodybuilding
I A
I A
3.4
/o/-, /oo/-achtige klank
• chauffeur, restaurant, cadeaus, shampoo, goal, poster, show
I
I A
3.5*
s tomme-e-achtige klank * zie ook 2.1 – 2.5 en 5.5 voor inheemse stomme-e-achtige klanken
• kermis, motor, kangoeroe, avond, museum, laboratorium, cursus, peloton
I O
I
I A
3.6
/eu/-achtige klank
• chauffeur, directeur, föhn, foetus, manoeuvreren*, smørrebrød * zie ook 3.7 /oe/-achtige klank
I O
I A
I A
3.7
/oe/-achtige klank
I O
I A
I A
3.8
~teit, ~heid
• toerist, toernooi, computer, journalist, manoeuvreren*, musical, carpoolen, remover, interview, barbecue, route * zie ook 3.6 /eu/-achtige klank • kwaliteit, universiteit, snelheid, vrijheid, elektriciteit, lenigheid
A
A A M M
3.9
b of p, gevolgd door andere medeklinker
• applaus, abdij, korps, obstakel, subtiel
I
I
3.10
• steeds, advertenties, advies, gids, ritme, trema, tsaar
I
I
3.11
d of t, gevolgd door andere medeklinker /d(z)j/, /t(s)j/
/k/-klank
H I R I
I A
3.12
• jazz, gletsjer, modieuze, coach, match, ketchup, station, traditioneel* * indeling in 3.13 /z/-, /s/-klank is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /traadiet(s)jooneel/, /traadiesjooneel/. • boeket, dictee, insect, kwaliteit, elektriciteit, cactus, praktisch, accu’s, snacks, oktober, cirkel, cadeau, clown, speculaas, extra, skelet, accordeon, picknick, succes, cake, aquarium, helikopter, microscoop, chrysant, goal, pinguïn
I
C
I R
I O
I O
I A
3.13
/z/-, /s/-klank
• politie*, cent, spinazie, misschien, organisatie*, oceaan, visite, examen, crisis, passagier, explosie, quiz, quizzen, crossfiets, succes, bisschop, tsaar, cement * indeling in 3.11 /d(z)j/, /t(s)j/ is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /pooliesie/, /poolietsie/; /orgaaniezaasie/, /orgaaniezaatsie/
H I R
H I R
I A R
3.14
/zj/-, /sj/-klank
• garage, bagage, chocolademelk, logeren, asperges, journaal, shoppen
I O
I
I A
3.15
w, v, f
• fotografen, filosofen, professor, sfeer, graffiti, affiche, sheriff, effect, proficiat, murw, volume, advies
I A
3.16
/g/-, /ch/-klank
H I R
• yoghurt, agressief, echo, chaos
3.17
/n/-, /ng/-klank
• franje, kastanje, oranje, signaal, vignet
3.18
/l/-, /j/- of /lj/-klank /r/-, /rj/-klank niet uitgesproken letters * niet alleen leenwoorden
• gorilla, briljant, milieu, miljard, illustratie, parallellogram, yoghurt, mayonaise, medaille, portefeuille, failliet, diarree, garantie, barrière, carrière • erwt, markt**, stampt, lichtje, jongens, thuis, thee, diner, ambtenaar ** algemene uitspraak in het zuiden van het taalgebied: /mart/
3.19* 4
Open en gesloten lettergreep
4.1
open lettergreep, gevolgd door lettergreep met stomme e
4.2
I O I O R I
I O R I
I A I A I A I
A
B
C
D
E
a open: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e • haken, delen, boten, muren, gele, rode, trage, piraten, tekenen, bladeren, tomaten, kometen b open: meervoud met klankverandering • steden, gaten, holen c open: geen meervoud • bodem, hoger, peper, negen, hamer d open: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk • woning, nodig, vrolijk, lelijke e open: de klinker is een stomme e • dommeriken, zaniken, luiwammesen
A
A R
R
R
R A
gesloten lettergreep, gevolgd door lettergreep met stomme e
a gesloten: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e, verkleinwoord op ~etje • schrappen, tellen, klimmen, poppen, plukken, verpakken, bestellen, godinnen, felle, tamme, kannetje, bommetje, hindernissen b gesloten: geen meervoud • binnen, nummer, effen, korrel, gemiddelde, verbitterd, dwarrelen, babbelen, bibberen c gesloten: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk • sappige, pittig, verschrikkelijk, vergissing
A
A R
R
R
R
4.3
~a, ~o of ~u
• sla, stro, nu, vlo, ga, prima, auto, judo, radio, video, zebra, villa, foto, paraplu
A R
R
4.4*
~ie, ~i * zie ook 3.3 /i/-, /ie/achtige klanken
• knie, drie, koffie, jullie, herrie, olie, ruzie, tralie, familie, kanarie, juli, januari, taxi, ski
A R H A I
4.5*
~ee * zie ook 3.2 /e/-, /ee/achtige klanken
• zee, twee, slee, toffee, heimwee, idee, puree, dictee, diarree, portemonnee
A R
R
4.6
~ooch~
• goochelaar, goochelt, goochelen, loochenen
A R
I
I
R I
I A R
I
I A
35
Algemene informatie z i n
36
i n
s p e l l i n g
4.7
o pen of gesloten lettergreep, in leenwoorden
5
Herkomst
5.1
niet verlengbaar ~d, ~ds ~t, ~ts ~b, ~bs ~p, ~ps ~g, ~ch
• niemand, steeds, sinds, want, sedert, balts, drab, club, gips, terug, pech
5.2
~ei~ of ~ij~ ~ei of ~ij
• trein, klein, paleis, bereiken – vijf, blijf, kijken, twijfelen • kei, allerlei – boerderij, partij
5.3
~au(w)~ of ~ou(w)~ ~auw of ~ou(w)
• saus, nauwelijks – zout, vrouwen • gauw, blauw, flauw – zou, bouw, juffrouw
5.4
~isch, ~ische
• logisch, tragisch, tropisch, humoristische, technische, Belgische
5.5*
~e(n) * zie ook 2.2 ~e(n)
• keuken, bloemen, mensen, houten, gezongen, sterke, nauwe, zieke – zieken
5.6
homofonen
• hart – hard, moed – moet*, schild – schilt*, krab – krap, slab – slap, peil – pijl, eis – ijs, leiden – lijden, rauw – rouw, uittrekken – uitrekken • brand – brandt*, belooft – beloofd*, verwachte – verwachtte*, went – wend – wendt*, boot – bood*, houd – hout – houdt* * zie ook 8.1 – 8.8
6
Constante woorddelen
6.1
/t/ met d /p/ met b /ch/ met g
• hond (want: honden), ochtend (want: ochtenden), gemiddeld (gemiddelde), stad (steden), web (webben), schub (schubben), hoog (hoge), vlug (vlugge), zielig (zielige), verjaardag (verjaardagen)
6.2
constante woorddelen met voorvoegsel; met achtervoegsel
• verrassing, verroeren, ontdekken, ontdooien, onnodig, onttrekken, uittrekken (naast uitrekken) • jongens, raadsel, breedst, slechtst, grootte, fietsster, buiig, vergroeiing, eindeloos, openlijk, doelloos, onmiddellijk, roodachtig, waakzaam, plaatje*, flesje*, kastje*, broodjes* * zie ook 9.2
I
I
I
I
B
C
D
E
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
R
R I R
R I R
a kort en klemtoon • koffie, massa, kassa, mammoet, tennis, programma, accu, hobby b lang en klemtoon • tralie, olie, basis, poriën, super c kort en geen klemtoon • terras, perron, hallo, ballet, rapport, akkoord, klassiek, apparaat, effect d kort of lang, geen klemtoon • banaan, kabaal, galop, agent, kapot, paleis e lang en geen klemtoon • lokaal, hotel, helaas, metaal, brutaal A
H R
R
R H I O I
I O
I
I
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
H H A A M M
6.3
v verandert in f z verandert in s
• raven – raaf, graven – graaf, beven – beeft, olijven – olijf, scherven – scherf • grazen – graast, dozen – doos, dwaze – dwaas, glazen – glas, lezen – lees
H R
H R
H R
6.4
~eer, ~oor, ~eur
• beer, smeer, hoor, spoor, deur, kleur
7
Samenstellingen
7.1
samenstellingen zonder tussenklank
• koelkast, hoofdpijn, bedtijd, zeepbel, fietstocht, schoollokaal, lichtshow
7.2
tussen-er
• allereerst, allerlaatst, middernacht, zuiderburen, kinderfiets, kinderrijmpje
H
7.3
tussen-e(n)
a kan alleen met en • molensteen, wagenziek, rekensommetje b linkerdeel is persoon • ziekenauto, mannenstem, blindenstok, piratenschip c linkerdeel eindigt op e (of kan alleen met e) • snottebel, hittegolf, kuddedier, geboortedatum, ladekast d anders en • paardenbloem, vlooienband, zwijnenstal, vliegenmepper e uitzondering • likkebaarden, zonnebril, elleboog, beresterk, reuzehonger, goedenavond
R
R
R O
7.4
tussen-s
• stadspark, varkenshok, varkensstal, stationshal, stationschef, knoopsgat, enigszins • reisleider, kokosnoot, handstand, sneeuwstorm, fietssport, huiszoeking
H
R
R
8
Werkwoorden
C
D
E
8.1
v-tijd, regelmatig
a ~de(n) • speelde, renden, babbelde b ~te(n) • werkte, stopten, ontdekte
O R
R A
R A
8.2*
v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord * 8.2 concurreert met 8.1, 8.7 en met bijvoeglijk naamwoorden
a ~dde(n) • strandde, strandden, bereidde, bereidden b ~tte(n) • roestte, roestten, verwachtte, verwachtten
R A
R A
8.3*
v-tijd, onregelmatig * vormen ook in andere categorieën
• vroeg, zweeg, klommen, gleden, floten
R A
R A
8.4
v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord, enkelvoud
R A
R A
8.5
t-tijd, regelmatig: ~t
a ~d • stond, leed, verslond b ~t • wist, besloot • loopt, klimt, sterft, drinkt, helpt, wandelt, bedankt, klautert, probeert, reageert
R A
R A
H
H R H I
A
B
R
R R R R M M M M
A
B
C
O R
D
E
37
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
8.6*
t-tijd, regelmatig d-werkwoord * binnen 8.6 treedt concurrentie op; 8.6 concurreert met 8.8
a ~d • antwoord, verhard b ~dt • rijdt, vindt, houdt
8.7 *
woordenboekvorm * vormen ook in andere categorieën
• lachen, groeien, verdwijnen, worden, verraden
8.8 * deelwoord a geen eind-d of eind-t * 8.8 concurreert met 8.5 en 8.6 • gezien, gebeten b eind-d • gebeurd, geleend, brandend • ik-vorm niet op letter van ’t kofschip c eind-t • gesnapt, verwacht, veroorzaakt • ik-vorm eindigt op letter van ’t kofschip
38
9
Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
A
9.1
meervoud ~s meervoud ’s
• sleutels, meisjes, stumperds, kangoeroes, tralies, tantes, dictees, bureaus, coupés • agenda’s, auto’s, taxi’s, menu’s, baby’s, b’s, j’s
H
9.2
verkleinwoord ~je, ~tje, ~’tje, ~pje, ~etje, ~nkje
• boekje, zakje, plaatje, kaarsjes, feestje, jongetjes, hoedje, blaadje, ideetje, menuutje, fotootje, villaatje, skietje, cadeautje, cafeetje, aspirientje, baby’tje, kraampje, bodempje, velletje, vlaggetje, leuninkje, kettinkje
H R
9.3
~’s bezitsvorm ~s bezitsvorm ~’ bezitsvorm
• Anna’s fiets, Heidi’s jas, Harry’s voetbalschoenen, Martines boek, Jaaks horloge, Renés triomf, Rubens’ schilderijen, Felix’ kattenvoer
10
Botsende klinkers
10.1
trema
10.2
B
H R
R A
R A
O R
R A
R A
O
R A
R A
C
D
E
R
R
R
R
R I
R I
R
A
D
E
• reünie, reliëf, kopiëren, geïllustreerd, zeeën, knieën, reëel, ruïne, hygiëne, coördinator, bacteriën, officiële, beëindigen, naïef, epidemieën, onderzeeër
R A
streepje (koppelteken)
• na-apen, zo-even, radio-uitzending, zonne-energie, auto-ongeval, zee-egel, vanille-ijs
R
R A O R
10.3
geen trema
• museum, laboratorium, buiig, begroeiing, materiaal, industrieel, actueel, modieuze
A R
A R
11
Bijzondere samenstellingen
D
E
11.1
met een streepje
A • Frans-Duits, Baarle-Nassau, Baarle-Hertog, doe-het-zelfzaak, Nieuwpoort-Bad, Noord-Spanje, niet-rokers, ex-trainer, Sint-Truiden, oer-Hollands, kopje-onder, haasje-over
B
B
C
C
I O
11.2
getallen: aaneen trema los
12
Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen
12.1
afkortingen, letterwoorden en symbolen
• a.u.b. (alstublieft), d.w.z. (dat wil zeggen), N.O. (noordoost), PSV’er • radar, modem • km (kilometer), l (liter)
12.2
apostrof (’) streepje ( – )
• ’s woensdags, ’s morgens, ’t regent, m’n, zo’n, binnen- en buitenland
13
Hoofdletters
13.1
hoofdletters
14
Afbreking
14.1* afbreking * de oranje streepjes staan op samen-stel-lings-gren-zen; breek bij voorkeur hier af
• eenendertig, vijfhonderd, tweeduizend, zesennegentig, honderdachtendertig • tweeëndertig, drieënveertig • zesduizend honderd, een miljoen driehonderd duizend vijfhonderdzevenentwintig, vijf twaalfde, drie achtste
• Hij spit de tuin. ’s Morgens …, Nora, Dirk, Peters, Bijlstraat, Tilburg, Kerstmis, Pasen, Hare Majesteit, God, Nederland, de Volkskrant, Italiaans, Limburgs, Vlaming, Allerheiligen, Bijbel, Koran
• feest-tent, hand-doek, len-te-weer, avon-tu-ren-boek, plat-te-grond, ach-ter-blijven, ont-dek-kings-rei-zi-ger, cir-cus-num-mer, sport-wed-strijd, po-li-tie-bu-reau
A
B
I
R
D
E
I O
I O
R
R
R
C
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
A
B
C
D
E R
39
Bijlage 2 Leerstofopbouw jaargroep E Eenheid Les Onderwerp 1 1 algemene termen en vaardigheden werkwoordspelling 2 open/gesloten lettergreep (4.1)/(4.2): open of gesloten lettergreep, in leenwoorden (4.7): 3 t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): 4 b of p, gevolgd door andere medeklinker (3.9): niet uitgesproken letters (3.19): niet verlengbaar ~b, ~bs, ~p, ~ps (5.1): 5 t-tijd, regelmatig (8.5) (z-s, v-f): 6 d of t, gevolgd door andere medeklinker (3.10): niet uitgesproken letters (3.19): niet verlengbaar ~d, ~ds, ~t, ~ts (5.1): 7, 8, 9 herhaling 2 1 t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): 2 ei of ij (5.2): homofonen (5.6): 3 t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): 4 /z/-, /s/-klank (3.13): /zj/-, /sj/-klank (3.14): 5 t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): 6 /oe/-achtige klank (3.7): /g/-, /ch/-klank (3.16): 7, 8, 9 herhaling 3 1 v-tijd, regelmatig (8.1): v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): 2 /ie/-achtige klank (3.3): ie, i (4.4): 3 v-tijd, onregelmatig (8.3): v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): 4 w, v, f (3.15): 5 v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): woordenboekvorm (8.7): 6 stomme-e-achtige klank (3.5): /eu/-achtige klank (3.6): 7, 8, 9 herhaling
40
werkwoordenschema smakelijk, verschrikkelijk, grinniken toneel, lokaal, vallei, terrein begin, droomt, dreigt antwoord, scheldt, raadt abnormaal, absoluut, reptiel, april ambtenaar club, gips blijven - blijf, straffen - straf; blazen - blaas, morsen - mors, lessen - les advertentie, adres, atlas, atletiek thema, theorie koorts geef, belooft, geloof je? vind, meldt, rijd je? reinigen, bedrijf leiden - lijden, steil - stijl bereikt, verdient, overtreft besteed, verblindt, aanvaard jij? ruzie, extra, centrum, portie journalist, horloge, chocolade, sjouwen neuriet, veroordeelt, reageert beïnvloedt, voedt op, ondervindt toeristen, souvenir, musical, interviews, barbecue agressief, agenda, chaos, techniek borstelde, vertrouwden, plukte, fietsten raadde, scheidden, stampvoette, ontmoetten bijzonder, dirigent, machine, pyjama energie, melodie zong, spraken hield, gleden, vergat, zaten wrak, volume, formule besteedden, wachtten wachten, planten besteden, raden besteden, wachten motor, museum milieu, ingenieurs
Eenheid Les Onderwerp 4
1 deelwoord (8.8): beschadigd, gevraagd, verstopt 2 apostrof (’), streepje (-) (12.2): ’s ochtends, ’s Maandags, z’n, ’ns, rijst- en maisvelden 3 deelwoord (8.8): geïnterviewd, gevarieerd, uitgestald, neergeploft 4 samenstellingen zonder tussenklank (7.1): thermoskan tussen-e(n) (7.3): rekenmachine, tweedehands, mensenleven, speldenprik zes groepen uitzonderingen: zonnebloem, beresterk, burgemeester, goedemorgen, spinnewiel, goedenavond 5 deelwoord (8.8): aangebrand, gevlucht, fietsend, spetterend 6 meervoud ~s, meervoud ’s (9.1): dictees, acties, asperges, farao’s, lolly’s 7, 8, 9 herhaling 5 1 v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): sneed, vergat t-tijd, regelmatig (8.5): vergeet, sluit t-tijd, d-werkwoord (8.6): onthoud, vindt 2 trema (10.1): egoïst, naïef, oliën, knieën, ideeën geen trema (10.3): financieel, serieus, lawaaiige, opticien 3 t-tijd, regelmatig (8.5): bereikt, verdient t-tijd, d-werkwoord (8.6): besteed, verblindt deelwoord (8.8): bereikt, besteed 4 tussen-s (7.4): jongensfiets, dorpsstraat, kapperszaak, rechtszaak 5 v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): besteedde, verlichtte bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): bestede, verlicht 6 /a/-achtige klank (3.1): envelop, entree /e/-, /ee/-achtige klank (3.2): plastic, crêpepapier, crème, training, logé 7, 8, 9 herhaling
Eenheid 6 tot en met 10 vindt u op de volgende pagina’s.
