Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo -
Algemene daling in aantal mbo-studenten. Deze daling wordt grotendeels veroorzaakt door de afname van het aantal leerwerkplekken.
-
Vooral onbalans in vraag en aanbod leerwerkplekken in technische en economische sector.
-
Tekort aan arbeidskrachten in technische sector op lange termijn dreigt.
-
Er wordt €80 miljoen bezuinigd op kenniscentra
1. Inleiding Van de totale beroepsbevolking heeft ongeveer 40% een mbo-diploma en op dit moment volgen in Nederland zo’n 500.000 leerlingen een mbo-opleiding.1 Het mbo kent twee trajecten: of je krijgt overwegend onderwijs en loopt daarnaast ook stage (Beroeps Opleidende Leerweg – BOL) of je gaat meteen aan het werk en volgt daarnaast één dag in de week onderwijs (Beroeps Begeleide Leerweg – BBL). Voor dat laatste traject geldt in de meeste gevallen dat je als leerling een reguliere baan hebt bij een leerwerkbedrijf en je daarnaast een opleiding volgt. Deze worden geaccrediteerd als leerbedrijf door 17 kenniscentra. Het voortbestaan van het BBL-traject in het mbo hangt dus af van de beschikbaarheid en benutbaarheid van leerwerkplekken. Meer dan de helft van de mbo-studenten gaat direct na hun opleiding de arbeidsmarkt op. De andere helft studeert verder aan het hbo. De jongeren die een BBL-traject hebben gevolgd, blijven in meer dan 80% van de gevallen werken voor het leerwerkbedrijf waar zij al tijdens hun opleiding werkten.2 2. Sterke daling leerwerkplekken Uit de cijfers van de instroom in het mbo van de afgelopen vier jaar komt een sterk dalende trend naar voren. Sinds 2010 daalt het aantal studenten op het mbo, van 519.515 in 2010 naar 506.066 in 2012. Deze daling wordt bijna geheel veroorzaakt door een sterke afname van het aantal studenten dat het BBL-traject volgt, van 164.892 in 2010 naar 147.402: een afname van 17.490 leerlingen. Trend: Algemene daling in aantal mbo-studenten door de afname van studenten met een leerwerkplek (BBL-traject).
1 2
Cijfers DUO (bewerkt door EB Management, 2013) SBB Barometer, december 2012
1
Tabel 1: Aantal studenten BOL en BBL 2008-2012 (Bron: DUO, bewerkt door EB Management, 2013)
De grootste daling is te onderscheiden in de sector techniek, maar ook in de sector economie daalt het aantal studenten met een BBL-plek. De stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) wijst de economische crisis als belangrijkste oorzaak aan. Deze zorgt niet alleen voor minder plekken maar leidt er ook toe dat de leerwerkbedrijven hogere eisen stellen aan studenten. Dit is vooral nadelig voor jongeren die een opleiding op niveau 1 of 2 volgen: zij krijgen concurrentie van mbo-studenten van een hoger niveau. Ook voor studenten van niveau 4 is er druk van bovenaf: hbo’ers hebben moeite stageplaatsen te vinden en komen zo soms op een plek onder hun niveau terecht waardoor ze mbo-studenten verdringen. Trend: Grootste daling sinds 2008 van het aantal studenten met een leerwerkplek in sectoren techniek en economie.
Tabel 2: Ontwikkeling BBL per sector (Bron: DUO, bewerkt door EB Management, 2013)
2
3. Zorgelijke situatie sector techniek De sector techniek, waar onder andere bouw & infra en transport & logistiek onder vallen, heeft het meest te kampen met een grote terugloop van het aantal studenten op leerwerkplekken. Zo is het aantal eerstejaars in de afgelopen vier jaar met 50% gedaald. In alle andere sectoren daalt het aantal BBL-plekken ook, wat wijst op het feit dat de daling in BBL-plekken in de sector techniek ook niet intersectoraal wordt opgevangen, zoals te zien is in tabel 3. In de laatste vier jaar is het totale aantal studenten dat een BBL-traject volgt in de sector techniek met 16.610 afgenomen, zoals in tabel 2 te zien is. Trend: Sterke daling instroom eerstejaars BBL in de sectoren techniek, economie en zorg & welzijn.
Tabel 3: Aantal eerstejaars BBL sector Techniek 2008-2012 (Bron: DUO, bewerkt door EB Management, 2013)
Geen opvang daling BBL door BOL De absolute terugloop in BBL-studenten in de sector techniek wordt niet volledig opgevangen door meer BOL-studenten, een ontwikkeling die normaal gesproken wel verwacht wordt. Zo stelt het Sociaal Akkoord van april 2013 (Stichting van de Arbeid, pp 38) dat jongeren die geen BBL-plek kunnen vinden, naar een BOL opleiding moeten kunnen uitwijken. In de sector techniek blijkt dit niet op te gaan. Uit tabel 4 blijkt dat de daling van het aantal jongeren dat een BBL-traject volgt niet wordt opgevangen door een evenredig stijging van het aantal jongeren in een BOL-traject. Uit de discrepantie tussen de daling van het aantal BBL-plekken en de stijging van het aantal BOL-plekken valt op te maken dat 2635 jongeren in 2011 niet aan een mbo-opleiding zijn begonnen door een gebrek aan BBL-plekken. Feit: Sterke daling aantal BBL-studenten wordt niet gecompenseerd door stijging aantal BOLstudenten.
