Reacties/zienswijzen op de Ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance opdrachten (ViO) (gepubliceerd door NBA op 16 okt-13) Versie: 19 november 2013* (*zonder handtekening)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inhoudsopgave SRA Marcel Pheijffer Deloitte KPMG E&Y PwC BDO AFM NOB
Pagina: 1 2–3 4–9 10 -18 19 – 25 26 – 31 32 – 39 40 – 43 44 –47 48 - 60
Is getekend
Aan:
NBA Postbus 7984 1008 AD Amsterdam
Van:
Marcel Pheijffer
Betreft: consultatie VGBA en ViO Heerhugowaard, 12 november 2013 Geachte collega’s,
Bijgaand mijn zienswijze ten aanzien van de ontwerpverordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna VGBA) en de ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (hierna ViO). Ik beschouw het commentaar, zeker dat op de VGBA, als amendementen. Ik heb echter zin noch behoefte om daarvoor 100 zieltjes te winnen. Indien de argumenten sterk genoeg zijn, kunnen de regelopstellers zelf met aangepaste voorstellen – ten opzichte van de consultatiedocumenten komen. Ik heb overigens geen enkel bezwaar – integendeel: ik zou het toejuichen – tegen openbaarmaking van dit commentaar. Tot slot wens ik betrokkenen succes en wijsheid richting de ledenvergadering. Met vriendelijke groeten, x Marcel Pheijffer
VGBA
Algemeen Met een glimlach (én instemming) zie ik de terugkeer van een (te) omvangrijke VGC naar een soort van good old GBR. Compact en handzaam dus. Met eenzelfde glimlach denk ik ook terug aan de hectische ledenvergadering – inclusief her en der opgetrommeld ‘stemvee’ – waarbij juist die omvangrijke VGC toentertijd moest worden aangenomen. En met eenzelfde glimlach constateer ik dat de toentertijd door het bestuur gehanteerde argumenten vóór die VGC thans bij de introductie van nieuwe regels onbesproken worden gelaten en ook dat deze grotendeels thans ongemotiveerd terzijde worden geschoven..
Artikelgewijs Artikel 1:
Het ware beter bij de definitie van vakbekwaamheid te spreken over ‘het op een juiste wijze kunnen toepassen’ dan het enkele ‘kunnen toepassen’.
Artikel 3:
Het ware in lid 2 – gegeven de definitie in artikel 1 van het begrip ‘professionele dienst’ – beter om ‘bij de uitoefening van zijn beroep’ te vervangen door ‘bij het leveren van een professionele dienst’.
Artikel 5:
Gegeven de afbakening in artikel 3 is het juridisch onzuiver artikel 5 onder de paragraaf van ‘professionaliteit’ te plaatsen. Immers nu artikel 5 is beperkt tot ‘de organisatie waarbij hij werkzaam is dan wel waaraan hij is verbonden’ hoort deze bepaling niet onder een artikel dat een bredere dekking heeft (namelijk: elk handelen of nalaten). Bovendien dekken de artikelen 7 en 8 (zeker indien ze in samenhang worden bezien) de situaties af waarop artikel 5 betrekking heeft. De in de toelichting op de VGBA gehanteerde argumentatie dat artikel 5 niet onder de noemer ‘integriteit’ hoort te vallen omdat integriteitsschendingen altijd gepaard zouden gaan met ‘opzet’, doet daar niets aan af. Temeer daar de notie van ‘opzet’ niet eens terugkomt bij de onder het kopje integriteit opgenomen artikelen. Daarnaast kan er ook best van een integriteitsschending sprake zijn zonder dat er opzet in het spel is. Je kan bijvoorbeeld ook –uit onwetendheid of onzorgvuldigheid bepaalde wet- en regelgeving niet naleven. Dat is dan een integriteitsschending an sich, die zwaarder dient te worden beoordeeld indien – met de kennis op enig moment van die onwetendheid of onzorgvuldigheid – die niet wordt opgeheven. En met de kennis die er dan is komt dan pas ‘opzet’ om de hoek kijken.
Kortom: artikel 5 is overbodig en kan vervallen. Het is foutief gepositioneerd en is overlappend met de artikelen 7 en 8. Artikel 6:
De toelichting is breder en beter. Daarom artikel 6 herformuleren tot: ‘De accountant treedt eerlijk en oprecht op en doet de waarheid geen geweld aan.’
Artikel 7 en 8: artikel 8 kan eenvoudigweg worden ondergebracht in artikel 7 lid 1 door daarin het begrip ‘anderen’ in te kleuren met de woorden dei in artikel 8 aanvullend zijn gegeven. Artikel 7 lid 1 komt dan als volgt te luiden: ‘Indien de accountant betrokken is bij of in verband wordt gebracht met niet-integer handelen van anderen, waaronder de organisatie waarbij hij werkzaam is dan wel waaraan hij is verbonden, neemt hij een maatregel gericht op het beëindigen van dit handelen.’ Wellicht is het voorts beter het ‘wordt gebracht’ te verruimen naar ‘kan worden gebracht’. Artikel 11:
Nu we toch het stramien verlaten van de Code of Ethics en weer in de modus van de GBR komen, ware het beter het begrip ‘objectiviteit’ weer te vervangen door de voorheen gehanteerde begrippen ‘onpartijdigheid’ en ‘onafhankelijkheid’. Juridisch gezien is artikel 11 voorts niet netjes geredigeerd. Met name niet door het open einde ‘of op andere wijze’. Daarom ware het beter achter het woord ‘beïnvloeden’ een punt te zetten en al hetgeen erna volgt te laten vervallen.
Artikel 12:
‘Ik ben niet gelukkig met de woorden ‘op een adequate wijze’. Hier ligt een kans om in de VGBA te verwoorden waar het de toezichthouders, politiek en als ik de transparantieverslagen goed lees ook de accountantsorganisaties om gaat, namelijk: kwaliteit. Mijn tekstvoorstel is dan ook: ‘De accountant houdt zijn vakbekwaamheid op het niveau dat is vereist om een professionele dienst te verlenen conform het voor die dienst vereiste kwaliteitsniveau dat voortvloeit uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.’ Eventueel kan achter ‘kwaliteitsniveau’ een punt worden gezet en kan het restant van de tekst vervallen. Ik heb echter de voorkeur om het te laten staan en in de plaats daarvan artikel 13 lid 1 te laten vervallen.
Artikel 13:
Zie commentaar bij artikel 12 ten aanzien van lid 1. Mijns inziens is hetgeen in lid 1 is geregeld meer een aspect van vakbekwaamheid en gaat het bij 13 lid 2 om zorgvuldigheid. Ik denk dat met de bepaling in lid 2 is beoogd het begrip ‘zorgvuldigheid’ nader in te kleuren. Ik zou dat dan ook met zoveel woorden zeggen.
Voorts laten de regelopstellers hier een prachtige kans liggen om een onderdeel van het NBA-plan van aanpak duidelijk te implementeren, namelijk: het benadrukken van het belang van een professioneel-kritische instelling. Al met al stel ik voor artikel 13 als volgt te redigeren: ‘De accountant handelt zorgvuldig door een professionele dienst vanuit een professioneel-kritische instelling nauwgezet, grondig en tijdig uit te voeren.’ Artikel 14 en 19: Door het opnemen van artikel 14 en 19 – ten aanzien van slechts twee van de vijf fundamentele beginselen – lijkt het erop dat de accountant louter ten aanzien van ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ alsmede ‘vertrouwelijkheid’ een verantwoordelijkheid heeft naar zijn medewerkers (althans degenen die onder zijn verantwoordelijkheid werken). Mijns inziens is dat een te beperkte blik: de accountant dient ervoor te zorgen dat diens medewerkers – zijn ‘verlengde arm’ – alle fundamentele beginselen naleven. Immers, zij horen toch ook ‘integriteit’, ‘objectiviteit’ en ‘professionaliteit’ na te streven? Ergo: artikel 14 en 15 moeten vervallen. Daarvoor in de plaats kan in paragraaf 2.1 een nieuw artikel 4 worden ingevoegd. Ook kan worden overwogen een derde lid aan artikel 3 toe te voegen. De strekking van de in te voegen bepaling: ‘De accountant zorgt ervoor dat degene die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden uitvoert de fundamentele beginselen eveneens naleeft.' Ik zou de frase uit artikel 14 en 19 inzake de ‘professionele dienst’ niet invoegen omdat dan het beginsel van ’professionaliteit’ ten gevolge van artikel 3 lid 1 en 2 niet wordt afgedekt. Artikel 15:
Het woord ‘inherente’ kan vervallen. Betreft jargon dat in deze overbodig is.
Artikel 16:
Hier gaat het maatschappelijk verkeer erop achteruit ten opzichte van de VGC en dat kan nimmer de bedoeling zijn. Al dan niet per ongeluk is de frase inzake de ‘maatschappelijke juistheid’ bij het doorbreken van de geheimhoudingsplicht vervallen. Deze stond zo fraai in VGC A-140.7. Ik hanteerde altijd het voorbeeld dat het maatschappelijk juist is om het aantreffen van kinderporno op een netwerk bij de autoriteiten te melden. Maar er zijn veel meer voorbeelden denkbaar.
Artikel 20:
Ook hier laten de regelopstellers een kans liggen om de professioneel-kritische instelling er bij alle collega’s in te peperen. Hetgeen zoveel effectiever is als een cursusje van een paar uur. Waarom dus niet: ‘Bij het naleven van deze verordening past een accountant vanuit een professioneel-kritische instelling oordeelsvorming toe (…).’
Toelichting VGBA
Ik beperk me hier tot enkele opmerkingen. 1. De toelichting op artikel 3 is aan het einde zwak en ongelukkig. Hoezo ‘mogelijk als strijdig’ indien het gaat om witwassen of belastingfraude? Kan aan die strijdigheid dan worden getwijfeld? En ook de formuleringen rond de verkeersovertreding kan scherper. Tevens kan de laatste zin vervallen. 2. Het laatste deel van de tweede alinea bij artikel 5 (vanaf ‘Bovendien (…)’) is onjuist. Zie mijn commentaar ten aanzien van artikel 5 (dat mijns inziens kan vervallen). 3. Op pagina 6, derde alinea, wordt gesproken over een ‘signalerend gesprek’ vanuit een lagere functie. Even later wordt gesproken over een ‘inspanningsverplichting’. Dit alles is mijns inziens ‘te soft’. Iemand in een lagere functie heeft meer te doen dan een signalerend gesprek en een inspanningsverplichting. Indien het gesprek tot niets heeft geleid hoort hij in voorkomende gevallen te escaleren en dient hij verdere stappen te ondernemen. 4. Bij de toelichting op artikel 8 blijkt de worsteling met hetgeen in artikel 5 is opgenomen (die mijns inziens kan vervallen). Bovendien ontbreekt hier het ‘opzet’-verhaal waar in de toelichting op artikel 5 nog op wordt gewezen en dat overigens onjuist is. 5. In de laatste alinea bij de toelichting op artikel 9 wordt gesproken over het kunnen volstaan met een ‘mondelinge kennisgeving’ in relatie tot iets melden aan bijvoorbeeld een bank. Dat is te mager: het kan best schriftelijk! 6. Ten aanzien van artikel 11 herhaal ik mijn eerdere pleidooi tot herinvoering van de begrippen ‘onpartijdigheid’ en ‘onafhankelijkheid’. Aan het begrip ‘onpartijdigheid’ wordt in de toelichting nog slechts toegekomen door het noemen van een ‘bijzonder belang’. De facto wordt de indruk gewekt dat ‘objectiviteit’ vooral ‘onafhankelijkheid’ betreft. 7. Nu ‘professioneel –kritische instelling’ in de toelichting op de artikelen 12 tot en met 15 wordt genoemd staat niets er meer aan in de weg om dit begrip op de door mij voorgestane wijze in artikel 13 op te nemen. 8. De ‘geheimhouding’ inwisselen voor ‘vertrouwelijkheid’ is kennelijk iets waar we aan moeten wennen. Zie het gebruik van geheimhoudingsplicht in bijvoorbeeld de vijfde alinea van de toelichting op de artikelen 16-19 en artikel 16 , onderdeel e. 9. In de zesde alinea van de toelichting op de artikelen 16-19 wordt gewezen op jurisprudentie. Los van het feit dat het raar is om in deze toelichting aan een enkele losse uitspraak te refereren, is de alinea niet fraai geformuleerd.
10. Zelfs in de toelichting op artikel 16 is de ‘maatschappelijke juistheid’ geschrapt. ViO
Hier beperk ik me eveneens tot enkele losse opmerkingen, namelijk: 1. Waar de VGBA relatief helder en duidelijk leesbaar is, zie ik de ViO als een nodeloos ingewikkeld gedrocht. Teveel woorden, teveel zinnen. Er is nauwelijks doorheen te komen, taalkundig onzuiver en teksten zijn op onderdelen moeilijk leesbaar. En wel zodanig dat we naast een toelichting nog een leeswijzer nodig hebben ook. 2. Een voorbeeld van taalkundige onzuiverheid toont zich in de begrippen ‘verantwoordelijke entiteit/partij/persoon’. Met ‘verantwoordelijke’ wordt gedoeld op degene die verantwoording moet afleggen. Maar ‘verantwoordelijkheid’ en ‘verantwoording’ zijn twee ongelijke begrippen. 3. Gegeven de discussie die ik via blogs aan het einde van vorig jaar heb gevoerd zal het duidelijk zijn dat ik bezwaar heb tegen artikel 16 en hetgeen thans onder controlediensten wordt volstaan. Met name als het gaat om het onder dit begrip schuiven van de werkzaamheden ex COS 4400. 4. In artikel 27 stond de 50 euro-norm in relatie tot onder meer geschenken. Nog los van de vraag of ik die bepaling nodig acht: welk signaal geef je aan het maatschappelijk verkeer indien je het bedrag gaat verdubbelen na kritiek vanuit de accountantsorganisaties? ‘Niet handig’ beschouw ik in deze als een eufemisme. 5. Maar de meest fundamentele kritiek schuilt erin dat er halfslachtig met het begrip onafhankelijkheid wordt omgegaan. De combinatie van controle met advies is per definitie een bedreiging. Waar dit bij OOB’s in veel gevallen dan ook tot verboden heeft geleid, dient bij niet-OOB’s ondanks dat daar een verbodsbepaling ontbreekt nog steeds van een bedreiging te worden gesproken en dienen derhalve maatregelen (waarborgen) te worden getroffen, waaronder dossiervastleggingen. Ik meen een dergelijke lijn van redeneren onvoldoende in de regels te zien waardoor al gauw het idee kan worden postgevat dat wanneer iets niet is verboden het dus per definitie mag. Een opvatting die mijns inziens onjuist is. 6. Vorenstaande klemt temeer nu er wordt gedaan alsof – omdat de politiek zulks heeft bepaald – verboden alleen ten aanzien va OOB’s horen te gelden. Maar er zijn veel (grote) organisaties die niet onder de definitie van OOB vallen en waarbij combinatie tussen controle en advies tot eenzelfde bedreiging en afhankelijkheidsgevaar kan leiden als bij OOB’s.