41
Bijlage 2 Leerstofopbouw jaargroep E Eenheid Les Onderwerp
42
6 1 v-tijd, onregelmatig d-werkwoord (8.4): reed, sneed t-tijd, regelmatig (8.5): overtuigt, bezorgt t-tijd, d-werkwoord (8.6): vermijd, vermijdt, houd je, je houdt deelwoord (8.8): verbaasd, bezorgd 2 /ng/ = ng, /ngk/ = nk (2.9): bevolking, koning, koninklijk, winkelier 3 v-tijd, onregelmatig d-werkwoord (8.4): zond, meed t-tijd, regelmatig (8.5): zont, wint, spelt t-tijd, d-werkwoord (8.6): vermoed, vermoedt, speld, speldt deelwoord (8.8): geplensd, gewenst 4 /oo/-achtige klank, ~ooch~ (3.4/4.6): risico, bureau, show, shampoo, goochelen 5 v-tijd, onregelmatig d-werkwoord (8.4): hield, werd t-tijd, regelmatig (8.5): durft, betekent t-tijd, d-werkwoord (8.6): schaad, bestrijdt, raad, antwoordt deelwoord (8.8): beloofd, verwelkt 6 verkleinwoord ~je, ~tje, ~etje, ~nkje (9.2): lesje, korreltje, belletje, ringetje, puddinkje, autootje, baby’tje, sardientjes 7, 8, 9 herhaling 7 1 v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): bereidden, haastten t-tijd, regelmatig (8.5): haasten, biljarten t-tijd, d-werkwoord (8.6): bereiden, landen woordenboekvorm (8.7): bereiden, haasten bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): bereide, vergrote 2 ~e(n) (5.5): bruine, mislukte, glazen, gekrompen 3 v-tijd, regelmatig (8.1): spelden, miste, wenden v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): speldden, mistte, wendden v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): vermeden, besloten t-tijd, d-werkwoord (8.6): spelden, wenden woordenboekvorm (8.7): wenden, misten bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): ontvreemde, opgerichte 4 /a/-, /aa/-achtige klank (3.1): kajak, maillot, toilet /ie/-achtige klank (3.3), ie, i (4.4): safari, baby, etui, keeper, ruïne, hockey, team 5 v-tijd, regelmatig (8.1): donderde, ontdekten v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): duldde, startten v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): traden op, zaten t-tijd, regelmatig (8.5): lusten, poten woordenboekvorm (8.7): dulden, raden bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): geplante 6 open/gesloten lettergreep (4.1)/(4.2) (meervoud): klaprozen, luiwammesen, fotografen, bangeriken meervoud ~s, meervoud ’s (9.1): cowboys, cafés, bureaus, baby’s 7, 8, 9 herhaling 8 1 t-tijd, d-werkwoord (8.6): ik antwoord, dood je, jij wordt, zij houdt 2 afkortingen, letterwoorden en symbolen (12.1): EHBO, cv, ca., cm, €, % 3 t-tijd, regelmatig (8.5): bedekt, ontdekt, vertelt, bedoelt deelwoord (8.8): bedekt, ontdekt, verteld, bedoeld 4 /k/-klank (3.12): microscoop, krokus, visstick, examen, kwaliteit, aquarium, chrysant 5 v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): reed, gleed t-tijd, regelmatig (8.5): schildert, verhuist, gebeurt t-tijd, d-werkwoord (8.6): het brandt, ik vermoed, zij bereidt, hij vermeldt deelwoord (8.8): verspreid, vermeld, beïnvloed 6 /n/- of /nj/-klank (3.17): ananas, oranje, signaal, bungalow /l/-, /j/- of /lj/-klank, /r/-klank (3.18): villa, biljet, medaille, milieu, origine, diarree 7, 8, 9 herhaling
Eenheid Les Onderwerp 9 1 v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): woordenboekvorm (8.7): 2 samenstellingen zonder tussenklank (7.1): streepje (koppelteken) (10.2): streepje (bijzondere samenstellingen) (11.1): 3 v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): 4 d(z)j/-, /t(s)j/-klank (3.11): /z/-, /s/-klank (3.13): /zj/-, /sj/-klank (3.14): 5 v-tijd, regelmatig (8.1): v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): woordenboekvorm (8.7): bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): 6 constante woorddelen met achtervoegsel (6.2): 7, 8, 9 herhaling 10 1 t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): gebiedende wijs: 2 getallen: aaneen, trema, los (11.2): 3 homofonen (5.6): t-tijd, d-werkwoord (8.6): 4 afbreking (14.1): 5 v-tijd, regelmatig (8.1): v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord (8.2): v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord (8.4): t-tijd, regelmatig (8.5): t-tijd, d-werkwoord (8.6): woordenboekvorm (8.7): deelwoordvorm en bijvoeglijk gebruikt deelwoord (8.8): 6 bezitsvorm (9.3): hoofdletters (13.1): 7, 8, 9 herhaling
landden, verbreedden, hoestten, vergrootten hoesten, vergroten landen, verbreden landen, hoesten autoband, fototoestel auto-ongeval, zonne-energie T-shirts, doe-het-zelfzaak verspreidde, verkwistte, verbreedde, stootte verspreide, verkwiste, verbrede, gedode, verpotte ketchup, chatten, gletsjer, nationaal scène, presentator, regisseur chirurg, journaal, sjouwen, shampoo vreesden, voelde, plakte woedde, kostte, hoestten reden, zaten hoesten, wachten melden overnachten, zweten, raden bruisende, opgerichte, ontboden, gevonden roekeloos, feilloos, ruggelings, afgrijselijk, gezamenlijk, onmiddellijk schilt, bestrooit bereidt, raadt schil, bestrooi, bereid, raad zesentwintig, tweehonderd, honderdtwintig, tweeënvijftig, drieënveertig; tweetalig, driewieler, honderduit, duizendmaal (het) hout - (ik) houd, (hij) onderscheidt - (het) onderscheid zij bloedt, ik raad, hij beeldt (zich in) op-ge-ble-ven, wak-ker, ver-geet, voort-du-rend vermomde, timede leidde, promootte, troostten trad, bond, overleed betreft, krast, betekent wordt, verbind je, rijdt ontvluchten gekleed, gebaseerd, onthuld; vergrote, verplichte Berts, Rihanna’s, Wendy’s, Felix’, Renés Noord-Amerika, Stille Oceaan
43
Eenheid 4 z i n
i n
s p e l l i n g
Basis Les 1
Alle kaartjes waren verkocht - deelwoord (8.8): beschadigd, gevraagd, verstopt
Les 2
Hij reist door binnen- en buitenland - apostrof (’), streepje (-) (12.2): ’s ochtends, ’s Maandags, z’n, ’ns, rijst- en maisvelden
Les 3
De kleding is afgeprijsd - deelwoord (8.8): geïnterviewd, gevarieerd, uitgestald, neergeploft
Les 4
Bloeiende zonnebloemen - samenstellingen zonder tussenklank (7.1): thermoskan - tussen-e(n) (7.3): rekenmachine, tweedehands, mensenleven, speldenprik - zes groepen uitzonderingen: zonnebloem, beresterk, burgemeester, goedemorgen, spinnewiel, goedenavond
Les 5
Een spetterend bezoek - deelwoord (8.8): aangebrand, gevlucht, fietsend, spetterend
Les 6
Pakjes in de vitrines - meervoud ~s, meervoud ’s (9.1): dictees, acties, asperges, farao’s, lolly’s
Dictee / taak Herhaling Les 7
Ga er ’ns uit! - samenstellingen zonder tussenklank (7.1) - tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen) - meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) - apostrof (’), streepje (-) (12.2)
Les 8
Zoemend vliegen de bijen rond - deelwoord (8.8)
Les 9
Weet je het nog? - ~teit, ~heid (3.8) - /t/ met d, /p/ met b, /ch/ met g (6.1) - constante woorddelen met voorvoegsel (6.2)
123
Alle kaartjes waren verkocht z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen kunnen (voltooid) deelwoordvormen die eindigen op ~d of ~t schrijven (zie ook: Tips). Categorie_______________________
• deelwoord (8.8):
beschadigd, gevraagd, verstopt Strategieën_ ____________________
• De leerlingen schrijven de deelwoordvormen met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en hoort dan een d of een t. • Ze gebruiken ook de verleden tijd en de regel van ’t kofschip om te weten of de deelwoordvorm met ~d of ~t moet worden geschreven. Materialen______________________ • Werkboek E1, pagina 28 • Antwoordenboek E1, pagina 28 • Ww-spellingkaart 1, 9 • Basisspellinggids • Schrift • Poster met het werkwoordenschema • Poster met ’t kofschip • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4 Vooraf__________________________ • Schrijf op het bord:
Jan heeft in de bibliotheek een atlas geleen… . Hij heeft het boek in zijn fietstas gestop… .
• Hang de poster met het werkwoordenschema en de poster met ’t kof schip op. Zorg ervoor dat u ook een uitwisbare stift bij de hand hebt.
124
s p e l l i n g
Introductie • Laat de leerlingen de zinnen op het bord lezen. Vraag over welk vak van de poster met het werkwoordenschema deze les zal gaan. Laat daarvoor de leerlingen met de proeven achterhalen of de af te maken werkwoordsvormen PV’s zijn (nee). Concludeer samen dat de vormen deelwoordvormen zijn, zoals gelukt en gevuld in het schema. De vormen geven aan dat iets al voorbij is. Herhaal het stukje over deelwoordvormen van wwspellingkaart 1. • Vertel de leerlingen dat ze vandaag de schrijfwijze van deelwoordvormen gaan herhalen.
Instructie • Laat de leerlingen kijken naar de poster met het werkwoordenschema. Vertel dat er in het vak van de deelwoordvormen hulp staat om de juiste schrijfwijze te kiezen. Laat de leerlingen erover vertellen: ‘gelukt’ is met een t, want je kunt ‘gelukt’ verlengen tot ‘gelukte’. In ‘gelukte’ hoor je een t, dus ‘gelukt’ schrijf je ook met een t. ‘Gevuld’ is met een d, want je kunt ‘gevuld’ verleng en tot ‘gevulde’. In ‘gevulde’ hoor je een d, dus ‘gevuld’ schrijf je ook met een d. Laat de leerlingen de verlengingsregel daarna toepassen bij de deelwoordvormen op het bord. • Laat de leerlingen dan de verleden tijd zeggen van lenen en stoppen (leende(n), stopte(n)). Wijs op het verband tussen de verleden tijd en de deelwoordvormen op het bord. Als je in de verle den tijd ~te(n) krijgt, dan is de deelwoordvorm met ~t. Als je in de verleden tijd ~de(n) krijgt, dan is de deelwoordvorm met ~d. Merk op dat de verleden tijd eigenlijk óók een verlenging is, en dat je daaraan dus al kunt horen of het deelwoord met ~d of ~t moet. • Herhaal ook de regel van ’t kofschip voor het schrij ven van ~d of ~t achteraan met ww-spellingkaart 9. Verwijs ook naar de poster met ’t kofschip. Laat de leerlingen de deelwoordvormen geven van de volgende werkwoorden en laat ze daarbij de regel van ’t kofschip toepassen: dromen (gedroomd, let ter m zit niet in ‘’t kofschip’), kloppen (geklopt, let ter p zit in ‘’t kofschip’), blaffen (geblaft, letter f zit in ‘’t kofschip’ én in de woordenboekvorm), streven (gestreefd, letter f zit in ‘’t kofschip’, maar niet in de woordenboekvorm). • Laat de leerlingen kijken op pagina 74 van de Basisspellinggids. Vraag over welke werkwoorden het gaat (onregelmatige werkwoorden). Laat de
leerlingen in de vierde kolom deelwoordvormen zoeken die ook eindigen op ~d of ~t. Schrijf er enkele op het bord: gedacht, gedurfd, gehad, ge zocht. Bespreek de eindletter en wijs erop dat de verlengde vorm bij deze werkwoorden soms wat vreemd aandoet (‘gehadde’). Ook de regel van ’t kofschip werkt soms anders (de ch van gedacht en bezocht staat in ’t kofschip (dus je schrijf een t), maar de ch komt niet voor bij de ik-vorm (denken, zoeken)). Geef aan dat de leerlingen hierbij het best de verleden tijd meervoud kunnen gebruiken of de deelwoordvormen kunnen onthouden. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 28. Bespreek de titel (verkocht) en de instructie van die pagina.
Verwerking • De leerlingen maken de opdrachten van pagina 28. • Bij opdracht 1 vullen ze links de deelwoordvorm in en maken ze rechts de verlengde vorm af.
• Bij opdracht 2 kiezen ze bij elke zin de juiste deel woordvorm en vullen daarna de PV in de verleden tijd in. • Bij opdracht 3 vullen ze de deelwoordvorm in. • De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek. • Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze weten hoe ze deelwoordvormen op ~d of ~t moeten schrijven met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en hoort dan een d of een t. - Ze weten dat ze ook de verleden tijd kunnen gebruiken (gebruik je ~de(n) dan schrijf je een d, gebruik je ~te(n), dan schrijf je een t). Ook kunnen ze de regel van ’t kofschip toepassen (als de laatste letter van de ik-vorm een t, k, f, s, ch of p is (’t kofschip) dan komt er aan het einde van de deelwoordvorm een t). • Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen hun deelwoordvormen die rijmen voor. Bijvoorbeeld: gered - gewed - besmet, gekruld - gesmuld - vervuld, gekocht - gezocht, gebonsd - gegonsd - gefronst, gelukt - gebukt - bedrukt, gestort - gemord - verdord.
Basis
eenheid 4 | les 1
Alle kaartjes waren verkocht z i n
i n
Vul de deelwoordvorm in. Maak de verlengde vorm af. Eef heeft de postzegel beschadigd
Aan een beschadig de
.
. De ontsnap te
De tijger is uit de dierentuin ontsnapt Vandaag zijn Anne en Jim getrouwd De leidingen zijn verstopt
.
Hij heeft een grot ontdekt
? .
Vul links de deelwoordvorm in. Kies uit: geproef , gevul Vul rechts de PV in de v-tijd van hetzelfde werkwoord in. Andrea heeft van de taart geproefd
Manuel heeft de bal gegooid
De gevraag de
hulp is echt nodig.
De ontdek te
grot is moeilijk toegankelijk.
, gegooi
. .
De flessen worden machinaal gevuld
3
leidingen worden vervangen.
.
De meester heeft de pester gestraft
paar gaat morgen op reis.
De verstop te
.
Ik heb van die drukte niets gemerkt
postzegel heb je niets.
tijger liep naar de uitgang.
Het getrouwde
.
Hoe vaak heb ik al om hulp gevraagd
2
eenheid 4 | les
ww-sk
s p el l i n g
, gestraf
, gemerk
.
Differentiatie / extra stof_ ________
ook van de cake.
Ik merkte
er vorig jaar ook niets van.
Hij gooide
hem door de ring.
Hij strafte
zijn vriend ook. flessen gaan in kratten.
!
Vul de deelwoordvorm in.
Tip:
kijk in de Basisspellinggids
bezoeken
Gisteren heb ik een klassiek concert bezocht
hebben
Ik had op de radio al een voorproefje gehad
verkopen
Alle kaartjes waren verkocht
denken
De opvoering was nog beter dan ik had
kunnen
Alleen de dwarsfluit had beter gekund
zeggen
De drummer deed precies wat de dirigent had gezegd
willen
Maar de componist heeft het zo natuurlijk ook gewild
durven
Ook bij dit concert heeft niemand het gedurfd
. . .
gedacht
. . . . wat te veranderen.
Zoek een deelwoordvorm die rijmt: gered - gewed, gekruld - …, gekocht - …, gebonsd - …, gelukt - …, gestort - … .
2
• Extra opdracht uit het werkboek,
Zij proefde
. De gevulde
Differentiatie / extra hulp_________ • De leerlingen gebruiken voor de eind letter van een deelwoordvorm de ver leden tijd. Herhaal de verleden tijd met ww-spellingkaart 5 en 7. • Voor minder taalvaardige leerlingen zal de regel van ’t kofschip een welkome hulp zijn bij het schrijven van deelwoorden. Oefen de regel. Laat ze het deelwoord geven van: drukken (gedrukt), grazen (gegraasd), kussen (gekust), vieren (gevierd), stampen (gestampt), loven (geloofd), glanzen (geglansd), blaffen (geblaft), beven (gebeefd).
pagina 28
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk werkwoordspelling F Tips____________________________
• In het Nederlands bestaan er naast
de woordenboekvorm van het werkwoord en de PV’s nog het onvoltooid/ tegenwoordig en voltooid/verleden deelwoord. Voor de leerlingen volstaat de term deelwoordvorm. Het tegenwoordig deelwoord komt in les 5 van deze eenheid aan bod. Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt doorgaans gevormd door aan de ik-vorm het voorvoegsel ge~ en de uitgang ~d of ~t toe te voegen. Soms blijft het voorvoegsel weg (be taald, overweldigd) of ge krijgt een plaats midden in het deelwoord (uit gerekend, opgehoogd). De vorming van de deelwoordvorm heeft geen invloed op de eind-d of -t. Bij onregel matige werkwoorden is de uitgang meestal ~en (uitgeslapen). Deze vormen hebben geen werkwoordelijke spellingmoeilijkheid en kwamen daarom niet eerder expliciet aan bod. • Voltooid deelwoorden waarvan de ikvorm al eindigt op een d of een t krijgen geen extra d of t (antwoord - ge antwoord, wacht - gewacht). Bespreek dit alleen als leerlingen hier moeite mee hebben.
125
Hij reist door binnen- en buitenland z i n
i n
Doelen__________________________ • De leerlingen kunnen woorden met ’ (apostrof) s schrijven en weten waar ze bij die woorden een hoofdletter moeten schrijven. • Ze kunnen samentrekkingen schrijven. Categorie_______________________ • apostrof (’), streepje (-) (12.2): ’s ochtends, ’s Maandags, z’n, ’ns, rijst- en maisvelden
s p e l l i n g
Introductie • Laat de leerlingen de zinnen op het bord lezen: woorden worden geschreven met letters, maar soms ook met andere tekens. Vraag naar die tekens (apostrof, streepje). Ga na of de leerlingen weten wanneer deze tekens gebruikt worden. De apostrof staat in plaats van weggelaten letters, het streepje in plaats van een weggelaten woord deel. • Vertel de leerlingen dat ze in deze les het gebruik van de apostrof gaan herhalen en over het gebruik van het streepje bij weglatingen zullen leren.
Strategieën_ ____________________
• De leerlingen passen de regels voor
de ’ (apostrof) s toe: een apostrof kan in plaats van letters staan. Als een zin met een apostrof begint, dan krijgt het daaropvolgende volledige woord een hoofdletter. • Ook bij samentrekkingen passen ze de regel toe: een streepje kan in de plaats van een weggelaten woorddeel staan. Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 29 • Antwoordenboek E1, pagina 29 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
Vooraf__________________________
• Schrijf op het bord:
’s Avonds maak ik mijn huiswerk. Vader leest in de krant over het nieuws in binnen- en buitenland.
126
Instructie • Herhaal dat ’s avonds komt van des avonds. Op de plaats van de letters de staat nu een apostrof. Laat de leerlingen zelf het hoofdlettergebruik uitleggen: als een zin met een apostrof begint, dan krijgt het daaropvolgende volledige woord een hoofdletter. Schrijf dan de volgende zinnen op het bord:
Heb jij ook zo’n rugpijn? Ik denk aan m’n gezondheid. ’t Regent al de hele dag. Vraag hoe de woorden met een apostrof voluit geschreven worden: zo een, mijn, het. Stel vast dat ook bij ’t Regent in de derde zin de regel voor hoofdletters wordt toegepast. • Wijs de leerlingen erop dat ze in teksten zuinig met apostrofs om moeten springen. Sommige apostrofs zijn echt algemeen taalgebruik (’s of zo’n want des of zo een zijn verouderd), maar andere apostrofs worden meer gebruikt in spreektaal (m’n, ’t) of om spreektaal weer te geven. • Laat de leerlingen dan zelf enkele zinnen bedenken die met apostrof-s beginnen. Laat ze hierbij letten op het gebruik van hoofdletters. Bijvoorbeeld: ’s Maandags gaan we zwemmen. ’s Winters kunnen we schaatsen. Laat ze ook zinnen maken met zo’n, bijvoorbeeld: Zo’n grote pompoen heb ik nog nooit gezien. Zo’n honderd kinderen hebben meegedaan. • Ga dan over tot de bespreking van het streepje. Stel samen vast dat herhaling van land in de zin op het bord als storend zou worden ervaren: Vader leest in de krant over het nieuws in binnen land en buitenland. Door de woorden samen te trekken tot één groep, wordt herhaling vermeden: binnen- en buitenland. Schrijf binnenland en buitenland op het bord. Geef aan dat het streepje
staat in plaats van het eerste woorddeel, dat er anders twee keer zou staan. Veeg het stukje land van binnenland weg en zet er een streepje voor in de plaats: binnen-. • Schrijf dan de volgende zin op het bord en laat de leerlingen bekijken of ze hier een streepje kunnen gebruiken:
In het noorden van het land en het westen van het land wordt regen verwacht. Geef aan dat hier geen streepje mag worden gebruikt omdat hele woorden kunnen worden weggelaten in plaats van alleen een woorddeel: in het noorden en het westen van het land. • Schrijf dan de volgende woordgroepen op het bord en laat de leerlingen ze samentrekken. Schrijf ook de samentrekkingen op: voorkant en achterkant (voor- en achterkant), landbouw en tuinbouw (land- en tuinbouw), toneelvereniging en muziekvereniging (toneel- en muziekvereniging). • Concludeer dat een apostrof in plaats van weggelaten letters komt en een streepje in plaats van weggelaten woorddelen en dat je bij weggelaten hele woorden niets gebruikt. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 29. Bespreek de titel (binnen- en buitenland) en de instructie van die pagina.
Verwerking • De leerlingen maken de opdrachten van pagina 29. • Bij opdracht 1 vullen ze bij iedere zin het juiste stukje met apostrof in.
• Bij opdracht 2 maken ze de woorden af en schrijven deze in de zinnen.
• Bij opdracht 3 verkorten ze de woordgroepen en schrijven deze in de zinnen.
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek.
• Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze weten dat een apostrof in plaats van letters kan staan en dat als een zin begint met een apostrof het daaropvolgende volledige woord de hoofdletter krijgt. - Ze weten dat een streepje in plaats van woorddelen kan staan en dat je bij weggelaten hele woorden niets gebruikt.
Basis
eenheid 4 | les 2
Hij reist door binnen- en buitenland z i n
i n
’t Is Vul in.
s
reld ’s we
Met z’n
zo’n v
ierho
tweeën
nderd
De ‘Spoetnik’ was in 1957 ’s
nbosch
nds
’s-Hertoge
vierhonderd
jaar geleden.
eerste satelliet.
wordt vaak kortweg Den Bosch genoemd.
ochtends
’t Is
3
eë twe
’s ochte
werelds
’s-Hertogenbosch Mijn vader las ’s
n
z’n
’ns
gingen we naar de film kijken.
De eerste thermometer dateert van zo’n
2
eenheid 4 | les 2
s p el l i n g
om half acht het bericht over de aardbeving. altijd weer snoep, geef ook ’ns
een boek cadeau!
