Bijlage 1 Leerstofopbouw Zin in spelling
H: hoorstrategie R: regelstrategie I: inprenten
1
A: C: O: M:
rubriceren naar analogie aanbieden in contrast (oppositie) opzoekstrategie meervoudige strategie
Klank-letterkoppeling m = medeklinker; k = klinker be~: woord begint met be, zoals begin ~elen: woord eindigt op elen zoals spartelen in, eet, ook, op, as, om, uit, oor, aan, ik, en, uil, of, al, is, aap, af, uur boot, haan, been, muur, wiel rok, jas, wel, bus, lip duif, neus, boek
Jaargroep A
B
C
D
1.1
km mkm
• • • •
1.2
~kmm mmk~ mmkmm
• kast, rits, kaars, pols, lamp, heks, soms, iets, leuks, mens • slaap, traag, bril, gras, knap, snor, fles, plas, droef, vlug, stuk, wrat, vrek, trui • staart, kruipt, blaft, plaats, klimt, dwars, trots, sliert, droomt, proeft, broers
H A I
H
1.3
~mmm mmm~
• worst, kunst, tekst, eerst, arts, fietst, klotst, kermt, vracht • strik, straat, spreekt, school, streep, schaats, spleet
1.4
~mmmm mmmm~
• herfst, scherpst, ernst, ergst • schroef, schrik, schreef
H A I H A
H A I H
1.5
tweelettergrepig geen samenstelling
• marmot, venster, stumper, bende, lijster, elkaar, tante
1.6
z~ of s~ v~ of f~
• zoet, zuur, zwaar, zin, zon – sap, sok, slak • voet, vaag, vlam, vlieg – fruit, fiets
2
Klinkers en medeklinkers
2.1
be~, ge~, ver~, te~
• bewaar, bezoek, gebak, getal, gezin, verkeer, vertrekt, terug, tevreden
2.2*
~el, ~elen ~em, ~emen ~en, ~enen ~er, ~eren * zie ook 5.5 ~e(n)
• spiegel, wortel, wandelen, babbelen, bliksem, bloesem, bliksemen, ademen, betekenen, oefenen, poeder, winter, bibberen, kinderen
2.3*
~ig, ~ige * zie ook 4.1 en 4.2 open, gesloten lettergreep
• deftig, aardig, ernstig, geduldig, deftige, keurige, moedige, gulzige
H H H A A A
2.4*
~lijk, ~lijke * zie ook 4.1 en 4.2 open, gesloten lettergreep
• sierlijk, eerlijk, gevaarlijk, duidelijk, zuidelijke, feestelijke, gezamenlijke
H H H A A A
E
H
H
H
H
A B C D E H A H A
H A H A
H R
33
Algemene informatie z i n
34
i n
s p e l l i n g
2.5
geen stomme e
• dolk, golf, wilg, schelp, verf, park, storm, dwerg, zalm, doorn, slurp
A
2.6
aai, ooi, oei
• saai, zwaait, lawaai, haaien, kooi, prooi, gooit, mooie, foei, groeien, moeilijk
A A
2.7
eeuw, ieuw, uw
• sneeuw, leeuw, schreeuwt, kieuw, nieuwe, nieuws, schuw, duwtje, schaduw
A A
2.8
/ch/ = ch of /ch/ = g
• pech, vechten, bocht, rechts, gedicht, lichtgroen, licht, aandachtig, goochelaar, mochten, bracht • zorgt, ligt, terug, merg
I R
2.9
/n/ = n /ng/ = ng /ngk/ = nk
• ton, zin, van • tong, zing, vang, bang, langs, springt, angel, slingert, verlang, werking, koning • bank, plank, donker, drankje, winkel, koninklijk, toegankelijk, puddinkje
H A A H H H
3
Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden)
3.1
/a/-, /aa/-achtige klank
3.2*
A
I I R R C
B
D
E
• sinaasappel, restaurants, croissant, toilet, trottoir, enveloppe
I A
I A
/e/-, /ee/-achtige klank * zie ook 4.5 ~ee
