Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 1
Generieke Aanpak Natuur
Auteur: Maarten W. Kaales / Ministerie Economische Zaken, Directie Natuur en Biodiversiteit Mede mogelijk gemaakt door de Werkgroep Generieke Ontheffing & Soortenmanagementplannen. In deze werkgroep zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: Rijksoverheid ● Directie Natuur en Biodiversiteit ● Dienst Regelingen ● Dienst Landelijk Gebied Gemeenten ● Amsterdam ● Tilburg ● Ede ● Rheden ● Westland Adviesbureaus en overige organisaties ● Bureau Stadsnatuur ● Ecoresult ● EcoGroen Advies ● Bureau Waardenburg ● NatuurInclusief ● Soortenbescherming Nederland Foto’s Bureau Stadsnatuur, tenzij anders vermeld. Disclaimer Dit document geeft een aanzet voor de ontwikkeling van een Generieke Aanpak Natuur. Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 2
Volg ons op Twitter via @GeneriekAanpak.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 3
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. 1.1 1.2
Inleiding Groene Groei en biodiversiteit Generieke Aanpak en vooruit kijken
Hoofdstuk 2.
De Generieke Aanpak Natuur – Een fictief voorbeeld
Hoofdstuk 3. 2.1 Stap 1: Stap 2: Stap 2A: Stap 2B: Stap 2C: Stap 2D: Stap3A: Stap 3B: Stap 3C: Stap 4: Stap 5: Stap 6: Stap 7:
De Generieke Aanpak Natuur Inleiding Vaststellen Gemeentelijke visie en ambitie Opstellen Soortenmanagementplan Onderzoek naar beschermde flora en fauna in plangebied Beschrijving belang ruimtelijke ontwikkelingen Beschrijving kansen Beschrijving uit te voeren maatregelen Aanvragen van een Generieke Ontheffing Aanvragen van een Reguliere Ontheffing Aanvragen van een ontheffing Tijdelijke Natuur Uitvoeren van maatregelen Toezicht en handhaving Implementatie Generieke Aanpak in de organisatie Evaluatie
Hoofdstuk 4.
Vereisten aanvragen ontheffing
BIJLAGE 1: BIJLAGE 2: BIJLAGE:3 BIJLAGE:4 BIJLAGE:5 BIJLAGE:6 BIJLAGE:7 BIJLAGE:8
Begrippenlijst opbouw Soortenmanagementplan Onderzoek naar Flora en Fauna Ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen Beschrijving kansen Beschrijving maatregelen Overzicht van kaarten en middelen bij proces Generieke Aanpak Natuur Bronnenoverzicht
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 4
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1. De Generieke Aanpak Natuur In een dichtbevolkt land als Nederland levert het stedelijk gebied een niet te onderschatten bijdrage aan de biodiversiteit. Soorten als gierzwaluw, gewone dwergvleermuis en laatvlieger zijn sterk afhankelijk van dit type leefgebied. Dit schept een verantwoordelijkheid voor de mens die de stad gebruikt en ontwikkelt. Bij de ontwikkeling van het stedelijk gebied dient steeds een afweging gemaakt te worden tussen de (beoogde) functie van het gebied en de in dat gebied voorkomende soorten, waarbij de beschermde status van deze soorten een grote rol speelt. Natuurwetgeving als de huidige Flora- en faunawet en de toekomstige Wet Natuurbescherming bieden het juridisch kader voor deze afwegingen. Tot op heden wordt deze afweging veelal uitgevoerd aan de hand van natuurtoetsen op projectniveau, waarbij met gegevens die zich veelal beperken tot het projectgebied de lokale situatie werd geïnterpreteerd. Deze aanpak is niet optimaal effectief. Bovendien blijven er kansen voor de biodiversiteit liggen. In dit document wordt een alternatief beschreven waarbij ruimtelijke ontwikkelingen (economie) en soortbescherming (ecologie) samen optrekken in de gemeente. Dit alternatief is de Generieke Aanpak Natuur. De Generieke Aanpak Natuur vergt een investering in onderzoek en in maatregelen waarmee de soortenbescherming in de gemeente langjarig geborgd kan worden. Bij de uitvoering van de aanpak kunnen veel partijen betrokken worden: de gemeente zelf, initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen, maatschappelijke organisaties en andere overheden. De Generieke Aanpak Natuur bereikt dit door gebieden en hun functies voor de beschermde flora en fauna te beschermen en anderzijds kansrijke locaties zo veel mogelijk te benutten. Hierdoor worden populaties minder kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen en is de gemeente flexibeler in het plannen en uitvoeren van deze ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze wijze betaalt het investeren in onderzoek door de gemeente zich snel uit. De Generieke Aanpak Natuur levert niet alleen kansen op voor flora en fauna, maar ook voor burgers en bedrijven. Door het borgen van deze soortenbescherming, kunnen ruimtelijke ontwikkelingen met zo min mogelijk vertraging uitgevoerd worden. De Generieke Aanpak Natuur biedt kansen om burgers en bedrijven te ontzorgen als zij bij ruimtelijke ontwikkelingen minder afhankelijk worden van eigen ecologisch onderzoek. De Generieke Aanpak Natuur kan burgers en bedrijven meer zekerheid geven bij de aanvraag van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet, zeker als er op een overkoepelende ontheffing wordt aangevraagd voor alle in de Generieke Aanpak Natuur opgenomen maatregelen en voornemens voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 5
1.2 Generieke Aanpak en vooruit kijken Dit groeidocument beschrijft wat onder de Generieke Aanpak Natuur wordt verstaan, voor wie deze aanpak bedoeld is, wat de aanpak oplevert, welke organisaties er baat bij hebben en welke investering het vraagt. Aan de hand van deze aanpak zullen er enkele pilots uitgevoerd worden. Met praktijkervaring die met deze pilots opgedaan zal worden, zal dit groeidocument aangevuld en tot een eindversie gecompleteerd worden. In dit groeidocument wordt de Generieke Aanpak Natuur uitgelegd en geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld waarbij één soortgroep (vleermuizen) centraal staat. De meerwaarde van de Generieke Aanpak Natuur is echter dat deze aanpak verbreed kan worden met meer soorten, waarmee het daadwerkelijk een generieke aanpak wordt. De Generieke Aanpak Natuur is een gebiedsgerichte werkwijze waar ingezet wordt op kansen voor flora en fauna bij ruimtelijke ontwikkelingen1. Die kansen kunnen optimaal benut worden wanneer op gemeentelijk niveau ontwikkelaars, ‘ruimtelijk georiënteerde’ initiatiefnemers, woningbouwcorporaties en bedrijfsleven samenwerken. De werkwijze van de Generieke Aanpak Natuur kan toegepast worden in elke gemeente. De aanpak zal per gemeente verschillen. Geen enkele gemeente is immers hetzelfde. Uitvoering van de Generieke Aanpak Natuur is maatwerk. Om dat maatwerk te kunnen leveren, is het van belang te kunnen beschikken over actuele verspreidingsgegevens van beschermde soorten voor het gehele grondgebied van de gemeente. Door deze verspreidingsgegevens in relatie te brengen met voorziene ruimtelijke ontwikkelingen, worden kansen en knelpunten voor de gemeente en haar partners zichtbaar. Knelpunten ontstaan wanneer een ruimtelijke ontwikkeling tot verstoring en/of tot het verlies van leefgebied leidt. Aan de hand van de Generieke Aanpak Natuur kan een inschatting gemaakt worden van de verenigbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen en beschermde soorten in het stedelijk gebied voor een periode van 10 jaar. Daarbij wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan zowel de voorziene kansen als de knelpunten. Door te kunnen anticiperen op zowel knelpunten als kansen, kan een optimale afweging gemaakt worden waarbij zowel de stad als de stedelijke soorten zich kunnen (blijven) ontwikkelen. Door kansen zo goed mogelijk te benutten en te anticiperen op de verwachte knelpunten door het gericht uitvoeren van maatregelen zullen soorten beter worden beschermd.
1
Evenementen vallen niet onder de Generieke Aanpak Natuur
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 6
1.3 Het soortenmanagementplan Een hulpmiddel voor het borgen van de soortenbescherming een Soortenmanagementplan (SMP). Een SMP is een plan of programma waar de bestaande en de potentiële biodiversiteit in verband gebracht wordt met de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen en waarin de uit te voeren maatregelen staan beschreven. In een SMP wordt de methode beschreven waarmee de verspreidingsgegevens van één of meer beschermde soorten voor het gehele grondgebied van de gemeente in kaart worden gebracht. Vervolgens worden de resultaten hiervan ‘gespiegeld’ aan de wensen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente. Een SMP beschrijft het voorkomen van soorten en de staat van instandhouding ervan. Het beschrijft cruciale verblijfsgebieden, ruimtelijke ontwikkelingen, kansen voor de betreffende soorten en maatregelen die nodig zijn om een goede staat van instandhouding voor de betrokken soorten te kunnen realiseren. Een SMP beschrijft ook de knelpunten en geeft aan met welke maatregelen deze op te lossen zijn. Doordat in een SMP de staat van instandhouding wordt beschreven in relatie tot de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen voor een langere periode van bijvoorbeeld 10 jaar, kan het als basis dienen voor het aanvragen van een zogenoemde Generieke Ontheffing bij het bevoegd gezag (de Minister van Economische Zaken) voor de in het SMP opgenomen maatregelen en initiatieven. De inhoud van het SMP wordt dan getoetst aan de voorwaarden die de Flora- en faunawet stelt aan het verlenen van een ontheffing. De aanvraag van dergelijke ontheffing zal doorgaans betrekking hebben op een langere periode (10 jaar) en op uiteenlopende activiteiten van verschillende initiatiefnemers. De aanvrager van een dergelijke ontheffing (in de situatie beschreven in dit document doorgaans de gemeente) moet dan kunnen aantonen dat er concrete en afdwingbare afspraken aan het SMP ten grondslag liggen met alle betrokken partijen, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. Ook moet het SMP voorzien in voldoende monitoring en evaluatie, zodat gedurende de looptijd van het SMP bijgestuurd kan worden als de situatie zich anders ontwikkelt dan in het SMP is voorzien. De ontheffinghouder is verantwoordelijk voor de in de ontheffing opgenomen voorwaarden. Het ministerie van Economische Zaken heeft op beperkte schaal Generieke Ontheffingen verleend2. De ervaringen daarmee zijn voldoende positief om te werken aan een bredere inzet van dit instrument, inclusief informatievoorziening voor aanvragers. Onderhavig document is daar een eerste aanzet toe. De komende periode zal gebruikt worden om praktijkervaring op te doen met de Generieke Aanpak Natuur, inclusief toepassing van de Generieke Ontheffing. De praktijkervaring die hiermee opgedaan wordt zal als basis dienen om dit document uit te werken tot een Handreiking Generieke Aanpak Natuur.
2
Onder meer tbv het Rugstreepmanagementplan in de Noordoostpolder
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 7
Schema Globaal processchema van De Generieke Aanpak Natuur
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 8
Hoofdstuk 2 De Generieke Aanpak Natuur – Een fictief voorbeeld In dit hoofdstuk wordt de Generieke Aanpak Natuur geïntroduceerd in de vorm van een voorbeeld, uitgewerkt aan de hand van kaarten. Dit voorbeeld illustreert het principe van een soortenmanagementplan. Een en ander is nu uitgewerkt voor één soort, de Gewone dwergvleermuis, maar kan op dezelfde (generieke) wijze uitgewerkt worden voor andere vleermuissoorten en zelfs andere dier- en plantensoorten. De gemeente Braamberg heeft in dit voorbeeld het voornemen om een industrieterrein aan te leggen in een half-open landschap. Om dit te realiseren moeten er bomen gekapt, sloten gedempt, grond bouwrijp gemaakt en zal er uiteindelijk gebouwd gaan worden. Daarnaast is in een ander deel van de gemeente stadsvernieuwing aan de orde. Daarbij zal een deel van een woonwijk gesloopt worden waarna nieuwbouw volgt. Voor het SMP van de gemeente Braamberg wordt onderzoek gedaan naar het voorkomen van de Gewone dwergvleermuis in de gemeente Braamberg. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens, nieuw onderzoek en gevalideerde ecologische modellen. De gemeente Braamberg heeft al haar actuele en historische gegevens in de NDFF3 onder gebracht. De gemeente Braamberg heeft ook de ambitie om alle Rode Lijstsoorten in de gemeente in kaart te brengen.