Deloitte Accountants B.V. Wilhelminakade 1 3072 AP Rotterdam Postbus 2031 3000 CA Rotterdam Nederland Tel: 088 288 2888 Fax: 088 288 9909 www.deloitte.nl
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Aan: het NBA Bestuur en het Adviescollege voor Beroepsreglementering T.a.v. de heer drs. H.H.H. Wieleman RA en de heer prof. dr. P.W.A. Eimers RA Per email:
[email protected]
Datum
Behandeld door
Ons kenmerk
13 november 2013
M.J. van der Vegte RA
CD/ps/MvdV/LE9999
Onderwerp
Response Deloitte op Ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) d.d. 16 oktober 2013 Geachte heren, Met deze brief reageert Deloitte Accountants B.V. (“Deloitte”) op de ter consultatie voorliggende Ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assuranceopdrachten (“ViO”) van 16 oktober 2013.
1 Inleiding Wij spreken onze waardering uit voor de geboden gelegenheid om op bovengenoemde ontwerpverordening input te leveren. Deloitte draagt graag bij aan alle initiatieven gericht op het herstel van vertrouwen in het accountantsberoep en onderschrijft het grote belang van een onafhankelijke beroepsuitoefening. Wij hebben echter op een aantal punten moeite met bepalingen in de voorliggende ontwerpverordening die niet aansluiten op internationale regels en ontwikkelingen. Daardoor bestaat er een reëel gevaar dat de Nederlandse regelgeving te complex wordt, dat Nederland ‘op een eiland komt te staan’ en dat de kosten van implementatie en compliance erg hoog worden. De ViO zou naar onze mening op een aantal belangrijke punten aanpassing behoeven en Deloitte doet concrete (tekst)voorstellen daartoe. Deze tekstvoorstellen zijn dusdanig geformuleerd, dat ze als amendement op de ViO kunnen dienen. Wij vragen van het NBA bestuur om een NBA bestuursamendement op de ViO op te stellen, daarover te besluiten en de leden tijdig van het amendement op de hoogte te stellen. Graag vernemen wij of het NBA bestuur aan dit verzoek gehoor wil geven. Mocht het bestuur anders besluiten, dan vragen wij de in deze brief opgenomen amendementsvoorstellen te beschouwen als Deloitte amendementen, waarover ter vergadering kan worden gestemd.
Op alle opdrachten verricht door Deloitte zijn de ‘Algemene Voorwaarden Dienstverlening Deloitte Nederland, november 2010’ gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 24362837 van toepassing.
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
2 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999
2 Punten die aanpassing behoeven De volgende punten in de ViO behoeven naar de mening van Deloitte aanpassing: (1) de definitie van verbonden derde (en/of gelieerde entiteit) (artikel 1), (2) de overgangsregeling ten aanzien van rotatie van de key-assurance partner of een ander senior lid van het assurance-team (artikel 28) en (3) een correctie ten aanzien van de mogelijkheid financiële belangen aan te houden in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5). Daarnaast vragen wij aandacht voor onze interpretatie van de ViO teksten ten aanzien van de te volgen handelwijze bij (niet-intentionele) overtredingen van de ViO (artikel 5, 6, 7 en 15) – in samenhang met artikel 22 van de Verordening Gedrags en Beroepsregels Accountants (“VGBA”) -, zoals weergegeven in paragraaf 2.4 van deze brief. Genoemde punten worden hieronder achtereenvolgens behandeld.
2.1 Definitie van verbonden derde en/of gelieerde entiteit (artikel 1) 2.1.1 Wat moet worden gewijzigd? Deloitte zou graag zien dat de ViO zou aansluiten bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit. 2.1.2 Argumentatie De huidige definitie van verbonden derde - in samenhang met Wta artikel 24b – leidt er toe dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten (andere diensten dan controlediensten) zich ook uitstrekt tot (“upstream”) verbonden entiteiten van de OOB, die invloed van betekenis kunnen uitoefenen op de OOB, zoals beheerders/investment managers van OOB-beleggingsfondsen, private equity investeerders, participatiemaatschappijen, banken en pensioenfondsen, die in voorkomende gevallen meer dan 20% van de aandelen in OOB’s houden en overheidsinstanties (zoals de Staat der Nederlanden, Provincies, Gemeenten, etc.) waarvoor hetzelfde geldt. Hierbij valt o.a. te denken aan het Rijk die ‘eigenaar is’ of belangen heeft in een aantal landelijk en internationaal opererende ondernemingen en aan (provinciale en regionale) Ontwikkelingsmaatschappijen etc. Deloitte gaat er van uit dat dit een onbedoelde consequentie van de definitie is. Private equity ondernemingen en participatiemaatschappijen houden belangen in een groot aantal ondernemingen, waaronder in voorkomende gevallen ook in één of meer OOB’s. De wettelijke controle van deze OOB’s wordt veelal door verschillende accountantsorganisaties verricht.
3 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999
De gebruikte definitie zou er toe leiden dat de betreffende accountantsorganisaties geen diensten aan de private equity onderneming en participatiemaatschappij anders dan controlediensten mogen verlenen. Dit heeft op haar beurt tot gevolg dat de keuzemogelijkheden voor de genoemde ondernemingen voor een accountant dan wel professionele dienstverlener zeer worden beperkt. Hetzelfde geldt – mutatis mutandis – voor beheerders/investment managers van beleggingsfondsen en voor banken en pensioenfondsen. Daarbij merken wij op dat er bij beheerders/investment managers in lang niet alle gevallen sprake is van een financieel belang. De beheerders/investment managers en bijvoorbeeld ook trustkantoren hebben echter wel formele zeggenschap over de beleggingsfondsen, omdat zij bijvoorbeeld de directie voeren. Het kan dan ook voorkomen dat er sprake is van invloed van betekenis, zonder dat sprake is van een financieel belang. De voorgestelde wijziging van de definitie voorkomt het ongewenste effect dat beheerders/investment managers verbonden derde worden van de OOB. Ten aanzien van overige dienstverlening aan overheidsinstanties zou dit in versterkte mate gelden. Deloitte gaat er van uit dat het niet de bedoeling van de regelgever is (geweest) om, vanwege het feit dat een accountantsorganisatie de wettelijke controle uitvoert bij een OOB, waarin een overheidsinstantie invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid, te verbieden dat de betreffende accountantsorganisatie diensten anders dan controlediensten aan (die) overheidsinstantie verleent. Wij nemen aan dat het gestelde in artikel 3 lid 7b (“Hierbij worden het Rijk, de provincies en de gemeenten geacht onderdeel te zijn van één verantwoordelijke entiteit en haar verbonden derden.”) alleen ziet op het bepalen van de beperkte kring van gebruikers). Wij bevelen aan om in de toelichting op de ViO te verduidelijken dat artikel 16 niet van toepassing is op overheidsinstanties die een financieel belang houden in een OOB. Naast de hierboven beschreven effecten heeft de definitie van verbonden derde ook tot gevolg dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten geldt voor moedermaatschappijen van financieringsmaatschappijen (special purpose entities) die een OOB zijn vanwege het feit dat deze financieringsmaatschappijen beursgenoteerde obligaties hebben uitstaan op een Europese gereglementeerde markt. De verplichte kantoorroulatie per 1 januari 2016 die geldt voor de financieringsmaatschappij/(special purpose entity)-OOB is veelal niet van toepassing op de moedermaatschappij, omdat deze of zelf geen OOB is of in het buitenland gevestigd is. Daarmee ontstaat de situatie dat de OOB een andere accountant moet kiezen, waarbij deze accountant geen adviesdiensten meer mag verlenen aan de moedermaatschappij. Als gevolg hiervan wordt de keuze voor professionele dienstverleners voor de moedermaatschappij zeer beperkt. Een en ander zou ertoe kunnen leiden dat dergelijke financieringsmaatschappijen / special purpose entities een vestigingsplaats buiten Nederland gaan kiezen om voldoende keuzevrijheid te behouden ten aanzien van haar professionele dienstverleners.
4 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999 Deloitte zou graag zien dat de ViO aansluit bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit. Door aan te sluiten bij de definitie in de Code of Ethics wordt de ongewenste uitbreiding van de reikwijdte zoals nu in de ViO opgenomen voorkomen en wordt aangesloten bij internationaal gebruikte definities. Deloitte verzoekt daarom het NBA bestuur om een bestuursamendement op de ViO, dat aan bovenstaande voorgestelde wijziging van de definitie van verbonden derde inhoud geeft. Hieronder treft u een tekstvoorstel aan voor de gewijzigde ViO bepaling. 2.1.3 Voorstel tekst amendement ViO artikel 1 definities Huidige tekst ViO Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid. Tekstvoorstel amendement Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, indien die verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid indien die entiteit van materiële betekenis is voor de verantwoordelijke entiteit.
2.2 Overgangsregeling – Langdurige betrokkenheid bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij (artikel 28 en artikel 48 lid 3d) 2.2.1 Wat moet worden gewijzigd? Deloitte zou graag zien dat de overgangsregeling voor de rotatie van een key-assurance partner of een ander senior lid van het assurance-team wordt verlengd van één naar twee jaar. Tevens ziet Deloitte graag dat de ViO voorziet in een overgangstermijn voor key assurancepartners die per 31 december 2013 langer dan zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn bij overige assuranceopdrachten, niet zijnde de controle van de jaarrekening, voor dezelfde OOB.
5 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999
2.2.2 Argumentatie Met name voor het zeer grote aantal controle-cliënten in het niet-OOB segment is de huidige overgangsperiode te kort. In het MKB-segment zal in veel gevallen de partner en de (senior) manager moeten roteren. Dit brengt een potentieel risico voor de kwaliteit van de wettelijke controle met zich mee, als beide in hetzelfde jaar / tegelijkertijd moeten roteren. Als de overgangsperiode twee jaar wordt, dan zou in het ene jaar de partner en in het andere jaar de (senior) manager kunnen roteren, waardoor de cliëntkennis behouden blijft en op een professionele wijze kan worden overgedragen, zodat er een kwalitatief goede controle kan blijven worden uitgevoerd. In artikel 29 van de ViO is geregeld dat key assurance-partners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB moeten rouleren. Deze verplichting bestond al voor key assurance-partners betrokken bij de controleopdracht van de jaarrekening van een OOB (NVO onderdeel 3.3). De verplichting voor rouleren voor key assurance-partners die niet betrokken zijn bij de controleopdracht van de jaarrekening, maar wel bij overige assurance-opdrachten voor de OOB is echter nieuw. Op grond van de voorliggende tekst van de ViO is er voor deze roulatieverplichting geen overgangsbepaling voorzien. Dit betekent dat de key assurance-partners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB niet meer betrokken kunnen zijn bij per 31 december 2013 voor de OOB lopende overige assuranceopdrachten. Wij pleiten dan ook voor een overgangsregeling voor deze roulatieplicht. Wij begrijpen overigens dat als een key-assurance partner of een senior lid van het assuranceteam moet rouleren en de controle van de jaarrekening over 2013 de laatste is, dat deze personen deze controle mogen afmaken, ook al worden de controlewerkzaamheden afgerond in januari 2015. De huidige tekst van artikel 48 lid 3d zou betekenen dat, indien de controle van de jaarrekening niet in 2014 is afgerond, er gedurende deze controle (op 1 januari 2015) gerouleerd dient te worden. Deze tekst dient dan ook aangepast te worden. 2.2.3 Voorstel tekst amendement ViO artikel 48 lid 3d Huidige tekst ViO “Deze verordening is tot 1 januari 2015 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid”. Tekstvoorstel amendement (lid 3d en nieuw lid 4; de huidige leden 4 tot en met 7 worden lid 5 tot en met 8) “Deze verordening is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid.”
6 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999 “Deze verordening is tot de datum van het afgeven van de assuranceverklaring bij het assurance-object, niet zijnde de controleopdracht van de jaarrekening, van de verantwoordelijke entiteit over boekjaren voorafgaand aan het jaar 2014 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 29, eerste lid.”
2.3 Het houden van financiële belangen in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5) 2.3.1 Wat moet worden gewijzigd? Deloitte gaat er vanuit dat het stuk tekst “doet zich een bedreiging voor” vervangen moet worden door: “doet zich geen bedreiging voor”. 2.3.2 Argumentatie Artikel 31 lid 5 luidt: “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”. De toelichting bij dit artikel vermeldt o.a.: “Het vijfde lid is opgenomen om te voorkomen dat het medewerkers van accountantseenheden bijna onmogelijk wordt om te beleggen in beleggingsfondsen. Beleggingsfondsen kwalificeren vaak als financiële producten van een financiële instelling waarbij de investeerder participeert in het vermogen van het beleggingsfonds. Door deze structuur zijn deze fondsen in Nederland ook zelf controleplichtig. De invloed van de investeerders op het beleggingsbeleid is veelal zodanig beperkt dat dit een uitzondering rechtvaardigt voor een partner, bestuurder of interne toezichthouder die geen onderdeel uitmaakt van het assurance-team”. In de toelichting wordt hiermee verduidelijkt dat in dergelijke situaties geen sprake is van een bedreiging. 2.3.3 Voorstel tekst amendement ViO artikel 31 lid 5 Huidige tekst ViO “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”.
7 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999 Tekstvoorstel amendement “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich geen bedreiging voor als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”.
