Pedagogisch dossier – secundair niveau
De ecologische voetafdruk
093-Empreinte NL.indd 1
19/10/07 10:12:30
DANKWOORD Dit dossier is het resultaat van een project dat door de vzw Zonnebloem-Tournesol werd opgezet in het raam van een conventie met Leefmilieu Brussel - BIM. De animatieactiviteit van een halve dag, die de basis van het project vormt, werd in 2006 uitgetest in 12 middelbare scholen van het Brussels Gewest (23 klassen). Onze dank gaat uit naar de leerkrachten die bereid werden gevonden om samen met hun klas aan dit project mee te werken. Hun beschikbaarheid en enthousiasme bewijzen dat een dergelijk project wel degelijk zijn plaats heeft in het middelbaar onderwijs. Dankzij hun opmerkingen, commentaar en suggesties konden we het project bijsturen naarmate het vorderde. We zouden ook alle leerlingen willen bedanken die dankzij hun vaak spontane reacties en meningen hebben bijgedragen tot de totstandkoming van dit instrument. Wij danken ook het WWF dat ons steunde en begeleidde tijdens ons opzoekwerk en dat ons tal van beelden bezorgde. Zonder die beelden had de videoclip, het vertrekpunt van de animatie, nooit bestaan.
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 2
19/10/07 10:12:32
Onze consumptiemaatschappij slaat op hol. De gevolgen van die overconsumptie voor de toestand van de planeet zijn talrijk en de schade wordt steeds merkbaarder. De specialisten trekken aan de alarmbel: om tot een duurzame ontwikkeling van de planeet te komen, moeten zowel de overheid als de burgers NU concrete acties ondernemen. Goede bedoelingen volstaan niet meer, we moeten in actie schieten. Als Minister van Leefmilieu streef ik naar een echte dynamiek voor milieueducatie in de Brusselse scholen met als doel gedragswijzigingen bij de jongeren en hun omgeving. Het pedagogische dossier “ De ecologische voetafdruk, een multidisciplinaire animatie in het kader van de duurzame ontwikkeling “ werd uitgewerkt ter begeleiding van de leerkrachten in het middelbaar onderwijs en de animatoren die jongeren ertoe zouden willen aanzetten na te denken over onze levenswijze, de sociale en milieuverwante impact, hier en elders, om gedragswijzigingen in gang te zetten, zelf concrete acties in de klas en op school op te starten, … Deze praktische en methodologische gids is ook een bron van informatie over de verschillende behandelde thema’s en de weergave van acties die reeds in verschillende scholen konden worden opgezet. Ik zou willen dat dit dossier u helpt bij het opzetten, samen met uw leerlingen, van een maatschappelijk geïnspireerd en ludiek project waarmee u actief kan meewerken aan de gemeenschappelijke inspanning voor een samenleving die eerbied heeft voor onze planeet.
Evelyne HUYTEBROECK Brussels Minister van Leefmilieu en Energie
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 3
19/10/07 10:12:38
Inhoud
1. Inleiding p. 5 2.Een multidisciplinaire animatie p. 6 in het kader van de duurzame ontwikkeling 3. De ecologische voetafdruk
p. 8
3.1. Het concept 3.2. Een ecologische voetafdruk verspreid over de wereld 3.3. De noties ecologisch deficit en ecologische reserve 3.4. Ecologische schuld en financiële schuld 3.5. Ecologische voetafdruk en “geluk” 3.6. Verkleinen van de ecologische voetafdruk
p. 8 p. 10 p. 10 p. 12 p. 12 p. 16
4. De grote milieuproblemen p. 18 4.1. De planeet, een groot ecosysteem 4.2. Het broeikaseffect en de opwarming van de aarde 4.3. De ozon 4.4. De zure regen 4.5. De verontreiniging door zware metalen 4.6. De verontreiniging van het water door nitraten en fosfaten 4.7. De aantasting van de bodems 4.8. De uitputting van de natuurlijke rijkdommen en de aantasting van het milieu 4.9. De bedreiging voor de biodiversiteit
p. 18 p. 20 p. 26 p. 28 p. 28 p. 29 p. 30 p. 32 p. 35
5. De animatie p. 37 5.1. Kennismaking 5.2. De videoclip 5.3. Visuele toelichting van het concept van de ecologische voetafdruk 5.4. Raming van de ecologische voetafdruk 5.5. Zoeken naar acties om de ecologische voetafdruk te verbeteren 5.6. Conclusie
6. Ervaringen in de scholen 6.1. Informatie aanvullen 6.2. Informeren 6.3. Zich verbinden tot concrete gebaren
7. Referentiewerken en nuttige adressen
p. 38 p. 38 p. 40 p. 42 p. 45 p. 49
p. 50 p. 50 p. 50 p. 52
p. 54
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 4
19/10/07 10:12:39
1. Inleiding De educatieve koffer over de Ecologische voetafdruk die wij hier voorstellen, is het resultaat van een conventie die werd afgesloten tussen Leefmilieu Brussel - BIM en de vzw Zonnebloem-Tournesol. Het doel is het materiaal en de basisinformatie te verstrekken dat nodig is om een activiteit te begeleiden waarbij nagedacht wordt over de levenswijze in onze maatschappij en over de sociale en ecologische gevolgen daarvan, hier en elders, vandaag en in de toekomst. Deze koffer werd in eerste instantie uitgewerkt voor de secundaire scholen en werd in de loop van 2006 getest in een twintigtal klassen in het Brussels Gewest. Hij kan ook worden gebruikt buiten de context van de scholen. Wij raden evenwel aan dat de groep steeds wordt begeleid door een animator die de materie beheerst. Naast zeer concrete activiteiten, zoals de vertoning van een videoclip en de berekening van de ecologische voetafdruk, is deze koffer vooral bedoeld om aan te zetten tot bezinning, tot vragen stellen, en uiteindelijk tot het zoeken van concrete actiemogelijkheden. Aldus kan hij het uitgangspunt zijn voor een klas- of schoolproject, een boeiend en motiverend proces, dat nog interessanter wordt als het over langere termijn wordt aangepakt. Verschillende thema’s komen aan bod, zowel sociale als ecologische maar ook politieke, economische en sociologische. Aldus kan dit werkmiddel worden gebruikt in vrijwel alle lessen, of beter nog, parallel in verschillende lessen. Zo kan bijvoorbeeld de leerkracht moraalwetenschappen of godsdienst de Mens bestuderen in het licht van zijn toekomst en van de grote problemen in onze samenleving, en thema’s aansnijden als solidariteit, verantwoordelijkheid en het streven naar geluk. De leerkracht wetenschappen zou dieper kunnen ingaan op de milieuproblemen en de impact van de menselijke activiteiten op de planeet. De leerkrachten aardrijkskunde en economie zouden meer kunnen stilstaan bij de handelsbetrekkingen, de noord-zuidverhouding en de gevolgen van de mondialisering, en zelfs bij het economische model dat onze maatschappijen regeert. De leerkracht Nederlands of spreekvaardigheid kan dan weer een waardevolle hulp bieden bij het opstellen van artikelen, het brengen van een toneelstuk of het maken van een videoclip, terwijl de leerkrachten informatica en tekenen kunnen helpen bij het ontwerpen van posters en informatieborden. Voor elkeen kunnen acties, actiesporen worden gezocht. En hoewel de samenwerking van verschillende leerkrachten het mogelijk maakt een uitgebreid en globaal project op poten te zetten, mag niet uit het oog worden verloren dat elke actie, hoe klein ook, belangrijk is, en dus verdient gewaardeerd te worden. De volgende hoofdstukken bevatten basisinformatie, denksporen, adressen en referentiewerken die u moeten helpen uw project tot een goed einde te brengen. De koffer bevat: • dit pedagogisch dossier, waarin: -w ordt stilgestaan bij de context waarin een animatie rond duurzame ontwikkeling kan verlopen, - het concept “ecologische voetafdruk” wordt toegelicht, -u een gedetailleerde beschrijving krijgt van de animatie, met een voorstelling van de vereiste werkmiddelen en materialen, -u suggesties vindt om verder te gaan, maar ook ingelicht wordt over de ervaringen van andere klassen, - nuttige adressen zijn opgenomen, • documenten voor de animatie. • het materiaal dat nodig is voor de animatie. Wij hopen dat deze koffer beantwoordt aan de verwachtingen van de gebruikers ervan, en een bescheiden bijdrage kan leveren aan de bouw van een rechtvaardigere, solidaire en respectvolle wereld.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 5
19/10/07 10:12:39
2. Een multidisciplinaire animatie in het kader van de duurzame ontwikkeling De eigenlijke milieueducatie (of ME) is een vrij recente discipline die in ons land nog maar zo’n twintig jaar oud is. Het hoofddoel, de mensen een kritische geest en een respectvolle benadering van het leefmilieu bijbrengen, is niet veranderd, maar de thema’s, de methoden en de doelgroepen zijn aanzienlijk geëvolueerd. In de eerste jaren was de milieueducatie hoofdzakelijk gericht op de ontdekking van de natuur maar geleidelijk kwamen nieuwe thema’s aan bod die verband houden met ecoconsumptie, zoals afval, energie, drinkwater, mobiliteit, … Bij deze thema’s ligt de nadruk meer op de verbanden tussen de burger, zijn gedrag en het leefmilieu.
In dit tijdperk waarin de mondialisering zich overal heeft weten op te dringen maar waarin, tegelijkertijd, het economische model en de daaraan gekoppelde levenswijze steeds meer op hun grenzen lijken te stuiten - zowel op ecologisch als op sociaal vlak -, stelt ook de wereld van de milieueducatie zich vragen met betrekking tot de grondslagen van een duurzame, eerlijke en rechtvaardige ontwikkeling. Welke levenswijze moeten wij aannemen om de beperkingen van de planeet in acht te nemen, hoe kunnen wij voor iedereen een gelijke en bevredigende levenskwaliteit garanderen, dezelfde rechten op gezondheid, op bestaansmiddelen, zonder de toekomstige generaties in gevaar te brengen? Het is vanuit deze filosofie dat het educatieve project “Ecologische voetafdruk” voor de klassen van het secundair onderwijs is ontstaan en werd ontwikkeld.
De drie pijlers van de duurzame ontwikkeling Drie pijlers die onlosmakelijk verbonden zijn, werden gedefinieerd tijdens de Wereldtop in Johannesburg: • de sociale pijler • de economische pijler • de ecologische pijler Dit betekent dus dat de ecologische, economische en sociale doelstellingen tegelijk in aanmerking moeten worden genomen.
De principes van de duurzame ontwikkeling Van de 27 beginselen* die werden vastgesteld en aangenomen in het verdrag van Rio, heeft België er 5 gekozen die prioritair zijn omdat ze vernieuwend zijn: • het beginsel van de verantwoordelijkheid • het beginsel van de billijkheid • het integratiebeginsel (de 3 pijlers zijn onlosmakelijk verbonden) • het voorzorgbeginsel • het participatiebeginsel *Opmerking: de volledige lijst van de beginselen vindt u op de website www.frdo.be
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 6
19/10/07 10:12:41
Duurzame ontwikkeling: oorsprong van het concept en evolutie op politiek vlak 1972 : Internationaal verdrag van Stockholm, eerste Wereldtop die het startpunt vormde van de belangstelling van de politieke wereld voor de milieuproblemen. De aandacht werd gevestigd op de grenzen van de biosfeer, het recht van de mens om te leven in een kwaliteitsvolle omgeving en de plicht om onze natuurlijke rijkdommen te beheren en te beschermen. 1987 : het Brundtland-rapport van de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, gaf de eerste definitie van de notie “Sustainable development” waarvan de uitdrukking “Duurzame ontwikkeling” de meest gebruikte vertaling is: “Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die beantwoordt aan de huidige behoeften zonder te raken aan het vermogen van de volgende generaties om te voldoen aan hun behoeften”. Dit concept voegde een sociale dimensie toe aan de bekommernissen van de top van Stockholm. 1992 : de Wereldtop van Rio was hoofdzakelijk gebaseerd op de visie die werd uiteengezet in het Brundtland-rapport en resulteerde in het “Actieplan 21”, evenals in de goedkeuring van twee raamverdragen: een over de strijd tegen de klimaatveranderingen, het andere over biodiversiteit. Het plan was niet dwingend, maar kon worden beschouwd als een waaier van initiatieven waarvan er een aantal al vaste vorm beginnen te krijgen in verschillende landen (bij ons is dit “Agenda 21”). Het plan geeft de 27 beginselen van de duurzame ontwikkeling weer. 2002 : Wereldtop van Johannesburg ; de Verenigde Staten wilden geen toegevingen doen die de handel in de weg zouden kunnen staan en de Europeanen waren niet bij
machte om hun standpunten ingang te doen vinden. De resultaten waren dan ook weinig bevredigend, om niet te zeggen onbeduidend, met name wat betreft de bereidheid van de landen uit het noorden om zich te engageren voor een menselijkere en rechtvaardigere samenwerking met het zuiden. De uiteindelijke verklaring beperkte zich tot de opsomming van een reeks van maatregelen om de armoede te verminderen en het milieu te beschermen (water, gezondheid, energie, landbouw en biodiversiteit). Wel werden de drie pijlers van de duurzame ontwikkeling duidelijk vastgelegd.
DENK ERAAN Om de situatie te begrijpen en te analyseren kunnen volgende aspecten het onderwerp maken van een diepgaande reflectie: - het gebruik en het beheer van de natuurlijke rijkdommen
De animatie “Ecologische voetafdruk” en de duurzame ontwikkeling De raming van de ecologische voetafdruk leidt tot een vaststelling. De animatie stelt vervolgens voor om na te denken over de situatie en alternatieven te zoeken. Daarbij komen de drie bovenvermelde pijlers onvermijdelijk aan bod en wordt de kennis over de beginselen die werden vastgelegd bij het verdrag van Rio opgefrist. Om nieuwe perspectieven te zoeken en in te voeren is een reflectie rond waarden absoluut noodzakelijk.
- de problemen van verontreiniging en aantasting van de planeet - de verschillen tussen de verschillende regio’s van onze planeet - de mechanismen die ten grondslag liggen aan deze situatie - de sociale gevolgen - de noties ontwikkeling, welzijn
Deze reflectie is een algemene overdenking die op haar plaats is en kan worden voortgezet in verschillende lessen (afhankelijk van de programma’s van de verschillende niveaus en afdelingen). Een algemene en gelijktijdige benadering binnen de verschillende betrokken disciplines, is zeker een pluspunt, maar veronderstelt de medewerking van verschillende leerkrachten. Het zoeken naar acties, en het op touw zetten ervan, geeft het project samenhang en stelt de leerlingen in staat om de verworven kennis in de praktijk om te zetten. D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 7
19/10/07 10:12:42
3. De ecologische voetafdruk De ecologische voetafdruk is een raming van de oppervlakte van de aarde die nodig is om al onze activiteiten te kunnen uitvoeren. Hij staat in rechtstreeks verband met onze levenswijze aangezien hij rekening houdt met de volledige oppervlakte die nodig is om onze geconsumeerde voeding en verbruikte grondstoffen te produceren, met inbegrip van deze die verspild worden, ons energieverbruik te absorberen en de nodige ruimte te bieden aan de infrastructuren. Hij kan worden berekend voor een persoon, voor een streek, voor de hele wereldbevolking, …
3.1. Het concept De ecologische voetafdruk is een bezinningsinstrument. Het werd in het begin van de jaren 1990 ontwikkeld door Mathis Wackernagel en William Rees, twee onderzoekers van de universiteit van British Columbia in Vancouver (Canada). De methodologie van de ecologische voetafdruk evolueert constant, en wordt verbeterd telkens wanneer nieuwe gegevens beschikbaar worden. Dit werk wordt gecoördineerd door het Global Footprint Network. De ecologische voetafdruk geeft onze consumptie weer en wordt uitgedrukt in hectare per persoon.
Verschillende vragen rijzen : Kunnen wij blijven consumeren zoals we bezig zijn, met het risico dat de planeet de vernieling ingaat? Als sommigen zich dit kunnen permitteren, gaat dat dan niet ten koste van de anderen? Kunnen wij deze ongelijkheid blijven in stand houden, of zelfs nog versterken?
De ecologische voetafdruk is opgebouwd uit drie grote types van oppervlakte: • d e oppervlakten die nodig zijn om voeding, vezels en hout te produceren (bossen, velden, weiden, visgronden,...); • de oppervlakten die worden ingenomen door gebouwen en infrastructuren; • de oppervlakten die hout voor de verwarming produceren, evenals de bosoppervlakten die nodig zijn om de CO2 op te nemen die wordt geproduceerd bij de verbranding van de energiebronnen (steenkool, aardolie, aardgas). De voetafdruk die verband houdt met de kernenergie wordt vertegenwoordigd door de oppervlakte bos die nodig zou zijn indien deze energie werd geproduceerd op basis van fossiele energiebronnen. Op ons niveau geeft dit de oppervlakten weer die nodig zijn om in de eerste plaats te voldoen aan onze behoeften die verband houden met woning, voeding en transport.
Als de zogenaamd rijke of ontwikkelde landen steeds meer blijven consumeren, moet (of kan) dit dan ten laste van de armsten? Zou het kunnen dat sommigen er lijken baat bij te hebben de ongelijkheid tussen verschillende regio’s van de wereld in stand te houden?
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 8
19/10/07 10:12:43
Opmerkingen
Waarde van de ecologische voetafdruk in verhouding tot de gemiddelde biocapaciteit van de Aarde
Wat de ecologische voetafdruk zo interessant maakt, is dat hij kan worden vergeleken met de producerende oppervlakten die beschikbaar zijn, rekening houdend met het vermogen van de aarde om de gebruikte natuurlijke rijkdommen te vernieuwen. Blijft onze levenswijze binnen de grenzen van de productiviteit van de aarde, overtreft ze deze, en zo ja, met hoeveel? Een overschrijding zou betekenen dat deze rijkdommen sneller worden opgebruikt dan dat de aarde ze opnieuw kan genereren. Daarnaast werd berekend dat de biologisch productieve oppervlakte van de aarde (of de biocapaciteit) 11,3 miljard hectare bedraagt, nadat deze voor een deel werd voorbehouden voor de levende wezens. Gedeeld door het aantal mensen, komt dit overeen met 1,8 ha per persoon. In 2001 bedroeg de wereldwijd gemiddelde ecologische voetafdruk 2,2 ha, en hij is blijven stijgen. De gemiddelde biocapaciteit neemt dan weer af, door de stijging van de wereldbevolking én door de vernietiging van de vruchtbare oppervlaktes. Dit betekent dat wij meer uit de aarde halen dan ze ons kan geven, en dat dit verschijnsel alleen maar sterker wordt.
Met andere woorden, wij putten de natuurlijke rijkdommen uit en produceren zodanige hoeveelheden afval (verontreinigende stoffen, CO2...) dat de aarde dit niet meer kan slikken. Een andere vaststelling is de kloof die bestaat tussen verschillende streken: de gemiddelde ecologische voetafdruk schommelt tussen 0,3 ha (Afghanistan) en 9,9 ha (Verenigde Arabische Emiraten).
• De cijfers komen overeen met de gegevens voor 2001 (rapport “Levende planeet 2004” van het WWF); • de hectaren zijn globale hectaren, wat betekent dat ze overeenkomen met de gemiddelde mondiale productiviteit. De productiviteit is immers niet overal ter wereld dezelfde. Bijvoorbeeld, 1 ha landbouwgrond in Nieuw-Zeeland brengt twee keer meer op dan 1 ha in Jordanië. Een bos is 2 keer productiever in Hongarije dan in Guatemala en 29 keer productiever dan in Algerije... • de ontwerpers van dit instrument kiezen telkens voor de meest optimistische (en dus de minst erge) ramingen, om de critici die beweren dat de conclusies overdreven of zelfs verzonnen zijn het gras voor de voeten weg te maaien.