Foto: De Generieke Aanpak Natuurwetgeving geeft meer zekerheid over een gemeente als vestigingsklimaat voor ondernemers. 3
Nationale Databank Flora en Fauna
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 9
Kaart 1: Verspreidingskaart Nadat het onderzoek is afgerond en de gegevens in de NDFF zijn ingevoerd, worden er verspreidingskaarten gegenereerd. Hieronder volgt de spreidingskaart van de Gewone dwergvleermuis. Deze kaart is een weergave van alle gevalideerde waarnemingen uit de NDFF van deze soort.
Deze fictieve verspreidingskaart laat de mate van voorkomen zien: hoe groter de stip, des te meer individuen er op die locatie zijn waargenomen. Dit is een weergave van bestaande data. De verspreiding weerspiegelt dan ook voornamelijk de onderzoeken die in het kader van een ruimtelijke ingreep zijn uitgevoerd. Ondanks dat er (nog) geen vlakdekkend onderzoek is uitgevoerd, blijkt nu al uit dit beeld dat het een relatief algemeen voorkomende soort is. De gunstige staat van instandhouding zal dan ook niet snel in het geding zijn. De lichtgroene lijnen geven (drukke) doorgaande wegen weer.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 10
Kaart 2: Functiekaart Met behulp van de verspreidingskaart worden de waarnemingen geïnterpreteerd en kunnen specifieke functies locaties toegekend worden.
Op bovenstaande functiekaart staan de locatie met de vaste rust en verblijfsplaatsen weergegeven. Iedere cirkel stelt een kolonie van de Gewone dwergvleermuis voor. De lijnen zijn vastgestelde vliegroutes en de stippellijnen betreffen gewenste / potentiële verbindingen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 11
Kaart 3: Ruimtelijke ontwikkeling Op deze kaart zijn de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen weergeven. In donkerblauw de realisatie van het industrieterrein (het project met de grootste omvang), en in lichtblauw de sloop en nieuwbouw van een woonwijk. Het bouwrijp maken van de grond bestemd voor het industrieterrein en het slopen van de woonwijk zal tegelijkertijd plaatsvinden.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 12
Kaart 4: Knelpunten Wanneer voorgaande kaarten met elkaar vergeleken worden, worden de knelpunten zichtbaar. Zowel op de locatie waar gebouwd gaat als op de locatie waar gesloopt gaat worden, hebben kolonies Gewone dwergvleermuizen hun territorium met vaste rust- en verblijfsplaatsen en foerageergebieden.
Naast de hierboven gesignaleerde knelpunten, vormen de (drukke) doorgaande wegen ook knelpunten waar zij de vastgestelde vliegroutes en de gewenste / potentiële verbindingen doorkruisen. Dit zijn derhalve zowel bestaande als potentiële knelpunten.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 13
Kaart 5: Kansenkaart De gemeente Braamberg heeft tijdens het flora en faunaonderzoek ook specifiek naar kansen voor gewone dwergvleermuizen gezocht. Deze kansen zijn gevonden en zijn in onderstaande kansenkaart uitgewerkt.
Om de gunstige staat van instandhouding niet in het geding te laten komen, kunnen een aantal kansen benut worden. Dit bestaat uit het natuurinclusief ontwerpen en bouwen van zowel de woonwijk als het industrieterrein. Bij die laatste bestaat zelfs de mogelijkheid om nieuwe groenstructuren in het ontwerp op te nemen. Om de uitwisseling tussen de verschillende locaties en kolonies te bevorderen, kunnen er een aantal barrières ten aanzien van de verbindingsroutes opgeheven worden.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 14
Kaart 6: Maatregelenkaart Vervolgens dienen bovenstaande kansen geconcretiseerd worden aan de hand van maatregelen. Op de maatregelenkaart wordt duidelijk om welke maatregelen het concreet kan gaan. Bij het bouwrijp maken van het terrein bestemd voor het industrieterrein kan reeds rekening gehouden worden met de toekomstige groenstructuur. Hierbij moet dan bij het ontwerp van de groenstructuur rekening gehouden worden. Dit is bij uitstek een kans om zo veel mogelijk natuurinclusief te ontwerpen en te bouwen. Ook in bestaande woonwijken kan op kleinere schaal natuurinclusief gebouwd worden. Te denken valt daarbij aan duurzaam ingebouwde vleermuiskasten waarmee vleermuizen uit aangrenzende wijken –waar gesloopt zal gaan worden- opgevangen kunnen worden. Het opheffen van de barrières ten aanzien van de verbindingsroutes tenslotte kan aan de hand van hop-overs, in combinatie met aanpassingen aan het lichtarmatuur vorm gegeven worden.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 15
Kaart 7: SMP-kaart Op de SMP–kaart wordt het totaalbeeld weergegeven ten aanzien van de Gewone dwergvleermuis in de gemeente Braamberg. Hoewel een deel van een woonwijk waar een kolonie zich heeft gevestigd zal verdwijnen, komt er door natuurinclusief te bouwen een duurzaam potentieel gebied voor terug. Door hiermee te garanderen dat de ‘onbedreigde’ kolonies daadwerkelijk duurzaam kunnen voortbestaan en te investeren in de ontwikkeling van deze kolonies, kan de gemeente Braamberg de gunstige staat van instandhouding van de vleermuizen binnen de gemeente op peil houden en mogelijk zelfs verbeteren. Ondanks de kansen die benut worden, waarmee de gunstige staat van instandhouding van de vleermuizen binnen de gemeente gegarandeerd wordt, zijn enkele negatieve effecten als gevolg van de voorziene ontwikkelingen niet te voorkomen. Er zal daarom op basis voor de in het SMP opgenomen maatregelen en ontwikkelingen een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. Dit zou in de vorm van een Generieke Ontheffing kunnen gebeuren.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 16
Hoofdstuk 3. Uitwerking van de Generieke Aanpak Natuur 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de Generieke Aanpak uitgewerkt. Aan de hand van stappen wordt het proces beschreven dat doorlopen moet worden om de Generieke Aanpak uit te voeren. Het resultaat is een kader voor het maken van soortenmanagementplannen, de structuur voor het implementeren van de Generieke Aanpak Natuur.
Schema 3.1: De Generieke Aanpak Natuur schematisch weergegeven.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 17
Stap 1:
vaststellen Gemeentelijke visie en ambitie
Zoals in schema 3.1. weergegeven, begint de Generieke Aanpak Natuur met een gemeentelijke gebiedsvisie en de ambitie die daar uit voortvloeit. In deze gemeentelijke gebiedsvisie wordt een beeld geschetst waarbinnen de beschermde soorten in de gemeente zich in een duurzaam gunstige staat van instandhouding bevinden. Als de gunstige staat van instandhouding van soorten in een gemeente duurzaam geborgd is, dan ontstaat er ruimte om maatschappelijke ontwikkelingen toe te kunnen staan die van invloed kunnen zijn op die soorten. Het levert de gemeente met andere woorden ‘speelruimte’ op. Uitgangspunt is dat elke gemeente een visie heeft op natuur en groen en op voorziene ruimtelijke ontwikkelingen . In het bijzonder een visie op natuur en verwachte ruimtelijke ontwikkelingen zijn belangrijke bouwstenen voor de Generieke Aanpak Natuur en, meer in het bijzonder, een Soortenmanagementplan. In de ambitie wordt beschreven in welk tempo en aan de hand van welke stappen de gemeente het gewenste beeld beoogt te bereiken. Tevens kan in de ambitie opgenomen worden in welke mate de gemeente haar partners zoals woningbouwcorporaties of organisaties uit de bouw- en recreatiebranche wil stimuleren om bij te dragen aan de Generieke Aanpak Natuur, bijvoorbeeld door samen projecten te initiëren. Daarnaast kan een gemeente –of een lokale organisatie of bedrijf- de ambitie hebben om meer te doen dan wettelijk verplicht. Deze ambitie kan er bijvoorbeeld uit bestaan om onbeschermde Rode Lijstsoorten en/of regionaal zeldzame soorten extra te beschermen. Zeker als meer partijen dan alleen de gemeente dergelijke ambities hebben, dan is het wenselijk een beeld te krijgen van alle maatregelen die worden genomen. Die maatregelen kunnen wellicht ook geïntegreerd worden in het SMP. Voorbeeld gemeente Braamberg In haar visie geeft de gemeente Braamberg aan dat zij Groene Groei hoog in het vaandel heeft staan. Ontwikkelingsgebieden worden vastgelegd in een structuurvisie en bestemmingsplannen. Ruimtelijke ontwikkeling is gewenst zolang dit geen schade oplevert voor de biodiversiteit. In haar gebiedsvisie geeft de gemeente Braamberg aan dat er alleen zorgvuldig gehandeld kan worden wanneer er een SMP op gemeentelijk niveau gemaakt wordt. Bij het opstellen van een gemeentelijke visie kunnen gemeentelijke gebiedsplannen gebruikt worden. De gemeente Braamberg gebruikt hiervoor onder meer stedenbouwkundige (bouw)plannen, de stedelijke structuurvisie, herstructureringsopgaven en bestemmingsplanwijzigingen. De gemeente Braamberg beschrijft in haar ambitie dat de staat van beschermende soorten gunstig moet zijn, maar dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen ook rekening wordt gehouden met Rode Lijstsoorten.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 18
Stap 2:
opstellen Soortenmanagementplan
Het Soortenmanagementplan vormt het ‘hart’ van de Generieke Aanpak Natuur. Hierin worden vier belangrijke stappen onderscheiden: 1. onderzoek naar flora en fauna; 2. het in kaart brengen van ruimtelijke ontwikkelingen; 3. het beschrijven van kansen; 4. het beschrijven van maatregelen. Een soortenmanagementplan veronderstelt dat er gemanaged wordt. In het geval van de Generieke Aanpak Natuur wordt hiermee een pro-actieve houding van de gemeente bedoeld. Het gaat hierbij om het zodanig organiseren van maatregelen waarmee soortenbescherming duurzaam geborgd wordt, dat de gewenste Groene Groei mogelijk gemaakt wordt. Lees meer in Bijlage 3 over het opstellen van een SMP.
Er wordt gestart met een onderzoek naar de beschermde flora en fauna. Bij de effectbeoordeling worden de ruimtelijke ontwikkelingen in kaart gebracht en de kansen beschreven. Alle onderdelen van het SMP beïnvloeden elkaar, maar er wordt gestart met ecologisch onderzoek en geëindigd met het beschrijven van maatregelen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 19
Stap 2A:
Onderzoek naar beschermde flora en fauna in het plangebied
Het onderzoek naar flora en fauna in het plangebied dient het volgende te omvatten: ● Een begrenzing en beschrijving van plangebied en onderzoeksgebied; ● Een beschrijving van de onderzoeksmethode ten aanzien van de voorkomende beschermde soorten en potentieel geschikte habitats; ● Een beschrijving van onderzoeksmateriaal en -omstandigheden; ● Resultaten van het flora en faunaonderzoek; ● Een inventarisatie van voorziene ruimtelijke ontwikkelingen met focus op de daaruit voortvloeiende ingrepen/werkzaamheden/activiteiten; ● Een beoordeling van voorziene effecten van de ingrepen/werkzaamheden/activiteiten op de in de ter plaatse voorkomende flora en fauna; ● Een beschrijving van de mitigerende en compenserende maatregelen; ● Conclusie(s) en aanbevelingen; ● Gebruikte bronnen Lees meer in Bijlage 3 over het onderzoek naar flora en fauna.