2.4 Handelwijze bij (niet-intentionele) overtredingen van de ViO (artikel 5, 6, 7 en 15) 2.4.1 Observaties De ViO kent een aantal ‘verboden’ om assurance-opdrachten uit te voeren, als er geen maatregelen mogelijk zijn bij bedreigingen van de onafhankelijkheid van de accountant en/of als mogelijke maatregelen niet zijn of worden toegepast (met name artikel 6 en 7). Zoals reeds genoemd in onze reactie van 12 oktober 2013 op de toen voorliggende Conceptverordening is niet duidelijk hoe gehandeld moet worden als tijdens de uitvoering van de controlewerkzaamheden of achteraf wordt geconstateerd dat sprake is van een (niet-intentionele) overtreding. Het moeten staken van de controleopdracht kan tot grote problemen leiden voor de verantwoordelijke entiteit met grote maatschappelijke gevolgen. Deloitte stelt dan ook voor om de ViO aan te laten sluiten met de recente IESBA voorstellen met betrekking tot hoe moet worden omgegaan met overtredingen van de Code of Ethics. Wij begrijpen dat hetgeen ten aanzien van overtredingen van de bepalingen is opgenomen in de ViO (met name in de artikelen 5, 6 en 15) in nauwe samenhang moet worden gelezen met artikel 22 van de Verordening Gedrags en Beroepsregels Accountants (“VGBA”). Artikel 22 luidt: “Indien de accountant constateert dat hij in strijd handelt of heeft gehandeld met een bepaling van deze verordening, treft hij zo spoedig mogelijk een toereikende maatregel om de strijdigheid en de gevolgen daarvan weg te nemen”. Uitgangspunt is dat de assurance-opdracht onafhankelijk wordt uitgevoerd. De definitie van bedreiging is: “onaanvaardbaar risico dat een assuranceopdracht niet onafhankelijk wordt uitgevoerd als gevolg van eigenbelang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid of intimidatie”. Als een omstandigheid geen onaanvaardbaar onafhankelijkheidsrisico met zich mee brengt, dan is er geen sprake van een bedreiging. Bedreigingen moeten worden weggenomen of hersteld door maatregelen. De opdrachtgever en de met governance belaste personen moeten in dat geval schriftelijk akkoord zijn gegaan met de maatregel en met het continueren van de opdracht. Als er geen adequate maatregelen voorhanden zijn, of voorhanden zijnde maatregelen worden niet genomen, dan dient de accountant de assurance-opdracht niet te aanvaarden of moet hij de opdracht teruggeven.
8 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999 Slechts in uitzonderlijke gevallen mag de opdracht worden voortgezet met een beroep op de hardheidsclausule (artikel 15). Als de accountant voor of tijdens de uitvoering van een assurance-opdracht constateert of te weten komt dat er een ViO-bepaling is overtreden (een verbod), dan dient hij of zij de casus te beoordelen en o.a. na te gaan: (a) is er sprake van een bedreiging, (b) kan de bedreiging van de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht worden hersteld, (c) kan er een maatregel worden getroffen om de onafhankelijke uitvoering van de opdracht ‘going forward’ te waarborgen, etc. Een overtreding van een ViO verbod is niet noodzakelijkerwijs een schending in de zin van de Wta, die aan de AFM / NBA moet worden gemeld. Wij begrijpen dat het toetsingskader van de ViO – tezamen met de bepalingen in de VGBA en de VAO – geacht worden in lijn te zijn met de IESBA regels ten aanzien van “breaches” (Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code), die met ingang van 1 april 2014 van kracht worden. 2.4.2 Verzoek aan het NBA bestuur Wij verzoeken het NBA bestuur daarom om in de ViO een verwijzing op te nemen naar de per 1 april 2014 van kracht wordende IESBA regels ten aanzien van “breaches” zoals hierboven genoemd. Een logische plaats hiervoor zou in de toelichting op artikel 7 zijn na de tekst: “het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties”. Tekstvoorstel “Het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties. Om te bepalen of hiervan sprake is dient de eindverantwoordelijke accountant die constateert dat in strijd wordt of is gehandeld met een bepaling in deze verordening, alle relevante omstandigheden en de eventueel hieruit voortvloeiende bedreigingen voor de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht te beoordelen in lijn met de IESBA regels Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code.” Indien nodig geacht kan bovenstaande tekst nog worden vergezeld van een of meer toelichtende paragrafen.
9 13 november 2013 CD/ps/MvdV/LE9999
3 Tot slot Deloitte is graag bereid tot nader overleg. Indien daartoe uitgenodigd, draagt Deloitte graag bij aan de totstandkoming van voorgenomen Handreikingen bij de ViO, die een uitgebreidere toelichting en voorbeelden geven. Deloitte benadrukt het belang van het verschaffen van duidelijkheid ten aanzien van de praktische toepassing van de nieuwe regels op diverse onderwerpen. Met vriendelijke groet, Deloitte Accountants B.V. x M.J. van der Vegte RA
Cc: prof. dr. G.C.M. Majoor RA – Regulatory Partner drs. V.A.J. Fruytier RA – Director of Independence
KPM G Audit Postbus 74500 1070 DB Amsterdam
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Afdeling Consultaties Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM
Uw ref Contact
Amstelveen, 19 november 2013
Betreft:
Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013
Geachte heer/mevrouw, Met deze brief reageren wij op uw uitnodiging om te reageren op de versie van 16 oktober 2013 van de Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (verder ViO).
Inleiding Wij spreken onze waardering uit voor de geboden gelegenheid om op bovengenoemde ontwerpverordening input te leveren. Wij dragen graag bij aan alle initiatieven gericht op het herstel van vertrouwen in het accountantsberoep en onderschrijven het grote belang van een onafhankelijke beroepsuitoefening. Wij vragen uw aandacht voor de volgende onderwerpen in de voorliggende ViO die in de praktijk tot onevenredig hoge kosten voor implementatie zullen zorgen en die afwijken van internationale regelgeving:
Definitie verbonden derde (artikel 1).
Overgangsbepaling langdurige betrokkenheid bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij (artikel 28, 29 en 48 lid 3d).
Houden van financiële belangen in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5).
Daarnaast vragen wij aandacht voor de ViO-teksten ten aanzien van de te volgen handelwijze bij (niet-opzettelijke) overtreding van de ViO (artikel 5, 6, 7 en 15), in samenhang met artikel 22 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (“VGBA”). In de uitwerking van de hiervoor genoemde onderdelen onderbouwen wij waarom er ons inziens noodzaak is tot aanpassing. Tevens zullen wij, waar relevant, een voorstel voor een amendement of aangepaste tekst voor de toelichting opnemen. Omdat KPMG groot belang hecht aan heldere regelgeving en praktische toepassing daarvan, vragen wij het NBA-bestuur om naar aanleiding van onze opmerkingen bestuursamendementen op de ViO op te stellen. De leden kunnen dan vervolgens tijdens de ledenvergadering van
KPM G Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is een dochtermaatschappij van KPM G Europe LLP en lid van het KPM G-netw erk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPM G International Cooperative (‘KPM G International’), een Zw itserse entiteit.
Op al onze diensten zijn algemene voorw aarden van toepassing zoals gedeponeerd bij de rechtbank te Amsterdam onder nummer 21/2012, die w ij u op verzoek toezenden.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013 Amstelveen, 19 november 2013
16 december 2013 over deze amendementen stemmen. Graag vernemen wij of het NBA-bestuur aan dit verzoek gehoor zal geven.
Definitie verbonden derde (artikel 1) Zoals aangegeven in ons commentaar op het consultatiedocument d.d. 29 augustus 2013, zouden wij graag zien dat de ViO aansluit bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de IESBA Code of Ethics. In deze definitie vindt de toets plaats of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit.
Argumentatie De huidige definitie van verbonden derde – in samenhang met Wta artikel 24b – leidt ertoe dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten (andere diensten dan controlediensten) zich altijd uitstrekt tot “upstream” verbonden entiteiten van de OOB die invloed van betekenis kunnen uitoefenen op de OOB, zoals beheerders/investment managers van OOB-beleggingsfondsen, private equity-investeerders, participatiemaatschappijen, banken en pensioenfondsen, die in voorkomende gevallen meer dan 20% van de aandelen in OOB’s houden en wellicht overheidsinstanties (zoals de Staat der Nederlanden, Provincies, Gemeenten, etc.) waarvoor hetzelfde geldt. Hierbij valt onder andere te denken aan het Rijk die ‘eigenaar is’ of belangen heeft in een aantal landelijk en internationaal opererende ondernemingen en aan (provinciale en regionale) Ontwikkelingsmaatschappijen etc. Wij gaan ervan uit dat dit een onbedoeld gevolg is van de in de ViO voorgestelde definitie. Private equity-ondernemingen en participatiemaatschappijen houden belangen in een groot aantal ondernemingen, waaronder in voorkomende gevallen ook in één of meer OOB’s. De wettelijke controle van deze OOB’s wordt veelal door verschillende accountantsorganisaties verricht. De in de ViO voorgestelde definitie zou ertoe leiden dat de betreffende accountantsorganisaties geen diensten aan deze ondernemingen anders dan controlediensten mogen aanbieden. Dit heeft op haar beurt tot gevolg dat de keuzemogelijkheden voor de private equityondernemingen en participatiemaatschappijen voor een accountant dan wel professionele dienstverlener zeer worden beperkt. Hetzelfde geldt – mutatis mutandis – voor beheerders/investment managers van beleggingsfondsen en voor banken en pensioenfondsen. Daarbij merken wij op dat er bij beheerders/investment managers in lang niet alle gevallen sprake is van een financieel belang. De beheerders/investment managers en bijvoorbeeld ook trustkantoren hebben echter wel formele zeggenschap over de beleggingsfondsen, omdat zij bijvoorbeeld de directie voeren. Het kan dan ook voorkomen dat er sprake is van invloed van betekenis, zonder dat sprake is van een financieel belang. De voorgestelde wijziging van de definitie voorkomt het ongewenste effect dat beheerders/investment managers verbonden derde worden van de OOB. Ten aanzien van overige dienstverlening aan overheidsinstanties zou dit in versterkte mate gelden. Wij gaan ervan uit dat het niet de bedoeling van de NBA is (geweest) om een verbod op een accountantsorganisatie op te leggen voor het leveren van adviesdiensten aan de overheid, vanwege het feit dat de accountantsorganisatie de wettelijke controle uitvoert bij een OOB waarin een overheidsinstantie invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid. Wij nemen aan dat het gestelde in de toelichting in artikel 3 lid 7b (“Hierbij
2
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013 Amstelveen, 19 november 2013
worden het Rijk, de provincies en de gemeenten geacht onderdeel te zijn van één verantwoordelijke entiteit en haar verbonden derden.”) alleen ziet op het bepalen van de beperkte kring van gebruikers. Wij bevelen aan om in de toelichting op de ViO te verduidelijken dat artikel 16 niet van toepassing is op overheidsinstanties die een financieel belang houden in een OOB. Naast de hierboven beschreven effecten heeft de definitie van verbonden derde ook tot gevolg dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten geldt voor moedermaatschappijen van financieringsmaatschappijen (special purpose entities) die een OOB zijn vanwege het feit dat deze financieringsmaatschappijen beursgenoteerde obligaties hebben uitstaan op een Europese gereglementeerde markt. De verplichte kantoorroulatie per 1 januari 2016 die geldt voor de financieringsmaatschappij (special purpose entity)-OOB is veelal niet van toepassing op de moedermaatschappij omdat deze geen OOB is of in het buitenland gevestigd is. Daarmee ontstaat de situatie dat de OOB een andere accountant moet kiezen, waarbij deze accountant geen adviesdiensten meer mag verlenen aan de moedermaatschappij. Als gevolg hiervan wordt de keuze voor professionele dienstverleners voor de moedermaatschappij zeer beperkt. Eén en ander zou ertoe kunnen leiden dat dergelijke financieringsmaatschappijen (special purpose entities) een vestigingsplaats buiten Nederland gaan kiezen om voldoende keuzevrijheid te behouden ten aanzien van haar professionele dienstverleners. Wij zien dan ook graag dat de ViO aansluit bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de IESBA Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit. Door aan te sluiten bij de definitie in de IESBA Code of Ethics wordt de ongewenste uitbreiding van de reikwijdte zoals nu in de ViO opgenomen, voorkomen en wordt aangesloten bij internationaal gebruikte definities.
Vraag aan het NBA-bestuur Wij vragen het NBA-bestuur om een bestuursamendement op de ViO in te brengen, dat inhoud geeft aan de hiervoor beargumenteerde voorgestelde wijziging van de definitie van verbonden derde. Hierna treft u een tekstvoorstel aan voor de gewijzigde ViO-bepaling.
Voorstel tekst amendement ViO-artikel 1 definities Huidige tekst ViO Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid.
3
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013 Amstelveen, 19 november 2013
Tekstvoorstel amendement definitie verbonden derde Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, indien die verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid indien die entiteit van materiële betekenis is voor de verantwoordelijke entiteit.
Overgangsbepaling langdurige betrokkenheid bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij (artikel 28, 29 en 48 lid 3d) Wij hebben twee situaties geïdentificeerd waar (het ontbreken van) de overgangsbepaling ten aanzien van langdurige betrokkenheid bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij in de praktijk problemen kan opleveren:
De overgangsbepaling voor de rotatie van een key assurance partner of een ander senior lid van het assuranceteam bij niet-OOB’s.
De overgangsbepaling voor key assurancepartners die per 31 december 2013 langer dan zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn bij overige assurance-opdrachten, niet zijnde de controle van de jaarrekening, voor dezelfde OOB.
Argumentatie Voor het zeer grote aantal controlecliënten in het niet-OOB segment is de huidige overgangsperiode te kort. In het MKB-segment zal in veel gevallen de partner en de (senior-) manager moeten rouleren. Als beide personen in hetzelfde jaar/tegelijkertijd moeten rouleren, ontstaat er een potentieel risico voor de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke controleopdracht. Als de overgangsperiode wordt verlengd naar twee jaar, dan zou er sprake kunnen zijn van een gefaseerde roulatie, waardoor de cliëntkennis behouden blijft en de cliënt op een professionele wijze kan worden overgedragen, zodat er een kwalitatief goede controle kan blijven worden uitgevoerd. Wij begrijpen overigens dat als een key assurancepartner of een senior lid van het assurance – team moet rouleren en de controle van de jaarrekening over 2013 de laatste is, dat deze personen deze controle mogen afmaken, ook al worden de controlewerkzaamheden afgerond in januari 2015. De huidige tekst van artikel 48 lid 3d zou betekenen dat indien de controle van de jaarrekening niet in 2014 is afgerond, er gedurende deze controle (op 1 januari 2015) gerouleerd dient te worden”. Wij verzoeken daarom deze tekst te laten aanpassen. In artikel 29 van de ViO is geregeld dat key assurancepartners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB, moeten rouleren. Deze verplichting bestond al voor key assurancepartners betrokken bij de controleopdracht van de jaarrekening van een OOB (Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid onderdeel 3.3). De verplichting voor rouleren voor key assurancepartners die niet betrokken zijn bij de controleopdracht van de jaarrekening maar wel bij overige assurance-
4
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013 Amstelveen, 19 november 2013
opdrachten voor de OOB, is echter nieuw. Op grond van de voorliggende tekst van de ViO is er voor deze roulatieverplichting geen overgangsbepaling voorzien. Dit betekent dat de key assurancepartners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB niet meer betrokken kunnen zijn bij per 31 december 2013 voor de OOB lopende overige assurance-opdrachten. Wij pleiten dan ook voor een overgangsbepaling voor deze roulatieplicht.