Welke letters en tekens zitten verstopt? Vul de woorden in. aandags
’s Maandags
achts
Is het waar dat kinderen ’s
iddags
’s Middags
vonds
De trompettist speelt ’s
inters
’s Winters
mogen deze planten buiten blijven staan.
omers
’s Zomers
kan het aan de Middellandse Zee snikheet zijn.
zijn veel musea gesloten.
nachts
groeien?
gaan ze een boottocht maken.
avonds
in het orkest.
Maak de woordgroepen korter. Bijvoorbeeld: voorjaar en najaar
voor- en najaar.
binnenland en buitenland
Mijn oom reist door binnen-
en buitenland
kunstfoto’s en reclamefoto’s
Hij maakt kunst-
schilderkunst en beeldhouwkunst
Ella houdt van schilder-
groentetelers en fruittelers
Deze streek telt veel groente-
en reclamefoto’s
rijstvelden en maisvelden
Suus fotografeert rijst-
zomermaanden en wintermaanden
In de zomer-
en beeldhouwkunst en fruittelers
en maisvelden
en wintermaanden
. . . . . is hij actief.
Differentiatie / extra hulp_________ • Bespreek meer zinnen met een apostrof. Wijs ook op de hoofdletters. ’k Las een boeiend boek. Z’n fiets is gestolen. ’t Is tijd om te stoppen! ’s-Gravenhage is Den Haag. • Noem de volgende woordgroepen en laat de leerlingen ze verkorten: tij dens de winter (’s winters), tijdens de morgen (’s morgens), tijdens de mid dag (’s middags), op maandagen (’s maandags), tijdens de ochtend (’s ochtends). Bespreek ook deze zinnen: Het rode licht en het groene licht zijn aan. (‘Licht’ staat er tweemaal: ‘Het rode en het groene licht … .’ Je zet geen streepje omdat er een heel woord is weggelaten.) Een fiets heeft een voorlicht en een achterlicht. (‘Licht’ staat er tweemaal: ‘Een fiets heeft een voor- en een achter licht.’ Je zet een streepje omdat een woorddeel is weggelaten.) • Bespreek de vormen ook door elkaar: Op zondagen en feestdagen gebruik je geen parkeerschijf. (zon- en feest dagen) Heb jij ook zo een ochtend humeur? (zo’n) Het veer vaart tussen de linkeroever en de rechteroever. (linker- en rechteroever). We leren over Indische olifanten en Afrikaanse oli fanten. (geen streepje voor verkorting, een heel woord kan worden wegge laten) Differentiatie / extra stof_ ________
• Extra opdracht uit het werkboek, pagina 29
Vertel wat je op zaterdag doet. Gebruik in je zinnen ook apostrofs of streepjes. Bijvoorbeeld: ’s Middags maken we een wandel- of fietstocht.
2
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F Tips____________________________
• Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen hun zinnen voor: Bijvoorbeeld: ’s Morgens ga ik zwemmen. Ik eet daarna een aardbeien- of bananenijsje. ’s Middags maken we een wandel- of fietstocht. ’s Avonds lees ik vaak nog even in een lees- of stripboek. ’s Nachts droom ik over wat ik deze dag heb gedaan!
• De apostrof bij meervoudsvormen
komt in les 6 aan bod, de apostrof bij de bezitsvorm in eenheid 10. Het streepje als koppelteken wordt behandeld in eenheid 9. • Leerlingen vergeten soms bij ’s nachts de t en bij ’s avonds de d. Schenk hier eventueel nog kort aandacht aan.
127
De kleding is afgeprijsd z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen kunnen (voltooid) deelwoordvormen die eindigen op ~d of ~t schrijven. In deze les staan werkwoorden met trema’s en samen gestelde werkwoorden centraal. Categorie_______________________
• deelwoord (8.8):
geïnterviewd, gevarieerd, uitgestald, neergeploft Strategieën_ ____________________
• De leerlingen schrijven de deelwoordvormen met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en hoort dan een d of een t. • Ze gebruiken ook de verleden tijd en de regel van ’t kofschip om te weten of de deelwoordvorm met ~d of ~t moet worden geschreven. Materialen______________________ • Werkboek E1, pagina 30 • Antwoordenboek E1, pagina 30 • Ww-spellingkaart 8 • Basisspellinggids • Schrift • Poster met het werkwoordenschema • Poster met ’t kofschip • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4 Vooraf__________________________
• Schrijf op het bord:
Rik heeft vreselijk … opscheppen Ik heb de kamer … opruimen Hij heeft haar … beïnvloeden Hij heeft het dak … isoleren Zij heeft het blad … kopiëren
• Hang de poster met het werkwoor-
denschema en de poster met ’t kof schip op.
128
s p e l l i n g
Introductie • Laat de leerlingen de zinnen op het bord aanvullen met behulp van de Basisspellinggids: opge schept, opgeruimd, beïnvloed, geïsoleerd, gekopi eerd. Ga met de proeven na of de ingevulde werkwoordsvormen PV’s zijn. (Nee, het zijn deelwoord vormen zoals ‘gelukt’ en ‘gevuld’ in het schema op de poster.) • Vraag wat er bijzonder is aan de vormen: bij ‘op geschept’ en ‘opgeruimd’ staat ge in het midden, bij ‘beïnvloed’ en ‘geïsoleerd’ staat een trema, bij ‘gekopieerd’ juist weer niet. • Vertel dat de leerlingen vandaag deelwoordvormen gaan oefenen zoals de deelwoordvormen op het bord.
Instructie
• Bespreek samen de schrijfwijze van opgeschept op het bord: ‘op’ schrijf je zoals het klinkt, ‘ge’ zoals be~, ge~ of ver~, en voor de eindletter van ‘schept’ pas je de verlengingsregel toe: ‘opgeschepte’, dus een t. Bespreek zo ook opgeruimd. • Herinner de leerlingen er ook aan dat ze de verleden tijd en de regel van ’t kofschip kunnen gebruiken om deelwoordvormen te schrijven, verwijs eventueel naar de poster met ’t kofschip. ‘Opscheppen’: ‘hij schepte op’. De verleden tijd is met ~te, de deelwoordvorm ook. Controleer dit met ’t kofschip: opscheppen (‘opge schept’ is met een t, de letter p zit in ‘’t kofschip’). Bespreek zo ook opgeruimd. Concludeer dat de regels die ze eerder geleerd hebben ook gelden voor deelwoorden met ge in het midden. • Laat de leerlingen dan op de verschillende manieren de schrijfwijze van de eindletter van beïn vloed, geïsoleerd en gekopieerd uitleggen. Ga in op het tremagebruik met behulp van het schema op de poster: bij ‘beïnvloeden’ en ‘beïnvloed’ schrijf je een trema op de i omdat de e en de i bij het lezen niet mogen worden samengenomen. Bij ‘geïsoleerd’ geldt hetzelfde: je schrijft een trema op de i omdat de e en i bij het lezen niet mogen worden samengenomen. ‘Gekopieerd’ schrijf je zonder trema hoewel i-ee verkeerd zou kunnen worden gelezen, dit is een uit zondering. Concludeer dat de leerlingen bij iedere vorm steeds bedacht moeten zijn op letters die niet samen mogen worden gelezen. Wijs er ook op dat als er in de woordenboekvorm een trema staat, dit bij de deelwoordvorm niet automatisch zo hoeft te zijn, of andersom.
• Neem ten slotte samen ww-spellingkaart 8 door. Bij het tweede blokje voorbeelden staan deelwoordvormen met ~ge~, bij het derde blokje deelwoordvormen met trema’s. Vertel dat de leerlingen bij twijfel ook de Basisspellinggids mogen gebruiken. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 30. Bespreek de titel (afgeprijsd) en de instructie van die pagina.
Verwerking • De leerlingen maken de opdrachten van pagina 30. • Bij opdracht 1 maken ze de deelwoordvormen af en schrijven deze in de zinnen.
• Bij opdracht 2 zoeken ze deelwoordvormen op in de Basisspellinggids en schrijven deze in de zinnen. • De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek. • Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze weten hoe ze deelwoordvormen op ~d of ~t moeten schrijven met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en hoort dan een d of een t. - Ze weten dat ze ook de verleden tijd kunnen gebruiken (gebruik je ~de(n) dan schrijf je een d, gebruik je ~te(n), dan schrijf je een t). Ook kunnen ze de regel van ’t kofschip toepassen (als de laatste letter van de ik-vorm een t, k, f, s, ch of p is (’t kofschip) dan komt er aan het einde van de deelwoordvorm een t). - Ze weten dat elke deelwoordvorm nog andere spellingmoeilijkheden in zich kan hebben, zoals ge middenin of klinkerbotsing waardoor een trema moet worden geschreven. • Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen hun zinnen voor. Bijvoorbeeld: stofzuigen - Ik heb de kamer gestofzuigd. oppeuzelen - De slakken hebben de sla opgepeuzeld. uitjouwen - Ze werden uitgejouwd. waarschuwen - Ik heb hem gewaarschuwd. uitschakelen - De ploeg werd uitgeschakeld. afkeuren - De auto is afgekeurd. invullen - Ik heb mijn naam ingevuld.
Basis
eenheid 4 | les 3
De kleding is afgeprijsd z i n
i n
eenheid 4 | les 3
ww-sk
s p el l i n g
Vul de deelwoordvorm in.
5,-
5,-
’s Avonds is de winkel volledig uitverkocht
0,-
De verkoopsters zijn moe neergeploft
5,-
Nu kunnen de rekken worden afgestoft
0,-
De muren worden opgefrist
afgestof opgefris
5,-
uitgestal
.
.
5,-
uitverkoch
De oude prijzen zijn doorgestreept
Kim heeft een warme jas aangeschaft
aangeschaf
.
.
Het winkelpersoneel wordt overrompeld
overrompel
neergeplof
0,-
doorgestreep
aangekondigd
Alle kleding is zeer sterk afgeprijsd
0,-
afgeprijs
De uitverkoop werd met affiches
Naar trouwe klanten werd een uitnodiging opgestuurd
5,-
opgestuur
0,-
aangekondig
door de belangstelling. . . op de stoeltjes. . met een nieuw verfje.
Volgende week wordt de zomermode alweer uitgestald
!
Differentiatie / extra hulp_________ • Oefen met minder taalvaardige leerlingen nog verder met de regel van ’t kofschip. Laat ze het deelwoord geven van: ingooien (ingegooid), omwaaien (omgewaaid), toepassen (toegepast), voorstellen (voorgesteld), opbeuren (opgebeurd), indutten (inge dut). • Bespreek nog enkele deelwoorden die met een trema geschreven worden: ik heb beëindigd, ik heb geëerd, ik heb geïnformeerd, ik heb geïnstal leerd, ik ben geïnteresseerd. Laat de leerlingen steeds vertellen waarom er een trema staat. Gebruik het schema van trema’s op pagina 88 van de Basisspellinggids. Differentiatie / extra stof_ ________
• Extra opdracht uit het werkboek, pagina 30
2
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk werkwoordspelling F Zoek de deelwoordvorm op in de Basisspellinggids. beëindigen
De ruimtevlucht is succesvol beëindigd
beïnvloeden
Onze mening wordt vaak door de televisie beïnvloed
interviewen
De journalist heeft de winnaar van de wedstrijd geïnterviewd
neuriën
Ik houd van liedjes waarin geneuried
variëren
Als je gezond eet, eet je vaak heel gevarieerd
eren
Deze actrice wordt geëerd
interesseren
Ik ben erg geïnteresseerd
skiën
Ik heb nog nooit geskied
Tip_____________________________
.
• In eenheid 5 is opnieuw aandacht
. .
wordt. .
voor het gebruik van trema’s. Het schema op pagina 88 van de Basisspellinggids wordt dan nog eens herhaald.
voor haar 25e film. in dierkunde. , jij wel?
Schrijf tien woordenboekvormen van regelmatige, samengestelde werkwoorden op. Maak dan zinnen met de deelwoordvorm van het werkwoord. Bijvoorbeeld: stofzuigen - Ik heb de kamer gestofzuigd.
30
omrekenen - Ik heb het bedrag omgerekend in dollars. uitlenen - Daantje heeft zijn fiets aan Anouk uitgeleend. openzetten - Hij heeft de deur opengezet.
129
Bloeiende zonnebloemen z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen kunnen samenstellingen zonder tussenklank en samenstellingen met een tussen-e(n) schrijven. In deze les komen ook samenstellingen aan bod die een uitzondering vormen op het schema en de regels (zie ook: Tips). Categorieën_____________________
• samenstellingen zonder tussenklank (7.1): thermoskan
• tussen-e(n) (7.3): rekenmachine, tweedehands, mensenleven, speldenprik • zes groepen uitzonderingen: zonnebloem, beresterk, burgemeester, goe demorgen, spinnewiel, goedenavond Strategieën_ ____________________
• De leerlingen herhalen de regel voor samenstellingen zonder tussenklank: ze splitsen het woord en schrijven de delen één voor één op. • Ze schrijven samenstellingen met een tussen-e(n) met het schema in de Basisspellinggids en de regels: ze plakken het linker- en rechterdeel aan elkaar. Bij samenstellingen waarbij dan nog een stomme e moet worden ingevoegd, schrijven ze en. Ze schrijven ook en als het eerste deel van de samenstelling een persoon is. • Ze kennen de regels voor twee groepen uitzonderingen (bij samenstellingen waarbij het linkerdeel verwijst naar iets of iemand waar er slechts één van is en bij samenstellingen waarbij het eerste deel een werkwoord is en een stomme e wordt toegevoegd, schrijf je e in plaats van en). De andere uitzonderingen kunnen ze opzoeken. Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 31 • Antwoordenboek E1, pagina 31 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
130
s p e l l i n g
Introductie • Laat de leerlingen samenstellingen bedenken zonder tussenklank met als eerste deel hand of jacht. Schrijf enkele samenstellingen (met nog een extra moeilijkheid) op het bord. Bijvoorbeeld: handdruk, handtekening, jachthond, jachtterrein. • Herinner de leerlingen eraan dat ze ook al samen stellingen met e of en hebben geleerd. Laat ze het schema op pagina 59 van de Basisspellinggids voor zich nemen. Vertel dat ze vandaag samenstellingen uit dit schema en de samenstellingen op het bord gaan herhalen en dat ze nog enkele uitzonderingen op het schema zullen leren.
Instructie • Laat de leerlingen vertellen hoe ze de samenstellingen zonder tussenklank op het bord schrijven: je splitst het woord en schrijft de delen één voor één op. Wijs erop dat in elk van de delen nog een moeilijkheid kan zitten. Laat ze de moeilijkheden noemen, bijvoorbeeld: ‘terrein’ schrijf je met twee r’en en ei. • Vraag de leerlingen dan weer te kijken naar het schema van de samenstellingen in de Basisspellinggids. Laat ze bij ieder vak meer voorbeelden bedenken. Bespreek ook de volgende samenstellingen. ‘Tweedegraads’ is ‘tweede’ + ‘graads’. Het linker deel is ‘tweede’. ‘Tweede’ schrijf je met e achteraan, ‘tweedegraads’ op de samenstellingsgrens daarom ook. Het woord past in het schema bij ‘kan alleen met e’ (zie ook: Tips). ‘Torenspits’ is ‘toren’ + ‘spits’. Het linkerdeel is ‘to ren’. ‘Toren’ schrijf je met en achteraan, ‘torenspits’ krijgt daarom ook en. Het woord past in het schema bij ‘kan alleen met en’. ‘Mannenstem’ is ‘mannen’ + ‘stem’. Het linkerdeel is een persoon, je schrijft dus en. Het woord past bij ‘linkerdeel is persoon’. ‘Garagedeur’ is ‘garage’ + ‘deur’. Het linkerdeel is ‘garage’. ‘Garage’ schrijf je met e achteraan, ‘garage deur’ krijgt daarom ook een e. Het woord past in het schema bij ‘linkerdeel eindigt op e’ (zie ook: Tips). ‘Tandenborstel’ is ‘tand’ + en + ‘borstel’. Een stom me e wordt ingevoegd, je schrijft ‘tandenborstel’ dus volgens de regel met en. Het woord past in het schema bij ‘anders en’. • Laat de leerlingen dan kijken naar pagina 61 en 62. Herinner de leerlingen eraan dat hier de uitzonderingen staan (behalve als …). Schrijf zonne schijn en knikkebollen op het bord en vraag naar
de regels die ze eerder hebben geleerd om deze uitzonderingen te schrijven. ‘Zonneschijn’: als het linkerdeel verwijst naar iets of iemand waar er slechts één van is dan schrijf je e. ‘Knikkebollen’: als het eerste deel een werkwoord is en er wordt een stomme e toegevoegd, dan schrijf je geen en, maar e. (Merk terloops de gesloten lettergreep op in knikke.) • Neem nu samen met de leerlingen de andere uitzonderingen door. Geef aan dat de leerlingen de regels voor zonneschijn en knikkebollen moeten onthouden en de andere uitzonderingen bij twijfel op kunnen zoeken in de Basisspellinggids (zie ook: Tips). • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 31. Bespreek de titel (zonnebloe men) en de instructie van die pagina.
Verwerking • De leerlingen maken de opdrachten van pagina 31. • Bij opdracht 1 maken ze samenstellingen met de losse woorden.
• Bij opdracht 2 maken ze de zinnen af met een samenstelling.
• Bij opdracht 3 maken ze de samenstellingen af en schrijven deze in de zinnen.
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek.
• Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze schrijven samenstellingen zonder tussenklank door het woord te splitsen en de delen één voor één op te schrijven. - Ze weten dat ze samenstellingen met een tussen-e(n) kunnen schrijven met het schema en de regels: samenstellingen schrijf je door het linker- en rechterdeel aan elkaar te plakken. Als er een klank wordt ingevoegd, een stomme e, dan schrijf je die met en. Als het eerste deel van de samenstelling een persoon is, dan schrijf je ook en. - Ze kennen twee regels voor uitzonderingen: bij samenstellingen waarbij het linkerdeel verwijst naar iets of iemand waar er slechts één van is en bij samenstellingen waarbij het eer-
Basis
eenheid 4 | les 4
Bloeiende zonnebloemen z i n
i n
Maak samenstellingen. Schrijf de samenstellingen over. goochel
kan
thermos
stoel
strand
2
3
eenheid 4 | les 4
s p el l i n g
film
slag
verband
truc
muziek
pols
doos
verf
rijk
kleur
tijd
aankomst
fabriek
goocheltruc
filmmuziek
verffabriek
thermoskan
verbanddoos
kleurrijk
strandstoel
polsslag
aankomsttijd
Differentiatie / extra stof_ ________
• Extra opdracht uit het werkboek, pagina 31
Vul de samenstelling in. groente + man
De groenteman
tweede + hands
Wat voor een soort auto wil hij, tweedehands
reken + machine
Ik heb mijn rekenmachine
mens + leven
Een mobieltje kan een mensenleven
speld + prik
Met een speldenprik
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F
gaat elke dag naar de veiling. of nieuw?
Tips____________________________
heel goedkoop gekocht.
• Het verschil tussen kan alleen met
redden. spat de ballon uit elkaar.
Vul de samenstelling in. zonn
bloemen
knikk
bollen
Differentiatie / extra hulp_________ • Bespreek ook de volgende samenstel lingen met de informatie in de Basis spellinggids: evenwijdig, manestraal, personenauto, zonneschijn, hoogte vrees, woordenboek, knikkebollen. • Moedig de leerlingen aan om uitzon deringen op de regels op te zoeken (de regels voor uitzonderingen als manestraal en knikkebollen hebben de leerlingen wel geleerd).
Bloeiende zonnebloemen
wijzen naar het oosten.
De chauffeur begint te knikkebollen
van de slaap.
De konijntjes spelen in de maneschijn
man
schijn
knorr
pot
De knorrepot
spinn
wiel
Op de hobbybeurs zag ik mensen spinnen op een
zonn
steek
Een zonnesteek
.
liep te mopperen over allerlei onbenulligheden.
spinnewiel
.
kun je voorkomen door een petje te dragen.
lach
bek
Ellen staat bekend als lachebek
huil
balk
Huil je maar af en toe of ben je een echte huilebalk
, maar ze kan ook heel serieus zijn. ?
Maak woorden met de losse lettergrepen.
bui de schud ken
len bol rol le knar den tan se
den ke baar lik
3
ste deel een werkwoord is en een stomme e wordt toegevoegd, schrijf je e in plaats van en. Ze weten dat ze de andere uitzonderingen op kunnen zoeken in de Basisspellinggids. • Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen de woorden voor: knarsetanden, rollebollen, likkebaarden, schuddebuiken.
e en het linkerdeel eindigt op e moet niet benadrukt worden; het verschil is minder scherp dan het schema suggereert. Bovendien, als een leerling de samenstelling plaatst in één van deze twee groepen, dan leidt het zeker tot de juiste schrijfwijze. • Samenstellingen waarbij de delen niet (meer) herkenbaar zijn (tenminste niet in de oorspronkelijke betekenis): dromedaris, elleboog, zien de leerlingen meestal niet als samenstelling. De schrijfwijze gaat over het algemeen spontaan goed. Leg niet te veel nadruk op deze groep. • In deze les komen de hoofdregels én alle uitzonderingen voor samenstellingen met een tussen-e(n) aan bod. De leerlingen onthouden de hoofdregels en de regels voor twee groepen uitzonderingen. We laten niet álle uitzonderingsregels inprenten omdat sommige leerlingen hierdoor het zicht op de hoofdregels zouden kunnen verliezen. De uitzonderingsregels die ze niet onthouden, kunnen ze steeds opzoeken in de Basisspellinggids.
