panel De verzekering beroepsaansprakelijkheid: zegen of vloek voor de architect? Hieronder vindt u het verslag van een NAV-rondetafelgesprek over de wettelijk verplichte verzekering beroepsaansprakelijkheid voor architecten. Deelnemers waren architect Ronny Custermans (NAV), Michel de Wergifosse (AR-CO), advocaat Gert Geerts (GSJ – Goossens Sebreghts Jacqmain), Eli Hemelaer (Quinn Insurance), architect Jos Leyssens (voorzitter Nationale Raad Orde van Architecten), Hilde Masschelein (gedelegeerd bestuurder Bouwunie), Ides Ramboer (Protect) en Koen Van de vreken (Nationale Raad Orde van Architecten en Henry van de Velde-architectuurinstituut)..
Onbetaalbare premies? Een eerste thema zijn de premies. Als gevolg van de verplichte verzekering worden verhogingen met 20 tot 30% voorspeld, maar de vertegenwoordigers van de verzekeraars ontkennen dit. Eli Hemelaer bevestigt dat de premies zijn gestegen, maar kleeft daar geen cijfer op. Volgens hem is vooral de ruimere dekking daar de oorzaak van. Ides Ramboer gewaagt van een gemiddelde verhoging met 10%. Die gebeurde bij Protect gedifferentieerd op basis van onder meer de gewaarborgde kapitalen en de schadestatistieken. De ene architect betaalt daardoor slechts enkele procenten meer, de andere moet een stijging tot 15% verteren. Slechts in uitzonderlijke gevallen bedraagt de stijging meer, met name voor architecten die verzekerd waren voor zeer lage waarborgen of wiens premievoet ver beneden de marktprijs lag. Als hoofdredenen voor de premieverhoging wijst Ides Ramboer de verhoging van de verzekerde kapitalen en de wettelijke beperking van het
aantal uitsluitingen aan. “Het gros van onze polissen voorzag in een dekking van 1 250 000 euro, met een limiet van 350 000 euro voor materiële schade. Vandaag moeten we minimaal 2 miljoen euro verzekeren: anderhalf miljoen voor lichamelijke en een half miljoen voor materiële schade, allebei te indexeren.” Ook de beperking van de uitsluitingen (zie verder) heeft haar prijs. “We zullen meer moeten uitbetalen en minder verhaalmogelijkheden hebben. Verzekeraars moeten de tegenpartij vergoeden als die een rechtstreekse vordering instelt. Pas nadien kunnen ze, indien er sprake is van een zware fout volgens de polisvoorwaarden, verhaal uitoefenen op degene die de fout heeft begaan. Zeker in het geval van vennootschappen is het risico groot dat daar geen geld te halen valt.” “AR-CO hanteerde een lineaire verhoging van 10% voor de basispolis waarin de materiële schade voor 625 000 euro en de lichamelijke schade voor 1 500 000 euro is verzekerd per schadegeval ”, rondt Michel de Wergifosse het rijtje af. “De afschaffing van de beperking per opdracht en van de uitsluitingen maakten de verzekering duurder, evenals het uitbreiden van de waarborg tot vorderingen, gesteld binnen een termijn van 10 jaar nadat de architect is uitgeschreven op de tabellen. De meeste verzekeraars vragen een bijpremie voor deze zogenaamde posterioriteit, maar die is niet altijd inbaar, bijvoorbeeld als het gaat om een vennootschap die failliet is gegaan en daarom van de tabellen werd geschrapt.” Ronny Custermans vraagt zich af waarom deze posterioriteit niet meteen in de jaarlijkse premie wordt verrekend. Daarvoor haalt hij twee argumenten aan. “Een: dan kunnen we beter de kostprijs per opdracht berekenen. Twee: als ik vandaag overlijd, moeten mijn erfgenamen of degene die mijn vennootschap overneemt drie jaar lang een vrij groot bedrag aan bijpremies betalen.”