Het onderzoek naar flora en fauna is de ruggengraat van het soortenmanagementplan. Daarbij zijn gevalideerde data cruciaal voor het interpreteren van de omvang van populaties en de eventuele knelpunten die ontstaan als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 20
Voorbeeld gemeente Braamberg De gemeente Braamberg wil de gehele gemeente onderzocht hebben ondanks dat er voor de komende 10 jaren slechts twee grote ontwikkelingen voorzien zijn: een industrieterrein en een woonwijk. De gemeente beseft dat het inventariseren op plangebiedniveau (beperkt tot industrieterrein en woonwijk), onvoldoende is om de effecten van die ruimtelijke ontwikkelingen op een complexe soortgroep als vleermuizen te kunnen inschatten. De gemeente Braamberg wil snel een inschatting kunnen maken van de potentieel geschikte leefgebieden van de vleermuissoorten. Hiervoor wordt een globaal onderzoek uitgevoerd waarbij in eerste instantie de kansenkaarten van de GaN benut worden. In het buitenland worden dergelijke geografische vleermuismodellen reeds toegepast. Publicatie in wetenschappelijk vakbladen kan de bruikbaarheid van deze modellen sterk onderbouwen. Door deze potentie-inschatting, gebaseerd op bestaande gegevens van voorkomende flora en fauna in combinatie met gebiedskenmerken, weet de gemeente Braamberg op welke gebieden er nader ingezoomd moet worden. Voor dit nader onderzoek is het vleermuisprotocol richtinggevend. Door dit nader onderzoek beoogt de gemeente Braamberg inzicht te verkrijgen in: - De verspreiding van vleermuissoorten, inclusief kolonies - De concentraties van vleermuizen in de gemeente - De locaties van vaste rust- en verblijfsplaatsen: met name kraamkolonies en winterverblijven Hoewel foerageergebieden en vliegroutes strikt genomen niet beschermd zijn op grond van de Flora- en faunawet, vervullen deze uiteraard cruciale functies voor vleermuizen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 21
Stap 2B:
Beschrijving ruimtelijke ontwikkelingen
Ruimtelijke ontwikkelingen binnen een gemeente zijn geen autonome ontwikkeling, maar vinden plaats ten behoeven van belangen en belanghebbenden. In deze stap gaat het om het in beeld brengen van de verschillende type ruimtelijke ontwikkelingen, met daarbij een analyse van de achterliggende belangen en belanghebbenden. Te denken valt aan zaken als werkgelegenheid, verkeer, recreatie en dergelijke. Er dient daarbij gemotiveerd te worden waarom bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen op een bepaalde locatie nodig zijn en niet op een andere locatie uitgevoerd kunnen worden. Het is voor een gemeente van belang om met de bouw- en recreatiebranche in gesprek te gaan en actief af te stemmen over hun ruimtelijke plannen voor de komende 10 jaren. Behalve onderzoek op gemeentelijk niveau, is het van belang om samen met partijen die grote ruimtelijke ontwikkelingen willen gaan uitvoeren te onderzoeken hoe deze plannen zich het best met de bestaande populaties van beschermde soorten laten verenigen. Omdat deze (private) partijen baat hebben bij betrouwbare natuurgegevens en de toepassing van de Generieke Aanpak, wordt geadviseerd om met deze partijen samen te werken, waarbij de kosten zo efficiënt mogelijk gedeeld kunnen worden. Een dergelijk samenwerkingsverband kan worden bekrachtigd in een convenant waarin concrete doelen en uitvoeringsafspraken worden vastgelegd. Deze convenantpartners zijn actief betrokken in het verdere proces van de Generieke Aanpak Natuur. Deze oplossing ligt in het verlengde van de eisen die de Gewone Dwergvleermuis aan haar leefomgeving stelt, in de het vroegtijdig signaleren van de knelpunten zoals die in deze stap inzichtelijk worden gemaakt en in de kansen die zich voordoen (volgende stap van het SMP). Lees meer in Bijlage 5 over ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot het SMP.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 22
Voorbeeld gemeente Braamberg Parallel aan het onderzoek naar flora en fauna worden de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen geïnventariseerd. Om invulling te kunnen aan de visie waarin Groene Groei hoog in het vaandel staat, is een inschatting nodig van de impact die de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op de waargenomen populatie van Gewone dwergvleermuis. Voor de komende 10 jaar zijn twee grote ontwikkelingen voorzien; een industrieterrein en een woonwijk. Deze ontwikkelingen vallen geografisch samen met enkele verblijfsplaatsen en foerageergebieden. Deze functies zullen daardoor verdwijnen waardoor er in de toekomst hinder ondervonden zal worden van de ruimtelijke ontwikkelingen wanneer hier niet op wordt geanticipeerd. Uit de inventarisatie blijkt dat de geplande ontwikkelingen in de gemeente Braamberg een grote impact heeft op één van de vijf kolonies van de Gewone Dwergvleermuis. Er zal een dermate groot deel van deze kolonie dat de kolonie in zijn geheel in de problemen komt. Dit knelpunt moet derhalve opgelost worden.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 23
Stap 2C:
Beschrijving kansen
Regeren is vooruitzien. Wanneer bekend is welke delen van de gemeente van belang zijn voor welke soorten, en wanneer de ruimtelijke ontwikkelingen voor een periode van tenminste tien jaar in beeld gebracht zijn, kan vastgesteld worden waar zich duurzame ontwikkelingsruimte voor beschermde soorten bevinden. Deze locaties zijn van groot belang en bieden grote kansen. Wanneer namelijk de populaties niet alleen duurzaam kunnen voortbestaan, maar zich kunnen ontwikkelen, dan ontstaat in de gemeente als geheel meer speelruimte. Concreet: wanneer zich in wijk A een vleermuizenpopulatie ontwikkelt, kan in wijk B, waar zich enkele rust- en verblijfplaatsen bevinden, gemakkelijker een omgevingsvergunning verleend worden, omdat immers de gunstige staat van instandhouding binnen de betreffende gemeente gewaarborgd kan worden. Gemeenten (en hun ontwikkelingspartners) doen er daarom verstandig aan deze kansen, kansrijke locaties en bijbehorende maatregelen zorgvuldig en duidelijk in beeld te brengen. Het benutten van kansen is ook van belang voor het tegengaan van een negatief cumulatief effect. Dit is een langzaam negatief proces dat zeer moeilijk te monitoren is. Lees meer in bijlage 6 over het benutten van kansen in relatie tot het SMP.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 24
Voorbeeld gemeente Braamberg Kansen doen zich vaker voor dan we ons realiseren. Uit voorgaande SMP-elementen wordt duidelijk welke kansen er liggen voor flora en fauna op het gebied van ruimtelijke inrichting, groenbeheer en gebruik van terreinen. Uit het onderzoek naar flora en fauna in de gemeente Braamberg blijkt dat in de huidige situatie het plangebied van het voorziene industrieterrein de potentie heeft van geschikt foerageer- en verblijfsgebied voor diverse vleermuissoorten. Het feit dat er tijdens het veldonderzoek geen waarnemingen van vleermuizen zijn gedaan, doet daar niet aan af. Desalniettemin informeert de stadsecoloog de landschapsarchitect en de stedenbouwkundige over deze potentie van het gebied voor vleermuizen. Vervolgens wordt een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt waarin rekening wordt gehouden met de bestaande ecologische waarden. Daarbij kan de groenstructuur zoveel mogelijk aansluiten op de bestaande structuren. Hiermee kan het potentieel aan geschikt foerageer- en verblijfsgebied voor maar liefst 75% in tact blijven door dit in het ontwerp te integreren. Tevens is het mogelijk met het ontwerp een nieuwe structuur te creëren die voor de Gewone Dwergvleermuis dienst kan doen als foerageergebied. Een belangrijk kans wordt voorts geboden door aandacht te besteden aan het lichtplan. Lichtvoorzieningen bieden bij uitstek kansen om rekening te houden met vleermuizen. Met name een zorgvuldige armatuur-keuze biedt veel mogelijkheden. Waar de groenstructuren door infrastructuur worden doorsneden, zijn potentiële knelpunten niet te vermijden. Door te sturen met licht en groenstructuren kunnen er bij deze toekomstige knelpunten hop-overs gerealiseerd. Door het licht worden de vleermuizen bij het knelpunt geweerd en geleid naar de hop-over waarmee ze veilig de weg over kunnen vliegen. De gemeente Braamberg hanteert een ecologisch groenbeheer. Waar nodig wordt het groen intensief onderhouden, waar mogelijk worden de belangrijkste groenstructuren extensief onderhouden. Dit om zo veel mogelijk rust te creëren voor foeragerende vleermuizen. Ook andere soorten profiteren hier van. Het onderhoud vindt zo veel mogelijk plaats tijdens de winterslaap van de vleermuizen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 25
Stap 2D:
Beschrijving uit te voeren maatregelen
Dit is een belangrijke stap in het Soortenmanagementplan. De uit voorgaande onderdelen voortvloeiende maatregelen dienen hier verzameld en uitgewerkt te worden. Dit totaal aan uit te voeren maatregelen vloeit voort uit de integratie van de drie voorgaande stappen (onderzoek naar flora en fauna, naar ruimtelijke ontwikkelingen en het benutten van kansen). Dit totaaloverzicht van (mitigerende en compenserende) maatregelen wordt bij voorkeur gekoppeld aan een digitale kaart waarop al deze maatregelen worden weergegeven. Hierbij kan per maatregel een realisatiemoment worden vermeld. Bij het uitvoeren van de maatregelen dient altijd zorgvuldig te worden gewerkt. Voor een groot aantal soorten kan hieraan invulling gegeven worden door te handelen overeenkomstig een door het ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode. Dit werken conform een gedragscode biedt vrijstelling van de Flora- en faunawet voor de tabel 2soorten. Voor strenger beschermde soorten zoals vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn (waaronder alle vleermuissoorten) is een ontheffing vereist. Bij het beschrijven van de uit te voeren maatregelen, is het cruciaal om te benadrukken dat de uitvoering aan de hand van ecologische werkprotocollen voorbereid dient te worden. Deze ecologische protocollen dienen door een deskundige en specifiek voor de situatie te worden opgesteld. Lees meer in bijlage 7 over het beschrijven van maatregelen in het SMP.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 26
Voorbeeld gemeente Braamberg De gemeente Braamberg beschrijft in het SMP concreet alle uit te voeren maatregelen. Maatregelen uit het flora en fauna-onderzoek • In kaart brengen uitvoeringslocaties mitigerende en compenserende maatregelen; • Ecologische waarden vastleggen op kaart (digitaal ontsluiten) en afstemmen met stedenbouwkundige en landschapsarchitect; • Onderscheiden welke delen extensief en welke intensief onderhouden gaan worden; • Moment van onderhoud vastleggen in RAW-bestekken. Maatregelen uit inventarisatie van ruimtelijke ontwikkelingen • Sloop bestaande bebouwing; • Kap van enkele bestaande groenelementen en solitaire bomen; • Dempen van sloten; • Bouwrijp maken grond; • Aanleg kabels en leidingen. Maatregelen voortvloeiend uit de kansen • Afstemmen met stedenbouwkundige, landschapsarchitect en lichtdeskundige over het opheffen van barrières bij ontsluitingswegen met behulp van hop-overs; • Selecteren inheemse (!) boomsoorten, geschikt om als haag te onderhouden; • Hagen zo min mogelijk direct aan fietspaden of wegen aanleggen, maar waar mogelijk gescheiden door extensief beheerde grasachtige vegetatie; • Vastleggen beheervormen (intensief/extensief) in RAW-bestekken en dit wordt gecommuniceerd met de ondernemersvereniging zodat zij de reden kennen van het gekozen beheer. • Zo veel mogelijk vermijden kwetsbare perioden bij plannen uitvoering maatregelen. • Opstellen en uitvoeren ecologisch werkprotocol ten behoeve van zorgvuldig werken, indien het onvermijdelijk is om in de kwetsbare periode maatregelen uit te voeren; • Vaststellen afspraken over het lichtgebruik; • Beleid vaststellen ten aanzien van natuurinclusief bouwen; • Vaststellen afspraken over de milieueducatie inzake ruimtelijke ontwikkeling;
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 27
Stap 3:
Het aanvragen van een (generieke) ontheffing
De in het SMP voorziene ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot het overtreden van de verbodsbepalingen ten aanzien van beschermde soorten. In dat geval is ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Wanneer meerdere ruimtelijke ontwikkelingen verspreid over een langere periode (5 tot 10 jaar) aan de orde zijn, kan het in de rede liggen om een generieke ontheffing aan te vragen. Wanneer het bevoegd gezag een dergelijk ontheffing afgeeft, betekent dat grote zekerheid ten aanzien van het economisch ontwikkelklimaat en borging van de soortenbescherming. Voor de activiteiten waar een ontheffing voor is verleend, hoeft geen natuurtoets in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning te worden uitgevoerd. Daarnaast doen zich een aantal voordelen voor wanneer er volgens de Generieke Aanpak Natuur gewerkt wordt. De toepassing van de Generieke Aanpak kan burgers en bedrijven ontzorgen door: ● minder belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkeling als gevolg van een betere integratie met soortenbescherming; ● minder vertraging bij de uitvoer van plannen door een betere afstemming binnen de gebiedsgerichte aanpak; ● lagere kosten; ● duidelijke spelregels. Bovendien worden gemeenten, provincies en RUD’s beter gefaciliteerd door; ● een gebiedsgerichte aanpak met meer inzicht in de effecten van ruimtelijke ingrepen; ● het kunnen maken van een betere afweging inzake ruimtelijke plannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen;
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 28
Door het wettelijk toetsingskader (zie hoofdstuk 3) te betrekken bij het opstellen van het SMP, kunnen voorwaarden voor het aanvragen van ontheffingen vroegtijdig worden meegenomen in de wijze van onderzoek. Dit zorgt voor een aanvraag die is afgestemd op het (generieke) toetsingskader van het bevoegd gezag. Dit kan het aanvraagproces versnellen, omdat het bevoegd gezag in minder gevallen de aanvrager om aanvullende informatie zal verzoeken.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 29
Stap 4:
Uitvoeren van maatregelen
Bij deze stap staat (de voorbereiding op) de daadwerkelijke uitvoering centraal. Het in het Soortenmanagementplan beschreven proces wordt nu in de praktijk gebracht. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: ● ● ● ● ● ●
De (generieke) ontheffing is - indien nodig- verleend; Alle deelnemende partijen voeren de maatregelen waarvoor zij verantwoordelijk zijn zorgvuldig en adequaat uit; De vastgestelde maatregelen en afspraken dienen op de uitvoeringslocaties op schrift aanwezig te zijn; Ecologische werkprotocollen ten aanzien van specifieke handelingen voortvloeiend uit het SMP dienen op de uitvoeringslocaties op schrift aanwezig te zijn; Aan de (Generieke) Ontheffing verbonden voorwaarden worden uitgevoerd; De zorgplicht wordt in acht genomen.