131
Een spetterend bezoek z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen kunnen deelwoordvormen die eindigen op ~d of ~t schrijven. Categorie_______________________
• deelwoord (8.8):
aangebrand, gevlucht, fietsend, spetterend Strategieën_ ____________________
• De leerlingen schrijven de deel-
woordvormen met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en je hoort dan een d of een t (zie ook: Tips). • Ze kunnen bij voltooid deelwoorden ook de verleden tijd en de regel van ’t kofschip gebruiken om te weten of de deelwoordvorm met ~d of ~t moet worden geschreven. Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 32 • Antwoordenboek E1, pagina 32 • Ww-spellingkaart 8 • Basisspellinggids • Schrift • Poster met het werkwoordenschema • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4 Vooraf__________________________ • Schrijf op het bord:
gillen krassen opstapelen afwisselen De deur is lelijk … De houtblokken worden tegen de muur … … renden de bange meisjes weg. De weerman voorspelt … zon en regen.
• Hang de poster met het werkwoordenschema op.
s p e l l i n g
Introductie • Laat de leerlingen de woordenboekvormen en de zinnen op het bord lezen. Laat ze iedere zin afmaken met de juiste werkwoordsvorm. Vul de vormen in: gekrast, opgestapeld, gillend, afwis selend. Controleer of de vormen PV’s zijn met de vraag-, tijd- en/of getalproef (nee). Concludeer dat het deelwoordvormen zijn: gekrast en opge stapeld gaan zoals gelukt en gevuld, gillend en af wisselend gaan zoals lachend. • Vraag hoe de leerlingen de laatste letter van ge krast en opgestapeld kunnen schrijven (door de vorm te verlengen, door te kijken naar de verleden tijd of door de regel van ‘’t kofschip’ toe te passen). • Vraag de leerlingen dan naar het verschil tussen gekrast en opgestapeld enerzijds en gillend en afwisselend anderzijds. ‘Gillend’ en ‘afwisselend’ zijn deelwoordvormen, maar worden niet gevormd met ge, zoals ‘gekrast’ en ‘opgestapeld’. ‘Gillend’ en ‘afwisselend’ geven aan dat het gillen of afwisselen nog bezig is. • Vertel de leerlingen dat ze in deze les gaan herhalen hoe ze deelwoordvormen als gillend en afwisselend moeten schrijven.
Instructie
• Vraag de leerlingen om meer voorbeelden van deelwoordvormen die aangeven dat iets nog bezig is. Bijvoorbeeld: zwemmend, fietsend. Schrijf enkele vormen op het bord. • Vertel dat ook deze deelwoordvormen met de verlengingsregel kunnen worden geschreven. Laat de leerlingen met het werkwoordenschema op de poster de regel nog eens uitleggen: je zet een e achter de deelwoordvorm en hoort dan een d of een t. Laat de leerlingen de regel dan toepassen bij gillend en afwisselend (gillende, afwisse lende). Lees ook de zinnetjes bij lachend op wwspellingkaart 8. • Oefen dan verschillende werkwoordsvormen door elkaar. Schrijf op het bord:
Het regen… zonder ophouden. Hij oefen… dagelijks. Na een bruisen… bad was ze weer fris. Laat de leerlingen met het werkwoordenschema de ontbrekende letters aanvullen. ‘Regen/t/’: je begint met de vraag of de werkwoords vorm een PV is. Je voert de vraag-, tijd- en/of getal proef uit. ‘Regen/t/’ is een PV. De PV vertelt over wat er nu gebeurt, het is een PV in de tegenwoordi ge tijd. ‘Regen/t/’ past in het blauwe vak, omdat
132
de woordenboekvorm ‘regenen’ niet op ~den ein digt. Het voornaamwoord is ‘het’. Bij ‘het’ schrijf je de ik-vorm ‘regen’+t: ‘het regent’. Maak de PV op het bord af met een t en zet er een streep onder. Laat de leerlingen op dezelfde manier de andere werkwoordsvormen afmaken: oefent (PV t-tijd, blauwe vak, ik-vorm+t), bruisend (deelwoordvorm, bruisende). • Concludeer dat het belangrijk is om te weten of een werkwoordsvorm een PV is of een deelwoordvorm. Regent en oefent eindigen, net als bruisend op /ent/, maar worden met een t geschreven omdat het PV’s zijn. Wijs de leerlingen erop dat ze steeds goed de eerste vraag van het werkwoordenschema Is het een persoonsvorm (PV)? moeten beantwoorden. Ga na of de leerlingen het begrepen hebben. Schrijf de volgende zinnetjes op het bord en laat de leerlingen ze afmaken:
De wedstrijd op televisie open… met een beeld van een juichen… publiek. De spelers zijn gemotiveer… om te winnen.
• Laat de leerlingen hun werkboek voor zich ne-
men op pagina 32. Bespreek de titel (spetterend) en de instructie van die pagina.
Verwerking • De leerlingen maken de opdrachten van pagina 32. • Bij opdracht 1 vullen ze de deelwoordvorm in. • Bij opdracht 2 vullen ze links de deelwoordvorm in en maken ze rechts de verlengde vorm af.
• Bij opdracht 3 vullen ze bij elke zin de juiste deelwoordvorm in.
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek.
• Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze weten hoe ze deelwoordvormen op ~d of ~t moeten schrijven met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en hoort dan een d of een t. - Ze weten dat ze bij deelwoorden als gelukt ook de verleden tijd en de regel van ’t kofschip kunnen gebruiken.
Basis
eenheid 4 | les 5
Een spetterend bezoek z i n
i n
Vul de deelwoordvorm in.
spetteren We zijn naar
dobberen
fietsend
Amsterdam gewees
t!
in een koets,
door het centrum met een gids,
wandelend
genieten fietsen
spetterend en botsend
hotsen - botsen Op de foto’s zie je ons hotsend
wandelen
eenheid 4 | les
ww-sk
s p el l i n g
genietend
van de werken in het Rijksmuseum,
langs de vele grachten, slenteren
dobberend
op een bootje op de
raat,
door de Kalverst
slenterend
Keizersgracht,
trappen en zelfs trappend Het was een leuke, maar vermoeiende dag!
2
Vul de deelwoordvorm in. Maak de verlengde vorm af. Het vlees is aangebrand Het heeft aanhoudend
De aangebran de
.
Mijn jas is waterafstotend
kip is niet meer te eten.
De aanhouden de
geregend.
De betrapte inbreker is gevlucht
3
op een waterfiets!
De gevluch te
.
regen veroorzaakt veel overlast. inbreker is nu ingerekend.
Een waterafstoten de
.
broek heb ik niet.
Dit verhaal vind ik boeiend
.
Deze auteur schreef al veel boeien de
Dit nieuwe boek is geïllustreerd
.
Ik ben dol op geïllustreerde
Differentiatie / extra stof_ ________
• Extra opdracht uit het werkboek,
verhalen.
pagina 32
boeken.
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk werkwoordspelling F
Vul de deelwoordvorm in. kalmeren Zij heeft hem
zwoegen
gekalmeerd
Zwoegend
.
Een boswandeling werkt kalmerend
Tips____________________________
reed de fietser omhoog.
Hij heeft de hele dag gezwoegd
.
krijsen
.
geruststellen
Het jongetje heeft de hele avond gekrijst De meeuwen zoeken krijsend
Differentiatie / extra hulp_________ • Laat de leerlingen als extra oefening ook de volgende werkwoordsvormen toelichten. Laat ze steeds beginnen met de vraag Is het een persoonsvorm (PV)? Sara antwoordt giechelend. (giechelende kinderen) Hij oefent op de computer. (t-tijd blauwe vak, ik-vorm+t) Zwijgend keken we toe. (zwijgende mensen) Jij raadt het antwoord. (t-tijd rode vak, ik-vorm+t) Het eten is aangebrand. (aangebrande aardappels) De machine maakt een piepend ge luid. (piepende machines) • Oefen de verschillende deelwoordvormen ook tegelijk. Laat de leerlingen steeds beide deelwoordvormen opschrijven: gillen (gillend - gegild), babbelen (babbelend - gebabbeld), janken (jankend - gejankt).
. hun voedsel.
De ouders werden
gerustgesteld
Dit bericht is geruststellend
. .
Bedenk vragen voor een ander. In de vragen moet een deelwoordvorm met ~d of ~t voorkomen. Bijvoorbeeld: Heb jij weleens slakken geproefd? Ben jij weleens zwemmend het meer overgestoken?
32
• Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen hun vragen voor. Bijvoorbeeld: Heb jij weleens slakken geproefd? Ben jij weleens zwemmend het meer overgestoken? Heb jij thuis weleens gekookt? Heb jij weleens een geheim
doorverteld? Doe jij weleens vervelend tegen je zus? Ben jij weleens verhuisd? Hoeveel jaren heb je al getennist?
• Hoewel het tegenwoordig deelwoord altijd met een d wordt geschreven, laten we de leerlingen de vorm toch schrijven met de verlengingsregel. Deze regel biedt meer zekerheid; leer lingen hoeven zo niet te weten om welk type deelwoordvorm het gaat, dat is voor de spelling ook niet nodig. • Van vrijwel alle werkwoorden is een tegenwoordig deelwoord te maken door een d achter de woordenboekvorm te zetten (werken - werkend). Vanwege hun doorgaans geringe frequentie, en de zeer beperkte spelling moeilijkheid van dit type deelwoorden, zijn er daarvan maar weinig opgenomen in de Basisspellinggids.
133
Pakjes in de vitrines z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen kunnen het meervoud schrijven van woorden die op een klinker eindigen (zie ook: Tips). Categorie_______________________
• meervoud ~s, meervoud ’s (9.1):
dictees, acties, asperges, farao’s, lolly’s Strategie________________________
• De leerlingen schrijven de meer-
vouden met de regel: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y (uitgesproken als /ie/), dan gebruik je ’ (apostrof) s. Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 33 • Antwoordenboek E1, pagina 33 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
Vooraf__________________________ • Schrijf op het bord:
risico
134
lawine
familie
s p e l l i n g
Introductie • Herinner de leerlingen eraan dat ze in de vorige jaargroepen al het meervoud van woorden op een klinker hebben geoefend. Vraag naar het meervoud van de woorden op het bord. Onderstreep de eindletters o, e en ie en vul de woorden aan: risico’s, lawines, families. • Vertel dat de leerlingen vandaag meer gaan oefenen met meervouden van woorden op een klinker. Ze oefenen hierbij onder meer de meervouden van woorden op een stomme e of /ie/-klank.
Instructie • Laat de leerlingen uitleggen waarom risico’s op het bord met apostrof-s is. Bij woorden op één enkele o is de ’ (apostrof) s nodig omdat de uitspraak van de lange klinker anders zou veranderen in een korte klinker: ‘risi/kos/’ in plaats van ‘risi/koos/’. Vertel dat dit ook geldt voor woorden op één en kele a, i of u. Laat de leerlingen hierbij voorbeelden bedenken en schrijf ze onder risico’s op het bord. Bijvoorbeeld: pyjama’s, kiwi’s, paraplu’s. • Laat ze dan woorden bedenken met ~y. Schrijf de meervouden als vierde rijtje op het bord, bijvoorbeeld: baby’s, pony’s, lolly’s. Merk op dat de y wordt uitgesproken als /ie/. Bij deze woorden bestaat er zonder apostrof de kans op een verkeerde uitspraak. • Vraag de leerlingen ook hoe het meervoud van lawine op het bord wordt geschreven: als het en kelvoud eindigt op een stomme e, dan schrijf je in het meervoud de s vast aan het woord. Bespreek ook vitrines en periodes en schrijf deze meervouden onder lawines op het bord. Laat ze ook het meervoud geven van horloge, reportage en garage (horloges, reportages en garages) en schrijf ook deze meervouden op het bord. • Herhaal dan de regel bij het meervoud families: als het enkelvoud eindigt op een lange klinker die wordt geschreven met meer dan één letter, dan schrijf je in het meervoud een vaste s. Wijs erop dat door de vaste s de uitspraak van de klinker niet verandert: het blijft fami/lies/. Bespreek zo ook dictees en kangoeroes en schrijf de woorden op het bord. • Herinner de leerlingen eraan dat ze bij twijfel meervouden ook altijd kunnen opzoeken in de Basisspellinggids. Zoek samen het meervoud van advertentie en pizza op (advertenties, pizza’s).
• Ga na of de leerlingen alles begrepen hebben en laat ze bij de volgende meervouden hun hand opsteken als het meervoud met een vaste s wordt geschreven: garages, auto’s, guppy’s, dictees, acties, buggy’s, reparaties, portemonnees. Herhaal eventueel de regel nog eens: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y (uitgesproken als /ie/), dan gebruik je ’ (apostrof) s. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 33. Bespreek de titel (Pakjes, vitrines) en de instructie van die pagina.
Verwerking • De leerlingen maken de opdrachten van pagina 33. • Bij opdracht 1 maken ze de rijen woorden in het enkelvoud en meervoud af.
• Bij opdracht 2 schrijven ze de meervouden van de woorden in de juiste rij.
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek.
• Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Vraag wat ze in deze les geleerd hebben en wat ze nog moeilijk vinden. - Ze kennen de regel: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y (uitgesproken als /ie/), dan gebruik je ’ (apostrof) s. • Bespreek kort de extra opdracht. De leerlingen die de opdracht hebben gemaakt, lezen hun verhaaltje voor. Bijvoorbeeld: Alle kassa’s in de supermarkt zijn open. Op de band liggen lolly’s en toffees, maar ook kiwi’s. De euro’s verdwijnen in de lades van de kassa’s.
Basis
eenheid 4 | les 6
Pakjes in de vitrines z i n
i n
eenheid 4 | les
s p el l i n g
Vul in. De rechterrij is het meervoud van de linkerrij. programma, pagina
programma’s
jetski
jetski’s, bikini’s
, bikini
dagmenu
dagmenu’s, paraplu’s
, paraplu
kangoeroe
,
kaketoe
kangoeroes, kaketoes
illustraties
illustratie, familie
piramide
2
, pagina’s
, families
piramides, tribunes
, tribune
hobby
,
lolly
hobby’s, lolly’s
euro
,
radio
euro’s, radio’s
Differentiatie / extra hulp_________ • Ga na of de betekenis van alle woorden in het werkboek bekend is. • De schrijfwijze van het meervoud volgt de regel, maar de grondwoorden zelf zijn ook vaak niet zo eenvoudig. Woorden die op een heldere klinker eindigen zijn altijd leenwoorden, bijvoorbeeld pizza, abonnee, farao, accu. Bespreek ook bewust eventuele problemen in de grondwoorden, zoals bijvoorbeeld de d in advertentie, de twee n’en in abon nee en portemonnee. Differentiatie / extra stof_ ________
• Extra opdracht uit het werkboek, pagina 33
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F
Schrijf de meervouden van de woorden in de juiste rij. actie
ine
dictee
kant
portemonnee
magazin
advertentie
e
~ees
abonnee generatie
machin
e
~ies
dictees
advertenties
magazines
portemonnees
acties
kantines
abonnees
generaties
machines
Schrijf ook de meervouden van deze woorden in de juiste rij.
baby
buggy
vitamine
euro
rge
aspe
farao
pony
foto
~es
lawine horloge
part
~o’s
y
duo
~y’s
asperges
farao’s
baby’s
vitamines
foto’s
buggy’s
horloges
euro’s
pony’s
lawines
duo’s
party’s
Tips____________________________
• De leerlingen herhalen in deze les de
~ines
Schrijf meervouden op met ~s en met ~’s. Maak er een verhaaltje mee.
33
regel voor meervouden met s van woorden op één of meer klinkers (tan tes, dictees, pinda’s, baby’s). Er wordt ook op de uitspraak van de eindletter ~y gewezen. Als de y klinkt als /ie/ dan schrijf je ’s (om een verkeerde uitspraak te voorkomen). In eenheid 7 komt de y die klinkt als /j/ aan de orde (spray) inclusief het meervoud met een vaste s (sprays). Ook komt dan het meervoud van woorden op ~eau aan bod (cadeaus). • Woorden met een stomme e aan het einde (einde, halte, keuze, boete) kennen vaak twee meervouden: met s of met n. In de les wordt alleen de schrijfwijze met s besproken. Deze meervoudsvorm op s is vaak het ‘gewoonst’.
Na les 6 kunt u een controledictee en een con troletaak afnemen die inzicht geven in de vor deringen van de leerlingen. Ze vertellen u ook welke vervolgactiviteiten in les 7 en 8 voor de leerlingen gekozen kunnen worden.
135
Controledictee/controletaak z i n
i n
s p e l l i n g
Doel _ __________________________________ • De leerlingen laten zien dat ze de belang rijkste stof uit eenheid 4 beheersen. Categorieën _____________________________ controledictee • samenstellingen zonder tussenklank (7.1) • tussen-e(n) (7.3) en twee groepen uitzonderingen: samenstellingen waarbij het linkerdeel verwijst naar iets of iemand waar er steeds één van is en samenstellingen waarbij het eerste deel een werkwoord is en waarbij een stomme e wordt ingevoegd. De andere groepen uitzonderingen worden niet getoetst. De leerlingen kunnen deze opzoeken (zie ook: Tips les 4) • meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) • apostrof (’), streepje (-) (12.2) controletaak • deelwoord (8.8)
• Na zes lessen kunt u een controledictee en een • Vertel de leerlingen dat het nu tijd is om een controletaak afnemen die inzicht geven in de vorderingen van de leerlingen. Ze vertellen u ook welke vervolgactiviteiten in les 7 en 8 gekozen kunnen worden. De belangrijkste cate gorieën onveranderlijke woorden worden in het controledictee getoetst, de werkwoord spelling komt in de controletaak aan bod. • De instructies voor de afname, correctie en registratie, differentiatie en extra hulp en remediëring bij het controledictee/de controletaak vindt u hierna.
Afname controledictee/controletaak 4a • Bereid de afname van het controledictee (CD)/ de controletaak (CT) voor. CD Zorg voor voldoende schrijfblaadjes of leg de dicteeschriften klaar. CT Kopieer voor elke leerling een taak. U vindt de controletaak voor de leerlingen bij de kopieerbladen in de handleiding (kopieerblad 49). • De leerlingen mogen bij het maken van het dictee/de taak geen gebruik maken van posters, ww-spellingkaarten of de Basisspellinggids. Berg deze materialen vooraf op.
Controledictee 4a
controledictee/controletaak af te nemen. Geef hierbij aan dat het een manier is om te kijken of de leerlingen de stof beheersen. • Maak met de leerlingen afspraken zodat het voor iedereen mogelijk is om rustig te werken. • Neem nu het controledictee/de controletaak af. CD Lees de dicteezinnen voor. Bij het woord dictee schrijven de leerlingen alleen het vet gedrukte woord op, bij het zinsdictee de hele zin. CT Deel de controletaken uit. Lees de dictee zinnen ingevuld voor (de ingevulde controleta ken vindt u op pagina 140 en 141). Laat de leerlingen de ontbrekende werkwoordsvorm invullen.
Correctie en registratie • Na de afname kijkt u zelf de controledictees/ controletaken na. CD U let bij het nakijken alleen op de schrijf wijze van de twintig doelwoorden, niet op het correct gebruik van interpunctie. Elk doelwoord kan maar één keer fout worden gerekend ongeacht het aantal verschillende fouten in het woord.
Controledictee 4b
Woorddictee 1 . Kinderen hebben een snellere polsslag dan volwassenen. polsslag 2 . Marijke volgt zang- en danslessen. zang- en danslessen 3 . Het is ’s avonds al vroeg donker in de winter. ’s avonds 4 . Tulpenbollen plant je in de herfst. tulpenbollen 5 . Kangoeroes leven in Australië. kangoeroes 6 . Hoeveel abonnees heeft deze krant? abonnees 7 . Met regenweer verkopen ze meer paraplu’s. paraplu’s 8 . Moeder kocht een nieuwe zonnebril. zonnebril 9 . De nieuwe materialen kosten vele euro’s. euro’s 10 . Zij maakte een bloemstuk met witte lelies. lelies
Woorddictee 1 . In het pakje zitten twaalf lolly’s. lolly’s 2 . In welk werelddeel wonen wij? werelddeel 3 . Ik zag gisteren twee interessante reportages op televisie. reportages 4 . Onze abonnees krijgen korting. abonnees 5 . In het oude Egypte regeerden farao’s. farao’s 6 . ’s Morgens vroeg is het erg koud. ’s Morgens 7 . We keken naar het veld met zonnebloemen. zonnebloemen 8 . De nieuwe machines worden morgen gebracht. machines 9 . De kleuters bouwden hun eigen tentenkamp. tentenkamp 10 . Ze schrijven op de voor- en achterkant van het blad. voor- en achterkant
Zinsdictee 1 . ’s Winters maken mensen meer gebruik van garages. 2 . In de krant staan advertenties met moderne horloges. 3 . Er staan veel tweedehands auto’s te koop. 4 . De verffabriek is bekend in binnen- en buitenland. 5 . De pony’s stonden bij de beukenboom.