> 3 keer 2 tot 3 keer 1 tot 2 keer 1/2 tot 1 keer < 1/2 keer Onvoldoende gegevens
Bron : WWF 2005
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 9
19/10/07 10:12:46
3.2. Een ecologische voetafdruk verspreid over de wereld
? Wist U dat?
De meeste consumptiegoederen die in België op de markt komen, worden zowat overal ter wereld geproduceerd. De voetafdruk van België is dus verspreid over onze planeet.
Hoewel de ongelijke verdeling van de natuurlijke rijkdommen aan het aardoppervlak misschien de belangrijkste reden vormt, wordt het verschijnsel alleen maar benadrukt door het economische systeem, het streven naar winst tegen elke prijs, het verschijnsel van de mondialisering.
herkomst van de druiven die in België worden ingevoerd
Bijvoorbeeld, wij eten druiven uit Italië, maar ook uit Zuid-Afrika en zelfs Chili.
De ecologische voetafdruk van de meeste landen ligt verspreid over verschillende delen van de planeet. De ecologische voetafdruk van een regio houdt immers rekening met alle oppervlakten die nodig zijn, waar dan ook ter wereld, om zijn levenswijze te kunnen aanhouden. Bijvoorbeeld, de ecologische voetafdruk van de kleding die in België wordt gedragen, maar in China genaaid, met katoen dat werd geteeld in Afrika en dat verschillende keren werd vervoerd, wordt volledig opgenomen in de Belgische ecologische voetafdruk.
10
3.3. De begrippen ecologisch deficit en ecologische reserve Sommige landen consumeren meer dan ze kunnen produceren en absorberen: hun ecologische voetafdruk is hoger dan hun biocapaciteit. Deze landen vertonen dus een ecologisch deficit. Hiervoor zijn verschillende verklaringen : • ze bezitten zelf weinig natuurlijke rijkdommen, • ze hebben een hoge bevolkingsdichtheid, • de consumptie is er hoog. Andere landen hebben dan weer een ecologische voetafdruk die lager is dan hun biocapaciteit. Zij hebben dan een ecologische reserve. De tabel p.11 geeft enkele voorbeelden en illustreert de verschillen. We stellen vast dat sommige landen een kleine ecologische voetafdruk hebben en toch een ecologisch deficit. Omgekeerd hebben andere landen een grote voetafdruk en een ecologisch deficit, terwijl nog andere landen dan weer een grote voetafdruk hebben maar toch nog een ecologische reserve.
> 25% 11-25% 5-10% < 5%
Bron : FAO (2004)
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 10
19/10/07 10:12:48
Land
Ecologische voetafdruk (ha/persoon)
Biocapacitei (ha/persoon)
Ecologisch deficit (ha/persoon)
Gabon
1,7
20,1
-18,4
Senegal
1,1
0,9
0,3
Algerije
1,5
0,7
0,8
Brazilië
2,2
10,2
-8,0
Bolivia
1,2
15,6
-14,4
Rusland
6,9
4,4
-2,6
China
1,5
0,8
0,8
Australië
7,7
19,2
-11,5
België/Luxemburg
4,9
1,2
3,7
Finland
7,0
12,4
-5,4
Canada
6,4
14,4
-8,0
Verenigde Staten
9,5
4,9
4,7
Bron : WWF (2004)
Enkele cijfers om de situatie in België te beoordelen: In de laatste studies werd de gemiddelde ecologische voetafdruk van de Brusselaars geraamd op 4,7 ha. Het Brussels Gewest telt zo’n 1 miljoen inwoners, zodat de totale ecologische voetafdruk van Brussel ongeveer 47 000 km2 bedraagt, wat meer is dan de totale oppervlakte van België (ongeveer 34 000 km2, met inbegrip van de zee), en dus veel meer dan het totaal van alle productieve oppervlakten van België (ongeveer 12 000 km2). Op schaal van België is het verschil nog veel groter, met een totale ecologische voetafdruk van zo’n 490 000 km2.
Totale ecologische voetafdruk van België Totale ecologische voetafdruk van Brussel Productieve oppervlakte van België
Wie benut de ecologische reserve van de landen die er een hebben, en waarvoor? Gaat ze naar de landen die zelf weinig natuurlijke rijkdommen hebben, of naar de landen met de grootste financiële slagkracht? Wie profiteert van deze reserve? Het land zelf, enkele machthebbers, het welzijn van alle burgers? Hoe kunnen de natuurlijke rijkdommen van de planeet worden beheerd op zo’n manier dat iedereen er voordeel bij heeft? Hoe kunnen we een rechtvaardigere en solidaire wereld bouwen? Hoe moeten we ons dit voorstellen op schaal van de planeet? En hoe moeten we dit zien op lokale schaal? De inzet is enorm, de belangen zijn veelvuldig. D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 11
11
19/10/07 10:12:49
3.4. Ecologische schuld en financiële schuld
3.5. Ecologische voetafdruk en “geluk”
De meeste zogenaamd “ontwikkelde” landen hebben een hoge ecologische voetafdruk, die ver boven hun biocapaciteit ligt. Deze landen hebben dus een ecologisch deficit. Om hun levensstandaard op peil te houden, gaan ze grotendeels aankloppen bij de landen die een ecologische reserve hebben, de zogenaamde ecologische crediteuren of schuldeisers, bij wie ze een ecologische schuld aangaan. Hier vinden ze ook, voor een deel, de bosruimte die ze nodig hebben voor de absorptie van de CO2 die gegenereerd wordt door hun activiteiten. Een land dat een ecologische schuld heeft, is een ecologische schuldenaar of debiteur.
De berekening van het bruto binnenlands product (bbp) werd lange tijd beschouwd als belangrijkste index om de vooruitgang van een volk te beoordelen. Ook vandaag wordt deze benadering nog gehanteerd in klassieke politieke, financiële en economische kringen.
Ecologische reserves en deficits in de wereld
Deze vaststelling opent misschien nieuwe denksporen die verschillen van degene die worden voorgesteld door andere, klassiekere indicatoren zoals het bbp en de zuiver economische analyses van het systeem. Dit zou het misschien mogelijk kunnen maken de (financiële) schuld van sommige van deze “ontwikkelingslanden” anders te beschouwen.
In het algemeen kunnen we dus stellen dat hoe hoger het bbp per inwoner is, hoe hoger de consumptie en dus ook de ecologische voetafdruk zijn. Een hoge ecologische voetafdruk zou dus een teken zijn van ontwikkeling, welzijn, “geluk”. Maar vooruitgang en vooruitgang is twee! We kunnen immers vragen stellen bij het reële welzijn van de bevolking van onze rijke landen. Hoe voelen de burgers zich? Zijn ze tevreden met hun levenswijze? Wat tonen de studies over de mentale gezondheid in onze regio’s aan? Zo blijkt bijvoorbeeld uit een rapport van het Geneesmiddelenagentschap dat in ons land, waar de rijkdom en het bbp blijven stijgen, ook de verkoop van antidepressiva in stijgende lijn gaat!
Landen met een ecologische reserve (ecologische crediteuren) > 1/3 van hun biocapaciteit < 1/3 van hun biocapaciteit Landen met een ecologisch deficit (ecologische debiteuren) > 1/3 van hun biocapaciteit < 1/3 van hun biocapaciteit Onvoldoende gegevens Bron : WWF (2005)
12
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 12
19/10/07 10:12:51
bbp per inwoner in koopkrachtpariteit (kkp)
$ US KKP < 1999 2000-4999 5000-9999 10000-19999 > of = 20000 niet beschikbaar
Evolutie van de verkoop van antidepressiva en van het bbp (basis 1991 = 100), van 1991 tot 1997
bron: Instituut voor de statistiek Québec
140 140 120 140 120 100 120 100 vente
80 100 80
d'antidépresseurs verkoopvente van d'antidépresseurs antidepressiva PIB vente
60 80 60
PIB d'antidépresseurs
PIB
40 60 40
BBP
20 40 20 200 0 “1991” “1991” 0 “1991”
Tot slot stellen we vast dat de goede gezondheid of het “geluk” van een volk niet alleen verband houden met materiële rijkdom. De levenskwaliteit van een volk hangt bijvoorbeeld ook af van de manier waarop de rijkdom verdeeld is, de toegang tot onderwijs, de gezondheidstoestand, de kwaliteit van het leefmilieu, de sociale verhoudingen, … Andere indicatoren, andere studies maken het mogelijk standpunten te vergelijken, vra-
“1997” “1997” “1997”
Bron : WWF-Frankrijk
gen te stellen over de betekenis van cijfers, meningen tegenover elkaar te stellen. De ecologische voetafdruk trekt aan de alarmbel: vandaag gaat de gemiddelde consumptie wereldwijd de capaciteiten van de aarde al te boven, en dit komt vooral door de overconsumptie in de rijke, “ontwikkelde” landen.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 13
13
19/10/07 10:12:54
En wat als ongebreidelde consumptie geen synoniem is voor geluk? Is het geen tijd dat we even stilstaan bij onze levenswijze, en onze verantwoordelijkheid opnemen ten aanzien van het milieu? De menselijke ontwikkelingsindex (human development index = HDI) Deze indicator werd berekend door het Programma van de Verenigde Naties voor Ontwikkeling, en zou vollediger moeten zijn omdat hij kwalitatieve gegevens toevoegt aan de zuiver economische gegevens. Hij houdt rekening met: • de gezondheidstoestand van de bevolking (levensverwachting bij de geboorte), • het onderwijsniveau van de bevolking (gemiddelde scholingsduur en alfabetiseringspercentage) • de gemiddelde levensstandaard van het land (bbp per inwoner in koopkrachtpariteit)
!
14
Aangezien deze index elk jaar wordt berekend, maakt hij het mogelijk de evolutie van het welzijn van een volk te ramen. De stijging van het bbp van een land gaat ook niet gepaard met een stijging van de tevredenheid van zijn inwoners.
50000
1
45000
0,9
40000
0,8
35000
0,7
30000
0,6
25000
0,5
20000
0,4
15000
0,3
10000
0,2
5000
0,1 Korea
Seychellen
Malta
Barbados
Slovenië
Portugal
Cyprus
Griekenland
Israël
Nieuw-Zeeland
Spanje
Italië
Australië
Singapore
België
Canada
Frankrijk
Finland
Duitsland
Oostenrijk
Groot-Brittannië
Zweden
Nederland
Japan
IJsland
Tsjechische Republiek
HDI Bpp (US$)
Denemarken
VS
Ierland
Zwitserland
0 Luxemburg
0 Noorwegen
Menselijke ontwikkelingsindex en bbp voor enkele landen van de wereld
De HDI wordt uitgedrukt in een getal zonder eenheid tussen 0 en 1. Hoe dichter bij de 1, hoe hoger het ontwikkelingsniveau. De onderstaande grafiek toont dat verschillende bevolkingsgroepen een gelijkaardig menselijk ontwikkelingsniveau (HDI) kunnen hebben, ook al is hun bbp relatief verschillend.
Levenstevredenheidsindex (LTI) Deze index wordt gebruikt door de Erasmusuniversiteit van Rotterdam. Hij is gebaseerd op directe onderzoeken bij een grote steekproef van de bevolking en beoordeelt de tevredenheidsgraad van mensen op een schaal tussen 0 en 10. Het rekenkundig gemiddelde geeft de gemiddelde tevredenheidsindex van de inwoners van een land. De onderstaande grafiek toont duidelijk aan dat er geen rechtstreeks verband is tussen de LTI van een volk en zijn bbp.
Bron : Etudiants du Monde en PopulationData.net
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 14
19/10/07 10:12:55
140 120 100 80 60
Evolutie van de LTI en van het bbp (basis 1973 = 100), in België, van 1973 tot 2002.
Columbia
LTI
Wit-Rusland
Rusland
Bulgarije
Brazilië
Zuid-Afrika
Argentinië
Chili
Venezuela
Kroatië
Hongarije
Costa Rica
Korea
Mexico
Slovenië
Tsjechische Republiek
LTI Bpp (US$)
Portugal
Japan
Zwitserland
Spanje
0 Griekenland
1
0 Italië
2
5000
Australië
3
10000
België
4
15000
Canada
5
20000
Finland
6
25000
Frankrijk
7
30000
Oostenrijk
8
35000
Groot-Brittannië
9
40000
Zweden
10
45000
Denemarken
Bpp (US$)/ha
LTI (1990) en bbp (2002) van enkele landen
50000
Bron: Etudiants du Monde en WWF-France
200 180 160 140 120 PIB
100
ISV (x0,1) 80 60 40 20 0 “1973”
vente d'antidépresseurs
LTI (x0,1) vente d'antidépresseurs
Bpp PIB
“2002”
Bron : WWF-Frankrijk
PIB
40 20 0 “1991”
Het bruto nationaal geluk (BNG) “1997” Deze derde indicator wordt slechts gebruikt door één land ter“1997” wereld, Bhutan, een koninkrijkje in de Himalaya. Hij wordt gebruikt als officiële maatstaf voor het welzijn van de bevolking. Op basis van de analyse van 22 criteria hecht deze indicator een gelijk belang aan vier fundamentele principes:
• economische groei en economische ontwikkeling; • bescherming en promotie van de cultuur; • milieubescherming en duurzaam gebruik van de natuurlijke rijkdommen; • een verantwoordelijke good governance.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 15
15
19/10/07 10:12:56
Tot de 22 geanalyseerde criteria behoren, bijvoorbeeld, de economische waarde van het vrijwilligerswerk en van het thuiswerk van ouders, de waarde van vrije tijd, het natuurlijk kapitaal, de kwaliteit van het leefmilieu, de verdeling van de inkomens, de gezondheid van de bevolking, de kosten die verband houden met criminaliteit, de toegang tot onderwijs,... In het licht van de Bhutaanse ervaring lijkt het bng een veel alomvattendere indicator van duurzaam economisch welzijn dan het bbp.
De “actiefiches” van de animatie beschrijven een reeks gedragingen die het mogelijk maken om, op individuele schaal, de ecologische voetafdruk te verkleinen en aan levenskwaliteit te winnen.
! Gewoontes wijzigen Door na te gaan wat de redenen zijn van bepaalde gedragingen en deze af te wegen tegen andere mogelijkheden, kunnen gedragswijzigingen ontstaan.
16
3.6. Verkleinen van de ecologische voetafdruk Zoals verschillende studies al hebben aangetoond, stemt een toename van rijkdom vanaf een zeker (materieel) levensniveau niet noodzakelijk overeen met een toename van het welzijn. Het streven naar een verkleining van de ecologische voetafdruk kan dus parallel verlopen met een streven naar een hoger welzijn. We willen geen stap achteruit zetten, maar daarentegen vooruit gaan, in kwaliteit en niet in kwantiteit. Dit houdt in dat we onze levenswijze in vraag moeten stellen, dat we nieuwe sporen moeten verkennen op alle niveaus en, waarschijnlijk, andere gewoonten moeten aankweken!
Zoeken naar en toepassen van nieuwe technologieën Een van de wegen is het zoeken naar efficiëntere technieken om de impact van de activiteiten van de mens op het milieu te verminderen. Soms volstaat het de voordelen van bepaalde voorouderlijke technieken opnieuw te ontdekken, of te kijken naar wat gebeurt in andere landen. Soms moeten gloednieuwe technologieën worden ontwikkeld.
Ook in het collectieve domein kunnen initiatieven worden uitgevoerd. Ze zijn gewoonlijk lonend voor zowel de maatschappij en het individu als voor de ecologische voetafdruk. We merken dat overal ter wereld dergelijke initiatieven worden genomen. Bijvoorbeeld:
1
De wijk Vauban in Freiburg (Duitsland) In de jaren negentig kocht de stad Freiburg een oud militair terrein van zo’n 37 ha met de bedoeling hier een nieuwe woonwijk op te trekken voor ongeveer 5 000 inwoners. Hierbij zou bijzondere aandacht worden besteed aan sociale gemengdheid en milieuvriendelijkheid. U moet weten dat in 1992 de stad de titel “milieuhoofdstad van Duitsland” had ontvangen. Wat het milieu betreft, werd de nadruk gelegd op de minimalisering van het energieverbruik (zuinige huishoudtoestellen, energiezuinige woningen,...), de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen (warmtekrachtkoppelinginstallatie op houtkrullen, zonnepanelen, …), een beter waterbeheer (recuperatie van het regenwater voor wc’s en planten), minder gebruik van de wagen en de ontwikkeling van het zachte transport. Ook werd veel aandacht besteed aan de kwaliteit van de leefomgeving (gebruik van gezonde materialen voor de bouw, behoud van groene ruimten en van de waterloop die het terrein doorkruist, …). De stad wou van deze wijk een laboratorium van de duurzame ontwikkeling maken. De medewerking van de burgers was een troef voor de ontwikkeling van dit project. Elders ter wereld lopen gelijkaardige experimenten (zie www.bioregional.com).
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 16
19/10/07 10:12:57
2
De windmolen van de kinderen in Mesnil-Eglise (provincie Namen) Nadat in een nabijgelegen dorp een eerste windmolen werd opgericht die elektriciteit levert voor zo’n 250 gezinnen, vatte de vzw “Vents d’Houyet” de installatie aan van een tweede windmolen in de gemeente MesnilEglise. Deze werd in gebruik genomen in februari 2006. Deze windmolens zijn geen windmolens als alle andere. De eerste werd gefinancierd met Europese gelden en zorg voor fondsen die opnieuw worden geïnvesteerd in de educatieve activiteiten van de vzw (asbl l’Académie du Vent). De tweede wordt beheerd door een coöperatieve vereniging van kinderen, opgericht door Vents d’Houyet. Elk kind bezit hiervan een aandeel. Aldus ontvangt het jaarlijks een deel van de winst die werd gemaakt met de verkoop van de stroom, terwijl met de rest acties worden gefinancierd met sociale of milieudoeleinden.
Het project heeft zich uitgebreid als een olievlek. Momenteel ontwikkelt Vents d’Houyet partnerschappen in andere Europese landen, zoals Frankrijk en Polen, die geïnteresseerd zijn om ook bij hen een dergelijke windmolen op te richten. Voor meer informatie: www.vents-houyet.be
DE windmolen van de kinderen Mesnil-Eglise
De wijk Vauban in Freiburg
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 17
17
19/10/07 10:13:00
4. De grote milieuproblemen Onze planeet is een systeem met een fragiel evenwicht. De menselijke activiteiten werken steeds meer in op dat evenwicht. Water en lucht raken steeds meer vervuild, de bodem verschraalt en wordt ongeschikt voor landbouw. Tal van soorten sterven uit en de biodiversiteit wordt bedreigd. Door de overexploitatie worden een aantal natuurlijke hulpbronnen schaars. De klimaatveranderingen worden stilaan voelbaar, maar het is moeilijk nu al in te schatten welke impact ze juist op lange termijn zullen hebben. Die onevenwichten zullen gevolgen hebben, of het nu op sociaal of op milieuvlak is. Het wordt hoog tijd dat we reageren!
4.1. De planeet, een groot ecosysteem
! De sterke toename van de bevolking in de loop van de 20ste eeuw (en die ook verwacht wordt in de 21ste eeuw), alsook het landbouwbeleid dat wordt opgelegd door de landen van het noorden, hebben de druk op de bodems (landbouw, veeteelt, verstedelijking, enz.) en op de natuurlijke rijkdommen verhoogd.