• trainer, saté, populair, patiënt, crèche, jam, spray, cake, diner, ceintuur
I A
I A
3.3*
/i/-, /ie/-achtige klank * zie ook 4.4 ~ie, ~i
• fabriek, liter, iglo, gitaar, ruzie, viool, juni, hobby, amfibie, modieus, financieel, pyjama, team, weekend, hockey, ideaal, e-mail, pinguïn, symbool, bodybuilding
I A
I A
3.4
/o/-, /oo/-achtige klank
• chauffeur, restaurant, cadeaus, shampoo, goal, poster, show
I
I A
3.5*
stomme-e-achtige klank * zie ook 2.1 – 2.5 en 5.5 voor inheemse stomme-e-achtige klanken
• kermis, motor, kangoeroe, avond, museum, laboratorium, cursus, peloton
I O
I
I A
3.6
/eu/-achtige klank
• chauffeur, directeur, föhn, foetus, manoeuvreren*, smørrebrød * zie ook 3.7 /oe/-achtige klank
I O
I A
I A
3.7
/oe/-achtige klank
I O
I A
I A
3.8
~teit, ~heid
• toerist, toernooi, computer, journalist, manoeuvreren*, musical, carpoolen, remover, interview, barbecue, route * zie ook 3.6 /eu/-achtige klank • kwaliteit, universiteit, snelheid, vrijheid, elektriciteit, lenigheid
A
A A M M
3.9
b of p, gevolgd door andere medeklinker
• applaus, abdij, korps, obstakel, subtiel
I
I
3.10
• steeds, advertenties, advies, gids, ritme, trema, tsaar
I
I
3.11
d of t, gevolgd door andere medeklinker /d(z)j/, /t(s)j/
/k/-klank
H I R I
I A
3.12
• jazz, gletsjer, modieuze, coach, match, ketchup, station, traditioneel* * indeling in 3.13 /z/-, /s/-klank is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /traadiet(s)jooneel/, /traadiesjooneel/. • boeket, dictee, insect, kwaliteit, elektriciteit, cactus, praktisch, accu’s, snacks, oktober, cirkel, cadeau, clown, speculaas, extra, skelet, accordeon, picknick, succes, cake, aquarium, helikopter, microscoop, chrysant, goal, pinguïn
I
C
I R
I O
I O
I A
3.13
/z/-, /s/-klank
• politie*, cent, spinazie, misschien, organisatie*, oceaan, visite, examen, crisis, passagier, explosie, quiz, quizzen, crossfiets, succes, bisschop, tsaar, cement * indeling in 3.11 /d(z)j/, /t(s)j/ is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /pooliesie/, /poolietsie/; /orgaaniezaasie/, /orgaaniezaatsie/
H I R
H I R
I A R
3.14
/zj/-, /sj/-klank
• garage, bagage, chocolademelk, logeren, asperges, journaal, shoppen
I O
I
I A
3.15
w, v, f
• fotografen, filosofen, professor, sfeer, graffiti, affiche, sheriff, effect, proficiat, murw, volume, advies
I A
3.16
/g/-, /ch/-klank
H I R
• yoghurt, agressief, echo, chaos
3.17
/n/-, /ng/-klank
• franje, kastanje, oranje, signaal, vignet
3.18
/l/-, /j/- of /lj/-klank /r/-, /rj/-klank niet uitgesproken letters * niet alleen leenwoorden
• gorilla, briljant, milieu, miljard, illustratie, parallellogram, yoghurt, mayonaise, medaille, portefeuille, failliet, diarree, garantie, barrière, carrière • erwt, markt**, stampt, lichtje, jongens, thuis, thee, diner, ambtenaar ** algemene uitspraak in het zuiden van het taalgebied: /mart/
3.19* 4
Open en gesloten lettergreep
4.1
open lettergreep, gevolgd door lettergreep met stomme e
4.2