Implementatie Generieke aanpak Natuur De Generieke Aanpak Natuurwetgeving betekent in eerste instantie een investering, in onderzoek en de mogelijkheden van aangepaste werkwijze. Daarom is het van belang om het gemeentebestuur enthousiast te maken voor de mogelijkheden ten aanzien van de Generieke Aanpak Natuur. Het bestuur dient vervolgens geïnformeerd te worden over de kosten en de baten, waarna visie en ambitie vastgesteld kunnen worden. Bij de implementatie wordt met alle partijen gecommuniceerd over de verdeling van rollen en de verantwoordelijkheden ten aanzien van de Generieke Aanpak Natuur. Binnen de gemeente (die in veel gevallen de aanvrager van de Generieke Ontheffing zal zijn) worden alle betrokken afdelingen geïnformeerd over de Generieke Aanpak Natuur. Naast informeren worden er ook op afdelingsniveau concrete afspraken gemaakt over rollen en verantwoordelijkheden en krijgen medewerkers specifieke taken toegewezen. Dit is van belang voor de voortgang van het proces. Een afdeling moet niet alleen verantwoordelijk zijn voor onderdeel van het proces maar zich ook verantwoordelijk voelen. De handelingen die voortvloeien uit het SMP moeten worden vertaald naar structuurvisies, ruimtelijk ontwerpen, bestemmingsplannen, ecologische werkprotocollen, beheer en onderhoud, en naar RAW-bestekken etc. Het gemeenschappelijk belang moet worden gecommuniceerd. Uitvoerende partijen (aannemers) worden middels de hierboven beschreven documenten geïnformeerd over de te volgen werkwijze. Bovenstaande wordt formeel bevestigd en schriftelijk vastgelegd door de hoofduitvoerder. Dit in verband met eventuele vanuit bevoegd gezag, monitoring en evaluatie. Belangrijk is dat de beschreven implementatie zoals die beschreven is in het SMP (onder stap 2D: beschrijving van maatregelen) ook daadwerkelijk aantoonbaar wordt uitgevoerd.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 30
De uitvoering volgt na het opstellen van het SMP en de ontvangen ontheffing, zo blijkt uit het schema van 3.1. De pijl die rechtstreeks vanuit het SMP naar de uitvoering loopt, is van toepassing wanneer er maatregelen uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing; zoals bijvoorbeeld natuurinclusief bouwen (het benutten van kansen!). Voorbeeld gemeente Braamberg De gemeente Braamberg heeft van het bevoegd gezag een Generieke Ontheffing ontvangen. De aan de ontheffing verbonden randvoorwaarden komen overeen met de maatregelen uit het SMP. Dit levert gemeente flinke tijdswinst op. Op het moment dat met het opstellen van het SMP gestart werd, heeft de gemeente het toetsingskader voor ontheffing als randvoorwaarde voor het ecologisch onderzoek en de vastlegging ervan gebruikt. Dit heeft er voor gezorgd dat de maatregelen in het SMP zijn gebaseerd zijn op betrouwbare gegevens, gebaseerd op de door de NDFF gevalideerde gegevens van de gemeente Braamberg. De hierboven genoemde maatregelen die uitgevoerd worden onder deze stap zijn maatregelen voor het benutten van kansen en maatregelen ten behoeve van het mitigeren en compenseren van negatieve effecten. Het implementeren van de Generieke Aanpak Natuur bij de gemeentelijke organisatie als bij de convenantpartners is cruciaal om de uitvoering ervan duurzaam te kunnen borgen. Concreet betekent uitvoering geven aan het SMP dat ruimtelijke ingrepen ten behoeve van ruimtelijke ontwikkeling op een aantoonbare zorgvuldige wijze gebeurt. De gemeente Braamberg heeft ten tijde van het opstellen van het SMP ecologische werkprotocollen laten ontwikkelen voor de meest voorkomende werkzaamheden zodat deze generieke toegepast kunnen worden. Vervolgens zijn deze generieke ecologische werkprotocollen op maat gemaakt voor de specifieke omstandigheden. Deze aanvulling is op het formulier van het protocol ingevuld. De inrichtingswerkzaamheden zoals het kappen van bomen, het slopen van bebouwing en het dempen van sloten wordt op de minst kwetsbare momenten uitgevoerd. Deze werkzaamheden, die onder het bouwrijp maken van de grond vallen, worden begeleid door een deskundige op het gebied van ecologie (dit kan een stadsecoloog zijn of een ecologisch medewerker van een ecologisch adviesbureau). Deze ecologische begeleiding heef de gemeente Braamberg geregeld op het moment dat bekend werd dat er gestart zou worden met de start van de aanleg van het industrieterrein.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 31
Toen de gemeente Braamberg begon met het schrijven van een SMP in het kader van de Generieke Aanpak Natuur was gemeente zich er van bewust dat deze nieuwe aanpak alleen slagingskans had wanneer deze in de organisatie geïmplementeerd zou worden. Bij het uitvoeren van alle fysieke maatregelen is het uitvoeren van het implementatieproces minstens zo belangrijk. De gemeente is zich er bewust van dat dit proces een cultuuromslag teweeg zal brengen en dat er enige tijd overheen gaan voordat dit ingebed is de gemeentelijke organisatie.
Foto: Werkzaamheden ten behoeve van natuurontwikkeling en de ontsluiting daarvan dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 32
Stap 5:
Toezicht houden en Handhaven
Het bevoegd gezag voor de verlening van de ontheffing, is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de ontheffingsvoorwaarden door de ontheffinghouder. Het bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet is de Minister van Economische Zaken. De ontheffinghouder van de Generieke Ontheffing (in de situatie zoals beschreven in dit document is dat de gemeente) is verantwoordelijk voor het naleven van de voorwaarden uit de ontheffing. Het is aan de gemeente om over deze naleving afspraken te maken met andere partijen, bijvoorbeeld in het kader van een convenant van de Generieke Aanpak Natuur. Een ontheffing is een persoongerichte beschikking. Dit betekent dat een derde (iemand anders dan de ontheffinghouder) geen gebruik kan maken van die ontheffing. Daarvoor zal de ontheffing de mogelijkheid moeten bieden dat de ontheffinghouder derden kan machtigen. De aanvrager van ontheffing blijft verantwoordelijk voor de naleving van de ontheffing. Als de derde de voorwaarden uit ontheffing overtreedt, zal de ontheffinghouder hier door het bevoegd bestuursorgaan op worden aangesproken. Om die reden zal de ontheffinghouder de machtiging willen vastleggen in een privaatrechtelijke overeenkomst. De instrumenten die de ontheffinghouder heeft om de derde aan te spreken op het niet houden aan de ontheffing/overeenkomsten beperken zich dan ook tot de privaatrechtelijke mogelijkheden. Houdt de derde zich niet aan de overeenkomst, dan kan de ontheffinghouder bijvoorbeeld de overeenkomst ontbinden. Het gevolg daarvan is dat de derde door het bevoegd gezag (nu: DR, toekomst: provincie) dan niet meer aangesproken zal worden op het overtreden van de voorwaarden uit de ontheffing, maar op het werken zonder een ontheffing. Wel is het natuurlijk mogelijk dat de aanvrager van de omgevingsvergunning zijn aanvraag (voor zover het over flora en fauna gaat) baseert op het soortenmanagementplan, los van een eventuele generieke ontheffing: het gaat dan om een aparte omgevingsvergunning met een verklaring van geen bedenkingen of een aparte ontheffing op grond van de Flora- en faunawet.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 33
Werkwijze ● Er wordt gecontroleerd op de randvoorwaarden uit de Generieke Ontheffing; ● Er wordt gecontroleerd op de uitvoering van de ecologische werkprotocollen; ● Er wordt gecontroleerd op de uitvoering van maatregelen zoals genoemd onder de stap Uitvoering van maatregelen hierboven; ● De werkwijze is overeenkomstig die van het controleren van afgegeven vergunningen; ● Het gemeentelijk apparaat is vanuit haar vergunningverlenende rol ingericht op het toezicht houden en het handhaven van voorwaarden die in vergunningen worden genoemd. Het toezicht houden en het handhaven van de voorwaarden die in de Generieke Ontheffing worden genoemd zijn in werkwijze hetzelfde. Schema De controle vindt plaats op het naleven van de beschreven maatregelen in het SMP. De bevindingen van dit proces worden teruggekoppeld aan het SMP. Het SMP is dan niet meer alleen een fysiek document, maar een digitaal pakket dat in ontwikkeling is en blijft. Zie het schema in 3.1. Voorbeeld gemeente Braamberg De gemeente houdt toezicht op de naleving van het SMP en op de naleving van de Generieke Ontheffing. Hiervoor hebben de ambtenaren een cursus groene handhaving gevolgd. Omdat de provincies veel ervaring hebben met groene handhaving zijn er in verband met het implementatieproces ook bijeenkomsten met de provincie georganiseerd waarna in het veld de theorie in praktijk werd gebracht. De spin-off was dat er meer begrip en waardering ontstond voor elkaars werk en dat specifieke kennis op effectieve wijze opgedragen werd. De gemeente Braamberg heeft de controle op de naleving van de Generieke Aanpak Natuur geïmplementeerd in haar organisatie. Niet alleen op afdelingsniveau, maar ook op medewerkerniveau zijn er concrete afspraken gemaakt over rollen, verantwoordelijkheden en taken ten aanzien van de naleving op de Generieke Aanpak Natuur. Er wordt gecontroleerd op: • De naleving van het SMP / voorwaarden uit de (Generieke) Ontheffing • Zorgvuldig handelen bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 34
Stap 6:
Monitoring
De initiatiefnemer van de Generieke Aanpak Natuur zal willen weten of de voorgenomen maatregelen ook de verwachte effecten zullen hebben. De uitvoering van de Generieke Aanpak Natuur dient dus gemonitoord te worden. Dit is zelfs noodzakelijk als op basis van de Generieke Aanpak Natuur een ontheffing van de Flora- en faunawet is verleend. Uitgangspunten ● Het moment van monitoring dient bekend te zijn; ● Vastgesteld is wat de consequenties (kunnen) zijn wanneer uit de monitoring blijkt dat de uitgevoerde maatregelen niet het gewenste effect hebben. Aanvrager en eventuele deelnemende partijen zijn hiermee bekend; ● Aanvrager en eventuele deelnemende partijen zijn bekend met de consequenties dat wanneer uit de monitoring blijkt dat de gunstige staat van instandhouding van een bepaalde beschermde soort in het onderzoeksgebied niet gunstig blijkt te zijn. Werkwijze ● Het Flora en Faunaonderzoek naar beschermde soorten wordt in deze stap opnieuw uitgevoerd. De resultaten worden vergeleken met de uitkomsten van het Flora en Faunaonderzoek dat in het kader van het Soortenmanagementplan is uitgevoerd. ●
Periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) wordt er een voortgangsrapportage geleverd met daarin de verantwoording en voortgang van ruimtelijke ontwikkelingen. Een overzicht van de uitgevoerde mitigerende en compenserende maatregelen vormt daar een onderdeel van.