18
De planeet is een groot systeem waarin oneindig veel subsystemen elkaar onderling beïnvloeden en elkaar op dynamische wijze in evenwicht houden. We onderscheiden drie grote “compartimenten”: water (hydrosfeer), lucht (atmosfeer) en bodem (lithosfeer). Materie en energie stromen rond in biogeochemische cycli. Aldus bestaan er, tussen deze “compartimenten”, complexe en permanente onderlinge verbindingen en verbanden. Het ecosysteem Aarde regelt de klimaten, zuivert water en lucht, maakt de bodem en de oceanen vruchtbaar. Het zorgt voor biodiversiteit, de voortplanting van levende wezens, de ontbinding van organisch afval. De Mens ontwikkelt hier zijn culturele, economische, sociale activiteiten, … Hij neemt er vandaag een niet te verwaarlozen plaats in. Wat is vervuiling? Vervuiling betekent een aantasting van het milieu, van de omgeving. Vaak heeft dit te maken met menselijke activiteiten. De verontreinigende stoffen (polluenten) die in het milieu vrijkomen, stromen rond en transformeren zich, onder inwerking van levende organismen of van externe fysisch-chemische factoren. De mobiliteit en de transfor-
matie van deze polluenten zijn zeer complexe fenomenen die verband houden met biogeochemische cycli. Ook de oorzaken en gevolgen van de verschillende vormen van vervuiling en aantasting van de ecosystemen zijn zeer complex, en maken nog steeds het voorwerp uit van tal van discussies. De volgende overwegingen zijn gebaseerd op de theorieën die op dit moment het meest gangbaar zijn. De verontreiniging kan van uiteenlopende aard zijn: biologisch, fysisch of chemisch. Drie types van menselijke activiteit vormen de belangrijkste bronnen van verontreiniging en hinder. Het gaat om de intensieve landbouw, de industrie en de gezinnen. • De intensieve landbouw: door het gebruik van zeer zware machines, meststoffen en pesticiden, en door de veralgemening van de monocultuur. • De industrie: door het grootschalige gebruik van energie, grondstoffen en de natuurlijke rijkdommen, door de lozingen van water, rook en afvalstoffen die vervuild zijn met verschillende elementen met een uiteenlopende toxiciteit. • De gezinnen: door het gebruik van energie, het storten van afval en van stoffen die vaak zeer gevaarlijk zijn, zoals oliën, schoonmaakmiddelen, huishoudelijke producten, …
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 18
19/10/07 10:13:01
De drie grote subsystemen: bodem, water en lucht
1
De bodem:
De continenten nemen een derde van het aardoppervlak in. De bovenste laag van de aardkorst wordt “bodem” genoemd. De bodem bestaat uit water, mineralen, lucht en organische stoffen in ontbinding. Het is een omgeving die sterk is bevolkt: we vinden er tal van micro-organismen, ongewervelde dieren en bacteriën in terug. Door het nietaflatende werk van deze gespecialiseerde organismen wordt dode organische materie omgezet in minerale materie (eenvoudige moleculen, ionen). De bodem neemt zo de rol op zich van reservaat voor voedingsstoffen die de planten voeden. De bodem vormt bijgevolg een schakel tussen de biologische wereld en de minerale wereld. Het trage vormingsproces (500 jaar voor teelaarde) is het resultaat van interacties tussen de gesteenten, de micro-organismen, de vegetatie en het klimaat. Kwetsbaar als hij is, is de bodem erg gevoelig voor interventies van de mens en klimaatwijzigingen.
De bodem is de belangrijkste pijler voor de productie van voeding voor de mens en de planteneters. Hoewel hij op alle continenten aanwezig is, is slechts een kwart van de oppervlakte bebouwbaar en wordt amper een achtste daadwerkelijk bebouwd. De woestijnen, de dorre gebieden en de ijskappen vertegenwoordigen samen 20% van de aardoppervlakte, en de halfdorre bodems 13 %. Vruchtbare en bebouwbare bodems zijn dus een heel zeldzaam goed.
2
Het water:
De oceanen nemen 2/3 van het aardoppervlak in, wat de aarde de bijnaam “blauwe planeet” heeft opgeleverd. 95 % van het water op aarde is zout, terwijl het zoet water dat kan worden gewonnen heel zeldzaam is en slechts 0,01 % van de reserves uitmaakt. De rest van het zoetwater zit vast in de vorm van ijs, of is gewoonweg ontoegankelijk.
CYCLUS VAN HET WATER
Andere bronnen van verontreiniging zijn: steengroeven, stortplaatsen, het schoonspoelen van de tanks van boten, ongevallen, onachtzaamheid, niet-gecontroleerde lozingen van giftige stoffen...
! Water is een belangrijk iets omdat het een van de hoofdelementen is waaruit levende materie is opgebouwd. Vergeten we niet dat de mens grotendeels (70 %) uit water bestaat. Water is dan ook een essentieel element voor het leven op aarde, maar wordt sterk bedreigd door de activiteiten van de mensen.
Het water circuleert zonder ophouden: vandaar dat we spreken van de watercyclus! In de bronnen komt het water uit de bodem aan de oppervlakte. Het vormt beekjes, de beekjes vormen rivieren, de rivieren vormen op hun beurt stromen, stromen die uiteindelijk in de zeeën en de oceanen uitmonden. Daarnaast gaat het water, onder invloed van de energie van de zon, over van vloeibare toestand in gasvormige toestand (verdamping). Aldus vormt het wolken, om vervolgens weer op aarde terecht te komen in de vorm van neerslag. Op aarde dringt het water in de bodem of wordt het rechtstreeks weer opgenomen door de waterlopen en de zeeën. Het water kan ook tot ijs stollen en hagel, gletsjers en pakijs vormen.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 19
19
19/10/07 10:13:05
De totale hoeveelheid water op aarde blijft vrijwel constant. Het water dat wij drinken is hetzelfde water waarmee de dinosauriërs hun dorst lesten, het is een eeuwige cyclus. Men neemt aan dat het water in de atmosfeer gemiddeld om de tien dagen valt en weer wordt vernieuwd. Maar soms kan het hier langer worden opgehouden, zoals in diepe plassen, ijskappen, zeediepten, … Elders verdampt het dan weer meteen nadat het op planten, gebouwen, wegen, … is gevallen.
3
De lucht:
Lucht is een gasmengeling die de atmosfeer van de aarde vormt. Lucht bestaat voor 78% uit stikstof, voor 21% uit zuurstof, en de rest is waterdamp, koolzuurgas, ozon en zeldzame gassen (argon, neon, helium...).
! De lucht, die onmisbaar is voor het leven, wordt vaak verontreinigd door verschillende verontreinigende stoffen die zich, via de bewegingen van de lucht, over grote afstanden kunnen verspreiden zodat ook regio’s die soms heel ver van de emissiebronnen liggen, besmet raken.
20
De atmosfeer vormt om de aarde een schil die opgebouwd is uit verschillende lagen die gedefinieerd zijn volgens de temperatuur: de troposfeer is dichtbij, gevolgd door de stratosfeer en vervolgens de mesosfeer, de thermosfeer en de exosfeer. In de troposfeer neemt de temperatuur af met de hoogte, en vervolgens gaat hij weer omhoog in de stratosfeer. De verhoudingen van stikstof, zuurstof en argon zijn constant in de hele atmosfeer, terwijl de verhoudingen van water, koolzuurgas, zwaveldioxide en ozon variëren volgens de hoogte. Ozon (O3) is vooral aanwezig in de stratosfeer (12 tot 60 km hoogte), waar hij de “ozonlaag” vormt. Deze ozonlaag neemt een groot deel van de UV-stralen van de zon op, en beschermt zo de organismen op aarde. In de zomer komt dit gas ook in hogere concentraties in de troposfeer voor, ten gevolge van de verontreiniging in de stad.
De troposfeer ondergaat krachtige bewegingen die de lucht constant door elkaar mengen: verticale bewegingen die verband houden met de temperatuurverschillen (warme lucht stijgt, koude lucht daalt) en horizontale bewegingen die worden veroorzaakt door verschillen in atmosferische druk op grondniveau (de lucht verplaatst zich van hogedrukgebieden, of anticyclonen, naar lagedrukgebieden). De zon is de motor van deze bewegingen. Ze verwarmt de oppervlakte van de continenten en de zeeën, die op hun beurt de omgevingslucht opwarmen. Doordat de lucht in beweging wordt gezet, wordt de energie van de zon die op ongelijke manier het aardoppervlak bereikt, herverdeeld over de hele planeet. Deze bewegingen van de lucht spelen een aanzienlijke rol in de watercyclus doordat ze enorme hoeveelheden waterdamp transporteren, en beïnvloeden het klimaat in alle uithoeken van de planeet.
4.2. Het broeikaseffect en de opwarming van de aarde Het broeikaseffect is oorspronkelijk een heel gewoon natuurkundig verschijnsel. Het zorgt ervoor dat op de aarde een temperatuur heerst die leven toelaat. Indien het er niet zou zijn, zou de thermometer een gemiddelde temperatuur van -18 °C aanduiden. Gelukkig speelt onze atmosfeer dezelfde rol als de ramen van een broeikas. Deze gaslaag zorgt er ook voor dat de lichtstralen van de zon het aardoppervlak bereiken en opwarmen, maar verhindert dat de warmtestralen en dus een deel van de warmte in de ruimte verdwijnen. Dankzij het broeikaseffect kent het aardoppervlak een gemiddelde temperatuur van +15 °C.
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 20
19/10/07 10:13:05
En de klimaatwijzigingen? Om de grote klimaatperiodes die de aarde hebben gekenmerkt te bestuderen, hebben wetenschappers de samenstelling geanalyseerd van de luchtbellen die gevangen zaten in ijsstalen van de zuidpool. Ze stelden vast dat de verhoging van de concentratie van bepaalde gassen in de atmosfeer, methaan (CH4) en kooldioxide (CO2), samenviel met temperatuurwijzigingen. Deze gassen, die op grote schaal in de atmosfeer worden uitgestoten door de menselijke activiteiten, hebben de neiging zich hier op te stapelen. Ze zijn voorlopers van een klimaatwijziging omdat ze het broeikaseffect aanzienlijk versterken. De accumulatie van broeikasgassen die we vandaag in de atmosfeer vaststellen, is de grootste die er ooit is geweest in de geschiedenis van het klimaat, en wordt onrustbarend. De veranderingen die ze kunnen teweegbrengen, komen er zo snel dat het ecosysteem er zich niet kan aan aanpassen! De gemiddelde temperatuur van de aarde is overigens al gestegen met 0,6 °C sinds 1850, wat niet te verwaarlozen is als we weten dat er tussen de ijstijden en de tussenijstijden (interglacialen) slechts een verschil was van 4 tot 6 °C. Indien niets wordt ondernomen, zou de gemiddelde temperatuur tegen 2100 nog kunnen stijgen met 1,4 °C tot 5,8 °C (naargelang de projectiemethoden en de parameters die in aanmerking worden genomen). Deze stijging zou de grootste zijn sinds 10 000 jaar (einde van de laatste grote ijstijd).
De “kleine ijstijd”, een minimale afkoeling met zwaarwegende gevolgen Recenter (tussen 1500 en 1800) volstond een afkoeling met minder dan 1 °C om strengere winters te doen verschijnen in onze contreien, wat de landbouwproductie verstoorde en voor erge hongersnood zorgde. Archieven en schilderijen uit die tijd getuigen overigens van deze periode die “kleine ijstijd” wordt genoemd.
Br Breughel de Oude 1565
18de eeuw. De uitstoot komt hoofdzakelijk van de verbranding van fossiele energiebronnen zoals aardolie, aardgas, steenkool, … Daarnaast heeft de industrialisatie gezorgd voor nieuwe broeikasgassen (CFK, HFK, PFK, SF6). Dit zijn hoofdzakelijk koelgassen en drijfgassen.
Het opwarmend vermogen van deze gassen varieert: methaan heeft een opwarmend vermogen dat meer dan 20 keer hoger ligt dan dat van kooldioxide, terwijl dat van de hydrofluorkoolstoffen (HFK’s) zelfs tot 11 700 keer hoger ligt. Sommige gassen (CFK’s, methaan) zijn overigens persistenter in de atmosfeer dan andere.
Wat zijn de broeikasgassen en hun bronnen? Sommige broeikasgassen komen op natuurlijke wijze voor in het milieu: waterdamp, koolzuurgas (CO2), methaan (CH4), troposferische ozon (O3), stikstofoxiden (NOx)... Maar deze gassen worden ook uitgestoten bij tal van menselijke activiteiten! Vandaar dat hun concentratie in de atmosfeer is blijven stijgen sinds de agro-industriële revolutie van eind D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 21
21
19/10/07 10:13:07
De belangrijkste bronnen van broeikasgassen zijn het gemotoriseerd vervoer, bepaalde industriële procedés (fabricage van cement, van schuimplastic, van bepaalde onderdelen van computers of telefoons, …), de verbranding van fossiele energie (industrie, elektriciteitscentrales, …) en de landbouw (rijstvelden en teelt van herkauwers, …). Daarnaast is er de ontbossing die het potentieel van de aarde om CO2 te absorberen vermindert, aangezien er minder bomen zijn die aan fotosynthese kunnen doen. Het gevolg is dat deze gassen zich opstapelen en het broeikaseffect toeneemt!
32 % industrieën
30 % veeteelt
? anderen 14 % vervoer
21 % gebouwen
Door onze activiteiten en onze verbruikswijzen dragen wij met zijn allen bij tot de klimaatverandering!
Zo stoot een Europeaan gemiddeld 3 ton CO2 per jaar uit. Het verschijnsel wordt nog versterkt door de demografische explosie en onze nieuwe levenswijzen die steeds meer energie verslinden. De uitgestoten CO2 wordt niet langer volledig geabsorbeerd door de vegetatie en de oceanen, en de koolstofkringloop is niet langer in evenwicht! Koolstofdioxide stapelt zich op in de atmosfeer en doet het broeikaseffect toenemen.
22
De impact van de klimaatwijzigingen De reële impact van dit fenomeen is moeilijk te beoordelen. De gevolgen zijn veelvuldig en variëren naargelang van de plaats op de aarde! De wetenschappelijke wereld hanteert vaak verschillende hypothesen: • stijging van de zeespiegel met 9 tot 88 cm tegen 2100 door de thermische uitzetting van de oceanen (en niet door het smelten van de ijskappen zoals lang werd gedacht). Deze verandering houdt een oncontroleerbaar overstromingsgevaar in voor honderden miljoenen kustbewoners die hun leefomgeving wel eens zouden kunnen zien verdwijnen. Hele bevolkingsgroepen zouden dan moeten verhuizen; • de toename in frequentie en in sterkte van klimaatrampen: droogte, hittegolven, overstromingen, onweren, cyclonen enz. die hongersnood, voedselschaarste en gezondheidsproblemen zullen veroorzaken in sommige regio’s; • de toename van de waterschaarste in bepaalde landen, en met name in de landen ten zuiden van de Sahara in Afrika, in China, … • de toename van de woestijnvorming in dorre streken; • het verlies van belangrijke ecosystemen, zoals het verdwijnen van het amazonewoud of de vernietiging van een groot deel van de koraalriffen; • de verspreiding van ziektes die op dit moment nog beperkt zijn tot bepaalde streken van de wereld (malaria); • de wijziging van zeestromen ten gevolge van de veranderingen in temperatuur en dichtheid van het water (het smelten van het poolijs vermindert de dichtheid van zeewater). Bepaalde zeestromen die het klimaat beïnvloeden, zouden zo kunnen worden vertraagd, of zelfs stilgelegd, met een ontregeling van het klimaat als gevolg. De diepe
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 22
19/10/07 10:13:08
zeestromen zijn eveneens verantwoordelijk voor de beweging van de voedingsstoffen naar de oppervlakte, en zorgen aldus mee voor de aanvoer van voeding voor de zeefauna, zoals de vissen. We kunnen gemakkelijk raden wat de gevolgen zullen zijn van het wegvallen van deze stromen. Het moet gezegd dat deze verschillende veranderingen een kettingreactie op gang kunnen brengen waarvan de effecten vandaag nog moeilijk kunnen worden ingeschat, maar die zich nog eeuwenlang zullen laten voelen. Bovendien is er nog veel niet geweten over de mechanismen die het klimaat regelen, en met name over de rol van de wolken en hun interactie met de oceaan.
Maatregelen om de opwarming van de aarde tegen te gaan
De acties voor en door de burgers: Aangezien de gezinnen voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van broeikasgassen, wordt iedereen aangezet om even bij het probleem stil te staan en er iets tegen te ondernemen. Dit kan gebeuren door een wijziging van zijn dagelijkse gewoontes of door technische verbeteringen door te voeren. Er zijn dan ook tal van mediacampagnes die zich op de burgers richten om hen informatie en advies te geven om hun (negatieve) impact op het leefmilieu te verkleinen. Daarnaast worden er financiële stimuli aangeboden om de burgers te helpen bij het verkleinen van hun energieverbruik en dus van hun uitstoot van broeikasgassen (terugbetaling openbaar vervoer, isolatiepremies, premies voor de installatie van zonnepanelen, voor de aankoop van huisapparaten van klasse A, ...). Hoe klein elke actie ook moge zijn, indien we ze alle samenvoegen, hebben ze een aanzienlijke impact op het leefmilieu.
De Golfstroom is een van de sterkste zeestromen. Het is een warme oppervlaktestroom die ontstaat in de golf van Mexico. Voortgestuwd door de heersende zuidwestenwinden, volgt hij de kust van Noord-Amerika om zo af te buigen naar het noordoosten van de Atlantische Oceaan. Op zijn traject geeft het water zijn warmte af aan de omgevende lucht. De bewegingen van de watermassa worden eveneens veroorzaakt door verschillen in temperatuur en in zoutheid: wanneer het in het hoge Noorden komt, gaat het afgekoelde en zoutere water naar de diepte, om langs de Noord-Amerikaanse kust weer naar de golf van Mexico te vloeien. Hier komt het, opgewarmd en minder zout, weer aan de oppervlakte.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 23
23
19/10/07 10:13:10
De politieke maatregelen:
1
Het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake de klimaatverandering (UNFCCC)
In mei 1992 hebben de Verenigde Naties, nadat de wetenschappers de noodklok hadden geluid, een verdrag aangenomen over de klimaatveranderingen, het UNFCCC.
Concreet:
> Het protocol van Kyoto legt juridisch dwingende grenswaarden op voor de uitstoot van broeikasgassen in de industrielanden. > Het voorziet “flexibiliteitsmaatregelen” waarop de landen zich kunnen beroepen om hun doelstellingen te halen.
Dit verplicht alle ondertekenende landen ertoe om nationale programma’s voor de vermindering van de broeikasgassen op te stellen, en periodieke rapporten in te dienen. Aan de industrielanden wordt gevraagd om hun broeikasgasuitstoot te stabiliseren op het niveau van 1990. De tekst stelde echter geen precieze doelstellingen voorop, en bleef dus een intentieverklaring zonder echte gevolgen. Het UNFCCC is van kracht geworden in maart 1995 en werd bekrachtigd door 189 regeringen, waaronder die van de Verenigde Staten en Australië.