Zinsdictee 1 . Gisteren brachten taxi’s de gewonden naar het ziekenhuis. 2 . Programma’s over land- en tuinbouw waarschuwen tegen bestrijdings middelen. 3 . Hij maakte foto’s van de verschillende families. 4 . ’s Avonds luisterden we naar filmmuziek. 5 . Uit studies blijkt dat veel mensen soms zitten te knikkebollen achter het stuur.
136
eenheid 4 | dictee/taak
CT U gebruikt bij het nakijken het antwoordblad bij de taak op pagina 140. Elke ingevulde werkwoordsvorm kan maar één keer fout worden gerekend, ongeacht het aantal verschillende fouten in de vorm. • Vul nu het groepsoverzicht bij het controledictee/ de controletaak in. CD Beslis of u het liefst het groepsoverzicht invult met de woorden in dicteevolgorde of het groepsoverzicht met de woorden in categorievolg orde. Vul het groepsoverzicht in door een kruisje te zetten bij de doelwoorden waarbij de leerling fouten heeft gemaakt. CT Beslis of u het liefst het groepsoverzicht invult met de woorden in taakvolgorde of het groepsoverzicht met de woorden in categorievolg orde. Vul het groepsoverzicht in door een kruisje te zetten bij de werkwoordsvormen waarbij de leerling fouten heeft gemaakt. • De groepsoverzichten geven u een goed beeld van de mate waarin op groepsniveau de stof wordt beheerst. Scoren veel leerlingen niet goed op bepaalde woorden of categorieën dan verdient deze lesstof in les 7 en 8 nog extra aandacht. • Ook het totaal aantal fouten per leerling kunt u uit de groepsoverzichten afleiden. In het algemeen kunt u uitgaan van de volgende normering: Minder dan 2 fouten 2 - 4 fouten 5 - 6 fouten Meer dan 6 fouten
goed voldoende twijfelachtig onvoldoende
• Leerlingen die minder dan 16 van de 20 items goed maken, hebben de doelen van de eenheid nog niet bereikt. Bij een leerling die veel fouten heeft gemaakt, kunt u een nadere diagnose stellen ten aanzien van de aard van de gemaakte fouten. Hiervoor gebruikt u het signaleringsformulier bij het controledictee of de controletaak.
leerlingen nog moeite mee hebben. U markeert de woorden in het groepsoverzicht en zet ze op het bord. U komt er klassikaal op terug in les 7 en 9. CT U maakt een lijstje met aandachtspunten naar aanleiding van de controletaak. Dit kunnen begrippen zijn of werkwoordsvormen waar veel leerlingen nog moeite mee hebben. U komt er klassikaal op terug in les 8 en 9. • Leerlingen die onvoldoende of twijfelachtig scoor den krijgen in les 7 en 8 verlengde instructie en begeleide verwerking. De leerlingen die goed scoorden gaan zelfstandig aan het werk. Voor leerlingen die voldoende scoorden, kunt u zelf be palen of ze meedoen met de verlengde instructie en begeleide verwerking of dat ze zelfstandig gaan werken.
Materialen______________________ controledictee • Groepsoverzicht controledictee 4a, kopieerblad 43 of 44 • Signaleringsformulier controledictee 4a, kopieerblad 47 • Groepsoverzicht controledictee 4b, kopieerblad 45 of 46 • Signaleringsformulier controledictee 4b, kopieerblad 48 • Schrijfblaadjes of een dicteeschrift controletaak
• Controletaak werkwoorden 4a, kopieerblad 49
• Groepsoverzicht controletaak 4a, kopieerblad 50 of 51
Extra hulp en remediëring
• Bij de verlengde instructie en begeleide verwer king in les 7 en 8 kan de achtergrondinformatie op de volgende twee pagina’s u ondersteunen bij het geven van extra hulp en het uitvoeren van eventuele remediëringsactiviteiten. Eerst vindt u informatie over de categorieën die getoetst zijn bij het controledictee, daarna volgt informatie over de werkwoorden en begrippen die getoetst zijn in de controletaak.
• Signaleringsformulier controletaak 4a, kopieerblad 52
• Controletaak werkwoorden 4b, kopieerblad 53
• Groepsoverzicht controletaak 4b, kopieerblad 54 of 55
• Signaleringsformulier controletaak 4b, kopieerblad 56
Afname controledictee/controletaak 4b • Controledictee/controletaak 4a en 4b zijn gericht op dezelfde (ww-)spellingcategorieën en/of begrippen, maar bevragen voor een groot gedeelte andere woorden. Controledictee/controletaak 4a neemt u in ieder geval af. Controledictee/contro letaak 4b gebruikt u wanneer u een tweede keer de stof van de eenheid wilt toetsen, bijvoorbeeld aan het einde van de eenheid na les 9. • U volgt exact dezelfde opzet zoals geschetst is bij en na de afname van controledictee/controletaak 4a.
Differentiatie • Op basis van het groepsoverzicht bij het controle dictee/de controletaak bepaalt u waar u bij de herhaling nog aandacht aan moet besteden. CD U bepaalt de Woorden van de Week. Dit zijn minimaal 5 en maximaal 10 woorden waar veel
137
Controledictee/controletaak z i n
i n
s p e l l i n g
samenstellingen zonder tussenklank (7.1), tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen) Wat is belangrijk? • Het doorzien van de woordstructuur van de samenstelling. • Het herkennen en doorgronden van de moeilijkheid in elk deel van de samenstelling. • Het (eventueel) onderscheiden van de tussen klank en het koppelen van de juiste letter(s) daaraan. • Het kennen en toepassen van de regels en het schema en het kennen van de uitzonderingen.
passen en één niet bijvoorbeeld: roggebrood, beresterk, hondenbrokken. Benoem waar de woorden horen in het schema of bij welke uitzonderingen. meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) Wat is belangrijk? • Het onderscheiden van de verschillende soor ten eindklinkers (a, i, o, u of y (klinkt als /ie/)), een stomme e, meerdere eindklinkers (ee, ie, oe). • Het kennen en toepassen van de regel.
apostrof (’), streepje (-) (12.2) Wat is belangrijk? • Het kennen en toepassen van de regels voor de ’ (apostrof) en het streepje. • Het kennen en toepassen van de regel voor hoofdletters bij het gebruik van apostrofs. Wat kan er fout gaan?
• De leerling kent de regels voor de ’ (apostrof) s of het streepje niet of past deze niet toe.
• De leerling kent de regel voor hoofdletters bij het gebruik van apostrofs niet of past deze verkeerd toe.
Wat kan er fout gaan?
Wat kan er fout gaan? • De leerling doorziet de structuur van de samenstelling niet. • De leerling maakt fouten in één van de delen van de samenstelling. • De leerling onderscheidt de tussenklank niet of koppelt er de verkeerde letter(s) aan. • De leerling kent de regels, het schema of de de uitzonderingen niet, of past de regels verkeerd toe. Wat kunt u doen? Les 7, verlengde instructie en begeleide verwerking 2 Spellingkaart 28 • Herhaal samenstellingen zonder tussenklank met de bovenste twee rijtjes van spellingkaart 28. Wijs bij het tweede rijtje op de eind letter van het eerste deel en de beginletter van het tweede deel. Geef aan dat de leerlingen bedacht moeten zijn op andere moeilijkheden, bijvoorbeeld: goocheltruc. • Herhaal het schema met de samenstellingen op pagina 59 van de Basisspellinggids. Bespreek waar de overige kapstokwoorden van spellingkaart 28 passen (sla de onderste twee rijtjes nog even over) (kan alleen met e en linkerdeel eindigt op e staan in hetzelfde rijtje). Bespreek dan enkele samenstellingen die niet op de kaart staan: regenboog (kan alleen met en), ziekenhuis (linkerdeel is persoon), tar webrood (kan alleen met e), secondewijzer (lin kerdeel eindigt op e), toetsenbord (anders en). • Laat de leerlingen ook de uitzonderingen lezen op pagina 61 en 62 (behalve als …). Wijs ook op maneschijn en knarsetanden op kaart 28. Schrijf dan steeds drie samenstellingen op het bord waarvan er twee in het schema
138
• De leerling onderscheidt de verschillende eindklinkers niet van elkaar. • De leerling kent de regel niet of past deze verkeerd toe. Wat kunt u doen? Les 7, verlengde instructie en begeleide verwerking 3 Spellingkaart 24, 25 • Herhaal de regel voor meervouden van woorden op een klinker. Laat de leerlingen de spel lingkaarten 24 en 25 lezen. Benoem bij elk rijtje de eindklank en pas samen de regel toe. Wijs erop dat alleen een ’s wordt gebruikt als de y klinkt als /ie/. • Om te oefenen kunt u woorden van de twee kaarten door elkaar noemen. De leerlingen geven aan van welke kaart het woord komt en schrijven het over.
Wat kunt u doen? Les 7, verlengde instructie en begeleide verwerking 1 Spellingkaart 31 • Bespreek met de leerlingen de ’ (apostrof) s met behulp van spellingkaart 31. De apostrof staat in plaats van letters (’s morgens komt van des morgens). Herhaal ook de regel voor hoofdletters. Wijs hierbij op het verschil tussen de zinnen op de spellingkaart. Ga ook in op de schrijfwijze van de apostrof (’), leerlingen kunnen hierbij ook fouten hebben gemaakt. • Bespreek ook de andere weglatingen op spellingkaart 31: ’t is, ’ns, zo’n en z’n. Schrijf de woorden voluit op het bord, veeg de ‘overtollige’ letters weg. Zet de apostrof ervoor in de plaats. Als de eerste letter wegvalt, maakt u van de eerste letter van het volgende woord een hoofdletter (’t Is). • Bespreek ook de samentrekkingen met een streepje nog eens. Schrijf de samentrekkingen van spellingkaart 31 voluit op het bord. Veeg in het eerste stuk het tweede deel weg, zet er een streepje voor in de plaats. Wijs nog eens op het verschil: een apostrof staat in de plaats van weggelaten letters, het streepje in de plaats van een weggelaten woorddeel. Laat de leerlingen de volgende namen ‘inkorten’: Het laurierblad (’t Laurierblad), Het pleintje (’t Pleintje), Fotoclub en boekenclub Het Ca meraatje (Foto- en boekenclub ’t Cameraatje), Voorstelling in het centrum voor traditionele dansen en moderne dansen (’t centrum voor traditionele en moderne dansen). Geef bij dit laatste voorbeeld aan dat er geen streepje wordt gebruikt omdat een volledig woord (dansen) weggelaten wordt.
eenheid 4 | dictee/taak
deelwoord (8.8) (voltooid, tegenwoordig deelwoord) Wat is belangrijk? • Het herkennen van de deelwoordvorm. • Het toepassen van de verlengingsregel. • Het (indien nodig) gebruiken van de verleden tijd of de regel van ’t kofschip bij voltooid deelwoorden. Wat kan er fout gaan?
• De leerling herkent de deelwoordvorm niet. • De leerling kent de verlengingsregel niet of past deze verkeerd toe.
• De leerling gebruikt de verleden tijd of de regel van ’t kofschip niet of verkeerd. Wat kunt u doen? Les 8, verlengde instructie en begeleide verwerking Ww-spellingkaart 8, 9 • Oefen met de leerlingen het herkennen van een deelwoord. Laat ze het werkwoordenschema op de achterkant van de Basisspellinggids voor zich nemen of het schema op de uitklapflap bij de ww-spellingkaarten en met de vraag-, tijd- en/of getalproef nagaan of de werkwoordsvormen in de volgende zinnen PV’s of deelwoordvormen zijn. Zij verstopt iets. (PV) Het eten is verbrand. (deelwoord) Hij heeft het geproefd. (deelwoord) Hij heeft het opgepeuzeld. (deelwoord) Hij beschadigt het niet. (PV) Zingend liepen ze naar huis. (deelwoord) Zij herinnert het zich niet. (PV) Het boek is uitverkocht. (deelwoord) Het huis is geïsoleerd. (deelwoord) Zwetend verlieten ze het veld. (deelwoord) • Bespreek ww-spellingkaart 8. De leerlingen moeten bij deelwoordvormen de verlengings regel toepassen. Laat de leerlingen de verlengingsregel toepassen bij de volgende deelwoordvormen. Laat ze de deelwoordvorm verlengen met een zelfstandig naamwoord: verbran/t/ (verbrande aardappelen), geproef/t/ (geproefde gerechten), opgepeuzel/t/ (opgepeuzelde kippenboutjes), uitverkoch/t/ (uitverkochte concerten), zweten/t/ (zwetende atleten), zingen/t/ (zingende kinderen). • Sta nadrukkelijk stil bij de beide deelwoordvormen. Ga in op het verschil: ‘gefietst’ geeft aan dat het al voorbij is, ‘fietsend’ dat het nog bezig is. Laat de leerlingen dan steeds de
twee deelwoordvormen opschrijven van de volgende werkwoorden: dromen (dromend gedroomd), grinniken (grinnikend - gegrinnikt), kuieren (kuierend - gekuierd), kaatsen (kaat send - gekaatst), piepen (piepend - gepiept). • Besteed ook aandacht aan de deelwoorden van samengestelde werkwoorden met ~ge~, met spellingkaart 8. ‘Opgeruimd’: ‘op’ schrijf je zoals het klinkt, ‘ge’ zoals be~, ge~ of ver~, en voor de eindletter van ‘ruimd’ pas je de ver lengingsregel toe: ‘opgeruimde’, dus een d. Bespreek ook deelwoordvormen met ~ge~ die niet op de kaart staan: aangeklampt, aange wakkerd, weggestopt, opengesperd. • Oefen ook deelwoordvormen met een trema met ww-spellingkaart 8. Ga bij elke zin van het derde blokje voorbeelden na waarom al dan niet een trema wordt gebruikt (een tre ma wordt gezet bij klinkers die bij het lezen niet mogen worden samengenomen). Bespreek ook de volgende voorbeelden: eren - geëerd, isoleren - geïsoleerd, beïnvloeden - beïnvloed, echoën - geëchood, skiën - geskied, sleeën gesleed, ruziën - geruzied. • Herinner de leerlingen eraan dat ze in de verleden tijd ook de verlenging kunnen horen. Ze kunnen dit gebruiken bij het schrijven van deelwoordvormen als gelukt of gevuld. Laat de leerlingen van de volgende woordenboekvormen de deelwoordvorm zeggen door ik heb of ik ben aan te vullen. Schrijf de deelwoordvormen op het bord zonder eindletter. Vul de eindletter pas in nadat de leerlingen de verleden tijd gezegd hebben: botsen - ik ben gebots/t/ (ik botste), giechelen - ik heb gegiechel/t/ (ik giechelde), stappen - ik heb gestap/t/ (ik stapte), hebben - ik heb geha/t/ (we hadden), afruimen - ik heb afgeruim/t/ (ik ruimde af), inzepen - ik heb ingezeept - (ik zeepte in), ruziën - ik heb geruzie/t/ (ik ruzie de), informeren - ik heb geïnformeer/t/ (ik in formeerde). Sta stil bij het gebruik van het trema. Bij ruziën kun je de ie samennemen en dat mag niet, dus zet je een trema, bij ik ruziede, moet de ie klinken als ie, dus daar komt geen trema. • Herhaal dat de leerlingen ook de regel van ’t kofschip kunnen gebruiken om deelwoorden als gelukt of gevuld te schrijven. Lees samen ww-spellingkaart 9. Wijs hierbij speciaal op de deelwoordvormen van werkwoorden met in de woordenboekvorm een z of v. Laat
de leerlingen met behulp van de regel de volgende deelwoordvormen opschrijven met ik heb of ik ben: wensen (ik heb gewenst), beven (ik heb gebeefd), snoepen (ik heb gesnoept), snappen (ik heb gesnapt), treuren (ik heb ge treurd), vrezen (ik heb gevreesd), wrikken (ik heb gewrikt). • Bespreek ook de deelwoordvormen van de onregelmatige werkwoorden onderaan spellingkaart 8. Ga in op de verlenging en de toepassing van de verleden tijd of de regel van ’t kofschip. Wijs erop dat de verlengde vorm bij deze werkwoorden soms wat vreemd aandoet en dat ook de regel van ’t kofschip soms anders werkt. Geef aan dat de leerlingen hierbij het best de verleden tijd meervoud kunnen gebruiken of de deelwoordvormen kunnen onthouden.
139
Controledictee/controletaak z i n
i n
s p e l l i n g
naam:
Controletaak werkwoorden 4a z i n
i n
datum:
s p e l l i n g
groep:
aantal fouten:
Luister goed. Vul in. 1. We zijn ontsnapt
aan de regenbui.
2. De naam van die straat is gewijzigd
.
3. We hebben de buren uitgenodigd
voor het tuinfeest.
4. De peren zijn al geschild
.
5. De fabriek is flink uitgebreid
.
6. Hij heeft het gedurfd 7.
Huilend
deel te nemen aan die barre tocht. wachtte het kind op zijn moeder.
8. De muren zijn pas geschilderd
.
9. Als eten is ontdooid
mag het niet opnieuw ingevroren worden.
10. Je krijgt meer informatie toegestuurd
.
11. Het meisje werd erg verwend
door haar ouders.
12. Ik had het niet beter gekund
.
13. De grot werd door jongens ontdekt 14. Het huis is goed geïsoleerd
. .
15. De jongen gedraagt zich soms erg vervelend
.
16. De boeken werden gisteren besteld 17. We volgen een kronkelend
. pad door het bos.
18. De leerlingen hebben de lessen samengevat 19.
Babbelend
liepen ze verder.
20. De startbaan voor de vliegtuigen is oost-west georiënteerd
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
140
.
.
antwoorden kopieerblad 49
eenheid 4 | dictee/taak
naam:
Controletaak werkwoorden 4b z i n
i n
datum:
s p e l l i n g
groep:
aantal fouten:
Luister goed. Vul in. 1. We hebben de kortste weg gevolgd
.
2. De slang is uit de kooi ontsnapt
.
3. De ministers hebben het voorstel goedgekeurd
.
4. Wat heeft je moeder gezegd
?
5. De zeep heeft de afvoer verstopt
.
6. De aardappelen zijn aangebrand
.
7. De vertrektijden van de treinen zijn gewijzigd 8. Al spellend
.
noteerde hij de woonplaats.
9. Ik heb een landschap getekend 10.
Spottend
. lachte ze om het geklungel van haar broer.
11. Hij heeft zich grondig geïnformeerd
.
12. Hij heeft de muren van de kamer geschilderd
.
13. Onze uitvoering van ballet is een week uitgesteld
.
14.
Jankend
liep de gewonde hond weg.
15.
Zuchtend
verliet Melanie de klas.
16. De nieuwe computer is vandaag geïnstalleerd 17. Hij heeft zich vergist
.
in het telefoonnummer.
18. Ik heb voor mijn verjaardag een bijzonder cadeau gehad
.
19. In de grot werden eeuwenoude tekeningen ontdekt 20. Ik heb het me al een tijdje afgevraagd
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
. .
antwoorden kopieerblad 53
141
Ga er ’ns uit! z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen herhalen de leerstof uit les 2, 4 en 6 (onveranderlijke woorden). Categorieën_____________________
• samenstellingen zonder tussenklank (7.1)
• tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uit-
s p e l l i n g
Introductie • Blik met de leerlingen terug op het gemaakte dictee. Verwijs hierbij naar de Woorden van de Week die op het bord staan. • Bespreek met de leerlingen de Woorden van de Week. Laat ze deze lezen en de moeilijkheid verwoorden. Vertel dat deze woorden de komende week centraal zullen staan en tussendoor geoefend zullen worden (zie ook: Tips).
zonderingen)
• meervoud ~s, meervoud ’s (9.1) • apostrof (’), streepje (-) (12.2) Strategieën_ ____________________ • Samenstellingen zonder tussenklank en samenstellingen met een tussen-e(n) schrijven de leerlingen met het schema in de Basisspellinggids en de regels (zie: les 4). • Ze kennen de regels voor twee groepen uitzonderingen. De andere uitzonderingen kunnen ze opzoeken in de Basisspellinggids (zie: les 4). • Ze schrijven de meervouden van woorden op een klinker ook met de regel (zie: les 6). • Ze passen de regels voor de ’ (apostrof) s en het streepje toe (zie: les 2). Materialen______________________
• Werkboek E1, pagina 34 • Antwoordenboek E1, pagina 34 • Spellingkaart 24, 25, 28, 31 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
Vooraf__________________________
Werkinstructie
• Leerlingen die geen of weinig fouten hebben gemaakt in de categorieën die aan de orde zijn, ma ken nu zelfstandig de opdrachten van pagina 34. • De overige leerlingen krijgen verlengde instructie en begeleide verwerking.