Voorbeeld gemeente Braamberg De gemeente laat in het vierde jaar na aanvang van de Generieke Aanpak Natuur een monitoring uitvoeren. Bij de monitoring geeft de gemeente Braamberg aan welke methodiek er wordt gebruikt. Een logboek met incidenten en wijzigingen in het project is daarbij een belangrijk onderdeel. Hierbij monitoort de gemeente de volgende aspecten: • De gunstige staat van instandhouding van de beschermde flora en fauna; • De effectiviteit van de gerealiseerde voorzieningen ten behoeve van mitigatie en compensatie; • Het proces van de Generieke Aanpak Natuur binnen de gemeentelijke organisatie; • Het proces van de Generieke Aanpak Natuur met de convenantpartners; • Het cumulatief effect van kleine effecten (die elk afzonderlijk niet tot nauwelijks meetbaar zijn)
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 35
Stap 7:
Evaluatie
Gedurende de looptijd en aan het einde van de Generieke Aanpak kan het in de rede liggen om een evaluatie uit te voeren. In het geval de Generieke Aanpak Natuur de basis vormt voor een ontheffing, dan kan een evaluatie aanleiding vormen tot aanpassing van de ontheffing inclusief voorwaarden. De evaluatie dient inzicht te geven in: ● De werking van de uitgevoerde mitigerende en compenserende maatregelen; ●
De staat van instandhouding van de beschermde soorten in het onderzoeksgebied;
●
De werking van het proces van de Generieke Aanpak met de deelnemende partijen.
Schema De evaluatie in het processchema van de Generieke Aanpak volgt na de monitoring (3.1). Voorbeeld gemeente Braamberg De gemeente evalueert de Generieke Aanpak Natuur. Hiervoor worden de monitoringsrapportages en de tussentijdse bevingdingen gebruikt. Voor het evalueren wordt een externe organisatie ingezet om schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 36
Hoofdstuk 4 vereisten aanvragen ontheffing Dit hoofdstuk zet kort en in algemene termen uiteen wat de vereisten zijn om ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen en te kunnen verlenen. Deze informatie is derhalve ook sterk richtinggevend voor het aanvragen van een generieke ontheffing. Om de criteria voor ontheffingverlening helder te kunnen schetsen, wordt eerst het kader waarmee de Flora- en faunawet dier- en plantensoorten beoogt te beschermen, samengevat. Voor detailinformatie met betrekking tot het aanvragen van een generieke ontheffing kan contact opgenomen worden met Dienst Regelingen. Op de website van Dienst Regelingen (het DR-loket) is meer informatie te vinden over de Flora- en faunawet, ontheffingen (inclusief digitaal aanvraagformulier), alsmede over de omgevingsvergunning. Op termijn zal specifieke informatie over het aanvragen van een generieke ontheffing beschikbaar komen. 4.1
Beschermingsregime Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet identificeert welke dier- en plantensoorten als beschermd worden aangemerkt. Vervolgens formuleert de Flora- en faunawet welke handelingen verboden zijn ten aanzien van deze beschermde soorten, de verbodsbepalingen. Hierop kunnen uitzonderingen gemaakt worden, waarbij afhankelijk van het beschermingsniveau van de soort, één of meer criteria gelden om ontheffing te kunnen verlenen. Dit hoofdstuk focust op de mogelijkheid van ontheffingverlening. Over zaken als vrijstelling voor algemene soorten en de vrijstelling waaraan de gedragscode Flora- en faunawet is gekoppeld, biedt het DR-loket adequate informatie. 4.2
Beschermde soorten
De beschermde dier- en plantensoorten worden doorgaans onderverdeeld in 3 tabellen: Tabel 1-soorten zijn algemeen voorkomende soorten; Tabel 2- soorten zijn noch algemeen (tabel 1), noch streng beschermd (tabel 3); Tabel 3-soorten zijn streng beschermd soorten, bestaande uit: dier- en plantensoorten opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn; dier- en plantensoorten opgenomen in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 37
In bovenomschreven tabel-systematiek zijn vogels niet opgenomen. Op grond van de Vogelrichtlijn zijn alle van nature in Europa voorkomende vogels streng beschermd. Het beschermingsniveau van vogels is derhalve vergelijkbaar met dat van tabel 3-soorten. 4.3
Verbodsbepalingen
Op grond van de hieronder genoemde artikelen is het verboden om: Artikel 8:beschermde planten te plukken, uitsteken e.d. Artikel 9: beschermde dieren te doden, verwonden of opsporen en vangen e.d. Artikel 10: beschermde dieren opzettelijk te verontrusten Artikel 11: de voortplantings-, rust of verblijfplaatsen van dieren te vernielen e.d. Artikel 12: eieren te rapen, vernielen e.d. Artikel 13: beschermde soorten te vervoeren en onder zich te hebben 4.4
Criteria voor ontheffingverlening
De basis voor het verlenen van ontheffing van de Flora- en faunawet wordt gevormd door artikel 75 van deze wet. Uit dit artikel volgt dat verlening van een ontheffing geen afbreuk mag doen aan de staat van instandhouding van de betreffende soort en – ingeval sprake is van soorten die vallen onder het beschermingsregime van de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn – mag er geen andere bevredigende oplossing zijn. Bovendien geldt ingeval van deze soorten dat er een wettelijk genoemd belang aan de orde moet zijn. Deze belangen, ook wel gronden voor het verlenen van ontheffingen genoemd, zijn deels opgenomen in artikel 75, zesde lid, en zijn deels uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling is een ontheffingsgrond waarvan gebruikt wordt bij ruimtelijke ingrepen/ omgevingsvergunningplichtige activiteiten. 4.5
Vereisten ontheffingsaanvraag
Uit het voorgaande volgt dat bij ontheffingverlening helder dient te zijn welke verbodsbepalingen ten aanzien van welke beschermde soorten overtreden zullen worden en in welke mate. Voorts dient aangegeven te worden wat er ondernomen kan worden om het overtreden van deze verbodsbepalingen zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Bij het voorbereiden van de aanvraag dienen daarom de hierna volgende zaken te worden uitgewerkt. Deze zaken worden op het DR-loket nader toegelicht. 1. Soorten-inventarisatie: welke beschermde dier- en plantensoorten komen in of rondom het plangebied voor? Welke leefgebiedsfunctie biedt het plangebied aan deze soorten? 2. Effectstudie: hebben de voorgenomen activiteiten schadelijke effecten op beschermde soorten m.a.w. worden bovengenoemde verbodsbepalingen overtreden?
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 38
3. 4.
4.6
Maatregelenstudie: zijn er mitigerende maatregelen mogelijk om de schadelijke effecten te voorkomen en de voortplantings-, rust of verblijfplaatsen te garanderen? Nut en noodzaakstudie: wat is het belang van de werkzaamheden en zijn er alternatieven? (tabel 3-soorten en vogels). DR-Loket
Meer informatie over de Flora- en faunawet, ontheffingen (inclusief digitaal aanvraagformulier), alsmede over de omgevingsvergunning is te vinden op het DR-Loket: http://www.drloket.nl/onderwerpen/vergunning-en-ontheffing/dossiers/dossier/flora-enfaunawet-ruimtelijke-ingrepen
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 39
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Begrippenlijst Opstellen van een Soortenmanagementplan Beschrijving Flora en Fauna Beschrijving Ruimtelijke ontwikkelingen Beschrijving Kansen Beschrijving Maatregelen Overzicht van kaarten en middelen bij proces van de Generieke Aanpak Natuur Bronnenoverzicht
... soorten worden nog wel eens als lastig en belemmerend ervaren; er wordt dan soms vergeten ze vooral ook erg mooi en bijzonder zijn... (Foto M.W. Kaales).
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 40
BIJLAGE 1: Begrippenlijst Activiteiten
Ruimtelijke ingrepen als bouw, sloop, infrastructurele werkzaamheden, na-isolatie, het aanbrengen van zonnepanelen op daken, asbestsanering, het houden van evenementen en het wijzigen van beheer
Generieke Ontheffing
Een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet voor maatregelen en activiteiten die onderdeel zijn van een meerjarig soortenmanagementplan.
Cumulatief effect
Een opeenstapeling van negatieve effecten als gevolg van biotoopverlies en/of verstoring. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer er geleidelijk steeds meer leefgebied van een bepaalde soort verdwijnt.
Vaste rust- en verblijfplaatsen
Locaties waar soorten rusten, hun nest of kolonie hebben. Een locatie die meerdere malen gebruikt wordt en een nauwe relatie heeft met de directe omgeving.
Soortenstandaard
Achtergrond document over een beschermde soort. Dienst Landelijk Gebied heeft voor 25 soorten een soortenstandaard uitgewerkt.
Onderzoeksprotocollen
Door het bevoegd gezag goedgekeurde onderzoeksmethoden voor flora- en faunaonderzoek
GaN
Gegevensautoriteit Natuur (organisatie)
PGO
Particulier Gegevensbeherende Organisatie.
NDFF
Nationale Databank Flora en Fauna
Natuurkansenkaarten
De Gegevensautoriteit natuur heeft in 2013 de eerste van een serie kansenkaarten van beschermde soorten gepubliceerd. Een kansenkaart geeft het mogelijk voorkomen van een soort weer met een getal tussen 0 (zeer onwaarschijnlijk) en 1 (hoogst waarschijnlijk of
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 41
voorkomen reeds aangetoond). Op plaatsen waar (nog) niet eerder onderzoek naar de soort is gedaan maar waar zich mogelijk geschikt habitat bevindt, geeft de kaart een hoge kans op voorkomen. De kaarten zijn bedoeld als ondersteunend instrument, als early-warning voor soortbescherming, input voor risicoanalyses en als landelijk overzicht van het best passende potentiële verspreidingsareaal van een soort op basis van de meest actuele gegevens. De kaart is een weergave van de uitkomst van modelberekeningen waarbij een relatie wordt gelegd tussen het voorkomen van de soort en een groot aantal omgevingsvariabelen (>300) per gridcel. De kaart is gebaseerd op verspreidingsgegevens uit de NDFF vanaf 1995 tot heden. Ook nul-waarnemingen worden in de modelberekeningen meegenomen. De kaarten zijn technisch gevalideerd en allen door experts beoordeeld, de rekenmethode is gepubliceerd en gestandaardiseerd voor alle soorten. De kaarten zijn verkrijgbaar via Het Natuurloket of raadpleegbaar door abonnementhouders via het Uitvoerportaal van de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vleermuismodel
Dit model is ontwikkeld door TAUW; waar het om gaat is dat het een model is dat gebaseerd is op ecologische rekenregels, landschapskenmerken en de eisen die vleermuizen aan hun leefgebied stellen. Dit is uitgewerkt voor de zeven meest voorkomende soorten en getoetst in het veld.
Natuurinclusief bouwen
Bouwen met voorzieningen voor flora en met name fauna.
Vlakdekkend onderzoek
Gelijkmatig onderzoek in het gehele onderzoeksgebied.