Voorstel tekst amendement ViO-artikel 48 lid 3d Huidige tekst ViO Deze verordening is tot 1 januari 2015 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid. Tekstvoorstel amendement (lid 3d en nieuw lid 4; de huidige leden 4 tot en met 7 worden lid 5 tot en met 8) Deze verordening is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid. Deze verordening is tot de datum van het afgeven van de assurance-verklaring bij het assuranceobject, niet zijnde de controleopdracht van de jaarrekening, van de verantwoordelijke entiteit over boekjaren voorafgaand aan het jaar 2014 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 29, eerste lid.
Houden van financiële belangen in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5) Wij gaan ervan uit dat de tekst in artikel 31 lid 5 “doet zich een bedreiging voor” vervangen moet worden door: “doet zich geen bedreiging voor”.
Argumentatie Artikel 31 lid 5 luidt: “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”. De toelichting bij dit artikel vermeldt onder andere: “Het vijfde lid is opgenomen om te voorkomen dat het medewerkers van accountantseenheden bijna onmogelijk wordt om te beleggen in beleggingsfondsen. Beleggingsfondsen kwalificeren vaak als financiële producten van een financiële instelling waarbij de investeerder participeert in het vermogen van het beleggingsfonds. Door deze structuur zijn deze fondsen in Nederland ook zelf controleplichtig. De invloed van de investeerders op het beleggingsbeleid is veelal zodanig beperkt dat dit een uitzondering rechtvaardigt voor een partner, bestuurder of interne toezichthouders die geen onderdeel uitmaakt van het assuranceteam”. Uit de hiervoor weergegeven toelichting blijkt dat in dergelijke situaties geen sprake is van een bedreiging.
5
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013 Amstelveen, 19 november 2013
Voorstel tekst amendement ViO-artikel 31 lid 5 Huidige tekst ViO In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds. Tekstvoorstel amendement artikel 31 lid 5 In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich geen bedreiging voor als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds.
Handelwijze bij (niet opzettelijke) overtredingen van de ViO (artikelen 5,6,7 en 15) Observaties De ViO kent een aantal ‘verboden’ om assurance-opdrachten uit te voeren, als er geen maatregelen mogelijk zijn bij bedreigingen van de onafhankelijkheid van de accountant en/of als mogelijke maatregelen niet zijn of worden toegepast (met name ViO-artikelen 6 en 7). Wij zijn van mening dat ten aanzien van niet opzettelijke overtredingen, bij een overigens adequaat werkend kwaliteitbeheersingssysteem, de ViO-bepalingen leiden tot disproportionele consequenties voor wat betreft relatief kleine overtredingen. Wij stelt dan ook voor om de ViO aan te laten sluiten met de recente IESBA-voorstellen met betrekking tot hoe moet worden omgegaan met overtredingen van de IESBA Code of Ethics. Wij begrijpen dat hetgeen ten aanzien van overtredingen van de bepalingen is opgenomen in de ViO (met name in de artikelen 5,6 en 15) in nauwe samenhang moet worden gelezen met artikel 22 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (“VGBA”). Artikel 22 luidt: “Indien de accountant constateert dat hij in strijd handelt of heeft gehandeld met een bepaling van deze verordening, treft hij zo spoedig mogelijk een toereikende maatregel om de strijdigheid en de gevolgen daarvan weg te nemen”. Uitgangspunt is dat de assurance-opdracht onafhankelijk wordt uitgevoerd. De definitie van bedreiging is: “onaanvaardbaar risico dat een assurance-opdracht niet onafhankelijk wordt uitgevoerd als gevolg van eigenbelang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid of intimidatie”. Als een omstandigheid geen onaanvaardbaar onafhankelijkheidsrisico met zich meebrengt, dan is er op grond van de definitie in de ViO geen sprake van een bedreiging. Bedreigingen moeten worden weggenomen of hersteld door maatregelen. De opdrachtgever en de met governance belaste personen moeten in dat geval schriftelijk akkoord zijn gegaan met de maatregel en met het continueren van de opdracht. Als er geen adequate maatregelen voorhanden zijn, of voorhanden zijnde maatregelen worden niet genomen, dan dient de accountant de assuranceopdracht niet te aanvaarden of moet hij de opdracht teruggeven. Slechts in uitzonderlijke gevallen mag de opdracht worden voortgezet met een beroep op de hardheidsclausule (artikel 15).
6
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Reactie Ontwerpverordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten d.d. 16 oktober 2013 Amstelveen, 19 november 2013
Als de accountant voor of tijdens de uitvoering van een assurance-opdracht constateert of te weten komt dat er een ViO-bepaling is overtreden (een verbod), dan dient hij of zij de casus te beoordelen en onder andere na te gaan: (a) is er sprake van een bedreiging, (b) kan de bedreiging van de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht worden hersteld, (c) kan er een maatregel worden getroffen om de onafhankelijke uitvoering van de opdracht ‘going forward’ te waarborgen, etc. Een overtreding van een ViO-verbod is ons inziens niet noodzakelijkerwijs een schending in de zin van de Wta die aan de AFM/NBA moet worden gemeld. Wij begrijpen dat het toetsingskader van de ViO – tezamen met de bepalingen in de VGBA en de Verordening accountantsorganisaties (VAO) – geacht wordt in lijn te zijn met de IESBAregels ten aanzien van “breaches” (Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code), die met ingang van 1 april 2014 van kracht worden.
Verzoek aan het NBA-bestuur Wij vragen het NBA-bestuur om in de ViO een verwijzing op te nemen naar de per 1 april 2014 van kracht wordende IESBA-regels ten aanzien van “breaches” zoals hierboven genoemd. Dit zou kunnen plaatsvinden in de toelichting op artikel 7 na de tekst “Het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties”.
Tekstvoorstel Tekstvoorstel toelichting artikel 7 Het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties. Om te bepalen of hiervan sprake is, dient de eindverantwoordelijke accountant die constateert dat in strijd wordt of is gehandeld met een bepaling in deze verordening, alle relevante omstandigheden en de eventueel hieruit voortvloeiende bedreigingen voor de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht te beoordelen in lijn met de IESBA-regels Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code.
Ten slotte Wij zijn graag bereid met u te overleggen mocht u naar aanleiding van het voorgaande nadere toelichting wensen. Indien daartoe uitgenodigd, draagt KPMG graag bij aan de totstandkoming van de voorgenomen Handreikingen bij de ViO, die een uitgebreidere toelichting en voorbeelden geven. Met vriendelijke groet, X Marc Hogeboom Head of Audit
7
Ernst & Young Accountants LLP Marten Meesweg 51 3068 AV Rotterdam Postbus 488 3000 AL Rotterdam
Verzonden per e-mail:
[email protected] Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. Adviescollege voor Beroepsreglementering Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM
Rotterdam, 13 november 2013
AdB/br/NBA
Geachte leden van het Adviescollege, Graag maakt Ernst & Young Accountants LLP (“EY”) gebruik van de mogelijkheid om haar zienswijze te delen naar aanleiding van de Ontwerpverordening inzake de Onafhankelijkheid van Accountants bij Assurance-Opdrachten, versie van 16 oktober 2013 (“ViO”). EY draagt graag bij aan alle initiatieven gericht op het herstel van vertrouwen in het accountantsberoep en onderschrijft het grote belang van een onafhankelijke beroepsuitoefening. Ten behoeve van de praktische uitvoering van de bepalingen van de ViO zouden we willen aandringen op aanpassingen van enkele bepalingen en waar nodig het opnemen van verduidelijking in de toelichting. De ViO zou naar onze mening op de volgende belangrijke punten aanpassing behoeven en EY doet daartoe de navolgende concrete tekstvoorstellen. Deze tekstvoorstellen zijn dusdanig geformuleerd, dat ze als amendement op de ViO kunnen dienen. Wij vragen het NBA-bestuur om een zogenaamd bestuursamendement op de ViO op te stellen, daarover te besluiten en de leden tijdig van het amendement op de hoogte te stellen. Op de ledenvergadering van 16 december 2013 kunnen de leden dan over de ViO en het amendement stemmen. Graag vernemen wij of het NBA bestuur aan dit verzoek gehoor zal geven.
1
Punten die aanpassing behoeven
De volgende punten in de ViO behoeven naar de mening van EY aanpassing: (1) de definitie van verbonden derde (en/of gelieerde entiteit) (artikel 1); (2) de overgangsregeling ten aanzien van rotatie van de key-assurance partner of een ander senior lid van assurance-team (artikel 28); en (3) een correctie ten aanzien van de mogelijkheid financiële belangen aan te houden in beleggingsfondsen lid 5).
het (artikel 31
Daarnaast vragen wij aandacht voor de te volgen handelwijze bij (niet-intentionele) overtredingen van de ViO (art. 5, 6, 7 en 15) – in samenhang met artikel 22 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (“VGBA”) -, zoals weergegeven in paragraaf 1.4 van deze brief. Genoemde punten worden hieronder achtereenvolgens behandeld.
Ernst & Young Accountants LLP is een limited liability partnership opgericht naar het recht van Engeland en Wales en geregistreerd bij Companies House onder registratienummer OC335594. In relatie tot Ernst & Young Accountants LLP wordt de term partner gebruikt voor een (vertegenwoordiger van een) vennoot van Ernst & Young Accountants LLP. Ernst & Young Accountants LLP is statutair gevestigd te Lambeth Palace Road 1, London SE1 7EU, Verenigd Koninkrijk, heeft haar hoofdvestiging aan Boompjes 258, 3011 XZ Rotterdam, Nederland en is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432944. Op onze werkzaamheden zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.
Pagina 2
1.1
Definitie van verbonden derde en/of gelieerde entiteit (artikel 1)
1.1.1 Wat moet worden gewijzigd? EY zou graag zien dat de ViO zou aansluiten bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit”.
1.1.2 Argumentatie De huidige definitie van verbonden derde - in samenhang met Wta artikel 24b – leidt er toe dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten (andere diensten dan controlediensten) zich ook uitstrekt tot (“upstream”) verbonden entiteiten van de OOB, die invloed van betekenis kunnen uitoefenen op de OOB, zoals beheerders/investment managers van OOB-beleggingsfondsen, private equity investeerders, participatiemaatschappijen, banken en pensioenfondsen, die in voorkomende gevallen meer dan 20% van de aandelen in OOB’s houden en wellicht overheidsinstanties (zoals de Staat der Nederlanden, Provincies, Gemeenten, etc.) waarvoor hetzelfde geldt. Hierbij valt o.a. te denken aan het Rijk die ‘eigenaar is’ of belangen heeft in een aantal landelijk en internationaal opererende ondernemingen en aan (provinciale en regionale) Ontwikkelingsmaatschappijen etc. EY gaat ervan uit dat dit een onbedoelde consequentie van de definitie is. Private equity ondernemingen en participatiemaatschappijen houden belangen in een groot aantal ondernemingen, waaronder in voorkomende gevallen ook in een of meer OOB’s. De wettelijke controle van deze OOB’s wordt veelal door verschillende accountantsorganisaties verricht. De gebruikte definitie zou er toe leiden dat de betreffende accountantsorganisaties geen diensten aan deze ondernemingen anders dan controlediensten mogen verlenen. Dit heeft op haar beurt tot gevolg dat de keuzemogelijkheden voor de private equity ondernemingen en participatiemaatschappijen voor een accountant dan wel professionele dienstverlener zeer worden beperkt. Hetzelfde geldt –mutatis mutandis – voor beheerders/investment managers van beleggingsfondsen en voor banken en pensioenfondsen. Daarbij merken wij op dat er bij beheerders/investment managers in lang niet alle gevallen sprake is van een financieel belang. De beheerders/investment managers en bijvoorbeeld ook trustkantoren hebben echter wel formele zeggenschap over de beleggingsfondsen, omdat zij bijvoorbeeld de directie voeren. Het kan dan ook voorkomen dat er sprake is van invloed van betekenis, zonder dat sprake is van een financieel belang. De voorgestelde wijziging van de definitie voorkomt het ongewenste effect dat beheerders/investment managers verbonden derde worden van de OOB. Ten aanzien van overige dienstverlening aan overheidsinstanties zou dit in versterkte mate gelden. EY gaat er van uit dat het niet de bedoeling van de regelgever is (geweest) om, vanwege het feit dat een accountantsorganisatie de wettelijke controle uitvoert bij een OOB, waarin een overheidsinstantie invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid, te verbieden dat de betreffende accountantsorganisatie diensten anders dan controlediensten aan (die) overheidsinstantie verleent. Wij nemen aan dat het gestelde in artikel 3 lid 7b (“Hierbij worden het Rijk, de provincies en de gemeenten geacht onderdeel te zijn van één verantwoordelijke entiteit en haar verbonden derden.”) alleen ziet op het bepalen van de beperkte kring van gebruikers). Wij bevelen aan om in de toelichting op de ViO te verduidelijken dat artikel 16 niet van toepassing is op overheidsinstanties die een financieel belang houden in een OOB. Naast de hierboven beschreven effecten heeft de definitie van verbonden derde ook tot gevolg dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten geldt voor moedermaatschappijen van financieringsmaatschappijen (special purpose entities) die een OOB zijn vanwege het feit dat deze financieringsmaatschappijen beursgenoteerde obligaties hebben uitstaan op een Europese gereglementeerde markt. De verplichte kantoorroulatie per 1 januari 2016 die geldt voor de financieringsmaatschappij/(special purpose entity)-OOB is veelal niet van toepassing op de moedermaatschappij, omdat deze geen OOB is of in het buitenland gevestigd is. Daarmee ontstaat de situatie dat de OOB een andere accountant moet kiezen, waarbij deze accountant geen adviesdiensten meer mag verlenen aan de moedermaatschappij. Als gevolg hiervan wordt de keuze voor professionele dienstverleners voor de moedermaatschappij zeer beperkt. Een en ander zou ertoe kunnen leiden dat dergelijke
Pagina 3
financieringsmaatschappijen/special purpose entities een vestigingsplaats buiten Nederland gaan kiezen om voldoende keuzevrijheid te behouden ten aanzien van haar professionele dienstverleners. EY zou graag zien dat de ViO aansluit bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit. Door aan te sluiten bij de definitie in de Code of Ethics wordt de ongewenste uitbreiding van de reikwijdte zoals nu in de ViO opgenomen voorkomen en wordt aangesloten bij internationaal gebruikte definities. EY verzoekt daarom het NBA bestuur om een bestuursamendement op de ViO, dat aan bovenstaande voorgestelde wijziging van de definitie van verbonden derde inhoud geeft. Hieronder treft u een tekstvoorstel aan voor de gewijzigde ViO bepaling.