I O I O R I
I O R I
I A I A I A I
A
B
C
D
E
a open: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e • haken, delen, boten, muren, gele, rode, trage, piraten, tekenen, bladeren, tomaten, kometen b open: meervoud met klankverandering • steden, gaten, holen c open: geen meervoud • bodem, hoger, peper, negen, hamer d open: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk • woning, nodig, vrolijk, lelijke e open: de klinker is een stomme e • dommeriken, zaniken, luiwammesen
A
A R
R
R
R A
gesloten lettergreep, gevolgd door lettergreep met stomme e
a gesloten: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e, verkleinwoord op ~etje • schrappen, tellen, klimmen, poppen, plukken, verpakken, bestellen, godinnen, felle, tamme, kannetje, bommetje, hindernissen b gesloten: geen meervoud • binnen, nummer, effen, korrel, gemiddelde, verbitterd, dwarrelen, babbelen, bibberen c gesloten: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk • sappige, pittig, verschrikkelijk, vergissing
A
A R
R
R
R
4.3
~a, ~o of ~u
• sla, stro, nu, vlo, ga, prima, auto, judo, radio, video, zebra, villa, foto, paraplu
A R
R
4.4*
~ie, ~i * zie ook 3.3 /i/-, /ie/achtige klanken
• knie, drie, koffie, jullie, herrie, olie, ruzie, tralie, familie, kanarie, juli, januari, taxi, ski
A R H A I
4.5*
~ee * zie ook 3.2 /e/-, /ee/achtige klanken
• zee, twee, slee, toffee, heimwee, idee, puree, dictee, diarree, portemonnee
A R
R
4.6
~ooch~
• goochelaar, goochelt, goochelen, loochenen
A R
I
I
R I
I A R
I
I A
35
Algemene informatie z i n
36
i n
s p e l l i n g
4.7
open of gesloten lettergreep, in leenwoorden
5
Herkomst
5.1
niet verlengbaar ~d, ~ds ~t, ~ts ~b, ~bs ~p, ~ps ~g, ~ch
• niemand, steeds, sinds, want, sedert, balts, drab, club, gips, terug, pech
5.2
~ei~ of ~ij~ ~ei of ~ij
• trein, klein, paleis, bereiken – vijf, blijf, kijken, twijfelen • kei, allerlei – boerderij, partij
5.3
~au(w)~ of ~ou(w)~ ~auw of ~ou(w)
• saus, nauwelijks – zout, vrouwen • gauw, blauw, flauw – zou, bouw, juffrouw
5.4
~isch, ~ische
• logisch, tragisch, tropisch, humoristische, technische, Belgische
5.5*
~e(n) * zie ook 2.2 ~e(n)
• keuken, bloemen, mensen, houten, gezongen, sterke, nauwe, zieke – zieken
5.6
homofonen
• hart – hard, moed – moet*, schild – schilt*, krab – krap, slab – slap, peil – pijl, eis – ijs, leiden – lijden, rauw – rouw, uittrekken – uitrekken • brand – brandt*, belooft – beloofd*, verwachte – verwachtte*, went – wend – wendt*, boot – bood*, houd – hout – houdt* * zie ook 8.1 – 8.8
6
Constante woorddelen
6.1
/t/ met d /p/ met b /ch/ met g
• hond (want: honden), ochtend (want: ochtenden), gemiddeld (gemiddelde), stad (steden), web (webben), schub (schubben), hoog (hoge), vlug (vlugge), zielig (zielige), verjaardag (verjaardagen)
6.2
constante woorddelen met voorvoegsel; met achtervoegsel