2
Het protocol van Kyoto
In december 1997 hebben de regeringen die het UNFCCC hebben ondertekend, in Kyoto in Japan een protocol aangenomen dat het Verdrag aanvult met concrete maatregelen: het protocol van Kyoto. Het werd pas van kracht in februari 2005, aangezien aan twee voorwaarden moest worden voldaan:
• het moest bekrachtigd zijn door ten minste 55 partijen van het UNFCCC, • de ondertekenende landen moesten samen verantwoordelijk zijn voor tenminste 55 % van de CO2–uitstoot in 1990. Hoewel aan de eerste voorwaarde reeds voldaan was in 1998, werd de drempel van 55 % pas in 2004 bereikt, na de bekrachtiging door Rusland (dat in zijn eentje verantwoordelijk was voor 17,4 % van de CO2–uitstoot in 1990). De Verenigde staten, die verantwoordelijk zijn voor ongeveer 1/4 van de uitstoot van de planeet, weigeren nog altijd het protocol te bekrachtigen. Tot slot is het akkoord pas echt van kracht geworden op wereldschaal in november 2005, na de formele aanvaarding van de eerste werkingsmodaliteiten tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering die plaatsvond in Montréal van 28 november tot 9 december 2005. Zo zien de industrielanden zich verplicht om hun broeikasgasuitstoot tussen 2008 en 2012 te doen dalen met 5,2 % ten opzichte van het niveau van 1990 (in de praktijk werd aan alle industrielanden een maximumhoeveelheid broeikasgasemissies toegewezen voor de periode 2008-2012). De EU(15) heeft zich als geheel verbonden tot een vermindering met 8%. In een akkoord over de verdeling van de lasten werd het niveau vastgelegd dat elk van de Lidstaten moet bereiken. Voor België is dit 7,5 %. Op dit moment (februari 2006): • 160 landen en de Europese Gemeenschap hebben het protocol van Kyoto bekrachtigd. • 3 industrielanden die het aanvankelijk onder tekenden, hebben het niet bekrachtigd: > de Verenigde Staten > Australië > Monaco • 35 landen en de EU zijn verplicht de Kyotodoelstellingen te halen.
24
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 24
19/10/07 10:13:12
Emissie van gassen met broeikaseffect (miljoenen ton CO2-equivalenten)
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
VS
+13 %
CHINA
+49 %
RUSLAND
-38 %
JAPAN
+12 %
INDIA DUITSLAND
2002
-18 %
CANADA
+20 %
GROOT-BRITTANNIË
-14 %
FRANKRIJK BRAZILIË
1990
+70 %
-1.9 %
Bron: Courrier international Hors série oct-dec 2006
+57 %
Bovenstaande grafiek toont duidelijk de ernst van de toestand aan. Bij de emissies van Amerika, dat geweigerd heeft het protocol te bekrachtigen, dienen de emissies te worden geteld van de landen die in volle ontwikkeling zijn en niet onmiddellijk onder deze maatregelen vallen. Dit heeft tot gevolg dat de inspanningen die sommigen reeds hebben geleverd, nog niet toelaten om deze toename op te vangen. Daarenboven volstaat een loutere stabilisering van de emissieniveaus van CO2 niet om de concentratie van CO2 in de atmosfeer te doen afnemen. Het Europees programma inzake de klimaatverandering Om zijn doelstelling van 8 % minder broeikasgasemissies te bereiken, heeft Europa zijn eigen programma (ECCP) ingevoerd. Dit omvat een reeks maatregelen, zoals: • het systeem van de handel in emissierechten (zie hieronder), • een wetgeving ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen voor elektriciteitsproductie en van biobrandstoffen in het wegtransport, • een wetgeving ter bevordering van de energie-efficiëntie in gebouwen... De flexibiliteitmechanismen van Kyoto Om de industrielanden in staat te stellen hun doelstellingen gemakkelijker en goedkoper te bereiken, en gelet op het feit dat de broeikasgasemissies een probleem op wereldschaal vormen en dat de plaats waar de emissieverminderingen worden bereikt geen belang heeft (wat het milieu betreft), werden drie mechanismen ingevoerd:
• de handel in emissierechten: dit eerste mechanisme stelt landen met een uitstoot die onder de toegelaten bovendrempel ligt, in staat om hun ongebruikte rechten door te verkopen aan andere landen. Binnen de EU werd in januari 2005 ditzelfde systeem aangenomen voor de installaties die veel energie verbruiken (staalfabrieken, elektriciteitscentrales, olieraffinaderijen, papierfabrieken, glasfabrieken en cementfabrieken) die ook emissierechten toegekend hebben gekregen. De ondernemingen met een lagere uitstoot dan de hen toegekende emissierechten kunnen hun overschot verkopen aan ondernemingen die hun uitstoot onvoldoende naar beneden krijgen. • de gezamenlijke toepassing (joint implementation): stelt de industrielanden die projecten voor de vermindering van de broeikasgassen opzetten in andere industrielanden, in staat om emissiekredieten te krijgen die overeenkomen met de aldus gerealiseerde verminderingen. • het mechanisme voor schone ontwikkeling (clean development mechanism): stelt de industrielanden die projecten voor de vermindering van de broeikasgassen opzetten in ontwikkelingslanden, in staat om emissiekredieten te krijgen die overeenkomen met de aldus gerealiseerde verminderingen. Enkele denksporen Hoewel op schaal van de planeet inspanningen worden geleverd met betrekking tot de uitgestoten hoeveelheden CO2, lijken de flexibiliteitmechanismen van het protocol van Kyoto het zoeken naar alternatieven in de industrielanden niet zo sterk aan te moedigen. D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 25
25
19/10/07 10:13:13
370 360
5000
350
4000
340
3000
330 320
2000
310
1000
300
0
emissie (miljoenen ton) concentratie CO2
290 1960 1971 1974 1977 1980 1983 1986 1989 1992 1995 1998
Tal van ondernemingen geven er de voorkeur aan te investeren in “minder ontwikkelde landen”, waar tegen een lagere kostprijs inspanningen kunnen worden gedaan en zo emissierechten te “recuperen”. Op die manier is er een wereldmarkt ontstaan voor de verkoop van broeikasgasemissierechten, waarop veel wordt gespeculeerd. Bovendien heeft het protocol dat een vermindering van de broeikasgasemissies beoogt als averechts effect dat de ontwikkeling van kernenergie wordt gestimuleerd. De vraag blijft hoe het zit met de toekomstige uitstoot van broeikasgassen van de ontwikkelingslanden, en met de weigering van sommige landen die soms heel grote vervuilers zijn, om deel te nemen aan de gezamenlijke inspanning.
4.3. De ozon Het “gat in de ozonlaag” Ozon (O3) is een gas dat op natuurlijke wijze geconcentreerd is in de stratosfeer (hoge atmosfeer). De maximumconcentratie treffen we aan op een hoogte tussen 20 en 30 km en vormt er de zogenaamde “ozonlaag”.De ontstaansgeschiedenis van deze laag is nauw verbonden met de ontwikkeling van de planten en de toename van de zuurstof in de atmosfeer (dankzij de fotosynthese). Ozon filtert de ultraviolette stralen die anders het DNA van de levende wezens zouden vernietigen. Het gas is dus essentieel geweest voor de vestiging van leven op aarde. De ozonlaag is niet over de hele aardbol even dik. De laatste decennia hebben satellietbeelden en metingen van op de grond aangetoond
26
concentratie (delen per miljoen)
380
6000 emissie (miljoenen ton)
uitstoot van CO2 en concentratie tussen 1960 en 2000
7000
Source : Courrier International Hors série oct.-déc. 2006
dat de ozonlaag op een aantal plaatsen aanzienlijk “dunner” geworden is. Het gaat eigenlijk om de dichtheid van de moleculen die in bepaalde zones tijdelijk is verminderd. Dit verschijnsel werd in de media “het gat in de ozonlaag” genoemd. Dit “gat” werd waargenomen boven Antarctica, de Noordpool maar ook Zuid-Amerika. Op Antarctica kon deze vermindering van de concentratie van de ozonlaag duidelijk worden vastgesteld in de zuidelijke lente. Jaar na jaar lijkt dit verschijnsel zich te versterken, wat doet veronderstellen dat er een invloed is van de mens. Tal van onderzoekers hebben zich over dit probleem gebogen en hebben ontdekt dat bepaalde chemische verbindingen die door de mens worden geproduceerd - namelijk de gassen op basis van chloor of broom - aan de oorsprong kunnen liggen van de afbraak van de stratosferische ozon. De best gekende van deze gassen zijn de chloorfluorkoolstoffen (CFK’s) die worden gebruikt als gassen voor spuitbussen, als koelgassen of als bestanddeel voor bepaalde schuimen. Na hun gebruik verspreiden deze gassen zich beetje bij beetje in de atmosfeer. Deze verontreinigende verbindingen zijn heel stabiel en hebben zich kunnen accumuleren, om op enkele jaren tijd op aanzienlijke hoogte te komen. In de fysische omstandigheden van de stratosfeer en onder inwerking van de UV-stralen hebben deze verbindingen de ozonlaag aangetast. De risico’s die verband houden met de verdwijning van ozon zijn: een toename van het aantal kankergevallen en een voortijdige veroudering van de huid, oppervlakkige brandwonden, cataract, ziekten van het
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 26
19/10/07 10:13:14
immuunstelsel, en een vermindering van de fotosynthese bij planten. Gelet op de ernst van de situatie werd op internationaal niveau een verbod ingevoerd voor de productie en het gebruik van deze gassen. Aangezien ze zo stabiel zijn, laten hun gevolgen voor de ozonlaag zich vandaag nog voelen, ondanks het verbod. In het zuiden van Chili, een uiterst bedreigde bevolking Doordat het zo dicht bij Antarctica ligt, is Vuurland een bijzonder kwetsbare regio wat de verdwijning van de stratosferische ozon betreft. Om de bevolking te beschermen, wordt de ozonconcentratie dagelijks gemeten. De resultaten van deze metingen worden bekendgemaakt in de steden en dorpen aan de hand van borden met de “zonnestraling”, evenals via de televisie. Een kleurencode geeft het risiconiveau weer: • Groen: geen gevaar • Geel: opgelet (niet langer dan twintig minuten in de zon blijven zonder een filterende crème) • Oranje: alarmtoestand (bescherming noodzakelijk: beschermende kledij, zonnebril, filterende crème) • Rood: gevaar (bescherming noodzakelijk, blootstelling beperkt tot enkele minuten voor lichte huid) • Violet: zeer groot gevaar (binnen blijven)
De ozon op lage hoogte of de fotochemische verontreiniging In de lage atmosfeer is de ozon een secundaire polluent die ontstaat uit een mengsel van verschillende primaire polluenten, zoals de stikstofoxiden (NOx) en de vluchtige organische verbindingen die gewoonlijk worden voortgebracht door de uitlaatgassen van auto’s. Bij aanwezigheid van zuurstof en ultravi-
olette stralen gaan deze verschillende stoffen reageren, waarbij ozon vrijkomt. In aanwezigheid van primaire polluenten is ozon zeer reactief. In een stedelijke omgeving is er een voortdurende verbinding en ontbinding van ozon. Maar wanneer dit gas door de wind wordt meegevoerd naar minder sterk vervuilde landelijke gebieden, is het persistenter in de lucht (aangezien de NOx in de lucht niet geconcentreerd genoeg is). De aanwezigheid van de zon en de stagnatie van de lucht zijn bevorderlijk voor ozonpieken. Deze doen zich dus vooral voor in de zomer in de grote steden met druk wegverkeer. De troposferische ozon is vervuilend omdat hij de ogen, de luchtwegen en andere slijmvliezen irriteert en een branderig gevoel geeft, de ademhaling hindert en doet hoesten. Het gas is bijzonder gevaarlijk voor bepaalde kwetsbare groepen, zoals kinderen, bejaarden, astmapatiënten, … Daarom werden drempels voor een kritieke concentratie vastgelegd, om de bevolking te beschermen. Bovendien heeft ozon een directe invloed op de planten, wat de productiviteit van de velden en de teelten vermindert. SMOG :
De term “smog” komt van de samentrekking van twee Engelse woorden: smoke (rook) en fog (mist). Het is dus een vorm van rokerige mist. We onderscheiden twee types van “smog”: zomersmog en wintersmog. • In de zomer ontstaat de mist door de combinatie van ozon, deeltjes die in de lucht zitten en zwavel- en stikstofoxiden. Dit zomerfenomeen doet zich steeds vaker voor in grote steden zoals Montréal, Los Angeles, Londen, Rio, Athene... • In de winter zijn het vooral de deeltjes en de zwaveloxiden die worden uitgestoten door verwarmingsinstallaties en voertuigen die zich op de omringende nevel gaan vasthechten en aldus een zwavelachtige mist vormen. Deze zure mengeling prikkelt de ogen en de luchtwegen. Dergelijke winterverschijnselen deden zich vooral voor toen de verwarmingsinstallaties nog vooral op steenkool werkten.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 27
27
19/10/07 10:13:15
4.4. De zure regen Bepaalde stoffen die door menselijke activiteiten worden uitgestoten, verhogen de zuurtegraad van de regen (of van mist, sneeuw of hagel). De zwaveldioxiden (SO2) en de stikstofoxiden (NOx) zijn de belangrijkste verantwoordelijken voor dit verschijnsel. Ze ontstaan door de verbranding van fossiele energie door automotoren, verwarming van woningen en bepaalde industriële procedés. Ze kunnen op grote hoogte over zeer grote afstanden worden meegevoerd (tot enkele duizenden kilometers). Ten gevolge van de reacties die worden veroorzaakt door de zonnestraling en de vochtigheid van de atmosfeer, worden deze polluenten omgezet in zwavelzuur of salpeterzuur. Deze zuren komen vervolgens weer op aarde terecht via de regenval. Deze regen wordt zuur genoemd wanneer de pH lager is dan 5,6.
De pH is een meting van de zuurte van een stof. De schaal ervan ligt tussen 0 (zeer zuur) en 14 (zeer basisch). Een pH van 7 is neutraal.
Zuur
De effecten van zure regen
28
neutraal
basisch
De gevolgen van de zure afzettingen zijn gevarieerd en hangen af van de lokale omstandigheden van de plaatsen waar ze weer op aarde terechtkomen. Bepaalde kalkhoudende rotsen en materialen (monumenten, standbeelden, …) reageren op zuur door te ontbinden. De impact op de fauna en de flora is divers. In verzuurde meren en waterlopen verdwijnen bepaalde dieren. Weekdieren vinden er bijvoorbeeld niet langer de kalk die ze nodig hebben om hun schelp te vormen,
aangezien deze gereageerd heeft met de zuren. Sommige vissen die gevoelig zijn voor zuur, kunnen het slachtoffer zijn van verschillende problemen (sterfte, onvruchtbaarheid, groeistoornissen, …). In de bossen gaan de bodems minder voedzame mineralen bevatten en wordt de plantengroei vertraagd. De vitaliteit en het regeneratievermogen van de bomen neemt af. Bovendien vormt de zure regen een rechtstreekse aantasting voor de bladeren van de planten, die geel worden en wegkwijnen. Het leven van de organismen wordt dus in gevaar gebracht, net als de biodiversiteit. De zure regen zorgt eveneens voor de uitloging van metalen, en met name van aluminium en kwik, die zo in het hydrologisch netwerk terechtkomen (zie: hoofdstuk 4.5. Verontreiniging door zware metalen). Naast de zure regen, die “vochtige afzetting” wordt genoemd, zijn er ook de “droge afzettingen”. Dit zijn deeltjes, vliegende as, sulfaten, nitraten, … die, nadat ze zijn gevallen, zuren kunnen vormen in contact met water, en die dezelfde schadelijke gevolgen kunnen hebben als zure regen. Op het vlak van de gezondheid, kan blootstelling aan zure deeltjes of aerosolen de werking van het ademhalingsstelsel aantasten en het risico op hart- en vaatziekten verhogen bij kwetsbare personen.
4.5. De verontreiniging door zware metalen Zware metalen zijn metalen met een hoog moleculair gewicht. Kwik, lood, cadmium zijn de zware metalen die het meest worden geloosd in het milieu. Ook arseen, zink, aluminium, chroom en koper zijn sterk verspreid. Deze verschillende metalen worden door de industrie gebruikt voor hun fysische of che-
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 28
19/10/07 10:13:17
Eutrofiëring – Mellaerts-vijvers
mische kwaliteiten. Ze worden ontgonnen in mijnen. Ze worden vaak verspreid tijdens industriële processen (extractie of fabricage) of ten gevolge van het gebruik of de behandeling van producten die deze stoffen bevatten. De meeste zware metalen komen in de atmosfeer terecht in de vorm van stof of rook. Ze worden meegevoerd door de wind en vallen neer met de regen, met verontreiniging van bodem en water tot gevolg. Een ander deel wordt rechtstreeks geloosd in het water of vervuilt de bodem van de opslagplaatsen. De zware metalen kunnen zich over grote afstanden verplaatsen. Zo vertoont de autochtone bevolking van de noordpool een hoge kwikconcentratie in het bloed en de haren, terwijl er in de buurt geen verontreinigende bron is. Tal van producten voor dagelijks gebruik bevatten zware metalen! Enkele voorbeelden zijn deodorants, batterijen, accu’s van auto’s of gsm’s, kleurstoffen, tal van inkten en verven, benzine, tandvullingen, elektriciteitsschakelaars, thermometers, banden, bepaalde pesticiden of fungiciden, ... Daarom is het van het grootste belang deze producten slechts met mate te gebruiken, en vooral om ons afval op de juiste manier te verwijderen, willen we voorkomen dat ze worden verspreid in het milieu! Het gevaar van zware metalen ligt in het feit dat ze zich opstapelen in de vetten van de zenuwweefsels van levende organismen, gedurende hun hele levensduur. Ze worden ook doorgegeven waardoor hun concentraties verhogen naarmate ze verder doordringen in de voedselketen. Dit fenomeen heet bioaccumulatie. De concentratie van een verontreinigende stof is soms 10 000 keer hoger op het einde van de keten, vergeleken met de aanvankelijke concentratie in het mi-
lieu! Het zijn de organismen aan de top van de voedingspiramide, zoals de mens, die er het meest door worden getroffen. De gevolgen voor de gezondheid zijn zeer uiteenlopend. Bij dieren bijvoorbeeld kunnen de metalen de groei hinderen, de voortplanting ontregelen of het immuunsysteem verzwakken. Bij de mens zijn de meest voorkomende problemen neurologische stoornissen (intellectuele achteruitgang, neuromusculaire of neurogedragsstoornissen), evenals nier-, cardiovasculaire of gastro-intestinale problemen, een hogere gevoeligheid voor aantastingen van buiten af, anemie, … De risico’s hangen af van de chemische vorm van deze metalen, van hun concentratie in het milieu en van hun toegankelijkheid.
4.6. De verontreiniging van het water door nitraten en fosfaten
!
Nitraat (NO3) is de minerale vorm van stikstof. Het is onmisbaar voor de groei van planten. De landbouwers gebruiken het als meststof. Wanneer er echter meer stikstof wordt aangevoerd dan de gewassen nodig hebben, wordt het mee de bodem in gevoerd door de regen, en eindigt het vaak in de ondergrondse waterbekkens die de belangrijkste bron van drinkwater vormen. Dit gebeurt vaak wanneer de velden worden bemest voordat de gewassen zich voldoende ontwikkeld hebben. Anderzijds bevat ook het afvalwater van de veeteelt (gier, aal) veel stikstof. Indien dit slecht worden beheerd, verontreinigt het eveneens de grondwatervoorraden. Wanneer de nitraten onze drinkwatervoorraden vervuilen, wordt het water ondrinkbaar. Streken met intensieve veeteelt, zoals Bretagne in Frankrijk, de vallei van de Po in Italië of Engeland, zijn sterk verontreinigd door nitraten. Herhaaldelijk werden nitraten aangetroffen in
De WGO (Wereldgezondheidsorganisatie) beveelt aan dat de concentratie 50 mg/l in drinkwater niet wordt overschreden. De EU hanteert ditzelfde cijfer als maximumwaarde, maar stelt 25 mg/l voorop als richtwaarde. Voor zuigelingen en zwangere vrouwen beveelt de ONE (Office de la Naissance et de l’Enfance van de Franse Gemeenschap - tegenhanger van Kind en Gezin) aan dat een concentratie van 10 mg/l niet wordt overschreden.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 29
29
19/10/07 10:13:18
leidingwater, waardoor het ongeschikt werd voor consumptie.