1.1.3 Voorstel tekst amendement ViO artikel 1 definities Huidige tekst ViO Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid. Tekstvoorstel amendement Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, indien die verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid indien die entiteit van materiële betekenis is voor de verantwoordelijke entiteit.
1.2
Overgangsregeling – Langdurige betrokkenheid bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij (artikel 28 en artikel 48 lid 3d)
1.2.1 Wat moet worden gewijzigd? EY zou graag zien dat de overgangsregeling voor de rotatie van een key-assurance partner of een ander senior lid van het assurance-team wordt verlengd van één naar twee jaar. Tevens ziet EY graag dat de ViO voorziet in een overgangstermijn voor key assurance-partners die per 31 december 2013 langer dan zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn bij overige assurance-opdrachten, niet zijnde de controle van de jaarrekening, voor dezelfde OOB.
1.2.2 Argumentatie Met name voor het zeer grote aantal controle-cliënten in het niet-OOB segment is de huidige overgangsperiode te kort. In het MKB-segment zal in veel gevallen de partner en de (senior) manager moeten roteren. Dit brengt een potentieel risico voor de kwaliteit van de wettelijke controle met zich mee, als beide in hetzelfde jaar/tegelijkertijd moeten roteren. Als de overgangsperiode twee jaar wordt, dan zou in het ene jaar de partner en in het andere jaar de (senior) manager kunnen roteren, waardoor de cliëntkennis behouden blijft en op een professionele wijze kan worden overgedragen, zodat er een kwalitatief goede controle kan blijven worden uitgevoerd. De toelichting laat op dit moment ogenschijnlijk geen ruimte voor langdurige betrokkenheid in verschillende functies, zodat de jaren van betrokkenheid als (senior) manager worden meegeteld bij de betrokkenheid als partner. Het opleidingsmodel van EY, waarbij ervaring en kennis opgebouwd bij de cliënt in eerdere rollen worden aangewend als partner, lijkt hierdoor onder de ontwerp ViO niet langer mogelijk. De toelichting zou nadrukkelijk moeten toestaan dat de jaren van betrokkenheid worden bepaald in de alsdan geldende rol van het betrokken lid van het assurance team.
Pagina 4
In artikel 29 van de ViO is geregeld dat key assurance-partners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB moeten rouleren. Deze verplichting bestond al voor key assurancepartners betrokken bij de controleopdracht van de jaarrekening van een OOB (NVO onderdeel 3.3). De verplichting voor rouleren voor key assurance-partners die niet betrokken zijn bij de controleopdracht van de jaarrekening, maar wel bij overige assuranceopdrachten voor de OOB is echter nieuw. Op grond van de voorliggende tekst van de ViO is er voor deze roulatieverplichting geen overgangsbepaling voorzien. Dit betekent dat de key assurance-partners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB niet meer betrokken kunnen zijn bij per 31 december 2013 voor de OOB lopende overige assurance-opdrachten. Wij pleiten dan ook voor een overgangsregeling voor deze roulatieplicht. Wij begrijpen overigens dat als een key-assurance partner of een senior lid van het assurance-team moet rouleren en de controle van de jaarrekening over 2013 de laatste is, dat deze personen deze controle mogen afmaken, ook al worden de controlewerkzaamheden afgerond in januari 2015. De huidige tekst van artikel 48 lid 3d zou betekenen dat indien de controle van de jaarrekening niet in 2014 is afgerond er gedurende deze controle (op 1 januari 2015) gerouleerd dient te worden”. Deze tekst dient dan ook aangepast te worden.
1.2.3 Voorstel tekst amendement ViO artikel 48 lid 3d Huidige tekst ViO “Deze verordening is tot 1 januari 2015 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid”. Tekstvoorstel amendement (lid 3d en nieuw lid 4; de huidige leden 4 tot en met 7 worden lid 5 tot en met 8) “Deze verordening is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid en als bedoeld in artikel 29, eerste lid”. Tekstvoorstel amendement (Toelichting bij artikel 28) “Van een bedreiging zal eerder sprake zijn als een eindverantwoordelijke accountant of senior lid van het assurance-team langdurig betrokken is in die rol dan als dat geldt voor een willekeurige andere persoon in het assurance-team”
1.3
Het houden van financiële belangen in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5)
1.3.1 Wat moet worden gewijzigd? EY gaat er vanuit dat het stuk tekst “doet zich een bedreiging voor” vervangen moet worden door: “doet zich geen bedreiging voor”.
1.3.2 Argumentatie Artikel 31 lid 5 luidt: “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”. De toelichting bij dit artikel vermeldt o.a.: “Het vijfde lid is opgenomen om te voorkomen dat het medewerkers van accountantseenheden bijna onmogelijk wordt om te beleggen in beleggingsfondsen. Beleggingsfondsen kwalificeren vaak als financiële producten van een financiële instelling waarbij de investeerder participeert in het vermogen van het beleggingsfonds. Door deze structuur zijn deze fondsen in Nederland ook zelf controleplichtig. De invloed van de investeerders op het beleggingsbeleid is veelal zodanig beperkt dat dit een uitzondering rechtvaardigt voor een partner, bestuurder of interne toezichthouders die geen onderdeel uitmaakt van het assurance-team”. In de toelichting wordt hiermee verduidelijkt dat in dergelijke situaties geen sprake is van een bedreiging.
Pagina 5
1.3.3 Voorstel tekst amendement ViO artikel 31 lid 5 Huidige tekst ViO “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”. Tekstvoorstel amendement “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich geen bedreiging voor als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”.
1.4
Handelwijze bij (niet-intentionele) overtredingen van de ViO (artikel 5,6, 7 en 15)
1.4.1 Observaties De ViO kent een aantal ‘verboden’ om assurance-opdrachten uit te voeren, als er geen maatregelen mogelijk zijn bij bedreigingen van de onafhankelijkheid van de accountant en/of als mogelijke maatregelen niet zijn of worden toegepast (met name artikel 6 en 7). Zoals reeds genoemd in onze reactie van 2 september 2013 op de toen voorliggende Concept-verordening vindt EY dat ten aanzien van niet-intentionele overtredingen (bij een overigens adequaat werkend kwaliteitsbeheersingssysteem), de ViO bepalingen leiden tot disproportionele consequenties voor wat betreft relatief kleine overtredingen. EY stelt dan ook voor om de ViO aan te laten sluiten met de recente IESBA voorstellen met betrekking tot hoe moet worden omgegaan met overtredingen van de Code of Ethics. Wij begrijpen dat hetgeen ten aanzien van overtredingen van de bepalingen is opgenomen in de ViO (met name in de artikelen 5,6 en 15) in nauwe samenhang moet worden gelezen met artikel 22 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (“VGBA”). Artikel 22 luidt: “Indien de accountant constateert dat hij in strijd handelt of heeft gehandeld met een bepaling van deze verordening, treft hij zo spoedig mogelijk een toereikende maatregel om de strijdigheid en de gevolgen daarvan weg te nemen”. Uitgangspunt is dat de assurance-opdracht onafhankelijk wordt uitgevoerd. De definitie van bedreiging is: “onaanvaardbaar risico dat een assurance-opdracht niet onafhankelijk wordt uitgevoerd als gevolg van eigenbelang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid of intimidatie”. Als een omstandigheid geen onaanvaardbaar onafhankelijkheidsrisico met zich mee brengt, dan is er geen sprake van een bedreiging. Bedreigingen moeten worden weggenomen of hersteld door maatregelen. De opdrachtgever en de met governance belaste personen moeten in dat geval schriftelijk akkoord zijn gegaan met de maatregel en met het continueren van de opdracht. Als er geen adequate maatregelen voorhanden zijn, of voorhanden zijnde maatregelen worden niet genomen, dan dient de accountant de assurance-opdracht niet te aanvaarden of moet hij de opdracht teruggeven. Slechts in uitzonderlijke gevallen mag de opdracht worden voortgezet met een beroep op de hardheidsclausule (artikel 15). Als de accountant voor of tijdens de uitvoering van een assurance-opdracht constateert of te weten komt dat er een ViO-bepaling is overtreden (een verbod), dan dient hij of zij de casus te beoordelen en o.a. na te gaan: (a) is er sprake van een bedreiging, (b) kan de bedreiging van de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht worden hersteld, (c) kan er een maatregel worden getroffen om de onafhankelijke uitvoering van de opdracht ‘going forward’ te waarborgen, etc. Een overtreding van een ViO verbod is niet noodzakelijkerwijs een schending in de zin van de Wta, die aan de AFM / NBA moet worden gemeld.
Pagina 6
Wij begrijpen dat het toetsingskader van de ViO –tezamen met de bepalingen in de VGBA en de VAO – geacht worden in lijn te zijn met de IESBA regels ten aanzien van “breaches” (Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code), die met ingang van 1 april 2014 van kracht worden.
1.4.2 Verzoek aan het NBA bestuur Wij verzoeken u daarom om in de ViO een verwijzing op te nemen naar de per 1 april 2014 van kracht wordende IESBA regels ten aanzien van “breaches” zoals hierboven genoemd. Dit zou vormgegeven kunnen worden door in de toelichting op artikel 7 na de tekst “het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties”. Tekstvoorstel Het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties. Om te bepalen of hiervan sprake is dient de eindverantwoordelijke accountant die constateert dat in strijd wordt of is gehandeld met een bepaling in deze verordening, alle relevante omstandigheden en de eventueel hieruit voortvloeiende bedreigingen voor de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht te beoordelen in lijn met de IESBA regels Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code.
2
Afsluiting
EY benadrukt het belang van de praktische toepasbaarheid van deugdelijke regelgeving met name op een belangrijk terrein als de onafhankelijkheid van de externe accountant. We zijn dan ook bereid bij de totstandkoming van de aangekondigde handreikingen desgevraagd nadere input te leveren. Gaarne vernemen wij of u onze voorstellen geheel of gedeeltelijk zult overnemen in een zogenaamd bestuursamendement.
Hoogachtend, Ernst & Young Nederland LLP
Ernst & Young Accountants LLP
X
X
Jkvr. mr.drs. M.E.M. Beelaerts van Blokland
prof.dr. A. de Bos RA
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants T.a.v. de heer drs. H.H.H. Wieleman RA Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM 13 november 2013
Betreft:
Reactie PwC op het consultatiedocument ViO en VGBA d.d. 16 oktober 2013
Geachte heer Wieleman, Met deze brief reageert PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (“PwC”) op de ter consultatie voorliggende Ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (“ViO”) van 16 oktober 2013. Wij refereren aan onze reactie op het consultatiedocument ViO en VGBA d.d. 2 september 2013, waarin wij een aantal specifieke observaties bij de ViO hebben gegeven. Wij stellen onder dank vast dat in de nu voorliggende ontwerpverordening onze aanbevelingen met name ten aanzien van financiële belangen (hoofdstuk 8) zijn overgenomen. Wij spreken onze waardering uit voor de geboden gelegenheid om op bovengenoemde ontwerpverordening input te leveren. PwC draagt graag bij aan alle initiatieven gericht op het herstel van vertrouwen in het accountantsberoep en onderschrijft het grote belang van een onafhankelijke beroepsuitoefening. Wij hebben echter op een aantal punten moeite met bepalingen in de voorliggende ontwerpverordening die niet aansluiten op internationale regels en ontwikkelingen. Daardoor bestaat er een reëel gevaar dat de Nederlandse regelgeving te complex wordt, dat Nederland ‘op een eiland komt te staan’ en dat de kosten van implementatie en compliance erg hoog worden. De ViO zou naar onze mening dan ook op een aantal belangrijke punten aanpassing behoeven en PwC doet in deze brief concrete (tekst)voorstellen daartoe. Deze tekstvoorstellen zijn dusdanig geformuleerd, dat ze als amendement op de ViO kunnen dienen.
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., Thomas R. Malthusstraat 5, 1066 JR Amsterdam, Postbus 90357, 1006 BJ Amsterdam T: 088 792 00 20, F: 088 792 96 40, www.pwc.nl ‘PwC’ is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287), PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. (KvK 51414406), PricewaterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368), PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289) en andere vennootschappen handelen en diensten verlenen. Op deze diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Op leveringen aan deze vennootschappen zijn algemene inkoopvoorwaarden van toepassing. Op www.pwc.nl treft u meer informatie over deze vennootschappen, waaronder deze algemene (inkoop)voorwaarden die ook zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
Wij vragen van het NBA-bestuur om een NBA bestuursamendement op de ViO op te stellen, daarover te besluiten en de leden tijdig van het amendement op de hoogte te stellen. Graag vernemen wij of het NBA bestuur aan dit verzoek gehoor wil geven. Mocht het bestuur anders besluiten, dan zullen we waarschijnlijk de in deze brief opgenomen voorstellen als amendementen indienen, waarover ter vergadering kan worden gestemd. Wij zullen deze amendementen dan tijdig voorzien van de vereiste honderd handtekeningen.
Punten die aanpassing behoeven De volgende punten in de ViO behoeven naar de mening van PwC aanpassing: 1. 2. 3.
de definitie van verbonden derde (en/of gelieerde entiteit) (artikel 1) de overgangsregeling ten aanzien van de rotatie van de key-assurance partner of een ander senior lid van het assurance-team (artikelen 28 en 48), en een correctie ten aanzien van de mogelijkheid financiële belangen aan te houden in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5).
Daarnaast vragen wij aandacht voor onze interpretatie van de ViO teksten ten aanzien van de te volgen handelwijze bij (niet-intentionele) overtredingen van de ViO (artikel 5, 6, 7 en 15) – in samenhang met artikel 22 van de Verordening Gedrags en Beroepsregels Accountants (“VGBA”) -, zoals weergegeven in paragraaf 2.4 van deze brief. Genoemde punten worden hieronder achtereenvolgens behandeld.
1.
Definitie van verbonden derde en/of gelieerde entiteit (artikel 1)
1.1.
Wat moet worden gewijzigd?
PwC zou graag zien dat de ViO aansluit bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit”.
1.2.