• verrassing, verroeren, ontdekken, ontdooien, onnodig, onttrekken, uittrekken (naast uitrekken) • jongens, raadsel, breedst, slechtst, grootte, fietsster, buiig, vergroeiing, eindeloos, openlijk, doelloos, onmiddellijk, roodachtig, waakzaam, plaatje*, flesje*, kastje*, broodjes* * zie ook 9.2
a • b • c • d • e •
I
I
I
I
B
C
D
E
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
R
R I R
R I R
kort en klemtoon koffie, massa, kassa, mammoet, tennis, programma, accu, hobby lang en klemtoon tralie, olie, basis, poriën, super kort en geen klemtoon terras, perron, hallo, ballet, rapport, akkoord, klassiek, apparaat, effect kort of lang, geen klemtoon banaan, kabaal, galop, agent, kapot, paleis lang en geen klemtoon lokaal, hotel, helaas, metaal, brutaal A
H R
R H I O I
R
I O
I
I
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
H H A A M M
6.3
v verandert in f z verandert in s
• raven – raaf, graven – graaf, beven – beeft, olijven – olijf, scherven – scherf • grazen – graast, dozen – doos, dwaze – dwaas, glazen – glas, lezen – lees
H R
6.4
~eer, ~oor, ~eur
• beer, smeer, hoor, spoor, deur, kleur
7
Samenstellingen
7.1
samenstellingen zonder tussenklank
• koelkast, hoofdpijn, bedtijd, zeepbel, fietstocht, schoollokaal, lichtshow
7.2
tussen-er
• allereerst, allerlaatst, middernacht, zuiderburen, kinderfiets, kinderrijmpje
H
7.3
tussen-e(n)
a • b • c • d • e •
kan alleen met en molensteen, wagenziek, rekensommetje linkerdeel is persoon ziekenauto, mannenstem, blindenstok, piratenschip linkerdeel eindigt op e (of kan alleen met e) snottebel, hittegolf, kuddedier, geboortedatum, ladekast anders en paardenbloem, vlooienband, zwijnenstal, vliegenmepper uitzondering likkebaarden, zonnebril, elleboog, beresterk, reuzehonger, goedenavond
R
R
R O
7.4
tussen-s
• stadspark, varkenshok, varkensstal, stationshal, stationschef, knoopsgat, enigszins • reisleider, kokosnoot, handstand, sneeuwstorm, fietssport, huiszoeking
H
R
R
8
Werkwoorden
H R
C
D
E
8.1
v-tijd, regelmatig
a • b •
~de(n) speelde, renden, babbelde ~te(n) werkte, stopten, ontdekte
O R
R A
R A
8.2*
v-tijd, regelmatig d- of t-werkwoord * 8.2 concurreert met 8.1, 8.7 en met bijvoeglijk naamwoorden
a • b •
~dde(n) strandde, strandden, bereidde, bereidden ~tte(n) roestte, roestten, verwachtte, verwachtten
R A
R A
8.3*
v-tijd, onregelmatig * vormen ook in andere categorieën
• vroeg, zweeg, klommen, gleden, floten
R A
R A
8.4
v-tijd, onregelmatig d- of t-werkwoord, enkelvoud
R A
R A
8.5
t-tijd, regelmatig: ~t
a • b • •
R A
R A
H
H R H I
A
B
R
R R R R M M M M
A
~d stond, leed, verslond ~t wist, besloot loopt, klimt, sterft, drinkt, helpt, wandelt, bedankt, klautert, probeert, reageert
H R
B
C
O R
D
E
37
Algemene informatie z i n
i n
s p e l l i n g
8.6*
t-tijd, regelmatig d-werkwoord * binnen 8.6 treedt concurrentie op; 8.6 concurreert met 8.8
a • b •
~d antwoord, verhard ~dt rijdt, vindt, houdt
8.7 *
woordenboekvorm * vormen ook in andere categorieën
• lachen, groeien, verdwijnen, worden, verraden