4.7. De aantasting van de bodems
In het lichaam kunnen de nitraten verhinderen dat zuurstof wordt opgenomen door de rode bloedcellen, en worden ze omgezet in carcinogene stoffen. Ze vormen dus een reëel gevaar voor de gezondheid, vooral voor baby’s en bejaarden.
Tal van bedreigingen die verband houden met de activiteiten van de mens wegen op de bodems. Deze bedreigingen zijn van chemische en fysische aard. Ze verminderen de vruchtbaarheid van de bodems, wat leidt tot een vermindering van de biodiversiteit en van de opbrengst en de kwaliteit van de gewassen. Ook hun vermogen om water te filteren en op te slaan, komt in gevaar, terwijl de bodems onze belangrijkste bron van drinkwater zijn. De negatieve gevolgen treffen zowel de fauna en de flora als de gezondheid van de mens.
Ook de fosfaten zijn onmisbaar voor de ontwikkeling van de planten. Aangezien ze worden gebruikt als meststof, worden ze vaak verspreid in het milieu, waar ze het oppervlaktewater verontreinigen. Schoonmaakmiddelen vormen een andere belangrijke bron van verontreiniging door fosfaten. Bij ons zijn afwasmiddelen die meer dan 0,5% fosfaten bevatten, verboden sinds 2003. De grootschalige aanvoer van stikstof- of fosfaathoudende elementen ligt aan de oorsprong van het verschijnsel dat eutrofiëring wordt genoemd. Bij aanwezigheid van nitraten en fosfaten gaan de algen zich snel vermenigvuldigen, waarbij ze beetje bij beetje de oppervlakte gaan bedekken en gaan belemmeren dat het licht doordringt in het water. De planten die zich onder water bevinden, sterven en de fotosynthese wordt stopgezet, zodat er geen zuurstofproductie meer is in de diepte. Tegelijkertijd wordt de schaarse zuurstof die nog aanwezig is in het water opgebruikt door de aerobe bacteriën die de dode organische stof afbreken, alsook door de ademhaling van de fauna en de flora. De beschikbare zuurstof neemt dus af, tot hij helemaal verdwenen is. Dit verschijnsel kan nog worden versterkt wanneer het warm en windstil is. Het watervlak verstikt. Uiteindelijk kwijnt het leven er helemaal weg. Eutrofiëring is de verstikking van het oppervlaktewater door een overmatige voeding.
30
Tal van verontreinigende stoffen die in de bodem worden geloosd (chloorhoudende solventen, stikstof- en zwaveloxiden, zware metalen, pesticiden, fungiciden, oliën, schoonmaakmiddelen, meststoffen, …) hebben een rechtstreekse invloed op het leven van de plantaardige en dierlijke organismen die zich hier ontwikkelen, stapelen zich eventueel op in de voedselketens of verspreiden zich in het milieu. Deze bedreigingen zijn afkomstig van de industrie, de landbouw en de gezinnen. De verstedelijking en de evolutie van de agronomische praktijken leiden dan weer tot erosie, inklinken, ondoorlatend worden en verzilten van de bodems. Erosie is een proces van geleidelijke aantasting van het reliëf, een langzaan wegschrapen van de materialen die de landschappen vormen. De bewegingen van de wind en de waterstormen eroderen sinds jaar en dag het reliëf. De erosie van de aarde wordt echter versterkt door de ontbossing en de nieuwe praktijken van intensieve landbouw. Braakliggende grond, overbeweiding, uitputting van de grond, monocultuur, omploegen met machines, het verwijderen van obstakels (heggen, bermen, grachten of muurtjes)
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 30
19/10/07 10:13:19
om de percelen te vergroten, ploegvoren die worden getrokken in de richting van de helling en een slecht waterbeheer zijn allemaal factoren die dit verschijnsel versterken. In Europa worden tal van landbouwgronden op dit moment bedreigd door erosie. De problemen die verband houden met de aantasting van de bodems zijn echter omvangrijker in Azië, Afrika en Latijns Amerika wegens de klimaatomstandigheden (sterke regen, droogte, …). Per jaar zou naar schatting zo’n 11 miljoen hectare akkerland verdwijnen.
staat van de gronden van de aarde
Op lokale schaal wordt de erosie eveneens in de hand gewerkt door bepaalde vrijetijdsbestedingen (MTB, quads, terreinmotorfietsen, ...). Een andere belangrijke factor van de aantasting van de bodems, is de aanstamping. De nieuwe landbouw- en bosbouwmachines zijn heel zwaar en leiden tot verdichting van de bodem. Ze wijzigen de bodemstructuur en de vorming van humus. Dit verschijnsel belemmert de doorsijpeling en de circulatie van het water en de lucht in de bodem (zodat deze ondoorlatend wordt). Het rendement en de kwaliteit van de akkerbouw nemen af.
Tot slot heeft het ondoorlatend worden van de bodems tot gevolg dat het water meer wegvloeit in plaats van in de bodem te dringen. De oorzaken hiervoor zijn te vinden in de massale verstedelijking, de verharding van de bodem met ondoorlatende oppervlakten of het berijden ervan met zeer zware machines. De gevolgen kunnen dramatisch zijn: modderstromen, grondverschuivingen, overstromingen, ... In de warme streken kan de irrigatie van de akkers leiden tot een verzilting van de bodems. Het aangevoerde water bevat immers altijd opgeloste zouten die in de bodem blijven zitten nadat het water is verdampt. In de loop der jaren gaan deze zouten zich opstapelen in de oppervlaktelaag van de bodem, zodat deze ongeschikt wordt voor de landbouw. De bodem is soms zo erg aangetast dat er sprake is van een desertificatie of verwoestijning van de omgeving. Vandaag is al een groot deel van de gronden van de aarde aanzienlijk aangetast.
aarde zonder vegetatie bodems middelmatig tot zeer beschadigd stabiele bodems
Bron: Le Monde Diplomatique, 1992
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 31
31
19/10/07 10:13:22
4.8. De uitputting van de natuurlijke rijkdommen en de aantasting van het milieu De planeet bevat tal van natuurlijke rijkdommen die hernieuwbaar of niet-hernieuwbaar worden genoemd. De mens ontgint sommige van deze rijkdommen om aan zijn “behoeften” te voldoen. De hernieuwbare rijkdommen worden continu gevormd, op korte termijn op schaal van de mens, terwijl de niet-hernieuwbare natuurlijke rijkdommen voor hun vorming zodanig lange tijdspannes vergen dat hun voorraden als onvernieuwbaar worden beschouwd . Daarbij mogen we ook niet uit het oog verliezen dat een natuurlijke rijkdom slechts hernieuwbaar blijft zolang ze niet sneller wordt ontgonnen dan de tijd die nodig is om zich opnieuw te vormen. De exploitatie van sommige van deze natuurlijke rijkdommen vormt een probleem. De hernieuwbare rijkdommen
a. De bossen: De bossen worden geëxploiteerd om verschillende redenen. In de eerste plaats vormen ze een heuse voedselvoorraad voor de planten en de dieren die er leven. Anderzijds worden de bomen gehakt om te worden gebruikt als timmerhout, brandhout voor koken en voor verwarming, … Indien een bos correct wordt beheerd, vernieuwt het zich in de loop der jaren. Wanneer sommige zones “vrijgemaakt” worden voor landbouw, bewoning, verstedelijking, industrialisatie of ontwikkeling van grote infrastructuren, verdwijnen echter hele stroken bos.
De belangrijkste gevolgen van de ontbossing zijn de verdwijning van duizenden soorten planten en dieren, maar ook van volkeren, de aantasting van de bodems zodat ze in de toekomst niet opnieuw gekoloniseerd kunnen worden, evenals klimaatwijzigingen op lokale en planetaire schaal. FSC-hout: FSC (Forest Stewardship Concil) is een mondiale, onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk, waarvan het doel erin bestaat wereldwijd een redelijk en verantwoordelijk bosbeheer ingang te doen vinden. Ze werd in 1993 opgericht door boseigenaars, ondernemingen, sociale groepen en milieubeschermingsverenigingen, en levert een label af aan hout uit bossen die op milieuvriendelijke wijze worden beheerd, met respect voor de plaatselijke gemeenschappen en voor de sociale rechten van de werknemers. De principes zijn eveneens van toepassing op bomenplantages. Het label wordt alleen toegekend wanneer is voldaan aan de hoogste eisen. Tal van producten met label zijn nu al verkrijgbaar bij de houthandelaren en in de doe-het-zelfwinkels. Gewoonlijk zijn ze herkenbaar aan het FSC-logo dat op het product is aangebracht. Een strikte traceerbaarheid garandeert dat het FSC-hout wel degelijk uit een bos komt dat volgens de vooropgestelde criteria wordt beheerd.
b. Vis Op dit moment zijn het vooral de tropische wouden die worden vernietigd, vaak ten voordele van de rijke landen. Hele percelen worden ontbost om er enkele interessante bomen uit te halen, of voor veeteelt, industrie of toegangswegen naar de exploitatiezones, …
32
Vis wordt hoofdzakelijk ontgonnen voor voedingsdoeleinden. Het grootste deel van de vis komt uit de zee. De industriële visvangst zoals die hier regelmatig wordt uitgeoefend, dunt de populaties echter sneller uit dan ze zich kunnen herstellen. Sommige soorten zijn zo met uitsterven bedreigd.
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 32
19/10/07 10:13:25
Openluchtmijn – Congo
Deze overbevissing brengt niet alleen de biodiversiteit van de zee in gevaar, maar ook alle bevolkingsgroepen voor wie de zee de belangrijkste voedselbron vormt. Naar schatting 75 % van de wereldvoorraad wordt op dit moment uitgeput, of zal weldra uitgeput worden.
heden waarin ze worden ontgonnen. Zonder een doordacht beheer van deze rijkdommen zullen de voorraden blijven slinken, waardoor de problemen die verband houden met de ontginning nog worden versterkt.
Coltan uit Kongo, een sprekend voorbeeld! MSV-vis: De consumptie van producten uit de zee neemt gestaag toe, zodat de toestand steeds zorgwekkender is geworden voor de vissoorten die voor commerciële doeleinden worden gevangen. De overbevissing wordt aan de kaak gesteld, maar ook de vistechnieken die de ecosystemen vernielen en vaak per ongeluk alle soorten van zeedieren vangen. Om die reden hebben WWF en Unilever in 1997 de MSC (Marine Stewardship Council) opgericht. Deze inmiddels onafhankelijke organisatie levert een label af aan visgronden met een ecologisch verantwoordelijk beheer en dito praktijken. Dit wil zeggen dat de soorten waarop wordt gevist zich moeten kunnen voortplanten, en dat in geen geval schade mag worden toegebracht aan de ecosystemen en aan de vissoorten waaruit deze bestaan.
Coltan (samentrekking van Colombo-tantaliet) is een zwart of roodbruin mineraal dat wordt gebruikt in de samenstelling van tal van elektronische toestellen die algemeen worden gebruikt in onze contreien, zoals gsm’s, laptops en spelcomputers. Het is een zeer goede elektriciteitsgeleider, die de bijzondere eigenschap heeft dat hij zeer goed bestand is tegen hitte en corrosie. 80 % van de gekende wereldwijde coltanvoorraden liggen echter in Centraal Afrika (hoofdzakelijk in de RDC), een regio die politiek sterk verstoord is (in de oorlogen in Centraal Afrika zijn al meer dan drie miljoen doden gevallen…). De arbeidsomstandigheden in de mijnen zijn afschuwelijk (verzakkingen, inademing van radioactief stof, …), kinderen worden van school weggehouden om te gaan werken, lokale milities en legers van de buurlanden gebruiken de coltanhandel om hun oorlogen te financieren, de mijnwerkers moeten overleven in erbarmelijke omstandigheden die hen ertoe drijven te gaan stropen in de nationale parken (onder andere van olifanten en de laatste gorilla’s). Hoewel de grote multinationals zeggen geen coltan aan te kopen in de RDC, is het geen geheim dat de Kongolese coltan altijd behouden aankomt, met de hulp van tal van tussenpersonen.
De niet-hernieuwbare natuurlijke rijkdommen
a. De mineralen: De mineralen (goud, zilver, koper, ijzer, platina,…) zijn metaalverbindingen. Ze worden in de natuur aangetroffen, vermengd met andere mineralen. De processen van ontginning en verwerking van deze mineralen zijn vaak zeer verontreinigend. Bovendien is hun aanwezigheid in bepaalde regio’s van de wereld, gezien hun beperkte hoeveelheden, vaak een oorzaak van conflicten, om nog maar te zwijgen van de sociale omstandig-
Mineraal van coltan
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 33
33
19/10/07 10:16:38
b. De fossiele brandstoffen: Tegenwoordig worden deze brandstoffen (aardolie, aardgas, steenkool) algemeen gebruikt als energiebron. Ze zijn niet-hernieuwbaar, zodat ze niet tot in de eeuwigheid verbruikt kunnen worden. Voor de vorming van de huidige voorraden, op basis van dode en begraven planten, waren miljoenen jaren nodig alsook specifieke omstandigheden van druk en temperatuur. Hun verbranding brengt nu het koolzuurgas vrij in de atmosfeer dat door deze planten werd opgestapeld en dat tot dan in de bodem was opgeslagen. Dit gas is overigens de belangrijkste oorzaak van het broeikaseffect. Het gebruik van deze fossiele brandstoffen blijft echter toenemen, en volgens ramingen zullen de laatste voorraden in de komende decennia worden opgebruikt.
➔ nog 10 jaar
➔ nog 24 jaar
➔ nog 9 jaar
➔ nog 101 jaar
➔ nog 14 jaar
➔ Geraamde tijd tot de uitputting van de hulpbron op basis van de productie in 2003
➔ nog 32 jaar ➔ nog 44 jaar
Source : WWF (2005)
34
Beschikbare bekende aardolievoorraden in de verschillende gebieden van de wereld
Bron: Planète Energies (online encyclopedie)
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 34
19/10/07 10:13:31
TURKMEnistan
Istanbul
TURQUIE syrie israël
Kaboul
Téhéran
irak
iraN
Bagdad
afghanistan
palestine
Le Caire
EGYPTE
pakistan
ARABIE SAOUDITE
Aanwezigheid Amerikaans-Britse militaire basissen Voorraden en exploitaties van aardolie en gas
Riyad
Bron : Le Monde diplomatique nov 2002
De fossiele brandstoffen, die steeds zeldzamer worden en geconcentreerd zijn in bepaalde regio’s van de wereld, zijn een bron van geopolitieke conflicten.
4.9. De bedreiging voor de biodiversiteit De biodiversiteit (samentrekking van de woorden biologie en diversiteit) wijst op de variabiliteit en de diversiteit van de levende wereld, zowel wat de soorten betreft als met betrekking tot de genen en de ecosystemen. Dankzij lange aanpassingsprocessen heeft het leven in de loop der eeuwen beetje bij beetje een diversiteit opgebouwd, in specifieke omstandigheden van licht, temperatuur, beschikbaar water en inter- en intraspecifieke competitie. De biodiversiteit die zo werd bekomen, heeft het mogelijk gemaakt dat het leven bleef bestaan op aarde, aangezien een dergelijke variabiliteit ontstond dat ze de meeste evenementen die zich voordeden, aankon.
Biodiversiteit in gevaar? Er zijn altijd soorten verschenen en weer verdwenen, maar gewoonlijk gebeurde dit over een lange termijn en ten gevolge van geleidelijke wijzigingen van de milieuomstandigheden. Sinds de industrialisering, de verovering van de natuur door de mens en de bevolkingstoename, zijn de wijzigingen echter van dien aard en gebeuren ze zodanig snel dat de natuur niet meer kan volgen. We stellen dan ook vast dat de biologische diversiteit afneemt! De biodiversiteit hangt overigens af van de ene plaats tegen de andere. De steden zijn bijvoorbeeld echte “biologische woestijnen”, terwijl de vochtige tropische wouden de rijkste gebieden zijn (hier zit 80 % van de soorten van de planeet, terwijl ze slechts 7 % van de aardoppervlakte innemen). Deze plaatsen moeten dus prioritair worden beschermd. Het systeem “vormen van leven/milieu met alle interacties”, evolueert als een geheel: elk element hangt af van de andere, ze evolueren samen. Daarom kan de toekomst van de mensheid niet los worden gezien van die van de biodiversiteit. D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 35
35
19/10/07 10:13:35
Vleermuizen – Rood Klooster
“De essentiële goederen en diensten die onze planeet levert zijn afhankelijk van de variëteit in en de veranderlijkheid van genen, soorten, populaties en ecosystemen. Door gebruik te maken van biologische hulpbronnen kunnen wij onszelf voeden en kleden en onszelf voorzien van huisvesting, medicijnen en geestelijk voedsel. De huidige achteruitgang in de biologische diversiteit… activiteiten van de mens … vormt een ernstige bedreiging voor de menselijke ontwikkeling.”. Zo luidde de eerste inzet van de biodiversiteit vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling in hoofdstuk 15 van Agenda 21 van de wereldtop van Rio in 1992. De mens die de ecosystemen wijzigt, gronden verkavelt, habitats vernietigt of vervuilt, de oude agropastorale beheerspraktijken verlaat, veroorzaakt een vermindering van de diversiteit. De overbevissing, de illegale jacht en de veralgemening van monoculturen vormen zo een rechtstreekse bedreiging voor bepaalde soorten. Meer recentelijk lijkt
het dat de invoering van Genetische Gewijzigde Organismen eveneens een negatieve impact kan hebben op de biodiversiteit. Zo werd vastgesteld dat in de voorbije decennia honderden soorten zijn verdwenen. Het gaat hoofdzakelijk om gewervelden (zoals vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren) en hogere planten, groepen die vrij goed geïnventariseerd zijn zodat gemakkelijk kon worden vastgesteld welke soorten verdwenen. Daarnaast zijn er tal van andere groepen die minder goed gekend zijn bij de wetenschappers (aangezien slechts 10 tot 30% van de levende soorten geïnventariseerd is), maar die wellicht ook onschatbare verliezen hebben moeten verduren. Op dit moment blijven soorten verdwijnen zonder dat iemand zich hiervan bewust is. Volgens sommigen zijn vandaag zelfs 23% van de zoogdieren en 12% van de vogels met uitsterven bedreigd. Waarom is het zo belangrijk dat de biodiversiteit behouden blijft? De diversiteit van de levende wereld is een garantie voor de mens dat hij nieuwe ontdekkingen kan doen om te voldoen aan zijn toekomstige behoeften. Het is een natuurlijke genetische rijkdom die zeer nuttig kan blijken in tal van verschillende domeinen zoals voeding, kleding, medicatie (60 % van onze geneesmiddelen komt uit de plantenwereld), … Meer in het algemeen lijkt het zo te zijn dat een vermindering van de biodiversiteit de goede werking van de ecosystemen en hun productiviteit verstoort. Het behoud van de biodiversiteit in al zijn vormen is dan ook een waarborg dat het leven op aarde behouden blijft.