Argumentatie
De huidige definitie van verbonden derde - in samenhang met Wta artikel 24b – leidt er toe dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten (andere diensten dan controlediensten) zich ook uitstrekt tot (“upstream”) verbonden entiteiten van de OOB, die invloed van betekenis kunnen uitoefenen op de OOB, zoals beheerders/investment managers van OOB-beleggingsfondsen, private equity investeerders, participatiemaatschappijen, banken en pensioenfondsen, die in voorkomende gevallen meer dan 20% van de aandelen in OOB’s houden en overheidsinstanties (zoals de Staat der Nederlanden, Provincies, Gemeenten, etc.) waarvoor hetzelfde geldt. Hierbij valt o.a. te denken aan het Rijk die ‘eigenaar is’ of belangen heeft in een aantal landelijk en internationaal opererende ondernemingen en aan (provinciale en regionale) Ontwikkelingsmaatschappijen etc. PwC gaat er van uit dat dit een onbedoelde consequentie van de definitie is. Private equity ondernemingen en participatiemaatschappijen houden belangen in een groot aantal ondernemingen, waaronder in voorkomende gevallen ook in één of meer OOB’s. De wettelijke controle van deze OOB’s wordt veelal door verschillende accountantsorganisaties verricht. De gebruikte definitie zou er toe leiden dat de betreffende accountantsorganisaties geen diensten aan de private equity onderneming en participatiemaatschappij anders dan controlediensten mogen verlenen. Dit heeft op haar beurt tot gevolg dat de keuzemogelijkheden voor de genoemde ondernemingen voor een accountant dan wel professionele dienstverlener zeer worden beperkt.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
2 van 8
Hetzelfde geldt –mutatis mutandis – voor beheerders/investment managers van beleggingsfondsen en voor banken en pensioenfondsen. Daarbij merken wij op dat bij beheerders/investment managers in lang niet alle gevallen sprake is van een financieel belang. De beheerders/investment managers en bijvoorbeeld ook trustkantoren hebben echter wel formele zeggenschap over de beleggingsfondsen, omdat zij bijvoorbeeld de directie voeren. Het kan dan ook voorkomen dat er sprake is van invloed van betekenis, zonder dat sprake is van een financieel belang. De voorgestelde wijziging van de definitie voorkomt het ongewenste effect dat beheerders/investment managers verbonden derde worden van de OOB. Ten aanzien van overige dienstverlening aan overheidsinstanties zou dit in versterkte mate gelden. PwC gaat er van uit dat het niet de bedoeling van de regelgever is (geweest) om, vanwege het feit dat een accountantsorganisatie de wettelijke controle uitvoert bij een OOB, waarin een overheidsinstantie invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid, te verbieden dat de betreffende accountantsorganisatie diensten anders dan controlediensten aan (die) overheidsinstantie verleent. Wij nemen hierbij aan dat het gestelde in artikel 3 lid 7b (“Hierbij worden het Rijk, de provincies en de gemeenten geacht onderdeel te zijn van één verantwoordelijke entiteit en haar verbonden derden.”) alleen ziet op het bepalen van de beperkte kring van gebruikers). Wij bevelen aan om in de toelichting op de ViO te verduidelijken dat artikel 16 niet van toepassing is op overheidsinstanties die een financieel belang houden in een OOB. Naast de hierboven beschreven effecten heeft de definitie van verbonden derde ook tot gevolg dat het verbod op het verlenen van adviesdiensten geldt voor moedermaatschappijen van financieringsmaatschappijen (special purpose entities) die een OOB zijn vanwege het feit dat deze financieringsmaatschappijen beursgenoteerde obligaties hebben uitstaan op een Europese gereglementeerde markt. De verplichte kantoorroulatie per 1 januari 2016 die geldt voor de financieringsmaatschappij/(special purpose entity)-OOB is veelal niet van toepassing op de moedermaatschappij, omdat deze zelf geen OOB is. Daarmee ontstaat de situatie dat de OOB een andere accountant moet kiezen, waarbij deze accountant geen adviesdiensten meer mag verlenen aan de moedermaatschappij. Als gevolg hiervan wordt de keuze voor professionele dienstverleners voor de moedermaatschappij zeer beperkt. Een en ander zou ertoe kunnen leiden dat dergelijke financieringsmaatschappijen / special purpose entities een vestigingsplaats buiten Nederland gaan kiezen om voldoende keuzevrijheid te behouden ten aanzien van haar professionele dienstverleners. PwC zou graag zien dat de ViO aansluit bij de reeds lang bestaande definitie van related entity in de Code of Ethics, waarbij een toets plaatsvindt of de verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de deelnemende entiteit. Door aan te sluiten bij de definitie in de Code of Ethics wordt de ongewenste uitbreiding van de reikwijdte zoals nu in de ViO opgenomen voorkomen en wordt aangesloten bij internationaal gebruikte definities. PwC verzoekt daarom het NBA bestuur om een bestuursamendement op de ViO, dat aan bovenstaande voorgestelde wijziging van de definitie van verbonden derde inhoud geeft. Hieronder treft u een tekstvoorstel aan voor de gewijzigde ViO bepaling.
1.3.
Voorstel tekst amendement ViO artikel 1 definities
Huidige tekst ViO Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
3 van 8
Tekstvoorstel amendement Verbonden derde: een entiteit die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van de verantwoordelijke entiteit, indien die verantwoordelijke entiteit van materiële betekenis is voor de entiteit, alsmede de entiteit waarin de verantwoordelijke partij feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid indien die entiteit van materiële betekenis is voor de verantwoordelijke entiteit.
1.4.
Alternatief – voorlopig blijven bij huidige definitie in NVO
PwC constateert dat de voorgestelde definitie van verbonden derde in de ViO – in aanmerking nemend de definitie van related entity in de Code of Ethics en het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2015 – onnodig en ongewenst strenger is. In het wetsvoorstel is nu opgenomen dat het verbod op het verlenen van andere diensten ook geldt voor andere netwerkonderdelen van de accountantsorganisatie en niet alleen van toepassing is ten aanzien van de betreffende OOB, maar ook ten aanzien van aan de OOB gelieerde entiteiten. PwC heeft met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel in haar brief aan het Ministerie van Financiën van 16 september 2013 aangegeven dat: 1.
2. 3.
het voorstel tot wijziging van artikel 24b Wta duidelijkheid schept omtrent de extraterritoriale werking. De voorgestelde uitbreiding van artikel 24b geeft een wettelijke invulling in lijn met de interpretaties en standpunten van de NBA zoals in december 2012 gepubliceerd door de NBA in NBA Alert 27: Scheiding controlediensten & andere werkzaamheden en verplichte kantoorroulatie (de Alert), PwC deze voorgestelde wijzigingen onderschrijft, en dat PwC ten aanzien van het begrip gelieerde entiteit de kanttekening maakt dat deze definitie afwijkt van het begrip verbonden derde zoals gehanteerd in de thans geldende Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant (“NVO”), de NBA Alert 27 en de toentertijd ter consultatie voorliggende voorgestelde ViO (versie juli 2013).
PwC zou het begrijpelijk vinden als de huidige definitie in de NVO van kracht blijft zolang er nog geen duidelijkheid is over nieuwe Europese regels en over de definitieve tekst van artikel 24b zoals voorgesteld in het wetsvoorstel. PwC verwacht dat deze oplossing voor het hele accountantsberoep aanvaardbaar is. Zodra de genoemde duidelijkheid er wel is, zou het wat ons betreft begrijpelijk zijn als de ViO in lijn gebracht wordt met de gewijzigde Europese / Nederlandse regels.
2.
Overgangsregeling – Langdurige betrokkenheid bij dienstverlening aan de verantwoordelijke partij (artikel 28 en artikel 48 lid 3d)
2.1.
Wat moet worden gewijzigd?
PwC zou graag zien dat de overgangsregeling voor de rotatie van een key-assurance partner of een ander senior lid van het assurance-team wordt verlengd van één naar twee jaar. Tevens ziet PwC graag dat de ViO voorziet in een overgangstermijn voor key assurance-partners die per 31 december 2013 langer dan zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn bij overige assurance-opdrachten, niet zijnde de wettelijke controle van de jaarrekening, voor dezelfde OOB.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
4 van 8
2.2. Argumentatie Met name voor het zeer grote aantal controle-cliënten in het niet-OOB segment is de huidige overgangsperiode te kort. In het MKB-segment zal in veel gevallen zowel de partner als de (senior) manager moeten roteren. Dit brengt een potentieel risico voor de kwaliteit van de wettelijke controle, respectievelijk de assurance-opdracht met zich mee, als beide in hetzelfde jaar / tegelijkertijd moeten roteren. Als de overgangsperiode twee jaar wordt, dan zou in het ene jaar de partner en in het andere jaar de (senior) manager kunnen roteren, waardoor de cliëntkennis behouden blijft en op een professionele wijze kan worden overgedragen, zodat er een kwalitatief goede controle, dan wel assurance-opdracht kan blijven worden uitgevoerd. In artikel 29 van de ViO is geregeld dat key assurance-partners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB moeten rouleren. Deze verplichting bestond al voor key assurance-partners betrokken bij de controleopdracht van de jaarrekening van een OOB (NVO onderdeel 3.3). De verplichting voor rouleren voor key assurance-partners die niet betrokken zijn bij de controleopdracht van de jaarrekening, maar wel bij overige assurance-opdrachten voor de OOB is echter nieuw. Op grond van de voorliggende tekst van de ViO is er voor deze roulatieverplichting geen overgangsbepaling voorzien. Dit betekent dat de key assurance-partners die gedurende zeven aaneengesloten jaren betrokken zijn geweest bij een assurance-opdracht voor dezelfde OOB niet meer betrokken kunnen zijn bij per 31 december 2013 voor de OOB lopende overige assurance-opdrachten. Wij pleiten dan ook voor een overgangsregeling voor deze roulatieplicht. Wij begrijpen overigens dat als een key-assurance partner of een senior lid van het assurance-team moet rouleren en de controle van de jaarrekening over 2013 de laatste is, dat deze personen deze controle mogen afmaken, ook al worden de controlewerkzaamheden afgerond in januari 2015. De huidige tekst van artikel 48 lid 3d zou betekenen dat, indien de controle van de jaarrekening niet in 2014 is afgerond, er gedurende deze controle (op 1 januari 2015) gerouleerd dient te worden. Deze tekst dient dan ook aangepast te worden.
2.3. Voorstel tekst amendement ViO artikel 48 lid 3d Huidige tekst ViO “Deze verordening is tot 1 januari 2015 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: d. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid”. Tekstvoorstel amendement (lid 3d wordt nieuw lid 4; de huidige leden 4 tot en met 7 worden lid 5 tot en met 8) “Deze verordening is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op een bedreiging die voor 17 december 2013 ontstaat uit: a. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 28, tweede lid; “Deze verordening is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op een bedreiging die ontstaat uit: b. langdurige betrokkenheid als bedoeld in artikel 29, eerste lid”.
3.
Het houden van financiële belangen in beleggingsfondsen (artikel 31 lid 5)
3.1.
Wat moet worden gewijzigd?
PwC gaat er vanuit dat in artikel 31,lid 5 “doet zich een bedreiging voor” vervangen moet worden door: “doet zich geen bedreiging voor”.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
5 van 8
3.2. Argumentatie Artikel 31 lid 5 luidt: “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”. De toelichting bij dit artikel vermeldt o.a.: “Het vijfde lid is opgenomen om te voorkomen dat het medewerkers van accountantseenheden bijna onmogelijk wordt om te beleggen in beleggingsfondsen. Beleggingsfondsen kwalificeren vaak als financiële producten van een financiële instelling waarbij de investeerder participeert in het vermogen van het beleggingsfonds. Door deze structuur zijn deze fondsen in Nederland ook zelf controleplichtig. De invloed van de investeerders op het beleggingsbeleid is veelal zodanig beperkt dat dit een uitzondering rechtvaardigt voor een partner, bestuurder of interne toezichthouder die geen onderdeel uitmaakt van het assurance-team”. In de toelichting wordt hiermee verduidelijkt dat in dergelijke situaties geen sprake is van een bedreiging.
3.3. Voorstel tekst amendement ViO artikel 31 lid 5 Huidige tekst ViO “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich een bedreiging voor die een maatregel vereist, als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”. Tekstvoorstel amendement “In afwijking van het tweede lid, onderdelen c en d, doet zich geen bedreiging voor als een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d, een financieel belang houdt in een verantwoordelijke partij die kwalificeert als beleggingsfonds”.
4.
Handelwijze bij (niet-intentionele) overtredingen van de ViO (artikel 5,6, 7 en 15)
4.1.
Observaties
De ViO kent een aantal ‘verboden’ om assurance-opdrachten uit te voeren, als er geen maatregelen mogelijk zijn bij bedreigingen van de onafhankelijkheid van de accountant en/of als mogelijke maatregelen niet zijn of worden toegepast (met name artikel 6 en 7). Zoals reeds genoemd in onze reactie van 2 september 2013 op de toen voorliggende Concept-verordening vindt PwC dat ten aanzien van niet-intentionele overtredingen (bij een overigens adequaat werkend kwaliteitsbeheersingssysteem), de ViO bepalingen leiden tot disproportionele consequenties voor wat betreft relatief kleine overtredingen. PwC stelt dan ook voor om de ViO aan te laten sluiten met de recente IESBA voorstellen met betrekking tot hoe moet worden omgegaan met overtredingen van de Code of Ethics. Wij begrijpen dat hetgeen ten aanzien van overtredingen van de bepalingen is opgenomen in de ViO (met name in de artikelen 5,6 en 15) in nauwe samenhang moet worden gelezen met artikel 22 van de Verordening Gedrags en Beroepsregels Accountants (“VGBA”). Artikel 22 luidt: “Indien de accountant constateert dat hij in strijd handelt of heeft gehandeld met een bepaling van deze verordening, treft hij zo spoedig mogelijk een toereikende maatregel om de strijdigheid en de gevolgen daarvan weg te nemen”. Uitgangspunt is dat de assurance-opdracht onafhankelijk wordt uitgevoerd. De definitie van bedreiging is: “onaanvaardbaar risico dat een assurance-
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
6 van 8
opdracht niet onafhankelijk wordt uitgevoerd als gevolg van eigenbelang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid of intimidatie”. Als een omstandigheid geen onaanvaardbaar onafhankelijkheidsrisico met zich mee brengt, dan is er geen sprake van een bedreiging. Bedreigingen moeten worden weggenomen of hersteld door maatregelen. De opdrachtgever en de met governance belaste personen moeten in dat geval schriftelijk akkoord zijn gegaan met de maatregel die de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht tot dan toe herstelt en met het continueren van de assurance-opdracht. Als er geen adequate maatregelen voorhanden zijn, of voorhanden zijnde maatregelen worden niet genomen, dan dient de accountant de assurance-opdracht niet te aanvaarden of moet hij de opdracht teruggeven. Slechts in uitzonderlijke gevallen mag de opdracht worden voortgezet met een beroep op de hardheidsclausule (artikel 15). Als de accountant voor of tijdens de uitvoering van een assurance-opdracht constateert of te weten komt dat er een ViO-bepaling is overtreden (een verbod), dan dient hij of zij de casus te beoordelen en o.a. na te gaan: (a) is er sprake van een bedreiging, (b) kan een maatregel worden genomen die de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht tot dan toe herstelt, en (c) kan er een maatregel worden getroffen om de onafhankelijke uitvoering van de opdracht ‘going forward’ te waarborgen, etc. Een overtreding van een ViO verbod is niet noodzakelijkerwijs een schending in de zin van de Wta, die aan de AFM moet worden gemeld. Wij begrijpen dat het toetsingskader van de ViO –tezamen met de bepalingen in de VGBA en de VAO – geacht worden in lijn te zijn met de IESBA regels ten aanzien van “breaches” (Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code), die met ingang van 1 april 2014 van kracht worden.