DIMENSION 11
Michel de Wergifosse: “Wij verzekeren geen voorwerp, maar de aansprakelijkheid van de architect voor een voorwerp. In ruil voor de jaarpremie verzekert onze polis iemands aansprakelijkheid van dit jaar, ook als het bouwwerk vroeger werd gerealiseerd. Als iemand wisselt van maatschappij, nemen we niet zijn verleden over, maar zijn aansprakelijkheid van dit jaar voor het verleden. Vandaar dat wij een bijkomende premie aanrekenen voor wie wil dat we de toekomst verzekeren. De ervaring en de statistieken leren ons dat, als we ook de posterioriteit in de premie zouden calculeren, deze premie minstens 50% hoger zou liggen.” Ides Ramboer bevestigt dit. “Vergelijk het met de eenmalige werfpolissen, waarvoor de premies ook merkelijk hoger liggen dan voor continue polissen. Het huidige systeem met een jaarpremie en een posterioriteitspremie valt, bekeken over een hele carrière, volgens mij veel gunstiger uit dan een opeenvolging van eenmalige premies.” Hij wijst meteen op alternatieven: “Wij bieden formules aan waarmee je de posterioriteit kunt voorfinancieren en fiscaal in mindering brengen. Wie verkiest dat niet te doen, moet zelf zijn voorzorgen nemen en een provisie aanleggen.”
Een waslijst van zware fouten? De uitsluitingen zijn voortaan wettelijk beperkt tot schade ingevolge radioactiviteit en schade die voortvloeit uit lichamelijke letsels, veroorzaakt door blootstelling aan wettelijk verboden producten zoals asbest. Hoe hebben de verzekeringsmaatschappijen hierop gereageerd? Advocaat Gert Geerts maakte in opdracht van de NAV een vergelijkende studie over de algemene polisvoorwaarden van de verzekeringsmaatschappijen (zie www.nav.be). Zijn vaststellingen: “De verzekeringsmaatschappijen hebben hun toevlucht ge-
* De maatschappij in kwestie wijst er via haar website op dat zij in tegenstelling
Meester Gert Geerts (advocaat GSJ Antwerpen)
Arch. Ronny Custermans (NAV)
nomen tot de techniek van het verval van waarborg, gekoppeld aan een lijst - sommigen gewagen van een waslijst - van zware fouten die ze dan op een uitdrukkelijke en beperkende manier moeten omschrijven. Als we die lijst bekijken, kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat er ook gewone fouten in zitten die in principe wel verzekerd zouden moeten zijn.” Als voorbeeld haalt hij de controle op de bouwplaats aan. “Als er helemaal geen controle is, zal niemand betwisten dat dit een zware fout inhoudt. Maar één polis eist een schriftelijk en tegensprekelijk werfverslag om de 8 dagen*. Twee andere polissen gewagen van een zware fout wanneer niet de nodige bouwplaatscontroles plaatsgrijpen. Ter concretisering van dit vage begrip verwijzen ze naar de wet van 1939 en de rechtspraak en rechtsleer. Als jurist zeg ik dan: hier wordt een gewone fout gelijk gesteld met een zware fout. De vraag is natuurlijk hoe de maatschappijen hiermee in de praktijk omgaan. De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend, maar uit mijn praktijkervaring weet ik dat een verzekeraar bij grote schadegevallen durft terug te grijpen naar de letterlijke libellering in de polis.” Ides Ramboer dompelt meteen de thermometer in de soep. “Volgens statistieken, gebaseerd op enkele tienduizenden dossiers, is het uiterst uitzonderlijk dat het ontbreken van werfverslagen en zijn aanwezigheid op de bouwplaats in het nadeel spelen van een architect. Als dat toch het geval is, gaat het om mensen die een plan hebben ondertekend en nadien niet meer naar de bouwplaats gaan.”
tot andere verzekeraars kiest voor een ondubbelzinnige en dus rechtszekere definitie, dat het gaat om effectief gepresteerde werkdagen en dat de 8 dagen niet blindweg worden gevolgd. ** De in solidum aansprakelijkheid houdt in dat als bv. een architect door zijn fout gedeeltelijk heeft bijgedragen tot het ontstaan van schade, hij door de schadelijder kan aangesproken worden tot vergoeding van de volledige schade. De architect kan dan het deel van de schade dat te wijten is aan een andere betrokkene (bv. een aannemer) van die aannemer terugvorderen. Maar als de aannemer intussen failliet is gegaan, zal de architect achter het net vissen.