• Het doelwoord in de titel van pagina 34 is: ’ns. • Bij opdracht 1 vullen de leerlingen bij elke zin de juiste verkorting met apostrof in.
• Bij opdracht 2 schrijven ze de samentrekkingen op.
• Bij opdracht 3 maken ze samenstellingen met de woorden.
• Bij opdracht 4 schrijven ze de woorden in het meervoud op.
• De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek.
• Als ze klaar zijn oefenen ze zelfstandig met spellingkaart 24, 25, 28 en/of 31. Ze kiezen zelf één opdracht per kaart, of u geeft aan welke opdrach ten ze moeten maken. • Ook kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
erlengde instructie en begeleide V verwerking
1: apostrof (’), streepje (-) (12.2)
• Zet de Woorden van de Week op het
• Bespreek met de leerlingen spellingkaart 31. Sta
bord. Dit zijn de woorden (minimaal 5, maximaal 10) waar veel leerlingen in het dictee nog moeite mee hadden. • Bepaal op basis van het afgenomen controledictee welke leerlingen behoefte hebben aan verlengde instructie en begeleide verwerking. • Zorg voor voldoende spellingkaarten.
stil bij het gebruik van de apostrof (bij weggelaten letters) en het gebruik van hoofdletters daarbij. Laat de leerlingen bij elk woord/bij elke zin op de kaart aangeven welke letters er weggelaten zijn. • Wijs dan op de woorden met streepjes. Geef aan dat het streepje staat in plaats van een weggelaten woorddeel. Laat aangeven welke woorddelen weggelaten zijn. • Dicteer dan de volgende zinnen: ’s Winters is de land- en tuinbouw tegenwoordig minder gevoelig voor het weer.
142
’t Is vrijdag- en zaterdagavond druk in de stad bij de grotere en kleinere restaurants. Bespreek daarna de zinnen: een apostrof staat bij weggelaten letters, een streepje bij weggelaten woorddelen, bij weggelaten woorden gebruik je niets. • Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 34 en maak samen opdracht 1 en 2. 2: samenstellingen zonder tussenklank (7.1), tussen-e(n) (7.3) (en zes groepen uitzonderingen) • Laat de leerlingen de eerste rijtjes van spellingkaart 28 lezen. Herhaal de regel voor samenstellingen zonder tussenklank bij het rijtje bij verffa briek. Wijs op de dubbele letters middenin. • Herhaal het schema op pagina 59 van de Basisspellinggids. Noem woorden van spellingkaart 28 en laat de leerlingen de woorden zoeken bij het juiste rijtje. Wijs erop dat de groepen kan al leen met e en linkerdeel eindigt op e in hetzelfde rijtje staan. • Behandel ook de samenstellingen die besproken worden op pagina 61 en 62. Geef aan dat de leerlingen uitzonderingen als knarsetanden en mane schijn (ook op spellingkaart 28) al kennen. Geef aan dat ze de overige uitzonderingen bij twijfel op kunnen zoeken. Noem dan de volgende samenstellingen en laat leerlingen hun hand opsteken als ze een woord horen dat past in het schema: zonnebril, ziekenhuis, keukentafel, ma nestraal, knikkebollen, tarwebrood, mierennest, hondenhok, likkebaarden, lenteweer. • Maak met de leerlingen nu opdracht 3 van pagina 34. 3: meervoud ~s, meervoud ’s (9.1)
• Laat de leerlingen spellingkaart 24 en 25 lezen. Vraag hoe de meervouden worden gevormd (door een vaste s of ’s achter het woord te zetten). Herhaal de regel: meervouden van woorden op een klinker schrijf je met een vaste s, behalve als het woord eindigt op één enkele ~a, ~i, ~o, ~u of ~y (als /ie/ uitgesproken), dan gebruik je ’s. • Wijs kort op de schrijfwijze van de apostrof (’). • Laat de leerlingen dan uit ieder rijtje van de kaarten een woord in het enkelvoud overschrijven. Laat ze de kaarten wegleggen en het meervoud maken. Kijk samen de woorden na en benoem de regel. • Maak dan opdracht 4 van pagina 34.
eenheid 4 | les 7
Her haling Differentiatie / extra stof_ ________
Ga er ’ns uit! z i n
i n
eenheid 4 | les
Vul in. Kies uit: z’n, ’ns, ’s, ’t, zo’n. Ga er ’ns uit. Kom naar de kermis.
Beleef ook zo’n
3
4
opdrachten
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F
s p el l i n g
Tips____________________________
Even de wereld op z’n kop.
2
• Spellingkaart 24, 25, 28, 31, keuze
• Deze les kan afgestemd worden op
geweldig avontuur.
’s
Woensdags is er
’s
’t
Is zonde als je er niet bij bent!
avonds een groot vuurwerk.
Schrijf het zo kort mogelijk. damesschoenen en herenschoenen
dames- en herenschoenen
jongensfietsen en meisjesfietsen
jongens- en meisjesfietsen
koperdraad en ijzerdraad
koper- en ijzerdraad
appeltaart en pruimentaart
appel- en pruimentaart
taalschrift en spellingschrift
taal- en spellingschrift
Schrijf de samenstellingen op. brood + deeg
brooddeeg
zon + bril
zonnebril
ziek + huis
ziekenhuis
knor + pot
knorrepot
hitte + golf
hittegolf
douche + gel
douchegel
kip + ei
kippenei
kleur + blind
kleurenblind
vrucht + sap
vruchtensap
buur + ruzie
burenruzie
de instructie- en oefenbehoeften van uw leerlingen. Als veel herhaling noodzakelijk is, dan kunt u de lesstof spreiden over twee lessen. Bedenk dat juist zwakkere leerlingen niet te lang aaneen de aandacht op een onderwerp kunnen richten. • Probeer de komende tijd om een aantal malen de resterende Woorden van de Week tussendoor kort te oefenen. Laat de leerlingen een verhaaltje bedenken waarin de Woorden van de Week voorkomen. Ze schrijven het verhaaltje op, maar laten de doelwoorden open. Ze vullen daarna elkaars verhaaltjes weer aan. • Informeer naar de zelfstandig gemaakte opdrachten bij de spellingkaarten.
Vul de meervouden in. iglo
iglo’s
generatie
generaties
file
files
abonnee
abonnees
kolibrie
kolibries
kantine
kantines
horloge
horloges
baby
baby’s
prestatie
prestaties
foto
foto’s
kangoeroe
kangoeroes
etalage
etalages
34
• Als ze klaar zijn, oefenen ze zelfstandig met spellingkaart 24, 25, 28 en/of 31. Ze kiezen zelf één opdracht per kaart en oefenen de rijtjes verder zelfstandig. U kunt de opdrachten ook laten maken tijdens een les zelfstandig werken, of op een ander moment. • De leerlingen kunnen ook werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
143
Zoemend vliegen de bijen rond z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen herhalen de leerstof uit les 1, 3 en 5 (werkwoorden). Categorie_______________________
• deelwoord (8.8)
s p e l l i n g
Introductie • Blik met de leerlingen terug op de gemaakte controletaak. Benoem de zaken waar veel leerlingen nog moeite mee hadden. • Bespreek kort enkele aandachtspunten. Vertel dat u hierop tussendoor nog terug zult komen (zie ook: Tips).
Strategieën_ ____________________
• De leerlingen schrijven de deel-
woordvormen met het werkwoordenschema en de verlengingsregel: je zet een e achter de deelwoordvorm en je hoort dan een d of een t. • Ze kunnen bij voltooid deelwoorden ook de verleden tijd en de regel van ’t kofschip gebruiken om te weten of de deelwoordvorm met ~d of ~t moet worden geschreven. Materialen______________________ • Werkboek E1, pagina 35 • Antwoordenboek E1, pagina 35 • Ww-spellingkaart 8, 9 • Basisspellinggids • Schrift • Poster met het lege werkwoordenschema • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4 Vooraf__________________________ • Maak een lijstje met aandachtspunten naar aanleiding van de afgenomen controletaak. • Bepaal op basis van de afgenomen controletaak ook welke leerlingen behoefte hebben aan verlengde instructie en begeleide verwerking. • Zorg voor voldoende ww-spellingkaarten. Zowel leerlingen die verlengde instructie en begeleide verwerking krijgen als leerlingen die zelfstandig aan de slag gaan, gebruiken deze. • Hang de poster met het lege werkwoordenschema op. Zorg ervoor dat u ook een uitwisbare stift bij de hand hebt.
144
Werkinstructie • Leerlingen die geen of weinig fouten hebben gemaakt in de controletaak, maken nu zelfstandig de opdrachten van pagina 35. • De overige leerlingen krijgen verlengde instructie en begeleide verwerking.
• Het doelwoord in de titel van pagina 35 is: zoemend. • Bij opdracht 1 schrijven ze de werkwoordsvormen in de juiste rij en vullen de andere rijen aan. • Bij opdracht 2 vullen ze de verlengde vorm van de deelwoordvorm en de deelwoordvorm in. • Bij opdracht 3 vullen ze de rijtjes aan met de woordenboekvorm of de deelwoordvorm. • De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek. • Als ze klaar zijn kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
erlengde instructie en begeleide V verwerking
• Laat de leerlingen ww-spellingkaart 8 lezen. Herhaal de verlengingsregel voor het schrijven van deelwoordvormen: je zet een e achter de deel woordvorm en hoort dan een d of een t. Ga ook in op het verschil tussen de beide typen deelwoordvormen. Een deelwoordvorm als gevuld geeft aan dat iets voorbij is, de deelwoordvorm lachend dat de actie op dat moment nog bezig is. • Geef aan dat de leerlingen altijd eerst moeten bepalen om welke werkwoordsvorm het gaat. Laat ze met de vraag-, tijd- en/of getalproef nagaan of de werkwoordsvormen in de volgende zinnen PV’s of deelwoordvormen zijn. Schrijf de werkwoordsvormen op de poster met het lege werkwoordenschema. Jij hebt de worteltjes geraspt. ‘Geraspt’ is geen PV maar een deelwoordvorm, zo als ‘gelukt’. Als je de vorm verlengt, wordt het ‘de geraspte worteltjes’. Je hoort een t, ‘geraspt’ is dus met een t. Ga op dezelfde manier te werk bij de volgende zinnen:
De druiven werden ingevoerd. Hij overtuigt me niet. Hij heeft het voorstel afgekeurd. Ik heb de brief ingekort. Aarzelend komt ze dichterbij. • Wijs de leerlingen erop dat ze vormen als gelukt en gevuld ook kunnen schrijven met de verleden tijd of de regel van ’t kofschip. Bespreek ww-spellingkaart 9 en wijs speciaal op de deelwoordvormen van werkwoorden met in de woordenboekvorm een z of v. Schrijf de volgende zinnen op het bord en laat de leerlingen de eindletter bepalen met de verleden tijd en de regel van ’t kof schip.
Het heeft vandaag gesneeuw… . het sneeuwde → gesneeuwd Ik-vorm: sneeuw, w zit niet in ‘’t kofschip’, dus een d.
Zij heeft de fout aangekruis… . zij kruiste aan → aangekruist Ik-vorm: kruis, s zit in ‘’t kofschip’ en in de woor denboekvorm, dus een t.
Dit jaar wordt een betere verkoop nagestreef… . Ik streefde na → nagestreefd Ik-vorm: streef, f zit in ‘’t kofschip’, maar niet in de woordenboekvorm, dus een d. • Bevraag ook onregelmatige werkwoorden. Wijs erop dat de verlengde vorm bij deze werkwoorden soms wat vreemd aandoet (‘gehadde’). Ook de regel van ’t kofschip werkt soms anders (herhaal: de ch van gedacht en bezocht staat in ’t kof schip (dus je schrijf een t), maar de ch komt niet voor bij de ik-vorm (denken, zoeken)). Geef aan dat de leerlingen hierbij het best de verleden tijd meervoud kunnen gebruiken of de deelwoordvormen kunnen onthouden: kunnen - gekund, hebben - gehad, denken - gedacht, kopen - ge kocht. • Laat de leerlingen van de volgende werkwoorden beide deelwoordvormen geven en de schrijfwijze toelichten. Herhaal de verlengingsregel die voor beide vormen geldt: proesten (geproest, proestend), bonzen (gebonsd, bonzend), dreigen (gedreigd, dreigend), giechelen (gegiecheld, gieche lend), berispen (berispt, berispend), afkeuren (afge keurd, afkeurend), opbouwen (opgebouwd, opbou wend). • Bespreek ten slotte nog de eindletter van de deelwoordvormen van de volgende werkwoorden. Wijs op het gebruik van het trema (een tre ma wordt gezet bij klinkers die bij het lezen niet mogen worden samengenomen): beëindigen
Her haling
eenheid 4 | les 8
Differentiatie / extra stof_ ________
Zoemend vliegen de bijen rond z i n
i n
ww-sk ,
s p el l i n g
De ontsnapte dief is opgepakt.
over de muur
Welke foto heb jij opgestuurd?
woordenboekvorm
• Deze les kan afgestemd worden op
De nieuwe broek is verkreukeld.
Lotte heeft zich geschminkt voor het feest.
3
Tips____________________________
Schrijf de paarse werkwoordsvormen over in de juiste rij. Vul de andere rijen aan. heen.
2
eenheid 4 | les
Welke techniek is toegepast? Hij heeft het huis verkocht.
deelwoordvorm
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk werkwoordspelling F
Hij klom
verlengde vorm
ontsnappen
ontsnapt
ontsnapte
dieven
verkreukelen
verkreukeld
verkreukelde
broeken
opsturen
opgestuurd
opgestuurde
foto’s
toepassen
toegepast
toegepaste
technieken
schminken
geschminkt
geschminkte
kleuters
verkopen
verkocht
verkochte
huizen
Vul de juiste vorm in. draven
dravende
paarden
De paarden hebben al vaker gedraafd
zoemen
zoemende
bijen
Zoemend
knorren
knorrende
varkens
De varkens hebben hard
kakelen
kakelende
kippen
De kippen liepen kakelend
blaffen
blaffende
honden
De honden blijven
kwaken
kwakende
eenden
Kwakend
komen de eenden op me af.
brullen
brullende
leeuwen
Brullend
komen de leeuwen dichterbij.
mekkeren
mekkerende
geiten
Mekkerend
staan de geiten in de wei.
.
vliegen de bijen rond de korf.
geknord
. rond.
blaffend
achter.
!
Schrijf de woordenboekvorm of de deelwoordvorm in het rijtje.
de instructie- en oefenbehoeften van uw leerlingen. Als veel herhaling noodzakelijk is, dan kunt u de lesstof spreiden over twee lessen. Bedenk dat juist zwakkere leerlingen niet te lang aaneen de aandacht op een onderwerp kunnen richten. • Probeer de komende tijd om een aantal malen te oefenen met deelwoordvormen. Herhaal voltooid en tegenwoordig deelwoorden. Gebruik voor de leerlingen alleen de term deelwoordvorm. Bespreek de verlengingsregel en de mogelijkheid om voltooid deelwoorden (deelwoordvor men zoals ‘gelukt’ en ‘gevuld’) met de verleden tijd (vooral bij onregelmatige deelwoordvormen op d of t) of de regel van ’t kofschip te schrijven. Wijs ook op eventueel bijkomende moeilijkheden zoals een trema of ~ge~ in het midden van de deelwoordvorm.
Tip:
kijk in de Basisspellinggids
kunnen
gekund
illustreren
geïllustreerd
durven
gedurfd
beëindigen
beëindigd
zeggen
gezegd
kanoën
gekanood
willen
gewild
interviewen
geïnterviewd
hebben
gehad
kopiëren
gekopieerd
3
(beëindigd), illustreren (geïllustreerd), interviewen (geïnterviewd), isoleren (geïsoleerd), oriënteren (georiënteerd), interesseren (geïnteresseerd), neuriën (geneuried), ruziën (geruzied), skiën (geskied), sleeën (gesleed), kopiëren (gekopieerd), variëren (gevarieerd).
• Laat de leerlingen hun werkboek voor zich nemen op pagina 35 en maak samen opdracht 1, 2 en 3. • Daarna kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
145
Weet je het nog? z i n
i n
Doel____________________________ • De leerlingen herhalen leerstof uit voorgaande eenheden en jaargroepen. Categorieën_____________________ • ~teit, ~heid (3.8): activiteit, vochtigheid • /t/ met d, /p/ met b, /ch/ met g (6.1): bekendste, hoogste (grootste, slapste: contrast) • constante woorddelen met voorvoegsel (6.2): verroeren, ontdekken
s p e l l i n g
Introductie • Dek de Woorden van de Week af of draai het bord om. Dicteer de woorden. De leerlingen schrijven ze in hun schrift. Maak de Woorden van de Week weer zichtbaar en laat de leerlingen hun werk controleren. Veeg de woorden uit die door alle leerlingen juist geschreven zijn. De andere woorden blijven nog een week staan (zie ook: Tips). • Herhaal ook enkele zaken die aan bod kwamen bij de werkwoordspelling en waarmee leerlingen in de controletaak nog moeite hadden.
Werkinstructie • Vertel dat dit een herhalingsles is met stof uit voorgaande jaargroepen.
Strategieën_ ____________________ • De leerlingen schrijven woorden met ~teit of ~heid door ze in stukjes te verdelen; ze luisteren naar de delen, ze schrijven het vaste woordstukje met de kapstokwoorden kwaliteit en snelheid (ze rubriceren naar analogie) en de andere delen volgens een eigen strategie (bijvoorbeeld met de verlengingsregel of de regels van de open of gesloten lettergreep). • Bijvoeglijke naamwoorden in de overtreffende trap schrijven ze door aan het grondwoord ~st(e) toe te voegen. Bij het grondwoord gebruiken ze daarbij nog de verlengingsregel (koudst, want kouder). • Ze hebben woorden met vaste voorvoegsels met een stomme e (be~, ge~, her~, ver~) geleerd met de hoorstrategie: ze luisteren naar de delen, ze weten dat de stomme e vooraan met e wordt geschreven en ze schrijven elk ander deel volgens de eigen strategie. Woorden met andere voorvoegsels (ont~, on~) schrijven ze op dezelfde manier: ze luisteren naar de delen, ze schrijven het vaste woordstukje door goed te luisteren en de andere delen volgens een eigen strategie.
146
• Leerlingen die weinig moeite hebben met spelling maken nu zelfstandig de opdrachten van pagina 36. Geef aan dat ze bij het maken van de opdrachten gebruik mogen maken van de Basisspellinggids. • Met de overige leerlingen staat u eerst nog eens stil bij de strategieën bij de categorieën die in deze les worden herhaald (zie: Strategieën). Laat de leerlingen hierna hun werkboek voor zich nemen en maak samen de opdrachten van pagina 36. Maak hierbij waar nodig ook gebruik van de Basisspellinggids.
• Bij opdracht 1 maken de leerlingen de woorden af en schrijven deze in de zinnen.
• Bij opdracht 2 maken ze de woorden met ~teit of ~heid af en schrijven deze op. Ze lossen ook twee rebuswoorden op. • Bij opdracht 3 maken ze woorden met de losse stukjes en schrijven deze over. • De leerlingen kunnen hun werk controleren met behulp van het antwoordenboek. • Als ze klaar zijn, kunnen ze werken met Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4.
Reflectie • Bespreek met de leerlingen de opdrachten uit het werkboek.
• Herhaal eventueel kort de strategieën bij de categorieën die in deze les worden herhaald (zie: Strategieën). Na les 9 kunt u eventueel controledictee 4b en controletaak werkwoorden 4b afnemen.
eenheid 4 | les 9
Weet je het nog? z i n
eenheid 4 | les
s p el l i n g
Welke letters zitten verstopt? Vul de woorden in. Wie haalt het hoogste
ste
hoo
sla
ste
Marlou verzint het slapste
vlu
ste
Het vlugste
ste
Wie maakt het hardste
kor
ste
Bo heeft de kortste
allerlaa
aandachtspunten naar aanleiding van de afgenomen controletaak bij de hand hebt.
tekenfilmfiguren. geluid? voornaam van de hele klas.
Differentiatie / extra stof_ ________
• Werkboekje bij de Basisspellinggids • Slagwerk spelling F • Slagwerk werkwoordspelling F
snoepje opgegeten?
activi
activiteit
universi
universiteit
elektrici
elektriciteit
nationali
nationaliteit
gezond
gezondheid
vochtig
vochtigheid
verkoud
verkoudheid
creativi
creativiteit
speciali
specialiteit
gezellig
gezelligheid
b = v
ta = zi
an = ei
voorzichtigheid Wat kan er bij elkaar? Schrijf de woorden over.
ver
ont
duiken
verroeren
roeren
verwijderen
wijderen
verrotten
dooien
ontduiken
rotten
ontroeren
dekken
ontdooien ontdekken
3
• Zorg ervoor dat u het lijstje met
Schrijf elk woord met ~teit of ~heid op.
3
Week nog op het bord staan.
excuus om niet te hoeven trainen.