Plangebied
Het gebied waarvoor een soortenmanagementplan wordt opgesteld.
Potentieel leefgebied
Een gebied dat voldoet aan de eisen die bepaalde beschermde soorten aan een leefgebied stellen, maar waar de soort zelf gedurende het onderzoek niet is
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 42
vastgesteld.
Actueel leefgebied
Een gebied waar soorten op basis van het onderzoek zijn vastgesteld.
Kolonie
Een groep individuen van een soort die sociaal gezien bij elkaar horen door het delen van hetzelfde territorium en waarbij het onderzoeks- of plangebied gebruikt wordt om te leven (foerageren, voortplanten, schuilen etc).
Populatie
Het geheel aan individuen van een soort binnen de gemeentegrenzen.
Risico-analyse GaN/NDFF
Risicoanalyse Flora- en Faunawet De Gegevensautoriteit Natuur voert voor opdrachtgevers risicoanalyses uit ten behoeve van het in kaart brengen van de actuele kennis over de verspreiding van wettelijk beschermde soorten en de witte vlekken hierin. Het doel van de analyse is om in een groot gebied nader veldonderzoek efficiënt en gericht te kunnen uitvoeren. Namelijk, enkel op die locaties waarvan niet bekend is of er wettelijk beschermde soorten voorkomen omdat er nog niet eerder onderzoek gedaan is én er een gerede kans op het voorkomen van beschermde soorten is. De risicoanalyse maakt gebruik van actuele verspreidingsgegevens in de NDFF, van de zgn. onderzoekvolledigheidskaarten per soortgroep en van de kansenkaarten. De onderzoekvolledigheidskaart van een soortgroep geeft via standaardrekenmethoden per gridcel weer of er veel of weinig van het maximum aantal soorten in de soortgroep is gemeld middels waarnemingen in de NDFF. De risicoanalyse merkt slecht onderzochte gebieden zonder actuele waarnemingen aan met hoge prioriteit voor nader veldonderzoek. Deze hoge prioriteit kan echter in combinatie met een gestapelde kansenkaartanalyse, lager bijgesteld wordt daar waar de kans op voorkomen van beschermde soorten lager is dan 45%. De uitkomsten van de risicoanalyse worden technisch en inhoudelijk gevalideerd, en de rekenmethode is geheel geautomatiseerd. De onderzoekvolledigheid per kilometerhok is verkrijgbaar bij Het Natuurloket en is
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 43
tevens in combinatie met de kansenkaarten raadpleegbaar door abonnementhouders via het Uitvoerportaal van de Nationale Databank Flora en Fauna.
GAN (in hoofdletters)
Generieke Aanpak Natuur
Quickscan
Dit is een globaal onderzoek waarbij op basis van verschillende bronnen en veldbezoek een reële indruk verkregen wordt van de te verwachten beschermde soorten in het onderzoeksgebied.
Vervolgonderzoek
Het onderzoek dat (volgens het onderzoeksprotocol) na een potentie-inschatting of quicscan wordt uitgevoerd
Initiatiefnemer
Is iemand of een organisatie die een ruimtelijke ontwikkeling wil starten.
Aanvrager
Is iemand of een organisatie die een ontheffing bij het bevoegd gezag aanvraagt.
Natuurtoetskader
Dit is het kader waaraan ontheffingsaanvragen en meldingen van overtredingen van de Flora- en faunawet aan worden getoetst.
Hop-over
Een gerealiseerde plek waarbij vleermuizen gestimuleerd worden om op veilige hoogte een barrière zoals bijvoorbeeld een weg over te vliegen. Een voorbeeld hiervan is de aanplant van bomen in het verlengde van een structuur en grenzend aan de weg die overgestoken moet worden.
Mitigerende maatregelen
Maatregelen die negatieve effecten verzachten of tot een minimum beperken
Ecologische functies
Functies zoals verblijven, voortplanten, migreren, foerageren, etcetera. Elementen die voor een individu of populatie nodig is om te overleven.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 44
Functionaliteit
Verzameling van alle ecologische functies nodig voor de soort om duurzaam te kunnen (over)leven.
Leefgebied
Het gebied waarbinnen de individuen van een bepaalde populatie hun niches betrekken. Onderzoeksgebied: het begrensde gebied waarbinnen het onderzoek naar de aanwezigheid en verspreiding van de soort heeft plaatsgevonden. Dit is doorgaans groter dan het plangebied, aangezien ook de omgeving in ogenschouw genomen moet worden.
Zorgplicht
Artikel 2 van de Flora- en faunawet. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Zorgvuldig handelen
Ontheffingen en vrijstellingen kunnen, voor zover het soorten van tabel 3 (niet habitatrichtlijn 4 soorten) betreft, slechts worden verleend onder de voorwaarde van zorgvuldig handelen. Zorgvuldig handelen houdt onder meer in dat er geen 'wezenlijke invloed' is op (de populaties van) beschermde soorten en dat, voor zover het dieren betreft, schade aan dieren zelf en aan hun voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Wat dat in de praktijk betekent, verschilt uiteraard van geval tot geval. De werkwijze kan bijvoorbeeld worden aangepast (bijvoorbeeld van binnen naar buiten maaien of een talud afdekken) of er kan vervangend leefgebied worden ingericht voor de betreffende (populatie van de) soort. Het begrip “zorgvuldig handelen” moet worden onderscheiden van de zorgplicht.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 45
BIJLAGE 2: Wat staat er in een Soortenmanagementplan Algemeen Een Soortenmanagementplan is een integraal ruimtelijk plan of programma. Het beschrijft de borging van soortenbescherming in relatie tot het mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen. Er is steeds een wederzijdse beïnvloeding tussen het plangebied, het onderzoeksgebied, het managen en het resultaat. Doel en Doelgroep / initiatiefnemer ● De initiatiefnemer (gemeente of bouwbranche bijvoorbeeld) zet onderzoek uit ● Het doel van een soortenmanagementplan is de staat van instandhouding gunstig te maken of te houden; ● Het doel is om zo veel mogelijk kansen te benutten voor beschermde flora en fauna. Dit om de staat van instandhouding zo gunstig mogelijk te maken. Dit omdat de soort op populatieniveau minder kwetsbaar wordt en het lokale negatieve effecten op kan vangen zonder dat de gunstige staat van instandhouding in het geding is. Uitgangspunt ● Een soortenmanagementplan in het kader van de generieke aanpak gaat over een gebiedsgerichte aanpak ten behoeve van beschermde soorten. ● De schaal waarop de gunstige staat van in stand houding bepaald wordt is niet voor iedere soort gelijk. Wanneer de Generieke Aanpak Natuur toegepast wordt op kleinere gebieden dan zal in de meeste gevallen de gemeente niet de initiatiefnemer zijn, maar een private organisatie. ● Soorten zijn niet positief te managen, wel het voorkomen van potentieel geschikt leefgebied en daarmee indirect het voorkomen van actuele leefgebieden. ● Bij het benutten van kansen wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van aanwezig potentieel geschikt leefgebied. Voorwaarden voor opname in het Soortenmanagementplan ● In eerste instantie de algemeen voorkomende beschermde soorten in het plangebied. Schaarse en incidentele soorten worden niet in het SMP opgenomen. ● Opname in het SMP geschied in overleg met de ontheffingverlener, het bevoegd gezag. Ambitie Wanneer een gemeente de ambitie heeft om naast beschermde soorten ook de Rode Lijstsoorten en regionaal zeldzame soorten te inventariseren en te beschermen dan kan dat ook een plek krijgen in het Soortenmanagementplan.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 46
Een voorbeeld van de structuur van een Soortenmanagementplan: ● Inleiding waarin lokale omstandigheden en de aanleiding worden beschreven. ● Gebiedsbegrenzing van het plangebied en onderzoeksgebied. ● Een beschrijving van de methode van onderzoek naar de voorkomende beschermde soorten en potentieel geschikte habitats. ● Een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende ingrepen. ● Resultaten van het flora en faunaonderzoek ● Een effectbeoordeling ● Een beschrijving van de kansen die zich voor doen als gevolg van de ruimtelijke ingrepen en voorkomende potentieel geschikte habitats in relatie tot de voorkomende beschermde flora en fauna ● Een conclusie en aanbevelingen ● Gebruikte bronnen
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 47
BIJLAGE 3: Onderzoek naar Flora en Fauna (onderdeel van het Soortenmanagementplan) Onderzoek naar beschermde Flora en Fauna is een cruciale stap binnen de Generieke Aanpak Natuur. Om burgers en bedrijven te kunnen ontzorgen worden er ten aanzien van het onderzoek een aantal richtlijnen meegegeven. Hieronder worden de onderdelen toegelicht. De aanleiding en de lokale omstandigheden ● Het maken van een Soortenmanagementplan kan de aanleiding ● De aanleiding kan een gemeentelijke ambitie zijn ● De aanleiding kan zijn dat de gemeente het onderzoek wil gebruiken voor het aanvragen van een Generieke Ontheffing bij het bevoegd gezag. Het doel van het onderzoek is: ● Aantonen van het voorkomen van beschermde soorten ● Uitsluiten van het voorkomen van bepaalde beschermde soorten ● Aantonen van potentieel geschikte leefgebieden van beschermde soorten ● Het aantonen van het gebruik van het landschap; dus welke functie het voor de beschermde soorten vervult. Gebiedsbegrenzing en beschrijving van het plangebied en onderzoeksgebied. ● Visualiseer het plangebied ● Visualiseer het onderzoeksgebied ● Resultaat: een digitale kaart van het plangebied en onderzoeksgebied. Een beschrijving van de methode van onderzoek naar de voorkomende beschermde soorten en potentieel geschikte habitats. ● De onderzoeken worden uitgevoerd volgens de vastgestelde en landelijk gedragen onderzoeksprotocollen zoals deze beschreven staan op: http://gegevensautoriteitnatuur.nl/pages/overzicht-vastgestelde-protocollen.aspx ●
Bij het invullen van het onderdeel ‘quickscan’ waarbij het om een indicatief resultaat gaat kan er voor de volgende methode gekozen worden; ● Een deskundige (zoals een ecologisch adviesbureu aangesloten bij het ● Netwerk Groene Bureaus) voert een quickscan uit. ● Een model dat in gepubliceerd is een wetenschappelijk vakblad zoals de kansenkaarten en Risico-analyse (GaN / NDFF)van de GaN / NDFF. Dit model van de GaN geeft een grove indicatie wat er aan beschermde soorten binnen een kilometerhok kan voorkomen. ● Bij het invullen van een ‘quickscan’ en bij het ‘vervolgonderzoek’ kunnen
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 48
●
vrijwilligers worden ingezet onder begeleiding van een deskundig ecologisch adviesbureau. Of een deskundig adviesbureau kan door de initiatiefnemer ingehuurd worden. Vervolgonderzoek volgens vastgestelde onderzoeksprotocollen. Hierbij wordt niet de gehele gemeente vlakdekkend onderzocht maar ingezet op het onderzoek naar soorten die volgens de kansenkaarten van de GaN in het onderzoeksgebied voor kunnen komen. Deze kans is gebaseerd op bestaande data in combinatie met gebiedskenmerken en ecologische rekenregels.
Aandachtspunten voor het werken met modellen ●
er dienen controles ingebouwd te worden om te voorkomen dat er blind wordt gevaren op modellen.
●
met modellen kunnen eventuele knelpunten snel inzichtelijk gemaakt worden en kunnen vermeende knelpunten bevestigd of ontkend worden door controle in het veld.
●
het model dat gebruikt wordt dient gevalideerd te zijn. Zo zijn er in het buitenland zeer bruikbare modellen om het gebruik van het landschap door vleermuizen te voorspellen.