12 DIMENSION
“Indien wij meerdere gevallen van zware schadevergoedingen krijgen ten gevolge van een veroordeling in solidum van architect en aannemer, zouden wij overwegen om terugbetaling te vorderen van de Belgische Staat. Maar ik denk niet dat dit nodig zal zijn.” (Ides Ramboer, Protect)
“Het draait vooral om concurrentie. Als de verzekering niet verplicht is, is degene met een verzekering te duur. Dat is niet langer het geval als iedereen verplicht verzekerd moet zijn.” (Ronny Custermans, NAV) Michel de Wergifosse wijst er op dat alle huidige zware fouten in de polis van zijn maatschappij vroeger al minstens een uitsluiting waren. “Eigenlijk is de architect beter verzekerd, want vandaag moeten wij bewijzen dat het wel degelijk om een zware fout ging, terwijl we vroeger konden terugvallen op de uitsluiting. We hebben ook duidelijk gesteld dat alleen de gevolgen van een zware fout niet gedekt zijn. Vanuit diezelfde bekommernis zijn wij ook duidelijker geworden en hebben we bijvoorbeeld een grondsondering verplicht gemaakt, waar die vroeger in de polis alleen vereist werd ‘indien nodig’. Bij een schadegeval ten gevolge van de draagkracht van de bodem loopt de schade meestal op tot een honderd- of zelfs duizendvoud van de prijs van de grondsondering. Dat willen wij niet meer dekken omdat het de premie onherroepelijk de hoogte in jaagt. Het is voor de architect niet gemakkelijk om dit aan zijn cliënt uit te leggen, maar het druist in tegen de goede praktijk.” Jos Leyssens pleit voor een rationele benadering. “Architecten die geen bouwplaatscontroles doen, worden door de Orde tuchtrechterlijk aangepakt. Wij staan dus zeker niet pal tegenover de verzekeraars. Maar het moet op een redelijke manier worden vastgelegd, niet volgens te strikte regels. Het is trouwens niet aan een verzekeringsmaatschappij om te bepalen welke de taken zijn van een architect.”
Arch. Koen Van de vreken (Orde van Architecten & Henri van de Velde inst.)
Michel de Wergifosse (Ar-Co verzekeringen)
Koen Van de vreken wikt en weegt. “Ik denk niet dat een rechter zo gemakkelijk een oorzakelijk verband kan aantonen tussen relatief weinig bouwplaatscontroles en de schade. Maar natuurlijk is het pervers dat dergelijke zaken kunnen opduiken in een gerechtelijke procedure. De soep wordt uiteraard niet zo heet gegeten, maar intussen zit er in het gerechtelijk dossier wel de bemerking dat er te weinig werfverslagen zijn, ook als dat niets met de zaak te maken heeft.” Mocht nu blijken dat alle verzekeringsmaatschappijen die actief zijn in deze nichemarkt met dezelfde enggeestige clausules de architecten in hun beroepsuitoefening doen verkrampen, zullen wij niet nalaten kartelvorming te aan te klagen! “
De aannemer mee het bad in? Een ander hot item is de uitbreiding van de verplichte verzekering beroepsaansprakelijkheid tot andere bouwpartners die een aansprakelijkheid dragen: aannemers, raadgevend ingenieurs. Ides Ramboer is formeel: “Het Grondwettelijk Hof stelt dat er discriminatie mogelijk is tussen een architect en een aannemer in geval van een in solidum veroordeling**. Het is immers mogelijk dat de architect het deel van de aannemer moet betalen. De volgende regering moet dat rechtzetten. Indien dat niet gebeurt en indien wij meerdere gevallen van zware schadevergoedingen krijgen ten gevolge van een veroordeling in solidum van architect en aannemer, zouden wij overwegen om terugbetaling te vorderen van de Belgische Staat. Maar ik denk niet dat dit nodig zal zijn.” Hilde Masschelein weet dus waar haar leden zich kunnen aan verwachten. Haar reactie? “Wij zijn tegen een verplichte verzekering, maar ons standpunt is niet zwart-wit. Integendeel, sommige van onze leden vragen zich af of we niet zouden ijveren voor zo’n verzekering. Maar wij zitten met een stortvloed aan vragen waarop wij eerst een antwoord willen. Wie moet er zich verzekeren: alle aannemers of alleen bepaalde beroepen? Wat met aannemers in bijberoep? Zullen verzekeraars uitmaken wie toegang krijgt tot het beroep? Wordt wie geen verzekering krijgt, niet naar het nu al problematische zwartwerkcircuit gedirigeerd? Wij willen zeker niet dat zij die het goed menen, door de invoering van een verplichte verzekering het slachtoffer worden van zij die het niet goed menen maar toch voortdoen. Hoe meer mensen zich moeten verzekeren, hoe meer er uitbetaald zal moeten worden. Wie gaat dat allemaal betalen? Wat moeten we verzekeren: de tienjarige aansprakelijkheid of ook minieme problemen?