Wie heeft het allerlaatste
ste
Vooraf__________________________
jongetje gooit de bal in de korf.
har
Materialen______________________ • Werkboek E1, pagina 36 • Antwoordenboek E1, pagina 36 • Basisspellinggids • Schrift • Zin in spelling cd-rom E, eenheid 4
• Zorg ervoor dat de Woorden van de
zeepbel?
Hij heeft films met de bekendste
ste
beken
masker.
Wie blaast de grootste
ste
groo
cijfer?
Joran maakte het griezeligste
ste
griezeli
2
i n
Her haling
z = v
-b
veiligheid
Tips____________________________
• Probeer de komende tijd om een aan-
oe = ei
tal malen de Woorden van de Week tussendoor kort te oefenen en voltooid en tegenwoordig deelwoorden te herhalen. Gebruik voor de leerlingen alleen de term deelwoordvorm. Bespreek de verlengingsregel en de mogelijkheid om voltooid deelwoorden (deelwoordvormen zoals ‘gelukt’ en ‘gevuld’) met de verleden tijd (vooral bij onregelmatige deelwoordvormen op d of t) of de regel van ’t kofschip te schrijven. Wijs ook op eventueel bijkomende moeilijkheden zoals een trema of ~ge~ in het midden van de deelwoordvorm. • Toon belangstelling voor de resulta ten van leerlingen die gedurende deze eenheid met de computer hebben gewerkt.
147
© Uitgeverij Zwijsen B.V. (12.2) (7.3) (9.1) (9.1) (9.1)
’s avonds tulpenbollen kangoeroes abonnees paraplu’s
(9.1) (12.2) (9.1) (9.1) (9.1) (7.3) (9.1) (7.1)
lelies ’s Winters garages advertenties horloges tweedehands auto’s verffabriek
(7.3)
beukenboom
Elk doelwoord komt in het groepsoverzicht maar één keer voor, ook al kan het soms tot verschillende spellingcategorieën worden gerekend. Een doelwoord kan immers maar één keer fout worden gerekend. Let er in dat geval wel op dat u, indien nodig, bij de juiste categorie verlengde instructie en begeleide verwerking biedt.
kopieerblad 43
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
> 6 fouten onvoldoende
s p e l l i n g
totaal aantal fouten
(9.1)
pony’s
binnen- en buitenland (12.2)
(9.1)
euro’s
zonnebril (uitzondering 7.3)
(12.2)
zang- en danslessen
naam i n
(7.1)
z i n
polsslag
Groepsoverzicht controledictee 4a groep:
datum:
dicteevolgorde
groep:
Groepsoverzicht controledictee 4a
categorievolgorde
Elk doelwoord komt in het groepsoverzicht maar één keer voor, ook al kan het soms tot verschillende spellingcategorieën worden gerekend. Een doelwoord kan immers maar één keer fout worden gerekend. Let er in dat geval wel op dat u, indien nodig, bij de juiste categorie verlengde instructie en begeleide verwerking biedt.
kopieerblad 44
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
> 6 fouten onvoldoende
totaal aantal fouten
binnen- en buitenland
’s Winters
’s avonds
zang- en danslessen
pony’s
12.2 apostrof (’), streepje (-)
auto’s
horloges
advertenties
garages
lelies
euro’s
paraplu’s
abonnees
9.1 meervoud ~s, meervoud ’s
kangoeroes
beukenboom
7.3 tussen-e(n) (uitzonderingen 7.3)
tweedehands
verffabriek
polsslag
7.1 samenstellingen zonder tussenklank
naam
datum:
s p e l l i n g
zonnebril
i n
tulpenbollen
z i n
© Uitgeverij Zwijsen B.V. (9.1) (9.1) (9.1) (12.2)
reportages abonnees farao’s ’s Morgens
(7.3)
tentenkamp
(7.3) (9.1)
ziekenhuis programma’s
(9.1) (12.2) (7.1) (9.1)
families ’s Avonds filmmuziek studies
Elk doelwoord komt in het groepsoverzicht maar één keer voor, ook al kan het soms tot verschillende spellingcategorieën worden gerekend. Een doelwoord kan immers maar één keer fout worden gerekend. Let er in dat geval wel op dat u, indien nodig, bij de juiste categorie verlengde instructie en begeleide verwerking biedt.
kopieerblad 45
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
> 6 fouten onvoldoende
s p e l l i n g
totaal aantal fouten
knikkebollen (uitzondering 7.3)
(9.1)
foto’s
land- en tuinbouw (12.2)
(9.1)
taxi’s
voor- en achterkant (12.2)
(9.1)
machines
zonnebloemen (uitzondering 7.3)
(7.1)
werelddeel
naam i n
(9.1)
z i n
lolly’s
Groepsoverzicht controledictee 4b groep:
datum:
dicteevolgorde
groep:
Groepsoverzicht controledictee 4b
categorievolgorde
Elk doelwoord komt in het groepsoverzicht maar één keer voor, ook al kan het soms tot verschillende spellingcategorieën worden gerekend. Een doelwoord kan immers maar één keer fout worden gerekend. Let er in dat geval wel op dat u, indien nodig, bij de juiste categorie verlengde instructie en begeleide verwerking biedt.
kopieerblad 46
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
> 6 fouten onvoldoende
totaal aantal fouten
’s Avonds
land- en tuinbouw
voor- en achterkant
’s Morgens
studies
12.2 apostrof (’), streepje (-)
families
foto’s
programma’s
taxi’s
machines
farao’s
abonnees
reportages
9.1 meervoud ~s, meervoud ’s
lolly’s
knikkebollen
7.3 tussen-e(n) (uitzonderingen 7.3)
ziekenhuis
filmmuziek
werelddeel
7.1 samenstellingen zonder tussenklank
naam
datum:
s p e l l i n g
tentenkamp
i n
zonnebloemen
z i n
Signaleringsformulier controledictee 4a z i n
i n
s p e l l i n g
doelwoorden
naam: groep: datum:
gemaakte fout(en)
aantal fouten
7.1 samenstellingen zonder tussenklank polsslag verffabriek 7.3 tussen-e(n) (uitzonderingen 7.3) tulpenbollen zonnebril tweedehands beukenboom 9.1 meervoud ~s, meervoud ’s kangoeroes abonnees paraplu’s euro’s lelies garages advertenties horloges auto’s pony’s 12.2 apostrof (’), streepje (-) zang- en danslessen ’s avonds ’s Winters binnen- en buitenland
totaal aantal fouten
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
kopieerblad 47
Signaleringsformulier controledictee 4b z i n
i n
s p e l l i n g
doelwoorden
naam: groep: datum:
gemaakte fout(en)
aantal fouten
7.1 samenstellingen zonder tussenklank werelddeel filmmuziek 7.3 tussen-e(n) (uitzonderingen 7.3) zonnebloemen tentenkamp ziekenhuis knikkebollen 9.1 meervoud ~s, meervoud ’s lolly’s reportages abonnees farao’s machines taxi’s programma’s foto’s families studies 12.2 apostrof (’), streepje (-) ’s Morgens voor- en achterkant land- en tuinbouw ’s Avonds
totaal aantal fouten
kopieerblad 48
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
naam:
Controletaak werkwoorden 4a z i n
i n
datum:
s p e l l i n g groep:
aantal fouten:
Luister goed. Vul in. 1. We zijn
aan de regenbui.
2. De naam van die straat is
.
3. We hebben de buren
voor het tuinfeest.
4. De peren zijn al
.
5. De fabriek is flink
.
6. Hij heeft het 7.
deel te nemen aan die barre tocht. wachtte het kind op zijn moeder.
8. De muren zijn pas
.
9. Als eten is
mag het niet opnieuw ingevroren worden.
10. Je krijgt meer informatie
.
11. Het meisje werd erg
door haar ouders.
12. Ik had het niet beter
.
13. De grot werd door jongens
.
14. Het huis is goed
.
15. De jongen gedraagt zich soms erg
.
16. De boeken werden gisteren
.
17. We volgen een
pad door het bos.
18. De leerlingen hebben de lessen 19.
. liepen ze verder.
20. De startbaan voor de vliegtuigen is oost-west
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
.
kopieerblad 49
kopieerblad 50 (8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (onvoltooid)
uitgebreid gedurfd huilend
(8.8) (voltooid)
(8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (onvoltooid) (8.8) (voltooid)
gekund ontdekt geïsoleerd vervelend besteld
(8.8) (onvoltooid)
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
s p e l l i n g
> 6 fouten onvoldoende
totaal aantal fouten
georiënteerd (8.8) (voltooid)
babbelend
samengevat (8.8) (voltooid)
kronkelend (8.8) (onvoltooid)
(8.8) (voltooid)
verwend
toegestuurd (8.8) (voltooid)
ontdooid
geschilderd (8.8) (voltooid)
(8.8) (voltooid)
geschild
uitgenodigd (8.8) (voltooid)
(8.8) (voltooid)
gewijzigd
naam i n
(8.8) (voltooid)
z i n
ontsnapt
Groepsoverzicht Groepsoverzicht controletaak dictee 1a 4a groep:
datum:
taakvolgorde
naam
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
kopieerblad 51
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
> 6 fouten onvoldoende
s p e l l i n g
totaal aantal fouten
babbelend
kronkelend
vervelend
8.8 voltooid deelwoord
huilend
georiënteerd
samengevat
besteld
geïsoleerd
ontdekt
gekund
verwend
toegestuurd
ontdooid
geschilderd
gedurfd
uitgebreid
geschild
uitgenodigd
i n
gewijzigd
z i n
ontsnapt
Groepsoverzicht Groepsoverzicht controletaak dictee 1a 4a groep:
datum:
categorievolgorde
8.8 tegenwoordig deelwoord
Signaleringsformulier Signaleringsformulier controletaak dictee 1a 4a z i n
i n
doelwoorden
s p e l l i n g
naam: groep: datum:
gemaakte fout(en)
aantal fouten
8.8 voltooid deelwoord ontsnapt gewijzigd uitgenodigd geschild uitgebreid gedurfd geschilderd ontdooid toegestuurd verwend gekund ontdekt geïsoleerd besteld samengevat georiënteerd 8.8 tegenwoordig deelwoord huilend vervelend kronkelend babbelend
totaal aantal fouten
kopieerblad 52
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
naam:
Controletaak werkwoorden 4b z i n
i n
datum:
s p e l l i n g groep:
aantal fouten:
Luister goed. Vul in. 1. We hebben de kortste weg
.
2. De slang is uit de kooi
.
3. De ministers hebben het voorstel
.
4. Wat heeft je moeder
?
5. De zeep heeft de afvoer
.
6. De aardappelen zijn
.
7. De vertrektijden van de treinen zijn
.
8. Al
noteerde hij de woonplaats.
9. Ik heb een landschap 10.
. lachte ze om het geklungel van haar broer.
11. Hij heeft zich grondig
.
12. Hij heeft de muren van de kamer
.
13. Onze uitvoering van ballet is een week
.
14.
liep de gewonde hond weg.
15.
verliet Melanie de klas.
16. De nieuwe computer is vandaag 17. Hij heeft zich
. in het telefoonnummer.
18. Ik heb voor mijn verjaardag een bijzonder cadeau
.
19. In de grot werden eeuwenoude tekeningen 20. Ik heb het me al een tijdje
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
. .
kopieerblad 53
kopieerblad 54 (8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (onvoltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (onvoltooid)
verstopt aangebrand gewijzigd spellend getekend spottend
(8.8) (voltooid) (8.8) (onvoltooid) (8.8) (onvoltooid)
uitgesteld jankend zuchtend
(8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid) (8.8) (voltooid)
gehad ontdekt afgevraagd
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
s p e l l i n g
> 6 fouten onvoldoende
totaal aantal fouten
(8.8) (voltooid)
vergist
geïnstalleerd (8.8) (voltooid)
(8.8) (voltooid)
geschilderd
geïnformeerd (8.8) (voltooid)
(8.8) (voltooid)
gezegd
goedgekeurd (8.8) (voltooid)
(8.8) (voltooid)
ontsnapt
naam i n
(8.8) (voltooid)
z i n
gevolgd
Groepsoverzicht Groepsoverzicht controletaak dictee 1a 4b groep:
datum:
taakvolgorde
naam
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
kopieerblad 55
* Als een leerling binnen één categorie 2-4 fouten maakt, is het raadzaam deze leerling toch verlengde instructie en begeleide verwerking bij deze categorie te bieden.
< 2 fouten goed
2-4 fouten voldoende *
5-6 fouten twijfelachtig
> 6 fouten onvoldoende
s p e l l i n g
totaal aantal fouten
zuchtend
jankend
spottend
8.8 voltooid deelwoord
spellend
afgevraagd
ontdekt
gehad
vergist
geïnstalleerd
uitgesteld
geschilderd
geïnformeerd
getekend
gewijzigd
aangebrand
verstopt
gezegd
goedgekeurd
i n
ontsnapt
z i n
gevolgd
Groepsoverzicht Groepsoverzicht controletaak dictee 1a 4b groep:
datum:
categorievolgorde
8.8 tegenwoordig deelwoord
Signaleringsformulier Signaleringsformulier controletaak dictee 1a 4b z i n
i n
doelwoorden
s p e l l i n g
naam: groep: datum:
gemaakte fout(en)
aantal fouten
8.8 voltooid deelwoord gevolgd ontsnapt goedgekeurd gezegd verstopt aangebrand gewijzigd getekend geïnformeerd geschilderd uitgesteld geïnstalleerd vergist gehad ontdekt afgevraagd 8.8 tegenwoordig deelwoord spellend spottend jankend zuchtend
totaal aantal fouten
kopieerblad 56
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
Leeg werkwoordenschema verleden tijd
tegenwoordige tijd
regelmatig
onregelmatig
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
d-werkwoord
woordenboekvorm
ja is het een persoonsvorm (PV)?
nee
deelwoordvorm
vraag-tijd-getal
© Uitgeverij Zwijsen B.V.
kopieerblad 71
Alle kaartjes waren verkocht zi n
1
i n
ww-sk 9
s p elling
Vul de deelwoordvorm in. Maak de verlengde vorm af. Eef heeft de postzegel
.
Aan een beschadig
De tijger is uit de dierentuin
. De ontsnap
Vandaag zijn Anne en Jim De leidingen zijn
. .
Hij heeft een grot
leidingen worden vervangen.
? De gevraag
Vul links de deelwoordvorm in. Kies uit: geproef , gevul Vul rechts de PV in de v-tijd van hetzelfde werkwoord in.
, gegooi
.
Ik heb van die drukte niets Manuel heeft de bal
hulp is echt nodig.
De ontdek
Andrea heeft van de taart
. .
De meester heeft de pester De flessen worden machinaal
3
paar gaat morgen op reis.
De verstop
.
.
postzegel heb je niets. tijger liep naar de uitgang.
Het getrouw
Hoe vaak heb ik al om hulp
2
eenheid 4 | les 1
grot is moeilijk toegankelijk.
, gestraf
, gemerk
.
Zij
ook van de cake.
Ik
er vorig jaar ook niets van.
Hij
hem door de ring.
Hij
zijn vriend ook.
. De
flessen gaan in kratten.
!
Vul de deelwoordvorm in. bezoeken
Gisteren heb ik een klassiek concert
hebben
Ik had op de radio al een voorproefje
verkopen
Alle kaartjes waren
denken
De opvoering was nog beter dan ik had
kunnen
Alleen de dwarsfluit had beter
zeggen
De drummer deed precies wat de dirigent had
willen
Maar de componist heeft het zo natuurlijk ook
durven
Ook bij dit concert heeft niemand het
. . . . . . . wat te veranderen.
Zoek een deelwoordvorm die rijmt: gered - gewed, gekruld - …, gekocht - …, gebonsd - …, gelukt - …, gestort - … .
28
Tip:
kijk in de Basisspellinggids
Hij reist door binnen- en buitenland z i n
1
i n
eenheid 4 | les 2
s p elling
’t Is
Vul in. s
reld ’s we
zo’n v
ierho
Met
nderd
’ns
t z’n
n
ë wee
’s ochte
enbosch ’s-Hertog
nds
gingen we naar de film kijken.
De eerste thermometer dateert van
jaar geleden.
De ‘Spoetnik’ was in 1957
eerste satelliet. wordt vaak kortweg Den Bosch genoemd.
Mijn vader las
om half acht het bericht over de aardbeving. altijd weer snoep, geef ook
2
Welke letters en tekens zitten verstopt? Vul de woorden in. aandags achts
zijn veel musea gesloten. Is het waar dat kinderen
iddags vonds
3
een boek cadeau!
groeien? gaan ze een boottocht maken.
De trompettist speelt
in het orkest.
inters
mogen deze planten buiten blijven staan.
omers
kan het aan de Middellandse Zee snikheet zijn.
Maak de woordgroepen korter. Bijvoorbeeld: voorjaar en najaar
voor- en najaar.
binnenland en buitenland
Mijn oom reist door
.
kunstfoto’s en reclamefoto’s
Hij maakt
.
schilderkunst en beeldhouwkunst
Ella houdt van
.
groentetelers en fruittelers
Deze streek telt veel
.
rijstvelden en maisvelden
Suus fotografeert
.
zomermaanden en wintermaanden
In de
is hij actief.
Vertel wat je op zaterdag doet. Gebruik in je zinnen ook apostrofs of streepjes. Bijvoorbeeld: ’s Middags maken we een wandel- of fietstocht.
29
De kleding is afgeprijsd zi n
1
i n
ww-sk 8
s p elling
Vul de deelwoordvorm in. aangekondig
10,-
De uitverkoop werd met affiches
opgestuur
Naar trouwe klanten werd een uitnodiging
5,
10,-
doorgestreep
Het winkelpersoneel wordt
Kim heeft een warme jas
5,-
uitverkoch
’s Avonds is de winkel volledig
De verkoopsters zijn moe
5,-
aangeschaf
10,-
neergeplof
5,-
opgefris
. door de belangstelling. . . op de stoeltjes. .
De muren worden
5,-
uitgestal
.
Nu kunnen de rekken worden
10,-
afgestof
.
De oude prijzen zijn
5,-
overrompel
.
Alle kleding is zeer sterk
10,-
afgeprijs
2
eenheid 4 | les 3
met een nieuw verfje.
Volgende week wordt de zomermode alweer
!
Zoek de deelwoordvorm op in de Basisspellinggids. beëindigen
De ruimtevlucht is succesvol
.
beïnvloeden
Onze mening wordt vaak door de televisie
interviewen
De journalist heeft de winnaar van de wedstrijd
neuriën
Ik houd van liedjes waarin
variëren
Als je gezond eet, eet je vaak heel
eren
Deze actrice wordt
interesseren
Ik ben erg
skiën
Ik heb nog nooit
. . wordt. . voor haar 25e film. in dierkunde. , jij wel?
Schrijf tien woordenboekvormen van regelmatige, samengestelde werkwoorden op. Maak dan zinnen met de deelwoordvorm van het werkwoord. Bijvoorbeeld: stofzuigen - Ik heb de kamer gestofzuigd.
30
Bloeiende zonnebloemen z i n
1
2
3
i n
eenheid 4 | les 4
s p elling
Maak samenstellingen. Schrijf de samenstellingen over. goochel
kan
thermos
stoel
strand
truc
film
slag
verf
rijk
verband
muziek
kleur
tijd
doos
aankomst
pols
fabriek
Vul de samenstelling in. groente + man
De
gaat elke dag naar de veiling.
tweede + hands
Wat voor een soort auto wil hij,
reken + machine
Ik heb mijn
mens + leven
Een mobieltje kan een
speld + prik
Met een
of nieuw? heel goedkoop gekocht. redden. spat de ballon uit elkaar.
Vul de samenstelling in. zonn
bloemen
knikk
bollen
Bloeiende
wijzen naar het oosten.
De chauffeur begint te
van de slaap.
man
schijn
De konijntjes spelen in de
.
knorr
pot
De
spinn
wiel
Op de hobbybeurs zag ik mensen spinnen op een
zonn
steek
Een
liep te mopperen over allerlei onbenulligheden. .
kun je voorkomen door een petje te dragen.
lach
bek
Ellen staat bekend als
, maar ze kan ook heel serieus zijn.
huil
balk
Huil je maar af en toe of ben je een echte
?
Maak woorden met de losse lettergrepen.
bui de schud ken
len bol rol le knar den tan se
den ke baar lik
31
Een spetterend bezoek zi n
1
i n
eenheid 4 | les 5
ww-sk 8
s p elling
Vul de deelwoordvorm in.
spetteren We zijn naar
Amsterdam gewees
t!
hotsen - botsen Op de foto’s zie je ons
en
in een koets,
door het centrum met een gids,
wandelen
genieten fietsen
van de werken in het Rijksmuseum,
langs de vele grachten,
raat,
door de Kalverst
slenteren
dobberen
op een bootje op de
Keizersgracht,
trappen en zelfs Het was een leuke, maar vermoeiende dag!
2
Vul de deelwoordvorm in. Maak de verlengde vorm af. Het vlees is Het heeft
.