Oehoe
36
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 36
19/10/07 10:13:39
5. De animatie
De animatie “ecologische voetafdruk” wil het vertrekpunt vormen van globaal denkwerk over onze manier van leven. Ze zou moeten uitmonden in het zoeken naar en in de praktijk brengen van milieuvriendelijke actiepistes op school en … elders. De animatie verloopt in 5 stappen: 1.
Kennismaking
2.
De videoclip
3.
Toelichting bij het concept “ecologische voetafdruk”
4.
Raming van de individuele ecologische voetafdruk
5.
Zoeken naar acties om je ecologische voetafdruk te verbeteren
Algemene doelstellingen: > ontwikkelen van een kritische geest en een vermogen tot nadenken > aanzetten tot voeren van een debat, de bewijsvoering en de spreekvaardigheid > bevorderen van het luisteren en het groepswerk
> 49 “actiefiches” die in detail een aantal acties beschrijven die kunnen helpen de ecologische voetafdruk te verkleinen > een reeks documenten die moeten worden ingevuld tijdens de animatie (te fotokopiëren)
Daarnaast moet worden gezorgd voor: Specifieke doelstellingen > het verband leggen tussen de toestand van de planeet en onze levenswijze > stilstaan bij de werking van onze wereld > motiveren om bepaalde zaken te veranderen > denksporen aanreiken voor veranderingen op verschillende niveaus Doelgroep: alle klassen van het secundair onderwijs Duur: minimum 4 uur
> audio-, video- en projectiemateriaal, indien mogelijk met groot scherm > een lokaal dat verduisterd kan worden > een bord om aantekeningen op te maken en om bepaalde documenten op te hangen > zelfklevend papier of magneten > markeerstiften voor witbord of krijt > 6 sets van 5 potloden met de kleuren van de fiches (grijs, donkerblauw, lichtblauw, oranje, groen) voor de berekening van de voetafdruk > tafels en stoelen om in groepjes te kunnen werken
Algemeen schema van de animatie: Materiaal:
Inhoud van het koffertje: > 1 clip “Ons leefmilieu” in DVD- of VHSformaat > 1 reeks geïllustreerde kaarten “De gemiddelde ecologische voetafdruk van de Brusselaar” > 6 sets “Individuele berekening van ecologische voetafdruk”
1. Kennismaking met de leerlingen: 15 minuten 2.Projectie van de videoclip en debat: 40 minuten 3.Visuele toelichting van het concept van de ecologische voetafdruk: 40 minuten 4.Raming van de ecologische voetafdruk: 50 minuten 5.Zoeken naar acties: 50 minuten en samenvatting: 20 minuten
NB : De opgegeven duurtijden zijn indicatief. D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 37
37
19/10/07 10:13:40
5.1. Kennismaking De animator stelt zich voor aan de leerlingen. De doelstellingen worden onmiddellijk meegedeeld: hij/zij wil zijn/haar bekommernis over het milieu delen met de leerlingen. De leerlingen kunnen op dat moment al reageren, hun standpunt over het milieu geven, hun belangstelling of onverschilligheid duidelijk maken. Indien zij de animator niet kennen, zijn ze wat op hun hoede en geven ze maar weinig elementen. Eventueel kunnen bepaalde punten genoteerd worden op het bord, zodat ze kunnen worden herhaald tijdens de projectie van de videoclip.
5.2. De videoclip
OPMERKING Vooraleer naar de volgende stap over te gaan, is het absoluut noodzakelijk dat de leerlingen, op het einde van de bespreking, tot de vaststelling komen dat er een probleem is en dat deze situatie verband houdt met onze leefwijze.
38
Een ritmische videoclip met “dynamische” beelden en “hippe” muziek wordt voorgesteld aan de leerlingen. De clip bestaat uit een reeks van korte fragmenten in willekeurige volgorde die verband houden met de milieuproblemen, met de levensomstandigheden en levenswijzen in verschillende regio’s van de wereld, met de overconsumptie in onze landen. De leerlingen worden uitgenodigd om te reageren. Inhoud van de clip: > ontbossing in het Amazonegebied > industriële visvangst > verontreiniging van rivieren en sterfte van de fauna > transport van personen en goederen > verkeersopstoppingen > industrie > winkels, supermarkten > merken en logo’s > winkelstraten > massatoerisme > landbouw in het zuiden en bij ons > uitspreiding van mest en pesticiden > overstromingen
> toegang tot water > kerncentrales > gasproductie > huishoudelijke verwarming > afvalstoffen…
De doelstelling is tweevoudig: >d e animator toelaten contact te krijgen met de leerlingen die hij/zij niet kent en die hem/haar niet kennen, door hen te laten reageren op de beelden, in de plaats van door hen vragen te stellen, >d e animator toelaten zich snel een idee te vormen van hun kennis en gevoeligheid ten aanzien van het milieu. Materiaal: >d e clip “Ons leefmilieu”, in DVD- of VHSformaat, >g eschikt projectiemateriaal (bij voorkeur een DVD-lezer, een projector met luidsprekers en een groot scherm), >e en bord om de opmerkingen van de leerlingen op te noteren. Verloop: De animatoren delen de leerlingen mee dat ze een korte video willen vertonen over het milieu, dat er hierbij beelden zijn opgenomen in België (door de vzw Zonnebloem) maar ook beelden van elders, overal ter wereld, die hoofdzakelijk zijn gemaakt door WWF. Na de vertoning mogen de leerlingen reageren, hun indrukken geven, de herkende beelden opsommen, … De verschillende punten die worden aangehaald, worden op het bord genoteerd en gegroepeerd volgens verschillende thema’s. Geleidelijk worden verbanden gelegd. Na de inleiding of de clip is het vaak belangrijk dat bepaalde noties opnieuw worden gepreciseerd: de klimaatswijziging, de ozonlaag, de rol van planten in het opnemen van CO2 (opfrissen van kennis over fotosynthese).
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 38
19/10/07 10:13:41
Tijdens de projectie: Vaak wordt de projectie gevolgd door een bijna absolute stilte. Sommige klassen zijn echter spontaner en reageren op wat ze herkennen (bijvoorbeeld, de leerlingen herkennen merken, namen van winkels, …), wat hen choqueert (dode vissen aan de rand van de rivieren, netten van de industriële visvangst die open gaan, de rook van fabrieken, …), wat ze grappig vinden.
Na de projectie: Zodra de projectie ten einde is, worden de leerlingen gevraagd om hun gevoelens, hun indrukken mee te delen. Vaak vallen ze dan helemaal stil. Ze zijn aangeslagen door wat ze hebben gezien en kunnen moeilijk onder woorden brengen wat ze voelen, wat ze denken. Sommigen zeggen echter dat het heel negatief is, dat er te veel vervuiling is, dat dit overdreven is en dat we moeten reageren, anderen zeggen dat ze dingen hebben gezien die ze gewoonlijk niet meer zien, omdat ze er zo dicht bij betrokken zijn, nog anderen zeggen dat sommige beelden niets te maken hebben met het milieu! Het is belangrijk dat ze de kans krijgen om hun eerste indrukken te verwoorden, ook al is dit moeilijk voor hen. Dit is het begin van een uitwisseling tussen de leerlingen en de animator, tussen de verschillende leerlingen van de groep. De leerkracht staat op dit moment op voet van gelijkheid met de leerlingen. Alle bedenkingen zijn welkom. Door hen vervolgens te vragen wat ze hebben ontdekt, drukken ze zich gemakkelijker en geleidelijk meer uit over de beelden die
hen hebben getroffen. Naarmate de bespreking vordert, komen de herinneringen terug. De elementen worden terwijl genoteerd op het bord, er worden verbanden gelegd. Vaak begrijpen de leerlingen zelf, door deze analyse te maken, wat hen in het begin is ontgaan.
rlingen:
Enkele opmerkingen van lee
“Afval, luchtvervuiling, waterveront
reiniging, fabrieken, … ja, maar het is toch voor ons dat al die fabrieken wer ken…”
moet hebben in ons land. “Het is normaal dat je zo’n dingen maal niet nodig” In andere landen hebben ze dat alle “De reclame spoort ons aan om te
kopen”
we kunnen toch niet in “Ja, maar we moeten toch eten. En lompen over straat lopen”
“We hebben wel het een en ander nodig, maar dit is overdreven” hebben, “De aardolie die we overal nodig van” is bijna op, daar komen oorlogen
OPMERKING Deze uitwisseling is belangrijk om tot een vertrouwelijk klimaat te komen waarin actief naar elkaar wordt geluisterd.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 39
39
19/10/07 10:13:42
5.3. Visuele toelichting van het concept ecologische voetafdruk Een reeks geïllustreerde kaarten over “De gemiddelde ecologische voetafdruk van de Brusselaars” maakt het mogelijk om, samen met de leerlingen, de gemiddelde voetafdruk van de Brusselaars te berekenen. Het doel is het concept van de ecologische voetafdruk te begrijpen door de belangrijke elementen die er deel van uitmaken speciaal te belichten, en zo het verband duidelijk te maken tussen de levenswijze en de ruimte die nodig is om hieraan te voldoen. Materiaal: 10 geïllustreerde kaarten in verschillende kleuren die de elementen bevatten waaruit de voetafdruk bestaat: • 5 groene kaarten “voeding”, die overeenkomen met de oppervlakte die nodig is voor de productie, de verwerking, de bewaring, het vervoer van …: > vlees > fruit, groenten en granen > vis > afgeleide producten van de teelt (eieren, melk, kaas…)
> een aantal extra producten: koffie, thee, cacao, kruiden, alcohol, … • 1 gele kaart “woning” die overeenkomt met de werkelijke ingenomen oppervlakte van de woning, evenals van de bosoppervlakte die overeenkomt met het energieverbruik van het huis; • 2 blauwe kaarten “vervoer” die hoofdzakelijk overeenkomen met de bosoppervlakte die verband houdt met het energieverbruik voor het: > dagelijks vervoer > vervoer voor vakanties; • 1 zalmkleurige kaart “afval” die overeenkomt met de bosoppervlakte die verband houdt met het energieverbruik voor het afvaltransport en -beheer; • 1 oranje kaart “restfactor”, die alles omvat wat niet in de bovenstaande posten is opgenomen, zoals de inrichting van de openbare ruimte, gezondheidszorg, onderwijs, bioscopen, handelsruimten, sportcentra, …, evenals bepaalde individuele elementen die moeilijk meetbaar zijn, zoals kleding, meubilair, …
De kaarten zijn onderling evenredig. Eén kant komt altijd overeen met 100 m in werkelijkheid, zodat de oppervlakte ervan kan worden vergeleken met die van 1 ha (100 m X 100 m) of, meer visueel, met die van een voetbalveld (100 m X 50 m). Deze kaarten geven niet alleen een visuele weergave van de ruimte die wordt ingenomen door landbouw, weiden, woningen, … maar ook van de bosoppervlakte die nodig zou zijn om de CO2 te absorberen die vrijkomt tijdens de verschillende stappen en verrichtingen waarbij energie wordt verbruikt. Hieruit blijkt dat een groot deel van onze ecologische voetafdruk verband houdt met energieverbruik. Deze “verborgen” energie is aanwezig in elk van de posten. “De voorgestelde oppervlakten stemmen overeen met de gemiddelde ecologische voetafdruk van de Brusselaar in 2001 (bron: Ecolife, 2004).
40
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 40
19/10/07 10:13:44
Verloop Aan de hand van de kaarten moeten de leerlingen het concept van de ecologische voetafdruk ontdekken en het verband leggen tussen onze levenswijze en de eerder aangekaarte problemen. Na een eerste definitie van de ecologische voetafdruk worden vragen gesteld aan de leerlingen, om te bepalen welke de belangrijkste posten zijn waaruit hij bestaat.
De ecologische voetafdruk is een raming van de oppervlakte van de aarde die nodig is om al onze activiteiten te kunnen uitvoeren. Hij staat in rechtstreeks verband met onze levenswijze aangezien hij rekening houdt met de volledige oppervlakte die nodig is om onze geconsumeerde voeding en verbruikte grondstoffen te produceren, met inbegrip van deze die verspild worden, ons energieverbruik te absorberen en de nodige ruimte te bieden aan de infrastructuren. (zie hoofdstuk 3) Vertrekkende van de vraag “Wat hebben we nodig om te leven?” zullen de leerlingen het hebben over voeding, huisvesting, tv, spelcomputers, water, vervoer, … maar ook over bioscopen, scholen, sport, ziekenhuizen, … Aan de hand van preciezere vragen kunnen deze antwoorden worden verfijnd: > voor de voeding: groenten, vlees, melk, … > voor de huisvesting: elektrische toestellen, verwarming … > voor het vervoer: de bus, de metro, de wagen, de fiets, het vliegtuig… De kaarten worden een voor een geplaatst en toegelicht afhankelijk van de antwoorden van de leerlingen. Elke aangehaalde post wordt volledig afgehandeld voordat de volgende aan bod komt.
Tijdens de voorstelling gebeurt het vaak dat de leerlingen vaststellen dat niet alle posten dezelfde oppervlakte vereisen, en dat een groot deel van de voetafdruk verband houdt met het energieverbruik. Wanneer alle kaarten geplaatst zijn, blijkt dat de Brusselaar voor zijn levenswijze een oppervlakte nodig heeft die even groot is als 10 voetbalvelden (5 ha). Twee denksporen moeten worden aangesneden: 1. Hebben wij allemaal dezelfde ecologische voetafdruk, en waaraan zijn deze verschillen te wijten? Deze stap is belangrijk, omdat hij duidelijk maakt dat de voetafdruk kan variëren - en dus verkleinen - afhankelijk van de levenswijze. 2. Brussel telt ongeveer 1 miljoen inwoners. Samen hebben wij dus een oppervlakte nodig van…? En hoe zit het met België? En als we de voetafdruk van alle aardbewoners samentellen? Deze stap is eveneens heel belangrijk, aangezien de leerlingen al aanvoelen dat er een limiet is die niet overschreden mag worden: de oppervlakte van de aarde. Soms halen de leerlingen tijdens de voorstelling zelf een aantal zaken aan: • elementen die van invloed zijn op de voetafdruk • verschillen tussen landen (in levenswijze, voetafdruk, beschikbaarheid van natuurlijke rijkdommen…) • de alomtegenwoordigheid van energie en dus van aardolie • het toenemende gebruik van energie, waardoor meer en meer bomen nodig zijn om de CO2 op te nemen, ... terwijl ze toch op grote schaal worden omgehakt…
Ook meer fundamentele vragen of bedenkingen rijzen soms, zoals:
“En als ik geen wagen had?” “En mensen die allergisch zijn voor zuivelproducten?” “Wij hebben thuis wel 5 pc’s…” “Hoe komt het dat de landen die weinig natuurlijke rijkdommen hebben zo rijk zijn?” “Hoe zit het met de uitputting van de natuurlijke rijkdommen (aardolie) en de risico’s van conflicten die hieruit voortvloeien?”
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 41
41
19/10/07 10:13:46
5.4. Raming van de ecologische voetafdruk Het doel is de leerlingen in staat te stellen snel hun eigen ecologische voetafdruk te ramen, deze te vergelijken met die van de andere leerlingen van de klas en met het gemiddelde van de andere landen. Vervolgens moeten ze kunnen nadenken en vragen stellen over de biocapaciteit van de aarde, en over de oorzaken, de oorsprong van deze situatie in de wereld. Dit werk kan aanzienlijk worden vergemakkelijkt aan de hand van een voorafgaande enquête die thuis moet worden afgenomen (bijlage). Hierin wordt gevraagd de oppervlakte van de woning te meten, de aanwezigheid van spaarlampen of zuinige toestellen te inventariseren, wat de cilinderinhoud van de wagen is, welke afstanden de leerling elke week aflegt. Deze enquête is zeer belangrijk, omdat hij ook de rest van het gezin erbij betrekt, aangezien de leerling deze vragen vaak niet alleen kan beantwoorden. Materiaal:
Per groep:
1) De restfactor omvat de overheidssector, de collectieve installaties ... (zie p. 40)
42
1 kit “Bereken je ecologische voetafdruk”; De kit bestaat uit: • r eferentiekaarten van drie types. Deze laten toe iemand zijn ecologische voetafdruk te berekenen aan de hand van zijn levenswijze. De oppervlakten worden hierop uitgedrukt in “voetbalvelden”. Om de ramingen te vergemakkelijken, worden drie grote posten gebruikt, namelijk voeding, woning en transport. De waarden die verband houden met de afvalstoffen en met de restfactor(1) werden opgesplitst in deze drie grote posten. >1 gele kaart om de “voetafdruk woning” te ramen;
>1 boekje met 3 groene kaarten die overeenkomen met de 3 volgende situaties: ik eet nooit vlees / ik eet een keer per dag vlees / ik eet verschillende keren per dag vlees. Hiermee kan de “voetafdruk voeding” worden geraamd; >3 blauwgrijze kaarten om de “voetafdruk transport” te ramen. Hiervan heeft er een betrekking op het vervoer met de wagen (donkerblauw), een andere op het openbaar vervoer (hemelsblauw) en een laatste op reizen met het vliegtuig (grijs); • 1 standaardmaat die de gemiddelde voetafdruk wereldwijd en van de verschillende landen weergeeft, evenals de biocapaciteit van de aarde (de oppervlakten worden hierin uitgedrukt in “voetbalvelden” en in ha); • 1 set van 5 potloden in de kleuren van de kaarten;
Per leerling: > het document “Enquête” dat vooraf thuis werd ingevuld; > 1 set van 3 strookjes die moeten worden gekleurd in de kleuren die overeenkomen met de 3 posten (woning, voeding, transport) om de resultaten weer te geven. Door ze bij elkaar te leggen, ontdekken we, met behulp van de standaardmaat, de totale voetafdruk. Verloop Dit deel van de animatie is opgedeeld in 3 stappen: a. Raming van de ecologische voetafdruk b. Analyse van de resultaten c. Bespreking en samenvatting De leerlingen worden verdeeld in groepjes (3 tot 5 leerlingen), indien mogelijk met een ta-
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 42
19/10/07 10:13:47
fel per groep. Het materiaal wordt uitgedeeld naarmate de animatie vordert. a. Raming van de ecologische voetafdruk Op dit moment krijgt elk team een set referentiekaarten, kleurpotloden en, per leerling, een set strookjes om te kleuren. Elke leerling raamt zijn voetafdruk. Naarmate ze hun resultaten ontdekken, kunnen de leerlingen vergelijken, bespreken, … Opmerking: aangezien de methode vereenvoudigd werd, zijn de resultaten slechts een benadering. Het doel is dat ze als basis worden gebruikt voor de bespreking. • De ecologische voetafdruk die verband houdt met de woning Een tabel met twee ingangen maakt het mogelijk de waarde van de “voetafdruk woning” onmiddellijk af te lezen. > Elke leerling kleurt zijn strookje “woning” naargelang van het verkregen resultaat. • De ecologische voetafdruk die verband houdt met de voeding: Bij elk type van voeding (nooit vlees eten, een keer per dag vlees eten, verschillende keren per dag vlees eten) hoort een kaart. De eerst stap is vast te stellen welke kaart het best overeenkomt met de voedingsgewoonten van de leerling. Een tabel met twee ingangen maakt het mogelijk de waarde te lezen van “de voetafdruk voeding”: > Elke leerling kleurt zijn strookje “voeding” afhankelijk van het verkregen resultaat. • De ecologische voetafdruk die verband houdt met het vervoer: Drie kaarten die overeenkomen met de gebruikte vervoersmiddelen maken het mogelijk de waarde te bepalen van de voetafdruk die verband houdt met het transport: >d e kaart “reizen met het vliegtuig” maakt het mogelijk de waarde te meten van de voetafdruk die verband houdt met reizen met het vliegtuig (frequentie, afstand); >d e kaart “openbaar vervoer” maakt het mogelijk om, op basis van de gemiddelde afstand die per week wordt afgelegd, de waarde te bepalen van de voetafdruk die verband houdt met het openbaar vervoer; >d e kaart “transport met de wagen” maakt het mogelijk om, met behulp van een tabel met twee ingangen, de voetafdruk die verband houdt met de wagen vast te stellen.