DIMENSION 13
“Wij zijn tegen een verplichte verzekering, maar ons standpunt is niet zwart-wit. Integendeel, sommige van onze leden vragen zich af of we niet zouden ijveren voor zo’n verzekering. Maar wij zitten met een stortvloed aan vragen waarop wij eerst een antwoord willen.” (Hilde Masschelein, Bouwunie) Zullen schadegevallen dankzij de uitbreiding inderdaad sneller worden geregeld zoals consumenten hopen? Zijn de verzekeraars zelf wel vragende partij om een dergelijke polis op de markt te brengen?” Ides Ramboer: “Er valt inderdaad nog heel wat uit te klaren. Precies omdat wij denken dat de verplichte verzekering voor aannemers er zal komen, pleiten wij bij Assuralia, de beroepsvereniging van verzekeringsmaatschappijen, voor een pro-actieve aanpak. Assuralia moet alle bouwverzekeraars samenbrengen om de mogelijkheden te bespreken, zodat we op voorhand tegen de minister kunnen zeggen waar hij of zij rekening mee moet houden en we niet plots worden geconfronteerd met een monster-KB. Intussen stel ik met genoegen vast dat de Bouwunie hier toch een kleine bocht heeft genomen vergeleken met haar standpunt van een jaar geleden, toen zij zich resoluut tegen een verplichte verzekering kantte.” Hilde Masschelein: “In feite is er alleen een probleem in geval van een in solidum veroordeling waarbij de aannemer failliet is. In alle andere gevallen kan de aannemer, indien hij aansprakelijk wordt gesteld, de schade vergoeden of zelf de nodige herstellingswerken uitvoeren. Het is niet zo dat de aannemer vandaag per definitie vrijuit gaat omdat de architect verzekerd is.”
De vennootschap De stap naar een vennootschap die beantwoordt aan de vereisten van de wet Laruelle blijft voorlopig beperkt, aldus de gesprekspartners. Van de circa 1200 bestaande vennootschappen die vroeger uiteraard om andere (fiscale, organisatorische, technische, administratieve) redenen werden opgericht, zouden momenteel hooguit 15 à 20% bezig zijn met de aanpassing van hun statuten. Ook de oprichting van nieuwe vennootschappen gebeurt met mondjesmaat. Uiteindelijk brengt een vennootschap heel wat extra kosten met zich mee die de architect zorgvuldig moet afwegen tegen het risico op schadegevallen die de wettelijk voorziene bedragen te boven gaan. Wel hoopt Jos Leyssens dat het inbedden van de aansprakelijkheid in een vennootschap zal leiden tot meer samenwerking. Blijft de vraag of de bescherming van de vennootschap waterdicht is. Gert Geerts: “Ik wil dit zeker niet te sterk beklemtonen, maar door de lijst met zware fouten en het daaraan gekoppelde verhaal rijst de vraag of de verzekeraar zich bij een zware fout niet kan wenden tot de natuurlijke persoon achter de vennootschap, die uiteindelijk de zware fout heeft begaan. Gemakkelijk zal dat zeker niet gaan, want in dat geval spelen de regels van de vennootschapswetgeving.” Ides Ramboer: “Niet akkoord. Het verhaal is alleen mogelijk tegen degene die het beroep van architect uitoefent, en dat is in dit geval de vennootschap. De verzekeraar kan geen verhaal uitoefenen op de mandataris wanneer de vennootschap een zware fout heeft begaan.”