4.2. Verzoek aan het NBA bestuur Wij verzoeken het NBA bestuur daarom om in de ViO een verwijzing op te nemen naar de per 1 april 2014 van kracht wordende IESBA regels ten aanzien van “breaches” zoals hierboven genoemd. Een logische plaats hiervoor zou in de toelichting op artikel 7 zijn na de tekst: “het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties”. Tekstvoorstel “Het niet-tijdig onderkennen van een bedreiging kan voor de accountantsorganisatie kwalificeren als een schending als bedoeld in artikel 24 eerste lid van het Besluit toezicht accountantsorganisaties. Om te bepalen of hiervan sprake is dient de eindverantwoordelijke accountant die constateert dat in strijd wordt of is gehandeld met een bepaling in deze verordening, alle relevante omstandigheden en de eventueel hieruit voortvloeiende bedreigingen voor de onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht te beoordelen in lijn met de IESBA regels Changes to the Code of Ethics for Professional Accountants Related to Provisions Addressing a Breach of a Requirement of the Code.” Indien nodig geacht kan bovenstaande tekst nog worden vergezeld van een of meer toelichtende paragrafen.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
7 van 8
Afsluitend Wij herhalen het gestelde in onze brief van 2 september 2013, dat PwC een groot voorstander is van heldere, goed uitvoerbare en handhaafbare regelgeving, die aansluit op maatschappelijke ontwikkelingen en niet onnodig uit de pas loopt met internationale ontwikkelingen en regelgeving. Wij hopen dat onze inbreng het NBA en het accountantsberoep daarbij helpt. PwC benadrukt het belang van het verschaffen van duidelijkheid ten aanzien van de praktische toepassing van de nieuwe regels op diverse onderwerpen. Wij dragen dan ook graag bij, indien daartoe uitgenodigd, aan de totstandkoming van concrete en duidelijke ViO-Handreikingen op die gebieden of onderwerpen, waar dat gewenst is. Vanzelfsprekend zijn wij bereid om deze brief nader toe te lichten en constructief bij te dragen aan de totstandkoming van een verordening die door het gehele accountantsberoep wordt gedragen. Met vriendelijke groet, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. x Drs. M. de Ridder RA Voorzitter
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 13 november 2013, Reactie PwC Consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013
8 van 8
Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants T.a.v. het Bestuur en het Adviescollege voor Beroepsreglementering Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM
PER E-MAIL:
[email protected] Rotterdam, 13 november 2013 Kenmerk: JJS/MTAA925 Betreft: Zienswijze op de ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten Geachte bestuur, BDO heeft kennis genomen van de Ontwerpverordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (hierna: ViO). Verwijzend naar artikel 22 lid 3 van de Wet op het accountantsberoep wenst BDO een zienswijze ten aanzien van de ViO in te dienen. Onze zienswijze spitst zich met name toe op de Artikelen 19 en 20 van de ViO, waarin de samenloop van dienstverlening bij niet-OOB’s is geregeld. Allereerst merken wij op dat wij het positief vinden dat –in vergelijking met de eerder geconsulteerde versie van de ViO- nu een meer conceptuele / principles-based benadering is opgenomen ten aanzien van samenloop van dienstverlening. Deze benadering komt tot uitdrukking in de artikelen 19 en 20 van de ViO. In Artikel 19 staat dat ‘een maatregel’ moet worden genomen indien een non-assurance dienst ‘van materiële invloed’ is op het assurance-object. Wij zijn van mening dat de aangehaalde begrippen onvoldoende duidelijk zijn. Met name doelen wij op het begrip ‘van materiële invloed’. Dit is in de toelichting op de ViO nog onvoldoende uitgelegd. Het is ons bekend dat de NBA voornemens is handreikingen uit te brengen waarin zaken uit de ViO nader worden uiteengezet. Deze zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Voorts hebben deze handreikingen niet de status van de ViO zelf c.q. de toelichting op de ViO en kunnen dus niet de gewenste rechtszekerheid geven. In Artikel 20 wordt vervolgens gesproken over een verbod op het verlenen van een assurancedienst indien de non-assurancedienst ‘van materiële invloed’ is op het assuranceobject én (a) ‘subjectief of niet-routinematig’ is óf (b) ‘een verwerkingswijze in het assurance-object tot gevolg heeft waarvan het assurance-team betwijfelt of deze verwerkingswijze passend is’ óf (c) ‘bestaat uit het behartigen van de belangen van de verantwoordelijke entiteit’. Doordat sprake is van of-bepalingen zal al gauw sprake zijn van een verbod op het leveren van de betreffende non-assurancedienst. Dit is niet in lijn met de Code of Ethics en ook niet in het belang van het maatschappelijk verkeer.
Ook voor Artikel 20 geldt dat de aangehaalde begrippen naar onze mening nog onvoldoende worden toegelicht. Dit geldt met namen voor ‘subjectief of niet-routinematig’. Daarnaast is ons niet voldoende duidelijk wat onder het behartigen van belangen moet worden verstaan. Reguliere (fiscale) ondersteuning in het kader van fiscale bezwaar- en beroepsprocedures moet hiervan worden uitgezonderd. Uiteraard is ons helder dat bij het in combinatie met een assurance-opdracht verlenen van een non-assurancedienst, het risico op zelftoetsing bestaat. In dat kader is hetgeen in Artikel 20, lid 1 sub b staat (niet toegestaan indien de non-assurancedienst ‘een verwerkingswijze in het assurance-object tot gevolg heeft waarvan het assurance-team betwijfelt of deze verwerkingswijze passend is’) naar onze mening een hoofdregel. Een hoofdregel die overigens in zijn algemeenheid geldt en dus in beginsel los moet worden gezien van het onderwerp ‘samenloop van dienstverlening’. Met name bij assurance-opdrachten in het MKB, waaronder (vrijwillige) controle-opdrachten en beoordelingsopdrachten, is de grens tussen ‘toetsing’ en ondersteuning bij de uitwerking van de gekozen verslaggevings-/waarderingsgrondslagen marginaal. Het in de toelichting op Artikelen 19 en 20 van de ViO gegeven voorbeeld inzake impairmentberekeningen geeft dat haarfijn aan. Ter ‘toetsing’ van de door de gecontroleerde opgestelde waardering zal de accountant zelf (controle-)berekeningen uitvoeren. Indien hieruit verschillen blijken zullen deze door de accountant met de gecontroleerde worden besproken en leidt dit tot correctieposten. Dit zijn zaken die behoren tot het reguliere assurance-proces en zijn in lijn met het geschetste in CoE 290.169 / 170. Met name in het MKB is het niet zo dat de door de gecontroleerde opgestelde berekeningen net zolang worden ‘afgekeurd’ totdat sprake is van een voor de accountant acceptabele uitwerking / berekening. Nee, aan de accountant zal worden gevraagd hoe het dan wel moet, wat acceptabel is, wanneer een (berekenings-)model voldoet en hoe dit in de (financiële) rapportage moet worden verantwoord én toegelicht et cetera. Dit is een iteratief proces wat past in de natuurlijke adviesfunctie van de accountant. Wij zijn dan ook nog steeds van mening dat het (in beginsel) verbod op non-assurancediensten niet in lijn is met hetgeen de Code of Ethics (CoE) op dit gebied beoogt. Dit hebben wij ook in onze brief d.d. 30 augustus jl. naar aanleiding van de eerste consultatie van de ViO verwoord. Naar onze mening brengen de eisen uit Artikelen 19 en 20 onterecht met zich mee dat de hiervoor geschetste natuurlijke adviesfunctie van de accountant wordt beperkt. Het lijkt er op dat de (strikte) eisen die gelden voor OOB’s op dit punt worden getransponeerd naar nietOOB’s. Dit is niet in het belang van het bedrijfsleven –met name het MKB- en ook niet in het belang van accountants, accountantsorganisaties en het accountantsberoep in het algemeen. Dergelijke maatregelen dragen ons inziens niet bij aan het ‘herstel van vertrouwen’ in accountants. De verwachtingen van het maatschappelijk verkeer zijn –met name in het MKBdat de accountant een kritische bijdrage levert aan de totstandkoming van betrouwbare informatie. Dat kan soms alleen als hij daarbij ondersteuning verleent, waarbij het overigens zo moet zijn dat de gecontroleerde zelf zijn keuzes voor de uitgangspunten bepaalt en beslissingen en verantwoordelijkheid neemt. Daarnaast is het zo dat de beperkingen uit Artikelen 19 en 20 zich niet alleen uitstrekken tot controleopdrachten maar tot alle assurance-opdrachten. Hier gaat de ViO dus belangrijk verder dan de CoE. Ook ten aanzien van dit aspect hebben wij in onze brief d.d. 30 augustus jl. bezwaar gemaakt en wij moeten constateren dat de NBA aan deze bezwaren niet is tegemoet gekomen. NBA blijkt daarmee te kiezen voor de ‘eenvoud’ door op alle assuranceopdrachten hetzelfde onafhankelijkheidsregime van toepassing te laten zijn. Deze keuze is
2
ons inziens te beperkt en doet geen recht aan de diversiteit aan ondernemingen én assuranceopdrachten die er bestaat. Tot slot is het zo dat Artikelen 19 en 20 in de praktijk tot onduidelijkheid kan leiden en daardoor verschillend toegepast gaat worden. Dat is voor zowel accountants als belanghebbenden bij assurance-diensten ongewenst in een periode waarin juist behoefte is aan duidelijkheid op dit gebied. Ook hiervoor verwijzen wij naar onze reactie op de eerdere consultatie. Daarin schreven wij al dat het voor een aantal bijkomende diensten niet uitmaakt of deze door een kantoorgenoot van de accountant wordt verleend of door een andere dienstverlener, mits door de accountant de ‘hoofdregel’ uit Artikel 20, lid 1 sub b wordt gevolgd. Wij stellen dan ook de volgende amendementen voor: I. Aan artikel 18 een sub c toe te voegen als volgt: c. anderszins de belangen behartigt van de verantwoordelijke entiteit. Voorts moet in de toelichting worden aangevuld dat onder belangenbehartiging niet wordt verstaan de ondersteuning die plaatsvindt in het kader van fiscale bezwaar- en beroepsprocedures. II. De ‘hoofdregel’ uit artikel 20, lid 1 sub b te verplaatsen naar paragraaf 4.1 (algemeen). Deze is dan van toepassing op alle non-assurancediensten en niet alleen de diensten die vanuit de accountantseenheid worden geleverd. Paragraaf 4.2 kan daarmee vervallen. Het artikel zou als volgt kunnen luiden: Artikel 19 (nieuw) Indien een non-assurancedienst een verwerkingswijze in het assurance-object tot gevolg heeft of kan hebben waarvan het assurance-team twijfelt of deze verwerkingswijze passend is, is het verboden deze non-assurancedienst te verlenen respectievelijk brengt de accountant de daaruit voortvloeiende onzekerheid tot uitdrukking in zijn assurance-rapport. III. Gebaseerd op 290.169 en 290.170 van de CoE, de voorgestelde artikelen 19 en 20 als volgt te combineren: Artikel 20 (nieuw): 1. Een bedreiging die een maatregel vereist doet zich voor als de accountantseenheid of een ander onderdeel van het netwerk aan de verantwoordelijke entiteit niet zijnde een organisatie van openbaar belang een non-assurancedienst verleent of heeft verleend die van materiële invloed is of kan zijn op het assurance-object. 2. Onder de bedreigingen als bedoeld in lid 1 worden niet begrepen de werkzaamheden die de accountantseenheid of een ander onderdeel van het netwerk in het kader van de assurance-opdracht verrichten en betrekking hebben op: a. de juiste toepassing van verslaggevingsstandaarden, normenkader en toelichtingseisen; b. de geschiktheid van door de gecontroleerde gehanteerde interne beheersingsmaatregelen en methoden om tot een adequaat assurance-object te komen; c. voorgestelde correctiejournaalposten; of
3
d. vaktechnische vragen die een normaal onderdeel zijn van het assuranceproces. 3. Lid 1 is niet van toepassing als voldaan wordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 7, onderdelen a en b of artikel 4. Wij verzoeken de NBA deze voorstellen middels amendementen op de ViO te agenderen. Hoogachtend, BDO Audit & Assurance B.V., BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V., namens deze, x J.C. Jelgerhuis Swildens RA Lid Raad van Bestuur
4
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants De heer drs. H.H.H. Wieleman RA Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM
Datum Ons kenmerk Pagina
Telefoon E-mail
Betreft
12 november 2013 TA-MOp-13110380 1 van 4 020 - 797 28 44
[email protected] Reactie AFM op ontwerpverordeningen ViO en VGBA
Geachte heer Wieleman, In deze brief reageert de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op de aangepaste Ontwerpverordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA) en de Ontwerpverordening inzake de Onafhankelijkheid van Accountants bij Assurance-Opdrachten (ViO). Op 13 augustus jl. hebben wij gereageerd op de eerste consultatie van deze ontwerpverordeningen.1 De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft deze ontwerpverordeningen op 16 oktober 2013 voor een tweede maal ter consultatie voorgelegd aan haar leden. Wij willen de NBA complimenteren met de wijze waarop zij de vele, soms uiteenlopende, reacties op de conceptverordeningen heeft verwerkt en tegelijkertijd heeft vastgehouden aan het uitgangspunt te willen komen tot duidelijke en handhaafbare normen. Evenwel zijn wij van mening dat de ontwerpverordeningen op een aantal punten nog aanscherping of verbetering behoeven. Wij willen daarom uitdrukkelijk –nogmaals– uw aandacht vragen voor de onderstaande vier onderwerpen. De eerste drie onderwerpen hadden wij reeds geadresseerd in onze brief van 13 augustus jl., het vierde onderwerp vloeit deels voort uit de nieuwe versie. Over de mogelijkheid tot een verbod op ‘direct assistance’ zal de AFM na inwerkingtreding van de ontwerpverordeningen in overleg treden met de NBA.
1
Per brief met kenmerk TA-JFPo-13071450.