3
Tabel 4: Ontwikkeling bol/bbl – sector techniek – 2008-2012 (Bron: DUO, bewerkt door EB Management, 2013)
Topsectoren De ontwikkeling van de Nederlandse economie zal de komende jaren sterk worden gestuurd door de acht topsectoren. Elke topsector heeft de afgelopen twee jaar een zogenaamde ‘Human Capital Agenda’ gepubliceerd.3 Hierin worden per topsector de verwachtingen over de vraag en aanbod van arbeidskrachten gepresenteerd, zoals de vervangingsvraag: ‘Hoeveel arbeidsplekken komen er in de komende tien jaar vrij en op welk opleidingsniveau?’ De sectoren logistiek en high tech verwachten dat er in de loop naar 2020 een tekort van respectievelijk 60.000 en 30.000 mbo-opgeleiden zal zijn. Deze tekorten worden voornamelijk veroorzaakt door de aankomende vergrijzing. De topsectoren geven zelf aan dat deze tekorten eerder te laag dan te hoog worden ingeschat. Verwachting: Tekort aantal mbo-opgeleiden voor topsectoren logistiek en high tech. 4. Financiering Naast problemen die studenten ondervinden wanneer zij niet terecht kunnen bij de opleiding van hun keuze, zullen ook de instellingen last ondervinden van de teruggang van het aantal leerlingen. De financiering van de instellingen hangt immers voor een groot deel af van het aantal studenten. Ervan uitgaande dat studenten meerdere jaren achtereen bij een instelling onderwijs volgen, zal de daling van de instroom van eerstejaars pas na een paar jaar financiële gevolgen hebben. Dan is immers de grote groep die in 2009 en 2010 nog instroomde klaar en is de totale studentenpopulatie definitief kleiner. Dit zal leiden tot minder inkomsten en grote aanpassingen vragen in het financiële beleid van de instellingen. Verwachting: Onzekere financiële positie van onderwijsinstellingen wanneer in de toekomst de studentenpopulatie definitief kleiner is.
3
www.top-sectoren.nl/humancapital
4
5. Conclusies -
Scholieren kunnen niet de opleiding volgen die bij hen past: het aanbod van leerwerkplekken voldoet in alle grote sectoren niet aan de vraag. In de sector techniek neemt deze mismatch zorgelijke proporties aan. Hierdoor kunnen jongeren niet een opleiding volgen die zij willen en die ze, in lijn met hun capaciteiten, gedegen op de arbeidsmarkt voorbereid.
-
De daling van het aantal deelnemers van een BBL-traject techniek, wordt niet opgevangen door BBL-trajecten in andere sectoren of BOL-trajecten.
-
Door structurele daling van het aantal leerlingen in het mbo zullen de scholen binnenkort te maken krijgen met een aanzienlijke afname van hun financiële middelen.
-
Zonder maatregelen ter realisatie van extra leerwerkplekken zal er binnen een paar jaar een tekort ontstaan aan personeel in de technische sectoren.
6. Aanbevelingen: De terugname van het aantal BBL-plekken wordt niet effectief aangepakt door het kabinet. Een aantal voorgenomen maatregelen zal het tekort zelfs vergroten of leiden tot een uitholling van het BBL-traject. Daarom adviseert FNV Jong het volgende: -
Bescherm studenten tegen het uithollen van BBL-trajecten. Voorbeelden hiervan zijn de voornemens om twee studenten op één plek op te leiden of het vervangen van BBL-trajecten door BOL-trajecten. Studenten komen zo niet meer op de juiste opleidingsplek terecht wat leidt tot een mismatch en een grotere kans op uitval.
-
Trek meer leerwerkbedrijven aan en zorg dat het voor hen goedkoper wordt om leerlingen een leerwerkplek te geven. Door de economische crisis is het voor bedrijven moeilijker een leerwerkplek te financieren en zijn er dus meer leerwerkbedrijven nodig voor evenveel leerwerkplekken.
-
Zorg dat studenten niet in een moeilijke financiële positie worden gedwongen. Bedrijven zien zich nu soms genoodzaakt veel minder loon (€2 per uur) uit te betalen aan een BBL’er dan een gewone werknemer, terwijl zij vaak zelfs hetzelfde werk doen wat ze eerder deden toen zij nog geen opleiding volgden. Dit maakt het onaantrekkelijker een opleiding te volgen en werkt uitval in de hand.
-
Licht mbo-studenten voor over álle kansen die zij hebben op het gebied van opleiding en onderwijs. Er zijn ook mogelijkheden om hun werkervaring te verzilveren door middel van ervaringscertificaten of vrijstellingsregelingen. Dit kan hun opleidingsproces versnellen en schat hun al opgedane werkervaring op waarde.
-
Bezuinig niet op de kenniscentra. Zij zijn een onmisbare schakel tussen het beroepsonderwijs en bedrijfsleven. In deze tijden van crisis zijn zij de ideale partner voor het creëren van meer geaccrediteerde BBL-plekken en het tegengaan van de jeugdwerkloosheid. De voorgenomen bezuinigingen op de kenniscentra zullen averechts werken. 5