Koen Van de vreken: “Bij in solidum veroordelingen hebben we meestal niet met de beste aannemers te maken. Competente aannemers zijn vandaag sowieso al verzekerd. Maar de discriminatie legt wel een vluchtweg aan voor de malafide aannemers en de cowboys. Als die opgeheven is, mag de verplichte verzekering gerust een zegen genoemd worden.” Ronny Custermans: “Het draait vooral om concurrentie. Als de verzekering niet verplicht is, is degene met een verzekering te duur. Dat is niet langer het geval als iedereen verplicht verzekerd moet zijn.” Eli Hemelaer (Quinn Insurance)
14 DIMENSION
Hilde Masschelein (Gedelegeerd Bestuurder Bouwunie)
Hilde Masschelein: “De goede aannemers zullen waarschijnlijk zelfs baat hebben bij een verplichte verzekering. Alleen: als iedereen moet meedoen, gaan de premies waarschijnlijk ook voor iedereen omhoog.” Ides Ramboer begroot de prijs van zo’n verzekering op circa 1% van de bouwkost en werpt op dat dit waarschijnlijk te veel is voor de aannemer. Hilde Masschelein reageert: “Te veel voor de consument, denk ik.” Jos Leyssens pikt in dat, als de consument rechtszekerheid wil, hij daarvoor moet betalen. Michel de Wergifosse ontwikkelt deze draad verder: “De bouwsector en dus ook de nicheverzekeraars werken met krappe marges. De vraag is voor welk beleid de politici kiezen: willen ze kwaliteit of willen ze kwantiteit? Blijkbaar willen ze beide, maar durft niemand uitmaken wie dat moet betalen. In ieder geval de consument niet, of dat mag althans niet luidop worden gezegd. Die situatie is onhoudbaar. De bouwkosten moeten volgens mij wat hoger, zodat architect en aannemer degelijk worden vergoed en er degelijke verzekeringen kunnen worden aangeboden. Ook het zwartwerk moet verminderen. Maar dat betekent dat we op termijn misschien wat kleiner moeten gaan bouwen, en geen enkele politicus wil met die boodschap naar zijn kiezers stappen.” Ronny Custermans vraagt de verzekeraars of een verplichte verzekering voor de aannemers consequenties zal hebben voor de premies van de architecten. Ides Ramboer verwacht niet meteen een premiedalingen en haalt daarvoor drie redenen aan: de kleine marges, ten tweede het feit dat men pas na enkele jaren
Ides Ramboer (Protect Verzekeringen)
Ir-arch. Jos Leyssens (voorzitter Orde van Architecten)
zal vaststellen welke de resultaten zullen zijn en ten derde de strenge solvabiliteitseisen dewelke aan de nicheverzekeraars opgelegd zullen worden. “Op middellange termijn vrees ik eerder voor een premieverhoging ten gevolge van de wetgeving op de advocatenkosten die moeten worden terugbetaald door de verliezende partij.”
Tip Tot slot vragen we meester Geerts welke raad hij de architect zou meegeven die op zoek is naar de meest geschikte verzekering. Zijn antwoord luidt als volgt. “Ik heb in mijn vergelijkende studie voor de NAV alleen de algemene voorwaarden bekeken. Dat is slechts één facet van het geheel. Je moet ook kijken naar de premie, de vrijstelling, de algemene dienstverlening, bv. de aanwezigheid van een uitgebreide helpdesk, de manier waarop een verzekeraar optreedt na een schadegeval. Over die aspecten kunnen een makelaar of een collega-architect waarschijnlijk betere informatie geven. Maar ik zou de architect aanraden als eerste stap mijn werkstuk eens rustig door te nemen met aandacht voor de kleine letters en de eventuele valkuilen. Niet om te concluderen dat het allemaal slecht is, maar om eventueel zijn werkprocedures aan te passen. Een tweede tip: je moet niet alleen weloverwogen te werk gaan bij de keuze van een verzekeraar, maar je moet die verzekeraar ook zo lang mogelijk trouw blijven. Om de haverklap veranderen valt af te raden, anders zit je hoe dan ook met problemen bij een schadegeval dat zich per definitie over de tijd uitsmeert en waarvan de gevolgen geleidelijk aan groter worden. Wanneer is de fout precies begaan? Wanneer is de schade ontstaan? Wanneer wordt de vordering gesteld? Wie de laatste vijf jaar drie keer van aansprakelijkheidsverzekeraar is veranderd en in deze periode een schadegeval heeft, gaat een discussie van hier tot in Tokio tegemoet over wie dit schadegeval zal moeten dragen.” <
- Advocaat Gert Geerts van het advocatenkantoor Goossens Sebreghts Jacqmain uit Antwerpen maakte in opdracht van de NAV een vergelijkende studie over de algemene polisvoorwaarden van de verzekeringsmaatschappijen. Deze kan u bekijken op www.nav.be - Bekijk ook de internettelevisie-aflevering van Constructb. tv over dit onderwerp: www.constructb.tv
DIMENSION 15