Stichting Autoriteit Financiële Markten Kamer van Koophandel Amsterdam, nr. 41207759
Bezoekadres Vijzelgracht 50 Postbus 11723 • 1001 GS Amsterdam Telefoon 020 - 797 20 00 • Fax 020 - 797 38 00 • www.afm.nl
Datum Ons kenmerk Pagina
12 november 2013 TA-MOp-13110380 2 van 4
Geschenken en persoonlijke uitingen van gastvrijheid Wij hebben nog steeds de stellige overtuiging dat het verboden zou moeten zijn een assurance-opdracht uit te voeren als de accountantseenheid, een bestuurder of interne toezichthouder van de accountantseenheid of een lid van het assurance-team een geschenk of persoonlijke uiting van gastvrijheid met een waarde van meer dan € 50 ontvangt van of verstrekt aan de verantwoordelijke entiteit of een bij de verantwoordelijke entiteit betrokken persoon. De voorgestelde ‘comply or explain’ maatregelen achten wij niet gepast in deze verordening en onvoldoende restrictief. Verder voorziet de AFM problemen in de praktische uitvoerbaarheid van de maatregelen zoals vermeld in artikel 27, tweede lid, onderdelen b. en c. In onderdeel b. wordt de eindverantwoordelijke accountant geacht intern een melding te doen van het geschenk met een waarde van meer dan € 100. Echter, aangezien de persoon aan wie deze melding wordt gedaan geen enkele bevoegdheid of mogelijkheid heeft om (aanvullende) maatregelen te nemen of te eisen, heeft deze melding geen enkele waarde. Zeker gelet op het feit dat in de toelichting is vermeld dat de ViO niet regelt of en op welke wijze, meldingen moeten worden bewaakt en geregistreerd en of het aanvaardbaar is dat de melding informeel wordt afgehandeld. Hierbij merken wij overigens op dat artikel 12 van de ViO wel vereist dat van iedere bedreiging en maatregel een registratie wordt opgenomen in het assurance-dossier. Onderdeel c. stelt vervolgens dat de eindverantwoordelijke accountant met de met governance belaste personen moet overeenkomen wanneer en op welke wijze hij hen informeert over een geschenk met een waarde van meer dan € 100. Deze overeenkomst moet volgens onderdeel c. worden bereikt vóór aanvang van het verkrijgen of verstrekken van een dergelijk geschenk. Deze specifieke maatregel is volgens het eerste lid echter pas vereist zodra een geschenk wordt ontvangen of verstrekt. Dit lijkt inconsistent. Wij stellen voor artikel 27 als volgt te doen luiden: Artikel 27 Het is verboden een assurance-opdracht uit te voeren als de accountantseenheid, een bestuurder of interne toezichthouder van de accountantseenheid of een lid van het assurance-team een geschenk of persoonlijke uiting van gastvrijheid met een waarde van meer dan € 50 ontvangt van of verstrekt aan de verantwoordelijke entiteit of een bij de verantwoordelijke entiteit betrokken persoon. In de toelichting dient dan te worden verduidelijkt dat een dergelijk verbod praktisch tot gevolg zal hebben dat voorkomen zou moeten worden dat ontvangsten en verstrekkingen met een waarde van meer dan € 50 euro plaatsvinden, dan wel — indien voorkomen geen optie (meer) is — een reeds ontvangen geschenk (of de tegenwaarde van de persoonlijke uiting van gastvrijheid) met een waarde van meer dan € 50 euro onverwijld dient te worden geretourneerd. Vanzelfsprekend kan ook dit op vriendelijke wijze, bijvoorbeeld door verwijzing naar de bepalingen van de ViO welke nu eenmaal geen afwijkingen van de daarin opgenomen norm toelaten. Bij een diner kan dit eenvoudigweg door zonodig de rekening te splitsen.
Datum Ons kenmerk Pagina
12 november 2013 TA-MOp-13110380 3 van 4
Afname van goederen of diensten (inclusief leningen, garantstelling of andere vormen van zekerheidsstelling) In de toelichting bij artikel 35, met betrekking tot de afname van goederen en diensten, wordt gesteld dat zelfs een objectieve en zakelijke transactie tussen de partijen een zodanige omvang of looptijd kan bereiken dat deze leidt tot een bedreiging van een onafhankelijke uitvoering van de assurance-opdracht. Wij zijn van mening dat deze toelichting in feite een vereiste bevat dat als vierde punt zou moeten toegevoegd aan het tweede lid van artikel 35: “de goederen of diensten voor geen van de betrokken partijen van wezenlijk belang zijn”. De invulling van het begrip ‘wezenlijk’ vergt vervolgens enige toelichting, waarbij wij ons kunnen voorstellen dat er in de hier bedoelde omstandigheden een kwantitatief hogere marge wordt gehanteerd dan bij het reguliere begrip ‘materieel belang’ en dat in feite sprake is van grote financiële, operationele of strategische betekenis voor ten minste één van de betrokken partijen. Verder zijn wij van mening dat deze toevoeging ook gepast is in het tweede lid van artikel 36, met betrekking tot het aanvaarden van leningen, garantstelling of andere vormen van zekerheidsstelling.
Juridische procedure Wij herhalen hier ons standpunt dat voorkomen moet worden dat deze bepaling door een accountantseenheid of een onderdeel van het netwerk zou kunnen worden gebruikt als argument om anderen ertoe te bewegen zich niet met juridische middelen en procedures tegen tekortkomingen in de controle te verzetten. Ingeval de accountantseenheid of een onderdeel van het netwerk overweegt een assurance-opdracht tussentijds op te zeggen en sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang tot voortzetting van de assurance-opdracht, vinden wij dat de eindverantwoordelijke accountant in overleg met de NBA en de AFM een oplossing zou moeten zoeken, in plaats van het direct beëindigen van de assurance-opdracht. De verwijzing in de toelichting naar artikel 15 van de ViO achten wij daarvoor onvoldoende geschikt. Artikel 15 ziet immers op de situatie waarin de eindverantwoordelijke accountant de assurance-opdracht zelf wil continueren. Wij zien echter het risico dat in geval van een juridische procedure de eindverantwoordelijke accountant of de accountantseenheid de opdracht niet wil continueren en dus niet toekomt aan de toepassing van artikel 15. Om die reden zou het goed zijn de specifieke maatregelen van artikel 15 expliciet op te nemen in artikel 45. De AFM acht deze toevoeging in artikel 45 in ieder geval onmisbaar voor wettelijke controles.
Toelichting principle-based bepalingen Hoewel de toelichting al veel is verbeterd, benadrukken wij dat deze op specifieke punten nog aandacht behoeft. Het gaat hierbij dan vooral om de praktische toepasbaarheid van de meer ‘principle-based’ bepalingen. Bijvoorbeeld de bepalingen waarin wordt gesproken over ‘materieel belang’, waarbij geen relatie is met het assurance-object, en het dus niet duidelijk is of het hier gaat om een kwantitatief of kwalitatief materieel belang of beide. Ook de omvangaanduiding ‘van niet te verwaarlozen betekenis’ verdient een nadere toelichting. Daarnaast acht de AFM het van groot belang dat de toelichting benadrukt dat een meer principle-based of kwalitatieve benadering van bijvoorbeeld de samenloop van dienstverlening bij een niet-OOB niet betekent dat
Datum Ons kenmerk Pagina
12 november 2013 TA-MOp-13110380 4 van 4
een accountant daarin meer ‘scharrelruimte’ heeft dan wanneer dergelijke bepaling meer rule-based zouden zijn geformuleerd.2 Wij wijzen u er wellicht ten overvloede op dat in het niet-OOB segment zeer grote en maatschappelijk relevante instellingen vallen, de waarborgen met betrekking tot gedragsregels en onafhankelijkheid ook hier evident van grote waarde zijn en niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan bedrijfseconomische overwegingen aan de kant van accountantsorganisaties om op conflicterende terreinen ‘graantjes mee te pikken’. Wij hopen dat u bovenstaande opmerkingen nog verwerkt in de verordening en zijn vanzelfsprekend bereid tot nader overleg.
Hoogachtend, Autoriteit Financiële Markten
Mr. drs. G. J. Everts RA Bestuurslid
2
Zie het artikel “Accountants leggen zich morrend neer bij onafhankelijkheidsregels” in het Financieele Dagblad van 18 oktober 2013.
De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. de heer drs. H.H.H. Wieleman RA Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM
Betreft: Commentaar NOB op het consultatiedocument ViO van 16 oktober 2013 14 november 2013
Geachte heer Wieleman, De Orde heeft kennisgenomen van het aangepaste consultatiedocument en stelt er prijs op daarover het volgende op te merken. Algemeen De Orde herhaalt haar pleidooi om ook in dit geval in nationale regelgeving niet verder te gaan dan de internationale regelgeving en standaarden waarop deze gebaseerd is. Dit leidt tot onnodige concurrentieverstoringen, complexiteit in uitvoering en verwarring bij degenen die deze regels moeten toepassen. Specifiek Artikel 1: De Orde herhaalt haar bezwaar tegen de definitie van ‘partner’ nu deze niet aansluit bij wat hieronder gebruikelijk en in de juridisch raamwerken van maatschappen wordt verstaan. De Orde is van mening dat deze definitie zal leiden tot misverstanden en onduidelijkheid. De Orde heeft met instemming waargenomen dat de definitie van ‘sponsoring’ is vervallen en dat sponsoring nu in artikel 37 wordt behandeld onder de titel ‘Associatie met de verantwoordelijke partij’.
De Orde maakt zich zorgen over de gehanteerde definitie van verbonden derde. Deze wijkt af van de definitie van de Code of Ethics1 in die zin dat het materialiteitscriterium niet wordt genoemd. Hierdoor wordt het verbod op het verlenen van adviesdiensten ook van toepassing op verbonden entiteiten (aandeelhouders en deelnemingen) die nu niet worden bestreken en een belang van niet-materiële aard en omvang hebben voor de verantwoordelijke entiteit. Artikel 9, 16 en 18: De Orde waardeert de nieuwe formulering van deze artikelen die de leesbaarheid aanmerkelijk hebben verbeterd. De Orde merkt op dat het consistent zou zijn naast de term assurance-opdracht het begrip non-assurance opdracht te hanteren in plaats van ‘non-assurance-dienst’. Artikel 19 en 20 De Orde heeft waargenomen dat het voormalige artikel 23 en 24 specifiek betreffende ‘Fiscale advisering’ respectievelijk ‘Procesbijstand in een fiscale gerechtelijke procedure’ zijn vervallen en dat deze materie nu wordt bestreken door de huidige artikelen 19 en 20. Voor de uitleg van deze bepalingen is vooral de toelichting op artikel 20 van belang. De Orde merkt op, dat waar een eventuele samenloop is van assurance diensten en nonassurancediensten andere regels worden gehanteerd dan die internationaal algemeen als standaard gelden t.w. de IFAC/IESBA regels. Deze internationale regels kennen onder andere een afwijkende onafhankelijkheidstoet. Het is in deze bepaling en de daarop gegeven toelichting helder dat het materialiteitscriterium van toepassing is op non-assurance diensten die ofwel subjectief en niet-routinematig zijn, ofwel een door de accountant betwijfelde verwerkingswijze tot gevolg hebben ofwel bestaat uit het behartigen van de belangen van de verantwoordelijke entiteit. Minder helder is wat in dit verband onder ‘materialiteit’ moet worden verstaan. Ook ISA 320 geeft daar geen helder antwoord op. De Orde vreest dat deze bepaling ertoe zal leiden dat dienstverlening door de belastingadviseur behorend tot een netwerk van de accountant tot verboden dienstverlening zal gaan behoren. De toelichting maakt niet duidelijk waaruit het behartigen van de belangen van de verantwoordelijke entiteit bestaat en evenmin of het geven van belastingadvies per definitie als subjectief moet worden aangemerkt. De Orde roept de NBA op in de toelichting op deze bepaling helderheid te geven en tot uitdrukking te brengen dat eventuele bij de accountant aanwezige twijfel kan worden weggenomen door overleg met de betrokken belastingadviseur. Tekstueel merkt de Orde op dat in het tweede lid van artikel 20 achter “zevende lid” het cijfer ‘7’ kan worden gemist.
1
An entity that has any of the following relationships with the client: (a) An entity that has direct or indirect control over the client if the client is material to such entity; (b) An entity with a direct financial interest in the client if that entity has significant influence over the client and the interest in the client is material to such entity; (c) An entity over which the client has direct or indirect control; (d) An entity in which the client, or an entity related to the client under (c) above, has a direct financial interest that gives it significant influence over such entity and the interest is material to the client and its related entity in (c); and (e) An entity which is under common control with the client (a “sister entity”) if the sister entity and the client are both material to the entity that controls both the client and sister entity.
Artikel 23 (voorheen 34) De Orde heeft met instemming waargenomen dat thans duidelijk is dat de uitkomst van de non-assurance-opdracht invloed van materieel belang moet hebben op het assurance-object, wil sprake zijn van een verbod. Artikel 30 (voorheen 41) en 31 De Orde neemt tot haar teleurstelling waar dat de NBA blijft bij de benadering die in nadrukkelijke afwijking van de Code of Ethics het verbod op auditdiensten hanteert indien andere onderdelen van het netwerk, partners van die andere onderdelen dan wel hun nauwe financiële relaties, een financieel belang hebben in de entiteit waaraan een auditdienst wordt geleverd. De Orde is van mening dat haar leden nodeloos schade zullen ondervinden van deze regel die voorts de onafhankelijkheid van de accountant in wezen of in schijn niet of nauwelijks bevordert. Het komt de Orde onwaarschijnlijk voor dat een accountant zich zou laten beïnvloeden door de mogelijkheid dat een belastingadviescollega in een ander kantoor of zelfs een ander land een belang zou hebben (bijvoorbeeld in beursgenoteerde aandelen). De Orde is van mening dat deze regel beperkt zou moeten worden tot (“echte”) partners van het engagement office en indien de NBA deze regel in afwijking van de Code of Ethics al zou willen uitbreiden, dat deze dan niet van toepassing zou moeten zijn op beursgenoteerde effecten of niet-beursgenoteerde effecten die aan een brede groep van consumenten wordt aangeboden (huisfondsen van verzekeraars e.d.) en voorts evenmin indien geen sprake is van een materieel belang voor de bezitter. De Orde meent overigens te moeten begrijpen uit de Toelichting op art 31 lid 5 dat aldaar ten onrechte wordt gesteld dat zich “een” bedreiging voordoet als een persoon een financieel belang houdt in een beleggingsfonds. Kennelijk moet hier gelezen worden “geen” bedreiging. De Orde verzoekt de NBA deze tekst aan te passen en staat uiteraard positief ten opzichte van deze versoepeling van de overigens onnodige strenge hoofdregel. Artikel 48 e.v. De Orde waardeert dat thans voorzien is in een gedetailleerde overgangsregeling. Hoogachtend, de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs x mr. W.J.D. Gohres voorzitter Commissie Beroepszaken