8.8 * deelwoord a geen eind-d of eind-t * 8.8 concurreert met 8.5 en 8.6 • gezien, gebeten b eind-d • gebeurd, geleend, brandend • ik-vorm niet op letter van ’t kofschip c eind-t • gesnapt, verwacht, veroorzaakt • ik-vorm eindigt op letter van ’t kofschip
38
9
Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
A
9.1
meervoud ~s meervoud ’s
• sleutels, meisjes, stumperds, kangoeroes, tralies, tantes, dictees, bureaus, coupés • agenda’s, auto’s, taxi’s, menu’s, baby’s, b’s, j’s
H
9.2
verkleinwoord ~je, ~tje, ~’tje, ~pje, ~etje, ~nkje
• boekje, zakje, plaatje, kaarsjes, feestje, jongetjes, hoedje, blaadje, ideetje, menuutje, fotootje, villaatje, skietje, cadeautje, cafeetje, aspirientje, baby’tje, kraampje, bodempje, velletje, vlaggetje, leuninkje, kettinkje
H R
9.3
~’s bezitsvorm ~s bezitsvorm ~’ bezitsvorm
• Anna’s fiets, Heidi’s jas, Harry’s voetbalschoenen, Martines boek, Jaaks horloge, Renés triomf, Rubens’ schilderijen, Felix’ kattenvoer
10
Botsende klinkers
10.1
trema
10.2
B
H R
R A
R A
O R
R A
R A
O
R A
R A
C
D
E
R
R
R
R
R I
R I
R
A
D
E
• reünie, reliëf, kopiëren, geïllustreerd, zeeën, knieën, reëel, ruïne, hygiëne, coördinator, bacteriën, officiële, beëindigen, naïef, epidemieën, onderzeeër
R A
streepje (koppelteken)
• na-apen, zo-even, radio-uitzending, zonne-energie, auto-ongeval, zee-egel, vanille-ijs
R
R A O R
10.3
geen trema
• museum, laboratorium, buiig, begroeiing, materiaal, industrieel, actueel, modieuze
A R
A R
11
Bijzondere samenstellingen
D
E
11.1
met een streepje
A • Frans-Duits, Baarle-Nassau, Baarle-Hertog, doe-het-zelfzaak, Nieuwpoort-Bad, Noord-Spanje, niet-rokers, ex-trainer, Sint-Truiden, oer-Hollands, kopje-onder, haasje-over
B
B
C
C
I O
11.2
getallen: aaneen trema los
12
Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen
12.1
afkortingen, letterwoorden en symbolen
• a.u.b. (alstublieft), d.w.z. (dat wil zeggen), N.O. (noordoost), PSV’er • radar, modem • km (kilometer), l (liter)
12.2
apostrof (’) streepje ( – )
• ’s woensdags, ’s morgens, ’t regent, m’n, zo’n, binnen- en buitenland
13
Hoofdletters
13.1
hoofdletters
14
Afbreking
14.1* afbreking * de oranje streepjes staan op samen-stel-lings-gren-zen; breek bij voorkeur hier af
• eenendertig, vijfhonderd, tweeduizend, zesennegentig, honderdachtendertig • tweeëndertig, drieënveertig • zesduizend honderd, een miljoen driehonderd duizend vijfhonderdzevenentwintig, vijf twaalfde, drie achtste
• Hij spit de tuin. ’s Morgens …, Nora, Dirk, Peters, Bijlstraat, Tilburg, Kerstmis, Pasen, Hare Majesteit, God, Nederland, de Volkskrant, Italiaans, Limburgs, Vlaming, Allerheiligen, Bijbel, Koran
• feest-tent, hand-doek, len-te-weer, avon-tu-ren-boek, plat-te-grond, ach-ter-blijven, ont-dek-kings-rei-zi-ger, cir-cus-num-mer, sport-wed-strijd, po-li-tie-bu-reau
A
B
I
R
D
E
I O
I O
R
R
R
C
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
A
B
C
D
E R
39