> Elke leerling kleurt het strookje “transport”, volgens de bekomen resultaten voor de verschillende gebruikte vervoerswijzen. De resultaten worden onder elkaar gekleurd, hemelsblauw voor het openbaar vervoer, donkerblauw voor de wagen en grijs voor het vliegtuig.
“woning” “Ik woon in een heel groot huis en “Mijn huis is niet zo groot, maar we
we zijn maar met drie”
hebben geen enkel zuinig toestel”
“Ik ben maar voor enkele maande n in België, en in mijn land hebben we in de winter geen verw arming nodig. Hoe moet ik dan antwoorden? Voor hier of voor ginder? Hier leef ik niet zoals gewoonlijk…”
“voeding” “Wij gooien elke dag onze restjes
in de vuilnisbak”
“Wij kopen nooit aardbeien of zo
in de winter, want dan zijn ze helemaal niet lekk er” oensproducten kopen?”
“Wat maakt het uit, als we geen seiz
“Het is niet goed geen vlees te eten
”
“Ik ben vegetariër en ik ben heel gezond” seizoenen, alles is er “Bij ons, in mijn land, zijn er geen altijd, wat moet ik doen?”
“transport” g teruggekeerd naar “Vorig jaar ben ik met het vliegtui km” mijn land, dat was tenminste 10 000 “Ik gebruik bijna nooit een wagen, ik verplaats me te voet of met de bus ” “Ik woon te ver, dus ik moet wel met school komen”
de auto naar
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 43
43
19/10/07 10:13:48
b. Analyse van de resultaten Elke leerling krijgt 1 samenvattende kaart en 1 standaardmaat. De leerlingen noteren hun resultaten op de kaart en vergelijken ze. Ze ontdekken dat zelfs in België de voetafdruk aanzienlijk kan variëren van de ene persoon tegen de andere. Ze onderzoeken en noteren welke factoren van hun levenswijze de resultaten zodanig hebben beïnvloed. Het zijn hun bedenkingen, hun opmerkingen, hun vragen die hen zullen helpen hierin inzicht te krijgen. Met behulp van de standaardmaat vergelijken ze hun resultaten met de gemiddelden van andere landen. c. Discussie en samenvatting Het is belangrijk dat de leerlingen op het einde van de samenvattende bespreking inzien dat er iets moet veranderen, en dat ze zich ervan bewust zijn dat een kleinere voetafdruk niet noodzakelijk betekent dat hun leven minder gelukkig zou zijn. Het is belangrijk hierop in te pikken en het enthousiasme van de gemotiveerde leerlingen aan te prijzen, en hen zo aan te moedigen om te zoeken naar acties om de ecologische voetafdruk te verkleinen.
44
Zodra het werk in elk groepje achter de rug is, wordt een samenvatting gemaakt met de hele klas. De standaardmaat wordt weergegeven op het bord en de resultaten van de leerlingen worden aangeduid met streepjes op de schaalverdeling. Het doel is zeker niet de “goede” en de “slechte” leerlingen aan te duiden, maar vast te stellen binnen welke marges de klas zit, en te bespreken wat de verschillende voetafdrukken van elkaar doet onderscheiden. Het “gemiddelde” van de groep, dat gewoonlijk iets onder het Belgische gemiddelde ligt, wordt onmiddellijk weergegeven. Vervolgens wordt een algemene discussie gevoerd over de volgende thema’s: > v ergelijking met andere landen ter wereld; > v ragen over de limiet die we niet mogen overschrijden als we rekening houden met de biocapaciteit van de aarde, en of de natuurlijke rijkdommen eerlijk zijn verdeeld over alle inwoners van de planeet;
> v ergelijking met het wereldgemiddelde; > v ragen over de sociale en ecologische omstandigheden van een overschrijding van deze limiet; >h et verband tussen geluk, consumptie en grootte van de voetafdruk. Wat hen opvalt: >o nze voetafdruk is veel kleiner dan die van de USA; > s ommige landen hebben een kleinere voetafdruk dan de onze; >a ls wij in ons landen zo veel kunnen consumeren, dan is het maar omdat anderen veel minder consumeren; >a ls wij de limieten van de aarde overschrijden, dan vernietigen wij haar; > z elfs in de klas kunnen de resultaten heel verschillend zijn voor een gelijke levenskwaliteit. De discussie gaat vervolgens, afhankelijk van de gevoeligheid van de groepen, over de verdeling van de rijkdommen op aarde, het gebruik van de natuurlijke rijkdommen, de onrechtvaardigheid en de exploitatie, de vernietiging van de planeet, … De leerlingen worden zich er vaak van bewust dat het door het geld komt dat we er zo voorstaan, dat de maatschappij en het huidige economische model ons onophoudelijk aanzetten tot consumptie, dat wij gemanipuleerd worden door de reclame. Sommige leerlingen besluiten hier heel gemakkelijk uit dat er iets moet gebeuren en denken al aan enkele kleine acties (afval sorteren, vaker te voet gaan, minder videospelletjes, …). Anderen menen dat er niets aan te doen is, of dat het niets uithaalt als slechts enkele mensen iets willen doen, en nog anderen vragen zich af of de mensen hier wel van op de hoogte zijn.
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 44
19/10/07 10:13:49
5.5. Zoeken naar acties om de ecologische voetafdruk te verbeteren Het doel is de leerlingen zin te geven om zich ertoe te verbinden hun ecologische voetafdruk te verkleinen. Dit gebeurt door hen te tonen dat er tal van acties mogelijk zijn, acties die vaak heel gemakkelijk toe te passen zijn en waarvan de optelsom kan leiden tot een aanzienlijk resultaat dat positieve gevolgen heeft voor de levenskwaliteit. Materiaal: • Een lijst van “acties” ingedeeld in 7 grote categorieën: > voeding ( 7 acties) > transport ( 9 acties) > verwarming thuis ( 9 acties) > elektriciteit thuis ( 5 acties) > sanitair warm water ( 7 acties) > keuken ( 6 acties) > afval ( 6 acties) • Een document per groepje “keuze van acties en motivatie”; • 49 geïllustreerde kaarten, die elk van de voorgestelde acties in detail bespreken.
Elke kaart omvat: op de voorzijde: de benaming van de actie en een illustratie op de keerzijde: de voordelen van het voeren van die “actie”, informatie over dit onderwerp en uiteraard een raming van verkleining van de voetafdruk*. * de voetafdrukwinst is een raming, gemaakt op basis van cijfers die zijn berekend door de vzw Ecolife (http://www.ecolife.be)
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 45
45
19/10/07 10:13:52
Verloop: De leerlingen werken in dezelfde groepjes. Op het document “lijst van acties” kruist elke leerling individueel de acties aan die hem motiveren. Hij kan ook acties schrappen die hem absoluut niet zinnen. Deze keuzevrijheid is belangrijk om de weerstand van de jongeren niet aan te wakkeren.
Opmerking: Soms, als er te weinig tijd is of wanneer de groepsdynamica dit vereist, kan deze stap worden ingekort door rechtstreeks uit te gaan van de voorstellen van de leerlingen en door de “actie-fiches” te kiezen die er het best bij aansluiten. De discussie wordt dan gevoerd op basis van deze voorstellen.
46
Vervolgens kan elk groepje een actie per categorie kiezen. De keuze moet gemotiveerd zijn en voortvloeien uit een discussie tussen alle leden van de groep, zodat alle leerlingen zelf de positieve argumenten voor hun keuzes kunnen vinden en formuleren. Elk groepje noteert, op het document “Keuzes van acties en motivatie”, de gekozen acties, de motivaties en de veronderstelde redenen van de impact op de ecologische voetafdruk (transport, productie, afval, energie…).
Elk groepje raadpleegt vervolgens de kaarten die betrekking hebben op de weerhouden acties, vindt hierin stof tot nadenken en ontdekt de winst die kan worden geboekt op het vlak van de ecologische voetafdruk. Elk groepje wordt uitgenodigd om zijn keuzes te delen met de rest van de klas. De winst op het vlak van de voetafdruk en de andere voordelen worden besproken. De winst van de verschillende acties wordt opgeteld. Dit mondt uit in een discussie over de efficiëntie van de acties, de haalbaarheid, de eventuele hinderpalen. Opdat deze verandering niet zou overkomen als dwingend of als onoverkomelijk, wordt vaak voorgesteld de met de acties samengaande gedragswijzigingen geleidelijk (maar op regelmatige basis) aan te nemen (bijvoorbeeld: een keer per week), zodat ze nieuwe gewoonten kunnen worden.
is niet moeilijk, “We hebben zoveel keuze en het het zou dom zijn niets te doen” “We moeten over dit alles praten met onze omgeving, iedereen moet het weten, anders heeft het geen zin” en, actie voeren, “We kunnen uithangborden mak ere leerlingen, …” and praten met onze ouders, met “Anderen moeten handelen op hun
niveau, zoals politici…”
“We kunnen bij onszelf beginnen”
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 46
19/10/07 10:13:53
Lijst van acties: Het onderstaande document herneemt alle acties die tijdens de animatie aan de leerlingen worden voorgesteld. * De lijst van acties die tijdens de animatie worden voorgesteld, maakt geen melding van de voetafdrukwinst. Ze bevindt zich in de originele documenten in bijlage. * de voetafdrukwinst is een raming, gemaakt op basis van cijfers die zijn berekend door de vzw Ecolife
Afval • Door thuis ongeadresseerde reclame te weigeren, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 700 m2; • Door, eenmaal per week, mijn krant te delen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 280 m2; • Door, elke dag, mijn aluminium blikje in de blauwe zak i.p.v. in de witte zak te stoppen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 180 m2; • Door, elke dag, mijn plastic flesje in de blauwe zak i.p.v. in de witte zak te stoppen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 180 m2; • Door systematisch zuiver en droog papier in de mand voor gerecycleerd papier te werpen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 485 m2; • Door mijn hoeveelheid huishoudelijk afval met een kilo per week te beperken, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 150 m2; Woning - verwarming • Door de thermostaat 1°C lager te zetten, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 1000 m2; • Door de verwarming uit te schakelen in de vertrekken waar zich niemand bevindt, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 1160 m2; • Door de deuren van de verwarmde vertrekken te sluiten, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 800 m2; • Door ’s avonds de gordijnen dicht te doen, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 680 m2;
•D oor tochtbanden aan te brengen, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 320 m2 per deur; •D oor reflecterende panelen achter de radiatoren aan te brengen, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 110 m2 per radiator; •D oor de leidingen van de verwarming te isoleren, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 1600 m2 per 40 m leiding; •D oor thermostatische kranen op de radiatoren aan te brengen, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 110 m2 per kraan; •D oor dubbele beglazing te plaatsen, verklein ik de ecologische voetafdruk van mijn gezin met 130 m2 per m2 raam; Woning - keuken •D oor voedingswaren met het deksel op de pan te koken, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 150 m2; •D oor een thermos te gebruiken om de koffie warm te houden, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 40 m2; •D oor, telkens als het mogelijk is, de hogedrukpan te gebruiken, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 150 m2; •D oor regelmatig de diepvriezer of het vriesvak van de koelkast te ontdooien, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 180 m2; •D oor defecte dichtingen van koelkasten, diepvriezers, enz. te vervangen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 150 m2; •D oor te kiezen voor een gasfornuis i.p.v. een elektrisch fornuis, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 580 m2;
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 47
47
19/10/07 10:13:54
Woning – sanitair water •D oor een bad per week te vervangen door een douche, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 172 m2; •D oor een zuinige sproeikop in mijn douche te zetten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 620 m2; •D oor 3 minuten minder lang onder de douche te staan, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 1000 m2; •D oor de kraan dicht te draaien als ik mijn tanden poets, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 100 m2; •D oor een kleine waterspoeling te nemen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 6 m2; •D oor een lek in de waterspoeling van het toilet te dichten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 130 m2; •D oor een lekkende kraan te herstellen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 130 m2; Woning - elektriciteit •T elkens ik een gloeilamp door een spaarlamp vervang, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 70 m2; •D oor het tv-toestel volledig uit te schakelen i.p.v. het in waakstand te zetten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 180 m2; •D oor de videorecorder volledig uit te schakelen i.p.v. hem in waakstand te zetten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 220 m2; • Door de computer volledig uit te schakelen i.p.v. hem in waakstand te zetten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 250 m2; •A ls ik elke week drie wasbeurten aan 60°C vervang door drie wasbeurten aan 40°C, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 140 m2; •A ls ik eenmaal per week geen gebruik maak van de droogkast, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 180 m2;
48
• Als ik lampen met een kleiner vermogen gebruik, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 55 m2; Voeding • Door, een dag per week, diepvriesgroenten te vervangen door verse producten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 100 m2; • Door, een dag per week, Belgische producten te eten i.p.v. groenten en fruit die elders in Europa zijn geteeld en vervolgens werden ingevoerd, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 40 m2; • Door, een dag per week, Belgische producten te eten i.p.v. groenten en fruit die buiten Europa zijn geteeld en vervolgens werden ingevoerd, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 95 m2; • Door, een dag per week, serregroenten en -fruit te vervangen door seizoensproducten, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 300 m2; • Door, een dag per week, voeding uit de supermarkt te vervangen door voedingswaren van een markt of een plaatselijke producent, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 170 m2; • Door, een dag per week, vlees en vis te schrappen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 800 m2; • Door, elke dag, een glas biologische melk i.p.v. een glas niet-biologische melk te drinken, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 100 m2; • Door, een dag per week, mijn niet-biologische biefstuk te vervangen door een biologische biefstuk, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 20 m2; • Door mijn consumptie van chocolade met 50 g per week te verminderen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 50 m2;
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 48
19/10/07 10:13:55
Transport • Door zondagochtend mijn wagen niet te gebruiken om broodjes te gaan halen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 350 m2; • Als ik elk weekend, om bijvoorbeeld naar de stad te gaan (5km), gebruik maak van het openbaar vervoer i.p.v. de auto verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 310 m2; • Door telkens de trein te nemen i.p.v. de auto om naar school of het werk te gaan (H/T: 25 km), verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 4500 m2; • Door telkens aan carpooling te doen als ik met de auto naar school of het werk ga (H/T: 25 km), verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 5500 m2; • Door achter het stuur een soepele rijstijl te hanteren, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 2000 m2 (per 10 000 gereden km); • Door de airco in de wagen uit te schakelen, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 700m2; • Door zonder bagagehouder of dakkoffer te rijden, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 500 m2 (per 1 000 gereden km); • Door, op de heen- en terugweg naar de zee of de Ardennen, een constante kruissnelheid van 100 km/h i.p.v. 120 km/h aan te houden, verklein ik mijn ecologische voetafdruk met 30 m2;
5.6. Conclusie Na de animatie worden de leerlingen uitgenodigd om hun gevoelens te uiten en zich te verbinden voor eventuele veranderingen. Gewoonlijk willen de leerlingen de informatie die ze hebben gekregen ook delen. Ze stellen voor erover te praten met hun omgeving, uithangborden te maken die ze willen ophangen in de school, tentoonstellingen te maken, … Sommigen vinden dat het belangrijk is acties in de praktijk om te zetten op school, zoals afval sorteren, drinkwaterfonteintjes plaatsen, … Anderen wijzen op installaties die slecht werken in de school, maar weten niet wat hieraan kan worden gedaan (beheer van verwarming, verlichting). Nog anderen zijn bereid om bepaalde gedragingen te wijzigen, in het volle besef dat dit niet altijd gemakkelijk zal zijn. De animator moet alle voorstellen aanmoedigen, aan de hand van concrete voorbeelden aantonen dat bepaalde voorstellen reeds konden worden uitgevoerd na een oproep aan de burgers, en hij moet benadrukken dat elk van ons kan meewerken aan verandering. Om een zeker efficiëntie en reële gedragswijzigingen te garanderen, moet de leerkracht open staan en bereid zijn de animatie voort te zetten aan de hand van concrete acties in de school.
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 49
49
19/10/07 10:13:56
6. Ervaringen in de scholen Zoals vermeld in de inleiding, is de animatie “Ecologische voetafdruk” geen doel op zich. De actie is bedoeld als springplank naar nieuwe overpeinzingen, nieuwe vraagstellingen om de impact van onze leefwijze hier en elders, vandaag en morgen beter te begrijpen, en om actiepistes te volgen die ons helpen te bouwen aan een eerlijkere en meer solidaire wereld, met respect voor de anderen en voor het milieu. Dit noemen wij de “vervolgmogelijkheden”.
Hiervoor moeten we even afstand nemen van de wereld waarin wij ons bewegen, en zoals enkele leerlingen al aanvoerden: “een animatie volstaat niet, …”, “Het zijn gewoontes, en gewoontes zijn moeilijk om af te leren”, “Er is reclame, er zijn merken, winkels, …”, “Opdat het resultaat zou hebben moet iedereen meedoen”. De animatie is louter bedoeld als vertrekpunt. Ze vormt het begin van een veel langere, veel rijkere weg, die naar wij hopen zal worden voortgezet op school, maar in zekere zin ook in de hoofden van de jongeren. Deze weg krijgt vaste vorm op verschillende manieren, door het zoeken naar bijkomende informatie, de organisatie van bewustmakingsacties of, praktischer, het zoeken naar en invoeren van acties, hoe klein ook, die samenhangen met de vooropgestelde doelstellingen.
Enkele onderwerpen, bij wijze van voorbeeld: • de milieuproblemen (klimaatwijziging, water-, lucht- en bodemverontreiniging, …); • de uitputting van de natuurlijke rijkdommen, de aantasting van het milieu; • de gezondheid; • de mondialisering en de sociale en economische gevolgen; • het economisch model in onze samenleving, de reclame, de overconsumptie, de macht van de multinationals; • “geld, geluk en ontwikkeling”: een bezinning over onze levenswijze; • de ongelijkheid tussen de verschillende regio’s van de wereld...
6.2. Informeren 6.1. Informatie aanvullen Heel wat thema’s en problemen worden behandeld of gewoon aangehaald tijdens de animatie. Ze kunnen allemaal worden uitgediept in de verschillende lessen, afhankelijk van de programma’s van de verschillende afdelingen en jaren. Informatiesessies, videovertoningen, onderzoekswerk, … zijn middelen om hierin te slagen (zie nuttige adressen).