Kansenkaarten kunnen gebruikt worden als opstap naar vervolgonderzoek; veldonderzoek dat uitgevoerd wordt volgens vastgestelde protocollen. De GaN heeft op basis van de NDFF Natuurkansenkaarten ontwikkeld. Deze kansenkaarten geven weer of een gebied kansrijk is voor een bepaalde beschermde soort. De kaarten zeggen niets over aantallen, maar alleen iets over de mogelijke aanwezigheid van een soort. Deze kaarten kunnen ingezet worden bij het inventariseren van soorten doordat je gericht kunt zoeken naar het voorkomen ervan. De praktijk wijst uit dat het gericht soorten aan de hand van deze kansenkaarten soms nieuwe vindplaatsen oplevert.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 49
Onderzoek naar vleermuizen Vleermuizen leven in complexe netwerken. Vrijwel in elk onderzoeksgebied worden ze vastgesteld. De belangrijkste functies zijn de kraamkolonies en de winterverblijven. Hiervoor is gericht onderzoek nodig. Bij het doen van onderzoek naar vleermuizen is het van belang de verschillende kolonies en het leefgebied (territorium) ervan te inventariseren. Exemplaren van dezelfde soort, maar van een andere kolonie worden niet getolereerd en verjaagd of gedood. Batloggers een nieuw fenomeen Wanneer activiteiten politiek gevoelig zijn is het verstandig om dat wat er met behulp van de modellen onderzocht is te verifiëren met veldonderzoek. Dan kan de inzet van ‘batloggers’ een goede aanvulling zijn die vooral toepasbaar zijn bij het in kaart brengen van functies als vliegroutes en foerageergebieden.
Een opsomming van de ruimtelijke ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende ingrepen. ●
De ruimtelijke ontwikkelingen die in de Bijlage Ruimtelijke Ontwikkelingen verder uitgewerkt en gevisualiseerd worden als onderdeel van het Soortenmanagementplan, worden in het onderzoek naar Flora en Fauna ook gebruikt om de resultaten van het onderzoek in relatie te kunnen brengen met de ontwikkelingen en de effecten die daar als gevolg van optreden.
Resultaten van het flora en faunaonderzoek ● ● ● ● ● ● ● ● ●
●
De resultaten geven duidelijkheid over: het voorkomen van beschermde soorten soorten waar wel naar gezocht is maar niet zijn vastgesteld het voorkomen van potentieel geschikt leefgebied beschermde soorten binnen het onderzoeksgebied. het gebruik van het onderzoeksgebied door de vastgestelde soorten de locatie waar beschermde soorten zijn waargenomen de locatie van de vaste rust- en verblijfsplaatsen de resultaten die bij voorkeur in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) worden ingevoerd en beheerd. De eerste maal dat er op het niveau van het plangebied onderzoek wordt gedaan naar beschermde soorten is het resultaat de nul-meting die belangrijk is voor het monitoren en evalueren. Wanneer het onderzoek naar beschermde soorten en de functies die plangebied vervult blijkt dat er cruciale functies buiten de gemeente liggen die onlosmakelijk met de gemeente waarin het onderzoek plaatsvindt zijn verbonden dan dient er over de gemeentegrenzen heen gekeken te worden. Dit kan dus een aanpassing van de
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 50
begrenzing van het onderzoeksgebied betekenen. De verantwoordelijkheid ligt bij de gemeente die bepaalde ontwikkelingen wil uitvoeren. Een effectbeoordeling en analyse Bij de effectbeoordeling wordt ingegaan op de omgevingsfactoren, de context en de gunstige staat van instandhouding. Dit vormt een wezenlijk onderdeel van het Soortenmanagementplan. Een Soortenmanagementplan behandelt niet alleen de kansen die er als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen ontstaan, maar gaat ook in op de negatieve effecten die verwacht worden wanneer de ruimtelijke ontwikkelingen uitgevoerd worden. Door vroegtijdig een reële inschatting te maken van de locaties en de omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen kan er met behulp van het flora en faunaonderzoek ook een inschatting gemaakt worden van de impact op de beschermde soorten in het onderzoeksgebied. Per soort wordt een beoordeling gemaakt op basis van de waarnemingen in het onderzoeksgebied, de interpretatie van de functies die het gebied heeft ten aanzien van die soorten en de locaties die geschikt zijn als leefgebied maar waar de soort niet is vastgesteld in relatie tot de ruimtelijke ingrepen die voortvloeien uit de ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de effectbeoordeling wordt er beoordeeld of de gunstige staat van instandhouding in het geding is. In een effectbeoordeling wordt ook aangegeven of een verwacht negatief effect voorkomen, gemitigeerd dan wel gecompenseerd kan worden. Hoewel iedere soort/soortgroep zijn eigen eisen stelt aan zijn leefomgeving is er een aantal aspecten die voor elke soort geldt ; biotoopeisen: de beschikbaarheid van voedsel (foerageergebied) de mogelijkheden voor voortplanting (verblijfsgebied, migratiegebied) de aanwezigheid van voldoende beschutting (verblijfsgebied, foerageergebied en migratiegebied) de beperkingen in de bebouwde omgeving (barrières) Er wordt beoordeeld welke invloed het verdwijnen van leefgebied (habitat) heeft waar beschermde soorten zijn vastgesteld. Dit in relatie tot bovenstaande biotoopeisen. Er wordt beoordeeld welke invloed het verdwijnen van geschikt leefgebied heeft waar geen beschermde soorten zijn vastgesteld.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 51
Effectbeoordeling bij vleermuizen in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen Vleermuizen maken gebruik van een complex netwerk met verschillende functies zoals vaste rust- en verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes en staan binnen de kolonies in contact met elkaar. . Daarnaast zijn de meeste soorten gevoelig voor licht. Omstandigheden met lawaai en trilling bij hun vaste rust- en verblijfsplaats worden vermeden. Om een beoordeling te kunnen geven over het effect van ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang een reële inschatting te maken van de populatie in het onderzoeksgebied (gemeente) en de gunstige staat. Dit in relatie tot de beoordeling of effecten voorkomen, gemitigeerd of gecompenseerd kunnen worden. Negatieve effecten als gevolg van een energiebesparende maatregel Soms is door de beperking van de onderzoeksmogelijkheden het lastig om een reële inschatting van het effect te maken. Het is bekend dat het na-isoleren van spouwmuren er voor zorgt dat vleermuizen hun vaste rust en verblijfplaats verliezen. Op stedelijk niveau zijn dit relatief grote oppervlaktes. De verwachting is dat dit een grote impact heeft op populaties. Vaste rust- en verblijfsplaatsen Een belangrijke eigenschap van vleermuizen is dat ze over meerdere vaste rust- en verblijfplaatsen beschikken en gebruiken. Dit heeft tot gevolg dat een verblijfsplaats die gebruikt wordt, maar waarvan de vleermuizen op het moment dat het onderzoek wordt uitgevoerd niet aanwezig zijn, over het hoofd kan worden gezien. Daarom is het van belang dat gebieden die geschikt zijn om als verblijfplaats te dienen ook inzichtelijk worden gemaakt. Vaste rust- en verblijfplaatsen die geschikt zijn maar waar de soort niet is vastgesteld moeten ook in beeld gebracht worden. Wanneer deze locaties verdwijnen, maakt dat een vleermuizenpopulatie kwetsbaar. En in het kader van de Generieke Aanpak waarbij de gunstige staat van instandhouding geborgd wordt, betekent dit een beperking van de ontwikkelingsruimte. Naarmate er meer potentieel geschikt gebied verdwijnt, zal het steeds belangrijker worden om actuele functies (vaste rust- en verblijfplaatsen, vliegroutes en migratieroutes) te behouden. Hoewel inventariseren van alle potentieel geschikte locaties in het veld mogelijk is blijft het een momentopname. Lang niet alle activiteiten zijn vergunningplichtig zodat het alleen met een regelmatige update mogelijk is om een vinger aan de pols te houden ten aanzien van potentieel geschikte verblijfsplaatsen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 52
Andere onderzoeksmethode Door gebruik te maken van een gevalideerd vleermuismodel (gepubliceerd in een wetenschappelijk vakblad) kan er een reële inschatting worden gemaakt hoe het landschap door welke vleermuissoort gebruikt wordt. Deze methode wordt in het buitenland met succes toegepast. Hier door is het niet meer nodig om vlakdekkend onderzoek te doen in het plangebied naar potentiële functies. Wanneer de geplande ruimtelijke ontwikkelingen gevisualiseerd zijn en worden gekoppeld aan het model ontstaat er een beeld waar zich mogelijk knelpunten en kansen gaan voordoen. Dit dient in het veld getoetst te worden door een deskundige.
Een beschrijving van de mitigerende en compenserende maatregelen In dit onderdeel wordt aandacht besteed aan maatregelen die de negatieve effecten kunnen voorkomen, kunnen verzachten (mitigeren) en kunnen compenseren. Eerder is al beoordeeld of bepaalde negatieve effecten voorkomen, gemitigeerd of gecompenseerd moeten en kunnen worden. Door de Generieke Aanpak Natuur wordt er niet alleen naar het lokale effect gekeken dat ontstaat als gevolg van een ruimtelijke ingreep, maar wordt het effect beoordeeld op gebiedsniveau. Dit omdat het benutten van kansen er voor kan zorgen dat op gebiedsniveau er dus danig veel voorzieningen zijn gerealiseerd dat het lokale effect als gevolg van het verdwijnen van een functie als vaste rust- en verblijfsplaats ruim voldoende aanwezig is. Werkwijze: ● Maak inzichtelijke welke effecten er lokaal te verwachten zijn (zie vorige stap) ● Geef aan of deze effecten voorkomen kunnen worden, gemitigeerd of gecompenseerd moeten worden; hiervoor kan onderstaande tabel worden gebruikt. ● Maak de benutte kansen inzichtelijk ● alle mitigerende en compenserende maatregelen geregistreerd te worden op een digitale kaart (GIS-omgeving).
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 53
Tabel: Per ruimtelijke ontwikkeling wordt in eerste instantie inzichtelijk gemaakt welke effecten er lokaal te verwachten zijn zodat er vervolgens op gebiedsniveau een afweging gemaakt kan worden van de uit te voeren maatregelen. Type maatregel =>
Voorkomen
Mitigeren
Compenseren
Effect per soort:
Een conclusie en aanbevelingen Er wordt geconcludeerd hoeveel beschermde soorten er in het onderzoek zijn vastgesteld. En er worden conclusies getrokken over het aanwezige geschikte leefgebied van soorten die al dan niet zijn vastgesteld in het onderzoeksgebied. In dit deel wordt er een uitspraak gedaan over de lokale staat van instandhouding (gemeentelijk niveau). Vervolgens wordt daar de conclusie aan verbonden of er gemitigeerd of gecompenseerd moet worden en op welke termijn dit uitgevoerd moet zijn. Ook wordt er de conclusie getrokken welke kansen zich voor doen voor flora en fauna bij de te verwachte (type) ruimtelijke ontwikkelingen. Gebruikte bronnen Bij onderzoek naar flora en fauna is het van belang om inzichtelijk te maken welke bronnen er gebruikt zijn. Dit onder andere van belang bij herhaling van het onderzoek. ● ● ● ●
bestaande gegevens; diverse bronnen. ecologische onderzoeksrapporten lokale omstandigheden ecologische onderzoeksrapporten landelijke omstandigheden literatuur over ecologie
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 54
BIJLAGE 4: Ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen
In deze stap van het Soortenmanagementplan is het van belang om vooruit te kijken en een reële inschatting te maken van de verwachtte ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaar. Het gaat daarbij om alle ruimtelijke: ● ●
Relatief kleine en kort durende ontwikkelingen en ingrepen door particulieren / bedrijven / organisaties Relatief grote en lang durende ontwikkelingen en ingrepen door bedrijven / organisaties
Deelnemen aan een Soortenmanagementplan in het kader van een Generieke Aanpak zou dan een goede investering zijn. De aanvrager van de Generieke Ontheffing neemt het initiatief tot het smeden van een samenwerkingsverband in dit kader. De volgende stappen worden daarbij doorlopen: Inventariseer de initiatiefnemers en de belangenorganisaties: Stap A: ● provincie, waterschap, gemeente ● bouw- en recreatiebranche Stap B: Maak het gezamenlijk belang inzichtelijk ● Het belang voor organisaties is de grote mate van zekerheid over de locatie / gemeente als vestigingsklimaat wanneer er door het bevoegd gezag een Generieke Ontheffing wordt afgegeven. ● Geen vertragingen meer als gevolg van lopende natuurtoetsen ● Een gemeenschappelijk belang is een goede basis voor een duurzame samenwerking ● Zet in op het benutten van kansen. Maak concrete afspraken en leg deze vast: Stap C: ● In een convenant (gemeentelijk of regionaal GAN-convenant) ● met concrete afspraken over kwaliteit, realisatietermijn, beheer en onderhoud, monitoring, evaluatie en investering. ● Belangrijk is dat de wijze van samenwerking; het proces, met de GAN-partners afgestemd en beschreven wordt. Zonder een goed proces is de kans van slagen op een goede samenwerking gering. Rollen en verantwoordelijkheden moeten voor alle partners helder zijn. Dit is cruciaal wanneer er ingezet wordt het benutten van kansen. ● Vanuit dit convenant dient iedere deelnemende organisatie ook gecontroleerd te worden.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 55
Stap D: Beschrijf en visualiseer de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ● Alle geplande activiteiten voor de komende 10 jaar die een negatief effect kunnen hebben op beschermde flora en fauna worden geïnventariseerd. ● Visualiseer alle ruimtelijke ingrepen met betrekking tot sloop, bouw en werkzaamheden aan het dak waarvoor een omgevingsvergunning of is afgegeven of waarvoor een melding is gedaan, op dezelfde digitale kaart (GIS-omgeving). ● Breng ook ingrepen als restauratie, renovatie en na-isolatie van spouwmuren in beeld. Deze hebben namelijk ook negatieve gevolgen voor gebouwbewonende soorten, zoals vleermuizen, Gierzwaluw en Huismus. Om de lokale gunstige staat van instandhouding in te kunnen schatten, is dat van belang. Sloopwerkzaamheden hebben een grote impact op vaste rust en verblijfplaatsen Door de impact die sloopwerkzaamheden kunnen hebben op de lokale omstandigheden, namelijk het verdwijnen van vaste rust- en verblijfplaatsen, kunnen ze een groot negatief effect veroorzaken. Vanuit de Generieke Aanpak waarbij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen op gebiedsniveau gespiegeld wordt aan de onderzochte flora en fauna is het van belang om ook sloopmeldingen te registreren en te visualiseren op een digitale kaart. Voor sloopwerkzaamheden waar alleen een melding van de activiteit bij de gemeente voldoende is, is het van groot belang dat de gemeente naar alle partijen goed communiceert dat zij altijd zelf verantwoordelijk blijven voor het in acht nemen van de Zorgplicht onder de Flora- en Faunawet.