De aangebran
geregend.
De betrapte inbreker is Mijn jas is
3
op een waterfiets!
kip is niet meer te eten.
De aanhouden .
De gevluch
.
regen veroorzaakt veel overlast. inbreker is nu ingerekend.
Een waterafstoten
broek heb ik niet.
Dit verhaal vind ik
.
Deze auteur schreef al veel boeien
Dit nieuwe boek is
.
Ik ben dol op geïllustreer
verhalen.
boeken.
Vul de deelwoordvorm in. kalmeren Zij heeft hem Een boswandeling werkt
zwoegen .
reed de fietser omhoog. .
Hij heeft de hele dag
krijsen Het jongetje heeft de hele avond De meeuwen zoeken
geruststellen . hun voedsel.
De ouders werden Dit bericht is
Bedenk vragen voor een ander. In de vragen moet een deelwoordvorm met ~d of ~t voorkomen. Bijvoorbeeld: Heb jij weleens slakken geproefd? Ben jij weleens zwemmend het meer overgestoken?
32
.
. .
Pakjes in de vitrines z i n
1
i n
eenheid 4 | les 6
s p elling
Vul in. De rechterrij is het meervoud van de linkerrij. programma,
, pagina’s
, bikini
,
jetski’s,
, paraplu
dagmenu’s,
kangoeroes, kaketoes
illustratie, familie
2
, , tribune
piramides,
,
hobby’s, lolly’s
,
euro’s, radio’s
Schrijf de meervouden van de woorden in de juiste rij.
magazin
advertentie
actie
e
in kant
dictee
e
portemonnee
~ees
abonnee generatie
~ies
machi
ne
~ines
Schrijf ook de meervouden van deze woorden in de juiste rij.
baby
bugg y
~es
vitamine
euro
rge
aspe
farao
foto
pony ~o’s
lawine horloge
part
y
duo
~y’s
Schrijf meervouden op met ~s en met ~’s. Maak er een verhaaltje mee.
33
Ga er ’ns uit! zi n
1
i n
eenheid 4 | les 7 s p elling
Vul in. Kies uit: z’n, ’ns, ’s, ’t, zo’n. Ga er
uit. Kom naar de kermis.
Even de wereld op Beleef ook
kop. geweldig avontuur.
Woensdags is er
avonds een groot vuurwerk.
Is zonde als je er niet bij bent!
2
Schrijf het zo kort mogelijk. damesschoenen en herenschoenen jongensfietsen en meisjesfietsen koperdraad en ijzerdraad appeltaart en pruimentaart taalschrift en spellingschrift
3
4
34
Schrijf de samenstellingen op. brood + deeg
zon + bril
ziek + huis
knor + pot
hitte + golf
douche + gel
kip + ei
kleur + blind
vrucht + sap
buur + ruzie
Vul de meervouden in. iglo
generatie
file
abonnee
kolibrie
kantine
horloge
baby
prestatie
foto
kangoeroe
etalage
Zoemend vliegen de bijen rond z i n
1
i n
ww-sk 8, 9
s p elling
eenheid 4 | les 8
Schrijf de paarse werkwoordsvormen over in de juiste rij. Vul de andere rijen aan. heen.
De ontsnapte dief is opgepakt.
over de muur
De nieuwe broek is verkreukeld.
Welke foto heb jij opgestuurd?
Lotte heeft zich geschminkt voor het feest. woordenboekvorm
Welke techniek is toegepast? Hij heeft het huis verkocht.
deelwoordvorm
Hij klom
verlengde vorm dieven broeken foto’s technieken kleuters huizen
2
3
Vul de juiste vorm in. draven
paarden
De paarden hebben al vaker
.
zoemen
bijen
knorren
varkens
De varkens hebben hard
kakelen
kippen
De kippen liepen
blaffen
honden
De honden blijven
kwaken
eenden
komen de eenden op me af.
brullen
leeuwen
komen de leeuwen dichterbij.
mekkeren
geiten
staan de geiten in de wei.
vliegen de bijen rond de korf. . rond. achter.
!
Schrijf de woordenboekvorm of de deelwoordvorm in het rijtje. kunnen
gedurfd
kanoën
willen
gehad
geïllustreerd
beëindigen
zeggen
Tip:
kijk in de Basisspellinggids
geïnterviewd
kopiëren
35
Weet je het nog? zi n
1
i n
s p elling
Welke letters zitten verstopt? Vul de woorden in. ste
hoo
griezeli groo
Wie haalt het
ste
ste
Marlou verzint het
vlu
ste
Het
ste
excuus om niet te hoeven trainen. jongetje gooit de bal in de korf.
har
ste
Wie maakt het
kor
ste
Bo heeft de ste
tekenfilmfiguren. geluid? voornaam van de hele klas.
Wie heeft het
snoepje opgegeten?
Schrijf elk woord met ~teit of ~heid op.
activi
universi
elektrici
nationali
gezond
vochtig
verkoud
creativi
speciali
gezellig
b = v
36
zeepbel?
Hij heeft films met de
3
masker.
Wie blaast de
sla
allerlaa
cijfer?
Joran maakte het
ste
beken
2
eenheid 4 | les 9
ta = zi
an = ei
Wat kan er bij elkaar? Schrijf de woorden over.
duiken
ver
roeren
wijderen
dooien
ont
rotten
dekken
z = v
-b
oe = ei
68240_zis_spk_e_os.indd 1
17-12-2009 14:30:03
Zwijsen z i n
i n
s p e l l i n g
spellingkaar ten
E Vouw de flap open. Maak één opdracht. Alleen of samen met een ander. Schrijf de opdracht in je schrift.
Auteurs Betty Cranshoff Johan Zuidema
Lees de woorden hardop. Kijk goed naar de blauwe stukjes.
Omslagillustratie Merel Eyckerman Lay-out en dtp Patricia Smits - Studio Spider
Luister goed. Denk aan de regel. Onthoud het woord. Denk aan het kapstokwoord.
E
Kijk naar het teken. Hoe schrijf je de woorden?
ww-spellingkaar ten
Op elke kaart staan woorden. Die woorden horen bij elkaar.
z i n
i n
s p e l l i n g
z i n
i n
s p e l l i n g
Zo moet je het doen:
Bureauredactie Amanda Woestenburg LeesMij PrePublishing Projectgroep Zwijsen Jos Cöp, Jeske Heezemans (projectleiding en redactie) Miranda van Zeelst (bureauredactie) Tony Riboch (vormgeving) Niek Rooijakkers (productiebegeleiding) Nathalie Dielissen (marketingadvies) Huub Lucas (uitgever)
jaargroep
A 4
B 5
C 6
D 7
E 8
2e druk ISBN 978.90.276.6824.0 © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg www.zwijsen.nl www.zininspelling.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Deze uitgave volgt de officiële spelling, zoals in oktober 2005 is vastgelegd.
Zwijsen
Spellingkaart 24 z i n
i n
s p e l l i n g
toffees
families
dictees abonnees portemonnees chimpansees
ruzies tralies lelies studies kanaries kolibries
kangoeroes
porties
kaketoes
acties advertenties reparaties prestaties generaties
tantes
garages
kantines
haltes bendes keuzes hoeves boetes files pauzes beloftes
horloges etalages asperges reportages stages
lawines machines mandolines magazines trampolines vitrines vitamines
categorie 9.1
68240_zis_spk_e_bw.indd 24
15-12-2009 9:54:03
Spellingkaart 25 z i n
i n
s p e l l i n g
pinda’s
kiwi’s
foto’s
panda’s komma’s pizza’s oma’s opa’s zebra’s pasta’s loempia’s agenda’s
taxi’s ski’s tipi’s tosti’s alibi’s bikini’s safari’s salami’s tsunami’s
kilo’s euro’s auto’s iglo’s duo’s banjo’s farao’s piano’s radio’s tornado’s risico’s
menu’s
baby’s
accu’s paraplu’s
lolly’s pony’s buggy’s hobby’s guppy’s panty’s party’s puppy’s
categorie 9.1
68240_zis_spk_e_bw.indd 25
15-12-2009 9:54:03
Spellingkaart 28 z i n
i n
s p e l l i n g
strandstoel
verffabriek
thermoskan goocheltruc lachbui schaatsbaan
verbanddoos filmmuziek aankomsttijd polsslag
keukentafel
hittegolf
binnenweg bovenkant eigennaam regenworm
lenteweer roggebrood kuddedier hoogtevrees
ziekenwagen
hondenhok
burenruzie vrouwenstem mannenkoor boerenbedrijf
eikenboom paardenbloem woordenboek paddenstoel
maneschijn
knarsetanden
manestraal zonnebaden zonnebril zonnesteek
knikkebollen knorrepot lachebek likkebaarden
categorie 7.1 / 7.3 (en uitzonderingen)
68240_zis_spk_e_bw.indd 28
15-12-2009 9:54:03
Spellingkaart 31 z i n
’s morgens ’s middags ’s avonds ’s nachts
i n
s p e l l i n g
’s zomers ’s maandags ’s zaterdags ’s ochtends
We luisteren ’s ochtends naar de radio. Het is ’s nachts rustig op de weg. Jullie eten ’s woensdags altijd bij oma. Tegenwoordig is het ’s winters minder koud. ’s Ochtends luisteren we naar de radio. ’s Nachts is het rustig op de weg. ’s Woensdags eten jullie altijd bij oma. ’s Winters is het tegenwoordig minder koud. ’t Is goed weer. Kom ’ns hier. We moeten zo’n half uur rijden. We komen met z’n tweeën. binnen- en buitenland linker- en rechterhand zomer- en wintermaanden koper- en ijzerdraad reken- en taalschrift jongens- en meisjesstemmen dames- en herenfietsen categorie 12.2
68240_zis_spk_e_bw.indd 31
15-12-2009 9:54:04
Ww-spellingkaart 1 z i n
i n
s p e l l i n g
Vormen van het werkwoord
- Woordenboekvorm van het werkwoord
Je vindt de woordenboekvorm door er kan of kunnen voor te zetten. (ik kan) vallen (het kan) regenen Werkwoorden met een woordenboekvorm die eindigt op ~den noemen we d-werkwoorden: antwoorden, vinden, kneden, worden. Werkwoorden met een woordenboekvorm die eindigt op ~ten noemen we t-werkwoorden: wachten, rusten, hoesten, fluiten.
- Deelwoordvorm
Je vindt de deelwoordvorm door er ik heb of ik ben, het heeft of het is bij te denken. (ik heb) gedanst (ik ben) gegroeid (het heeft) geregend (het is) gebeurd
- Persoonsvorm van het werkwoord (PV)
Bij een PV hoort een onderwerp. Het regent. het: O Loop jij naar huis? loop: PV Hij zong een liedje. hij: O Miste jij de bus? miste: PV
regent: PV jij: O zong: PV jij: O
Zong en miste zijn PV’s in de verleden tijd of, in het kort: de v-tijd. Regent en loop zijn PV’s in de tegenwoordige tijd of, in het kort: de t-tijd.
68240_zis_spk_e_bw_ww.indd 1
6-1-2010 10:56:26
Ww-spellingkaart 8 z i n
i n
s p e l l i n g
Deelwoordvormen De jongen ging lachend naar buiten. Het is Tim gelukt zijn fiets te repareren. De kan is tot aan de rand toe gevuld. Het meisje heeft de fiets versierd. Om te weten of je de deelwoordvorm met een d of een t schrijft, moet je die langer maken door er een e achter te zetten. Je hoort dan een d of een t. De kinderen stonden lachend bij elkaar. ← de lachende kinderen Het is Tim gelukt zijn fiets te repareren. ← de gelukte reparatie Papa heeft de glazen gevuld. ← de gevulde glazen Marjan heeft de foto versierd. ← de versierde foto Ik heb de kamer opgeruimd. Ik heb alle namen ingevuld. Ik heb die oude trui afgedankt. Hij heeft zijn fiets uitgeleend.
← de opgeruimde kamer ← de ingevulde namen ← de afgedankte trui ← de uitgeleende fiets
Hij heeft zijn werk beëindigd. ← het beëindigde werk De boeken zijn geïllustreerd. ← de geïllustreerde boeken Hij heeft het liedje geneuried. ← het geneuriede liedje De tekeningen werden gekopieerd. ← de gekopieerde tekeningen Alle oude toestellen zijn verkocht. ← de verkochte toestellen Ik heb de formulieren gevraagd. ← de gevraagde formulieren
68240_zis_spk_e_bw_ww.indd 8
6-1-2010 10:56:27
Ww-spellingkaart 9 z i n
i n
s p e l l i n g
Deelwoordvormen en ’t k o f s ch i p Ook ’t kofschip kan helpen bij het schrijven van deelwoordvormen. Maak de ik-vorm. Als de laatste letter in ’t k o f s ch i p zit, dan is de deelwoordvorm met ~t. woorden- boekvorm praten jeuken boffen fronsen juichen hopen
ik-vorm eindigt op v-tijd praat jeuk bof frons juich hoop
t k f s ch p
Ik heb gepraat. Het heeft gejeukt. Ik heb geboft. Ik heb gefronst. Ik heb gejuicht. Ik heb gehoopt.
Let op! reizen proeven
reis proef
s (van z) f (van v)
Ik heb gereisd. Ik heb geproefd.
Bij de andere medeklinkers is de deelwoordvorm met ~d. woorden- boekvorm krabben melden vegen halen dromen wonen mengen loeren duwen
68240_zis_spk_e_bw_ww.indd 9
ik-vorm eindigt op v-tijd krab meld veeg haal droom woon meng loer duw
b d g l m n ng r w
Ik heb gekrabd. Ik heb gemeld. Ik heb geveegd. Ik heb gehaald. Ik heb gedroomd. Ik heb gewoond. Ik heb gemengd. Ik heb geloerd. Ik heb geschreeuwd.
6-1-2010 10:56:27
rennen, rusten, vinden
ja
woordenboekvorm
wij vin,den wij rus,tten
wij flo,ten
ik rus,tte
ik, jij, hij floo,t wij schol,den
wij antwoor,dden ik antwoor,dde
ik, jij, hij schol,d
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
hij vin,dt
4
vin,d jij? jij vin,dt ik vin,d
3
d-werkwoord
wij vallen wij zongen
wij stop,ten
ik zong
ik stop,te
wij liepen
wij ren,den
ik liep
ik ren,de regelmatig
hij val,t val,jij?
2
jij val,t ik val,
onregelmatig verleden tijd
z i n
i n
s p e l l i n g
Werkwoordenschema
tegenwoordige tijd
1
z i n
i n
s p e l l i n g
Inhoud ww-spellingkaarten
68240_zis_spk_e_os.indd 2
nee
7. Schrijf vier woorden op: drie woorden van de kaart en één woord dat niet van de kaart is. Laat een ander kind alleen de drie woorden van de kaart overschrijven.
is het een persoonsvorm (PV)?
6. Schrijf alleen de eerste letter van een woord op. Zet stipjes voor de overige letters. Laat een ander kind raden. Vul steeds een letter meer in als de ander het woord nog niet weet.
gelukte
5. Maak zinnen met vijf woorden van de kaart. Schrijf ze dan nog eens over maar dan zonder de woorden van de kaart. Laat een ander kind de zinnen afmaken en de woorden opschrijven.
→ → →
4. Lees een woord voor. Laat een ander kind het woord letter voor letter spellen. Schrijf het woord allebei op.
geiten, lijnen ingeënt, diëten, zeeën, knieën museum, opticien, kopieer, serieus, buiig toevallig, voorlopig, brokkelig, akelig, haviken prinsessen, matrozen, fotografen, leeuweriken zilveren armbanden, mooie armbanden slang, plank, angel, anker, werking, afhankelijk zusje, beestje, beertje, zonnetje, harinkje mamaatje, sneetje, baby’tje, machientje kassa, agent, robot, apparaat logé, scène, enquête, trainer, jam, envelop ruzie, antiek, baby, gitaar, kantine, gymmen kajak, maillot, toilet, bikini, baby, etui olie, bureau, chauffeur, bungalow, coach auteur, motor, datum boeket, journalist, computer, goochelen, agenda cel, vakantie, siroop, ruzie, examen, accent garage, chocolade, sjaal, journaal misschien, scène, praktisch, quiz, shampoo cactus, insect, kastanje, traktatie accordeon, ticket, examen, aquarium, chrysant volume, formule, wrak miljonair, villa, gorilla, oranje, briljant, signaal toffees, kangoeroes, tantes, kantines pinda’s, kiwi’s, foto’s, menu’s, baby’s details, garages, cowboys, logés, bureaus clubs, tips, gids, fiets, telefoon, thee verffabriek, keukentafel, maneschijn fietsslot, geluksgetal, varkensstal Jurgens auto, Nieuwjaar, maandag ’s morgens, ’t Is, binnen- en buitenland
gelukt
3. Schrijf het kortste woord van de kaart over. Schrijf dan een woord over met één letter meer. Ga zo door tot je het langste woord hebt opgeschreven.
s p e l l i n g
deelwoordvorm lachend lachende
2. Schrijf een verhaal. Gebruik in elke zin een woord van de kaart. Wie maakt het langste verhaal?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
i n
vraag-tijd-getal
1. Schrijf de tien moeilijkste woorden van de kaart over. Onderstreep de lastige letters.
z i n
5 6 7 8 9 10
s p e l l i n g
gevulde
i n
gevuld
z i n
Inhoud spellingkaarten
Vormen van het werkwoord - Woordenboekvorm van het werkwoord - Deelwoordvorm - Persoonsvorm van het werkwoord (PV) Is het een persoonsvorm (PV)? - Vraagproef - Tijdproef - Getalproef Onderwerp (O) en persoonsvorm van het werkwoord (PV) Getal en persoon van voornaamwoorden PV’s in de t-tijd PV’s van een d-werkwoord in de t-tijd Jij+PV of PV+jij V-tijd van regelmatige werkwoorden ’t k o f s ch i p V-tijd van onregelmatige werkwoorden Deelwoordvormen Deelwoordvormen en ’t k o f s ch i p Werkwoordsvormen die hetzelfde klinken (maar die je niet altijd hetzelfde schrijft) - PV’s in de t-tijd bij d-werkwoorden - PV in de t-tijd of deelwoordvorm - PV in de v-tijd of t-tijd of woordenboekvorm - PV (enkelvoud) in de v-tijd of bijvoeglijk gebruikte deelwoordvorm
Opdrachten spellingkaarten
17-12-2009 14:30:13
Zwijsen
E verleden tijd regelmatig
tegenwoordige tijd onregelmatig
ik ren,de
ik liep
ik val,
wij ren,den
wij liepen
jij val,t
ik stop,te
ik zong
wij stop,ten
wij zongen
val,jij? hij val,t wij vallen
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
ik antwoor,dde
ik, jij, hij schol,d
wij antwoor,dden
ik vin,d
wij schol,den
ik rus,tte
d-werkwoord
jij vin,dt
ik, jij, hij floo,t
wij rus,tten
vin,d jij?
wij flo,ten
hij vin,dt wij vin,den
woordenboekvorm
ja
rennen, rusten, vinden
nee
vraag-tijd-getal
deelwoordvorm
lachend gelukt gevuld
→ → →
is het een persoonsvorm (PV)?
lachende gelukte gevulde
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
zin in spelling werkwoordenschema zise_posters.indd 1
68257_zis_poster_e.indd 1
15-6-2010 13:40:08
15-6-2010 13:47:37
Zwijsen
E verleden tijd
tegenwoordige tijd
regelmatig
onregelmatig
d-t-werkwoord
d-t-werkwoord
d-werkwoord
woordenboekvorm
ja is het een persoonsvorm (PV)?
nee
deelwoordvorm
vraag-tijd-getal
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
zin in spelling werkwoordenschema zise_posters.indd 3
68257_zis_poster_e.indd 3
15-6-2010 13:40:54
15-6-2010 13:47:38
Zwijsen
E ’t k o f s ch i p Maak de ik-vorm. Als de laatste letter in ’t k o f s ch i p zit, dan is de v-tijd met ~te(n). woordenboekvorm
ik-vorm
eindigt op
v-tijd
praten jeuken boffen fronsen juichen hopen
praa,t jeu,k bo,f fron,s jui,ch hoop
t k f s ch p
zij praa,tte het jeu,kte je bo,f te hij fron,ste zij jui,chten zij hoo,pte
Let op! reizen proeven
reis proef
s (van z) f (van v)
hij rei,,sde ik proe,,fde
Bij de andere medeklinkers is de v-tijd met ~de(n). woordenboekvorm
ik-vorm
eindigt op
v-tijd
krabben melden vegen halen dromen wonen mengen loeren duwen
kra,b mel,d vee,g haa,l droo,m woo,n me,ng loe,r du,w
b d g l m n ng r w
hij kra,bde ik mel,dde zij vee,gde wij haa,lden ik droo,mde jij woo,nde zij me,ngden ik loe,rde hij du,wde
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
zin in spelling ’ t zise_posters.indd 4
68257_zis_poster_e.indd 4
k o f s c h i p 15-6-2010 13:40:59
15-6-2010 13:47:38