50
Op het einde van de animatie getuigen tal van leerlingen dat ze zin hebben om hun schouders te zetten onder een communicatieproject dat gericht is tot de ouders, de andere leerlingen, de leerkrachten,... Ze beseffen welke invloed onze levenswijze heeft op de staat van het leefmilieu en op de levensomstandigheden van andere mensen elders ter wereld, en zijn zich ervan bewust dat, als ze een aanzienlijke impact willen hebben, elke gedragswijziging verveelvoudigd moet worden. Hun doelstelling: de ernst van de situatie algemeen onder aandacht brengen,
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 50
19/10/07 10:13:57
en niet het gevoel hebben dat ze in hun eentje - uitzichtloos- bezig zijn. Tal van leerkrachten zijn bereid hieraan mee te werken. Dit is de gelegenheid voor de leerlingen om nieuwe opzoekingen te doen, samen te vatten wat ze hebben opgestoken van de animatie, te delen wat hen na aan het hart ligt. Dit is ook een uitstekende oefening in expressie, die haar plaats kan hebben in de lessen Nederlands, grafische kunst, communicatie, … Dit type van actie verstoort ook de werking van de school niet, en vereist geen betrokkenheid van verschillende leerkrachten. Dit is wel wenselijk, maar niet onontbeerlijk. Dit alles kan vaste vorm krijgen op verschillende manieren, bijvoorbeeld: • ontwerp en tentoonstelling van borden; • uiteenzettingen in andere klassen; • tentoonstelling van ongewone voorwerpen in de gangen, om vragen uit te lokken; • schrijven van artikelen voor de schoolkrant; • bewustmakingscampagne van een week in de school; • informatiestand op de opendeurdagen...
Ervaringen:
de andere leerkrachten, die niet altijd even graag “gestoord” werden tijdens hun lessen…Kortom, een “kleine” actie die toch heel wat tijd en organisatie vergde! De borden werden uiteindelijk uitgehangen in de gangen van de school.
Het “collège Saint-Hubert”: Eveneens leerlingen van het 3de jaar. Hier werden regelmatig tentoonstellingen in de hal en de gangen van de school georganiseerd, en deze plaatsen leenden zich daar uitstekend toe. De leerlingen hadden een “bewustmakingsweek” georganiseerd. Dankzij een artikel in de schoolkrant, op het einde van het schooljaar, werd heel de school aan deze activiteit herinnerd. De communicatiemiddelen werden door de leerlingen zelf gekozen. Sommigen ontwierpen panelen, anderen wilden de nieuwsgierigheid aanwakkeren en de aandacht van hun medeleerlingen trekken door “ongewone” voorwerpen tentoon te stellen: bv. een Europese en een Afrikaanse vuilnisbak naast elkaar plaatsen, om stil te staan bij de productie van afval in onze contreien en in Afrika. Nog anderen bereidden audioboodschappen voor die ze de hele week uitzonden via de schoolradio, tijdens de speeltijd. De tentoonstelling werd op een maandag gehouden, tijdens de middag, en werd aangekondigd door een eerste audioboodschap.
Het” Institut de la Providence”: De leerlingen concentreerden zich op het ontwerpen van panelen die werden voorgesteld in de andere klassen van het 3de jaar. De digitale foto’s die een van de leerlingen had genomen tijdens de animatie, vergemakkelijkten het ontwerpen van de affiches. Maar het bleek moeilijk om een duidelijke boodschap over te brengen die verstaanbaar was voor andere jongeren die de animatie niet hadden bijgewoond. Er was ook plankenkoorts: wat gaan de anderen denken, wie gaat het woord voeren, …? En D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 51
51
19/10/07 10:13:58
Het laatste groepje werkte aan een artikel dat op het einde van het jaar in de schoolkrant werd gepubliceerd. Het was niet gemakkelijk om op deze leeftijd een coherente tekst te schrijven, die voor iedereen verstaanbaar was. De hulp van volwassenen was dan ook welkom (leerkracht wetenschappen, Nederlands, …). Na de animatie hebben de leerlingen van de klas zich er persoonlijk toe verbonden zelf een actie uit te kiezen die ze zouden uitvoeren. Dit heeft er vaak toe geleid dat ze er thuis over hebben gepraat. En daaruit bleek dat de ouders vaak veel moeilijker te overtuigen waren dan broers en zussen!
Een schoolreis in het teken van “de ecologische voetafdruk” met de leerlingen van het collège Saint-Hubert): Opnieuw de leerlingen van het 3de jaar. Na de informatiecampagne in de school en de persoonlijke verbintenis voor een eigen, persoonlijk gekozen actie, stelde de leerkracht een uitdaging voor: de voetafdruk van de klas gedurende een week verminderen tijdens de schoolreis (een week op een boot in Nederland). Zo hebben de leerlingen mee de menu’s voor deze week vastgelegd, rekening houdend met het advies dat werd gegeven tijdens de animatie (vermijden van energie verslindende diepvriesproducten, conserven en
andere verpakkingen die afval voortbrengen, en de voorkeur geven aan lokale producten die weinig transport vereisen, …). Ze beslisten eveneens hun veldfles en hun brooddoos mee te brengen voor de picknicks! Volgens de leerkracht was dit de ideale gelegenheid om de goede voornemens van de theorie die gedurende het jaar werd besproken in de praktijk om te zetten, en om het onderwijs zinvol te maken. Kortom, het was een succes!
6.3. Zich verbinden tot concrete acties Opdat een echte verandering zou kunnen plaatsvinden, volstaat het niet bij intenties te blijven. Een nieuw gedrag beleven, is vaak een eerste stap om het aan te nemen.
Op het einde van de animatie drukken verschillende leerlingen gewoonlijk het verlangen uit dat ze de zaken zouden willen zien veranderen, dat deze anders zouden verlopen, maar ze twijfelen toch nog wat. Ze vragen zich af waar het allemaal toe dient, of het wel mogelijk is. Bovendien krijgen ze vaak tegenwind van anderen, die minder geneigd zijn om zaken te veranderen, en die zich minder betrokken voelen bij het lot van anderen of van de toekomstige generaties. Als we jongeren die hun ideeën in de praktijk willen omzetten hiertoe de gelegenheid geven, en hen begeleiden in wat ze ondernemen, dan geven we hen het recht om te dromen, we tonen hen dat een andere wereld mogelijk is. Afhankelijk van de omstandigheden en de mogelijkheden van de school kunnen verschillende acties, hoe klein misschien ook,
52
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 52
19/10/07 10:13:59
worden opgezet. Het is niet nodig alles tegelijk te veranderen. Wat belangrijk is, is de samenhang. Dat er een proces van vragen en veranderingen komt en dat wordt aangetoond dat elke actie die in de school (of elders) op poten wordt gezet, en die het hele jaar wordt voortgezet, een niet te verwaarlozen impact heeft. De acties kunnen worden gekozen uit een brede waaier in zeer uiteenlopende domeinen. De keuze zal vaak worden bepaald door de gevoeligheid van de thema’s, door de creativiteit, de inventiviteit!
Alle acties vragen voorbereidings- en organisatiewerk dat veel of weinig is, naargelang het project. Dit is een uitstekende gelegenheid voor de leerlingen om de kennis en vaardigheden die ze hebben opgedaan tijdens hun vorming, in de praktijk om te zetten.
Belangrijkste stappen voor de invoering van een project: identificeren van een probleem of
een actie
zich informeren
Enkele acties bij wijze van voorbeeld: • het gebruik van gerecycleerd papier, van dubbelzijdig kopiëren aanmoedigen; • vragen dat thermostatische kranen worden geïnstalleerd;
identificeren van contactpersone
n, organisaties
opstellen van een “bestek” (taken, planning, budget…) schrijven van informatiebrieven, toelatingsaanvragen, … aan de betr okken personen (directie, oudervereniging , inrichtende macht, contactpersone n,…)
• vragen dat drinkwaterfonteintjes worden geïnstalleerd zodat er, naast andere nefaste gevolgen die verband houden met het gebruik van blikjes, minder of geen afval wordt geproduceerd; • een actiedag rond “eerlijke handel” organiseren, met een “lunch” en informatieactiviteiten; • een winkeltje starten met milieuvriendelijke versnaperingen; • afvalsortering invoeren; • een schoolreis organiseren die zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het milieu; • fietsroutes uitstippelen en het gebruik om met de fiets naar school te gaan promoten…
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 53
53
19/10/07 10:14:00
7. Referentiewerken en nuttige adressen
De hierna volgende lijst is niet exhaustief, maar kan u een eerste aanzet geven voor het verder uitdiepen van de in deze brochure gegeven informatie.
7.1. Referentiewerken Boeken: >B asisboek duurzame ontwikkeling, Niko Roorda, Wolters-Noordhoff, 2006 >W erken aan duurzame ontwikkeling, Niko Roorda, Wolters-Noordhoff, 2007 >D e mondiale voetafdruk, Mark Van Haren, De Kleine Aarde, 2000 >M ilieubewust consumeren, Test-Aankoop, 2007 > In de weer voor het klimaat. Educatief dossier voor leerkrachten, Sabien Leemans, Wereldnatuur Fonds, 2006 >E en ongemakkelijke waarheid, Al Gore, Meulenhoff, 2007 Publicaties: >L iving Planet Report 2004, WWF, 2004 - Engl >B elgische bijlage bij het “Living Planet Report 2004”, WWF, (http://www.wwf.be) > Asia-Pacific 2005 : The Ecological Footprint and Natural Wealth, WWF, 2005 (http://www.footprintnetwork.org) - Engl >D uurzame ontwikkeling, eerst begrijpen, dan handelen, DWTC, 2002 (http://www.belspo.be) > Op goede voet met de aarde, VODO >O nze ecologische voetafdruk, De Gids op maatschappelijk gebied, (2), 21-32, Peter Tom Jones, Roger Jacobs, 2006. Tijdschriften: > Tijdschrift Ecologie & Ontwikkeling, Nederlands Comité voor IUCN, 2/jaar, (http://www.iucn.nl)
54
> De Kleine Aarde, magazine voor een duurzame leefstijl, kwartaalblad (http://www.dekleineaarde.nl/) > Argus Milieumagazine, driemaandelijks, Argus (http://www.argusmilieu.be/) > Seizoenen, tweemaandelijks, Velt (http://www.velt.be/) > Imagine, Ecologie, Nord-Sud, Société, tweemaandelijks (http://www.imagine-magazine.com) - Fr De tijdschriften en publicaties van de verschillende organisaties die hieronder worden vermeld. Internetsites:
Berekening van de ecologische voetafdruk: >h ttp://www.ibgebim.be/nederlands/ contenu/content.asp?ref=2127 > http://www.earthday.net/footprint/index.asp Fr/Engl > http://wwf-footprint.be/nl/ >h ttp://www.voetafdruk.be > http://www.voetafdruk.nl
Andere websites: >h ttp://www.vodo.be, Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling (VODO vzw) >h ttp://www.populationdata.net, Informatie, kaarten en statistieken over de volkeren en landen van de wereld >h ttp://www.stat.gouv.qc.ca, Institut de statistique du Québec, informaties, kaarten, statistieken, demografische gegevens… (zie: statistieken / economische vergelijkingen / internationale vergelijkingen) - Fr / Engl >h ttp://www.studentsoftheworld.info/ infopays/rankfr/PIBH2.html, organisatie die zich tot doel stelt jongeren te doen kennismaken met culturen uit de hele wereld, met geopolitieke gegevens over verschillende landen van de wereld - Engl
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 54
19/10/07 10:14:02
>h ttp://www.fao.org/es/ess/watf.asp, Organisatie van de Verenigde Naties voor voeding en landbouw, statistische gegevens over invoer en uitvoer van landbouwproducten - Fr / Engl >h ttp://nl.wikipedia.org, vrije en gratis encyclopedie die iedereen kan helpen verbeteren >h ttp://www.defipourlaterre.org, speels opgevatte en interactieve website van ADEME (Agence de l’Environnement et de la Maîtrise de l’Energie) en de Fondation Nicolas Hulot - Fr >h ttp://www.youthxchange.net, verantwoordelijke consumptie door UNEP en UNESCO - Fr/Engl >h ttp://www.educapoles.org, pedagogische website van de International Polar Foundation, interactive animatie, pedagogische dossiers... hoofdzakelijk voor de lagere school - Engl >h ttp://www.climatechange.eu.com, educatieve website van de Europese Commissie, met het doel de scholen en particulieren bewust te maken voor de klimaatwijzigingen, denk- en actiesporen voor te stellen, evenals didactisch materiaal >h ttp://www.groenevoeten.be, hoe consumeer je milieuvriendelijk, vooral gericht naar de harmonie tussen enerzijds land- en tuinbouwers en anderzijds de stadse consument >h ttp://www.bewustverbruiken.org, het netwerk bewust verbruiken geeft allerlei informatie rond verantwoorde consumptie. Het is tevens de link met verschillende vzw die werken rond milieu. >h ttp://www.duurzame-info.be, Alle Belgische actualiteit over duurzame ontwikkeling >h ttp://www.felnet.info, een samenwerkingsverband van de milieudocumentatiecentra in Vlaanderen.
Op deze site kunt u zoeken naar boeken en artikelen, kijken welke tijdschriften in de documentatiecentra aanwezig zijn en kijken welke centra het meest aangewezen zijn om verdere informatie over een onderwerp op te zoeken.
7.2. Nuttige adressen Organisaties die gespecialiseerd zijn in het domein van de milieu-educatie > Leefmilieu Brussel - BIM: Brussels Instituut voor Milieubeheer; informatie, bewustmakingscampagnes voor scholen, gezinnen, ondernemingen, … Contact: Gulledelle 100, 1200 Brussel, 02 775 75 75 http://www.leefmilieubrussel.be > WWF: Wereldwijde organisatie voor natuurbehoud; bewustmakingscampagnes, beschermingsacties, … Contact: WWF België, Emile Jacqmainlaan 90, 1000 Brussel, 02 340 09 99 http://www.wwf.be > NME-link: Netwerk voor informatie en verspreiding in het domein van de milieueducatie; vorming, ontmoetingen, publicaties, pedagogische werkmiddelen, databases, … Contact: NME-link Brussel vzw, Antwerpselaan 20, 1000 Brussel, 02 209 16 30 http://www.nme-link.be
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 55
55
19/10/07 10:14:03
>F riends of the Earth: Organisatie voor milieueducatie; campagnes voor milieubescherming, bewustmaking, dossiers en publicaties Contact: Maria Hendrikaplein 5, 9000 Gent, 09 242 87 52 http://www.motherearth.org >B russel Raad voor het Leefmilieu: Federatie van de comités van de bewoners van Brussel; campagnes, acties, informatie… voor de bescherming van een betere levensomgeving in Brussel Contact: BRAL, Zaterdagplein 13, 1000 Brussel, 02 217 56 33 http://www.bralvzw.be > OIVO: Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruiksorganisaties; onderzoek en informatie over de consumptie en de rechten van de consumenten in België Contact: OIVO, Paepsemlaan 20, 1070 Brussel, 02 547 06 11 http://www.oivo-crioc.org >V elt vzw: vereniging voor ecologische leef- en teeltwijze Contact: Uitbreidingstraat 392c, 2600 Berchem, 03 281 74 75 http://www.velt.be >P ro Velo: hulp aan overheid, scholen en ondernemingen voor de promotie van de fiets als vervoersmiddel Contact: Fietsershuis, Londenstraat 15, 1050 Brussel, 02 502 73 55 http://www.provelo.org
> International Polar Foundation: communicatie en educatie over het poolonderzoek, met het doel kennis te verwerven over het milieu en meer in het bijzonder de klimaatmechanismen Contact: Tweestationsstraat 120 A, 1070 Brussel, 02 543 06 98 http://www.polarfoundation.org > Ecolife vzw: Nederlandstalige organisatie die ijvert voor een duurzame ontwikkeling en die het concept van de ME verspreidt, door campagnes, workshops, … te organiseren. Deze vereniging heeft de studie naar ME voor de stad Brussel uitgevoerd. Contact: Valkerijgang 26, 3000 Leuven, 016 22 21 03 http://www.ecolife.be Organisaties die gespecialiseerd zijn in het domein van de educatie over ontwikkeling > CNC D: pedagogische werkmiddelen, campagnes, repertorium van instrumenten Contact: Stéphane Desgain 02 250 12 64 http://www.cncd.be > OXFAM Solidariteit: inleefateliers (Bolivië, Zuid-Afrika, mondialisering). Sterk op participatie gericht, maar alleen ter plaatse. Contact: Olenka 02 501 67 07 http://oxfamsol.be
> Fietserbond: belangenvereniging voor fietsers, in Vlaamse en Brusselse gemeenten. Contact: Londenstraat 15, 1050 Brussel, 02 502 68 51 http://www.fietsersbond.be
56
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 56
19/10/07 10:14:04
> SCI -Projets Internationaux: internationale bouwprojecten, animatiemodules. “Le Sudestan”, bewustmaking voor de schuldenproblematiek van de landen van de derde wereld Contact: Nancy Darding, 02 649 07 38
[email protected] http://www.scibelgium.be > IT ECO: vormingscentrum voor internationale ontwikkeling en solidariteit, documentatie, opleidingen, werkmiddelen voor bezinning, … Contact: Renkinstraat 2, 1030 Brussel 02 243 70 30 http://www.iteco.be > COFACE: duurzame consumptie, verpakkingen, schoonmaakproducten en wasmiddelen http://www.ecoline. org/verde/publicaties/coface/frame1.htm > Argusmilieu: onafhankelijke instelling die zich bezig houdt met milieu-informatie en -educatie voor particulieren en kleine bedrijven. Informatie over cursussen, projecten en publicaties, nieuwsbrieven, artikelen, weblinks en adressen. http://www.argusmilieu.be/ > Inverde: een vzw die voorziet in vorming, educatie en informatie omtrent bossen, groengebieden, parkgebieden en andere groene ruimten. http://www.inverde.be/start.htm
Pedagogische en/of financiële steun voor het concretiseren van projecten in de scholen: > VGC subsidies voor educatieve projecten: de Vlaamse Gemeenschapscommissie kent onder bepaalde voorwaarden, subsidies toe voor de organisatie van onderwijsprojecten. http://www.vgc.be/Onderwijs/Subsidies/ onderwijsprojecten.htm > Milieuzorg op school (MOS): milieuzorgproject van kleuter- tot en met hogeschool. Initiatief van de Vlaamse Gemeenschap i.s.m. met de vijf Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. http://www.lne.be/doelgroepen/ onderwijs/mos > Kleur Bekennen: gemeenschappelijk programma van de federale Minister van Ontwikkelingssamenwerking, de Belgische Technische Coöperatie, de Vlaamse provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. http://www.kleurbekennen.be/web/kb2/ web/03_financ.html > Stichting voor de Toekomstige Generaties: stichting van openbaar nut, ondersteunt projecten die verband houden met duurzame ontwikkeling, en die gericht zijn op een verandering van onze maatschappij: maatschappelijke rechtvaardigheid, solidariteit, gelijke kansen, ecologische evenwichten, democratische keuzevrijheid. Contact: Fiennesstraat 77, 1070 Brussel http://www.stg.be > Fonds prins Filip: http://www.fonds-prince-philippe.org
D e e c o lo g i s c h e v oetafdruk
093-Empreinte NL.indd 57
57
19/10/07 10:14:04
NOTA
58
De ecologi s c h e v o e ta fdr u k
093-Empreinte NL.indd 58
19/10/07 10:14:05
093-Empreinte NL.indd 59
19/10/07 10:14:05
Realisatie asbl Tournesol-Zonnebloem vzw Redactie Danielle Blancke, Geoffroy Hanriot Grafische uitwerking L & Mn Jacmin Illustraties Jacqueline Delhaye, Geoffroy Hanriot
093-Empreinte NL.indd 60
Foto’s Aude Van Lathem, Tournesol-Zonnebloem, Photothèque Communautés Européennes, BE-IBGE, P. Brewaeys Verantwoordelijke uitgever Leefmilieu Brussel - BIM - Gulledelle 100 1200 Brussel - 02/775.75.75 Wettelijk depot D/5762/2007/19
19/10/07 10:14:09