Als tussenstap voor het registreren van de ruimtelijke ontwikkelingen kan er gebruik gemaakt worden van onderstaande tabel.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 56
Tabel: Overzicht per wijk waar welke organisatie een initiatief heeft voor een ruimtelijke ontwikkeling en de daaruit voortvloeiende maatregelen. Deze tabel is de basis voor een digitale Ruimtelijke Ontwikkelingskaart. Deze tabel is ingevuld met een voorbeeld.
Organisatie Gemeente
Ontwikkeling Industrieterrein ontwikkelen
Provincie
Provinciale weg aanleggen
Maatregel bouwrijp maken, bouwen, dempen, groenzones aanleggen. bouwrijp maken, licht realiseren, barrières opheffen door ecoduiker.
Waterschap Ondernemers Branche organisaties
Resultaat ● Het is resultaat is een digitale kaart met de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaar. ● Het resultaat is een convenant met verschillende partners.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 57
BIJLAGE: 5 Beschrijf de kansen
Met de verschillende partners uit het convenant van de Generieke Aanpak Natuur wordt er ingezet op kansen. Er ontstaat samenwerking door het uitwisselen van werkzaamheden. Hieronder volgt in het kort de werkwijze voor het kunnen benutten van kansen. Hiervoor wordt sterk de verbinding gezocht met de stappen de genoemde andere stappen uit het SMP. Werkwijze het benutten van kansen ● ● ● ●
●
●
● ●
Haak aan op het afgesproken samenwerkingsproces bij de stap Ruimtelijke Ontwikkelingen Inventariseer kansen die zich voordoen middels het concept van Natuurinclusief bouwen; hiervan zijn al veel voorbeelden op de markt. Geef bekendheid aan goed benutte kansen; bijvoorbeeld wanneer een investering in het natuurinclusief bouwen inderdaad het verwachte of gewenste resultaat oplevert. Koppel positieve resultaten terug aan de GAN-partners en daarbuiten. Gebruik het voor pr om te laten zien dat Groene Groei volgens het concept van een duurzame economie mogelijk is. In het flora en faunaonderzoek zijn ook de potentieel geschikte leefgebieden in beeld gebracht. Deze gebieden dienen prioriteit te krijgen bij het benutten van kansen. Dit kan betekenen dat deze gebieden beschermd worden om ruimtelijke ontwikkeling elders mogelijk te maken. Door in te zetten op kansen en deze zo veel mogelijk te benutten bij het uitvoeren van ruimtelijke ontwikkelingen wordt een populatie minder kwetsbaar. Daardoor ontstaat er ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling meer flexibiliteit. De kansen die zich voordoen, worden gevoed vanuit het flora en faunaonderzoek en de ruimtelijke ingrepen. Uit het onderzoek wordt duidelijk waar (mogelijke) barrières aanwezig zijn. Door deze barrières op te heffen. Dit is bijvoorbeeld cruciaal bij infrastructurele werkzaamheden.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 58
Vleermuizen en barrières Het wegnemen van bestaande barrières kan een relatief eenvoudige en goedkope manier zijn om kansen te benutten. Bekende voorbeelden voor het opheffen van barrières voor vleermuizen zijn: - het realiseren van hop-overs bij een weg - ander armatuur toepassen - het aantal lux / lumen bij lichtbronnen reduceren - het aanbrengen van groen ten geleiding van vleermuizen of als afscherming van een lichtbron
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 59
BIJLAGE: 6 Beschrijf de uit te voeren maatregelen De maatregelen die in het Soortenmanagementplan beschreven worden mogen geen verrassing zijn voor de GAN-partners. Tabel: Totaal overzicht van maatregelen die voortvloeien uit het Soortenmanagementplan. Dit overzicht kan gebruikt worden voor het afstemmen van activiteiten tussen de GANpartners onderling. Stappen =>
Flora en Faunaonderzoek
Ruimtelijke Ontwikkelingen
Benutten van kansen
Periode van uitvoeren.
Maatregel
Voor het beschrijven van de uit te voeren maatregelen worden de volgende aandachtspunten gegeven: ● ● ● ●
●
●
Geef aan wie de uitvoering coördineert Geef aan wie de uitvoering controleert. Voor tabel 1 geldt een vrijstelling Voor tabel 2 geldt een vrijstelling wanneer er gewerkt wordt volgens een goed gekeurde gedragscode. Maatregelen die negatieve effecten hebben op tabel soorten Flora- en Faunawet kunnen volgens de werkwijze van een goed gekeurde gedragscode uitgevoerd worden. De gevolgde gedragscode dient geregistreerd te worden en gekoppeld te worden aan de betreffende maatregel zodat er bij dit bij een eventuele controle vanuit Toezicht & Handhaving aangetoond kan worden. Voor tabel 3 geldt een vrijstelling wanneer er gewerkt wordt volgens een goed gekeurde generieke ontheffing, maar komen onder de Generieke Ontheffing te vallen. Dit eisen die aan de uitvoering worden gesteld vanuit de Generieke Ontheffing komen als aanvullende maatregel in het hoofdstuk maatregelen in het SMP te staan. Beschrijf het moment van uitvoeren; Voorkom onnodige verstoring door op het juiste of op het minst kwetsbare moment maatregelen uit te voeren. Hiervoor wordt verwezen naar de vele gedragscodes met betrekking ruimtelijke ingrepen die door de minister zijn goed gekeurd; http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/vergunning-enontheffing/dossiers/dossier/flora-en-faunawet-ruimtelijke-ingrepen/stap-5gedragscode-gebruiken/overzicht-van-de-gedragscodes
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 60
●
Alle maatregelen die van negatieve invloed kunnen zijn worden geregistreerd en gevisualiseerd. Voorkomen moet worden dat er cumulatieve effecten ontstaan; nauwkeurige registratie en boekhouding zijn van belang om dit sluipende proces in te kunnen schatten.
Kansen Er wordt beschreven wat deze ontwikkelingen concreet inhouden voor wat betreft de uit te voeren maatregelen. De realisatie van een industrieterrein bijvoorbeeld is een ruimtelijke ontwikkeling. De maatregelen die hieruit voortvloeien zijn onder andere; kappen, slopen, dempen, graven, infrastructuur aanleggen, bouwrijp maken en bouwen. Deze maatregelen zijn direct van invloed op het voorkomen van soorten als gevolg van verstoring en het verdwijnen van leefgebied. Anderzijds kan het ook kansen bieden door het duurzaam realiseren van leefgebied. Voorbeelden hiervan zijn onder andere het aanleggen van droge en natte groenstructuren waarbij gebruik gemaakt wordt van flauwe oevers en inheemse beplanting. Het natuurinclusief bouwen waarbij vleermuissoorten en vogels zoals Gierzwaluw en Huismus een duurzaam onderkomen krijgen zijn hier de bekendste voorbeelden van. Weidevogels en de Generieke Aanpak Natuur Percelen waar weidevogels jarenlang tot broeden blijven kwetsbaar. Zonder een ontheffing is het mogelijk om buiten de broedperiode de gronden anders in gebruik te nemen of in te richten ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 61
BIJLAGE: 7 Overzicht kaarten en middelen bij proces Generieke Aanpak Natuur Stap
Middel
Verantwoordelijke partij
Gemeentelijke visie
Structuurvisie
Gemeente
Soortenmanagementplan
Initiatiefnemer
Flora en Faunaonderzoek
Digitale kaart het plangebied en onderzoeksgebied.
Aanvrager Generieke Ontheffing
Digitale kaart met opgelegde en uitgevoerde mitigerende en compenserende maatregelen. Aansluiting NDFF Ruimtelijke ontwikkelingen
GAN-convenant
Gemeente / RUD of aanvrager
Digitale kaart voor het vast leggen van alle ruimtelijke ingrepen met betrekking tot sloop, bouw en werkzaamheden aan het dak waarvoor een omgevingsvergunning of is afgegeven of waarvoor een melding is gedaan.
Gemeente / RUD of aanvrager
Kansen
Op basis van potentieel geschikte leefgebied de kansen aangeven met een digitale kaart.
Convenantpartners
Maatregelen
Zie ruimtelijke ontwikkeling, flora en faunaonderzoek en de kansen voor flora en fauna.
Convenantpartners
Toezicht houden & Handhaven
Registratie van meldingen
Aanvrager Generieke Ontheffing
Dit betreft niet een uitputtende lijst. Wanneer er in de toekomst meer bruikbare middelen worden ontwikkeld dan wordt deze lijst daarmee aangevuld.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 62
BIJLAGE: 8 Bronnenoverzicht Voor het tot stand komen van dit document zijn er gesprekken gevoerd of is er contact geweest met de volgende organisaties: De Zoogdierenvereniging, Gemeente Amersfoort, Gemeente Utrecht, Gemeente Zwolle, Het RUD-Kennispunt Natuurwetgeving, Groen & Ecologie Overijssel, De GaN, Regelink Ecologie & Landschap, Bureau Eelerwoude, TAUW, Ecoconsultancy, Provincie Flevoland, Provincie Overijssel. Bekker, R.M. et al. 2012.: Rapportage risicoanalyse Flora- en Faunawet voor Rijkswaterstaat regio Oost-Nederland. Rapport GaN-2012/07, Gegevensautoriteit Natuur Wageningen. Conceptwijzer juni 2011, Tijdelijke Natuur, permanente winst, InnovatieNetwerk. Google maps; M.E.A. Broekmeyer, J.G.M. van der Greft-van Rossum en M.E. Sanders, 2013. De Natuurtoets in de omgevingsvergunning: Inventarisatie van (internet)bronnen. Wageningen, Alterra-rapport 2428. Schmidt, A.M. en P. H. Kersten 2012. De Natuurwetgeving binnen het omgevingsrecht. Nieuwe ontwikkelingen en de huidige praktijk. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2302. Vleermuizen en planologie (cursusmap);VZZ 2009, Wageningen.
Op weg naar een Generieke Aanpak Natuur 63